Ontwerpresolutie - B9-0334/2021Ontwerpresolutie
B9-0334/2021

ONTWERPRESOLUTIE over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht

7.6.2021 - (2021/2738(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Dimitrios Papadimoulis, José Gusmão
namens de Fractie The Left

Procedure : 2021/2738(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0334/2021
Ingediende teksten :
B9-0334/2021
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9-0334/2021

Resolutie van het Europees Parlement over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht

(2021/2738(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien de artikelen 174 en 175 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

 gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit[1] (de RRF-verordening),

 gezien zijn resolutie van 20 mei 2021 over het recht van het Parlement op informatie over de lopende beoordeling van de nationale plannen voor herstel en veerkracht[2],

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de RRF-verordening is aangenomen volgens de gewone wetgevingsprocedure;

B. overwegende dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility – RRF) een uniek instrument is wat zijn volume en financieringswijzen betreft; overwegende dat de Commissie zich voor het eerst voorbereidt op de uitgifte van gemeenschappelijke schuldbewijzen van de EU, aangezien alle EU-lidstaten inmiddels het eigenmiddelenbesluit hebben geratificeerd[3];

C. overwegende dat democratische en parlementaire controle op de uitvoering van de RRF alleen mogelijk is als het Parlement daar in alle stadia volledig bij wordt betrokken;

D. overwegende dat overeenkomstig artikel 26 van de RRF-verordening een herstel- en veerkrachtdialoog wordt gevoerd om te zorgen voor meer transparantie en een grotere verantwoordingsplicht en om de Commissie in de gelegenheid te stellen het Parlement informatie te verstrekken over onder meer de nationale plannen voor herstel en veerkracht (NPHV’s) van de lidstaten en de beoordeling daarvan;

E. overwegende dat het Parlement zijn standpunten over de kwesties die in het kader van de herstel- en veerkrachtdialoog zijn besproken kenbaar maakt, onder meer via resoluties en uitwisselingen met de Commissie; overwegende dat de Commissie met deze standpunten rekening moet houden;

F. overwegende dat de RRF is gebaseerd op artikel 175 VWEU, waarmee wordt getracht de in artikel 174 VWEU beschreven doelstellingen te verwezenlijken;

G. overwegende dat met betrekking tot de sociale dimensie van de RRF in de verordening is vastgelegd dat de algemene doelstelling de bevordering van economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie is door de sociale en economische gevolgen van de crisis, met name voor vrouwen, te beperken, een bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten en aan opwaartse sociale convergentie en hoogwaardige werkgelegenheid te bevorderen;

H. overwegende dat de specifieke doelstelling van de RRF bestaat in het verstrekken van financiële steun aan de lidstaten om hen te helpen de mijlpalen en streefdoelen van de hervormingen en investeringen zoals vastgelegd in hun NPHV’s te bereiken; overwegende dat dit betekent dat alle maatregelen in de plannen (met inbegrip van digitale en groene investeringen) en overeengekomen hervormingen en investeringen moeten bijdragen aan de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, het scheppen van hoogwaardige banen en opwaartse sociale convergentie; overwegende dat acties die niet bijdragen tot deze sociale doelstellingen, niet in overeenstemming zijn met de vereisten van de RRF-verordening;

I. overwegende dat de lidstaten in de regel uiterlijk op 30 april 2021 hun NPHV’s bij de Commissie moeten hebben ingediend; overwegende dat tot op heden 23 lidstaten hun NPHV’s bij de Commissie hebben ingediend;

1. is van mening dat de RRF een historisch EU-instrument is om de lidstaten te helpen de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie te verlichten, hun economieën op sterke en duurzame groeitrajecten te brengen, de EU voor te bereiden op het aanpakken van langetermijnuitdagingen zoals de rechtvaardige, groene transitie en de digitale transformatie ter bevordering van economische, sociale en territoriale cohesie en convergentie, en meerwaarde van de EU te genereren;

2. verzoekt de Commissie grondige en omvattende beoordelingen te verstrekken vóór de vaststelling van de desbetreffende ontwerpuitvoeringsbesluiten van de Raad, en is tegelijkertijd ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de uitvoeringsbesluiten van de Raad die verband houden met de NPHV’s vóór de zomer aan te nemen, alsook met haar doorlopende samenwerking met de lidstaten om deze te helpen plannen van goede kwaliteit op te stellen;

3. onderstreept dat overeenkomstig artikel 175 VWEU, de RRF moet bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het cohesiebeleid zoals beschreven in artikel 174 VWEU;

