ONTWERPRESOLUTIE over multilaterale onderhandelingen met het oog op de 13e Ministeriële Conferentie van de WTO in Abu Dhabi, 26‑29 februari 2024
29.1.2024 - (2023/2868(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 132, lid 2, van het Reglement
Bernd Lange, Jörgen Warborn
namens de Commissie internationale handel
B9‑0090/2024
Resolutie van het Europees Parlement over multilaterale onderhandelingen met het oog op de 13e Ministeriële Conferentie van de WTO in Abu Dhabi, 26‑29 februari 2024
Het Europees Parlement,
– gezien de overeenkomst van Marrakesh van 15 april 1994 tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO),
– gezien de ministeriële verklaring van Doha van de WTO van 14 november 2001[1],
– gezien zijn eerdere resoluties over de WTO, met name die van 25 november 2021 over multilaterale onderhandelingen met het oog op de twaalfde Ministeriële Conferentie van de WTO[2], van 29 november 2018 getiteld “WTO: de weg vooruit”[3] en van 28 november 2019 over de crisis van de WTO-Beroepsinstantie[4],
– gezien de slotdocumenten die met eenparigheid zijn aangenomen tijdens de jaarlijkse zittingen van de Parlementaire Conferentie van de WTO op 7 december 2018 in Genève[5] en op 10 december 2017 in Buenos Aires[6],
– gezien de resultaten van de twaalfde Ministeriële Conferentie van de WTO (MC12) in Genève in juni 2022, waaronder een slotdocument, een reeks ministeriële besluiten en verklaringen, en een overeenkomst over visserijsubsidies,
– gezien de resultaten van de elfde Ministeriële Conferentie van de WTO (MC11) in Buenos Aires in december 2017, waaronder een reeks ministeriële besluiten en gezamenlijke verklaringen over e-commerce, investeringsfacilitering, binnenlandse regelgeving voor diensten, en micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (mkmo’s),
– gezien de verklaring van Buenos Aires over handel en economische empowerment van vrouwen die werd goedgekeurd op 12 december 2017 en de informele werkgroep inzake handel en gender die is opgericht op 23 september 2020,
– gezien de ministeriële verklaringen van de ministers die leden van de WTO vertegenwoordigen van 10 december 2021 over verontreiniging door plastic en een ecologisch duurzame handel in plastic, van 14 december 2021 over handel en milieuduurzaamheid en van 14 december 2021 over subsidies voor fossiele brandstoffen,
– gezien de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN,
– gezien de Overeenkomst van Parijs binnen het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), die sinds november 2016 van kracht is,
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 februari 2021 getiteld “Evaluatie van het handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid” en de bijlage daarbij getiteld “Hervorming van de WTO: naar een duurzaam en doeltreffend multilateraal handelsstelsel” (COM(2021)0066),
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie internationale handel,
A. overwegende dat de WTO is opgericht om de handel in goederen en diensten te liberaliseren, het multilateralisme te versterken en een eerlijk, open, inclusief, op regels gebaseerd en niet-discriminerend multilateraal handelssysteem te bevorderen, ter verbetering van het welzijn van mensen in de hele wereld; overwegende dat het handelsbeleid van de EU tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de harmonieuze ontwikkeling van de wereldhandel, aan de geleidelijke afschaffing van de beperkingen voor het internationale handelsverkeer en voor buitenlandse directe investeringen en aan de vermindering van de douane- en andere belemmeringen, alsook het welzijn van de mensen te waarborgen; overwegende dat handel van vitaal belang is en een essentieel instrument om de inspanningen ter bevordering van duurzame groei en ter verbetering van de levensstandaard te ondersteunen en aan te vullen, en om te zorgen voor volledige werkgelegenheid van een betere kwaliteit en voor een groot en gestaag groeiend volume aan reëel inkomen, met inachtneming van de doelstelling van duurzame ontwikkeling, waarbij zowel wordt gestreefd naar bescherming en behoud van het milieu als naar een versterking van de middelen daartoe op een manier die strookt met de respectieve behoeften en bekommernissen van landen op hun verschillende economische ontwikkelingsniveaus;
