Ontwerpresolutie - B9-0168/2022Ontwerpresolutie
B9-0168/2022

ONTWERPRESOLUTIE over het ontwerp van verordening van de Commissie tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van flutianil in of op bepaalde producten betreft

17.3.2022 - (D076996/03 – 2022/2524(RPS))

ingediend overeenkomstig artikel 112, leden 2 en 3 en lid 4, punt c), van het Reglement

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Verantwoordelijke leden: Jutta Paulus, Maria Arena, Sirpa Pietikäinen, Mick Wallace

Procedure : 2022/2524(RPS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0168/2022
Ingediende teksten :
B9-0168/2022
Debatten :
Aangenomen teksten :

B9‑0168/2022

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van verordening van de Commissie tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van flutianil in of op bepaalde producten betreft

(D076996/03 – 2022/2524(RPS))

Het Europees Parlement,

 gezien het ontwerp van verordening van de Commissie tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van flutianil in of op bepaalde producten betreft (D076996/03),

 gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad[1], en met name artikel 14, lid 1, punt a),

 gezien het advies dat het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders op 30 november 2021 heeft uitgebracht,

 gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad[2], en met name artikel 1, lid 4, en de artikelen 4 en 21,

 gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2019/481 van de Commissie van 22 maart 2019 tot goedkeuring van de werkzame stof flutianil overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie[3],

 gezien de conclusie van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) die op 28 juli 2014 werd aangenomen en op 6 augustus 2014 werd gepubliceerd[4],

 gezien het met redenen omkleed advies van de EFSA dat op 7 september 2021 werd goedgekeurd en op 24 september 2021 werd gepubliceerd[5],

 gezien Verordening (EU) 2018/605 van de Commissie van 19 april 2018 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 met betrekking tot de vaststelling van wetenschappelijke criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen[6],

 gezien de richtsnoeren voor de identificatie van hormoonontregelende stoffen in het kader van Verordening (EU) nr. 528/2012 en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en de EFSA met ondersteuning van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), die op 5 juni 2018 werden vastgesteld en op 7 juni 2018 werden gepubliceerd[7],

 gezien het advies dat het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders op 22-23 maart 2018 heeft uitgebracht,

 gezien zijn resolutie van 18 april 2019 over een alomvattend EU-kader voor hormoonontregelende stoffen[8],

 gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over de strategie voor duurzaam gebruik van chemische stoffen[9],

 gezien zijn resolutie van 28 april 2021 over bodembescherming[10],

 gezien zijn resolutie van 9 juni 2021 over de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: de natuur terug in ons leven brengen[11],

 gezien zijn resolutie van 20 oktober 2021 over een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem[12],

 gezien het samenvattende verslag van de Gezamenlijke Vergadering over residuen van bestrijdingsmiddelen (JMPR) van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), dat in oktober 2021 werd gepubliceerd[13],

 gezien het JMPR-verslag van 2021 over residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen[14],

 gezien artikel 5 bis, lid 3, punt b), en artikel 5 bis, lid 5, van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[15],

 gezien artikel 112, leden 2 en 3 en lid 4, punt c), van zijn Reglement,

 gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

Algemeen

A. overwegende dat flutianil een op cyaanmethyleen-thiazolidine gebaseerd fungicide is waarvan de eigenschappen gericht zijn op preventie, residuen, uitroeiing en sporenbestrijding, en gebruikt wordt voor de bestrijding van meeldauw en het onderdrukken van schimmelziekten en -infecties bij waardplanten;

B. overwegende dat flutianil door het Fungicide Resistance Action Committee (FRAC) is ingedeeld als een stof met een “onbekend” (U13) werkingsmechanisme (MoA)[16]; overwegende dat uit gegevens die zijn verzameld bij toepassing in kassen blijkt dat het gebruik van flutianil om meeldauw te bestrijden gepaard gaat met een hoge frequentie van resistentie tegen schimmelwerende middelen[17];

Veiligheidsbezwaren

C. overwegende dat de International Union of Pure and Applied Chemistry (IUPAC) flutianil indeelt als vluchtig en slecht oplosbaar in water en als persistent tot zeer persistent in de bodem; overwegende dat er geen informatie beschikbaar is over de effecten van chronische blootstelling aan flutianil op honingbijen, hommels en andere bestuivers en nuttige insecten, en dat er een risico bestaat voor vissen, door acute en chronische blootstelling, en voor in het sediment levende organismen;

D. overwegende dat de IUPAC flutianil identificeert als hormoonontregelende stof en als mogelijk giftige stof voor de lever en de nieren, en de toxicologische drempelwaarde voor de menselijke gezondheid en bescherming indeelt in Cramer-klasse III (zeer zorgwekkend)[18];

