Ontwerpresolutie - B9-0079/2023Ontwerpresolutie
B9-0079/2023

ONTWERPRESOLUTIE over de reactie van de EU op de protesten en executies in Iran

16.1.2023 - (2023/2511(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Pedro Marques, Tonino Picula, Evin Incir, Thijs Reuten, Raphaël Glucksmann, Delara Burkhardt, Dietmar Köster
namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0066/2023

Procedure : 2023/2511(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0079/2023
Ingediende teksten :
B9-0079/2023
Debatten :
Aangenomen teksten :

B9‑0079/2023

Resolutie van het Europees Parlement over de reactie van de EU op de demonstraties en executies in Iran

(2023/2511(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Iran, waaronder zijn resolutie van 6 oktober 2022 over de dood van Mahsa Jina Amini en de onderdrukking van demonstranten voor vrouwenrechten in Iran[1] en zijn resolutie van 17 februari 2022 over de doodstraf in Iran[2],

 gezien de resolutie van Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN van 16 november 2022 over de situatie in Afghanistan,

 gezien de verklaring van het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten van 10 januari 2023,

 gezien de verklaring van de VN-deskundigen van 11 november 2022 waarin Iran wordt opgeroepen te stoppen met het ter dood veroordelen van vreedzame demonstranten,

 gezien de speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad over de Islamitische Republiek Iran, die plaatsvond op 24 november 2022,

 gezien de rapporten van de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran van 18 juni 2022, 13 januari 2022 en 11 januari 2021,

 gezien de verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de G7 van 4 november 2022,

 gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU van 12 december 2022,

 gezien de sancties tegen Iraanse personen en entiteiten die op 17 oktober 2022, 20 oktober 2022 en 14 november 2022 door de Raad zijn vastgesteld en op 12 december 2022 in het Publicatieblad zijn bekendgemaakt[3],

 gezien de sancties van de Islamitische Republiek Iran tegen Europese en Britse entiteiten en personen,

 gezien de verklaringen van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 7 januari 2023 over de recente executies van Mohammad Mehdi Karami en Seyyed Mohammad Hosseini en van 8 december 2022 over de executie van Mohsen Sekari,

 gezien het persbericht van de woordvoerder van de EDEO van 9 januari 2023, waarin wordt aangekondigd dat de ambassadeur van de Islamitische Republiek Iran bij de Europese Unie is ontboden,

 gezien de gezamenlijke verklaring van Canada en de Verenigde Staten van 9 december 2022 over de mensenrechtensituatie in Iran,

 gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 (ICCPR), dat Iran in juni 1975 heeft geratificeerd,

 gezien de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten,

 gezien het Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme[4],

 gezien Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme[5],

 gezien Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad[6],

 gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf en mensenrechtenverdedigers,

 gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

 gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat op 13 september 2022 de 22-jarige Iraanse Koerdische Mahsa Jina Amini in Teheran is gearresteerd door de Iraanse “zedelijkheidspolitie” omdat zij zich niet zou hebben gehouden aan de wet tot het verplicht dragen van de hoofddoek; overwegende dat Mahsa Jina Amini zwaar is gemarteld en op 16 september 2022 in politiebewaring overleed;

B. overwegende dat na de moord op Mahsa Jina Amini in het hele land demonstraties plaatsvonden, waarbij honderdduizenden Iraanse burgers uit alle geledingen van de samenleving betrokken waren; overwegende dat de demonstraties zijn begonnen door vrouwen die verantwoording eisen voor de dood van Mahsa Jina Amini en oproepen tot beëindiging van het geweld tegen en de discriminatie van vrouwen in Iran; overwegende dat mannen zich solidair verklaarden met de demonstraties van de vrouwen en dat vervolgens een pan-Iraanse revolutie en een protestbeweging tegen het regime ontstonden; overwegende dat studenten op tal van universiteiten in het hele land protesteren door hun lessen te boycotten en te demonstreren tegen de repressie; overwegende dat Mahsa Jina Amini afkomstig was uit de regio Koerdistan in Iran, waar op grote schaal demonstraties hebben plaatsgevonden, met zware repressie door het regime tot gevolg;

