Ontwerpresolutie - B9-0566/2022Ontwerpresolutie
B9-0566/2022

ONTWERPRESOLUTIE over 90 jaar na de Holodomor: de massamoord door uithongering erkennen als genocide

12.12.2022 - (2022/3001(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Anna Fotyga, Angel Dzhambazki, Charlie Weimers, Zbigniew Kuźmiuk, Hermann Tertsch, Roberts Zīle, Bogdan Rzońca, Elżbieta Rafalska, Ryszard Czarnecki, Witold Jan Waszczykowski, Alexandr Vondra, Veronika Vrecionová, Jacek Saryusz‑Wolski, Beata Mazurek, Andżelika Anna Możdżanowska, Joachim Stanisław Brudziński, Jadwiga Wiśniewska, Valdemar Tomaševski, Anna Zalewska, Dominik Tarczyński, Carlo Fidanza, Elżbieta Kruk, Ladislav Ilčić
namens de ECR-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0559/2022

Procedure : 2022/3001(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0566/2022
Ingediende teksten :
B9-0566/2022
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0566/2022

Resolutie van het Europees Parlement over 90 jaar na de Holodomor: de massamoord door uithongering erkennen als genocide

(2022/3001(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

 gezien het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genocideverdrag),

 gezien de Oekraïense wet inzake de “Holodomor in Oekraïne van 1932-1933”, die op 28 november 2006 is aangenomen,

 gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere mensenrechtenverdragen en -instrumenten van de VN,

 gezien zijn resolutie van 23 oktober 2008 over de herdenking van de Holodomor, de kunstmatig veroorzaakte hongersnood in Oekraïne (1932-1933)[1],

 gezien het verslag van de Amerikaanse Commissie voor de hongersnood in Oekraïne van 1932-1933 aan het Congres van de Verenigde Staten van 19 april 1988,

 gezien de resolutie over de herdenking van de slachtoffers van de grote hongersnood in Oekraïne van 1932-1933 (Holodomor), die op 1 november 2007 werd aangenomen door de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco),

 gezien het verslag van de Commissie van 22 december 2010 over de herinnering aan de misdaden van totalitaire regimes in Europa (COM(2010)0783),

 gezien zijn resolutie van 19 september 2019 over het belang van Europese herinnering voor de toekomst van Europa[2],

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het Genocideverdrag een aantal daden strafbaar stelt die worden gepleegd met het doel om een bepaalde nationale, etnische, raciale of godsdienstige groepering geheel of gedeeltelijk te vernietigen, namelijk het doden van leden van de groepering; het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groepering; het opzettelijk aan de groepering opleggen van levensomstandigheden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging; het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groepering te voorkomen; en het onder dwang overbrengen van kinderen van de groepering naar een andere groepering; overwegende dat genocide zowel in tijden van oorlog als in tijden van vrede kan plaatsvinden;

B. overwegende dat de Grote Hongersnood, of Holodomor, een doelbewuste, geplande en consequent doorgevoerde actie was van het bolsjewistische regime in de Sovjet-Unie om het verzet van de Oekraïense bevolking te breken en de Oekraïners te onderwerpen aan een repressieve staat; overwegende dat de Holodomor miljoenen levens heeft geëist en een open wond is in de moderne geschiedenis van Oekraïne;

C. overwegende dat de Holodomor-hongersnood van 1932-1933, waarbij miljoenen Oekraïners om het leven kwamen, op cynische en wrede wijze door het communistische regime van Stalin werd gepland om het Sovjetbeleid van collectivisering van de landbouw er tegen de wil van de Oekraïense plattelandsbevolking door te drukken;

D. overwegende dat de tragedie van de Holodomor van 1932-1933 in Oekraïne door de Sovjetautoriteiten decennia lang officieel werd ontkend en bij het regime van Poetin nog altijd op ontkenning of verdraaiing stuit; overwegende dat Moskou blijft weigeren om misdaden uit het verleden te erkennen en zich op dit moment van soortgelijke maatregelen bedient, hetgeen duidelijk een bewijs is van de ideologische affiniteit van beide regimes en van hun onverenigbaarheid met de universele beginselen en normen op het gebied van mensenrechten en menselijkheid;

E. overwegende dat steeds meer landen, waaronder Australië, Canada, Colombia, Tsjechië, Ecuador, Estland, Georgië, Hongarije, Ierland, Letland, Litouwen, Mexico, Paraguay, Peru, Polen, Portugal, Roemenië, Oekraïne, de VS en de Heilige Stoel, de Holodomor erkennen als genocide, en het Duitse parlement onlangs een resolutie daartoe heeft aangenomen;

F. overwegende dat de Holodomor-hongersnood in 1932-1933 een van de meest afschuwelijke daden was die Rusland heeft begaan tegen de volkeren die het in Europa en Azië had onderworpen; overwegende dat dit echter onderdeel is van een terugkerend patroon van door het tsarenregime, het Sovjetregime en het regime van Poetin gepleegde misdaden tegen landen, inheemse volkeren en etnische en religieuze groeperingen die door de Russen zijn onderworpen, met als meest verschrikkelijke voorbeelden de Circassiërs en de Krim-Tataren;

G. overwegende dat de herdenking van misdaden tegen de menselijkheid in de Europese geschiedenis soortgelijke misdrijven in de toekomst moet helpen voorkomen, en dat de herinneringen aan het tragische verleden van Europa levend moeten worden gehouden om de slachtoffers te eren en de daders te veroordelen;

