Ontwerpresolutie - B9-0337/2021Ontwerpresolutie
B9-0337/2021

ONTWERPRESOLUTIE over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht

7.6.2021 - (2021/2738(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Dacian Cioloş, Luis Garicano, Valérie Hayer, Dragoş Pîslaru, Pascal Canfin, Martin Hojsík
namens de Renew-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0331/2021

Procedure : 2021/2738(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0337/2021
Ingediende teksten :
B9-0337/2021
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9-0337/2021

Resolutie van het Europees Parlement over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht

(2021/2738(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit[1] (de RRF-verordening),

 gezien de resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2021 over het recht van het Parlement op informatie over de lopende beoordeling van de nationale plannen voor herstel en veerkracht[2],

 gezien de artikelen 174 en 175 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de RRF-verordening is aangenomen volgens de gewone wetgevingsprocedure;

B. overwegende dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) een uniek instrument is wat betreft zijn volume en financieringswijzen; overwegende dat de Commissie zich voorbereidt op de uitgifte van schuldbewijzen, aangezien alle EU-lidstaten inmiddels het eigenmiddelenbesluit hebben geratificeerd[3];

C. overwegende dat democratische en parlementaire controle op de uitvoering van de RRF alleen mogelijk is als het Parlement daar in alle stadia volledig bij wordt betrokken en er in alle stadia rekening wordt gehouden met al zijn aanbevelingen; overwegende dat het Parlement zijn standpunten in het kader van de herstel- en veerkrachtdialoog kenbaar maakt, onder meer via resoluties en uitwisselingen met de Commissie; overwegende dat de Commissie met deze standpunten rekening moet houden;

D. overwegende dat in de RRF-verordening is vastgelegd dat de algemene doelstelling de bevordering van economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie is als gevolg waarvan de veerkracht, de crisisparaatheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van de lidstaten verbetert, door de sociale en economische gevolgen van de crisis, met name voor vrouwen, kinderen en jongeren te beperken, en een bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten door de groene transitie te ondersteunen en emissies met ten minste 57 % te verminderen, met inbegrip van verwijderingen volgens de bepalingen van de Europese klimaatwet, en door te voldoen aan de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Unie in 2050, en de doelstelling van de digitale transitie, en aldus bij te dragen tot opwaartse economische en sociale convergentie, duurzame groei en de integratie van de economieën van de Unie te herstellen en te stimuleren, kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid te bevorderen, alsmede bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie, in combinatie met een open economie en het creëren van Europese meerwaarde;

E. overwegende dat de specifieke doelstelling van de RRF bestaat in het verstrekken van financiële steun om de mijlpalen en streefdoelen van de hervormingen en investeringen zoals vastgelegd in hun plannen voor herstel en veerkracht te bereiken;

F. overwegende dat de lidstaten in de regel uiterlijk 30 april 2021 hun nationale herstel- en veerkrachtplannen bij de Commissie moeten hebben ingediend; overwegende dat tot op heden 23 lidstaten hun plannen voor herstel en veerkracht bij de Commissie hebben ingediend;

G. overwegende dat het Parlement de Commissie met het oog op de herstel- en veerkrachtdialoog herhaaldelijk heeft verzocht, onder meer schriftelijk, om inlichtingen over de stand van zaken ten aanzien van de beoordeling van de nationale plannen voor herstel en veerkracht;

1. is van mening dat de RRF een historisch EU-instrument is om economische, sociale en territoriale cohesie te bevorderen, convergentie te bevorderen, de lidstaten te helpen de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie te verlichten, de economieën van de EU op sterke en duurzame groeitrajecten te brengen, de EU voor te bereiden op het aanpakken van langetermijnuitdagingen zoals de rechtvaardige, groene transitie en de digitale transformatie, en toegevoegde waarde van de EU te genereren;

