ONTWERPRESOLUTIE over het momentum om oceaangovernance en biodiversiteit te versterken
3.10.2022 - (2022/2836(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Pernille Weiss, François‑Xavier Bellamy
namens de PPE-Fractie
Cyrus Engerer
namens de S&D-Fractie
Catherine Chabaud
namens de Renew-Fractie
Grace O’Sullivan
namens de Verts/ALE-Fractie
Pietro Fiocchi
namens de ECR-Fractie
Anja Hazekamp
namens de Fractie The Left
B9‑0426/2022
Resolutie van het Europees Parlement over het momentum om oceaangovernance en biodiversiteit te versterken
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal[1],
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 november 2016 getiteld “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen (JOIN(2016)0049),
– gezien zijn resolutie van 16 januari 2018, getiteld “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen in de context van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) voor 2030”[2],
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 24 juni 2022 over de EU‑agenda voor internationale oceaangovernance – “De koers bepalen voor een duurzame blauwe planeet” (JOIN(2022)0028),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 – De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380), met inbegrip van haar doelstelling om tegen 2030 een coherent netwerk tot stand te brengen dat 30 % van de mariene gebieden in de EU bescherming biedt, en de resolutie van het Europees Parlement van 9 juni 2021 daarover[3],
– gezien Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)[4],
– gezien Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning[5] (Richtlijn maritieme ruimtelijke planning),
– gezien zijn resolutie van 25 maart 2021 over de gevolgen van zwerfvuil op zee voor de visserij[6],
– gezien zijn resolutie van 3 mei 2022 getiteld “Naar een duurzame blauwe economie in de EU: de rol van de visserij- en de aquacultuursector”[7],
– gezien zijn resolutie van 6 juli 2016 over het besluit van Japan om in het seizoen 2015‑2016 de walvisvangst te hervatten[8] en zijn resolutie van 12 september 2017 over de walvisvangst in Noorwegen[9],
– gezien het project van de Commissie in het kader van het programma Horizon Europa getiteld “Mission Starfish 2030: Restore our Ocean and Waters” (Missie Zeester 2030: Herstel van onze oceanen en wateren),
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2007 getiteld “Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie” (COM(2007)0575),
– gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de leden van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (OACPS), die het resultaat is van de onderhandelingen over een opvolger van de Cotonou-overeenkomst,
– gezien de ratificatie en inwerkingtreding van het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, aangenomen in 2010, tot wijziging van een eerder in 1996 aangenomen instrument,
– gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN getiteld “Transforming our World: the 2030 Agenda for Sustainable Development” (Onze wereld transformeren: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling), die aangenomen werd tijdens de VN-top over duurzame ontwikkeling van 25 september 2015 in New York en met name duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) nr. 14 van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN, die aanspoort tot bescherming van zeeën en oceanen en duurzaam gebruik van mariene hulpbronnen,
– gezien het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), de Overeenkomst van Parijs van 2015, die op 4 november 2016 in werking is getreden,
– gezien het klimaatpact van Glasgow van het UNFCCC dat op 13 november 2021 is aangenomen,
– gezien het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat op 29 december 1993 in werking is getreden,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos), dat ondertekend is op 10 december 1982 in Montego Bay, Jamaica, en in werking getreden is op 16 november 1994,
– gezien het mandaat van de krachtens het Unclos opgerichte Internationale Zeebodemautoriteit en de Overeenkomst van 1994 betreffende de uitvoering van Deel XI van het Unclos,
– gezien het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) van 24 september 2019 getiteld “Special Report on the Ocean and Cryosphere in a changing Climate”,
– gezien het Decennium van oceaanwetenschap voor duurzame ontwikkeling (2021‑2030), zoals afgekondigd door de VN,
– gezien het mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten van mei 2019,
– gezien de “One Ocean”-top die van 9 tot en met 11 februari 2022 in Brest, Frankrijk heeft plaatsgevonden,
– gezien de resolutie van de Milieuvergadering van de VN van 2 maart 2022 in Nairobi, getiteld “End plastic pollution: towards an international legally binding instrument”,
– gezien dat de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 24 december 2017 over een internationaal, juridisch bindend instrument uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee met betrekking tot de instandhouding en het duurzaam gebruik van mariene biologische diversiteit van zones die buiten de nationale jurisdicties vallen,