B. overwegende dat een sterk, open en inclusief multilateraal handelssysteem een nog grotere rol moet spelen bij het verwezenlijken van de mondiale doelstellingen inzake klimaatverandering en nettonul, bijvoorbeeld door middel van handel in de goederen, diensten en praktijken die onmisbaar zijn voor schone-energietechnologieën en de totstandbrenging van een circulaire economie;
C. overwegende dat het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem op dit moment onder grote druk staat en te maken krijgt met geopolitieke druk als gevolg van de besluiten van een aantal WTO-leden en de door hen genomen unilaterale maatregelen, alsook met een ongerechtvaardigd gebruik van de uitzondering op grond van veiligheidsoverwegingen op de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) door een aantal van zijn leden, hetgeen nu reeds resulteert in een meer versnipperde en minder voorspelbare context voor handelsbeleid; overwegende dat 75 % van de handel nog altijd plaatsvindt op basis van het meestbegunstigingstarief, hetgeen bevestigt dat de WTO de ruggengraat van de wereldeconomie vormt; overwegende dat de tijdens de MC12 bereikte resultaten hebben laten zien dat de WTO nog altijd in staat is om tot multilaterale overeenkomsten te komen en op noodsituaties in te spelen;
D. overwegende dat de tijdens de MC12 bereikte WTO-overeenkomst over visserijsubsidies de eerste multilaterale handelsovereenkomst ooit is waarbij milieuduurzaamheid wordt gehanteerd als leidend beginsel, met de vaststelling van een bindend pakket mondiale regels om te helpen de naar schatting 22 miljard USD per jaar aan schadelijke subsidies die regeringen aan de visserijsector toekennen, in te perken, als verplicht op grond van SDG 14.6; overwegende dat de overeenkomst nog geen regels bevat inzake visserijsubsidies die bijdragen aan overcapaciteit en overbevissing, die meer dan de helft uitmaken van alle visserijsubsidies, maar dat de onderhandelingen hierover worden voortgezet;
E. overwegende dat de twaalfde Ministeriële Conferentie van de WTO (MC12) op 17 juni 2022 een besluit heeft goedgekeurd om in het kader van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trips-overeenkomst) flexibiliteit te bieden om de productie en levering mogelijk te maken van COVID‑19-vaccins, waarbij zij de beslissing over de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze flexibiliteit naar therapie en diagnostiek inzake COVID‑19 heeft uitgesteld; overwegende dat de Trips-raad van de WTO onderhandelingen voert over de verlenging van de Trips-ontheffing;
F. overwegende dat voedselzekerheid een uitdaging blijft, aangezien 258 miljoen mensen in 2022 te maken hadden met een crisis of een slechtere situatie op het gebied van acute voedselonzekerheid, tegenover 193 miljoen in 2021; overwegende dat in de in het kader van de Uruguayronde gesloten WTO-overeenkomst inzake landbouw expliciet wordt erkend dat het bij het voeren van onderhandelingen belangrijk is om rekening te houden met voedselzekerheid; overwegende dat handel de beschikbaarheid van voedsel kan verbeteren in regio’s waar slechts een beperkte hoeveelheid voedsel beschikbaar is en dat handel ook kan bijdragen tot een betere economische toegang tot voedsel, door werkgelegenheidskansen te creëren en het inkomen te verhogen;
G. overwegende dat de leden van de WTO blijk hebben gegeven van hun engagement om voedseltekorten aan te pakken en dringende voedselhulp voor de meeste kwetsbaren te garanderen, zowel in de ministeriële verklaring over noodmaatregelen tegen voedselonzekerheid als in het ministerieel besluit om humanitaire voedselaankopen in het kader van het Wereldvoedselprogramma (WFP) vrij te stellen van uitvoerverboden of -beperkingen, die beide tijdens de MC12 zijn goedgekeurd;
H. overwegende dat duurzame handel kan helpen om de klimaatverandering te beperken en te bestrijden;
I. overwegende dat de Beroepsinstantie van de WTO per 11 december 2019 niet langer operationeel is, waardoor de functionele, onafhankelijke en onpartijdige beroepsfase buiten werking is gesteld; overwegende dat de leden van de WTO tijdens de MC12 beloofd hebben besprekingen te zullen voeren om uiterlijk in 2024 te beschikken over een volwaardig en goed functionerend systeem voor geschillenbeslechting dat voor alle WTO-leden toegankelijk is;
J. overwegende dat het Europees Parlement, samen met de Interparlementaire Unie, al meer dan 20 jaar een cruciale rol speelt bij het voorzien van de WTO van een parlementaire dimensie, via de Parlementaire Conferentie van de WTO;
