Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 1 juli 1998 - Brussel Uitgave PB

10. Burgerschap van de Unie

  De Voorzitter . ‐ Aan de orde is het verslag (A4‐0205/98) van de heer De Clercq, namens de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, over het tweede verslag van de Commissie over het burgerschap van de Unie (COM(97)0230 – C40291/97).

  De Clercq (ELDR), rapporteur. – Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega's, hoe ver staan wij met het burgerschap van de Europese Unie? Dat is de vraag die ons in dit verslag bezighoudt. In het Verdrag van Maastricht werden in artikel 8 een aantal rechten ingeschreven waarop men als Europese burger aanspraak kan maken. Burgers van de Unie zijn al diegenen die de nationaliteit van een der lidstaten bezitten. In het Verdrag van Amsterdam wordt gelukkig gespecificeerd dat het burgerschap van de Unie aanvullend is aan het nationaal burgerschap.

In de uitvoering van het aan de Europees burgerschap verbonden rechten is zeker al heel wat gerealiseerd, al kan het nog beter. Mag ik u enkele kernpunten voorleggen?

Wat betreft het recht op vrij verkeer van personen en verblijf over de ganse Europese Unie hebben wij zeker te maken met een recht dat wellicht het meest tastbare voor de burgers is. Het is dan ook jammer dat diezelfde burgers nog steeds zoveel moeilijkheden ondervinden. De grootste oorzaak is dat dit recht geregeld wordt door verschillende bepalingen afhankelijk van de categorie burgers. De Commissie wordt dan ook verzocht om alle bestaande wetgevingsinstrumenten om te werken tot een vlot en algemeen bruikbaar instrument.

Vrij verkeer en verblijf in de Unie zal pas bestaan als ook de laatste barrières worden opgeheven, onder meer afschaffing van alle grenscontroles en de volledige opname van het Schengen‐acquis; het onderling afstemmen van onderwijsstelsels met het oog op de mobiliteit van werknemers met schoolgaande kinderen; een vereenvoudigde erkenning van alle diploma's en beroepskwalificaties, dit speciaal voor jonge mensen; het opsporen van onterechte administratieve praktijken die door de nationale overheden worden gehanteerd om het verblijfsrecht te bemoeilijken; de bescherming van de rechten inzake aanvullend pensioen. Er is dus nog werk aan de winkel. Een ander belangrijk punt is de rechtstreekse werking van artikel 8 A. Dit zou inhouden dat elke burger het recht van vrij verblijf en verkeer kan inroepen voor elke nationale rechter in de Unie.

Wat betreft het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen kan ik kort en duidelijk zijn. Het betekent dat het gemeentelijk stemrecht voor alle EU‐onderdanen door elke lidstaat moet worden ingevoerd, dus ook door België. Frankrijk heeft het inmiddels gedaan. Actief en passief kiesrecht bij de Europese verkiezingen: de toepassing van de richtlijn door alle lidstaten moet eenvoudiger en uniformer zijn. EU‐onderdanen zijn ook vaak niet op de hoogte hoe zij dit recht in de lidstaat waar zij verblijven concreet moeten uitoefenen. Een betere informatie is dus vereist.

Wat de consulaire en diplomatieke bescherming betreft, staan wij nog in de kinderschoenen. Er moet dan ook dringend worden gezocht naar een gemeenschappelijke omschrijving, zodat de Europese burgers beseffen dat ook buiten de Unie hun dit een meerwaarde oplevert.

Wat betreft het petitierecht en het recht om zich tot de Ombudsman te wenden, blijkt uit het eerste jaarverslag van onze Europese Ombudsman hoe deze rechten nuttig en noodzakelijk zijn, al is hun precieze draagwijdte nog te weinig gekend. Ook hier is een betere voorlichting geboden.

Tenslotte vermeld ik dat het Verdrag van Amsterdam nog iets heeft toegevoegd, namelijk het recht zich in een van de officiële talen van de Unie te richten tot elke Europese instelling en het recht in deze taal een antwoord te krijgen. Dit is echter nog niet van toepassing en kan dus ook niet vandaag worden geëvalueerd.

