Ontwerpresolutie - B9-0455/2022Ontwerpresolutie
B9-0455/2022

ONTWERPRESOLUTIE over de dood van Mahsa Amini en de onderdrukking van demonstranten voor vrouwenrechten in Iran

4.10.2022 - (2022/2849(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Raffaele Fitto, Anna Fotyga, Charlie Weimers, Assita Kanko, Bogdan Rzońca, Adam Bielan, Dominik Tarczyński, Valdemar Tomaševski, Elżbieta Rafalska, Ryszard Czarnecki, Veronika Vrecionová, Jadwiga Wiśniewska, Witold Jan Waszczykowski, Carlo Fidanza, Patryk Jaki, Beata Mazurek, Ladislav Ilčić, Nicola Procaccini, Alexandr Vondra
namens de ECR-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0434/2022

Procedure : 2022/2849(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0455/2022
Ingediende teksten :
B9-0455/2022
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0455/2022

Resolutie van het Europees Parlement over de dood van Mahsa Amini en de onderdrukking van demonstranten voor vrouwenrechten in Iran

(2022/2849(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Iran, met name die van 17 februari 2022 over de doodstraf in Iran[1], die van 8 juli 2021 over het geval van Ahmadreza Djalali in Iran[2], die van 17 december 2020 over Iran, met name de zaak van Nasrin Sotoudeh, winnaar van de Sacharovprijs 2012[3], die van 19 september 2019 over Iran, met name de situatie van vrouwenrechtenactivisten en gevangenen met zowel de Iraanse nationaliteit als de nationaliteit van één van de EU-lidstaten[4] en die van 19 december 2019 over het gewelddadige optreden tegen de recente protesten in Iran[5],

 gezien de verklaring van 19 september 2022 van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over de dood van Mahsa Amini,

 gezien de verklaring van 22 september 2022 van deskundigen van de VN over de dood van Mahsa Amini,

 gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2021/584 van de Raad van 12 april 2021 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 359/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran[6] en Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2021/585 van de Raad van 12 april 2021 tot uitvoering van Besluit 2011/235/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Iran[7],

 gezien de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten (EU‑Magnitski-wet) van 7 december 2020,

 gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

 gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

 gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat Mahsa Amini, een 22-jarige Koerdisch-Iraanse vrouw, ook bekend onder haar Koerdische naam Jhina, op 13 september is gearresteerd wegens het “ongepast” dragen van haar hidjab; overwegende dat ze tijdens haar hechtenis is geslagen en als gevolg daarvan drie dagen later, op 16 september 2022, is overleden; overwegende dat de Iraanse autoriteiten beweren dat zij een natuurlijke dood is gestorven; overwegende dat er geen diepgaand onderzoek is verricht; overwegende dat de vader van het slachtoffer haar lichaam en het autopsierapport niet heeft gezien omdat de artsen dat niet toelieten;

B. overwegende dat duizenden Iraniërs de straat op zijn gegaan om te protesteren tegen de dood van Mahsa Amini in meer dan 120 steden in meer dan 30 provincies in het hele land, waaronder in Teheran, Isfahan, Karaj, Mashhad, Rasht, Saqqez en Sanandaj; overwegende dat de Iraanse leiders en autoriteiten hebben gewaarschuwd dat ze hard en resoluut zullen optreden tegen degenen die aan de protesten deelnemen; overwegende dat de veiligheidstroepen de demonstranten buitensporig en onevenredig hebben aangepakt met scherpe munitie, kogelgeweren en traangas;

C. overwegende dat de protesten blijven aanhouden ondanks een hardhandig optreden van de Iraanse autoriteiten, die onder meer het internet hebben platgelegd en de sociale mediaplatforms Instagram, Whatsapp en LinkedIn sterk aan banden hebben gelegd; overwegende dat ten minste 133 mensen zijn gedood, onder wie kinderen, en dat er meer dan 1 200 mensen zijn gearresteerd, onder wie politieke activisten, journalisten, atleten en beroemdheden;

