Ontwerpresolutie - B9-0582/2022Ontwerpresolutie
B9-0582/2022

ONTWERPRESOLUTIE over vermoedens van corruptie door Qatar en de bredere noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht in de Europese instellingen

13.12.2022 - (2022/3012(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Terry Reintke, Philippe Lamberts, Gwendoline Delbos‑Corfield, Daniel Freund, Tineke Strik, Michael Bloss, Hannah Neumann, Ignazio Corrao, Alviina Alametsä, Rasmus Andresen, Ana Miranda, Mounir Satouri, Katrin Langensiepen, Erik Marquardt, Sara Matthieu, Ernest Urtasun, Viola von Cramon‑Taubadel, Ville Niinistö, Diana Riba i Giner, Martin Häusling, Saskia Bricmont, Sergey Lagodinsky, Tilly Metz, Bas Eickhout, Anna Cavazzini, Jakop G. Dalunde, Monika Vana, Pär Holmgren, Kim Van Sparrentak, Ciarán Cuffe, Grace O’Sullivan, Alice Kuhnke, Marcel Kolaja
namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0581/2022

Procedure : 2022/3012(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0582/2022
Ingediende teksten :
B9-0582/2022
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B9‑0582/2022

Resolutie van het Europees Parlement over vermoedens van corruptie door Qatar en de bredere noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht in de Europese instellingen

(2022/3012(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

 gezien zijn resolutie van 25 oktober 2016 over de bestrijding van corruptie en de opvolging van de resolutie van de Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen (CRIM)[1],

 gezien zijn resolutie van 9 maart 2022 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie[2],

 gezien zijn resolutie van 16 september 2021 over de versterking van de transparantie en integriteit in de EU-instellingen door de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU[3],

 gezien de toespraak van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen over de Staat van de Unie op 14 september 2022 en gezien het werkprogramma van de Commissie voor 2023,

 gezien de Overeenkomst van 1997, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn[4],

–  gezien Verordening Nr. 31/EEG, Nr. 11/EGA, tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie[5],

 gezien het Transparantieregister van de EU,

 gezien het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003, waaruit blijkt dat het belang van goed bestuur, verantwoordingsplicht en politieke inzet vrijwel algemeen wordt erkend,

 gezien de verdragen van de Raad van Europa inzake corruptie,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het lopende onderzoek onder leiding van de Belgische autoriteiten een uiterst zorgwekkend complot van corruptie en omkoping aan het licht heeft gebracht waarbij leden van het Europees Parlement, voormalige leden en personeelsleden betrokken zijn; overwegende dat de verdachten zijn beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, witwassen van geld en corruptie;

B. overwegende dat de fracties bij de opening van de plenaire vergadering op 12 december 2022 hun diepe bezorgdheid over de huidige onthullingen hebben geuit en hun waardering en steun hebben uitgesproken voor het werk van de vervolgende autoriteiten;

C. overwegende dat corruptie het fundament van onze democratische instellingen aantast door verkiezingsprocessen te verstoren, de rechtsstaat te ondermijnen, de geloofwaardigheid van overheidsmandaten aan te tasten en structuren en processen te creëren die uitsluitend gericht zijn op het ontvangen van steekpenningen;

D. overwegende dat de jongste onthullingen de publieke perceptie van de Europese Unie in het algemeen en van het Parlement in het bijzonder ernstig schaden en het scepticisme jegens de EU-instellingen en de integratie verder dreigen aan te wakkeren, evenals het groeiende gevoel van wantrouwen jegens de democratische instellingen en gekozen vertegenwoordigers in Europa; overwegende dat de recente onthullingen sterk afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het Parlement wanneer het corruptie in andere EU-instellingen, lidstaten of derde landen aanpakt en aan de kaak stelt;

E. overwegende dat de omvang en de ernst van de onderzochte corruptie nog moeten worden vastgesteld, maar dat er andere instellingen bij betrokken kunnen zijn;

F. overwegende dat dit ongekende corruptieschandaal moet worden aangegrepen als een kans voor het Parlement om zijn werkprocedures drastisch te herzien teneinde het vertrouwen van het publiek te herwinnen en als model te dienen voor een verantwoordelijke en ethische parlementaire democratie;

1. is ontzet door de huidige onthullingen over de verdenkingen van corruptie door Qatar en spreekt zijn volledige steun uit voor het werk van de autoriteiten die deze zaak onderzoeken, en biedt het Openbaar Ministerie, de politie en alle onderzoeksautoriteiten in België, Italië, Griekenland en andere betrokken lidstaten zijn volledige medewerking aan;

2. benadrukt dat transparantie en verantwoordingsplicht essentiële instrumenten zijn om corruptie te voorkomen en het vertrouwen in overheidsinstellingen te waarborgen, en wijst erop dat het Europees Parlement zich dringend moet toerusten met krachtige maatregelen ter verdediging van democratie, transparantie en verantwoordingsplicht en ter bestrijding van corruptie;

