Ontwerpresolutie - B9-0221/2023Ontwerpresolutie
B9-0221/2023

ONTWERPRESOLUTIE over de universele decriminalisering van homoseksualiteit in het licht van de recente ontwikkelingen in Uganda

18.4.2023 - (2023/2643(RSP))

naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement

Maria Walsh, Rosa Estaràs Ferragut, Frances Fitzgerald, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Tomas Tobé
namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B9-0219/2023

Procedure : 2023/2643(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B9-0221/2023
Ingediende teksten :
B9-0221/2023
Debatten :
Aangenomen teksten :

B9‑0221/2023

Resolutie van het Europees Parlement over de universele decriminalisering van homoseksualiteit in het licht van de recente ontwikkelingen in Uganda

(2023/2643(RSP))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn eerdere resoluties over Uganda,

 gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

 gezien de verklaring die VN-deskundigen op 29 maart 2023 hebben afgelegd en waarin zij de weerzinwekkende anti-lhbt-wetgeving in Uganda veroordelen,

 gezien de “Resolutie over de bescherming van personen tegen geweld en andere mensenrechtenschendingen op basis van hun daadwerkelijke of vermeende seksuele geaardheid of genderidentiteit”, die in 2014 door de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en volken is aangenomen (resolutie 275),

 gezien de op 22 maart 2023 door Volker Türk, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, afgelegde verklaring waarin hij er bij de president van Uganda op aandringt geen draconisch wetsvoorstel tegen homoseksualiteit te ondertekenen,

 gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de EU (de Overeenkomst van Cotonou) van 2000, en met name artikel 8, lid 4, inzake non-discriminatie,

 gezien de artikelen 2 en 5 van het Afrikaans Handvest voor de rechten van de mens en volken,

 gezien het Protocol inzake de rechten van vrouwen in Afrika (het Maputo-Protocol) van 11 juli 2003, dat gehecht is aan het Afrikaans Handvest voor de rechten van de mens en volken,

 gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 (IVBPR), waarbij Uganda sinds 1995 partij is,

 gezien de internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, zoals degene die opgenomen zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

 gezien VN-resolutie 70/1 getiteld “Transforming our world – the 2030 Agenda for Sustainable Development” (Onze wereld transformeren – de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling) (“de Agenda 2030”), die werd aangenomen tijdens de VN-top over duurzame ontwikkeling van 25 september 2015 in New York en waarin de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (“SDG’s”) zijn vastgesteld,

 gezien Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad[1],

 gezien de mededeling van de Commissie van 12 november 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025” (COM(2020) 698),

 gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024,

 gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de in het internationaal recht inzake de mensenrechten omschreven verplichtingen de inherente waardigheid en de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle mensen, ongeacht hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit, alsook de eerbiediging en bescherming van hun mensenrechten hooghouden;

B. overwegende dat er weliswaar reeds vooruitgang geboekt is, maar er ook nog steeds veel landen zijn die wetten hebben waarin homoseksualiteit gecriminaliseerd wordt, en dat deze vaak gebruikt worden om discriminatie en geweld tegen lhbt-personen te rechtvaardigen; overwegende dat er sinds 2022 draconische wetten die homoseksualiteit criminaliseren van kracht zijn in 64 landen, waarvan de meeste in Afrika, Azië en het Midden-Oosten liggen; overwegende dat in 32 van de in totaal 54 Afrikaanse landen relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht gecriminaliseerd zijn, en dat in Mauritanië, Soedan, Noord-Nigeria en Somalië op homoseksualiteit de doodstraf staat;

C. overwegende dat het Ugandese parlement op 21 maart 2023 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een streng wetsvoorstel tegen homoseksualiteit dat gekant is tegen en een bedreiging vormt voor de rechten van lhbt-personen en degenen die hun mensenrechten ondersteunen en verdedigen; overwegende dat het wetsvoorstel voorziet in de doodstraf voor “homoseksualiteit met verzwarende omstandigheden”, levenslange gevangenisstraf voor “homoseksualiteit”, en een gevangenisstraf tot 14 jaar voor “poging tot homoseksualiteit” en tot 20 jaar voor het “aanzetten tot homoseksualiteit”;

D. overwegende dat het Ugandese wetsvoorstel is bekritiseerd als een van ’s werelds strengste anti-lhbt-wetten; overwegende dat het opleggen van de doodstraf voor seksuele betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht, met inbegrip van zogenaamde “seriële homoseksualiteit”, een flagrante schending van de fundamentele en internationaal beschermde mensenrechten is;

E. overwegende dat dit Ugandese wetsvoorstel volgt op jaren van door de staat geïnitieerde en in stand gehouden discriminatie en geweld op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit; overwegende dat deskundigen de afgelopen 15 jaar herhaaldelijk hun ernstige bezorgdheid hebben geuit over de escalerende risico’s voor de mensenrechten van lhbt-personen in Uganda;