K. overwegende dat de dertiende Ministeriële Conferentie van de WTO (MC13) zal plaatsvinden in Abu Dhabi, Verenigde Arabische Emiraten, van 26 t/m 29 februari 2024;
1. herhaalt zich volledig te zullen blijven inzetten voor het multilateralisme, dat van blijvende waarde is, en onderstreept dat een gemoderniseerd multilateraal systeem voor het regelen van de wereldhandel van essentieel belang is; roept op tot het vaststellen van een handelsagenda op basis van een eerlijke en op regels gebaseerde handel die ten goede komt aan iedereen, die bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en die verder gaat dan louter de definitie van groei van het bbp en van welvaart, om zo te zorgen voor meer vrede en veiligheid; benadrukt dat de WTO de verwezenlijking moet bevorderen van de SDG’s, gezondheid en sociale, milieu- en mensenrechten en ervoor moet zorgen dat multilateraal overeengekomen en geharmoniseerde regels door iedereen worden toegepast;
2. roept alle WTO-leden met klem op zich in te zetten voor een geslaagde MC13; is van oordeel dat de MC13 het startpunt moet zijn voor de ontwikkeling en modernisering van de WTO, zodat deze een rol kan spelen bij het aangaan van de uitdagingen van de 21e eeuw, onder andere voor kwesties als klimaatverandering, voedselzekerheid, biodiversiteitsverlies, gezondheid, duurzaamheid en armoedebestrijding; verzoekt alle WTO-leden met klem nog meer te doen om tastbare resultaten te boeken die laten zien dat de WTO in staat is de huidige uitdagingen aan te pakken; is tevreden met de richtsnoeren die door de vergadering van hoge ambtenaren op 22 en 23 oktober 2023 zijn geformuleerd; verzoekt de leden van de WTO in het bijzonder om de tweede fase van de multilaterale overeenkomst over visserijsubsidies af te ronden en de resterende struikelblokken uit de weg te ruimen, zodat de WTO eindelijk haar goedkeuring kan hechten aan een alomvattend pakket maatregelen op het gebied van institutionele hervormingen, waaronder een besluit betreffende een volledig functionerend systeem voor geschillenbeslechting; herhaalt dat de rol van het WTO-secretariaat verder moet worden versterkt;
3. acht het nu hoogdringend om de WTO grondig te hervormen en is van mening dat dit tot uitdrukking moet komen in de resultaten van de MC13; juicht al het werk toe dat in verband hiermee sinds de laatste Ministeriële Conferentie is verricht; verzoekt de leden van de WTO een alomvattend pakket maatregelen goed te keuren ter herziening van de WTO-functies op het gebied van monitoring, onderhandelingen, beraadslaging en geschillenbeslechting, waarbij ook passende aandacht moet worden besteed aan de parlementaire dimensie van de WTO, om de doeltreffendheid, inclusiviteit, transparantie, geloofwaardigheid en legitimiteit van de WTO te vergroten;
4. vraagt een krachtiger en nog constructiever engagement van alle WTO-leden om zo snel mogelijk weer een volledig functionerend systeem voor geschillenbeslechting in te stellen, dat onder meer de buitensporige duur van procedures moet aanpakken; looft de facilitator voor zijn sturing van het proces dat moet leiden tot het voorleggen aan de MC13 van een geconsolideerde ontwerptekst; betreurt echter dat er tot dusver geen substantiële vooruitgang is geboekt; verzoekt de leden constructieve en transparantie discussies te voeren om tijdens de MC13 overeenstemming over het systeem voor geschillenbeslechting te bereiken; herinnert eraan dat een bindend, uit twee trappen bestaand en onafhankelijk proces het hoofddoel moet blijven;
5. verzoekt de leden, ter overbrugging van de tijd tot er op WTO-niveau weer een volledig functionerend orgaan voor geschillenbeslechting operationeel is, toetreding te overwegen tot de tijdelijke regeling met verschillende partijen inzake beroep en arbitrage, om te tonen dat zij een eerlijk en goed functionerend systeem voor geschillenbeslechting belangrijk vinden;
6. verzoekt alle leden van de WTO die de overeenkomst over visserijsubsidies nog niet hebben geratificeerd, dit zo snel mogelijk te doen, zodat de overeenkomst spoedig in werking kan treden, aangezien hiervoor ratificatie door twee derde van de leden vereist is; benadrukt dat het ook van cruciaal belang is om snel overeenstemming te bereiken over regels inzake visserijsubsidies die bijdragen aan overcapaciteit en overbevissing, teneinde de mariene biologische rijkdommen niet uit te putten en het duurzaam beheer ervan mogelijk te maken; merkt op dat daarbij rekening moet worden gehouden met de behoefte aan speciale en gedifferentieerde behandeling overeenkomstig SDG 14.6;