4. is ervan overtuigd dat de middelen eerlijk moeten worden verdeeld over samenlevingen om te zorgen voor een zo groot mogelijke impact op sociale opwaartse en territoriale convergentie, welzijn en economische stabiliteit; dringt aan op volledige transparantie en de aflegging van verantwoording bij de toewijzing en het gebruik van de middelen;

5. herhaalt het verzoek van het Parlement om het recht op informatie van het Parlement over de lopende beoordeling van de NPHV’s te waarborgen, teneinde de onberispelijke democratische controle van het Parlement op de beoordeling en uitvoering van de RRF door de Commissie mogelijk te maken;

6. verzoekt de Commissie het Parlement te informeren over de inhoud van de structurele hervormingen waarover met de lidstaten is onderhandeld in het kader van hun NPHV’s, met name wanneer die niet in de oorspronkelijke plannen waren opgenomen;

7. verzoekt de Commissie zorgvuldig te beoordelen of en in welke mate elk NPHV op doeltreffende, alomvattende en evenwichtige wijze bijdraagt aan alle zes in artikel 3 van de RRF-verordening genoemde pijlers; herinnert eraan dat elke maatregel moet bijdragen aan een of meer van de beleidsterreinen van Europees belang die bij de zes pijlers zijn ondergebracht;

8. merkt op dat alle formeel ingediende plannen volgens de Commissie aan de doelstellingen op het gebied van klimaat en digitale investeringen voldoen; verzoekt de Commissie ook de kwalitatieve kant van de voorgestelde investeringen te beoordelen zodat ze voldoen aan zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve doelstellingen;

9. herinnert eraan dat overeenkomstig de RRF-verordening, de RRF geen terugkerende nationale uitgaven mag financieren, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, en Europese meerwaarde moet opleveren, met name, maar niet beperkt tot, grensoverschrijdende projecten;

Groene transitie

10. is ingenomen met het feit dat groene investeringen in het kader van de RRF gedeeltelijk zullen worden gefinancierd door de uitgifte van groene obligaties;

11. benadrukt dat, in overeenstemming met de in bijlage VI bij de RRF-verordening opgenomen methode, alle plannen ten minste 37 % van de totale toewijzing (subsidies en leningen) aan klimaat moeten besteden; verzoekt de Commissie er bij de beoordeling van de doelstelling van 37 % klimaatuitgaven op te letten dat maatregelen niet dubbel of verkeerd gelabeld worden en groenwassen te voorkomen; is bezorgd over het feit dat sommige investeringen worden aangemerkt als groene investeringen, hoewel ze niet onder de in bijlage VI beschreven traceringsmethode vallen; stelt voor een eventuele uitbreiding van de methode voor het aanbrengen van groene labels in bijlage VI nader te onderzoeken;

12. herinnert eraan dat de bepalingen inzake “geen ernstige afbreuk doen” (GEAD) een cruciaal instrument zijn om de groene transitie te ondersteunen, naast de eis dat ten minste 37 % van de uitgaven (subsidies en leningen) voor investeringen en hervormingen in elk NPHV de klimaatdoelstellingen moet ondersteunen, en om te voorkomen dat maatregelen worden gefinancierd die in strijd zijn met de klimaatdoelstellingen van de Unie; herinnert eraan dat het GEAD-beginsel een horizontaal beginsel van de RRF-verordening is en dat bijgevolg alle maatregelen aan het GEAD-beginsel moeten voldoen in de zin van artikel 17 van de taxonomieverordening; is in verband hiermee bezorgd over de gebrekkige naleving van dit beginsel in de beoordeling van de plannen en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het GEAD-beginsel volledig wordt nageleefd en alle beoordelingen van de GEAD-criteria voor alle plannen openbaar te maken;

13. verzoekt de Commissie een grondig overzicht te publiceren van de biodiversiteitsgerelateerde uitgaven en/of maatregelen die in de NPHV’s zijn opgenomen; is bezorgd over het feit dat de meeste NPHV’s zeer beperkte of helemaal geen maatregelen ten gunste van biodiversiteit bevatten; verwacht van de Commissie dat zij het GEAD-beginsel ook in dat verband strikt toepast, en met name dat zij hervormingen of investeringen verwerpt die de biodiversiteit kunnen schaden of die niet gepaard gaan met passende begeleidende maatregelen;