C. overwegende dat de reactie van de Iraanse veiligheids- en politiediensten op de demonstraties gewelddadig, willekeurig, onevenredig en ongeremd is; overwegende dat de hoogste leider van de Islamitische Republiek, Ali Khamenei, en president Ebrahim Raisi zich herhaaldelijk lovend hebben uitgelaten over de gewelddadige onderdrukking van vreedzame demonstraties en het doden van demonstranten door de paramilitaire Basij-militie van de Islamitische Revolutionaire Garde, en dit hebben aangemoedigd;

D. overwegende dat de Iraanse veiligheidstroepen op 16 januari 2023 naar verluidt enkele honderden vreedzame demonstranten, waaronder tientallen kinderen, hebben gedood, en meer dan 20 000 demonstranten, waaronder mensenrechtenverdedigers, studenten, advocaten en activisten van het maatschappelijk middenveld, waaronder burgers en ingezetenen van de EU, en ten minste 51 journalisten, hebben aangehouden, gearresteerd en ontvoerd;

E. overwegende dat het Iraanse regime doodvonnissen tegen vreedzame demonstranten heeft uitgesproken en uitgevoerd na oneerlijke en versnelde gerechtelijke procedures waarbij de meest elementaire en fundamentele vereisten van een eerlijk proces zijn geschonden; overwegende dat het Iraanse regime de doodstraf blijft gebruiken als repressief wapen om protesten de kop in te drukken; overwegende dat de politie en de veiligheidsdiensten van de Islamitische Republiek zich op grote schaal schuldig maken aan foltering, verkrachting en wrede, onmenselijke en vernederende behandeling van gedetineerden in Iraanse gevangenissen;

F. overwegende dat Amnesty International een lijst heeft opgesteld van ongeveer 25 personen die groot gevaar lopen te worden geëxecuteerd; overwegende dat Amnesty International vreest dat nog veel meer mensen de doodstraf kunnen krijgen voor hun deelname aan de demonstraties; overwegende dat het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten meldt dat meer dan 40 Iraanse kunstenaars zijn beschuldigd van misdrijven waarop de doodstraf staat;

G. overwegende dat de mensenrechtensituatie in Iran steeds verder verslechtert; overwegende dat de moord op Mahsa Jina Amini en anderen, alsmede de huidige golf van executies, illustratief zijn voor de aanhoudende mensenrechtencrisis in Iran; overwegende dat deze verslechtering wordt bestendigd door de systematische straffeloosheid van de Iraanse regering en haar veiligheidsapparaat, die foltering op grote schaal en buitengerechtelijke executies en moord hebben toegestaan; overwegende dat het Iraanse strafrechtsysteem sterk leunt op gedwongen bekentenissen die door foltering en andere vormen van druk worden afgedwongen;

H. overwegende dat 227 leden van het Iraanse parlement op 6 november 2022 in flagrante strijd met de scheiding der machten de rechterlijke macht hebben opgeroepen resoluut op te treden tegen mensen die tijdens de protesten zijn gearresteerd en de doodstraf als straf toe te passen;

I. overwegende dat sinds het begin van de moorden en het harde optreden een toenemend aantal mensenrechtenverdedigers is gearresteerd; overwegende dat vrouwen en meisjes, die het voortouw hebben genomen bij de demonstraties, waaronder leden van etnische en religieuze minderheden, zijn gearresteerd en gevangengezet omdat zij eisten dat er een einde zou komen aan systematische en stelselmatige discriminerende wetten, beleidsmaatregelen en praktijken, en dat zij met name het doelwit zijn van aanklachten waarop de doodstraf staat, en van doodvonnissen;

J. overwegende dat een groep mensenrechtendeskundigen, waaronder verschillende speciale procedures van de VN, een verklaring hebben afgelegd waarin zij de moorden en het optreden van de veiligheidstroepen in Iran tegen demonstranten veroordelen; overwegende dat de deskundigen hun diepe bezorgdheid hebben geuit over het “buitensporige en dodelijke geweld” dat tijdens de protesten na de dood van Mahsa Jina Amini tegen demonstranten is gebruikt, waaronder seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes, intimidatie en pesterijen van demonstranten, en systematische straffeloosheid voor de daders van mensenrechtenschendingen; overwegende dat de VN-deskundigen er op 11 november 2022 bij het Iraanse regime op hebben aangedrongen niet langer mensen ter dood te veroordelen wegens hun deelname, of vermeende deelname, aan vreedzame demonstraties;