7. beklemtoont dat het belangrijk is de ontwikkelingsdimensie van de WTO te mainstreamen, onder andere door middel van het hervormingsproces van de WTO en door ervoor te zorgen dat met de speciale en gedifferentieerde behandeling beter wordt voorzien in de behoeften van de ontwikkelingslanden; betreurt dat de WTO haar ontwikkelingsagenda van Doha nog niet volledig heeft uitgevoerd; is tevreden met het reeds genomen besluit over de verlenging van de steunmaatregelen om de minst ontwikkelde landen (MOL) te helpen de MOL-status te ontgroeien, teneinde te voorzien in een soepele en realistische overgangsperiode voor de intrekking van de handelspreferenties; herhaalt zijn oproep om het mechanisme voor bijzondere en gedifferentieerde behandeling te herbekijken en te herzien, met de betrokkenheid van alle WTO-leden, om beter de indices voor menselijke ontwikkeling te weerspiegelen en tegelijkertijd de beleidsruimte voor het aanpakken van oneerlijke handel te beschermen, en verzoekt de leden van de WTO daarom het systeem te herzien; benadrukt echter dat het zelf bepalen van de ontwikkelingsstatus als enig criterium kan leiden tot oneerlijke handel;
8. onderstreept dat de gesprekken binnen de WTO over staatssteun voor industriële sectoren nieuw leven moet worden ingeblazen, met inbegrip van een actualisering van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, om de transparantie te vergroten en de WTO-regels inzake subsidies aan te passen, teneinde een respons te bieden op de uitdagingen van deze tijd, zoals de klimaatverandering, en de oneerlijke praktijken van een aantal WTO-leden aan te pakken, alsmede daadwerkelijk iets te doen aan negatieve overloopeffecten, zoals overcapaciteit en koolstofintensieve toeleveringsketens; is van oordeel dat de MC13 een in de tijd beperkt werkprogramma moet opstarten om besprekingen mogelijk te maken over staatssteun voor industriële sectoren, teneinde aanbevelingen te formuleren voor de MC14;
9. beklemtoont dat vooruitgang moet worden geboekt in de landbouwonderhandelingen om geloofwaardige resultaten te boeken met betrekking tot kwesties zoals een permanente oplossing inzake het aanhouden van publieke voorraden ter waarborging van de voedselzekerheid, binnenlandse steun, markttoegang, katoen, exportbeperkingen en een concurrerende export, alsmede een versterking van de landbouwsector, om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van deze tijd, zoals de bestaanszekerheid op het platteland en ecologische duurzaamheid; benadrukt dat eerlijke mededinging en een gelijk speelveld voor landbouwers moeten worden gewaarborgd; dringt aan op een betere informatie-uitwisseling en meer transparantie met betrekking tot het landbouwbeleid en de landbouwsubsidies om de onderhandelingen vooruit te helpen en vraagt dat op WTO-niveau een betere gegevensuitwisseling met de Commissie inzake Wereldvoedselzekerheid wordt ondersteund met betrekking tot grondstoffenhandel en particuliere voorraden; is ingenomen met de ondertekening van een memorandum van overeenstemming tussen de WTO en de FAO tijdens de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2023 (COP28), dat zal zorgen voor meer samenwerking, onder meer op het gebied van hervorming van de landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering; benadrukt dat de EU moet pleiten voor strengere duurzaamheidscriteria, overeenkomstig de doelstellingen van de Green Deal;
10. benadrukt dat er resultaten moeten worden geboekt op het gebied van voedselzekerheid, bijvoorbeeld concrete maatregelen ter vergroting van de veerkracht die de minst ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn, moeten tonen om te reageren op acute voedselinstabiliteit;
11. verwacht dat de hervorming van de WTO het makkelijker zal maken om open plurilaterale overeenkomsten te integreren in de multilaterale architectuur, zodat vooruitgang kan worden geboekt op gebieden waarop nog niet alle leden hier klaar voor zijn; herhaalt daarom zijn oproep aan de WTO-leden om na te denken over een manier om een nieuw systeem te ontwikkelen, met duidelijke beginselen en een minimumaantal leden die moeten deelnemen aan een plurilateraal initiatief, en op basis daarvan een eenvoudig mechanisme vast te stellen om de zo gesloten overeenkomsten te integreren in de WTO-structuur;
