ONTWERPRESOLUTIE over de verachtelijke terroristische aanvallen van Hamas op Israël, Israëls recht om zich te verdedigen in overeenstemming met het humanitair en internationaal recht en de humanitaire situatie in Gaza
16.10.2023 - (2023/2899(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Manu Pineda
namens de Fractie The Left
B9‑0447/2023
Resolutie van het Europees Parlement over de verachtelijke terroristische aanvallen van Hamas op Israël, Israëls recht om zich te verdedigen in overeenstemming met het humanitair en internationaal recht en de humanitaire situatie in Gaza
Het Europees Parlement,
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties,
– gezien zijn eerdere resoluties over Israël, en Palestina, met name die van 14 december 2022 over de vooruitzichten voor de tweestatenoplossing voor Israël en Palestina[1],
– gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,
– gezien resolutie 181 (II) van de Algemene Vergadering van de VN van 29 november 1947 over de verdeling van Palestina,
– gezien resolutie 194 (III) van de Algemene Vergadering van de VN van 11 december 1948 over de beginselen voor het bereiken van een definitieve regeling en de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen naar hun huizen,
– gezien resolutie 302 (IV) van de Algemene Vergadering van de VN van 8 december 1949 betreffende bijstand aan Palestijnse vluchtelingen,
– gezien de latere VN-resoluties over de situatie in Palestina/Israël,
– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 1998,
– gezien de verklaringen van de speciale VN-rapporteur over de situatie van de mensenrechten in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden,
– gezien de Oslo-akkoorden tussen de Staat Israël en de Palestijnse bevrijdingsorganisatie (PLO) van 1993 en 1995,
– gezien de Euro-mediterrane Overeenkomst van 2000 waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds[2], met name artikel 2 daarvan,
– gezien de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de situatie in Palestina/Israël,
– gezien de verklaring van de secretaris-generaal van de VN van 9 oktober 2023 waarin wordt opgeroepen om een einde te maken aan “de vicieuze cirkel van bloedvergieten, haat en polarisatie”, en zijn verdere verklaringen over de rampzalige situatie voor burgers in de Gazastrook,
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op 7 oktober 2023 Palestijnse militante groeperingen, waaronder Hamas en Islamitische Jihad, een ongekende aanslag hebben gepleegd waarbij meer dan 1 300 mensen in Israël, waarvan de meesten burgers waren, zijn gedood en ongeveer 200 personen zijn ontvoerd; overwegende dat Hamas het Palestijnse volk niet vertegenwoordigt en het Palestijnse volk niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de daden van Hamas;
B. overwegende dat de Israëlische autoriteiten op 8 oktober formeel de oorlog hebben verklaard aan Hamas en sindsdien vanuit zee lucht- en artillerieaanvallen hebben uitgevoerd op dichtbevolkte gebieden van de Gazastrook, waarbij meer dan 2 800 doden zijn gevallen; overwegende dat verschillende niet-gouvernementele organisaties Israël ervan hebben beschuldigd dat het bij zijn aanvallen witte fosfor gebruikt, hetgeen verboden is krachtens het Verdrag inzake chemische wapens;
C. overwegende dat een aantal aan de Gazastrook grenzende Israëlische nederzettingen worden ontruimd; overwegende dat Israël bevel heeft gegeven tot de evacuatie van meer dan een miljoen Palestijnen uit het noordelijke deel van de Gazastrook, maar het gebied ondertussen blijft blokkeren; overwegende dat het Israëlische leger zich voorbereidt op een grondoffensief in de Gazastrook en reeds gebieden aan zijn grenzen heeft betreden; overwegende dat het dwingen van het Palestijnse volk tot een massale vlucht te midden van de aanhoudende dodelijke aanvallen een ernstig gevaar voor een grootschalige etnische zuivering vormt;
D. overwegende dat de Israëlische minister van Defensie, Yoav Gallant, op 9 oktober heeft aangekondigd dat de land-, lucht- en zeeblokkade die Israël sinds 2007 aan de Gazastrook heeft opgelegd, met verschrikkelijke gevolgen voor de bevolking, zou worden verscherpt om te verhinderen dat elektriciteit, voedsel en brandstof het grondgebied binnenkomen; overwegende dat op 11 oktober de enige elektriciteitscentrale in de Gazastrook wegens een tekort aan brandstof is stilgelegd; overwegende dat dit gebrek aan elektriciteit een bijzonder verwoestend effect heeft op ziekenhuizen, die de duizenden mensen die door de luchtaanvallen gewond zijn geraakt geen medische zorg hebben kunnen bieden;