2. verzoekt de Commissie de letter en de geest van de RRF-verordening nauwgezet toe te passen in het beoordelingsproces van de nationale plannen voor herstel en veerkracht en haar diepgaande en uitgebreide beoordelingen beschikbaar te stellen, voorafgaande aan de goedkeuring van de betreffende voorstellen voor uitvoeringsbesluiten van de Raad; is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om ervoor te zorgen dat deze voor de zomer worden vastgesteld, maar verwacht dat er geen politieke concessies worden gedaan bij de beoordeling van de plannen; benadrukt dat ambitieuze plannen en een degelijke uitvoering essentieel zijn om deze historische kans niet onbenut te laten; verwacht dat de Commissie en de lidstaten in staat zijn om volledig te kunnen profiteren van de RRF en hoogwaardige plannen opstellen die aanzienlijk bijdragen aan onze gedeelde Europese doelstellingen;

3. is ervan overtuigd dat de middelen eerlijk moeten worden verdeeld over samenlevingen en toekomstige generaties om te zorgen voor een zo groot mogelijke impact op economische en sociale opwaartse en territoriale convergentie, welzijn en economische stabiliteit; dringt aan op volledige transparantie en aflegging van verantwoording bij de toewijzing en het gebruik van de middelen;

4. herhaalt het verzoek van het Parlement om het recht op informatie van het Parlement over de lopende beoordeling van de nationale plannen voor herstel en veerkracht te waarborgen, teneinde de onberispelijke democratische controle van het Parlement op de beoordeling en uitvoering van de faciliteit door de Commissie mogelijk te maken;

5. verzoekt de Commissie zorgvuldig te beoordelen of en in welke mate elk nationaal plan voor herstel en veerkracht op doeltreffende, alomvattende en evenwichtige wijze bijdraagt aan alle zes in artikel 3 van de verordening genoemde pijlers; herinnert eraan dat elke maatregel moet bijdragen aan een of meer van de beleidsterreinen van Europees belang die in de zes pijlers zijn ondergebracht;

6. is ingenomen met het feit dat, volgens de door de Commissie verstrekte informatie, alle formeel ingediende plannen voldoen aan de klimaat- en digitale investeringsdoelstellingen; verzoekt de Commissie ook de kwalitatieve kant van de voorgestelde maatregelen te beoordelen zodat ze daadwerkelijk voldoen aan zowel de kwantitatieve als kwalitatieve aspecten, ook gedurende de uitvoeringsfase;

7. herinnert eraan dat overeenkomstig de verordening, de RRF, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, geen terugkerende nationale uitgaven mag financieren;

8. merkt op dat grensoverschrijdende projecten die meer dan één lidstaat omvatten een grote Europese meerwaarde en daarmee gepaard gaande overloopeffecten genereren, en betreurt het dat weinig nationale plannen grensoverschrijdende projecten bevatten; verzoekt de Commissie de lidstaten aan te sporen grensoverschrijdende projecten voor te stellen die via het RRF worden gefinancierd;

9. merkt op dat weinig lidstaten ervoor hebben gekozen leningen aan te vragen in de ingediende nationale plannen voor herstel en veerkracht; verzoekt de lidstaten na te denken over een optimaal gebruik van de beschikbare leningen om het onbenut laten van kansen te voorkomen;

10. verzoekt de Commissie rekening te houden met de mogelijke toekomstige noodzaak om nationale plannen te wijzigen zodat de vereisten van de RRF-verordening worden nageleefd bij de voorbereiding van de ontwerpuitvoeringshandeling van de Raad;

De groene transitie

11. is ingenomen met het feit dat groene investeringen in het kader van de RRF gedeeltelijk zullen worden gefinancierd door de uitgifte van groene obligaties;

12. benadrukt dat, in overeenstemming met de in bijlage VI bij de RRF-verordening opgenomen methode, alle plannen ten minste 37 % van de totale toewijzing (subsidies en leningen) aan klimaat moeten besteden; verzoekt de Commissie bij de beoordeling van de doelstelling van 37 % klimaatuitgaven erop te letten dat maatregelen niet dubbel of verkeerd gelabeld worden en groenwassen te voorkomen; is bezorgd over het feit dat sommige investeringen worden aangemerkt als groene investeringen, hoewel ze niet onder de in bijlage VI beschreven traceringsmethode vallen; stelt voor een eventuele uitbreiding van de methode voor het aanbrengen van groene labels in bijlage VI nader te onderzoeken; verzoekt de Commissie de lidstaten aan te moedigen de hervormingen door te voeren die de succesvolle tenuitvoerlegging van de in haar richtsnoeren genoemde kerngebieden zullen vergemakkelijken;