F. overwegende dat alleen al in februari 2023 meer dan 110 lhbt-personen in Uganda melding hebben gemaakt van incidenten, waaronder aanhoudingen, seksueel geweld, uithuiszetting en tekijkzettingen;

G. overwegende dat dit nieuwe wetsvoorstel in strijd is met de eigen grondwettelijke bepalingen van Uganda waarin gelijkheid en non-discriminatie voor iedereen zijn vastgelegd; overwegende dat dit wetsvoorstel ook in strijd is met de internationaalrechtelijke verplichtingen van het land op het gebied van de mensenrechten en met politieke verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling, met name SDG’s 3, 5 en 10, en dat het een reële en ernstige bedreiging vormt voor de rechten, gezondheid en veiligheid van mensen; overwegende dat dit wetsvoorstel geweld tegen en discriminatie van lhbt-personen in de hand kan werken;

H. overwegende dat in het IVBPR het recht op leven wordt erkend als een fundamenteel recht van de mens en uitdrukkelijk wordt gesteld dat de doodstraf niet mag worden opgelegd voor geweldloze strafbare feiten; overwegende dat het IVBPR discriminatie op grond van seksuele geaardheid of genderidentiteit verbiedt en overwegende dat het opleggen van de doodstraf voor relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht een schending vormt van dit beginsel;

I. overwegende dat via de internationale samenwerking van de EU steun moet worden geboden aan de inspanningen van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (voorheen de ACS-landen) bij het ontwikkelen van ondersteunende rechts- en beleidskaders en bij het uitbannen van bestraffende wetten, beleidsmaatregelen en praktijken, stigmatisering en discriminatie die de mensenrechten ondermijnen;

J. overwegende dat de EU vastbesloten is de rechten van lhbt-personen te bevorderen en te beschermen, onder meer door het nemen van maatregelen om homoseksualiteit te decriminaliseren, zoals bepaald in de verordening betreffende het NDICI – Europa in de wereld; overwegende dat de EU voorts vastbesloten is lhbt-mensen te beschermen en hen in staat te stellen hun rechten wereldwijd te doen gelden, zoals bepaald in de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 en het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024;

1. veroordeelt de criminalisering van homoseksualiteit; is ernstig bezorgd over de aanneming door het Ugandese parlement van de nieuwe wetgeving, die ernstige negatieve gevolgen zou hebben voor lhbt-personen en de samenleving als geheel en afbreuk zou doen aan de aanzienlijke vooruitgang die in de loop der jaren is geboekt;

2. benadrukt dat discriminatie van lhbt-personen de meest fundamentele mensenrechtenbeginselen zoals verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ondermijnt; herhaalt dat seksuele gerichtheid en genderidentiteit zaken zijn die onder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer vallen, zoals gewaarborgd door het internationaal recht en nationale grondwetten;

3. betreurt het feit dat lhbt-personen in te veel landen wereldwijd nog steeds het slachtoffer worden van geweld, waaronder seksueel geweld, foltering, willekeurige opsluiting, intimidatie, discriminatie en, in de ernstigste gevallen, moord; benadrukt dat deze daden nog steeds meestal onbestraft blijven en de bevoegde autoriteiten verzuimen passende maatregelen te treffen;

4. dringt aan op de intrekking van draconische wetten die homoseksualiteit criminaliseren, discriminatie op grond van seksuele geaardheid of genderidentiteit mogelijk maken en aansporen tot geweld; pleit voor de universele decriminalisering van homoseksualiteit;

5. dringt er bij de Commissie met klem op aan meer maatregelen te nemen om alle vormen van discriminatie en intimidatie ten aanzien van lhbt-personen te voorkomen, aan de kaak te stellen en te bestrijden, alsook discriminerende beleidsmaatregelen en praktijken actief te veroordelen en te bestrijden, met inbegrip van de criminalisering van seksuele betrekkingen met wederzijds goedvinden tussen mensen van hetzelfde geslacht;

6. erkent de aanzienlijke vooruitgang die Uganda de afgelopen jaren heeft geboekt bij het terugdringen van de gevolgen van hiv; herinnert eraan dat de besmettingsgraad voor hiv bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) 12,7 % bedroeg in 2021;

7. stelt met bezorgdheid vast dat deze besmettingsgraad aanzienlijk hoger is dan voor heteroseksuele mannen en boven het nationale gemiddelde ligt, en dat kwetsbare groepen zoals MSM-groepen nog steeds minder kans hebben dan de algemene bevolking om de hiv-behandeling, -preventie en -zorg te krijgen die zij nodig hebben; is daarom uiterst bezorgd dat door het wetsvoorstel mensen met hiv gecriminaliseerd worden;