K. overwegende dat de VN-deskundigen de Mensenrechtenraad hebben opgeroepen dringend de nodige maatregelen te nemen om een speciale zitting over de situatie in Iran te houden en een internationaal onderzoeksmechanisme in te stellen, om ervoor te zorgen dat in Iran verantwoording wordt afgelegd en een einde wordt gemaakt aan de aanhoudende straffeloosheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten; overwegende dat de Mensenrechtenraad op 24 november een speciale zitting heeft gehouden over de situatie in Iran; overwegende dat tijdens deze bijzondere zitting is overeengekomen dat een onafhankelijke internationale onderzoeksmissie de vermeende mensenrechtenschendingen in de Islamitische Republiek Iran moet onderzoeken, bewijsmateriaal moet verzamelen en analyseren en in contact moet treden met belanghebbenden om de feiten rond deze aantijgingen vast te stellen, teneinde alle plegers van ernstige mensenrechtenschendingen in de Islamitische Republiek Iran, met inbegrip van de hoogste autoriteiten, voor de rechter te brengen;

L. overwegende dat het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten op 10 januari 2023 heeft aangegeven dat de inzet van strafprocedures om mensen te straffen voor het uitoefenen van hun grondrechten neerkomt op door de staat gesanctioneerde moord;

M. overwegende dat de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU op 12 december 2022 de conclusies van de Raad over Iran hebben aangenomen; overwegende dat de Iraanse autoriteiten in deze conclusies met name worden opgeroepen onmiddellijk een einde te maken aan de uiterst verwerpelijke praktijk van het opleggen en uitvoeren van doodvonnissen tegen betogers, en de recente doodvonnissen die naar aanleiding van de huidige protesten zijn uitgesproken onverwijld in te trekken, en ervoor te zorgen dat voor alle gedetineerden een behoorlijke rechtsgang is gewaarborgd;

N. overwegende dat de secretaris-generaal van de EDEO op 9 januari 2023 de ambassadeur van de Islamitische Republiek Iran bij de Europese Unie namens de hoge vertegenwoordiger heeft ontboden om er nogmaals op te wijzen dat de EU zijn afschuw heeft uitgesproken over de recente executies van Mohammad Mehdi Karami en Seyyed Mohammad Hosseini, die in verband met de protesten in Iran zijn gearresteerd en ter dood veroordeeld; overwegende dat Mohsen Shekari en Majidreza Rahnavard respectievelijk op 8 en 12 december 2022 zijn geëxecuteerd voor hun deelname aan de protesten;

O. overwegende dat Canada en de Verenigde Staten op 9 december 2022 een gezamenlijke verklaring hebben afgelegd waarin zij de ernstige gewelddaden van de Islamitische Republiek Iran tegen vreedzame demonstranten en de voortdurende onderdrukking van het Iraanse volk en de onderdrukking van en het door de staat gesteunde geweld tegen vrouwen veroordelen; overwegende dat beide landen verdere sancties hebben genomen tegen Iraanse functionarissen die betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van die welke zijn begaan als onderdeel van het momenteel plaatsvindende gewelddadige optreden;

P. overwegende dat de EU onlangs en bij diverse gelegenheden beperkende maatregelen heeft genomen in verband met deze flagrante schendingen van de mensenrechten, met name tegen hooggeplaatste personen binnen de Islamitische Revolutionaire Garde, waaronder het bevriezen van tegoeden, een reisverbod naar de EU en een verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen aan de op de lijst geplaatste personen en entiteiten als reactie op hun rol in het gewelddadige optreden in Iran en de levering door de Islamitische Republiek van gewapende drones die worden gebruikt bij terroristische activiteiten van de Russische Federatie tegen Oekraïne; overwegende dat de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de EU in het kader van de bestaande regeling inzake sancties tegen Iran wegens schendingen van de mensenrechten thans in totaal 126 personen en 11 entiteiten omvat; overwegende dat de sanctielijst van de EU met name de Iraanse minister van Binnenlandse Zaken, Ahmad Vahidi, de Iraanse minister van Informatie- en Communicatietechnologie, Issa Zarepour, de Iraanse ordehandhavingsdiensten en de provinciale hoofden van de Islamitische Revolutionaire Garde omvat;