– gezien de VN-conferentie op hoog niveau ter ondersteuning van de uitvoering van SDG 14 (VN-Oceaanconferentie), gehouden in Lissabon van 27 juni tot en met 1 juli 2022, en de daaropvolgende aanneming van de Verklaring van Lissabon,
– gezien de zevende conferentie op hoog niveau “Our Ocean”, die door de Republiek Palau en de Verenigde Staten gezamenlijk was georganiseerd op 13 en 14 april 2022,
– gezien de VN-biodiversiteitsconferentie COP15, die van 7 tot 17 december 2022 in Montreal, Canada plaatsvindt,
– gezien de overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de beëindiging van schadelijke visserijsubsidies, die op 17 juni 2022 tijdens de 12e Ministeriële Conferentie van de WTO is gesloten,
– gezien de Verklaring van Bizerte die in september 2022 op het World Sea Forum is aangenomen,
– gezien Speciaal verslag nr. 20/2022 van de Europese Rekenkamer van 26 september 2022 getiteld “EU-maatregelen ter bestrijding van illegale visserij – Controlesystemen aanwezig, maar verzwakt door uiteenlopende controles en sancties door de lidstaten”,
– gezien de mededeling van de Commissie van 19 november 2020 getiteld “EU-strategie over de benutting van het potentieel van hernieuwbare offshore-energie met het oog op een klimaatneutrale toekomst” (COM(2020)0741),
– gezien zijn resolutie van 16 februari 2022 over een Europese strategie voor hernieuwbare offshore-energie[10],
– gezien Speciaal verslag nr. 26/2020 van de Rekenkamer van 26 november 2020 getiteld “Het mariene milieu: de EU biedt brede, maar geen diepgaande bescherming”,
– gezien zijn resolutie van 8 juli 2021 over de vaststelling van Antarctische beschermde mariene gebieden (MPA’s) en het behoud van de biodiversiteit in de Zuidelijke Oceaan[11],
– gezien zijn resolutie van 7 juli 2021 over de gevolgen voor de visserijsector van offshorewindmolenparken en andere systemen voor hernieuwbare energie[12],
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Europees Parlement een noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu heeft afgekondigd en zich ertoe heeft verbonden de concrete maatregelen te nemen die nodig zijn om deze bedreiging te bestrijden en beperken voor het te laat is; overwegende dat verlies aan biodiversiteit en klimaatverandering met elkaar samenhangen en elkaar onderling versterken, even grote bedreigingen voor ons leven en onze planeet vormen en als zodanig zo snel mogelijk gezamenlijk moeten worden aangepakt;
B. overwegende dat de natuur wordt aangetast op een tempo en schaal die we in de menselijke geschiedenis niet eerder hebben gezien; overwegende dat wereldwijd naar schatting één miljoen soorten met uitsterven bedreigd worden; overwegende dat slechts 23 % van de soorten en 16 % van de habitats die onder de Natura-richtlijnen van de EU vallen een gunstige status van instandhouding heeft;
C. overwegende dat de oceaan 71 % van het aardoppervlak beslaat, de helft van onze zuurstof produceert, een derde van de CO2-emissies en 90 % van de overtollige warmte in het klimaatsysteem absorbeert[13], en een unieke en vitale rol speelt als klimaatregulator in de context van de klimaatcrisis;
D. overwegende dat de wereld een klimaat- en milieucrisis doormaakt, die mondiale antwoorden vereist waarbij gemeenschappelijke uitdagingen, synergieën en samenwerkingsgebieden worden vastgesteld;
E. overwegende dat wordt aangenomen dat de diepzee de grootste biodiversiteit op aarde heeft, met ongeveer 250 000 bekende soorten en nog veel meer nog te ontdekken soorten, en ten minste twee derde van de mariene soorten ter wereld nog niet is geïdentificeerd[14];
F. overwegende dat de EU en haar lidstaten het grootste maritieme gebied ter wereld vormen, rekening houdend met de maritieme gebieden van de landen en gebieden overzee;
G. overwegende dat de oceanen ook bijdragen aan de voedselzekerheid en gezondheid door meer dan 3 miljard mensen een primaire bron van eiwitten te bieden, in hernieuwbare energie en minerale hulpbronnen voorzien, werkgelegenheid in kustgemeenschappen creëren, als transportroutes voor onze goederen fungeren en onze internetcommunicatie vergemakkelijken;
H. overwegende dat de oceanen momenteel zwaar belast worden door menselijke activiteiten, waaronder overbevissing en schadelijke visserijtechnieken zoals bodemberoerende visserijactiviteiten, vervuiling, industriële winningsactiviteiten en de klimaatcrisis, wat leidt tot onomkeerbare schade zoals opwarming van de oceanen, stijgende zeespiegels, verzuring, zuurstofverlies, kusterosie, zeeverontreiniging, overexploitatie van mariene biodiversiteit, verlies en aantasting van habitats en vermindering van biomassa, hetgeen ook gevolgen heeft voor de gezondheid en veiligheid van mens- en dierpopulaties en andere organismen;
I. overwegende dat volgens het Intergouvernementeel Platform voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten en de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering de mariene biodiversiteit ernstig in gevaar is; overwegende dat het Europees Milieuagentschap heeft gewaarschuwd voor de slechte staat waarin het Europese mariene milieu verkeert en erop aandringt onze mariene ecosystemen snel te herstellen en daarbij met name te kijken naar de gevolgen van menselijke activiteiten voor het mariene milieu; overwegende dat mariene hotspots als koraalriffen, mangroven en zeegrasvelden ernstig zijn aangetast en worden bedreigd door klimaatverandering en verontreiniging;