E. overwegende dat de JMPR de flutianilmetaboliet 2-fluor-5-(trifluormethyl)benzeensulfonzuur (OC 56635) heeft beoordeeld als “vetoplosbaar”, wat erop wijst dat deze metaboliet kan worden opgenomen in de lymfklieren en kan worden opgeslagen in de lever en in vetweefsel;

F. overwegende dat in het JMPR-verslag van 2021[19] is vastgesteld dat er geen informatie beschikbaar is over het mechanisme en het type van antimicrobiële werking op het microbioom van het menselijke spijsverteringskanaal, het antimicrobiële werkingsspectrum of de antimicrobiële resistentiemechanismen en genetica;

G. overwegende dat de JMPR, hoewel ze niet over informatie beschikte over de gezondheid van werknemers die betrokken zijn bij de vervaardiging of het gebruik van flutianil, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende informatie beschikbaar is voor het karakteriseren van potentiële gevaren in verband met het gebruik van flutianil voor de algemene bevolking, foetussen, zuigelingen en kinderen[20];

H. overwegende dat de JMPR de persistentie en potentiële accumulatie van flutianil in de bodem na veelvuldig gebruik heeft bevestigd, evenals de opname van residuen die aanzienlijk kunnen bijdragen tot de concentraties van flutianil en OC 56635 in levensmiddelen en diervoeders;

I. overwegende dat de JMPR heeft geconcludeerd dat nadere informatie nodig is over langdurige accumulatie in de bodem van flutianil en de metabolieten daarvan, met name OC 56635, alsook over de opname ervan door volggewassen op het veld, waarbij aandacht wordt besteed aan bodemresiduen, rekening houdend met de geschatte plateauconcentraties in de bodem na toepassing gedurende meerdere jaren, en dat er tevens informatie nodig is over het metabolisme van OC 56635 bij vee;

J. overwegende dat de EFSA in haar conclusie van 28 juli 2014 heeft vastgesteld dat de belangrijkste waargenomen effecten van flutianil op muizen en honden bestonden uit atrofie van de tubuli seminiferi, histopathologische veranderingen in de testes, zoals verweking en atrofie, en oligospermie, en constateerde dat langdurige blootstelling aan flutianil bij ratten leidt tot een toename van het aantal gevallen van histopathologische veranderingen in de lever en de pancreas, levercholangioom, en pancreasinsulinoom en -carcinoom;

K. overwegende dat de EFSA heeft geconcludeerd dat flutianil moet worden ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 2 en als voor de voortplanting (voor de ontwikkeling) giftige stof van categorie 2, en dat flutianil bij verschillende soorten en over verschillende termijnen schadelijke effecten heeft veroorzaakt op de endocriene organen[21]; overwegende dat de EFSA bijgevolg heeft geoordeeld dat flutianil niet voldoet aan de goedkeuringscriteria voor werkzame stoffen als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009;

L. overwegende dat de lidstaat-rapporteur, het Verenigd Koninkrijk, op 4 december 2014 kennis heeft gegeven van zijn voornemen om op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad[22] een verzoek om geharmoniseerde indeling en etikettering (harmonised classification and labelling, CLH) in te dienen voor flutianil;

M. overwegende dat in het in mei 2015 gepubliceerde CLH-verslag voor flutianil op verzoek van het Verenigd Koninkrijk de volgende gevarenaanduidingen zijn toegekend: H361d – Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden; Aquatic Chronic 1; H410 – Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen, en dat in het verslag wordt gesteld dat voorzorgsmaatregelen niet vereist zijn[23];

N. overwegende dat het Comité risicobeoordeling (RAC) van het ECHA in maart 2016 heeft voorgesteld flutianil niet in te delen als kankerverwekkende stof of voor de voortplanting giftige stof;

O. overwegende dat de EFSA op verzoek van de Commissie op 5 juli 2018 een verklaring[24] heeft aangenomen waarin zij erkent dat, op basis van “nieuwe informatie”, de door het RAC voorgestelde geharmoniseerde indeling verschilde van de indeling die de EFSA eerder in haar conclusie had gebruikt;

P. overwegende dat de “nieuwe informatie” die uit het CLH-verslag voor flutianil is geëxtrapoleerd geen beoordeling omvatte van de hormoonontregelende werking en gebaseerd is op een groot aantal niet-gepubliceerde dierproeven met sterk geredigeerde verwijzingen, waardoor collegiale toetsing onmogelijk is;

Q. overwegende dat de EFSA in haar verklaring van 5 juli 2018 een aantal onopgeloste kwesties heeft aangewezen die niet konden worden afgerond vanwege een gebrek aan beschikbare informatie met betrekking tot residuen van de zeer persistente bodemmetaboliet OC 56635;