E. overwegende dat de Israëlische luchtaanvallen zijn gericht op civiele infrastructuur, met inbegrip van scholen en ziekenhuizen; overwegende dat de VN-Organisatie voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) aan de kaak heeft gesteld dat Israël zijn hoofdkwartier tot doelwit heeft gemaakt en dat 13 van haar humanitaire hulpverleners zijn gedood; overwegende dat ten minste zes Palestijnse journalisten zijn gedood terwijl zij hun werk deden;
F. overwegende dat het recht op zelfverdediging tegen gewapende partijen bij een conflict en de verplichting voor een staat om zijn bevolking te beschermen niet kunnen worden losgekoppeld van het internationale humanitaire recht en niet mogen leiden tot het doden van onschuldige burgers;
G. overwegende dat er ook gevochten wordt aan de Libanese grens, waar Hezbollah raketten heeft afgevuurd op Israël en Israël luchtaanvallen heeft uitgevoerd op Libanees grondgebied; overwegende dat in Libanon zes doden zijn gevallen als gevolg van deze luchtaanvallen; overwegende dat de Israëlische strijdkrachten raketaanvallen hebben uitgevoerd op luchthavens in Syrië, waardoor de luchthavens van Damascus en Aleppo niet functioneren; overwegende dat Israël heeft beweerd dat de luchthavens fungeerden als doorvoerpunten voor Iraanse wapens die naar Hezbollah werden gezonden;
H. overwegende dat de Verenigde Staten een vliegdekschip, een kruiser en vier torpedobootjagers hebben ingezet in de oostelijke Middellandse Zee nabij Israëlische havens om het Israëlische leger te ondersteunen; overwegende dat reeds een tweede vliegdekschip wordt ingezet;
I. overwegende dat de huidige situatie een ernstige bedreiging voor de veiligheid in de hele regio vormt; overwegende dat dit ook implicaties heeft voor de vreedzame co‑existentie in andere landen, waaronder lidstaten van de EU;
J. overwegende dat de EU essentiële steun verleent aan Palestina, waaronder steun die specifiek is bestemd voor de gezondheidssector en ontwikkelingsprogramma’s die gericht zijn op het scheppen van banen en toegang tot water en energie; overwegende dat commissaris Várhelyi op 9 oktober via sociale media heeft aangekondigd dat alle betalingen aan Palestina onmiddellijk zullen worden opgeschort; overwegende dat de Commissie nadien heeft verklaard dat de financiering niet zal worden opgeschort, maar zal worden herzien; overwegende dat de financiële steun aan Palestina aan uitgebreide en strenge controles wordt onderworpen om te voorkomen dat Hamas ervan profiteert;
K. overwegende dat de secretaris-generaal van de VN heeft verklaard dat de toename van het geweld niet in een vacuüm geschiedt, maar voortkomt uit een jarenlang conflict, met een decennialange militaire bezetting en in het geheel geen politiek einde in zicht; overwegende dat 2023 wordt gekenmerkt door toenemende spanningen en geweld in de context van de aanhoudende militaire bezetting van Palestina; overwegende dat dit voor de huidige aanval al het dodelijkste jaar was voor de Palestijnen sinds de VN is begonnen met het verzamelen van gegevens; overwegende dat er 5 200 Palestijnse politieke gevangenen in Israëlische gevangenissen verblijven, onder wie 170 kinderen; overwegende dat sinds 7 oktober ten minste 55 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever zijn gedood door het Israëlische leger en illegale kolonisten;
L. overwegende dat de Israëlische autoriteiten hebben geweigerd hun verplichtingen als bezettingsmacht overeenkomstig de Verdragen van Genève na te komen en de Palestijnse bevolking basisbehoeften zoals medische uitrusting of onderdak blijven ontzeggen; overwegende dat de Staat Israël een systeem met, naargelang van hun nationale of etnische afkomst, verschillende rechten en plichten heeft opgelegd aan mensen die samen één enkel grondgebied bewonen; overwegende dat dit systeem door Palestijnse, Israëlische en internationale organisaties herhaaldelijk als apartheid is omschreven;
M. overwegende dat de EU een rol moet spelen bij het vinden van een oplossing voor het lopende conflict; overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Israël zijn gebaseerd op de associatieovereenkomst (2000), waarin in artikel 2 wordt bepaald dat de overeenkomst berust op eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen;
N. overwegende dat Israël sinds 1996 is verbonden met het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en deelneemt aan belangrijke programma’s zoals Horizon Europa; overwegende dat de EU opdrachten ter waarde van 59 miljoen EUR heeft gegund aan Israëlische militaire technologiebedrijven; overwegende dat de waarde van de wapenverkoop van de EU aan Israël wordt geschat op ongeveer 200 miljoen EUR per jaar; overwegende dat de lidstaten van de EU en de NAVO Israël in het kader van de huidige situatie aanvullende militaire hulp hebben toegezegd;
O. overwegende dat de voorzitters van het Europees Parlement en de Commissie naar Israël zijn gereisd om solidariteit met het Israëlische volk te betuigen, buiten elk toepasselijk mandaat om, en derhalve hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben overschreden; overwegende dat zij geen woord van medeleven met de omgekomen Palestijnse burgers hebben geuit en politieke steun hebben gegeven voor de Israëlische aanvallen op de Gazastrook en deze hebben gerechtvaardigd;
P. overwegende dat individuele leden van het Europees Parlement door de Israëlische autoriteiten de toegang tot Israëlisch en Palestijns grondgebied is ontzegd, ook tijdens officiële bezoeken van het Europees Parlement; overwegende dat de Israëlische autoriteiten het Europees Parlement al meer dan tien jaar verbieden de Gazastrook te bezoeken;
1. veroordeelt de aanvallen van Hamas en andere groeperingen tegen Israëlische burgers in de meest krachtige bewoordingen en betuigt zijn diepste medeleven met de slachtoffers en hun verwanten; benadrukt dat deze aanvallen oorlogsmisdaden en een schending van de Verdragen van Genève vormen;
2. veroordeelt tegelijkertijd en in de meest krachtige bewoordingen de Israëlische luchtaanvallen en het gebruik van chemische wapens tegen Palestijnse burgers in de Gazastrook, en betuigt zijn diepste medeleven met de slachtoffers en hun verwanten; benadrukt dat deze aanvallen oorlogsmisdaden en een schending van de Verdragen van Genève vormen;
3. roept op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en een einde aan het geweld, en tot de vrijlating van alle gijzelaars en de strikte naleving van het internationaal humanitair recht door alle partijen;
4. verzoekt de Israëlische autoriteiten alle Palestijnse politieke gevangenen vrij te laten;
5. benadrukt de noodzaak van een duurzame en billijke vrede in de regio overeenkomstig het internationaal recht en de mensenrechten, op basis van VN-resoluties; dringt er bij de internationale gemeenschap, de EU, haar lidstaten en de landen in de regio op aan onmiddellijk actie te ondernemen om verdere escalatie te voorkomen, en roept op tot onderhandelingen onder auspiciën van de VN; wijst erop dat internationale conflictbeslechting niet moet plaatsvinden door vergelding, maar door handhaving van het internationaal recht om een einde aan de bezetting in Palestina te maken; benadrukt dat iedereen die in Israël of Palestina misdaden pleegt die in strijd zijn met het internationaal humanitair recht, ter verantwoording moet worden geroepen voor een rechtbank;
6. veroordeelt Israëls beleid van collectieve bestraffing van de bevolking van de Gazastrook, dat in strijd is met het internationaal humanitair recht en moet worden stopgezet; veroordeelt de dreigementen van de Israëlische autoriteiten aan het adres van de bevolking van de Gazastrook; benadrukt dat gedwongen uitzetting van een bevolking een oorlogsmisdaad vormt; geeft uiting aan zijn zorgen over de regionale gevolgen van de vlucht van Palestijnen uit de Gazastrook;
7. roept de EU, haar lidstaten en de landen in de regio op ervoor te zorgen dat de bevolking van de Gazastrook de humanitaire hulp ontvangt die zij nodig heeft en roept op tot het opzetten van humanitaire corridors om de toegang van de bevolking tot gezondheidszorg, onderdak en veiligheid te garanderen; veroordeelt het besluit van de Israëlische regering om de blokkade verder aan te scherpen en de bevolking van de Gazastrook te onthouden van vitale voorzieningen, waaronder die van water, voedsel en elektriciteit, en roept op tot terugdraaiing van dit besluit;
8. verzoekt de Commissie en de Raad de richtlijn tijdelijke bescherming in werking te stellen[3] teneinde alle vluchtelingen uit Palestina onmiddellijk toegang te geven tot bescherming, en om tegelijkertijd hun recht op terugkeer te waarborgen;
9. benadrukt de belangrijke rol van de EU-hulp in Palestina, met name op cruciale gebieden als toegang tot schoon water en energie; dringt er bij de Commissie op aan om geen enkele financiering eenzijdig op te schorten; verzoekt commissaris Várhelyi te stoppen met het bedreigen van de Palestijnse bevolking en het gebruiken van zijn rol voor partijdige doeleinden; benadrukt dat de humanitaire hulp, met name op het gebied van gezondheidszorg, moet worden opgevoerd om de huidige humanitaire situatie in de Gazastrook het hoofd te bieden;