J. overwegende dat het niet verwezenlijken van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs enorme milieueffecten en economische kosten met zich mee zou brengen, waaronder een grotere kans op het bereiken van de omslagpunten waarop temperatuurniveaus het vermogen van de natuur om koolstof in de oceanen te absorberen, beginnen te beperken;
K. overwegende dat walvissen de productiviteit van ecosystemen verhogen en een belangrijke rol spelen bij het afvangen van koolstof uit de atmosfeer; overwegende dat elke grote walvis tijdens zijn leven gemiddeld 33 ton CO2 opslaat; overwegende dat volgens berekeningen van het Internationaal Monetair Fonds, indien walvissen zouden mogen terugkeren naar hun aantallen van vóór de walvisvangst, de hoeveelheid klimaatpositief fytoplankton aanzienlijk zou toenemen, wat zou leiden tot extra afvang van honderden miljoenen ton CO2 per jaar, wat overeenkomt met de plotselinge aanwezigheid van 2 miljard bomen[15]; overwegende dat de bescherming van walvissen een prioriteit moet zijn van de internationale oceaangovernance;
L. overwegende dat de oceanen op internationaal niveau als mondiale gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen moeten worden erkend en moeten worden beschermd in het licht van hun unieke karakter, hun verwevenheid en de essentiële ecosysteemdiensten die zij leveren, waarvan de huidige en toekomstige generaties afhankelijk zijn voor hun overleven en welzijn;
M. overwegende dat de ultraperifere gebieden en eilanden van de EU dankzij hun geografische kenmerken en specifieke eigenschappen de EU helpen om te profiteren van de geostrategische, ecologische, economische en culturele dimensie van de oceanen en haar verantwoordelijkheden geven; overwegende dat de ultraperifere gebieden en eilanden in vergelijking met de rest van de EU en de overige ontwikkelde wereld tot de gebieden behoren die het zwaarst worden getroffen door klimaatverandering, met name met het oog op duurzame ontwikkeling;
N. overwegende dat het Europees Milieuagentschap oceaangovernance heeft gedefinieerd als “het beheren en gebruiken van de oceanen en hun hulpbronnen op een manier die ze gezond, productief, veilig, beveiligd en veerkrachtig houdt”[16];
O. overwegende dat de blauwe economie van de EU voorziet in 4,5 miljoen rechtstreekse banen en alle industrieën en sectoren omvat die verband houden met de oceanen, zeeën en kusten, zoals de scheepvaart, passagiersvervoer over zee, visserij en energieopwekking, alsook havens, scheepswerven, kusttoerisme en aquacultuur aan land; overwegende dat oceaangerelateerde economische kwesties een belangrijk onderdeel vormen van het Europese Green Deal-pakket en het herstelplan, en overwegende dat de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie, met betrekking tot mariene ecosystemen, de economische ontwikkeling en het scheppen van banen sterk kan stimuleren, met name in kustregio’s, op eilanden en in de ultraperifere gebieden[17];
P. overwegende dat tijdens de “One Ocean”-top in Brest in februari 2022, Frankrijk en Colombia een wereldwijde coalitie voor blauwe koolstof tot stand hebben gebracht en dat ook de coalitie met een hoge ambitie ter ondersteuning van het Biodiversiteitsverdrag in gebieden buiten de nationale jurisdicties (BBNJ) van start is gegaan;
1. verzoekt de EU een voortrekkersrol te spelen bij de bescherming van de oceanen, het herstel van mariene ecosystemen en het vergroten van het bewustzijn over de essentiële rol die de oceanen spelen bij het behoud van een leefbare planeet voor mens en dier en de talrijke voordelen die de oceanen voor onze samenlevingen opleveren; acht het in dit verband belangrijk onze relatie met de oceanen te verbeteren; moedigt de Commissie aan een betere integratie van kwesties op het gebied van instandhouding van de oceanen in andere beleidsterreinen te bevorderen, onder meer tijdens komende conferenties over klimaat en biodiversiteit, met name COP15 en COP27;
2. spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat het Verdrag inzake de volle zee uiteindelijk niet is aangenomen tijdens de vijfde intergouvernementele conferentie, maar erkent dat er vooruitgang is geboekt; acht het absoluut noodzakelijk de bescherming van de biodiversiteit buiten de nationale jurisdicties te waarborgen, om het mariene leven te beschermen, in stand te houden en te herstellen en onze gedeelde hulpbronnen van oceanen eerlijk en duurzaam te gebruiken; verzoekt de Commissie en de lidstaten, gezien de urgentie, de onderhandelingen over het Verdrag inzake de volle zee onverwijld te hervatten om een ambitieuze aanpak te hanteren voor de onderhandelingen over een BBNJ-verdrag dat een ambitieus, doeltreffend en toekomstbestendig internationaal kader waarborgt dat essentieel is voor de verwezenlijking van de doelstelling om ten minste 30 % van de oceanen en zeeën wereldwijd in stand te houden;