3. benadrukt dat omkoping en verderfelijke vormen van politieke corruptie uiterst negatieve gevolgen hebben voor elk aspect van de samenleving, bijdragen tot instabiliteit van de overheid, het vertrouwen van het publiek in de democratische instellingen aantasten en uiteindelijk de grootste bedreiging vormen voor de democratie en de rechtsstaat;

4. benadrukt dat de aanpak van corruptie een cruciale verantwoordelijkheid van de democratische instellingen is, en dat alleen door samenwerking en betrokkenheid van elk niveau binnen het Europees Parlement en andere instellingen de uiterst negatieve gevolgen van de huidige onthullingen kunnen worden overwonnen;

5. zegt in het licht van het bovenstaande toe een speciale onderzoekscommissie in te stellen om corruptie en de invloed van derde landen in het Europees Parlement te onderzoeken; benadrukt dat de onderzoekscommissie ook aanbevelingen moet opstellen voor maatregelen die moeten worden genomen om corruptie en ongepaste inmenging in de toekomst te voorkomen; verbindt zich ertoe externe deskundigheid aan te trekken om de onderzoeken te ondersteunen en eventueel te leiden;

6. verbindt zich ertoe snel een speciale functie in het Bureau in te voeren die belast is met het onderzoek naar transparantie, integriteit en corruptiebestrijding in het Parlement;

7. vraagt om de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan dat bevoegd is om alle instellingen, organen en agentschappen van de EU te onderzoeken en dat over de nodige financiële middelen en personeel beschikt om zijn taken volledig uit te voeren;

8. stelt voor een afkoelingsperiode voor voormalige leden in te voeren om ervoor te zorgen dat zij hun positie niet kunnen gebruiken om beleid te beïnvloeden;

9. betreurt dat het Parlement niet alle gelegenheden heeft aangegrepen om de verantwoordingsplicht van de leden te vergroten en af te dwingen; draagt de Commissie constitutionele zaken op het Reglement, met inbegrip van de gedragscode voor de leden, te herzien en te verbeteren, zodat leden en voormalige leden sterker worden ontmoedigd om voor externe belangen te werken;

10. verzoekt de Commissie en de Raad met het Parlement samen te werken om ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers van organisaties en derde landen die bij de EU-instellingen lobbyen, in het transparantieregister van de EU worden opgenomen; herhaalt zijn oproep aan de EU-instellingen om het transparantieregister te hervormen, onder meer door strengere transparantieregels in te voeren, buitenlandse financiering voor lobbyactiviteiten bij de EU in kaart te brengen en te zorgen voor een vermelding waarmee de financiering door buitenlandse regeringen en namens hen optredende entiteiten kan worden geïdentificeerd;

11. draagt alle leden en personeelsleden op zich te onthouden van ontmoetingen met niet-geregistreerde lobbyisten en lobbyvergaderingen openbaar te maken; verbindt zich ertoe de voorzitter, de vicevoorzitters, de voorzitters van de delegaties en de groepsleiders toe te voegen aan de lijst van ambtsdragers die verplicht zijn hun ontmoetingen met belangenvertegenwoordigers bekend te maken;

12. draagt rapporteurs en commissievoorzitters op een verklaring van onafhankelijkheid met betrekking tot hun werk in te voeren en de wetgevingsvoetafdruk voor alle dossiers volledig openbaar te maken;

13. verbindt zich ertoe financiële banden tussen leden en lobbyisten, waaronder vertegenwoordigers van derde landen, te verbieden door te zorgen voor volledige transparantie van de neveninkomsten van de leden, uitgedrukt in exact bedrag, en elke externe financiering van het personeel van de leden en de fracties te verbieden; verbindt zich ertoe op EU-niveau een verbod in te stellen op donaties van derde landen aan leden en politieke partijen, teneinde de mazen in de wetgeving van de lidstaten te dichten;

14. herinnert aan zijn reeds lang bestaande standpunt om de transparantie en de verantwoordingsplicht van de leden met betrekking tot het gebruik van hun begroting te vergroten; verbindt zich ertoe de financiële verklaringen te verbeteren om een behoorlijke transparantie en controle mogelijk te maken, door ervoor te zorgen dat zij binnen twee weken in een gestandaardiseerd, machinaal leesbaar formaat worden bekendgemaakt; benadrukt dat het van cruciaal belang is dat in financiële verklaringen alle directe of indirecte banden met een derde land uitdrukkelijk worden vermeld en dat altijd de cliënten namens wie nevenactiviteiten worden verricht, worden vermeld;

15. verbindt zich ertoe het verbod op nevenfuncties bij het lobbyen voor leden aan te scherpen en volledig uit te voeren, en een verbod in te stellen op gesponsorde toespraken, evenementen, artikelen en optredens;