Mevrouw de Voorzitter, collega's, de invoering van het Europees burgerschap beklemtoont dat de Europese integratie eveneens een politiek project is. De daaraan verbonden rechten moeten zeker een onmisbare bijdrage leveren tot een grotere Europese bewustwording, zoals ook de plannen inzake werkgelegenheid en recent de euro ongetwijfeld Europa dichter bij de burger hebben gebracht.

Het is onze opdracht dit te bestendigen en aan de burgers te tonen dat Europa een meerwaarde biedt, er voor hen is. Dit gebeurt niet alleen door het Verdragsrechtelijk vastleggen van een aantal burgerrechten. Even belangrijk is dat die rechten gekend zijn, dat zij voldoende inhoud hebben en meer nog, dat de praktische uitwerking van fundamenteel belang is.

Vrij verkeer, verblijfsrecht, stemrecht, recht op petitie om zich tot een ombudsman te wenden zijn natuurlijk niet eigen aan de Europese Unie. Zij zijn eigen aan elke democratische rechtsstaat die zich respecteert. Hoe belangrijk zij ook zijn, zij zullen dus niet volstaan om de burger dichter bij Europa te betrekken. Meer aandacht voor Europese symbolen of voor onze gemeenschappelijke geschiedenis kunnen ons zeker helpen, maar wij hebben dringend nood om het geloof van de burger in Europa te herstellen. Daarvoor is een mentaliteitswijziging nodig bij de burgers zelf, maar eerst en vooral bij de Europese besluitvormers, bij de administratie, bij de media.

Het Europa van de burger begint bij al diegenen die met de Europese zaak dag in dag uit bezig zijn. Zij moeten bewijzen dat zij solidair zijn met Europa. Ter zake heeft het Europees Parlement een grote rol te spelen. Het Parlement is een van de grote spelmakers en wij bepalen mee de strategie. Als Europese volksvertegenwoordiging moeten wij zorgen dat de burger zoveel mogelijk bij dit spel wordt betrokken, dat het spel attractief is en vooral dat wij zelf ook strikt de spelregels naleven. Kortom, wij moeten in Europa het goede voorbeeld geven. Goede voorbeelden moeten altijd van boven komen.

  Ullmann (V), rapporteur voor advies van de Commissie verzoekschriften. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, eenieder die ooit in de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement heeft gewerkt, weet welke mate van vertrouwen in de instellingen van de Unie tot uitdrukking komt in de verzoekschriften van de burgers van de Unie. Het burgerschap van de Unie dient dan ook te worden versterkt, ontwikkeld en zelfstandig gemaakt, als wij de bestaande democratische tekorten in de Unie willen verminderen. Het verslag van de Commissie vormde een goede basis voor het Parlement om een standpunt in te nemen, omdat het openlijk heeft gewezen op de duidelijke gebreken en zwakke punten van de bestaande rechtstoestand en de praktijk. Ik wil hier niet in bijzonderheden treden. Ik wil hier wel de passages aanduiden die mijns inziens te beperkte vaststellingen van de Commissie bevatten en die moeten worden aangevuld.

Wij moeten de beperkte en sectoraal begrensde toepassing van artikel 8 A inzake het recht van vrij verkeer en verblijf uitbreiden. De door de rapporteur gewenste mogelijkheid om zich tegenover een nationale rechter te kunnen beroepen op dit recht van vrij verkeer zou in ieder geval moeten worden gerealiseerd. De doeltreffendste manier hiervoor zou zijn om in het EU‐Verdrag een charter van grondrechten op te nemen, waarin de burger van de Unie gedefinieerd wordt als de drager van de daarin vervatte rechten. Het verkrijgen van het burgerschap van de Unie zou ook niet alleen mogen afhangen van het nationale burgerschap, maar zou tevens toegankelijk moeten zijn voor onderdanen uit derde landen die vijf jaar in de Unie wonen. Met het oog op de verkiezingen in 1999 is het uiterst dringend de in de afzonderlijke lidstaten bestaande en veelal uitsluitend administratieve belemmeringen voor de uitoefening van het kiesrecht in de Unie op te heffen.

Het verheugt ons dat de Franse Nationale Vergadering net een belangrijke belemmering uit de weg heeft geruimd. Vooral op dit vlak dienen de burgers van de Unie te ervaren dat er niet alleen over hun rechten wordt gesproken, maar dat er ook iets voor hen wordt gedaan. Mijn dank gaat uit naar allen die zich hiervoor hebben ingezet, naar de Commissie en vooral naar de rapporteur, die echt het voortouw heeft genomen.