12. is tevreden met de afronding van de onderhandelingen over de overeenkomst ter facilitering van ontwikkelingsinvesteringen, die beoogt een eerlijker, transparanter, doeltreffender en voorspelbaarder klimaat voor het faciliteren van grensoverschrijdende investeringen tot stand te brengen en ontwikkelingslanden te laten participeren in mondiale investeringsstromen; steunt de opname van deze overeenkomst in de WTO-regels, in bijlage 4 inzake plurilaterale handelsovereenkomsten, zoals bepaald in artikel X.9 van de WTO-Overeenkomst, en is van oordeel dat dit als model kan dienen voor toekomstige plurilaterale handelsovereenkomsten;
13. wijst erop dat multilaterale en plurilaterale regels inzake digitale handel belangrijk zijn, aangezien deze handel op dit moment goed is voor een kwart van het totaal; moedigt krachtig de inspanningen aan om een billijke en permanente oplossing te vinden voor elektronische transmissies, ter vervanging van het moratorium, met name gezien de nadelige gevolgen van niet-verlenging hiervan, vooral voor vrouwen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s); is tevreden met en steunt de grote deelname, de ambitieuze onderhandelingsagenda en de tot dusver geboekte vooruitgang tijdens de plurilaterale WTO-onderhandelingen over e-commerce; benadrukt dat het belangrijk is dat de stroom van elektronische transmissies niet belemmerd wordt, aangezien deze transmissies van essentieel belang zijn voor de digitale handel en het verminderen van de kosten van handelstransacties, het welzijn van de consument vergroten en de export concurrerender maken, en significante voordelen opleveren, met name voor kmo’s en ontwikkelingslanden; herhaalt zijn standpunt dat een eventueel akkoord garanties moet bieden voor een eerlijke markttoegang voor aan e-commerce gerelateerde goederen en diensten in derde landen, alsook voor de bescherming van consumenten- en arbeidsrechten, en dat het innovatie in het bedrijfsleven moet bevorderen; benadrukt dat een potentieel akkoord inzake e-commerce moet stroken met de bestaande alsook de toekomstige EU-wetgeving en voldoende beleidsruimte moet bieden voor digitale regelgeving, met name wat kwesties betreft als datastromen, datalokalisering, databescherming, artificiële intelligentie en broncode; verzoekt alle partijen zich volledig in te zetten voor een afronding van de onderhandelingen uiterlijk tijdens de MC13, en verzoekt hen de inspanningen hiervoor te ondersteunen; wijst erop dat de digitale kloof moet worden gedicht door beste praktijken te delen en de capaciteitsopbouw te versterken;
14. herinnert aan het engagement van de WTO voor mkmo’s en herinnert eraan dat mkmo’s goed zijn voor een aanzienlijk deel van de mondiale economie en over onbenut potentieel beschikken in de mondiale waardeketens; spoort de leden met klem aan oplossingen te blijven zoeken die mkmo’s in staat stellen hun participatie in de wereldhandel te vergroten, rekening houdend met hun specifieke behoeften;
15. is van oordeel dat de MC13 moet resulteren in een op acties gebaseerde agenda voor het handelsbeleid ter ondersteuning van de SDG’s 2030 en de Overeenkomst van Parijs; moedigt de leden van de WTO met klem aan alle mogelijke maatregelen in overweging te nemen die bijdragen tot reducering van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig de UNFCCC en de conclusies van COP28, stappen te ondernemen in de richting van de verwezenlijking van de Overeenkomst van Parijs en de doelstelling van klimaatneutraliteit, en de samenwerking binnen de WTO te intensiveren met betrekking tot maatregelen die zijn getroffen op nationaal niveau; is tevreden met de constructieve gesprekken die gevoerd zijn in het kader van de plurilaterale initiatieven inzake de hervorming van subsidies voor fossiele brandstoffen, de dialoog over verontreiniging door plastic en de gestructureerde besprekingen over handel en milieuduurzaamheid (Trade and Environmental Sustainability Structured Discussions, TESSD); dringt aan op de hervatting van de onderhandelingen over de overeenkomst inzake milieugoederen (Environmental Goods Agreement, EGA); moedigt de WTO aan de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de leden van de WTO inzake methoden voor koolstofbeprijzing te bevorderen; benadrukt dat vooruitgang moet worden geboekt in de discussie over diensten en goederen, met inbegrip van verwerkings- en productiemethoden, die helpen bij het aanpakken van milieu- en klimaatuitdagingen; herinnert