D. overwegende dat tijdens de protesten veel vrouwen hun hidjab afdeden of hun haar knipten uit protest tegen de dood van Mahsa Amini; overwegende dat Iran het dragen van een sluier verplicht stelde in 1983; overwegende dat vrouwen sindsdien zijn lastiggevallen, gearresteerd, opgesloten, gemarteld, gegeseld en vermoord;

E. overwegende dat de protesten ook mensen met verschillende religieuze en etnische achtergronden hebben verenigd en worden geleid door veel studentenactivisten en veel opgeleide vrouwen uit steden en de middenklasse en mannen van in de twintig die hun steun uitspreken voor de rechten van vrouwen en de fundamentele vrijheden; overwegende dat de protesten en stakingen op meer dan 100 universiteiten uitmondden in straatdemonstraties in het hele land, toen studenten de campussen verlieten en zich bij de protesten aansloten;

F. overwegende dat het Iraanse ministerie van Inlichtingen en Veiligheid (MOIS) op 30 september 2022 heeft verklaard dat het de afgelopen dagen negen buitenlanders heeft gearresteerd, onder wie Duitse, Poolse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Zweedse staatsburgers, wegens hun vermeende betrokkenheid bij de protesten; overwegende dat het MOIS heeft verklaard de buitenlandse ambassades waarvan het beweerde dat zij betrokken waren bij de recente protesten nauwlettend in de gaten te houden, en onder meer Duitse, Franse, Britse en Zweedse diplomaten heeft gewaarschuwd; overwegende dat personen met zowel de Iraanse nationaliteit als de nationaliteit van een land in Europa nog steeds worden gearresteerd, te maken krijgen met oneerlijke processen, in eenzame opsluiting worden geplaatst en worden veroordeeld op basis van valse en vage beschuldigingen van spionage;

G. overwegende dat het MOIS op 30 september 2022 heeft verklaard dat het 49 leden van de Iraanse Volksmoedjahedien had gearresteerd op beschuldiging van georganiseerd terrorisme en vandalisme, en van het verspreiden van nepnieuws met oog op het aanwakkeren van rellen; overwegende dat het ook heeft verklaard 77 agenten van Koerdische dissidente groeperingen, drie leiders van het bahai-geloof, twee van hun vermeende media-agenten en 92 aanhangers van de voormalige Pahlavi-monarchie te hebben gearresteerd;

H. overwegende dat de protesten in Iran hebben geleid tot meer toezicht op en intimidatie van de Iraanse diaspora in alle lidstaten door Iraanse inlichtingendiensten, hetgeen een duidelijke schending is van de burgerrechten van Europese burgers;

I. overwegende dat Iraanse rechtbanken, en in het bijzonder revolutionaire rechtbanken, regelmatig geen eerlijk proces voeren en bekentenissen die door foltering zijn verkregen, aanvaarden als bewijs in de rechtbank; overwegende dat de autoriteiten ook routinematig de toegang van gedetineerden tot rechtsbijstand beperken, met name tijdens de onderzoeksfase;

J. overwegende dat de mensenrechtensituatie in Iran steeds verder verslechtert en dat VN‑deskundigen hun verontrusting hebben geuit over de toenemende vervolging op grond van religie en overtuiging ter plaatse; overwegende dat de Islamitische Revolutionaire Garde (IRG) op de sanctielijst van de EU en de VS staat wegens zijn betrokkenheid bij ernstige mensenrechtenschendingen;

K. overwegende dat er in Iran volgens verslagen elk jaar 400 tot 500 vrouwen op brute wijze worden vermoord bij eremoorden; overwegende dat eremoorden volgens het Iraanse wetboek van strafrecht in bepaalde omstandigheden zijn toegestaan, zonder bestraft te worden; overwegende dat vrouwen en mannen vaak geen gerechtigheid krijgen voor strafbare feiten die in naam van de “eer” tegen hen zijn begaan;