10. wijst erop dat humanitaire actoren moeten worden beschermd en veroordeelt het tot een doelwit maken van civiele infrastructuur, waaronder scholen en ziekenhuizen die door internationale humanitaire organisaties worden beheerd; bevestigt de essentiële bijdrage van de UNRWA aan het levensonderhoud van Palestijnse vluchtelingen in een moeilijke context van toenemende humanitaire en ontwikkelingsbehoeften; roept op, in erkenning van zijn status als grootste VN-organisatie die actief is in de Gazastrook, tot het steunen van de noodoproep van de UNRWA om de dringende humanitaire behoeften in de Gazastrook te vervullen en tot de versnelde vrijgave van alle aan de UNRWA toegewezen middelen om de continuïteit van zijn vitale diensten in de Gazastrook en de regio te waarborgen;
11. herinnert de Israëlische autoriteiten aan hun verplichting als bezettingsmacht uit hoofde van de Verdragen van Genève, met inbegrip van hun verplichtingen ten aanzien van de Palestijnse burgerbevolking, die zij systematisch hebben geschonden;
12. dringt er bij de Israëlische autoriteiten op aan de blokkade van de Gazastrook te beëindigen; verzoekt de Israëlische autoriteiten humanitaire hulpverleners, journalisten en andere internationale belanghebbenden toegang te verlenen tot de Gazastrook; verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden om personeel naar de Gazastrook te sturen zodra de situatie dat toelaat en om de mensenrechtensituatie daar te monitoren en erover te rapporteren; betreurt dat sommige landen ervoor hebben gekozen om hun hulp aan de Gazastrook stop te zetten op een moment dat er juist meer hulp nodig is; verzoekt de lidstaten hun hulp aan de Palestijnse bevolking te verhogen;
13. roept de EU op onmiddellijk een einde te maken aan alle overdrachten van wapens en militaire technologie aan Israël en alle andere partijen bij het conflict, in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB[4];
14. dringt er bij de Verenigde Staten op aan om hun militairen terug te trekken uit het oostelijke Middellandse Zeegebied, aangezien deze bijdragen tot verdere escalatie en destabilisatie in de regio;
15. benadrukt de noodzaak van een duurzame en billijke vrede in de regio in overeenstemming met het internationaal recht en de mensenrechten; benadrukt dat dit alleen mogelijk is door het vredesproces opnieuw op gang te brengen en een einde te maken aan de bezetting; herinnert aan de jarenlange steun van de EU voor een onderhandelde tweestatenoplossing op basis van de grenzen van 1967, met twee soevereine, democratische staten die naast elkaar leven in vrede en gegarandeerde veiligheid en met volledige eerbiediging van het internationaal recht;
16. wijst erop dat de associatieovereenkomst EU-Israël volgens artikel 2 ervan is gebaseerd op eerbiediging van de mensenrechten en dat de mensenrechten een leidend beginsel zijn; roept op tot opschorting van de associatieovereenkomst totdat de aanvallen op de Gazastrook zijn gestopt en er duidelijke waarborgen zijn voor het beëindigen van de systematische schendingen van de mensenrechten van de Palestijnse bevolking;
17. betuigt solidariteit met alle personen en politieke groeperingen tussen de Jordaan en de Middellandse Zee die oproepen tot eerbiediging van de mensenrechten, gelijkheid en vrede, alsmede met iedereen ter wereld die voor hen opkomt;
18. spreekt zijn grote bezorgdheid uit over berichten uit Israël over intimidatie, gewelddadige arrestaties, het schorsen van studenten door instellingen voor hoger onderwijs en het schorsen en ontslaan van werknemers van zowel Arabische als joodse afkomst in een poging om kritische segmenten van de samenleving het zwijgen op te leggen;
19. roept de EU en haar lidstaten op om haar burgers en hun instellingen te beschermen tegen alle vormen van racistisch geweld en discriminatie, met inbegrip van antisemitisme en islamofobie; veroordeelt de vervolging en het verbieden van organisaties die zich inzetten voor en van symbolen van solidariteit met het Palestijnse volk;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de voorzitters van de parlementen van de lidstaten, de Knesset, de regering van Israël, de Palestijnse Autoriteit, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, en de Liga van Arabische Staten.
- [1] PB C 177 van 17.5.2023, blz. 73.
- [2] PB L 147 van 21.6.2000, blz. 3.
- [3] Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).
- [4] Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).