Digitale transformatie

14. herinnert eraan dat de lidstaten voor investeringen in digitale capaciteit en connectiviteit een zelfbeoordeling van de beveiliging op basis van gemeenschappelijke, objectieve criteria in hun plannen moeten opnemen, waarin eventuele beveiligingskwesties in kaart worden gebracht en nader wordt aangegeven hoe die kwesties zullen worden aangepakt om aan het toepasselijke Unie- en nationale recht te voldoen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle NPHV’s met dergelijke investeringen een dergelijke beoordeling bevatten en dat de respectieve maatregelen niet indruisen tegen de strategische belangen van de Unie;

15. is van mening dat groene en digitale investeringen een groot potentieel hebben als het gaat om het scheppen van hoogwaardige banen en het verminderen van ongelijkheden; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de kwetsbaarste gemeenschappen en regio’s, zoals steen- en bruinkoolregio’s in transitie en de werkkrachten aldaar, alsook de gemeenschappen en regio’s die het zwaarst getroffen worden door de klimaatverandering, profiteren van groene en digitale investeringen; benadrukt dat het verwachte maatschappelijke rendement van groene en digitale investeringen vooraf in de NPHV’s moet worden gedefinieerd om een maximaal effect te waarborgen;

Het stimuleren van economische groei, sociale en territoriale cohesie en welzijn

16. is ingenomen met de maatregelen in de ingediende NPHV’s ter ondersteuning van eerlijke, duurzame en inclusieve groei, ter bevordering van hoogwaardige werkgelegenheid, ter bestrijding van armoede en ongelijkheid, ter bevordering van algemene toegang tot cultuur en onderwijs en de ontwikkeling van onderwijskwalificaties en vaardigheden, ter ondersteuning van kinderen en jongeren, ter bevordering van de crisisparaatheid en crisisresponscapaciteit en ter beperking van de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de economie;

17. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat in de NPHV’s voldoende aandacht wordt besteed aan maatregelen ten behoeve van kinderen en jongeren, met name in landen waar sprake is van structurele problemen in verband met voortijdig schoolverlaten, jeugdwerkloosheid en kinderarmoede; dringt erop aan dat hervormingen met betrekking tot en investeringen in jongeren, met name hervormingen en investeringen die gericht zijn op onderwijs, afgestemd worden op de jongerengarantie en gericht zijn op zowel de ontwikkeling van onderwijskwalificaties als de aanschaf van apparatuur; benadrukt dat hervormingen en investeringen ten behoeve van kinderen afgestemd moeten worden op de beginselen van de Europese kindergarantie en zich moeten richten op het recht op toegang tot gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs, gratis kinderopvang, behoorlijke huisvesting en adequate voeding voor elk kind dat in armoede leeft;

18. wijst erop dat de EU-leiders tijdens de sociale top van 7 en 8 mei 2021 in Porto de Europese pijler van sociale rechten hebben onderkend als een fundamenteel element van het herstel en in de verklaring van Porto hebben onderstreept dat zij vastbesloten zijn de tenuitvoerlegging ervan op EU- en nationaal niveau verder te verdiepen;

19. is ingenomen met de steun aan de lidstaten, vervat in de uitvoeringsmaatregelen die overeenstemmen met de Europese pijler van sociale rechten en EU-initiatieven op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid en sociale zorg, en die gericht zijn op het versterken van de sociale cohesie en de socialebeschermingsstelsels en het verminderen van ongelijkheden en kwetsbaarheden; herinnert de Commissie eraan dat de NPHV’s op bevredigende wijze moeten voldoen aan de beoordelingscriteria, en verzoekt haar de sociale gevolgen en de impact van alle maatregelen zorgvuldig te beoordelen om te waarborgen dat de RRF-verordening wordt nageleefd; dringt er daarom op aan dat de Commissie waarborgt dat elk NPHV op passende wijze aan de criteria voldoet;

20. verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen en de mainstreaming daarvan bij de voorbereiding en uitvoering van de NPHV’s in aanmerking worden genomen en worden bevorderd; vreest ten zeerste dat de meeste NPHV’s geen aanzienlijke bijdrage leveren aan deze doelstellingen en deze niet mainstreamen en dat zij geen expliciete en concrete maatregelen bevatten om het probleem van genderongelijkheid aan te pakken, waardoor het gevaar bestaat dat met deze plannen de sociale en economische gevolgen van de crisis voor vrouwen niet kunnen worden verzacht;