3. benadrukt dat de conferentie van de partijen bij het verdrag volledige bevoegdheden moet hebben om doeltreffende beheersplannen en -maatregelen voor de beschermde mariene gebieden vast te stellen, en is stellig van mening dat elke vorm van opt-outmechanismen de inspanningen op het gebied van de bescherming van het mariene milieu zou ondermijnen; onderstreept voorts dat het verdrag ook een eerlijk en billijk mechanisme moet omvatten voor de toegang tot en het delen van de voordelen van mariene genetische hulpbronnen, en moet voorzien in toereikende financiering ter ondersteuning van de kerntaken van het verdrag, alsook in financiële, wetenschappelijke en technische ondersteuning voor staten die dat nodig hebben, door middel van capaciteitsopbouw en overdracht van mariene technologie; verzoekt de Commissie en de lidstaten te pleiten voor de opname in de preambule van toekomstige verklaringen en internationale verdragen, met name met betrekking tot BBNJ, van de notie dat de oceanen mondiale gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen vormen;
4. onderstreept dat de komende conferenties over klimaat (COP27) en biodiversiteit (COP15) van cruciaal belang zullen zijn om ervoor te zorgen dat de oceanen centraal staan in de strijd tegen klimaatverandering en dat de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en het Verdrag inzake biologische diversiteit volledig worden verwezenlijkt; erkent dat de goede gezondheid van onze oceanen en zeeën van cruciaal belang is voor het behoud van hun rol bij het beperken van de klimaatverandering en om te blijven voldoen aan de temperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs; herhaalt zijn oproep aan de EU om tijdens de COP15 aan te dringen op een ambitieus mondiaal biodiversiteitskader voor de periode na 2020, met doelstellingen om het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en om te buigen, onder meer door middel van juridisch bindende mondiale streefcijfers voor herstel en bescherming van ten minste 30 % tegen 2030;
Verbetering van de Europese en internationale oceaangovernance
5. is van mening dat de bestrijding van de aantasting van de oceanen een aanzienlijke gezamenlijke inspanning vergt; dringt aan op mondiale, systemische, geïntegreerde en ambitieuze governance;
6. verzoekt de Commissie en de lidstaten nogmaals een internationaal moratorium op diepzeemijnbouw te ondersteunen[18];
7. benadrukt dat het belangrijk is om in het Europees beleid de balans op te maken van de verbanden tussen land en zee, met inbegrip van stikstof- en fosforlekkage als gevolg van intensieve landbouw en verontreiniging door kunststoffen; onderstreept bovendien hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat de “één gezondheid”-benadering wordt geïntegreerd, waarbij het verband tussen gezondheid van mens, dier en milieu wordt erkend;
8. spreekt opnieuw zijn bezorgdheid uit dat de sectorale steun die wordt verleend door de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij vaak niet rechtstreeks ten goede komt aan de lokale visserij en kustgemeenschappen in derde landen; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om ervoor te zorgen dat dergelijke overeenkomsten in overeenstemming zijn met de SDG’s, de milieuverplichtingen van de EU en de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU; dringt er bij de EU op aan de transparantie, de gegevensverzameling (met name over vangsten, de registratie van vaartuigen en arbeidsomstandigheden) en de rapportageverplichtingen in het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij, op te voeren en een gecentraliseerde sociaal-economische databank op te zetten voor alle EU-vaartuigen, ongeacht waar zij actief zijn;
9. beklemtoont dat arbeids- en mensenrechten op zee elementen zijn die in de wereldwijde oceaangovernance moeten worden geïntegreerd; vraagt de Commissie gerichte inspanningen te doen om normen inzake fatsoenlijke werkomstandigheden in de internationale visserij-industrie te bevorderen en aldus het verband te erkennen tussen arbeids- en mensenrechtenschendingen enerzijds en niet duurzame en destructieve visvangstpraktijken, en met name illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, anderzijds;
10. verzoekt de Raad en zijn roulerende voorzitterschappen een strategische langetermijnvisie voor maritieme kwesties te ontwikkelen en uit te voeren om van de EU een wereldleider te maken op het gebied van de duurzame ontwikkeling van onze oceanen, en met name op het gebied van de bescherming van de oceanen en hun ecosystemen, teneinde de huidige milieu- en klimaatcrises aan te pakken;
11. wijst nogmaals op het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling, waartoe de EU en haar lidstaten zich hebben verbonden en dat tot doel heeft tegenstrijdigheden tot een minimum te beperken en synergieën tussen de verschillende beleidsterreinen van de EU tot stand te brengen; wijst in dit verband op de sleutelrol van het ontwikkelingsbeleid van de EU, dat partnerlanden moet helpen de bovengenoemde gemeenschappelijke doelstellingen voor de oceanen en de mensheid te verwezenlijken;