  Gebhardt (PSE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega"s, de rapporteur moet gefeliciteerd worden met het resultaat van zijn geëngageerde en grondige werk. Ik feliciteer zonder voorbehoud, maar ik moet tegelijkertijd bekennen dat ik collega De Clercq een beetje benijd. Ik benijd hem vanwege het gunstige tijdstip waarop hij zijn belangrijke verslag over het burgerschap van de Unie kan voorleggen. Gunstiger kan niet! Met de euro hebben wij de laatste steen gelegd voor de Economische en Monetaire Unie. Nu kunnen wij ons volledig richten op de burgers van de Unie, op hun wensen en dromen. Niets staat ons meer in de weg eindelijk met volle kracht vaart te zetten achter de politieke unie van Europa. Het verslag‐De Clercq wijst in de goede richting. Om die reden zal mijn fractie dit verslag ook goedkeuren.

Wij hebben een paar amendementen ingediend. Deze amendementen druisen niet tegen het verslag in, maar beogen bij bepaalde passages een aanvulling te geven en de kwestie nog duidelijker te definiëren. Ik hoop dat de rapporteur dit ook zo ziet, dat hij het van nut acht en onze amendementen zal aanbevelen. In de overwegingen wordt veel gesproken over het Europees bewustzijn van de burgers, dat gestimuleerd moet worden. Wat ligt meer voor de hand dan dit bewustzijn onder andere ook in zo"n prachtig symbool als een gemeenschappelijke Europese feestdag te verankeren?

Wij mogen onszelf echter niets wijsmaken. Alleen met symbolen en mooie verklaringen laten de burgers zich niet paaien. Zij verwachten van het burgerschap van de Unie geen rechten die ergens op papier staan, maar concreet nut. De burgers verwachten van de Europese politieke unie, dat hun dagelijks leven eenvoudiger wordt gemaakt. Ik wil bijvoorbeeld op het recht van vrij verkeer van de burger wijzen, waar wij de mond vol van hebben, maar waar wij tot op heden nog maar op een zeer minieme basis de aanzet toe hebben gegeven. Meer stelt het voor de burgers niet voor. Vrij verkeer ontstaat niet door het opheffen van slagbomen, maar in de eerste plaats door het uit de weg ruimen van bureaucratische hinderpalen. Derhalve moet de Commissie onverwijld een wetgevingsvoorstel voorleggen dat de ongelijkheden met betrekking tot het verblijfsrecht in de lidstaten uit de weg ruimt en zo het daadwerkelijke vrije verkeer van burgers van de Unie stimuleert. Mobiliteitsbelemmeringen moeten vooral voor jonge mensen weggenomen worden en het moet eenvoudiger zijn om zich te vestigen in de plaats van keuze. Om die reden hebben wij behoefte aan eenvoudige, begrijpelijke en minder bureaucratische procedures voor de erkenning van diploma"s en beroepskwalificaties. Wij hebben het hier zojuist al over gehad.

Dat betekent eveneens dat certificaten, beroepskwalificaties en diploma"s in elke lidstaat dezelfde waarde moeten hebben. Met dergelijke aanzetten op alle vlakken toveren wij de burgerrechten op papier om in echte Europese werkelijkheid. Wij hebben nog een lange weg te gaan en wij mogen hierbij een ding niet uit het oog verliezen: de mens staat centraal en niet de geldelijke opbrengst!

  Palacio Vallelersundi (PPE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, het is werkelijk bemoedigend hier vandaag te horen hoe er over dit verslag wordt gedebatteerd. Het is bemoedigend omdat de conclusies van de Europese Raad van Cardiff ons nog vers in het geheugen liggen, en hetzelfde geldt voor de recente verklaringen waarin wordt gepleit voor minder Europa, voor minder integratie, ja zelfs voor de hernationalisering van bepaalde beleidsvormen. Ik acht het dan ook van groot belang dat het Europees Parlement vandaag de vlag van het burgerschap heeft gehesen, zoals bleek uit de uitmuntende inleiding die zojuist is gegeven door de voorzitter van de commissie juridische zaken en rapporteur van het verslag.