eraan dat alle unilaterale maatregelen die door de leden worden genomen, in overeenstemming moeten zijn met de WTO-regels en dat het besluit om uitzonderingen op de GATT toe te passen zorgvuldig moet worden afgewogen; dringt er bij de EU op aan meer bekendheid te geven aan haar duurzaamheidswetgeving, zoals de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM) en de ontbossingsverordening, en de achterliggende gedachte toe te lichten, om ervoor te zorgen dat deze wetgeving wordt erkend als een oprechte, niet-discriminerende poging om een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van mondiale milieudoelstellingen en om handel duurzamer te maken, onder meer door meer praktische informatie te verstrekken over de manier waarop de regelgeving in de praktijk werkt; is ingenomen met de eerste “handelsdag” tijdens COP28 en de historische verwezenlijking tijdens de COP om af te stappen van fossiele brandstoffen; verwacht dat het COP-besluit wordt meegenomen in het werk van de WTO;
16. wijst nogmaals op het verband tussen gendergelijkheid en inclusieve ontwikkeling, en benadrukt dat empowerment van vrouwen de sleutel is tot de uitbanning van armoede en dat het tegelijk voor de economische ontwikkeling van cruciaal belang is dat de belemmeringen voor de deelneming van vrouwen aan de handel worden weggenomen en de nadelige gevolgen van de huidige handelsvoorschriften voor vrouwen in hun diverse rollen worden aangepakt; spoort alle leden van de WTO aan hun handtekening te zetten onder de Verklaring van Buenos Aires van 2017 over handel en economische empowerment van vrouwen, en roept de landen die dit reeds gedaan hebben op hun toezeggingen na te komen; is tevreden met de oprichting van de informele WTO-werkgroep inzake handel en gender; feliciteert de WTO met de organisatie van het World Trade Congress on Gender in december 2022, de eerste internationale onderzoeksconferentie over handel en gender;
17. neemt kennis van het feit dat de leden van de WTO zijn overeengekomen het toepassingsgebied van het TRIPS-besluit te bespreken, met het oog op de opname erin van diagnostiek en therapie met betrekking tot COVID‑19; verzoekt de WTO-leden een besluit te nemen uiterlijk tijdens de MC13, rekening houdend met de stimulansen om te innoveren; verzoekt de leden van de WTO hun nationale wetgeving en beleid te herzien om voor de opname daarin te zorgen van alle relevante flexibele regelingen met betrekking tot intellectueel eigendom ter bescherming van de toegang tot geneesmiddelen;
18. roept de Commissie en de Raad op ervoor te zorgen dat het Parlement nauw betrokken blijft bij de voorbereidingen van de MC13, en voortdurend op de hoogte wordt gehouden en wordt geraadpleegd tijdens de Ministeriële Conferentie 2024;
19. verzoekt de leden van de WTO voor democratische legitimiteit en transparantie te zorgen door de parlementaire dimensie van de WTO en de Parlementaire Conferentie te versterken; looft het belangrijke werk van de gezamenlijke Parlementaire Conferentie van het Europees Parlement en de Interparlementaire Unie (IPU) over de WTO; onderstreept dat ervoor gezorgd moet worden dat parlementsleden een betere toegang hebben tot alle onderhandelingen op het gebied van handel en dat zij worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van besluiten van de WTO; moedigt leiders aan een nieuw narratief inzake handel te ondersteunen, waarbij handel wordt gezien als een middel om duurzaamheid, veiligheid en inclusiviteit te realiseren, in plaats van als een belemmering daarvoor;
20. roept de leden van de WTO op nauwere betrekkingen te onderhouden met alle belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, vakbonden en ondernemersorganisaties, en de samenwerking met andere internationale organisaties op te voeren, bijvoorbeeld de Internationale Arbeidsorganisatie en het VN-stelsel als geheel; verwacht van regeringsleiders dat zij op elk niveau intensiever communiceren over de voordelen van op regels gebaseerde handel;
21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie en de Interparlementaire Unie.
- [1] 1 Ministeriële verklaring van Doha (WT/MIN(01)/DEC/1) van 14 november 2001.
- [2] PB C 224 van 8.6.2022, blz. 89.
- [3] PB C 363 van 28.10.2020, blz. 113.
- [4] PB C 232 van 16.6.2021, blz. 62.
- [5] https://www.europarl.europa.eu/cmsdata/158345/outcome_document-final-e.pdf.
- [6] https://www.europarl.europa.eu/cmsdata/231517/2017_PCWTO_outcome_EN.pdf.