12. benadrukt het belang van de bescherming van walvispopulaties, zowel vanuit het oogpunt van biodiversiteit als van klimaat; spreekt zijn krachtige steun uit voor de handhaving van het wereldwijde moratorium op de commerciële walvisvangst en een verbod op de internationale handel in walvisproducten; verzoekt Japan, Noorwegen en IJsland hun walvisvangstactiviteiten stop te zetten; verzoekt de EU de levensbedreigende gevaren waarmee walvissen en andere walvisachtigen worden geconfronteerd aan te pakken, zoals aanvaringen, verstrikking in visnetten, kunststofafval in water en geluidshinder;
Zorgen voor instandhouding in het licht van klimaat- en milieucrises
13. spreekt nogmaals zijn krachtige steun uit aan de EU-doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie om ten minste 30 % van de mariene gebieden van de EU te beschermen en ten minste 10 % van de mariene gebieden van de EU strikt te beschermen; verwacht dat de nieuwe EU-wet inzake natuurherstel zal zorgen voor het herstel van aangetaste mariene ecosystemen, aangezien gezonde mariene ecosystemen de biodiversiteit kunnen beschermen en herstellen en de klimaatverandering kunnen temperen, en meerdere ecosysteemdiensten leveren; herhaalt zijn verzoek om een hersteldoelstelling van ten minste 30 % van het land en de zeeën van de EU, die verder gaat dan eenvoudige bescherming;
14. spreekt nogmaals zijn volledige steun uit voor de oprichting van twee nieuwe beschermde mariene gebieden met een oppervlakte van meer dan 3 miljoen km² in het oostelijke deel van Antarctica en in de Weddellzee[19]; vraagt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen aanzienlijk op te voeren om dit te verwezenlijken;
15. steunt het verzoek van de EU om de status van waarnemer in de Arctische Raad; dringt aan op een betere bescherming van het Noordpoolgebied, met inbegrip van een verbod op olie-exploratie en, zo spoedig mogelijk, op gasexploratie;
16. verzoekt de EU alle industriële activiteiten die het milieu schaden, zoals mijnbouw en winning van fossiele brandstoffen, te verbieden in beschermde mariene gebieden; verzoekt de EU opnieuw om wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s op te zetten en te financieren om koolstofrijke mariene habitats in de EU-wateren in kaart te brengen als basis voor het aanwijzen van gebieden als strikt beschermde MPA’s, teneinde mariene koolstofputten te beschermen en te herstellen overeenkomstig het UNFCCC, en ecosystemen, met name die op de zeebodem, te beschermen en te herstellen, overeenkomstig de kaderrichtlijn mariene strategie, en ze te beschermen tegen menselijke activiteiten die kunnen leiden tot verstoring van en afgifte van koolstof in de waterkolom, zoals bodemberoerende visserijactiviteiten;
17. benadrukt dat het van cruciaal belang is de integratie van de blauwe koolstofecosystemen aan de kust (mangroven, kwelders en zeegrasvelden) in de Europese Green Deal te stroomlijnen en moedigt de Commissie aan verder te werken aan de identificatie van robuuste, transparante en wetenschappelijk onderbouwde methoden voor een correcte boekhouding van koolstofonttrekkingen en -emissies van die ecosystemen op een wijze die geen afbreuk doet aan andere biodiversiteitsdoelstellingen;
18. benadrukt dat de ultraperifere gebieden en eilanden van essentieel belang zijn om de uitdagingen in verband met de oceanen aan te pakken en verzoekt de EU hun rol te versterken bij het vinden van oplossingen voor aanpassing aan de klimaatverandering, de bescherming van de mariene biodiversiteit en de transitie naar een duurzame blauwe economie, onder meer door op ecosystemen gebaseerde oplossingen te bevorderen; verzoekt de EU de ultraperifere gebieden beter te betrekken bij oceaanstrategieën, onder meer in het kader van het geïntegreerd maritiem beleid;
19. herinnert aan het belang en de urgentie van het verminderen en vermijden van zwerfvuil op zee, aangezien kunststofafval goed is voor 80 % van alle mariene verontreiniging, en kunststoffen in de oceanen naar schatting 75-199 miljoen ton bedragen en deze hoeveelheid volgens het Milieuprogramma van de VN tegen 2040 zonder een zinvolle aanpak kan verdrievoudigen[20]; is ingenomen met de lopende onderhandelingen over een mondiaal verdrag inzake verontreiniging door kunststoffen en verzoekt de VN-lidstaten uiterlijk in 2024 tot een ambitieus en doeltreffend akkoord te komen; onderstreept de noodzaak om verontreiniging door kunststoffen aan te pakken door afval aan de bron te verminderen, het gebruik en verbruik van kunststoffen als prioriteit terug te dringen en de circulariteit te vergroten; spreekt voorts zijn steun uit voor opruimacties; wijst op de kunststoffeneconomie en de exponentiële toename van de productie in de afgelopen decennia; dringt aan op een systematische aanpak om milieuverontreiniging door kunststoffen, met inbegrip van microplastics, op passende wijze aan te pakken; dringt aan op internationale maatregelen om een einde te maken aan nucleair en militair afval in de oceanen en op praktische oplossingen om de bestaande milieu- en gezondheidseffecten ervan te beperken;
