ONTWERPRESOLUTIE over het burgerinitiatief “End the Cage Age”
2.6.2021 - (2021/2633(RSP))
Francisco Guerreiro
namens de Verts/ALE-Fractie
B9‑0302/2021
Resolutie van het Europees Parlement over het burgerinitiatief “End the Cage Age”
Het Europees Parlement,
– gezien het Europees burgerinitiatief (ECI) “End the Cage Age” (ECI(2018)000004),
– gezien de openbare hoorzitting over het Europees burgerinitiatief “End the Cage Age” van 15 april 2021,
– gezien artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren[1],
– gezien Eurobarometer 442 over de houding van de Europeanen ten aanzien van dierenwelzijn, waarin werd geconcludeerd dat 82 % van de EU‑burgers vindt dat het welzijn van landbouwhuisdieren beter moet worden beschermd dan nu het geval is,
– gezien artikel 222, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,
– gezien het advies van het Europees Comité van de Regio’s over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3637/2018), en met name amendement 65,
A. overwegende dat dieren in artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als wezens met gevoel worden beschouwd en de lidstaten worden opgeroepen om ten volle rekening te houden met hetgeen vereist is voor hun welzijn;
B. overwegende dat dierenwelzijn volgens de definitie van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) betekent dat een dier gezond is, genoeg plek heeft, goed wordt gevoerd, zich veilig voelt, vrij is om normale gedragspatronen te vertonen en niet lijdt onder gevoelens als angst, pijn en nood;
C. overwegende dat in de “van boer tot bord”-strategie wordt erkend dat het dierenwelzijn dringend moet worden verbeterd en dat het toepassingsgebied ervan moet worden uitgebreid, waarbij de nadruk moet worden gelegd op de voordelen ervan voor dieren, de voedselkwaliteit, de verminderde behoefte aan medicatie en het behoud van de biodiversiteit;
D. overwegende dat het burgerinitiatief “End the Cage Age” 1,4 miljoen gevalideerde handtekeningen heeft ontvangen en het eerste geldige initiatief voor landbouwhuisdieren is;
E. overwegende dat het burgerinitiatief een belangrijk instrument is, dat burgers voor het eerst de mogelijkheid biedt voorstellen voor verordeningen, richtlijnen en andere beleidsontwikkelingen te doen;
F. overwegende dat elk jaar meer dan 300 miljoen landbouwhuisdieren in de EU voor een deel van of hun hele leven in kooien worden opgesloten, hetgeen onnodig en vermijdbaar lijden vormt, aangezien er alternatieve landbouwsystemen (waarbij dieren niet worden opgesloten) beschikbaar zijn;
G. overwegende het Europees Comité van de Regio’s ertoe heeft opgeroepen het gebruik van kooien in de hele Europese Unie geleidelijk en op geplande wijze uit te faseren;
H. overwegende dat uit een in opdracht van de Europese Onderzoeksdienst verrichte studie blijkt dat systemen waarbij dieren niet in kooien worden opgesloten in Europa mogelijk zijn, en financiële en beleidsmaatregelen voor de korte termijn, en wetgeving voor de lange termijn worden voorgesteld;
I. overwegende dat de COVID‑19-crisis duidelijk heeft gemaakt dat industriële landbouwpraktijken en de daarmee gepaard gaande vernietiging van natuurlijke habitats het risico van nieuwe pandemieën in zich dragen;
J. overwegende dat passende financiële investeringssteun moet worden gewaarborgd om – op korte termijn – tot systemen zonder kooien te komen, alsook tot rechtvaardigere economische opbrengsten in de toeleveringsketen om de productiekosten te dekken;
K. overwegende dat deze financiële steun met name via fondsen en maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet worden verstrekt;
L. overwegende dat in het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over dierenwelzijn in de EU werd opgemerkt dat de lidstaten slechts beperkt gebruikmaken van GLB‑fondsen om de doelstellingen op het gebied van dierenwelzijn te verwezenlijken;
M. overwegende dat in een studie van het Instituut voor een Europees milieubeleid wordt geconcludeerd dat stoppen met het in kooien houden van dieren, als onderdeel van een transformatieve verandering in de veehouderij, de landbouw duurzamer zou kunnen maken en de kwaliteit van de werkgelegenheid op het platteland zou kunnen verbeteren[2];
1. roept de Commissie op om een herziening voor te stellen van Richtlijn 98/58/EG van de Raad inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren, met inbegrip van de uitfasering van het gebruik van kooien voor landbouwhuisdieren in de EU vóór 2027;
2. benadrukt hoe belangrijk het is te voorzien in steun voor landbouwers tijdens deze verschuiving naar duurzamere landbouwpraktijken, door passende stimulansen in te voeren en beter gebruik te maken van financieringsprogramma’s; merkt op dat deze stimulansen en financieringsprogramma’s vaak al bestaan, met name in het kader van het GLB, en dat de lidstaten er ten volle gebruik van moeten maken;
3. herinnert eraan dat sommige EU‑lidstaten reeds nationale wetgeving hebben aangenomen om bepaalde vormen van landbouw met kooien te verbieden die verder gaat dan de minimumnormen van de EU, hetgeen de urgentie van wetgeving op EU‑niveau groter maakt, teneinde een gelijk speelveld voor landbouwers in de hele EU te waarborgen;
4. merkt op dat kooien voor een grote meerderheid van de soorten al verboden zijn in de biologische landbouw in de EU en dat een uitbreiding van dit verbod tot alle landbouwsystemen de groei van de biologische sector aanzienlijk zou kunnen stimuleren, in overeenstemming met de doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie voor 2030;
5. betreurt dat de Commissie de “van boer tot bord”-strategie niet heeft gebruikt om het GLB te hervormen; wijst erop dat geen van de doelstellingen en streefcijfers die in het kader van de “van boer tot bord”-strategie geformuleerd zijn, inclusief verbetering van het dierenwelzijn, zullen worden verwezenlijkt als ze niet worden gekoppeld aan overeenkomstige streefcijfers en maatregelen in de nationale en regionale strategische plannen; verzoekt de Commissie bij de beoordeling van deze strategische plannen te garanderen dat zij aansluiten op de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie; dringt erop aan het GLB‑monitoringsysteem zo op te zetten dat de bijdrage van het GLB aan de doelstellingen en streefcijfers van de “van boer tot bord”-strategie kan worden gevolgd;
6. benadrukt dat intensieve veehouderijpraktijken, waaronder landbouw met kooien, een verhoogd risico vormen voor de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie en voor het ontstaan van nieuwe pandemieën, zoals duidelijk is gebleken tijdens de COVID‑19-pandemie, en dat niet alleen vanwege de hoge dichtheid van dieren maar ook vanwege de door de productie veroorzaakte aantasting van natuurlijke ecosystemen en de biodiversiteit; roept de EU op geen steun meer te verlenen aan intensieve productiemethoden, en inspanningen te leveren om de vleesconsumptie terug te dringen;
7. verzoekt de Commissie er via een alomvattende evaluatie voor te zorgen dat het handelsbeleid van de EU in overeenstemming wordt gebracht met de doelstellingen van de Europese Green Deal; roept op tot een verbod op invoer die niet in overeenstemming is met de EU‑normen op het gebied van dierenwelzijn, waaronder het toekomstige verbod op het gebruik van kooien; verzoekt de Commissie en de lidstaten doeltreffende controles op ingevoerde producten te ontwikkelen, teneinde ervoor te zorgen dat ze aan de EU‑normen inzake dierenwelzijn voldoen, naast haar bestaande kwaliteits- en veiligheidsvoorschriften;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en aan de Raad, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.