13. herinnert eraan dat de “geen ernstige afbreuk doen”-bepalingen een cruciaal instrument zijn om de groene transitie te ondersteunen, naast de eis dat ten minste 37 % van de uitgaven (subsidies en leningen) voor investeringen en hervormingen in elk nationaal plan voor herstel en veerkracht de klimaatdoelstellingen moet ondersteunen, en om te voorkomen dat maatregelen worden gefinancierd die in strijd zijn met de klimaatdoelstellingen van de Unie; herinnert eraan dat alle maatregelen moeten voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, in de zin van artikel 17 van de taxonomieverordening[4]; is bezorgd over de gebrekkige naleving van dit beginsel in de plannen en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” volledig wordt nageleefd, ook tijdens de uitvoeringsfase, en alle desbetreffende beoordelingen te publiceren; benadrukt dat de tenuitvoerlegging van de RRF niet mag leiden tot een verlaging van milieunormen of indruist tegen de wet- en regelgeving op milieugebied;

14. wijst erop dat, gezien het belang van het aanpakken van het dramatische verlies aan biodiversiteit, de verordening moet bijdragen tot de integratie van biodiversiteitsmaatregelen in het Uniebeleid; verzoekt de Commissie een overzicht te publiceren van de op biodiversiteit betrekking hebbende maatregelen die zijn opgenomen in de plannen voor herstel en veerkracht; is bezorgd over het feit dat de meeste plannen voor herstel en veerkracht zeer beperkte of helemaal geen maatregelen ten gunste van biodiversiteit bevatten; verwacht van de Commissie dat zij het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in dat verband strikt toepast en met name een correctie van voorgestelde hervormingen of investeringen oplegt die de biodiversiteit kunnen schaden of die niet gepaard gaan met passende begeleidende maatregelen;

15. benadrukt dat investeringen voor de EU “een blijvend effect” moeten sorteren om haar doelstellingen op het gebied van koolstofneutraliteit te verwezenlijken; is voorstander van groene investeringen die leiden tot de economische transformatie van Europa en die bijdragen tot het dichten van de kloof van klimaat- en milieuvriendelijke investeringen door de aankoop van duurzame consumptiegoederen niet buitensporig te subsidiëren; is bezorgd over het feit dat veel nationale plannen voor herstel en veerkracht gericht zijn op kortetermijninvesteringen en dringt aan op meer investeringen en hervormingen van de volgende generatie die ook een onmiddellijk effect kunnen hebben;

Digitale transformatie

16. benadrukt dat in overeenstemming met de RRF-verordening alle plannen maatregelen moeten bevatten die op doeltreffende wijze bijdragen tot de digitale transitie, of die helpen het hoofd te bieden aan de uit die transitie voortvloeiende uitdagingen, en goed zijn voor ten minste 20 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor digitale tagging als omschreven in bijlage VII; herinnert eraan dat de methodologie dienovereenkomstig moet worden gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in de bijlage VII vermeld steunverleningsgebied; herinnert eraan dat de coëfficiënten voor ondersteuning van de digitale doelstellingen kunnen worden verhoogd voor individuele investeringen om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de digitale doelstellingen bevorderen;

17. herinnert eraan dat de lidstaten voor investeringen in digitale capaciteit en connectiviteit een zelfbeoordeling van de beveiliging op basis van gemeenschappelijke, objectieve criteria in hun plannen moeten opnemen, waarin eventuele beveiligingskwesties in kaart worden gebracht en nader wordt aangegeven hoe die kwesties zullen worden aangepakt om aan het toepasselijke Unie- en nationale recht te voldoen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle nationale plannen met dergelijke investeringen een dergelijke beoordeling bevatten en dat de respectieve maatregelen niet indruisen tegen de strategische belangen van de Unie;

18. maakt zich zorgen over het feit dat er nationale plannen zijn die geen passend evenwicht vertonen wat investeringen betreft in de digitale transformatie, en met name in digitale infrastructuur;

Stimulering van economische groei en sociale en territoriale cohesie

19. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat in de nationale plannen voor herstel en veerkracht voldoende aandacht wordt besteed aan maatregelen ten behoeve van kinderen en jongeren, met name in landen waar sprake is van structurele problemen in verband met voortijdig schoolverlaten, jeugdwerkloosheid, kinderarmoede en onderwijs voor jonge kinderen; dringt erop aan dat hervormingen met betrekking tot en investeringen in jongeren, met name hervormingen en investeringen die gericht zijn op bijscholing, omscholing, onderwijs, beroepsopleiding, duaal onderwijs en een leven lang leren, afgestemd worden op de jongerengarantie en gericht zijn op zowel de ontwikkeling van competenties als de aanschaf van apparatuur; benadrukt dat hervormingen en investeringen ten behoeve van kinderen afgestemd moeten worden op de beginselen van de kindergarantie en zich moeten richten op het recht op toegang en het creëren van mogelijkheden met betrekking tot gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs, gratis kinderopvang, behoorlijke huisvesting en adequate voeding voor elk kind dat in armoede leeft;

20. is ingenomen met de maatregelen in de plannen voor herstel en veerkracht die overeenstemmen met de Europese pijler van sociale rechten en EU-initiatieven op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid en sociale zaken, en die gericht zijn op het versterken van de sociale cohesie en de socialebeschermingsstelsels en het verminderen van kwetsbaarheden; herinnert de Commissie eraan dat de plannen voor herstel en veerkracht op bevredigende wijze moeten voldoen aan de beoordelingscriteria; is van mening dat groene en digitale investeringen een groot potentieel hebben als het gaat om het scheppen van hoogwaardige banen, het verminderen van ongelijkheden en het dichten van de digitale kloof; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de kwetsbaarste gemeenschappen en regio’s alsook de gemeenschappen en regio’s die het zwaarst getroffen worden door de klimaatverandering profiteren van investeringen; verzoekt de Commissie de praktijk van het anders verpakken van projecten zonder werkelijke meerwaarde voor achterstandsregio’s te ontmoedigen, vooral wanneer daardoor de sociale, economische en territoriale convergentiekloof van de EU groter dreigt te worden;

21. spoort de Commissie aan om er bij de lidstaten op aan te dringen hervormings- en investeringsmaatregelen uit te voeren die de bestuurlijke en institutionele veerkracht en crisisparaatheid vergroten;

22. verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen en de mainstreaming daarvan bij de voorbereiding en uitvoering van de plannen voor herstel en veerkracht in aanmerking worden genomen en worden bevorderd; verwacht van de Commissie dat zij in verband met de uitvoering van de RRF systematisch naar geslacht uitgesplitste gegevens verzamelt, deze gegevens analyseert en hierover verslag uitbrengt, overeenkomstig speciaal verslag nr. 10/2021 van de Europese Rekenkamer;

23. herinnert eraan dat de plannen voor herstel en veerkracht maatregelen moeten omvatten voor de uitvoering van hervormingen en openbare investeringsprojecten door middel van een samenhangend pakket; is van mening dat veel nationale plannen sterk afhankelijk zijn van investeringen, maar op het gebied van structurele hervormingen meer inspanningen zouden moeten leveren; herinnert de Commissie eraan dat de nationale plannen voor herstel en veerkracht moeten voorzien in de aanpak van kritieke knelpunten in de economieën van de lidstaten en dat alle plannen moeten bijdragen tot de doeltreffende aanpak van alle of een significant deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de fiscale aspecten daarvan; is van mening dat ongeacht de omvang en de electorale kalender van de lidstaat de Commissie er met name op moet letten dat de voorgestelde hervormingen reëel zijn en geen stap terug vormen van eerdere, ambitieuzere hervormingen;

24. benadrukt dat het scheppen van hoogwaardige banen een van de doelstellingen is van de RRF-verordening en dat dit doel moet worden bereikt door middel van een alomvattend pakket hervormingen en investeringen;

25. betreurt dat er onvoldoende coördinatie is tussen de nationale plannen voor herstel en veerkracht en de partnerschapsovereenkomsten en EU-programma’s zoals InvestEU; pleit voor het creëren van synergieën en complementariteit tussen de RRF, de partnerschapsovereenkomsten en andere EU-acties, onder meer door het gebruik van de nationale compartimenten van InvestEU te vergemakkelijken;

26. herinnert de Commissie eraan dat de RRF-verordening uitdrukkelijk voorziet in een aanzienlijke rol voor kmo’s en start-ups, onder meer in het kader van overheidsopdrachten; vreest dat met name grote ondernemingen zullen profiteren van de middelen uit de RRF, hetgeen eerlijke concurrentie verhindert; dringt er bij de Commissie op aan erop te letten en erop toe te zien dat kmo’s en start-ups gebruikmaken van financiering uit de RRF, onder meer door streefdoelen vast te stellen en te voorzien in permanente advisering inzake de uitvoering van het programma in de lidstaten; stelt voor om een specifiek aandeel van de RRF-financiering vast te stellen dat bij kmo’s terecht moet komen en om gemeenschappelijke indicatoren op te nemen in de monitoringregelingen van de RRF;

Betrokkenheid van de belanghebbenden

27. herinnert eraan dat de nationale plannen voor herstel en veerkracht overeenkomstig artikel 18, lid 4, punt q), van de RRF-verordening “een samenvatting van het raadplegingsproces, uitgevoerd in overeenstemming met het nationale rechtskader, van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, maatschappelijke organisaties, jongerenorganisaties en andere relevante belanghebbenden, alsook een samenvatting van de wijze waarop de inbreng van de belanghebbenden in het herstel- en veerkrachtplan terugkomt” moeten omvatten; verzoekt de Commissie de lidstaten ertoe aan te sporen alle nationale belanghebbenden te raadplegen en ervoor te zorgen dat onder meer het maatschappelijk middenveld en lokale en regionale autoriteiten worden betrokken bij de uitvoering van en met name het toezicht op de plannen om te waarborgen dat er raadplegingen plaatsvinden voor eventuele toekomstige wijzigingen of nieuwe plannen;

28. herinnert eraan dat in artikel 152 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de Unie de rol van de sociale partners op het niveau van de Unie erkent en bevordert en daarbij hun autonomie in acht neemt; onderstreept dat een adequate betrokkenheid van nationale belanghebbenden, zoals de nationale parlementen, lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, ngo’s en het maatschappelijk middenveld, van doorslaggevend belang zal zijn voor het welslagen van de nationale plannen en van de RRF in haar geheel; deelt de bezorgdheid van het Comité van de Regio’s en betreurt dat veel lidstaten de regionale en lokale overheden niet of slechts in onvoldoende mate hebben betrokken bij het opstellen van de plannen, hoewel zij hen nodig hebben om een groot deel van de middelen van de faciliteit voor herstel en veerkracht te verdelen; betreurt voorts dat in sommige gevallen zelfs de nationale parlementen niet naar behoren werden betrokken of geïnformeerd;

De rechtsstaat en de beperking van corruptie bij de tenuitvoerlegging van de RRF

29. onderstreept dat het voor het welslagen van de RRF en de nationale plannen voor herstel en veerkracht noodzakelijk is dat de Commissie, de lidstaten en alle uitvoerende partners volledige transparantie waarborgen en voldoen aan de vereisten inzake de verantwoordingsplicht;

30. herinnert eraan dat de RRF en elk van de nationale plannen voor herstel en veerkracht volledig in overeenstemming moeten zijn met de verordening inzake conditionaliteit met betrekking tot de rechtsstaat[5]; is van mening dat de Commissie alle maatregelen of projecten die indruisen tegen de in artikel 2 VEU verankerde EU-waarden moet afkeuren;

31. wijst er nogmaals op dat RRF moet worden opgezet in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer; eist dat de Commissie de door de lidstaten voorgestelde regelingen om belangenconflicten, corruptie en fraude te voorkomen, op te sporen en recht te zetten en om dubbele financiering uit de faciliteit en uit andere Unieprogramma’s te voorkomen grondig beoordeelt; verzoekt de Commissie een ontwerp van gewijzigde begroting voor te stellen om de financiële middelen voor het Europees Bureau voor fraudebestrijding en het Europees Openbaar Ministerie te verhogen en hun de nodige financiële en personele middelen ter beschikking te stellen op een wijze die in verhouding staat tot de noodzaak om deze ongekend hoge EU-uitgaven te controleren; dringt er bij de Commissie op aan de risico’s voor de financiële belangen van de EU zeer zorgvuldig in het oog te houden bij de uitvoering van de RRF en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan overheidsopdrachten;

32. verzoekt de lidstaten in een gestandaardiseerd digitaal en interoperabel formaat gegevens te verzamelen en te registreren met betrekking tot de eindontvangers en -begunstigden, evenals de doelstellingen, bedragen en locaties van projecten die uit de RRF worden gefinancierd, en daarvoor gebruik te maken van één enkel instrument voor datamining dat door de Commissie ter beschikking moet worden gesteld; verzoekt de Commissie in dit verband dit instrument voor datamining zo spoedig mogelijk te voltooien; herinnert eraan dat artikel 22, lid 2, van de RRF-verordening voorziet in de verplichting van de lidstaten om gestandaardiseerde categorieën gegevens te verzamelen en de toegang daartoe te waarborgen; herinnert de Commissie eraan dat zij ten behoeve van de audit en controle deze verplichtingen moet waarborgen en moet voorzien in vergelijkbare informatie over het gebruik van middelen in verband met maatregelen om hervormingen door te voeren en investeringsprojecten uit te voeren in het kader van de plannen voor herstel en veerkracht; herinnert de Commissie er voorts aan dat de transparantie van eindbegunstigden moet worden gewaarborgd en dat passende regelingen moeten worden getroffen om dubbele financiering te voorkomen;

De beoordeling van de gedelegeerde handelingen door het Parlement

33. is van mening dat de succesvolle tenuitvoerlegging van de RRF ook de argumenten voor een gemeenschappelijke Europese begrotingsarchitectuur zal versterken en als blauwdruk daarvoor kan dienen; herinnert eraan dat de Commissie overeenkomstig de RRF-verordening de gemeenschappelijke indicatoren moet vaststellen die moeten worden gebruikt om verslag uit te brengen over de vorderingen en voor de monitoring en de evaluatie van de RRF;

34. herinnert de Commissie aan de vetorechten van het Parlement bij de vaststelling van een methode voor verslaglegging over sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren; verzoekt de Commissie volledige transparantie te waarborgen wat betreft de tijdlijn voor de goedkeuring ervan; wijst erop dat het belangrijk is overeenstemming te bereiken over een sociale traceringsmethode, evenals over een scorebord om verslag uit te brengen over de vorderingen en tenuitvoerlegging van de RRF; is van mening dat de bij het Parlement ingediende ontwerpvoorstellen niet aan zijn verwachtingen voldoen;

Conclusies

35. verzoekt de Commissie de ingediende plannen naar behoren en in overeenstemming met de RRF-verordening te beoordelen; maakt zich ernstig zorgen dat verscheidene maatregelen in de nationale plannen voor herstel en veerkracht niet voldoen aan de vereisten van de onderliggende RRF-verordening en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle aspecten van alle plannen volledig in overeenstemming zijn met de RRF-verordening;

36. wijst nogmaals op zijn eis aan de Commissie om haar verplichtingen uit hoofde van de RRF-verordening na te leven om het Parlement alle relevante informatie te verstrekken over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de RRF-verordening, alsook rekening te houden met de elementen die naar voren komen in de standpunten die door middel van de herstel- en veerkrachtdialoog kenbaar zijn gemaakt, waaronder de standpunten die door de bevoegde commissies en in plenaire resoluties uiteen zijn gezet; is ingenomen met de verbeterde inspanningen van de Commissie om adequate informatie te verschaffen tijdens regelmatige vergaderingen met het Parlement;

37. herinnert de Raad eraan dat “relevante resultaten van besprekingen in de voorbereidende instanties van de Raad worden gedeeld met de bevoegde commissie van het Europees Parlement”, met name in het stadium van de vaststelling van de uitvoeringsbesluiten;

38. verzoekt de Commissie zich tijdens de herstel- en veerkrachtdialoog open, transparant en constructief op te blijven stellen;

39. herinnert aan het standpunt van het Parlement in 2020 ten aanzien van een sterker herstelplan en verzoekt de Commissie en de Raad te beoordelen of er extra middelen nodig zijn om de crisis het hoofd te bieden, teneinde ervoor te zorgen dat de EU kan concurreren met grote economieën;

°

° °

40. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad en de Commissie.

 

 

 

Laatst bijgewerkt op: 9 juni 2021
Juridische mededeling - Privacybeleid