20. is ingenomen met de onlangs gesloten WTO-overeenkomst inzake visserijsubsidies, die alle partijen snel moeten ratificeren, maar betreurt het dat er geen akkoord is bereikt om subsidies die de overbevissing en de overcapaciteit van de vloot doen toenemen, te beperken; verzoekt de Commissie onverwijld tot een akkoord binnen de WTO te komen; onderstreept dat visserij op duurzame wijze moet plaatsvinden, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt en dat aantasting van het milieu moet worden voorkomen, hetgeen een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid is; verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen tegen overcapaciteit en overbevissing, met inbegrip van een verbod op subsidies die bijdragen tot overcapaciteit en overbevissing;
21. benadrukt dat IOO-visserijactiviteiten een aanzienlijke bedreiging vormen voor duurzame visserij en voor de weerbaarheid van mariene ecosystemen; is ingenomen met de toezegging van de Commissie om een nultolerantiebenadering ten aanzien van IOO‑visserij te volgen, maar neemt met bezorgdheid kennis van de conclusie in Speciaal verslag nr. 20/2022 van de Rekenkamer dat de doeltreffendheid van de bestaande controlesystemen ter bestrijding van illegale visserij wordt verminderd door de uiteenlopende toepassing van controles en sancties door de lidstaten; verzoekt de lidstaten de tenuitvoerlegging van de IOO-verordening[21] van de EU te verbeteren, gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer en te zorgen voor afschrikwekkende sancties tegen illegale visserij;
22. is bovendien bezorgd over gevallen van IOO-visserij buiten de EU-wateren; dringt aan op een sterk wereldwijd systeem van afschrikwekkende sancties en een veelzijdige aanpak ter bestrijding van IOO-visserij; wijst erop dat het gebruik van goedkope vlaggen en omvlagging aan banden moeten worden gelegd en dat overladingen op zee moeten worden aangepakt; verzoekt de Commissie transparantie over de uiteindelijke begunstigden van bedrijfsstructuren doeltreffend te bevorderen en verzoekt de EU meer in het algemeen de capaciteitsopbouw op het gebied van corruptiebestrijding te versterken door de samenwerking tussen nationale agentschappen te bevorderen, de internationale samenwerking te intensiveren, het toezicht op visserijactoren in ontwikkelingslanden te verbeteren met steun van de EU, en regionale monitoring-, controle- en toezichtscentra en taskforces te ondersteunen;
Bevordering van een duurzame blauwe economie
23. erkent dat de goede gezondheid van onze oceanen essentieel is voor de duurzaamheid op lange termijn van vele activiteiten, van visserij tot toerisme en onderzoek tot scheepvaart; is ingenomen met het potentieel van een volledig duurzame blauwe economie voor duurzame ontwikkeling en het scheppen van banen en benadrukt dat het van essentieel belang is deze sectoren te ondersteunen om duurzamer te worden en zich aan te passen aan de nieuwe normen van de Europese Green Deal;
24. verzoekt de Commissie en de lidstaten de richtlijn maritieme ruimtelijke ordening volledig ten uitvoer te leggen, rekening houdend met alle maritieme economische activiteiten, met inbegrip van visserij, offshore-energie-installaties, zeevervoersroutes, verkeersscheidingsregelingen, havenontwikkeling, toerisme en aquacultuur, door middel van een geïntegreerde en ecosysteemgerichte aanpak die de bescherming van mariene ecosystemen waarborgt; herhaalt dat verdere inspanningen nodig zijn voor een coherente tenuitvoerlegging van de richtlijn, waarbij de lidstaten worden opgeroepen om bij hun planning een “ecosysteemgerichte benadering” toe te passen, teneinde het goede voorbeeld te geven voor de wereldwijde invoering van maritieme ruimtelijke ordening;
25. herinnert eraan dat het koolstofvrij maken van het zeevervoer naast CO2 en NO2 ook methaanemissies moet omvatten, aangezien methaan over een periode van 20 jaar meer dan 80 keer krachtiger is dan CO2, waardoor dat het op een na belangrijkste broeikasgas is dat bijdraagt aan ongeveer een kwart van de huidige opwarming van de aarde;
26. wijst erop dat zwarte koolstof zowel een luchtverontreinigende stof als een kortlevende klimaatopwarmer is die samen met stofdeeltjes tijdens de verbranding wordt gevormd, een aanzienlijk opwarmingseffect heeft en de op een na grootste bijdrage levert aan de opwarming van de aarde door schepen; benadrukt dat het belangrijk is het Noordpoolgebied te beschermen, met name tegen emissies door de scheepvaart en stofdeeltjes, en herinnert eraan dat de EU zich er in een gezamenlijke mededeling van 13 oktober 2021 toe heeft verbonden “het voortouw [te] nemen bij het streven naar een emissievrije scheepvaart in de Noordelijke IJszee waarbij de verontreiniging tot nul wordt teruggebracht, in overeenstemming met de doelstellingen van de Green Deal van de EU en het “Klaar voor 55”-pakket”[22]; verzoekt de EU internationaal aan te dringen op en te werken aan de vaststelling van concrete maatregelen met het oog op emissievrije scheepvaart in de Noordelijke IJszee waarbij de verontreiniging tot nul is teruggebracht;
27. uit zijn bezorgdheid over het onderwatergeluid dat wordt veroorzaakt door maritiem vervoer, heiwerkzaamheden en andere mariene activiteiten, alsook over aanvaringen van walvisachtigen met schepen, die negatieve gevolgen hebben voor mariene ecosystemen en het welzijn van mariene soorten; verzoekt de Commissie maatregelen in kaart te brengen en voor te stellen om deze problemen aan te pakken;
28. benadrukt dat de oceanen kwetsbaar zijn voor offshoreboringen naar fossiele brandstoffen; benadrukt dat het gebruik van fossiele brandstoffen de klimaatverandering verder zal bevorderen en versnellen; is van mening dat de EU met internationale partners moet samenwerken om te komen tot een rechtvaardige transitie, weg van offshoreboringen van fossiele brandstoffen;
29. herhaalt zijn standpunten over de verordening inzake monitoring, rapportage en verificatie (MRV)[23] en de richtlijn inzake het emissiehandelssysteem[24] ten faveure van de oprichting van een oceaanfonds om de energie-efficiëntie van schepen te verbeteren en investeringen te ondersteunen die erop gericht zijn een bijdrage te leveren aan het koolstofvrij maken van het maritiem vervoer, zoals windaandrijving, waaronder in de kustvaart en in havens;
30. benadrukt dat projecten voor duurzame hernieuwbare offshore-energie snel moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met de gevolgen ervan voor ecosystemen, met inbegrip van trekkende vogelsoorten, en de ecologische, sociale en economische gevolgen; benadrukt dat Europa gebaat zou zijn met de totstandbrenging van een sterke binnenlandse markt voor hernieuwbare offshore-energie, zodat Europa zijn technologische leiderschap op dit gebied verder kan uitbreiden en zo nieuwe mondiale exportmogelijkheden voor de Europese industrie kan creëren;
31. benadrukt dat de EU het goede voorbeeld moet geven door ambitieuze wettelijke voorschriften vast te stellen voor het koolstofvrij en duurzamer maken van het zeevervoer, en tegelijkertijd maatregelen te ondersteunen en aan te moedigen die op zijn minst in ambitie vergelijkbaar zijn met die van internationale fora zoals de Internationale Maritieme Organisatie, waardoor de zeevervoersector wereldwijd en in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs zijn broeikasgasemissies kan uitfaseren; benadrukt dat, indien de Internationale Maritieme Organisatie dergelijke maatregelen moet vaststellen, de Commissie de ambitie en de algehele milieu-integriteit ervan moet onderzoeken, met inbegrip van de algemene ambitie met betrekking tot de doelstellingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs, de emissiereductiedoelstelling van de EU voor de hele economie voor 2030 en de verwezenlijking van klimaatneutraliteit tegen uiterlijk 2050; is van mening dat de Commissie, indien dit nodig wordt geacht, het Parlement en de Raad vervolgvoorstellen moet doen om de milieu-integriteit en doeltreffendheid van de klimaatactie van de EU in stand te houden en de soevereiniteit van de EU te erkennen om haar aandeel in de emissies van internationale scheepvaartreizen te reguleren in overeenstemming met de verplichtingen van de Overeenkomst van Parijs;
32. is ingenomen met de rol van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s); dringt er bij de Commissie op aan om er in het kader van de onderhandelingen over een verdrag inzake ROVB’s voor te zorgen dat de goedgekeurde beheers- en instandhoudingsmaatregelen in overeenstemming zijn met de ambities van, of ambitieuzer zijn dan die van het gemeenschappelijk visserijbeleid, door geharmoniseerde regels toe te kennen aan de EU-vloot, ongeacht het geografische gebied waarin zij actief zijn, en een gelijk speelveld te creëren voor alle vloten die in het kader van deze internationale verdragen actief zijn; verzoekt de Commissie de oprichting van nieuwe ROVB’s aan te moedigen en ambitieuze mandaten voor te stellen om de bescherming van de vispopulaties en het duurzame beheer van de visbestanden te verbeteren, de teruggooi te verminderen en de beschikbare gegevens, de naleving en de transparantie van de besluitvorming te verbeteren; pleit voor een ruimer gebruik van totaal toegestane vangsten en quotamechanismen, met name bij de onderhandelingen over een verdrag inzake ROVB’s en in partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij, teneinde een doeltreffende wereldwijde instandhouding van de visbestanden te waarborgen;
33. benadrukt dat ten volle rekening moet worden gehouden met de sociale noden in verband met de transitie naar een duurzame blauwe economie; verzoekt de Commissie en de lidstaten de om- en bijscholing van de bestaande beroepsbevolking te ondersteunen en nieuwe mensen aan te trekken met de vaardigheden die nodig zijn voor duurzame economische praktijken;
34. verzoekt de Commissie bestaande sociaal-economische analyses uit te voeren van en voort te bouwen op de uitdagingen waarmee visserijgemeenschappen in de EU worden geconfronteerd, teneinde passende steunmaatregelen en diversificatie vast te stellen om een eerlijke en rechtvaardige transitie te waarborgen;
Bewustmaking, bevordering van onderzoek en kennis
