Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Vrijdag 20 september 1996 - Straatsburg Uitgave PB

4. Bescherming van kalveren

  De Voorzitter . – Aan de orde is het verslag (A4‐0261/96) van de heer Rosado Fernandes, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad (COM(96)0021 – C4‐0133/96‐96/0029(CNS)) houdende wijziging van richtlijn 91/629/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren.

  Rosado Fernandes (UPE), rapporteur. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn verslag plaatsen in de huidige situatie met betrekking tot rundvlees. Het is een belangrijk verslag uit filosofisch oogpunt, aangezien er gedachtenen gedragsstromingen zijn die tegenover elkaar staan bij de analyse van dit probleem. Uiteraard ben ik van oordeel dat gelijk welke inspanning om de conditie van dieren te verbeteren lovenswaardig is, en ik weet natuurlijk ook dat gelijk welke inspanning om een nog ergere crisis in de rundvleessector te voorkomen ook lovenswaardig is. Het is moeilijk deze twee aspecten met elkaar in overeenstemming te brengen.

Ik vind evenwel dat alles wat wij leren en horen in de BSE‐onderzoekscomités betreffende de niet‐naleving van verstandige voorstellen die in dit Parlement zijn gedaan, mij ertoe brengt voorzichtig te zijn. Volgens mij komt dit neer op het snel te gronde richten van de sector van wit kalfsvlees, het inkorten van de termijnen die de Commissie had vastgesteld in haar eerste richtlijn van 1991, het naast zich neerleggen van de door de veehouders in de afgelopen jaren gedane investeringen zonder dat zij de tijd krijgen om deze investeringen af te schrijven, en hierdoor wordt de crisis natuurlijk versneld. De crisis kan groot zijn, voor zover er 840.000 ton kalfsvlees op het spel staat die in Europa als wit vlees wordt gemaakt. Alleen een klein percentage betreft rose vlees en in deze sector zal hetzelfde gebeuren, mocht de crisis zich uitbreiden en de 40.000 gezinnen die hierin werkzaam zijn failliet gaan of werkloos worden. Het lijdt geen twijfel dat het tot nog toe in de preruminerende fase gebruikte melkpoeder om de dieren te voederen nooit zal worden verkocht, net zo min als het melkserum zal worden verkocht of gebruikt en dat eerder een milieuverontreinigende factor vormt.

Wij weten allemaal dat het tijd vergt om deze maatregelen toe te passen. Wij stellen voor dat er een overgangsperiode komt, zodat de bedrijven zich kunnen aanpassen aan de nieuwe voorschriften. De Commissie heeft de gewoonte om veterinaire comités samen te roepen ter rechtvaardiging van bepaalde spoedmaatregelen. Ik heb veel respect voor de wetenschap, maar zoals men in de Middeleeuwen zei: ik ben bevriend met Plato, maar nog meer met de waarheid. En de waarheid is dat de wetenschap zelf niet altijd onpartijdig is. Ook de wetenschap bezwijkt vaak voor de druk van hun financierders, vooral wanneer de wetenschappers – en ook ik ben dat geweest – overheidsambtenaren zijn, wat niet wil zeggen dat zij niet te goeder trouw werken. Maar het is zo dat er tegenstrijdige verslagen zijn geweest over het welzijn van de kalveren, over hemoglobine of over het voer van de kalveren.

Het is vanzelfsprekend dat als ik het alleen had over de huisvesting van de dieren, ik het probleem op een fragmentarische manier zonder enig belang zou beschouwen. Door dit aspect weg te halen uit een dialectiek die volgens mij misleidend is, heb ik dus voorgesteld – en ik ben van mening dat het mij is gelukt – dat de collega's wijzigingen indienden die het voorstel van de Commissie aanzienlijk hebben verrijkt. Ik ben hen hiervoor dankbaar, ook wanneer hun mening niet overeenstemt met de mijne. Wij hebben immers te maken met een sociaal probleem, aangezien de rundvleessituatie in Europa nog slechter kan worden. Wij weten allemaal dat de dieren geslacht moeten worden op een jongere leeftijd dan tot nu toe het geval is geweest, en ik twijfel er absoluut niet aan dat een manier om de kwestie van het welzijn van de kalveren op te lossen bestaat uit het slachten van de kalveren als zij jonger en minder zwaar zijn, zodat zij meer ruimte hebben en niet zo lang hoeven te wachten. Wat de groepshuisvesting betreft, ga ik gedeeltelijk akkoord, voor zover ik volgens mij redelijk ben geweest door vele amendementen over te nemen en ik ben nu bereid de gevolgen op me te nemen van wat ik heb geschreven.

  Olsson (ELDR), rapporteur van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbelangen. – (SV). Mevrouw de Voorzitter, gedurende de laatste tien jaar is de consumptie van kalfsvlees gestaag afgenomen. Een aannemelijke oorzaak hiervoor is de discussie over de levensomstandigheden van de kalveren in Europa. Vandaag de dag letten bewuste consumenten niet alleen op de smaak of het uiterlijk van het vlees, maar ook de productiemethoden en ethische aspecten spelen vanzelfsprekend een rol. Er is een doelmatige en geloofwaardige wetgeving binnen de EU nodig om het vertrouwen van de consumenten terug te winnen.

Als rapporteur van de Commissie milieubeheer stel ik een aantal maatregelen voor om de levensomstandigheden van kalveren te verbeteren. De hokken van de kalveren moeten zo gemaakt zijn dat er een droog plekje is om te liggen. In de wetgeving moet de grootte van de hokken op zo'n manier geregeld zijn dat de naleving kan worden gecontroleerd. Bovendien moeten kalveren van meer dan acht weken in grote hokken worden gehouden zodat hun natuurlijke behoeften als kuddedier kunnen worden bevredigd.

Mijn voorstellen voor betere levensomstandigheden zijn er in de eerste plaats op gericht dat de dieren beter verzorgd worden, maar ook dat de consumenten meer vertrouwen krijgen in het Europese kalfsvlees. Als enig direct gekozen orgaan heeft het Europees Parlement vanzelfsprekend een speciale verantwoordelijkheid. De eisen van de consumenten met betrekking tot goed voedsel dat met grote zorg voor het dier en de natuur is geproduceerd, moeten serieus worden genomen. De striktere gemeenschappelijke minimumeisen van het Europees Parlement voor de kalvermesterij in Europa zijn een belangrijke stap in deze richting.

  Hardstaff (PSE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vrees dat ik mij moet distantiëren van onze rapporteur, aangezien hij klaarblijkelijk wit vlees belangrijker vindt dan het op humane wijze houden van dieren. Wit kalfsvlees kan in werkelijkheid op een heel wat diervriendelijker wijze worden geproduceerd dan nu in de Europese Unie, of althans in bepaalde EU‐landen, gebeurt.

Dankzij een van onze collega's, de heer Sonneveld, werden ik en nog twee Britse collega's eerder dit jaar in de gelegenheid gesteld om een bezoek te brengen aan een Nederlandse kalvermesterij. De jonge dieren waren niet in individuele kisten gehuisvest, maar werden in groepshokken gehouden. Zij kregen zowel maïs als melk, zodat zij geen last van bloedarmoede hadden, en ons werd verzekerd dat deze mestmethode wit vlees van topkwaliteit opleverde, waarvoor binnen Europa een zeer goede markt was.

Wij zijn ons ervan bewust dat bepaalde producenten die in groepshuisvesting moeten investeren, in de problemen zouden kunnen komen en daarom vragen wij in een amendement om bijstand voor deze gevallen. Ik vraag hiervoor Uw steun. Ik vraag dit Huis om zich uit te spreken vóór alle amendementen waarin wordt gevraagd om deze voorstellen eerder in werking te laten treden, en tegen alle amendementen die deze verbeteringen voor de dieren op de lange baan willen schuiven of het mogelijk maken om er zelfs helemaal onderuit te komen.

Er moet in de Europese Unie een einde komen aan het op een zeer dieronvriendelijke wijze houden van dieren, waarvoor wij ons zouden moeten schamen. Ik vraag U om steun voor de amendementen waarop ik doelde.

  Provan (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur dankzeggen voor zijn verslag. Hoewel ik het niet op alle punten met hem eens ben, kan ik me over het geheel genomen wel vinden in het voorstel van de Commissie, zij het dat ik, evenals mevrouw Hardstaff, een en ander graag wat eerder in werking zou zien treden.

Uit het rapport van het Wetenschappelijk Veterinair Comité blijkt zonneklaar dat het houden van kalveren in individuele hokken het welzijn van de dieren ernstig schaadt en daarom ben ik van mening dat de overgangsfase naar uitsluitend groepshuisvesting niet langer dan vijf jaar zou mogen duren. Veel mensen weten wellicht niet dat kalveren van een tot drie weken oud, afkomstig uit verschillende, of misschien wel uit alle delen van de Gemeenschap, in kisten naar een bepaalde mesterij worden toegebracht. Een periode van drie weken volstaat om de kalveren te laten wennen en om eventuele gezondheidsproblemen te onderkennen en te behandelen. Het verdient hier dan ook de voorkeur om alle kalveren zo snel mogelijk in groepen te huisvesten. Een jong kalf is een kuddedier en het volgt zo snel mogelijk zijn groepsinstinct. Als een kalf deze mogelijkheid wordt ontnomen, ontstaat er een risico voor de toekomst.

Ik denk dat een ieder in dit Huis zich wel kan vinden in het onderhavige verslag en de daarop ingediende amendementen. Deze zaak heeft een minder spoedeisend karakter dan enkele andere kwesties die vanmorgen aan de orde zijn geweest. Er bestaat al lange tijd zorg op dit gebied en het is nu tijd om knopen door te hakken. Ik ben ook van mening dat we moeten werken aan maatregelen om de kalfsvleesproductie toekomstperspectieven te geven en de consument duidelijk te maken dat kalfsvlees wordt geproduceerd op een gezonde en diervriendelijke wijze, zonder het welzijn van de dieren te schaden.

  Sjöstedt (GUE/NGL).(SV) Mevrouw de Voorzitter, voor mij gaat het er bij deze kwestie om, in hoeverre men dieren ziet als levende wezens met gevoel of als dode dingen. Ik ben van mening dat ze als levende wezens moeten worden gezien. Dan moet het uitgangspunt zijn dat men rekening houdt met hun natuurlijke gedrag, met hun behoefte aan ruimte en met de mogelijkheid om zich te gedragen als kuddedieren. Bovendien moet er rekening worden gehouden met hun natuurlijke voedsel.

De bezwaren hiertegen zijn in de praktijk van puur economische aard, terwijl wij redeneren vanuit een ethisch uitgangspunt. Ik zou desalniettemin degenen die deze economische argumenten aanvoeren, willen verzoeken nog eens na te denken. Wat is namelijk vandaag de dag de reden dat mensen dit vlees niet willen eten? Wel, dat zijn o.a. de wrede fokmethoden, de onnatuurlijke toevoegingen aan het voedsel, en de lange, onnodige dierentransporten. Die vormen de bedreiging voor een goed functionerende vleesexport uit Europa, en niet het verbod op het houden van kalveren in kisten of op andere wrede fokmethoden. Daarom zullen wij stemmen vóór de amendementen met striktere regels, en tegen degenen die de voorstellen van de Commissie nog slechter willen maken.

  Barthet‐Mayer (ARE). (FR) Mevrouw de Voorzitter, gisteravond was ik hier in de buurt in de Vogezen bij een veehouder in de vallei van Münster. Sommige kalveren stonden rustig op een rij bij hun moeder in de stal, andere stonden met twee in boxen van ongeveer zes vierkante meter op stro. Het waren gezonde en mooie dieren waarvan het vlees wellicht voortreffelijk zal smaken.

Een jong dier dat lijdt levert geen kwaliteitsvlees. Wij moeten een einde maken aan het houden van kalveren in individuele hokken, zonder daarom overgevoelig te worden. Wij zullen de veehouders de nodige tijd moeten geven om zich aan te passen. Wij zullen hen financieel moeten steunen en mogen hen niet onrechtvaardig bestraffen.

Namens mijn fractie heb ik daartoe verschillende amendementen ingediend. Het eerste betreft, om elke onduidelijkheid te vermijden, een definitie van de soorten kalveren. Het tweede amendement stelt een grens van 110 kilo geslacht gewicht vast omdat dat gewicht gemakkelijker kan worden gecontroleerd dan bij voorbeeld de leeftijd van het dier. Ik hoop dat alle kalveren weldra zullen worden gehouden in de omstandigheden die ik zoëven heb beschreven. In naam van een nieuwe produktie‐ethiek en de bescherming van de consument moeten wij de traditionele teelt van kalveren bij hun moeder aanmoedigen.