Q. overwegende dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Islamitische Republiek Iran als reactie op de sancties tegenmaatregelen heeft genomen tegen mevrouw Neumann, lid van het Europees Parlement en voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met het Arabisch schiereiland, alsmede tegen andere leden en Duitse en Franse oud-politici;

R. overwegende dat de Islamitische Republiek, met name via de Islamitische Revolutionaire Garde, grootschalige, geavanceerde en gewelddadige transnationale repressie uitoefent tegen activisten in ballingschap en in de diaspora, dissidenten, onafhankelijke journalisten en mensenrechtenactivisten, ook op het grondgebied van de EU, en hun familieleden in Iran bedreigt en lastigvalt; overwegende dat de Islamitische Republiek, zowel rechtstreeks als via lokale vertegenwoordigers, dissidenten in de diaspora heeft vermoord, ballingen heeft ontvoerd om naar Iran te worden overgebracht, en bomaanslagen heeft beraamd in verscheidene landen, waaronder lidstaten van de EU;

S. overwegende dat de autoriteiten van de Islamitische Republiek opzettelijk internet- en mobiele verbindingen verstoren en sociale mediaplatforms sterk beperken om het vermogen van de Iraanse bevolking om demonstraties te organiseren te ondermijnen; overwegende dat de sanctieregeling van de EU ook een verbod omvat op de uitvoer naar de Islamitische Republiek Iran van apparatuur die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt en van apparatuur voor toezicht op telecommunicatie;

T. overwegende dat de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) Josep Borrell in zijn verklaringen van 8 december 2022 en 7 januari 2023 de executies van Mohammad Mehdi Karami en Seyyed Mohammad Hossein heeft veroordeeld; overwegende dat in de verklaringen de Iraanse autoriteiten worden opgeroepen onmiddellijk een einde te maken aan de praktijk van het opleggen en uitvoeren van doodvonnissen tegen demonstranten; overwegende dat de EU in deze verklaringen de Iraanse autoriteiten voorts oproept de recente doodvonnissen onverwijld in te trekken en hun internationale verplichtingen strikt na te komen;

U. overwegende dat de Islamitische Republiek Koerdische groeperingen, ook in Irak, ervan heeft beschuldigd aan te zetten tot demonstraties in provincies met een Koerdische meerderheid in Iran; overwegende dat de Islamitische Revolutionaire Garde onder dit voorwendsel gewapende aanvallen heeft uitgevoerd in de Koerdische regio in Irak, waarbij tientallen doden zijn gevallen, onder wie burgers;

V. overwegende dat de Islamitische Revolutionaire Garde, bestaande uit de paramilitaire Basij-militie, Quds-troepen, grond-, lucht- en marinetroepen, een centrale rol speelt bij de onderdrukking van interne dissidenten en externe militaire activiteiten; overwegende dat de Islamitische Revolutionaire Garde, die als een staat binnen een staat optreedt, naar verluidt twee derde van de Iraanse economie controleert, met inbegrip van participaties in de infrastructuur, de petrochemische, financiële, telecommunicatie-, automobiel- en de maritieme sector, alsmede omvangrijke patronagetrusts, bekend als “bonyads”, en grootschalige illegale smokkelnetwerken;

W. overwegende dat de Islamitische Revolutionaire Garde zowel in eigen land als in de regio terroristische activiteiten bedrijft, leidt of daaraan bijdraagt, onder meer door zijn financiële, organisatorische en politieke steun aan milities in Irak, Hezbollah in Libanon, het regime van Bashar al-Assad in Syrië, Hamas, de Islamitische Jihad en het Volksfront voor de bevrijding van Palestina in Gaza; overwegende dat trainers van de Islamitische Revolutionaire Garde, gestationeerd op de bezette Krim, de Russische Federatie bijstaan bij het terroriseren van Oekraïense burgers door de inzet van bewapende onbemande luchtvaartuigen (drones);

X. overwegende dat het agressieve binnenlandse beleid van het Moellah-regime navolging vindt in het buitenlandse beleid van de Islamitische Republiek; overwegende dat het regime het hele Midden-Oosten destabiliseert;

1. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen het gebruik van de doodstraf tegen vreedzame demonstranten in Iran; eist dat de Iraanse autoriteiten onmiddellijk en onvoorwaardelijk alle geplande executies stopzetten en afzien van verdere doodvonnissen; roept de autoriteiten van de Islamitische Republiek Iran op een officieel moratorium op executies in te stellen met het oog op de volledige afschaffing van de doodstraf; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan alle veroordelingen en doodvonnissen in te trekken;

2. dringt er bij de autoriteiten van de Islamitische Republiek op aan te zorgen voor de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle demonstranten die ter dood zijn veroordeeld, waaronder Mohammed Boroughani, Mohammad Ghobadlou, Hamid Ghare Hassanlou, Mahan Sadrat Marani, Hossein Mohammadi, Manouchehr Mehman Navaz, Sahand Nourmohammad-Zadeh, Saman Seydi, Reza Arya, Saleh Mirhashemi Baltaghi, Saeed Yaqoubi Kordafli, Javad Rouhi, Arshia Takdastan, en Mehdi Mohammadifard, Saleh Mirhashemi, Majid Kazemi en Saeid Yaghoubi; roept de Islamitische Republiek op haar wetboek te herzien en moharebeh (“vijandschap tegen God”) en mofsed-e-filarz (“corruptie op aarde”) als strafbare feiten af te schaffen;

3. betuigt zijn solidariteit met de Iraanse jongeren, vrouwen en mannen, inclusief minderheden, die de demonstraties leiden en eraan deelnemen; steunt de vreedzame protestbeweging in het hele land tegen de systematische en toenemende onderdrukking en tegen de ernstige en massale schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; spreekt zijn krachtige steun uit voor het streven van het Iraanse volk om in een vrij, stabiel, inclusief en democratisch land te leven;

4. betuigt zijn medeleven met de families van allen die zijn gedood, gemarteld, ontvoerd of onrechtmatig gevangengezet naar aanleiding van de recente en eerdere protesten in Iran;

5. spreekt nogmaals zijn krachtige veroordeling uit van het wijdverbreide, opzettelijke en onevenredige gebruik van grof geweld door de Iraanse veiligheidstroepen tegen vreedzame demonstranten; roept de Iraanse autoriteiten op een einde te maken aan het optreden tegen hun eigen burgers; herinnert eraan dat het recht op vreedzame vergadering moet worden gewaarborgd;

6. eist dat de internationale gemeenschap en de EU en haar lidstaten alle contacten met de autoriteiten van de Islamitische Republiek gebruiken om te eisen dat onmiddellijk een einde wordt gemaakt aan het gewelddadig onderdrukken van demonstraties en dat al degenen die zijn gearresteerd wegens de uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering, onvoorwaardelijk worden vrijgelaten;

7. roept het Iraanse regime op een internationaal, onpartijdig en doeltreffend onderzoek door een onafhankelijke bevoegde autoriteit toe te staan naar de mensenrechtenschendingen door het regime, waaronder de moord op Mahsa Jina Amini, de moord op honderden demonstranten en de foltering en mishandeling van degenen die willekeurig door de Islamitische Republiek worden vastgehouden;

8. dringt aan op de onmiddellijke vrijlating van alle personen die worden vastgehouden wegens hun betrokkenheid bij vreedzame demonstraties, en van alle politieke gevangenen; vraagt om gerichte beperkende maatregelen op grond van Verordening (EU) nr. 359/2011 voor alle rechters die vonnissen tegen demonstranten uitspreken; eist voorts dat de Iraanse autoriteiten onmiddellijk en onvoorwaardelijk alle aanklachten intrekken tegen eenieder die gevangen is gezet uitsluitend wegens de vreedzame uitoefening van zijn recht op vrije meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering in verband met de protesten; roept de Iraanse autoriteiten op hun internationale verplichtingen na te komen, onder meer uit hoofde van het IVBPR;

9. dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan alle gearresteerde EU-onderdanen onmiddellijk vrij te laten en alle aanklachten tegen hen in te trekken; veroordeelt met klem de veroordeling van de Belgische medewerker van een niet-gouvernementele organisatie (ngo), Olivier Vandecasteele, tot 40 jaar gevangenisstraf, 74 zweepslagen en een boete van 1 miljoen euro op grond van valse beschuldigingen van spionage, en de detentie en de terdoodveroordeling van de Zweed Ahmadreza Djalali, alsmede het cynische gebruik door de Islamitische Republiek van gijzeldiplomatie om de vrijlating af te dwingen van de veroordeelde terrorist Asadollah Asadi; roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating en veilige repatriëring van Ahmadreza Djalali en Olivier Vandecasteele;

10. herhaalt zijn krachtige veroordeling van de snel verslechterende mensenrechtensituatie in Iran, waarvoor alleen de Islamitische Republiek, haar hoogste leiders en haar veiligheidstroepen, met inbegrip van de Islamitische Revolutionaire Garde, verantwoordelijk zijn; eist dat de Iraanse autoriteiten de fundamentele rechten en vrijheden van etnische en religieuze minderheden en lhbtiq+-personen respecteren; roept de Iraanse autoriteiten op alle vormen van discriminatie uit te bannen;

11. eist dat de Iraanse regering alle mensenrechtenverdedigers vrijlaat; verzoekt de Iraanse regering te stoppen met het vervolgen van mensenrechtenverdedigers in Iran en onder alle omstandigheden te garanderen dat zij hun legitieme mensenrechtenactiviteiten kunnen uitvoeren zonder vrees voor represailles en vrij van alle beperkingen, met inbegrip van gerechtelijke intimidatie;

12. veroordeelt de arrestatie van tientallen journalisten en roept de Iraanse autoriteiten op hen onmiddellijk vrij te laten; roept de Islamitische Republiek op de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van geloof van alle inwoners van Iran te eerbiedigen;

13. veroordeelt ten stelligste het systematische gebruik van foltering, inclusief seksueel geweld als wapen, in Iraanse gevangenissen en roept op tot onmiddellijke stopzetting van alle vormen van foltering en mishandeling van alle gedetineerden; veroordeelt met klem het beleid van de Islamitische Republiek om bekentenissen af te dwingen door middel van foltering, intimidatie, bedreiging van familieleden of andere vormen van dwang, en het gebruik van deze gedwongen bekentenissen om betogers te veroordelen en te veroordelen; veroordeelt voorts de praktijk waarbij gedetineerden geen telefoongesprekken mogen voeren en geen contact mogen hebben met hun familie; maakt zich ernstige zorgen over het feit dat gedetineerden tijdens ondervragingen niet bijgestaan mogen worden door een advocaat; roept de Iraanse regering op gevangenen te behandelen met het respect dat hen toekomt vanwege hun inherente waardigheid en waarde als mens; herhaalt zijn oproep aan Iran om onverwijld het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te bekrachtigen en volledig in overeenstemming met de daarin vervatte bepalingen te handelen;

14. is verheugd over de instelling van de onafhankelijke internationale onderzoeksmissie inzake de Islamitische Republiek Iran, die van de VN-Mensenrechtenraad in resolutie S35/1 van 24 november 2022 de opdracht heeft gekregen schendingen van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran te onderzoeken en daarmee verband houdend bewijsmateriaal te verzamelen en te analyseren, en dringt erop aan dat deze missie spoedig van start gaat; dringt er bij de autoriteiten van de Islamitische Republiek op aan de onderzoeksmissie volledige en ongehinderde toegang te verlenen om haar mandaat uit te voeren en zich te onthouden van het lastigvallen en intimideren van degenen die met de onderzoeksmissie samenwerken of van hun familieleden; verzoekt de EU en haar lidstaten de voorbereidingen voor en de uitvoering van de onderzoeksmissie ten volle te steunen; dringt er bij de VN-Mensenrechtenraad op aan de Iraanse kwestie onmiddellijk door te verwijzen naar de VN-Veiligheidsraad indien de Islamitische Republiek niet meewerkt;

15. verzoekt de Iraanse autoriteiten voorts alle bezoeken van alle speciale procedures van de VN-Mensenrechtenraad toe te staan, en er met name voor te zorgen dat de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran het land mag binnenkomen;

16. roept de lidstaten en ngo’s op alle beschikbare bewijzen die tot het onderzoek kunnen bijdragen, te bewaren en te delen, en met het Internationaal Strafhof samen te werken en zijn werkzaamheden te ondersteunen; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan stappen te ondernemen om het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof te bekrachtigen;