L. overwegende dat de vervolging van religieuze groepen in Iran voortduurt, met inbegrip van willekeurige arrestaties en gedwongen verdwijningen van leden van religieuze minderheden; overwegende dat de ongeveer 500 000 christenen in Iran op grote schaal worden gediscrimineerd, hoewel zij minder dan 1 % van de Iraanse bevolking uitmaken; overwegende dat praktiserende christenen en bekeerlingen van de islam tot het christendom of enig ander geloof risico lopen op vervolging; overwegende dat ook andere religieuze minderheden zoals de bahais of soefi-Yarsani worden vervolgd; overwegende dat moslim zijn een vereiste is voor de meeste banen bij de overheid;

M. overwegende dat Ebrahim Raisi, die in juni 2021 tot president van Iran werd gekozen en op de sanctielijst van de Verenigde Staten staat, eerder als hoofd van de Iraanse rechterlijke macht heeft gediend, ondanks zijn goed gedocumenteerde verleden met betrekking tot ernstige mensenrechtenschendingen; overwegende dat de overwinning van Ebrahim Raisi werd bewerkstelligd door de instellingen van de Islamitische Republiek in verkiezingen die niet volledig vrij of eerlijk waren; overwegende dat slechts zeven van de 592 kandidaten groen licht kregen van de Raad van Hoeders om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap; overwegende dat geen van de kandidaten vrouw was, tot een minderheidsgroep behoorde of andere standpunten innam dan het regime;

N. overwegende dat tijdens de ambtstermijn van Ebrahim Raisi als hoofd van de Iraanse rechterlijke macht sinds begin 2019 ten minste drie politieke gevangenen zijn geëxecuteerd, verscheidene in de gevangenis zijn gedood of door gebrek aan medische verzorging zijn komen te overlijden en velen in Teheran en Shiraz ter dood zijn veroordeeld; overwegende dat er melding is gemaakt van meerdere gevallen van foltering van politieke gevangenen en personen die tijdens protesten werden vastgehouden; overwegende dat Ebrahim Raisi ook lid was van een “dodenpanel” dat in 1988 tot 5 000 politieke gevangenen standrechtelijk executeerde;

O. overwegende dat dr. Ahmadreza Djalali, een Zweeds-Iraans staatsburger, in oktober 2017 werd gearresteerd nadat hij Iran had bezocht om workshops over rampengeneeskunde bij te wonen; overwegende dat dr. Djalali in Iran ter dood is veroordeeld op grond van valse beschuldigingen van spionage en op het punt staat te worden geëxecuteerd; overwegende dat hij onder enorme druk is gezet en onder foltering valse bekentenissen heeft afgelegd; overwegende dat hij door medische problemen niet goed kon eten, met dramatisch gewichtsverlies tot gevolg; overwegende dat zijn detentie door Iran is gebruikt als pressiemiddel in de onderhandelingen met de internationale gemeenschap en de Belgische autoriteiten;

P. overwegende dat journalist Ruhollah Zam op 12 december 2020 in Iran is geëxecuteerd; overwegende dat hij in ballingschap in Frankrijk leefde, naar Irak werd gelokt en illegaal aan Iran werd uitgeleverd om te worden geëxecuteerd;

Q. overwegende dat de Iraanse autoriteiten op 12 september 2020 de worstelaar Navid Afkari hebben geëxecuteerd nadat ze hem hadden beschuldigd van feiten die hij volledig ontkende; overwegende dat zijn broers, Vahid en Habib, nog steeds in de gevangenis zitten en lange straffen hebben gekregen; overwegende dat op 23 augustus 2022 werd gemeld dat Vahid Afkari de doodstraf boven het hoofd hangt;

R. overwegende dat op 27 september 2022 werd gemeld dat de activistische hackersgroep Anonymous documenten had verkregen van de Nationale Bank van Iran waaruit bleek dat de Islamitische Republiek enorme sommen geld had witgewassen via corrupte personen in Europa;