  Fischler , lid van de Commissie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, zoals u weet, wordt de politieke betekenis van de bescherming van dieren almaar belangrijker. Het Parlement en vele dierenbeschermingsorganisaties hebben herhaaldelijk gevraagd dat de Gemeenschap op dit gebied doeltreffende maatregelen zou nemen. De Commissie is het erover eens dat de Gemeenschap terzake een doeltreffende regelgeving nodig heeft.

De publieke opinie in de Europese Unie en vooral de consumenten volgen de ontwikkeling van deze netelige kwestie met grote aandacht. De Commissie begrijpt hun bezorgdheid volkomen. Ik kan u verzekeren dat ze de bescherming van dieren een hoge prioriteit verleent. Dit voorstel inzake de bescherming van kalveren is op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke en praktische adviezen opgesteld en zal de eisen voor het houden van kalveren aanzienlijk verstrengen. Ik zou dan ook de afgevaardigden, in het bijzonder de heer Rosado Fernandes, rapporteur van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en de heer Olsson, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, voor hun grondige en positieve behandeling van het voorstel hartelijk willen danken.

Amendement 2, het tweede deel van amendement 7 en amendement 25 verbeteren en versterken volgens mij de tekst en kan ik dus met genoegen aanvaarden. De overige amendementen moet ik jammer genoeg afwijzen. Ik kan de amendementen 1, 4, 9, 10, 11, 23, 24 en 26 niet aanvaarden omdat ze het door ons voorgestelde verbod op het houden van kalveren in individuele hokken uithollen. Volgens de Commissie is het houden van kalveren in individuele hokken schadelijk voor het welzijn van de dieren en is het ook om gezondheidsredenen niet noodzakelijk, tenzij misschien voor zeer jonge kalveren of wanneer de dierenarts beslist dat het dier om gezondheids‐ of gedragsredenen moet worden afgezonderd om het goed te kunnen behandelen.

Amendement 4 zou het toepassingsgebied van de richtlijn beperken tot kudden van meer dan tien kalveren. Wij vinden de richtlijn echter belangrijk voor alle kalveren en niet alleen voor kalveren uit kudden van meer dan tien dieren. De Commissie kan niet instemmen met de amendementen 3, 21, 28 en 33 omdat de Raad beslist welke onderdelen van de richtlijn de Commissie kan wijzigen. Amendement 5, het eerste deel van amendement 7 en de amendementen 22 en 23 kan ik niet aanvaarden omdat daarvoor de bepalingen van de bijlage bij de richtlijn gelden, die de Commissie pas na een procedure in de Vaste veterinaire commissie kan wijzigen.

Wat amendement 6 betreft, zijn de bepalingen voor bedrijfsgebouwen die tussen 1994 en 1998 zijn gebouwd of gerenoveerd reeds in de huidige richtlijn opgenomen. Volgens die bepalingen mogen die gebouwen na 31 december 2010 niet meer worden gebruikt. Volgens mij is er geen enkele reden om van die tienjarige overgangsperiode af te wijken en de datum te vervroegen.

Amendement 8 komt volgens mij met de huidige bepalingen van de richtlijn overeen en herhaalt slechts de bepalingen van artikel 7. Amendement 13 kunnen wij niet aanvaarden omdat het effect van het Commissievoorstel op de kosten van het houden van kalveren volgens ons draaglijk is. Amendement 18 kunnen wij niet aanvaarden daar het in het voorgestelde artikel om een standaardformule gaat die hier niet nodig is.

Met amendement 27 kunnen wij niet instemmen omdat het voorstel betreffende de oppervlakte niet op het verslag van het Wetenschappelijk veterinair comité steunt. Wij kunnen ook niet instemmen met de amendementen 12, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 32 en 34, waarmee men het tijdschema voor de toepassing van de richtlijn wil wijzigen. De Commissie heeft om twee redenen voor een uitloopperiode van tien jaar gekozen. In de eerste plaats stemt het nieuwe voorstel met de datum 2008 overeen met de huidige richtlijn, die in dezelfde periode voorziet. In de tweede plaats hebben wij voor die periode van tien jaar gekozen om te vermijden dat de boeren bijkomende investeringen en dus extra kosten moeten doen.

  De Voorzitter . – Mijnheer Fischler, ik dank u.

Het debat is gesloten.

Wij gaan nu over tot de stemming.

Stemverklaringen

 

  Martinez (NI).(FR) Mevrouw de Voorzitter, in de zaak van de kalveren in hokken is, zoals in de meeste landbouwkwesties, iedereen slachtoffer: de kalveren, maar ook de boeren, die tot een buitensporig hoge produktiviteit worden gedwongen. De gekke‐koeiencrisis bewijst hoe ver men daarin gaat. Ik weet niet zeker of dat wel in het voordeel van de consument is.

Ik heb oor voor de argumenten van de heer Rosado Fernandes over de 100.000 ton melkserum die onze planeet gaan vergiftigen, de 800.000 ton vlees die de markt nog wat meer gaan destabiliseren, de 42.000 gezinnen die werkloos zullen worden, de hemoglobine, het ijzer, enz...

In werkelijkheid staan wij niet voor een keuze tussen produktivisme en sentimentaliteit, maar tussen een natuurlijke en een onnatuurlijke gang van zaken. Wij moeten opnieuw kiezen voor de natuurlijke gang van zaken. Die houdt zeker niet in dat kalveren in concentratiekampen worden opgesloten.

De situatie is duidelijk. De aanpassing van de hokken is een budgettair probleem. Wij moeten dat oplossen en, te beginnen met de kalveren, een einde maken aan de huidige onredelijke landbouwpraktijken die uiteindelijk tot de gekke‐koeienziekte hebben geleid. Mevrouw de Voorzitter, dat wilde ik opmerken.

  Van der Waal (EDN), schriftelijk . – De problemen rond het dierenwelzijn zijn voor een belangrijk deel een gevolg van de algemene tendens van intensivering en schaalvergroting in de landbouw. Een ontwikkeling die sterk is gestimuleerd door de politieke beleidslijn van de afgelopen decennia. Het zou daarom onrechtvaardig zijn de welzijnsproblemen in de kalverhouderij eenzijdig af te wentelen op de sector. Sociaal‐economische consequenties van de nieuwe regeling moeten serieus worden meegewogen.

De individuele huisvesting van kalveren dient aan banden te worden gelegd. Bij deze produktiemethode wordt onvoldoende tegemoetgekomen aan de elementaire eisen die aan bewegingsvrijheid, voedselopname e.d., gesteld mogen worden. In grote lijnen stem ik daarom in met de voorstellen van de Commissie. Door de nieuwe richtlijnen in principe vanaf 2008 in te laten gaan, wordt gekozen voor een realistische aanpak, waarbij de bedrijven voldoende tijd krijgen om zich aan te passen.

Wel valt te betwijfelen of de bedrijven financieel in staat zijn om de noodzakelijke investeringen te doen. Ondanks de maatschappelijke oppositie tegen individuele huisvesting, is het de vraag of de consument bereid is meer te betalen voor diervriendelijker geproduceerd vlees. Daarom roep ik de Commissie op om de financiële gevolgen nader te onderzoeken en zo nodig met voorstellen te komen voor een tijdelijke subsidie die de omschakeling naar groepshuisvesting stimuleert.

Verder maak ik me zorgen over de bedrijven die reeds vrijwillig zijn overgegaan op groepshuisvesting. Doordat deze bedrijven fors hebben geïnvesteerd, bijvoorbeeld in het verbouwen van de stallen, verkeren zij momenteel in een kwetsbare financiële situatie. Veel van deze mesterijen voldoen nog niet aan de voorgestelde normen. Wanneer deze voorlopers ook in 2008 aan de nieuwe welzijnseisen moeten voldoen, worden ze gedwongen de reeds uitgevoerde diervriendelijke maatregelen vroegtijdig af te schrijven. Daarmee worden ze gestraft voor goed gedrag. Het voorstel van de rapporteur om de bestaande groepshuisvestingsbedrijven uitstel te verlenen tot 2013, verdient daarom onze steun.

Tot slot heb ik ook mijn twijfels over de controleerbaarheid van de nieuwe regels. De Commissie stelt voor de minimale grootte van de hokken aan de hand van de grootte van het kalf vast te stellen. Daardoor groeien de normen als het ware mee met de groei van de kalveren, hetgeen het toezicht op de naleving bemoeilijkt. Voorschriften die de grootte van de hokken in centimeters aanduiden, zou de controle vergemakkelijken. Het is een gemiste kans dat het betreffende amendement van de mileucommissie is verworpen.

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

***

  Breyer (V).(DE) Mevrouw de Voorzitter, volgens mij hebben wij er alle belang bij dat de kwestie van de bio‐ethiek vandaag nog wordt behandeld. Bij de stemming hebben velen daarstraks misschien niet beseft dat de dienst van de tolken om 13.00 uur eindigt of gedacht dat de tolken zouden doorwerken. Het gevaar is dan ook reëel dat wij voor de tweede keer geen resolutie kunnen aannemen. Daarom zou ik willen vragen dat wij nog alleen zonder debat over het dringende verslag van mevrouw Lulling stemmen en dat de andere verslagen worden verdaagd of eventueel zonder debat in stemming worden gebracht. Ik zou willen vragen dat wij het verloop van onze werkzaamheden nog eens bekijken. Het gevaar bestaat dat het agendapunt bio‐ethiek niet meer aan de orde kan komen.

Daarom verzoek ik u nogmaals – ik weet dat wij nu een debat over het Reglement zouden kunnen aanvatten – deze aangelegenheid als dringende kwestie te beschouwen en te trachten eerst het verslag zonder debat te behandelen en vervolgens de kwestie van de bio‐ethiek te bespreken.

  Lulling (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het daarmee volkomen eens. Ik hoef over mijn verslag slechts een enkele opmerking te maken. Ik moet namelijk mondeling een correctie op ons amendement aanbrengen. Dat is alles. Ik moet dat echter doen omdat het Parlement anders niet weet waarover het gaat. Ik ben het met dit voorstel eens.

  De Voorzitter . – Dit is een moeilijke situatie. Onze agenda is overvol. Ik vind dat jammer, maar het Parlement heeft dat, met de instemming van de fractievoorzitters, zo beslist. Er staan nog acht punten op de agenda. Ik kan nu niet zomaar een van die agendapunten voortrekken. Dat gaat niet. Als het agendapunt nog aan de orde komt en wij daarvoor nog tijd hebben, moet iedereen het kort houden en moeten wij snel werken. Wij kunnen afzien van een debat als de sprekers het daarmee eens zijn. Ik kan de agenda echter niet meer wijzigen omdat wij daarover daarstraks al hebben gestemd. Wij mogen geen tijd verliezen. Als wij snel werken, kunnen wij ook hierover nog stemmen. Op dit ogenblik zie ik geen andere mogelijkheid.

  Liese (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil kort het volgende zeggen. Wij moeten weten of het Parlement het ermee eens is dat de andere verslagen zonder debat worden behandeld. Dan kunnen wij dat zeer snel doen. Wie dat niet wil, moet weten dat hij daarmee de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het feit dat het Europees Parlement zich niet meer over de netelige kwestie van de menselijke waardigheid en de biogeneeskunde kan uitspreken.

  De Voorzitter . – Mijnheer Liese, dat is een mooi voorstel, maar het verslag is door de commissies voorbereid en de leden hebben de mogelijkheid daarover het woord te voeren. Als het verslag aan de orde komt, kan ik wel vragen of de sprekers bereid zijn van het woord af te zien. Meer kan ik niet doen.

  Martinez (NI).(FR) Mevrouw de Voorzitter, daarstraks heeft de heer Cot in een woedend betoog blijk gegeven van gezond verstand. Een uiterst belangrijk onderwerp zoals de bio‐ethiek kunnen wij uiteraard niet in een lege zaal, tussen twee treinen en twee vliegtuigen door, op een drafje behandelen. Mijnheer Liese, ik ben het er met u zozeer over eens dat dit een uiterst belangrijk onderwerp is, dat ik vind dat wij het niet mogen wegmoffelen. Het zou dan ook dwaas zijn dat wij van onze spreektijd en dus ook van dit uiterst belangrijke debat afzien.

Juridische mededeling - Privacybeleid