Het is een evenwichtig verslag. Concrete zaken en symbolische waarden zijn hier met elkaar in evenwicht. Zoals mevrouw Gebhardt zei, dienen praktische maatregelen en poëzie met elkaar in evenwicht te zijn. We hebben immers ook verbeelding en poëzie nodig.

Wat deze praktische maatregelen betreft heeft de heer De Clercq erop gewezen dat het vrije verkeer van personen en het verblijfsrecht voor de Europese burger eindelijk werkelijkheid dienen te worden, dat artikel 8A rechten dient te verschaffen waarop de burger zich voor onze rechtbanken kan beroepen, dat er publiciteit moet worden gegeven aan de rechten die dit opkomend Europees burgerschap reeds verleend zijn – stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen, stemrecht bij Europese verkiezingen – dat er – en nu komen we van de realiteit bij de poëzie, van de werkelijkheid bij de mythe – een symboliek met een integrerend effect moet worden gecreëerd. Het is zaak inhoud te geven aan het idee dat Europa bestaat.

De Fractie van de Europese Volkspartij ondersteunt niet alleen het verslag van de heer De Clercq maar ook de amendementen van de socialistische fractie, alsook een paar amendementen die de Fractie van de Europese Volkspartij heeft ingediend daar zij amendement 5 heeft ingetrokken.

Want zoals u weet, mevrouw de Voorzitter, zijn het geen gouden tijden voor Europa. Wat die scepsis betreft zou je kunnen zeggen – ik ben het terzake met mevrouw Gebhardt eens – dat we op dit punt, paradoxaal genoeg, de markt tot bondgenoot hebben. Dat is zo een van die paradoxale situaties die je in het leven wel vaker ziet: het Europa van de handelslui ondersteunt de verwezenlijking van het Europa van de burgers, want als we willen dat de euro en de Europese interne markt werkelijkheid worden, moeten we het vrije verkeer van personen in de meest ruime zin van dat begrip in praktijk zien te brengen en vooruitgang zien te boeken op het niveau van de integratie.

Daarom, mevrouw de Voorzitter, ben ik van mening dat wij ons allen hier vandaag, bij het begin van het Oostenrijkse voorzitterschap, gelukkig mogen prijzen met het onderhavige verslag van het Europees Parlement, dat zich wederom opwerpt als verdediger van het geweten en het bewustzijn van Europa door de alarmklok te luiden in verband met bepaalde omstandigheden die heden ten dage pleiten voor een Europa op de bonnefooi, voor een Europa dat niet verder kijkt dan zijn neus lang is. Welnu, vanwege die kortzichtige visie op Europa verheft het Europees Parlement nu zijn stem en spreekt het namens de burger als het zegt dat Europa enkel en alleen door middel van integratie tot stand zal kunnen komen, en dat we – gezien het begrip van “het Europa van de kooplui” – ervoor moeten zorgen dat de essentie van het Verdrag van Amsterdam wordt vertaald in een Europa dat werkelijk een “Europa voor de burger” is.

  Voggenhuber (V). (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur en het verheugt mij dat het Parlement zich opnieuw inzet voor de tenuitvoerlegging van de in het Verdrag beloofde rechten in het kader van het burgerschap van de Unie. Ik wil de aandacht eens vestigen op de eigenlijke betekenis van dit burgerschap van de Unie. Wat houdt het in? Mijn inziens erkent de Unie daarmee niets minder dan dat de burgers drager en soeverein van het Europese eenmakingsproces zijn. Dit burgerschap van de Unie vormt dan ook een wezenlijk bestanddeel van de legitimiteit van de Unie – een legitimiteit die niet alleen rechtstreeks via nationale regeringen en verdragen tot stand komt, maar ook onrechtstreeks, persoonlijk en onmiddellijk door een juridische status van alle burgers.