17. veroordeelt met klem de aanhoudende praktijk van de Islamitische Republiek om internet en mobiele netwerken af te sluiten in verband met demonstraties in het land, waardoor de communicatie en de vrije uitwisseling van informatie voor Iraanse burgers wordt verhinderd; onderstreept dat dergelijke acties een duidelijke schending van het internationaal recht zijn; verwelkomt de verschillende beperkende maatregelen die de EU in het kader van het sanctiemechanisme heeft genomen als reactie op de repressie, met name de maatregelen die gericht zijn tegen personen en entiteiten die actief zijn op het gebied van informatie- en communicatietechnologie en degenen die verantwoordelijk zijn voor desinformatie; verwelkomt tevens de toevoeging van de Iraanse minister van Informatie- en Communicatietechnologie aan de EU-sanctielijst;

18. roept de lidstaten op zich ertoe te verbinden om Iraniërs toegang te geven tot een vrij internet, ondanks de massale internetcensuur van het regime; stelt voor dat de mogelijkheid wordt geboden om via een EU-fonds de nodige technische en financiële middelen te verstrekken;

19. dringt er bij alle lidstaten op aan universele rechtsmacht uit te oefenen met betrekking tot alle Iraanse functionarissen die redelijkerwijs worden verdacht van strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor misdrijven krachtens het internationale recht en andere ernstige schendingen van de mensenrechten; dringt er bij de lidstaten waarvan de nationale wetgeving nog niet voorziet in de invoering van het beginsel van universele rechtsmacht, op aan onverwijld dergelijke wetgeving in te voeren;

20. verwelkomt de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 12 december 2022 en de aanneming van de recente beperkende maatregelen tegen degenen die betrokken zijn bij het geweld tegen demonstranten en tegen al degenen die banden hebben met de “zedenpolitie” en die medeplichtig zijn bevonden aan of verantwoordelijk zijn voor de dood van Mahsa Jina Amini; is niettemin van mening dat de flagrante minachting van het Iraanse regime voor de menselijke waardigheid en de democratische idealen van zijn eigen burgers, alsmede zijn steun aan de Russische Federatie verdere aanpassingen van het standpunt van de EU ten aanzien van Iran noodzakelijk maken;

21. verzoekt de Raad en de lidstaten de Islamitische Revolutionaire Garde en haar subsidiaire strijdkrachten, waaronder de paramilitaire Basij-militie en de Quds-troepen, op de EU-terroristenlijst te plaatsen, en een verbod in te stellen op alle economische en financiële activiteiten waarbij bedrijven en commerciële activiteiten betrokken zijn die verband houden met, geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van of een dekmantel vormen voor de Islamitische Revolutionaire Garde of aan de Islamitische Revolutionaire Garde gelieerde personen, ongeacht het land waar zij actief zijn, zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor de bevolking van Iran; roept de EU en haar lidstaten op om, in samenwerking met gelijkgestemde partners, er bij alle landen waar de Islamitische Revolutionaire Garde militaire, economische of informatieve operaties uitvoert, op aan te dringen de banden met de Islamitische Revolutionaire Garde te verbreken en strafbaar te stellen;

22. roept de VV/HV en de Raad op de EU-sanctielijst uit te breiden met alle personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en familieleden van die personen, waaronder procureur-generaal Mohammad Jafar Montazeri en alle stichtingen (“bonyads”) die banden hebben met de Islamitische Revolutionaire Garde, met name de Bonyad Mostazafan en de Bonyad Shahid va Omur-e Janbazan; verzoekt de VV/HV, de Raad en de lidstaten tevens sancties te overwegen tegen de 227 leden van het Iraanse parlement die het gebruik van doodvonnissen hebben aangemoedigd; neemt met voldoening nota van de lopende voorbereidingen in het Verenigd Koninkrijk om de Islamitische Revolutionaire Garde op de Britse lijst van terroristische organisaties te plaatsen; veroordeelt krachtig de sancties die de Iraanse autoriteiten hebben opgelegd aan Duitse en Franse oud-politici en aan leden van het Europees Parlement;