16. benadrukt dat het raadgevend comité voor de gedragscode voor de leden moet worden hervormd en versterkt totdat het onafhankelijke EU-orgaan voor de ethiek zijn huidige rol kan overnemen; benadrukt dat dit gepaard moet gaan met een ondubbelzinnige en volledige definitie van belangenconflicten, gelet op de huidige onthullingen, de invoering van controle door externe deskundigen, de mogelijkheid voor het Raadgevend Comité om op eigen initiatief leden te controleren, de mogelijkheid voor iedereen om gegronde klachten in te dienen, de invoering van de verplichte bekendmaking door de Voorzitter van de aangenomen sancties en van situaties waarin sancties niet worden toegepast, en de invoering van proactieve controles van de belangenverklaringen van de leden;

17. constateert met bezorgdheid dat veel verklaringen van interfractiewerkgroepen en vriendschapsgroepen niet actueel zijn en dat de verplichting tot jaarlijkse bijwerking niet wordt gehandhaafd; verbindt zich ertoe de regels met betrekking tot dergelijke groepen naar behoren te handhaven en aan te scherpen en draagt de quaestoren op de bestaande regels uit te voeren en een toegankelijk en actueel register van vriendschapsgroepen en verklaringen te ontwikkelen en bij te houden;

18. verbindt zich ertoe regels in te voeren om ervoor te zorgen dat quaestoren worden gekozen op basis van hoogwaardige ethische normen;

19. benadrukt dat informele en land- of regiospecifieke vriendschapsgroepen het werk van de officiële organen van het Parlement, alsmede zijn reputatie en de samenhang van zijn optreden kunnen ondermijnen; verzoekt om een verbod op de deelname van leden, geaccrediteerde parlementaire medewerkers en fractieadviseurs aan door derde landen en entiteiten aangeboden reizen en herinnert eraan dat dergelijke reizen niet als officiële delegaties van het Parlement kunnen worden beschouwd; verzoekt om strenge sancties indien dit verbod niet wordt nageleefd en om passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kosten voor legitieme reizen naar derde landen in verband met het mandaat door de instelling kunnen worden gedekt;

20. verbindt zich ertoe regels in te voeren om de integriteit van de personeelsleden te waarborgen door een herziening van de procedures op het gebied van personeel, met inbegrip van screening vóór de aanwerving, om de mazen te dichten die buitenlandse infiltratie mogelijk maken, alsmede de procedures voor de veiligheidsmachtiging van het personeel te verbeteren en de regels en controles voor de toegang tot zijn gebouwen aan te scherpen om te voorkomen dat personen die nauwe banden hebben met buitenlandse belangen toegang krijgen tot vertrouwelijke vergaderingen en informatie;

21. verzoekt de Commissie en de Raad met het Parlement samen te werken bij de actualisering en versterking van de regels inzake de bescherming van klokkenluiders in de instellingen, organen en agentschappen van de EU;

22. draagt zijn voorzitter op de toegangspasjes voor de missie van Qatar bij de EU-instellingen met onmiddellijke ingang te schorsen in afwachting van het lopende onderzoek;

23. verbindt zich ertoe zijn toegangspasjesbeleid te herzien door de mogelijkheid van een verbod of intrekking in te voeren en te vereenvoudigen, ook in gevallen waarin leden of organen van het Europees Parlement onderworpen zijn aan beperkende maatregelen zoals een inreisverbod of sancties; vraagt om transparantie met betrekking tot de aan diplomatieke vertegenwoordigingen toegekende toegangspasjes;

24. roept de lidstaten op nauwer samen te werken met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het EU-agentschap voor strafrechtelijke samenwerking (Eurojust) en het Europees Openbaar Ministerie (EPPO) om te zorgen voor een correct en doeltreffend onderzoek van alle vermeende gevallen van corruptie in de instellingen, organen en agentschappen van de EU; wenst dat de capaciteiten van en de samenwerking tussen OLAF en EPPO, als belangrijkste EU-organen voor corruptiebestrijding, verder worden versterkt; benadrukt dat er één rechtstreeks toepasselijke EU-wet moet komen met betrekking tot corruptie onder EU-ambtenaren;

25. verzoekt de staatshoofden en regeringsleiders het WK in Qatar niet bij te wonen en geen loftuitingen te richten aan een land dat op agressieve wijze de reputatie en de geloofwaardigheid van onze democratieën ondermijnt;

26. verzoekt de Commissie en de Raad om samen met het Parlement te werken aan de uitvoering van de hervormingen die nodig zijn voor preventie en paraatheid om de transparantie en de verantwoordingsplicht van de EU-instellingen te versterken en corruptie te bestrijden; benadrukt dat het komende pakket maatregelen ter verdediging van de democratie, en met name maatregelen om het wetgevingskader voor corruptiebestrijding te actualiseren, een goede gelegenheid biedt om maatregelen te nemen om verkapte buitenlandse invloed en verkapte financiering aan het licht te brengen en de normen voor strafbare feiten zoals illegale verrijking, handel in invloed en machtsmisbruik, naast omkoping, aan te scherpen;

27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Qatar.

 

 

Laatst bijgewerkt op: 14 december 2022
Juridische mededeling - Privacybeleid