S. overwegende dat het Iraanse leger op 28 september 2022 bijna honderd raketten heeft afgevuurd en zelfmoorddrones heeft gelanceerd op militaire bases van de Democratische Partij van Iraans Koerdistan in Iraaks Koerdistan waarbij 13 mensen om het leven kwamen en 58 gewond raakten;

T. overwegende dat het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven dat Iran de afgelopen jaren ’s werelds grootste staatssponsor van terrorisme is gebleven en politieke, financiële, operationele en logistieke steun verleent aan diverse groepen die zowel op de terreurlijst van de EU als op de Amerikaanse lijst van buitenlandse terroristische organisaties staan;

U. overwegende dat het Office of Foreign Control (OFAC) van het Amerikaanse ministerie van Financiën op 22 september 2022 de Iraanse moraalpolitie met de vinger heeft aangewezen wegens de mishandeling van en het geweld tegen Iraanse vrouwen en de schending van de rechten van vreedzame Iraanse demonstranten; overwegende dat het OFAC van de VS zich ook richt op het MOIS, de grondtroepen van het leger, de Basij-weermacht en de rechtshandhaving; overwegende dat dit besluit is genomen krachtens Uitvoeringsbevel 13553, waarbij aan bepaalde personen sancties worden opgelegd in verband met ernstige schendingen van de mensenrechten door de regering van Iran;

V. overwegende dat Starlink van Elon Musk op 26 september 2022 zijn satellietbreedbanddienst in Iran heeft geactiveerd nadat de VS particuliere bedrijven hebben toegestaan ongecensureerde internettoegang te bieden aan het land tijdens de huidige protesten; overwegende dat de open internettoegang volgt op de activering van Starlink in Oekraïne na de Russische agressie tegen Oekraïne; overwegende dat Iran aan Rusland drones heeft geleverd voor gebruik in de oorlog tegen Oekraïne als tegenprestatie voor de aankoop van geavanceerde Russische Sukhoi-35 (Su-35) gevechtsvliegtuigen om zijn eigen verouderende militaire luchtvloot te moderniseren;

W. overwegende dat de Raad op 7 december 2020 een verordening heeft aangenomen tot vaststelling van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten; overwegende dat de beperkende maatregelen wegens ernstige mensenrechtenschendingen in Iran voor het eerst zijn aangenomen op 12 april 2011 en elk jaar zijn verlengd;

X. overwegende dat de onderhandelingen over de verlenging van het gezamenlijke alomvattende actieplan (JCPOA) gaande zijn en dat er naar verluidt geen akkoord wordt verwacht vóór de tussentijdse verkiezingen in de VS; overwegende dat de besprekingen over het veiligheidscontroleonderzoek dat door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) is gestart nadat zij sporen van uranium had gevonden op drie niet-aangegeven locaties in Iran, worden voortgezet;

Y. overwegende dat de Russische agressie tegen Oekraïne heeft geleid tot verdieping van de betrekkingen van Teheran met Moskou; overwegende dat er in dit verband berichten zijn over een mogelijke regeling voor Rusland om sancties tegen Rusland te omzeilen door middel van een “swap”-regeling waarbij Teheran Russische olie ontvangt in ruil voor de verkoop door Iran van zijn eigen olie aan Russische klanten, en over andere gezamenlijke inspanningen om internationale sancties ontwijken;

1. betreurt de dood van Mahsa Amini en betuigt zijn medeleven aan haar familie en vrienden; dringt aan op een snel, onpartijdig en doeltreffend onderzoek naar haar dood door een onafhankelijke bevoegde autoriteit in samenwerking met internationale organisaties;

2. spreekt zijn steun uit aan de jonge Iraanse vrouwen die de protesten leiden en eraan deelnemen, ondanks de moeilijkheden en persoonlijke gevolgen waarmee zij worden geconfronteerd; veroordeelt met klem het geweld tegen en de discriminatie van vrouwen in Iran en betreurt het dat vrouwen verplicht zijn tegen hun wil een sluier te dragen op straffe van gewelddadige represailles of zelfs de dood; roept op tot beëindiging van discriminerende wetten en kledingvoorschriften voor vrouwen in Iran, met inbegrip van de verplichte hidjab;