In het EU‐Verdrag werd het burgerschap van de Unie derhalve logischerwijs ingevoerd voor een grotere bescherming van de rechten en belangen van de onderdanen van de EU‐lidstaten. Wij hebben dan ook te maken met een statuut dat de gronden burgerrechten van alle onderdanen moet uitdrukken. Alles goed en wel, maar dat is de theorie. In de praktijk zijn wij nog ver verwijderd van een brede waarborg van grond‐ en burgerrechten, van een erkenning van de rol van de burger als soeverein van de integratie. Van de vier vrijheden is vrij verkeer van personen de meest persoonlijke, de meest existentiële, de meest menselijke, en juist dit recht werd met de grootste aarzeling gerealiseerd, het meest op de lange baan geschoven en tegengewerkt. In de Unie zijn er nog steeds personencontroles. In het kader van het Verdrag van Schengen worden deze ook niet opgeheven, maar vervangen door barrières die veelal nog hoger zijn dan de oude barrières die men beloofd had af te schaffen.

Het actieve en passieve kiesrecht voor het Europees Parlement wordt omzeild, vooral echter ook de deelname aan gemeenteraadsverkiezingen, die soms zelfs openlijk gesaboteerd wordt. In enkele hoofdsteden wordt deze deelname gereduceerd tot deelname aan deelraadverkiezingen, bijvoorbeeld in Wenen. In de praktijk is ook de consulaire bescherming bijna onbestaande. Ik ben van mening dat wij verder dan de tekst van het Verdrag, verder dan de daarin beloofde rechten moeten kijken en onze aandacht moeten richten op een alomvattende bescherming van de grond‐ en burgerrechten. Ik hoop dat de speciale top in Oostenrijk de wissel zal omzetten van de uitsluitend technocratische hervorming van de instellingen naar een echte hervorming van de democratie.

  Oddy (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor zijn kundig en diepzinnig verslag en mijn waardering uitspreken voor zijn visie op Europa.

Als wij willen zorgen voor een krachtige Europese Unie, dan moeten de burgers van Europa het gevoel hebben dat de Europese eenwording van ons allemaal is en dat wij er allemaal profijt van hebben, dus niet uitsluitend het bedrijfsleven en de overheden. Het tweede verslag van de Commissie over het burgerschap is daarom een belangrijke opstap naar de vorming van een corps d'esprit en een Europees saamhorigheidsgevoel.

Ik ben bijzonder blij met het recht om te stemmen en kandidaat te staan bij gemeenteraadsverkiezingen in de Europese Unie, hoewel ik in dit verband wil wijzen op de genereuze rechten die er op dit gebied in het Verenigd Koninkrijk bestaan voor burgers van Gemenebestlanden, en ik wil er hier voor pleiten dat deze rechten zoals die nu bestaan, onverkort gehandhaafd blijven.

Als rapporteur voor het actieplan van de Commissie inzake het vrije verkeer van werknemers onderschrijf ik de opmerkingen van de heer De Clercq over de belemmeringen die zich in de praktijk bij het vrije verkeer van personen voordoen, zoals op het vlak van de pensioenmobiliteit, bepaalde gezinsaangelegenheden en de onderwijsbehoeften van kinderen. Wat mij betreft zou de Commissie de mogelijkheden kunnen gaan aftasten voor de bevordering van een internationaal baccalaureaat, hoewel ik vrees dat dit voor de Britse parlementariërs in mijn fractie nog wat te ver gaat.

De instelling van de ombudsman kan alleen maar worden toegejuicht, al zou meer bekendheid moeten worden gegeven aan het bestaan van deze instantie. Ook ik ben van mening dat voorlichting van essentiële betekenis is als het erom gaat de burgers een gevoel van verbondenheid met Europa te geven. Ik wil de Commissie dan ook vragen zich nog meer in te spannen om de burgers van Europa goed te informeren.

  Zimmermann (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega"s, het debat vanavond gaat over het burgerschap van de Unie. Wij weten allen wat dat betekent en welke sleutelfunctie dit burgerschap van de Unie heeft voor de burgers van Europa, maar vooral ook voor de Europese integratie. Ik vraag mij echter af of de mensen in Europa dat eigenlijk ook weten? Weten de mensen welke rechten verbonden zijn aan het burgerschap van de Unie? Weten zij tot wie zij zich kunnen wenden en wie zij vragen kunnen stellen, waar zij informatie vandaan kunnen halen? In veel discussies met burgers heb ik steeds weer het gevoel dat de mensen hier maar heel summier over voorgelicht zijn en over weinig kennis hieromtrent beschikken.

Niet alleen de burgers beschikken over weinig kennis hierover. Laten wij de informatie eens nemen die van de Europese Commissie komt en waarin bepaalde gebieden absoluut niet aan bod komen. Als ik zie dat in de onlangs verschenen brochure Single Market Review , waarin met meer dan 38 verslagen wordt uiteengezet hoe de interne markt eigenlijk wordt gerealiseerd, bijna niets staat over het vrij verkeer, dan vraag ik mij af hoe de burger eigenlijk informatie hierover krijgt! Een ander voorbeeld: als ik ambtenaren in de Commissie en in het Parlement en ook daarbuiten vertel dat ik als burger van de Unie met een Nederlands paspoort voor Duitsland in het Europees Parlement zit, vraagt men mij steevast: hoe kan dat, waar staat dat, hoe is dat mogelijk? Daaruit valt af te leiden dat ook het kiesrecht, zoals dit is opgenomen in het Verdrag, nog niet in onze hoofden is opgenomen, noch in de hoofden van degenen die het vastgelegd hebben, noch in die van de burgers of van mijn collega"s. Veel van mijn collega"s hebben dit eigenlijk ook nog niet begrepen.

Mijns inziens is het belangrijk dat wij het burgerschap van de Unie, met alles erop en eraan, ook zelf accepteren en erover discussiëren. Dan zijn wij ook in staat de mensen beter te informeren, zodat zij het dan ook begrijpen.

  Pinheiro, lid van de Commissie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik verheug mij namens de Commissie over de grondige bezinning over ons tweede verslag betreffende het burgerschap van de Unie en ik wil in het bijzonder de nadruk leggen op het uitstekende werk dat een illustere Europeaan, Willy De Clercq, terzake geleverd heeft.

Ik beschouw dit debat over het burgerschap van de Unie als een soort uitnodiging aan alle politieke krachten om zich op de essentie van de Europese eenmaking te concentreren, en als een waarschuwing voor ups en downs in de opbouw van Europa die de burger kunnen teleurstellen in zijn gevoel van, ik citeer, “deel uit te maken van een gemeenschap die een politieke entiteit en een rechtsstaat vormt”, zoals in uw resolutie gezegd wordt. Zoals de geachte afgevaardigden wel weten, werd deze bekommering eveneens uitgesproken tijdens de jongste Europese Raad in Cardiff, waar ervoor gepleit werd dat, ik citeer, “alle voordelen van de Economische en Monetaire Unie en de interne markt alle burgers ten goede zouden komen en dat de Unie nog dichter bij de burger zou staan”.

Dit tweede verslag over het burgerschap van de Unie heeft betrekking op de jaren 1994, 1995 en 1996, dus de periode vóór de afronding van de Intergouvernementele Conferentie die tot de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam leidde. De Commissie wilde in dit verslag de nieuwe, door het Verdrag van Maastricht verleende rechten beschrijven en analyseren, nagaan welke vorderingen gemaakt werden na de publicatie van haar eerste verslag in 1993 en een aantal te verwezenlijken doelstellingen aangeven.

Uw ontwerpresolutie is terecht aan alle belanghebbende instellingen alsook aan de lidstaten gericht. Wij zullen inderdaad enkel via een gecombineerde actie op alle niveaus vooruitgang kunnen boeken in de toekomst, met name op het vlak van de verbetering van de wetgeving, een grotere leesbaarheid en een doeltreffender toepassing ervan. Ik kan de heer De Clercq en deze Vergadering verzekeren dat zowel Schengen en de toepassing van artikel 8 A als de inbreukprocedures en administratieve praktijken, het kiesrecht, consulaire en diplomatieke bescherming, de mechanismen voor permanente dialoog, onderwijs en erkenning van diploma"s, bescherming tegen bedreigingen voor de veiligheid en de individuele vrijheid of de actie van de ombudsman op tafel liggen in de Commissie.

Vandaag nog was de vergadering van het college van commissarissen grotendeels aan het Europees burgerschap gewijd. Laten we hopen dat wij dankzij de impulsen van dit Parlement en inputs zoals we die via deze resolutie krijgen, met zijn allen sneller een echt burgerschap kunnen verwezenlijken.

  De Voorzitter . – Hartelijk dank, commissaris Pinheiro.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

Juridische mededeling - Privacybeleid