21. benadrukt dat belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning in combinatie met schadelijke belastingconcurrentie ervoor zorgen dat de lidstaten minder belastinginkomsten hebben; herinnert aan de landenspecifieke aanbevelingen met betrekking tot lidstaten met belastingstelsels die agressieve belastingplanning in de hand werken; vreest dat door deze regelingen de solidariteit die inherent is aan de RRF kan worden aangetast; verzoekt de Commissie daarom om te beoordelen of de NPHV’s erop gericht zijn nationale maatregelen die agressieve belastingplanning, belastingontduiking of belastingontwijking in de hand werken en inefficiënte maatregelen tegen witwaspraktijken aan te pakken;

22. herinnert de Commissie eraan dat de NPHV’s moeten voorzien in de aanpak van kritieke knelpunten in de economieën van de lidstaten; benadrukt dat alle maatregelen, en met name maatregelen die verband houden met de digitale en de groene transitie, ook vanuit sociaal perspectief moeten worden beoordeeld om te voorkomen dat de plannen leiden tot banenverlies, een verstoring van de arbeidsmarkt of arbeidsmarktpolarisatie doordat banen waarvoor een gemiddeld opleidingsniveau vereist is verloren gaan, en om ervoor te zorgen dat maatregelen die bedrijven nemen in het kader van digitalisering en de groene transitie niet worden gebruikt als excuus om personeel te kunnen ontslaan om kosten te besparen;

23. benadrukt dat het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid een van de doelstellingen van de RRF-verordening is en dat dit moet gebeuren door middel van een alomvattend pakket hervormingen en investeringen, alsmede maatregelen die zorgen voor stabiele contracten, fatsoenlijke lonen, dekking door collectieve onderhandelingen en een basisniveau van sociale bescherming, waaronder fatsoenlijke pensioenen die boven de armoedegrens liggen; verzoekt de Commissie deze indicatoren op te nemen in de richtsnoeren voor de beoordeling van de maatschappelijke vooruitgang ten gevolge van de NPHV’s; wijst erop dat arbeidsmarkthervormingen in het kader van de NPHV’s erop gericht moeten zijn deze doelstellingen te verwezenlijken;

24. is bezorgd over de beperkte coördinatie tussen de NPHV’s en de partnerschapsovereenkomsten en EU-programma’s; dringt erop aan dat de lidstaten synergieën en complementariteit tussen de RRF, de partnerschapsovereenkomsten en EU-programma’s bevorderen;

25. verzoekt de Commissie om te beoordelen in hoeverre de hervormingen en investeringen in het kader van de RRF het mogelijk zullen maken de door de Commissie geraamde investeringskloof in de EU te dichten, zodat de doelstellingen op het gebied van klimaat, milieu en sociale duurzaamheid kunnen worden verwezenlijkt, met inbegrip van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN;

Betrokkenheid van belanghebbenden

26. wijst erop dat in artikel 152 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de Unie de rol van de sociale partners op het niveau van de Unie erkent en bevordert, en hun autonomie in acht neemt; onderstreept dat een adequate betrokkenheid van nationale belanghebbenden, zoals de nationale parlementen, lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, non-gouvernementele en maatschappelijke organisaties, bij de voorbereiding en uitvoering van de NPHV’s van doorslaggevend belang zal zijn voor het welslagen van de NPHV’s en van de RRF in haar geheel, teneinde de nationale verantwoordelijkheid voor de plannen te vergroten, te zorgen voor een snelle, transparante, doeltreffende en passende absorptie van middelen, de transparantie te vergroten en overlappingen, lacunes en dubbele financiering te voorkomen; deelt de bezorgdheid van het Europees Comité van de Regio’s en vele belanghebbenden over de totale afwezigheid of zeer beperkte betrokkenheid van belanghebbenden bij de voorbereiding en uitvoering van de plannen voor herstel en veerkracht; waarschuwt dat alle maatregelen in het kader van de NPHV’s volledig in overeenstemming moeten zijn met de nationale wetten en praktijken en met de rol van de relevante belanghebbenden, met name bij het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen en investeringen;

Snelle goedkeuring en uitvoering

27. dringt erop aan dat alle relevante door de Commissie goedgekeurde maatregelen worden aangevuld met relevante, duidelijke, gedetailleerde en adequaat gecontroleerde mijlpalen, streefdoelen en kostenberekeningen, en dat zij duidelijke toezeggingen van de lidstaten vormen;

28. herinnert de Commissie eraan dat investeringen gepaard moeten gaan met hervormingen, en dringt er bij haar op aan ervoor te zorgen dat alle met terugwerkende kracht goedgekeurde investeringen duidelijk vergezeld gaan van overeenkomstige mijlpalen en streefdoelen; merkt op dat het ontbreken van werkelijk aanvullende met behulp van de RRF gefinancierde projecten de macro-economische impact ervan zou kunnen beperken;