H. overwegende dat de Russische Federatie hongersnood als wapen gebruikt en de uitvoer van Oekraïens graan via de Zwarte Zee blokkeert, terwijl dat graan juist van cruciaal belang is voor de voedselzekerheid in grote delen van de wereld; overwegende dat Rusland tegelijkertijd democratische samenlevingen de schuld geeft van acties die wereldwijd bijdragen tot voedseltekorten;

I. overwegende dat de Russische Federatie op veel plaatsen in de wereld, waaronder in Afrika, het Midden-Oosten en Azië, een agressieve propagandacampagne voert door het Westen de schuld te geven voor de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan, en door te ontkennen dat de militaire operaties in Oekraïne gevolgen hebben voor de voedselzekerheid in de wereld;

1. erkent de Holodomor (de kunstmatige hongersnood van 1932-1933 in Oekraïne) als een genocide op het Oekraïense volk, met als doel de sociale fundamenten, tradities, cultuur en nationale identiteit van de Oekraïense natie te vernietigen;

2. moedigt de verspreiding van informatie over de Holodomor van 1932-1933 aan om het bewustzijn te vergroten van deze onvoorstelbare menselijke tragedie, die heeft geleid tot de dood van zo veel onschuldige slachtoffers;

3. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen deze daad en de misdaden van het totalitaire regime van de USSR bij de organisatie van de Holodomor, die hebben geleid tot de dood van miljoenen Oekraïners en tot aanzienlijke schade aan de sociale fundamenten van de Oekraïense samenleving en aan haar eeuwenoude tradities, haar geestelijke en culturele rijkdom en haar nationale identiteit;

4. herinnert eraan dat de Holodomor werd voorafgegaan door andere daden van genocide gericht tegen de Circassiërs en andere inheemse volkeren en etnische en religieuze groeperingen die in de uitgestrekte gebieden van Rusland leefden, en dat de Holodomor werd gevolgd door de genocide op de Krim-Tataren in 1944, toen het totalitaire communistische regime van de Sovjet-Unie deze inheemse bewoners van de Krim uit hun thuisland verdreef en honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen met geweld naar Siberië en de Centraal-Aziatische regio’s van de USSR deporteerde; herinnert er voorts aan dat bijna de helft van hen in het eerste jaar van hun ballingschap om het leven is gekomen en dat het Sovjetregime de Krim-Tataren gedurende bijna 50 jaar heeft verboden naar de Krim terug te keren;

5. uit zijn medeleven met het Oekraïense volk, dat deze tragedie heeft moeten ondergaan, en betuigt zijn respect aan degenen die zijn omgekomen ten gevolge van de kunstmatig veroorzaakte hongersnood van 1932-1933; benadrukt dat de Oekraïense bevolking 90 jaar na deze tragische gebeurtenissen opnieuw wordt geconfronteerd met massamoorden, deportaties, martelingen en intimidaties door de Russische Federatie, hetgeen neerkomt op genocide, zoals de gebeurtenissen in Marioepol, Boetsja, Irpin en andere plaatsen duidelijk hebben laten zien;

6. is ervan overtuigd dat, ondanks de desinformatiecampagne van de Russische Federatie, gruwelijke oorlogsmisdaden nog steeds aan het licht zullen worden gebracht en grondig zullen worden onderzocht, en dat de daders, onder wie Vladimir Poetin en andere mensen op verschillende niveaus die verantwoordelijk zijn voor de oorlog, zullen worden gestraft;

7. veroordeelt de raketaanvallen op Oekraïense steden die hoofdzakelijk gericht zijn op vernietiging van de energie-infrastructuur; acht het noodzakelijk om Oekraïne te voorzien van passende moderne luchtafweersystemen die dergelijke aanvallen door de Russische Federatie onmogelijk zullen maken; wijst erop dat de bewijzen voor de reeds aan het licht gebrachte oorlogsmisdaden een verdere bevestiging vormen van het barbaarse karakter van de Russische aanvalsoorlog;

8. verzoekt alle landen die de Holodomor nog niet als genocide op het Oekraïense volk hebben erkend, dat onverwijld te doen;

9. herhaalt dat het belangrijk is om het publiek bewuster te maken van deze genocide en om de lessen die daaruit zijn getrokken niet te vergeten, teneinde een soortgelijke ramp in de toekomst te voorkomen, en dringt aan op een historische en juridische beoordeling van de Holodomor; wijst op overeenkomsten die er te zien zijn tussen het moderne beleid van de Russische Federatie tijdens de oorlog in Oekraïne en de gebeurtenissen van 90 jaar geleden;

10. verzoekt de EU-lidstaten en derde landen hun archieven over de gebeurtenissen van 1932-1933 te openen om de volledige waarheid van deze tragedie aan het licht te brengen;

11. roept alle EU-lidstaten en derde landen op om ter gelegenheid van de 90e herdenkingsdag van de Holodomor van 1932-1933 in Oekraïne te delen in de rouw en het verdriet over de slachtoffers en om die plechtig te herdenken;

12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de president, de regering en het parlement van Oekraïne, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de secretaris-generaal van de VN, de secretaris-generaal van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Laatst bijgewerkt op: 14 december 2022
Juridische mededeling - Privacybeleid