35. benadrukt dat onderzoek en innovatie op het gebied van mariene klimaataanpassing en hernieuwbare mariene energie moeten worden ondersteund om van de EU een voorvechter van groene schepen, vissersvaartuigen en havens te maken; meent dat er ook financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor diepzee-ecosystemen en -biodiversiteit; dringt aan op krachtige maatregelen om verontreiniging door schepen en illegale afvallozingen aan te pakken; verzoekt de EU een leidende rol te spelen bij de totstandbrenging van groene corridors en verbindingen tussen groene havens wereldwijd om de groene transitie in de maritieme sector te versterken en op te schalen; dringt aan op krachtige maatregelen om verontreiniging door schepen en illegale afvallozingen aan te pakken;
36. is van mening dat de ontwikkeling en productie van duurzame scheepsbrandstoffen de komende jaren exponentieel moeten worden opgevoerd en dat de EU en haar lidstaten moeten investeren in het onderzoek naar en de productie van duurzame scheepsbrandstoffen, aangezien deze zowel een ecologische als een industriële kans bieden; verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om een EU-onderzoekscentrum voor duurzame mariene brandstoffen en technologieën op te richten dat zou bijdragen tot de coördinatie van de inspanningen van belanghebbenden die betrokken zijn bij de ontwikkeling van duurzame mariene brandstoffen;
37. spreekt zijn steun uit voor het Decennium van Oceaanwetenschappen voor Duurzame Ontwikkeling en de “Missie Zeester 2030: Herstel van onze oceanen en wateren” van de Commissie, die tot doel heeft de verzameling van kennis en gegevens en de regeneratie van de oceanen te versnellen en de cyclische visie op het herstel van de oceanen, zeeën en rivieren te bevorderen door middel van concrete en regionale proefprojecten;
38. erkent dat wetenschappelijke gemeenschappen moeten worden betrokken bij de coördinatie van de inspanningen voor een duurzame mariene toekomst die nieuwe manieren voor het produceren en delen van kennis vergemakkelijkt; verzoekt de EU daarom te pleiten voor de oprichting van een internationaal panel voor duurzaamheid van oceanen op basis van het model van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, om de basis te leggen voor oceaangovernance en -beheer in de toekomst;
39. steunt de inspanningen van de intergouvernementele coalitie van hoge ambitie voor natuur en mens onder leiding van Costa Rica, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk; is ingenomen met het lidmaatschap van de Commissie van deze coalitie; herinnert aan de toezegging van de EU om de instandhouding en het duurzame gebruik van oceanen en mariene hulpbronnen te verwezenlijken, zoals vastgesteld in SDG 14 van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN;
°
° °
40. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1]PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2.
- [2] PB C 458 van 19.12.2018, blz. 9.
- [3] PB C 67 van 8.2.2022, blz. 25.
- [4] PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
- [5] PB L 257 van 28.8.2014, blz. 135.
- [6] PB C 494 van 8.12.2021, blz. 14.
- [7] Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0135.
- [8] PB C 101 van 16.3.2018, blz. 123.
- [9] PB C 337 van 20.9.2018, blz. 30.
- [10] PB C 342 van 6.9.2022, blz. 66.
- [11] PB C 99 van 1.3.2022, blz. 214.
- [12] PB C 99 van 1.3.2022, blz. 88.
- [13] UN Climate Action, “The ocean – the world’s greatest ally against climate change”
- [14] “Marine Biodiversity and Ecosystems Underpin a Healthy Planet and Social Well-Being”, UN Chronicle, Nos 1 & 2, Volume LIV – Our Ocean, Our World, mei 2017.
- [15] International Monetary Fund, “A strategy to protect whales can limit greenhouse gases and global warming”, december 2019.
- [16] European Environment Agency, “Ocean governance”, 5 mei 2022.
- [17] Zoals bevestigd in de resolutie van het Parlement van 3 mei 2022 getiteld “Naar een duurzame blauwe economie in de EU: de rol van de visserij- en de aquacultuursector”.
- [18] Zie het verslag van de Commissie getiteld ”EU Blue Economy Report 2022”, 3 mei 2022.
- [19] Zoals vermeld in zijn resolutie van 8 juli 2021 over de vaststelling van Antarctische beschermde mariene gebieden (MPA’s) en het behoud van de biodiversiteit in de Zuidelijke Oceaan.
- [20] Zie de coördinerende instantie van het Milieuprogramma van de VN voor de zeeën van Oost-Azië (COBSEA), “Marine Litter and Plastic Pollution”, en de samenvatting van het Milieuprogramma van de VN, “From pollution to solution: a global assessment of marine litter and plastic pollution”, 2021.
- [21] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
- [22] Gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 13 oktober 2021 getiteld “Een sterker engagement van de EU voor een vreedzaam, duurzaam en welvarend noordpoolgebied”, blz. 9 (JOIN(2021)0027).
- [23]Standpunt van 16 september 2020 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om op gepaste wijze rekening te houden met het wereldwijde systeem voor de verzameling van gegevens inzake stookolieverbruik door schepen (Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0219).
- [24] PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3.