R. overwegende dat de beoordeling van de risico’s voor de consument niet was afgerond met betrekking tot residuen van metaboliet OC 56635 in situaties waarin grondwater als drinkwater wordt gebruikt, en dat een nadere beoordeling van die metaboliet voor grondwater derhalve van belang is voor het lot en het gedrag in het milieu;

S. overwegende dat de beoordeling van de risico’s voor de consument niet was afgerond met betrekking tot de onbekende aard van residuen die in drinkwater aanwezig kunnen zijn na waterzuivering van water dat is onttrokken aan oppervlakte- en grondwater dat mogelijk de metabolieten OC 56635, AP5A en OC 53276 bevat, hetgeen van belang is voor het lot en het gedrag in het milieu;

T. overwegende dat flutianil bij verschillende soorten en over verschillende termijnen schadelijke effecten heeft veroorzaakt op de endocriene organen en dat een met het endocrien systeem samenhangend werkingsmechanisme niet kon worden uitgesloten, maar dat deze kwestie niet kon worden afgerond omdat er geen mechanistische informatie beschikbaar was en dergelijke informatie van belang is voor toxicologie en ecotoxicologie;

U. overwegende dat de werkzame stof flutianil op 4 oktober 2018 bij Verordening (EU) 2018/1480 van de Commissie[25] is opgenomen in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 en niet is ingedeeld als kankerverwekkende stof, voor de voortplanting giftige stof of hormoonontregelende stof;

V. overwegende dat de EFSA met betrekking tot de in Verordening (EU) 2018/605 vastgestelde nieuwe criteria voor de identificatie van hormoonontregelende eigenschappen heeft geconcludeerd dat het “erg onwaarschijnlijk is dat flutianil een hormoonontregelende stof is via de oestrogene, androgene, schildklier- en steroïdogene modaliteiten”, hoewel er schadelijke effecten op de schildklier werden waargenomen en er histopathologische veranderingen in de testes-, prostaat- en uterusweefsels werden vastgesteld[26];

W. overwegende dat in de richtsnoeren van het ECHA en de EFSA van 5 juni 2018 echter wordt gesteld dat wanneer een schadelijk effect gebaseerd is op parameters die met de oestrogene, androgene, schildklier- en steroïdogene systemen samenhangen, de onderliggende kennis van de waarschijnlijke endocriene aard van de effecten zodanig kan zijn dat kan worden geoordeeld over de biologische plausibiliteit van een verband zonder dat er een gedetailleerde analyse van het werkingsmechanisme nodig is[27];

X. overwegende dat er volgens de richtsnoeren van het ECHA en de EFSA van 5 juni 2018 situaties kunnen zijn waarin een schadelijk effect is vastgesteld dat, op basis van de huidige kennis, erg waarschijnlijk oestrogeen, androgeen of steroïdogeen zal zijn, maar dat het vanwege de complexiteit en de interacties van het endocriene systeem moeilijk is om de specifieke modaliteit vast te stellen, en dat in dergelijke gevallen moet worden uitgegaan van een hormoonontregelende stof, ongeacht de modaliteit waarmee het schadelijke effect van de stof samenhangt[28];

Y. overwegende dat Verordening (EG) nr. 1107/2009 berust op het voorzorgsbeginsel, teneinde te waarborgen dat stoffen geen schadelijke effecten hebben op de gezondheid van mens en dier of op het milieu; overwegende dat het bijgevolg in strijd is met het voorzorgsbeginsel om simpelweg af te leiden dat de effecten van flutianil niet hormoongerelateerd zijn zonder robuust bewijs te leveren, en dat dit volgens het recht van de Unie als illegaal moet worden beschouwd;

Z. overwegende dat de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/481 heeft geconcludeerd dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van toedieners en werknemers, het risico voor in het water levende organismen en het risico voor het grondwater van metabolieten wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

AA. overwegende dat de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/481 tevens heeft geconcludeerd dat de aanvrager bevestigende informatie moet indienen met betrekking tot het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen, wanneer aan oppervlaktewater of grondwater drinkwater wordt onttrokken, alsook met betrekking tot een geactualiseerde beoordeling ter bevestiging dat flutianil geen hormoonontregelende stof is;

Ontwerpverordening van de Commissie

AB. overwegende dat de ontwerpverordening van de Commissie is voorgesteld naar aanleiding van een aanvraag tot verhoging van de maximumresidugehalten (MRL’s) voor invoertoleranties voor flutianil dat in de Verenigde Staten wordt gebruikt op appelen, kersen (zoet), aardbeien, komkommers, courgettes en meloenen;

AC. overwegende dat de aanvrager aanvoert dat het toegestane gebruik van flutianil op gewassen in de Verenigde Staten leidt tot residugehalten die de MRL’s in Verordening (EG) nr. 396/2005 overschrijden en dat hogere MRL’s nodig zijn om handelsbelemmeringen voor de invoer van die gewassen in de Unie te vermijden;

AD. overwegende dat de ontwerpverordening van de Commissie aanleiding geeft tot bezorgdheid wat betreft de veiligheid van flutianil op basis van het voorzorgsbeginsel, gezien de ontbrekende gegevens over de hormoonontregelende effecten en de cumulatieve en synergistische effecten op de volksgezondheid, de bodemgezondheid en het aquatisch milieu;

Voorzorgsbeginsel

AE. overwegende dat in artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het voorzorgsbeginsel is neergelegd als een van de grondbeginselen van de Unie;

AF. overwegende dat in artikel 168, lid 1, VWEU is vastgelegd dat “bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie [...] een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid [wordt] verzekerd”;

AG. overwegende dat bij de vaststelling van MRL’s rekening moet worden gehouden met cumulatieve en synergistische effecten, en dat het van het allergrootste belang is om zo snel mogelijk passende methoden voor deze beoordeling te ontwikkelen;

1. maakt bezwaar tegen de aanneming van het ontwerp van verordening van de Commissie;

2. is van mening dat het ontwerp van verordening van de Commissie niet verenigbaar is met het doel en de inhoud van Verordening (EG) nr. 396/2005;

3. betreurt dat de beoordeling van het cumulatieve risico van de effecten van chemische stoffen op de volksgezondheid, het milieu en de biodiversiteit vaak wordt onderschat in de sociaal-economische analyse in het kader van de autorisatieprocedure;

4. verzoekt de Commissie in haar rol van risicobeheerder om het voorzorgsbeginsel naar behoren toe te passen bij de beoordeling van beschikbare informatie, zodat het risico op schadelijke effecten, waaronder chronische en langetermijneffecten op de menselijke gezondheid, het milieu, de biodiversiteit en het dierenwelzijn, wordt gekwantificeerd;

5. erkent dat de EFSA aan methoden werkt om de cumulatieve effecten van bestrijdingsmiddelen en residuen te beoordelen; verzoekt de EFSA en de Commissie bijgevolg dit probleem met spoed aan te pakken;

6. verzoekt de Commissie en de lidstaten geactualiseerde beoordelingen uit te voeren om de ontbrekende gegevens aan te vullen en te bevestigen dat flutianil geen hormoonontregelende stof is in de zin van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, prioriteit te geven aan verder onderzoek en nadere analyse, en alle gegevens over de hormoonontregelende eigenschappen van flutianil te verzamelen en te publiceren;

7. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat tijd-cumulatieve, actuele, collegiaal getoetste en ecotoxicologische tests voor niet-doelsoorten in de bodem en het aquatisch milieu in de risicobeoordeling worden opgenomen, en er tevens voor te zorgen dat in de risicobeoordeling ook aandacht wordt besteed aan residuen in de lucht, de bodem en het water, met inbegrip van cumulatieve effecten op lange termijn, en wordt gespecificeerd welke onafhankelijke, collegiaal getoetste wetenschappelijke studies en wetenschappelijke adviezen in aanmerking zijn genomen;

8. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat een dergelijke risicobeoordeling transparant is en bijdraagt tot een betere bescherming van de menselijke gezondheid, de biodiversiteit en aquatische ecosystemen, insecten, regenwormen en micro-organismen in de bodem; benadrukt dat deze informatie publiek toegankelijk dient te zijn;

9. merkt op dat de MRL’s voor flutianil op grond van de ontwerpverordening van de Commissie zouden worden verhoogd van 0,01 tot 0,15 mg/kg voor appelen, van 0,01 tot 0,40 mg/kg voor zoete kersen, van 0,01 tot 0,30 mg/kg voor aardbeien, van 0,01 tot 0,03 mg/kg voor komkommers en van 0,01 tot 0,03 mg/kg voor courgettes;

10. is van mening dat vrijhandelsregels nooit mogen leiden tot een verlaging van de beschermingsnormen van de Unie;

11. wijst erop dat producenten in de Unie door een verhoging van de invoertoleranties van MRL’s voor flutianil voor gewassen die ook binnen de Unie worden geteeld een concurrentienadeel zouden ondervinden, en stelt voor de MRL’s voor flutianil op 0,01 mg/kg te handhaven;

12. verzoekt de Commissie en de lidstaten om gelijke normen en doeltreffende controles op uit derde landen ingevoerde landbouwproducten te waarborgen;

13. verzoekt de Commissie haar ontwerp van verordening in te trekken;

14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

 

Laatst bijgewerkt op: 23 maart 2022
Juridische mededeling - Privacybeleid