3. veroordeelt met klem het gewelddadige optreden van de Iraanse autoriteiten tegen demonstranten; betreurt het daaruit voortvloeiende verlies aan mensenlevens en het feit dat mensen gewond zijn geraakt bij het protesteren, en betuigt zijn medeleven aan de slachtoffers en hun families; verzoekt de Iraanse autoriteiten af te zien van het gebruik van onevenredig geweld tegen vreedzame demonstranten en benadrukt dat alle ernstige beschuldigingen van geweld tegen demonstranten grondig en onafhankelijk moeten worden onderzocht;

4. roept op tot de vrijlating van alle gearresteerde demonstranten, evenals van alle onwettig vastgehouden mensenrechtenactivisten, journalisten en andere gewetensgevangenen in Iran, en roept op tot intrekking van alle aanklachten tegen hen; drukt nogmaals zijn steun uit voor het verlangen van de Iraanse bevolking om in een vrij, inclusief en democratisch land te wonen dat zijn nationale en internationale verbintenissen op het gebied van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden nakomt;

5. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de gerapporteerde arrestaties van negen Europese staatsburgers in Iran, onder wie Duitse, Poolse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Zweedse staatsburgers, en de openbare bedreigingen door het MOIS tegen onder meer de Duitse, Franse, Britse en Zweedse ambassades; eist de onmiddellijke vrijlating van deze Europese onderdanen en de intrekking van alle aanklachten tegen hen;

6. verzoekt VV/HV Josep Borrell en de Europese Dienst voor extern optreden om de repressie van vrouwen, mensenrechtenverdedigers en minderheden in Iran publiekelijk aan de kaak te stellen en op te roepen tot de vrijlating van de gearresteerde Europese burgers en vreedzame Iraanse demonstranten; herinnert eraan dat eerbiediging van de mensenrechten een essentieel onderdeel is van de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Iran en verzoekt VV/HV Borrell te benadrukken dat elke verbetering van de economische betrekkingen met Iran afhankelijk is van het beëindigen van de ernstige mensenrechtenschendingen door Iran;

7. veroordeelt de verstoring van het internet en de censuur door de Iraanse autoriteiten als onderdeel van hun harde optreden tegen de protesten; is verheugd over de activering van Starlink in Iran en het besluit van de VS om particuliere bedrijven toe te staan ongecensureerde internettoegang aan het land aan te bieden tijdens de huidige protesten; dringt er bij de lidstaten en Europese bedrijven op aan soortgelijke stappen te ondernemen om de internettoegang in Iran te vergemakkelijken;

8. veroordeelt opnieuw ten stelligste de gestaag verslechterende mensenrechtensituatie in Iran, ook en in het bijzonder voor leden van etnische en religieuze minderheden, als gevolg van systematische discriminatie op economisch, sociaal en cultureel gebied;

9. roept de Iraanse autoriteiten op alle vormen van discriminatie tegen personen die tot minderheden behoren, al dan niet officieel erkend, uit te bannen en de vrijheden van etnische en religieuze minderheden te eerbiedigen, met inbegrip van hun gewetensvrijheid en hun vrijheid om hun volledige rechten op voet van gelijkheid met alle andere burgers uit te oefenen;

10. veroordeelt met klem het toenemende gebruik van de doodstraf door de Iraanse autoriteiten in de afgelopen jaren; veroordeelt het gebruik door Iran van het strafrechtstelsel om vreedzame activiteiten ter bevordering en verdediging van de mensenrechten te onderdrukken en de zorgwekkende toename van het gebruik van de doodstraf tegen demonstranten, dissidenten en leden van minderheidsgroepen; roept de Iraanse autoriteiten op om onmiddellijk te stoppen met het toepassen van de doodstraf en toe te werken naar de afschaffing ervan;

11. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de situatie van Ahmadreza Djalali, Vahid Afkari en alle anderen die in Iran onrechtmatig gevangen worden gehouden; herhaalt zijn oproep tot hun onvoorwaardelijke vrijlating en tot intrekking van alle aanklachten tegen hen; eist dat de Iraanse autoriteiten ervoor zorgen dat de rechten van gevangenen en gearresteerden te allen tijde worden beschermd, met inbegrip van hun mogelijkheid om adequate medische zorg te krijgen en volledige toegang tot hun families en advocaten van hun eigen keuze; herhaalt zijn oproepen aan Iran om verzoeken om bezoeken van vertegenwoordigers van internationale organisaties in te willigen; verzoekt de Iraanse autoriteiten te stoppen met het bedreigen van de familie van Ahmadreza Djalali in Iran en Zweden;

12. veroordeelt met klem de niet-uitgelokte aanval van de IRG in het Iraakse gouvernement Erbil en benadrukt dat dergelijke willekeurige aanvallen een bedreiging vormen voor onschuldige burgers en de stabiliteit in de regio; onderstreept de destabiliserende rol van het Iraanse regime in de hele regio en hekelt het feit dat het regime verantwoordelijk is voor de dood van honderdduizenden burgers in Iran, Syrië, Jemen en Irak; uit scherpe kritiek op de samenwerking van Iran met Rusland en op het feit dat Iran materieel levert aan Rusland voor zijn oorlog tegen Oekraïne;

13. spreekt zijn ontsteltenis en diepe bezorgdheid uit over het feit dat de Commissie mogelijk campagnes heeft gefinancierd of medegefinancierd die het dragen van de islamitische sluier goedpraten, met inbegrip van de door de Commissie medegefinancierde campagne van de Raad van Europa met de tekst “beauty is in diversity as freedom is in hijab”; benadrukt dat de EU-instellingen geen enkele toekomstige campagne mogen financieren of medefinancieren die de hidjab promoot of moslimvrouwen en -meisjes op enigerlei wijze onder druk zet zodat zij zich verplicht voelen deze te dragen;

14. is ingenomen met het feit dat de Raad wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten heeft aangenomen (EU‑Magnitski-wet) als een belangrijk instrument van de EU om sancties op te leggen aan wie de mensenrechten schendt; verzoekt de Raad sancties op te leggen als reactie op ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder repressie, toezicht op telecommunicatie en alle schendingen ten aanzien van Iraanse burgers;

15. verzoekt de Raad gerichte maatregelen voor te bereiden tegen de Iraanse zedenpolitie, wier functionarissen betrokken waren bij de dood van Mahsa Amini en die ernstige mensenrechtenschendingen hebben begaan tegen demonstranten en verantwoordelijk zijn geweest voor executies en willekeurige detenties van personen met een dubbele of buitenlandse nationaliteit in Iran, en tegen rechters die journalisten, mensenrechtenverdedigers, politieke dissidenten en activisten ter dood hebben veroordeeld; roept ertoe op de ambassadeurs van de lidstaten in Iran terug te roepen; herhaalt dat de sancties tegen de leiding van de IRG niet mogen worden opgeheven;

16. verzoekt de VV/HV alle onderhandelingen over het JCPOA op te schorten in het licht van de bevindingen van het IAEA-onderzoek en het vijandige gedrag van Teheran tegenover de regio en de rest van de wereld;

17. dringt aan op een onafhankelijk onderzoek naar de rol van Ebrahim Raisi bij misdaden tegen de menselijkheid van moord, gedwongen verdwijning en foltering;

18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de hoogste leider van de Islamitische Republiek Iran, de president van de Islamitische Republiek Iran, de leden van de Majlis van Iran en de familie van Mahsa Amini.

 

Laatst bijgewerkt op: 5 oktober 2022
Juridische mededeling - Privacybeleid