8. is van mening dat dergelijke onrechtvaardige wetten het testen, opsporen en voorkomen van hiv alleen maar verder stigmatiseren, hetgeen indruist tegen de doelstelling om hiv uit te roeien en ertoe kan leiden dat levensreddende hiv-programma’s illegaal worden omdat deze beschouwd zouden kunnen worden als een “pleidooi voor homoseksualiteit”;

9. verzoekt de EU al haar bestaande externe beleidsinstrumenten aan te wenden ter ondersteuning en bescherming van lhbt-personen wereldwijd, onder meer door zich in te zetten voor de universele decriminalisering van homoseksualiteit; beklemtoont dat de EU haar ontwikkelingsbeleid moet gebruiken om deze doelstellingen te verwezenlijken, bijvoorbeeld door aan ontwikkelingshulp de voorwaarde te verbinden dat een partnerland de fundamentele vrijheden en mensenrechten handhaaft en door de hulp op te schorten in geval van achteruitgang van de democratie, de mensenrechten of de rechtsstaat in landen die geen lid zijn van de EU, zoals bepaald in de verordening inzake NDICI - Europa in de wereld;

10. verwerpt nadrukkelijk het gebruik van de doodstraf in alle omstandigheden, met inbegrip van alle wetgeving waarbij de doodstraf wordt opgelegd voor homoseksualiteit; verzoekt de EU en haar lidstaten de Ugandese regering te blijven benaderen om haar standpunt over de doodstraf te herzien; merkt voorts op dat het opleggen van de doodstraf op basis van dergelijke wetgeving een willekeurige executie als zodanig is en een schending vormt van artikel 6 van het IVBPR;

11. benadrukt dat de nieuwe wetgeving in Uganda in strijd is met de internationaalrechtelijke verplichtingen van het land op het gebied van de mensenrechten en niet verenigbaar is met Uganda’s politieke verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling;

12. beklemtoont dat de nieuwe wetgeving zou leiden tot verergering en legitimering van de voortdurende stigmatisering, het geweld, de intimidatie en discriminatie ten aanzien van lhbt-personen en gevolgen zou hebben voor alle aspecten van hun leven; merkt voorts op dat de voorgestelde nieuwe wetgeving de lichamelijke en geestelijke integriteit en gezondheid van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in Uganda in gevaar zou brengen als gevolg van de aanhoudende gewelddaden en intimidatie;

13. roept in de meest krachtige bewoordingen de president van Uganda ertoe op geen wetsvoorstellen te bekrachtigen op grond waarvan mensen die zich identificeren met de lhbtiq-gemeenschap en degenen die hun mensenrechten ondersteunen en verdedigen, worden gediscrimineerd en verder gecriminaliseerd;

14. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over het feit dat het Ugandese recht nog steeds erg discriminerend is ten aanzien van lhbt-personen en vraagt de Ugandese autoriteiten om over te gaan tot herziening van alle wetten die homoseksualiteit en lhbt-activisme strafbaar stellen, met name de artikelen 145 en 146 van het wetboek van strafrecht;

15. herinnert de Ugandese regering aan haar verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht en de Overeenkomst van Cotonou, waarin wordt opgeroepen tot eerbiediging van de universele rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

16. verzoekt de EU-delegatie in Uganda om de situatie van lhbt-personen op de voet te blijven volgen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld, mensenrechtenverdedigers en lhbt-personen ter plaatse actief te steunen; benadrukt hoe belangrijk het is het bewustzijn te vergroten en het inzicht in de situatie van lhbt-personen en hun gezinnen te bevorderen;

17. vraagt de EU in haar dialoog met de Ugandese autoriteiten ten volle en doeltreffend gebruik te maken van de politieke dialoog als bedoeld in artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, teneinde de mensenrechten in Uganda te helpen bevorderen, homoseksualiteit te decriminaliseren en geweld en discriminatie ten aanzien van lhbt-personen terug te dringen;

18. beklemtoont dat de EU bereid moet zijn concrete maatregelen te treffen indien de president van Uganda het nieuwe wetsvoorstel ondertekent en zodoende tot wet verheft, bijvoorbeeld door verdere ontwikkelingshulp afhankelijk te stellen van de eerbiediging door Uganda van de fundamentele vrijheden en mensenrechten, in overeenstemming met de toezegging van de EU om de rechten van lhbt-personen te bevorderen en te beschermen, onder meer door het nemen van maatregelen om homoseksualiteit te decriminaliseren;

19. is ingenomen met het Strategisch Plan voor de bevordering en bescherming van de rechten van de mens en de volkeren 2021-2030, dat onlangs door de Afrikaanse Unie is aangenomen;

20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de president van Uganda, de regering en het parlement van Uganda, en de Afrikaanse Unie en haar instellingen.

 

Laatst bijgewerkt op: 19 april 2023
Juridische mededeling - Privacybeleid