29. onderstreept dat het welslagen van de RRF en van de NPHV’s sterke transparantie en verantwoordingsplicht van de Commissie, de lidstaten en alle uitvoerende partners vereist; verzoekt de Commissie de behoeften van de betrokken diensten en EU-organen, zoals het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en het Europees Openbaar Ministerie (EOM), te beoordelen en hun de nodige financiële en personele middelen ter beschikking te stellen om de uitvoering van de RRF op doeltreffende wijze te controleren;

30. benadrukt dat de RRF en elk van de NPHV’s de verordening inzake de conditionaliteit met betrekking tot de rechtsstaat[4] in acht moeten nemen en verzoekt de Commissie de door de lidstaten voorgestelde regelingen voor het voorkomen, opsporen en rechtzetten van corruptie, fraude en belangenconflicten bij het gebruik van de in het kader van de RRF verstrekte middelen nauwkeurig te beoordelen;

31. verzoekt de Commissie volledige transparantie te waarborgen wat betreft de tijdlijn voor de goedkeuring van de gedelegeerde handelingen die uit de RRF-verordening voortvloeien en voor hun snelle goedkeuring rekening te houden met de relevante onderdelen van de dialoog voor herstel en veerkracht, te weten de gedelegeerde handelingen betreffende het scorebord voor herstel en veerkracht en de methode voor verslaglegging over sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren;

32. benadrukt dat het belangrijk is overeenstemming te bereiken over een socialetraceringsmethode om de NPHV’s vooraf te evalueren, om ervoor te zorgen dat de in de plannen opgenomen maatregelen bijdragen tot de sociale doelstellingen die zijn vastgesteld in de RRF-verordening; is van mening dat de socialetraceringsmethode de structuur van de Europese pijler van sociale rechten moet volgen en de bijdrage van de acties aan de toepassing van elk van de twintig beginselen van de pijler moet analyseren; stelt dat het scorebord en de gemeenschappelijke indicatoren die nodig zijn om de voortgang van de uitvoering van de NPHV’s in elk van de zes pijlers in de richting van de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen te evalueren, efficiënt moeten zijn; benadrukt dat het beste evaluatiemechanisme om de voortgang in de richting van opwaartse sociale convergentie te volgen, het sociaal scorebord van het Europees Semester is en stelt daarom voor dit scorebord te integreren in de gemeenschappelijke indicatoren als instrument om de sociale vooruitgang te monitoren;

33. verzoekt de Commissie de sociale indicatoren van het sociaal scorebord, met name die met betrekking tot fatsoenlijk werk, sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen, solide socialezekerheidsstelsels en eerlijke mobiliteit, op te nemen in de gemeenschappelijke indicatoren die in het kader van de RRF moeten worden gebruikt voor de voortgangsrapportage en de monitoring en evaluatie van de plannen, alsook in de socialetraceringsmethode, onder meer voor de Europese kindergarantie en jongerengarantie; benadrukt dat het Parlement de gedelegeerde handelingen die de Commissie over dit onderwerp zal indienen, nauwlettend zal bestuderen om te controleren of de sociale indicatoren, het scorebord en de sociale methodologie beantwoorden aan de doelstellingen, en om na te gaan of er geen bezwaren zijn;

Conclusies

34. verzoekt de Commissie de ingediende plannen naar behoren en in overeenstemming met de RRF-verordening te beoordelen; maakt zich ernstig zorgen dat verscheidene maatregelen in de NPHV’s niet voldoen aan de vereisten van de onderliggende RRF-verordening en vraagt de Commissie om gedetailleerde motiveringen en toelichtingen;

35. herinnert de Raad eraan, met name in het stadium van de vaststelling van de uitvoeringsbesluiten, dat “relevante resultaten van besprekingen in de voorbereidende instanties van de Raad worden gedeeld met de bevoegde commissie van het Europees Parlement”;

36. verzoekt de Commissie tijdens de dialoog voor herstel en veerkracht een open, transparante en constructieve benadering te volgen;

37. herinnert aan het standpunt van het Parlement in 2020 over een sterker herstelplan en verzoekt de Commissie en de Raad te beoordelen of er extra middelen en/of een verlenging of permanente vaststelling van de RRF nodig zijn om de crisis het hoofd te bieden;

 

°

° °

38. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Europese Raad en de Commissie.

 

Laatst bijgewerkt op: 9 juni 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid