ONTWERPRESOLUTIE over de EU-prioriteiten voor de 66e zitting van de VN-Commissie inzake de Positie van de Vrouw
14.2.2022 - (2022/2536(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Frances Fitzgerald
namens de PPE-Fractie
Radka Maxová
namens de S&D-Fractie
Samira Rafaela, María Soraya Rodríguez Ramos, Barry Andrews, Sylvie Brunet, Michal Šimečka, Irène Tolleret, Hilde Vautmans, Chrysoula Zacharopoulou, Marco Zullo
namens de Renew-Fractie
Monika Vana, Diana Riba i Giner, Alice Kuhnke, Gwendoline Delbos‑Corfield, Francisco Guerreiro, Ernest Urtasun, Sylwia Spurek, Hannah Neumann, Rosa D’Amato, Marie Toussaint, Katrin Langensiepen, Alviina Alametsä
namens de Verts/ALE-Fractie
Eugenia Rodríguez Palop
namens de Fractie The Left
B9‑0099/2022
Resolutie van het Europees Parlement over de EU-prioriteiten voor de 66e zitting van de VN-Commissie inzake de Positie van de Vrouw
Het Europees Parlement,
– gezien de 66e zitting van de VN-Commissie inzake de Positie van de Vrouw, met als hoofdthema “Gendergelijkheid en empowerment van alle vrouwen en meisjes in de context van beleid en programma’s inzake klimaatverandering, milieu en risicobeperking bij rampen”, en de ontwerpconclusies daarvan,
– gezien de verklaring en het actieprogramma van Peking van 15 september 1995 en de uitkomsten van de herzieningsconferenties ervan,
– gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979,
– gezien de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN, het beginsel dat niemand mag achterblijven, en met name duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 1, waarmee wordt gestreefd naar de uitbanning van armoede, SDG 3, waarmee wordt beoogd te garanderen dat mensen een gezond leven kunnen leiden, SDG 5, waarmee wordt gestreefd naar gendergelijkheid en betere leefomstandigheden voor vrouwen, SDG 8, waarmee wordt gestreefd naar duurzame en economische groei, en SDG 13, waarmee wordt beoogd urgente maatregelen te treffen om klimaatverandering en de effecten ervan te bestrijden,
– gezien de Overeenkomst van Parijs, die op 12 december 2015 werd goedgekeurd op de 21e Conferentie van de Partijen (COP21) bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) in Parijs,
– gezien zijn resolutie van 24 juni 2021 over het vijfentwintigjarig bestaan van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD25) (de top van Nairobi)[1],
– gezien zijn resolutie van 16 januari 2018 over vrouwen, gendergelijkheid en klimaatrechtvaardigheid[2],
– gezien zijn resolutie van 23 oktober 2020 over gendergelijkheid in het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU[3],
– gezien het EU-actieplan voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in het externe optreden 2021-2025 (GAP III),
– gezien de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 van 5 maart 2020,
– gezien zijn resolutie van 24 juni 2021 over de situatie op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de EU, in verband met de gezondheid van vrouwen[4],
– gezien de conclusies over gender en klimaatverandering die zijn aangenomen op de 26e Conferentie van de Partijen (COP26) bij het UNFCCC in Glasgow van 31 oktober t/m 6 november 2021,
– gezien artikel 157, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat gelijkheid van mannen en vrouwen een basisprincipe is van de EU, dat is verankerd in het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten; overwegende dat gendermainstreaming een belangrijk instrument is bij de integratie van dit beginsel in alle beleid, maatregelen en acties van de EU, onder meer in het externe optreden;
B. overwegende dat 189 overheden van over de hele wereld, waaronder de Europese Unie en haar lidstaten, zich er tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie in Peking in 1995 toe hebben verbonden toe te werken naar gendergelijkheid en de positie van alle vrouwen en meisjes te versterken;
C. overwegende dat in het actieprogramma van Peking in 1995 duidelijk het verband is vastgesteld tussen gender, het milieu en duurzame ontwikkeling en is verklaard dat voor vrouwen een strategische rol is weggelegd in de ontwikkeling van duurzame en ecologisch verantwoorde consumptie- en productiepatronen, en dat vrouwen op gelijke voet moeten deelnemen aan de besluitvorming over het milieu op alle niveaus;
D. overwegende dat in de SDG’s het verband wordt erkend tussen de verwezenlijking van gendergelijkheid en alle SDG’s, met inbegrip van SDG 13 inzake klimaatverandering, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om de onderliggende oorzaken van genderongelijkheid aan te pakken en zo de weerbaarheid van vrouwen tegen klimaatverandering te versterken;
E. overwegende dat genderongelijkheid, in combinatie met de klimaat- en milieucrises en ‑rampen, een van de grootste uitdagingen van onze tijd is, met een grensoverschrijdende dimensie die de hele planeet betreft en onevenredige gevolgen heeft voor vrouwen in al hun diversiteit, met name vrouwen die te maken hebben met intersectionele discriminatie, alsook vrouwen in gemarginaliseerde situaties en in conflictsituaties;
F. overwegende dat vrouwen in al hun diversiteit zich in een kwetsbaarder situatie bevinden en geconfronteerd worden met hogere risico’s en lasten als gevolg van de klimaatverandering en milieu- en natuurrampen, en dit om verschillende redenen die variëren van ongelijke toegang tot hulpbronnen, onderwijs, arbeidskansen en landrechten tot heersende sociale en culturele normen en uiteenlopende ervaringen met intersectionele discriminatie;
G. overwegende dat de ongekende crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie en de diverse gevolgen ervan voor de samenleving, met inbegrip van de versterking van bestaande sociale en genderongelijkheden, een negatieve impact kunnen hebben op de tenuitvoerlegging van doeltreffende genderresponsieve klimaatactie;
H. overwegende dat klimaatverandering een wereldwijd fenomeen is, dat meer schade veroorzaakt in de landen en gemeenschappen die het minst verantwoordelijk zijn voor de aardopwarming; overwegende dat diegenen die beschikken over minder middelen om zich aan te passen, het hardst zullen worden getroffen en het meest zullen lijden onder het effect van de klimaatverandering;
I. overwegende dat klimaatverandering tot een toename van ontheemdingen leidt doordat mensen hun huizen tijdelijk of permanent moeten verlaten wanneer de omgeving voor hen onleefbaar wordt; overwegende dat sinds 2010 jaarlijks gemiddeld 21,5 miljoen mensen ontheemd zijn geraakt als gevolg van klimaatgerelateerde rampen; overwegende dat volgens cijfers van de VN vrouwen en meisjes 80 % vertegenwoordigen van de mensen die ontheemd zijn geraakt door de klimaatverandering en die het zwaarst zijn getroffen door extreme temperaturen en natuurrampen;
J. overwegende dat de negatieve gevolgen van de klimaatverandering en de negatieve weerslag daarvan op de sociaaleconomische situatie kunnen leiden tot ernstige schendingen van de grondrechten van vrouwen en meisjes, met name voor intern ontheemden, migranten en asielzoekers, zoals een verhoogd risico op seksueel en gendergerelateerd geweld, uitbuiting en mensenhandel, gedwongen huwelijken, orgaanoogst en gevolgen van beperkte toegang tot gezondheidszorg, met inbegrip van reproductieve en geestelijke gezondheidsdiensten;
K. overwegende dat gendergelijkheid en vrouwenrechten mensenrechten zijn, en voorwaarden zijn voor duurzame ontwikkeling, efficiënt beheer van de klimaatproblematiek, milieugerelateerde vrede en stabiliteit en het verwezenlijken van een eerlijke en rechtvaardige transitie waarbij niemand achterblijft; overwegende dat alle klimaatactie intersectionele en genderperspectieven moet omvatten en moet zorgen voor gelijke participatie van vrouwen in al hun diversiteit in besluitvormingsorganen op alle niveaus;
L. overwegende dat de ongelijke participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen en arbeidsmarkten de ongelijkheid vergroot en vrouwen vaak belet om ten volle bij te dragen en deel te nemen aan beleidsvorming, planning en uitvoering in verband met klimaatverandering en milieu- en rampenrisico’s;
M. overwegende dat een genderresponsieve, rechtvaardige transitie het potentieel heeft om fatsoenlijke banen voor vrouwen te creëren; overwegende dat vrouwen nog steeds te kampen hebben met structurele en culturele belemmeringen voor deelname aan alle aspecten van de energie- en klimaattransitie; overwegende dat de energiesector op het gebied van werkgelegenheid wereldwijd een van de economische sectoren met het grootste genderevenwicht blijft;
N. overwegende dat vrouwen, met name alleenstaande ouders, vrouwen die te maken hebben met intersectionele discriminatie en vrouwen boven de pensioengerechtigde leeftijd, onevenredig worden getroffen door zowel klimaatverandering als armoede; overwegende dat vrouwen in al hun diversiteit in de loop van hun leven ook vaker te maken hebben met energiearmoede; overwegende dat bij de ecologische transitie ook rekening moet worden gehouden met de sociale en genderdimensie;
O. overwegende dat veel kleine landbouwbedrijven eigendom zijn van vrouwen, die onevenredig zwaar worden getroffen door de klimaatverandering en extreme weergebeurtenissen, hetgeen leidt tot voedsel en watertekorten en hen kwetsbaarder maakt voor ondervoeding;
P. overwegende dat in de Overeenkomst van Parijs is bepaald dat de partijen hun respectieve verplichtingen betreffende onder meer mensenrechten en gendergelijkheid in aanmerking moeten nemen wanneer zij in het kader van de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst maatregelen nemen om klimaatverandering tegen te gaan;
Q. overwegende dat vrouwen bij het debat over en de aanpak van klimaatverandering een prominentere rol moeten spelen als leiders, professionals en technische vectoren voor verandering; overwegende dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in de nationale besluitvormingsorganen inzake klimaatverandering in de EU-lidstaten en wereldwijd slechts 32 % van de beroepsbevolking voor hernieuwbare energie vertegenwoordigen[5];
R. overwegende dat de genderdimensie van klimaatverandering wordt erkend in de EU‑strategie voor gendergelijkheid 2020-2025; overwegende dat het GAP III voor het eerst een prioritair gebied voor klimaatverandering en milieu omvat; overwegende dat het EU-klimaatbeleid een aanzienlijke impact kan hebben op de bescherming van de mensenrechten en de bevordering van genderresponsieve klimaatbeleidsmaatregelen wereldwijd;
Gendergelijkheid en empowerment van alle vrouwen en meisjes in de context van beleid en programma’s inzake klimaatverandering, milieu en risicobeperking bij rampen
1. beveelt de Raad het volgende aan:
a) te bevestigen dat hij zich onverminderd committeert aan het actieprogramma van Peking en de daaropvolgende toetsingsconferenties, alsook aan de maatregelen voor gendergelijkheid die daarin worden geformuleerd;
b) het belang te onderstrepen van een positief resultaat van de 66e zitting van de VN-Commissie inzake de Positie van de Vrouw, die van 14 t/m 25 maart 2022 zal plaatsvinden, onder meer door de aanneming van een reeks toekomstgerichte en ambitieuze toezeggingen die zijn opgenomen in de politieke verklaring;
c) ervoor te zorgen dat het Parlement en zijn Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid ten volle worden betrokken bij het besluitvormingsproces met betrekking tot het standpunt dat de EU zal innemen tijdens de 66e zitting van de VN-Commissie inzake de Positie van de Vrouw, en ervoor te zorgen dat het Parlement voorafgaand aan de onderhandelingen over passende informatie en toegang tot het EU-standpunt beschikt;
d) ervoor te zorgen dat de EU sterk leiderschap toont en een eensgezind standpunt inneemt over het belang van empowerment van vrouwen en gendergelijkheid in de context van de bestrijding van klimaatverandering, en krachtig op te treden om elke vorm van verzet tegen gendergelijkheid of maatregelen die de rechten, autonomie en emancipatie van vrouwen op welk gebied dan ook ondermijnen, op ondubbelzinnige wijze aan de kaak te stellen;
e) robuuste steun toe te zeggen aan UN Women, dat een centrale rol speelt in het VN-systeem voor het bevorderen van vrouwenrechten, waarin alle relevante betrokken partijen samenkomen, met het oog op het bewerkstelligen van een beleidsverandering en het coördineren van acties; een beroep te doen op alle lidstaten van de VN, samen met de EU, om voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen van UN Women;
f) de toezeggingen inzake gendergelijkheid en empowerment van alle vrouwen en meisjes te bevestigen die zijn gedaan tijdens de desbetreffende VN-toppen en conferenties, met inbegrip van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling, het bijbehorende actieprogramma en de slotdocumenten van de toetsingsconferenties;
g) te erkennen dat vrouwen in al hun diversiteit, met name inheemse volkeren en leden van andere gemeenschappen die afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen, onevenredig worden getroffen door klimaatverandering, aantasting van het milieu en rampen, zoals verlies van ecosystemen, verlies van toegang tot belangrijke natuurlijke hulpbronnen, ondervoeding en aandoeningen van de luchtwegen, watergerelateerde ziekten en vectorziekten;
h) kennis te nemen van de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor genderresponsieve klimaatactie en ervoor te zorgen dat al het klimaatbeleid en alle klimaatprogramma’s deze gevolgen weerspiegelen en ernaar streven de veerkracht en het aanpassingsvermogen van vrouwen te versterken;
i) zijn doelstelling te bevestigen om het tijdens de COP25 overeengekomen vernieuwde vijfjarige genderactieplan ter bevordering van gendergelijkheid in het UNFCCC-proces te ondersteunen en te ontwikkelen, en het goede voorbeeld te geven door zich in te zetten voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de delegaties van het UNFCCC;
j) er nadrukkelijk op te wijzen dat vrouwen en meisjes niet alleen door de klimaatverandering worden getroffen, maar ook krachtige aanjagers van verandering in de klimaattransitie zijn; zich in te zetten voor een betekenisvolle en gelijke participatie van vrouwen in al hun diversiteit in besluitvormingsorganen op alle niveaus op het gebied van klimaatbeleid en klimaatactie, alsook bij wederopbouw na conflicten; te zorgen voor gelijke betrokkenheid van vrouwen bij het ontwerpen en uitvoeren van ambitieuze en op de plaatselijke situatie afgestemde paraatheids-, beperkings- en aanpassingsprogramma’s, om zo doeltreffende gendertransformatieve klimaatactie, rampenrisicobeperking en een inclusief en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te verzekeren; zich in te zetten voor de brede en betekenisvolle participatie van het maatschappelijk middenveld, vrouwenorganisaties en gemarginaliseerde groepen in de besluitvorming en beleidsvorming op alle niveaus; de participatie van jongeren en met name jonge vrouwen aan te moedigen;
k) onmiddellijk actie ter bestrijding van de klimaatverandering te ondernemen om te voorkomen dat mensen hun huizen en gemeenschappen moeten verlaten, en zo het toenemende fenomeen van door het klimaat veroorzaakte ontheemding aan te pakken;
l) concrete maatregelen aan te moedigen, te ondersteunen en vast te stellen om vrouwen die risico lopen als gevolg van klimaatverandering en milieurampen te beschermen, met name tegen ontheemding, armoede, mensenhandel, gendergerelateerd geweld en voedselonzekerheid, alsook tegen bedreigingen voor hun bestaansmiddelen, en ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot essentiële diensten en adequate sanitaire voorzieningen, alsook hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, met inbegrip van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, te beschermen;
m) zich meer in te zetten voor de bestrijding van gendergerelateerd geweld in al zijn vormen, met name in het licht van het toegenomen risico voor vrouwen die door de klimaatverandering worden getroffen; de preventieve maatregelen te versterken en te zorgen voor slachtofferhulp om secundaire victimisatie te voorkomen; zich er in het kader van een regionaal en internationaal partnerschap verder toe te verbinden om de strijd tegen gendergerelateerd geweld te helpen sturen en financieren;
n) de toename van conflictgerelateerd en gendergerelateerd geweld, met inbegrip van seksueel geweld, met name in gebieden die getroffen worden door klimaatverandering, aan te pakken en krachtig te veroordelen, via zijn externe betrekkingen en in alle mensenrechtenbepalingen in internationale overeenkomsten;
o) te pleiten voor de uitvoering van gerichte gendergelijkheidsmaatregelen in combinatie met gendermainstreaming in het milieu- en klimaatveranderingsbeleid; systematische gendereffectbeoordelingen uit te voeren op basis van de verzameling van uitgesplitste gegevens om een beter inzicht te krijgen in de genderspecifieke aspecten van klimaatverandering en natuurrampen en te zorgen voor genderexpertise en relevante klimaatacties en ‑beleidsmaatregelen, onder meer in het kader van de Europese Green Deal; genderresponsieve budgetten, praktijken en routekaarten vast te stellen en ten uitvoer te leggen om ervoor te zorgen dat er voldoende financiering wordt uitgetrokken voor het bevorderen van gendergelijkheid;
p) de verbanden tussen genderresponsieve klimaatactie en de rechtvaardige transitie te erkennen, teneinde inclusieve kansen voor iedereen in de groene economie te bevorderen; ervoor te zorgen dat beleidsmaatregelen in verband met de groene transitie rekening houden met genderspecifieke behoeften en geen negatieve gevolgen hebben voor vrouwen, meisjes en mensen die geconfronteerd worden met intersectionele discriminatie;
q) zich in te zetten voor het organiseren van opleidingen inzake gendergelijkheid voor EU-ambtenaren, met name voor degenen die te maken hebben met ontwikkelings- en klimaatbeleid;
r) de veerkracht van vrouwen en meisjes in de context van klimaatverandering, aantasting van het milieu en rampen op te bouwen en te versterken door te investeren in genderresponsieve sociale diensten, gezondheids- en zorgstelsels, en door te zorgen voor fatsoenlijk werk;
s) te pleiten voor meer inspanningen met het oog op een betere integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt en meer steun te verlenen voor vrouwelijk ondernemerschap op het gebied van klimaat- en milieutechnologie en ‑onderzoek; innovatie op deze cruciale gebieden te bevorderen en tegelijkertijd de financiële onafhankelijkheid van vrouwen te stimuleren;
t) de EU en de lidstaten op te roepen om de toegang van vrouwen in al hun diversiteit tot opkomende arbeidskansen in het kader van de groene transitie te bevorderen en er zo voor te zorgen dat groene banen in gelijke mate ten goede komen aan en toegankelijk zijn voor iedereen; de toegang van vrouwen tot informatie en onderwijs, onder meer op het gebied van wetenschap, technologie en economie, te vergemakkelijken en te verbeteren, en zo hun kennis, vaardigheden en mogelijkheden voor participatie in de besluitvorming op milieugebied te verbeteren en tegelijkertijd genderstereotypen te bestrijden;
u) te erkennen dat de sectoren waarin de meerderheid van de beroepsbevolking vrouw is (bv. de zorgsector), koolstofneutraal zijn; gebruik te maken van dit feit en van de kansen die het biedt, en deze sectoren te bevorderen als middel om de klimaatverandering en de rechtvaardige transitie aan te pakken;
v) de lidstaten en de EU op te roepen het GAP III volledig uit te voeren en de doelstellingen van het prioritair gebied voor klimaatverandering en milieu te verwezenlijken;
w) de rechten van vrouwelijke verdedigers van milieugerelateerde mensenrechten te beschermen en deze vrouwen specifiek te ondersteunen, alsook ervoor te zorgen dat schendingen en misbruiken tegen hen worden onderzocht en dat de verantwoordelijken aansprakelijk worden gesteld; ervoor te zorgen dat basisorganisaties voor vrouwenrechten worden ondersteund door te voorzien in adequate financiering en door beperkingen die hun optreden belemmeren weg te nemen;
x) te benadrukken dat de rechten van groepen die te maken hebben met meervoudige en intersectionele vormen van discriminatie, waaronder vrouwen met een handicap, zwarte vrouwen en vrouwen met een donkere huidskleur, migrantenvrouwen en vrouwen uit etnische minderheden, oudere vrouwen, vrouwen in plattelandsgebieden en ontvolkte gebieden, alleenstaande moeders en lhbtiq’ers, moeten worden beschermd en bevorderd; te werken aan de bevordering van het concept van de bestrijding van meervoudige discriminatie en de integratie van intersectionele analyses in alle VN-organen en in de EU en haar lidstaten;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten.
- [1] Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0315.
- [2] PB C 458 van 19.12.2018, blz. 34.
- [3] PB C 404 van 6.10.2021, blz. 202.
- [4] Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0314.
- [5] EPRS-briefing, “Beijing Platform for Action: 25-year review and future priorities”, 27 februari 2020, zie https://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document.html?reference=EPRS_BRI(2020)646194