23. dringt aan op uitbreiding van de beperkende maatregelen in het licht van het feit dat de Islamitische Republiek Iran onbemande luchtvaartuigen blijft leveren en plannen heeft om grond-grondraketten aan de Russische Federatie te leveren voor gebruik tegen Oekraïne;

24. roept de Commissie en de Raad op alle mazen in de handhaving van de bestaande sancties te dichten, toe te zien op de strikte uitvoering ervan en nauw samen te werken met internationale partners met het oog op een doeltreffende uitvoering van de beperkende maatregelen;

25. verzoekt de EU de beperkingen op de toegang tot de primaire en secundaire kapitaalmarkten van de EU voor Iraanse banken, met inbegrip van die welke in de EU gevestigd zijn, te consolideren en uit te breiden;

26. geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de structurele transnationale repressie door de autoriteiten van de Islamitische Republiek, die spionage, moordaanslagen, pogingen tot bomaanslagen, cyberaanvallen, desinformatiecampagnes en andere vormen van controle omvat, met name door haar ambassades en de Islamitische Revolutionaire Garde, tegen personen in de Iraanse diaspora die in de EU wonen, waardoor de vrijheid van meningsuiting van EU-burgers en ingezetenen wordt gesmoord, hun veiligheid in gevaar wordt gebracht, hetgeen neerkomt op kwaadaardige inmenging; roept de EU en de lidstaten op meer te doen om personen in de Iraanse diaspora te beschermen tegen de transnationale repressie van de Islamitische Republiek;

27. verzoekt de EU, met inbegrip van de VV/HV, mensenrechtenkwesties bij de Iraanse autoriteiten te blijven aankaarten in bilaterale en multilaterale fora, en alle geplande bijeenkomsten met de Iraanse autoriteiten daarvoor aan te wenden, in het bijzonder in het licht van de politieke dialoog op hoog niveau tussen de EU en Iran; bevestigt nogmaals dat eerbiediging van de mensenrechten een kernelement is in de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Iran;

28. moedigt een sterkere coördinatie tussen de in Teheran geaccrediteerde EU-ambassades aan; dringt er bij alle lidstaten met een diplomatieke aanwezigheid in Teheran op aan gebruik te maken van de mechanismen waarin de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers voorzien, om steun en bijstand te verlenen aan de ter dood veroordeelden en de onrechtmatig veroordeelden en gearresteerden; dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat gevangenen bezoek kunnen ontvangen en de omstandigheden van hun detentie zorgvuldig te controleren;

29. verzoekt de Commissie, de EDEO en de lidstaten om, in samenwerking met gelijkgestemde partners, de concrete steun voor de democratische idealen van de bevolking van Iran uit te breiden en te versterken, met name door meer steun te verlenen aan onafhankelijke mensenrechten- en maatschappelijke organisaties en onafhankelijke mediaplatforms, en door de inspanningen van gelijkgestemde partners om de internetconnectiviteit in Iran in stand te houden, te ondersteunen; moedigt de democratische oppositie van Iran aan om waar mogelijk te streven naar meer eenheid, op basis van gedeelde waarden en met betrokkenheid van Iraniërs in ballingschap en in de diaspora, teneinde verdere steun van de internationale gemeenschap te vergemakkelijken; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan hun strategische communicatie gericht op het Iraanse volk te intensiveren, met name door het mandaat van de EDEO-StratCom Task Force South uit te breiden tot de Islamitische Republiek en de financiering en zichtbaarheid ervan aanzienlijk te verhogen;

30. dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan onafhankelijke waarnemers van de ambassades van de lidstaten in Iran toegang te verlenen tot alle processen in verband met de demonstraties; verzoekt de lidstaten alle processen in verband met de demonstraties te volgen, met bijzondere aandacht voor de processen waarbij de doodstraf is geëist, en de gebreken daarvan publiekelijk aan de kaak te stellen;

31. verzoekt de EU en haar lidstaten de afgifte van visa aan personen die een gegronde vrees hebben voor vervolging wegens de vreedzame uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering in verband met de demonstraties in Iran, te vergemakkelijken;

32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Islamitische Raadgevende Vergadering, de regering van de Islamitische Republiek Iran en het kabinet van de hoogste leider van de Islamitische Republiek Iran.

 

Laatst bijgewerkt op: 18 januari 2023
Juridische mededeling - Privacybeleid