Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 18 mei 2000 - Straatsburg Uitgave PB

7. Gelijke behandeling van personen (vervolg)
MPphoto
 
 

  Ludford (ELDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb met veel genoegen met mevrouw Buitenweg samengewerkt. Zij heeft voortreffelijk werk verricht en een evenwichtige tekst opgesteld waardoor de positie van de Commissie wordt versterkt. Dit voorstel voor een richtlijn is een mijlpaal voor Europa. Het is goed dat Europa wetgevend optreedt om het fundamentele recht op waardigheid, ongeacht etnische afstamming, en het recht om niet te worden gediscrimineerd, voor iedereen te garanderen. Het is ook goed dat Europa wetgevend optreedt op een ogenblik waarop extreem rechts en racistisch geweld op onrustbarende wijze terrein winnen.

Ik wil enkele aspecten van de tekst nader belichten. In de eerste plaats is het belangrijk dat in de tekst ook het indirecte en institutionele racisme zijn opgenomen en dat de tekst in dat opzicht door amendementen is versterkt. In de tweede plaats vind ik het belangrijk dat in de tekst ook huisvesting, gezondheid en andere overheidstaken zoals politie worden vermeld. Dit houdt geen aantasting van de bevoegdheden van de lidstaten in, maar betekent dat Europa wil dat die diensten op niet-discriminerende wijze worden verstrekt.

Mijn derde opmerking betreft het feit dat via de amendementen 15 en 29 ook verkapte rassendiscriminatie in de tekst is opgenomen. Mijn fractie is er geen voorstander van dat religie of geloofsovertuiging in de richtlijn worden opgenomen. Wij menen dat wij die kwestie nog grondig moeten onderzoeken. Wij menen wel dat de richtlijn van toepassing moet zijn op ongelijke behandeling die alleen maar in schijn op religie of nationaliteit steunt, maar in werkelijkheid pure rassendiscriminatie is.

Uiterst belangrijk is, zoals hier al is gezegd, in de vierde plaats dat het aansporen of aanzetten tot discriminatie in de richtlijn wordt vermeld. Een vijfde punt is de rol van het Waarnemingscentrum van de Europese Unie, dat de Commissie moet helpen om op de uitvoering van deze richtlijn toe te zien. Ik hoop dat de Commissie daarmee zal instemmen. Mijn fractie heeft wel begrip voor de idee achter amendement 38, maar dat het ook betrekking heeft op particuliere verenigingen is voor ons een probleem. Ik geef een voorbeeld: in Londen, dat ik vertegenwoordig, zou het voor mensen uit het Caribisch gebied een probleem kunnen zijn als zij, wanneer zij bijeenkomen om herinneringen op te halen aan het leven in het Caribische gebied in de jaren '50, sommige blanken uitsluiten. Ik vind dat amendement 38 niet goed is geformuleerd.

Mijn laatste opmerking betreft de bewijslast. Ik gebruik hier de woorden van de heer Oostlander, die het terecht over de verdeling van de bewijslast heeft. Ik vind het jammer dat de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten dat de omkering van de bewijslast wil noemen. Dat is immers misleidend. Het gaat om de beperkte gevallen waarin wetgeving inzake gelijke kansen burgerlijk of bestuurlijk recht is. Mijn fractie is het ermee eens dat de werkgever over de meeste informatie beschikt en dus, als de eiser feiten aanlevert die op discriminatie wijzen, moet bewijzen dat hij geen inbreuk op de verplichting tot gelijke behandeling heeft gepleegd.

Van sommige sprekers mogen wij vandaag meer lawaai dan een echte bijdrage tot het debat verwachten. Ik vrees dat dit ook geldt voor de heer Helmer, van wiens opmerkingen ik gisteravond op de terugweg, na een lekker aspergemaal, een voorproefje heb gekregen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Boumediene-Thiery (Verts/ALE). - (FR) Meneer de Voorzitter, geachte collega's, drie jaar na het Verdrag van Amsterdam en de invoering van het beruchte artikel 13, dat zoveel inkt heeft doen vloeien, stelt de Raad twee richtlijnen voor om de grondbeginselen van dit verdrag uit te voeren.

We kunnen alleen maar blij zijn met de wil die de Raad manifesteert, in het bijzonder in deze tijd waarin bepaalde traditioneel rechtse partijen er niet meer voor terugschrikken om akkoorden te sluiten met extreem rechtse bewegingen; dit was het geval in Frankrijk, het gebeurt nu in Oostenrijk en misschien zal dit binnenkort wel aan de orde zijn in Italië.

Het is dus dringend noodzakelijk om een minimaal Europees kader te definiëren om discriminatie aan te pakken. De richtlijn met betrekking tot gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afkomst is een stap in deze richting. Hierin wordt namelijk met name voorzien in omkering van de bewijslast, dus een progressieve, positieve discriminatie, die effectiever is dan gelijke behandeling in theorie, evenals in de erkenning van indirecte discriminatie. Al deze aspecten getuigen van een werkelijke wil om discriminatie aan te pakken.

Toch moeten de tekortkomingen benadrukt worden. De rapporteur heeft er al een aantal naar voren gebracht. Zo brengt zij het vraagstuk ter sprake van de kosteloosheid van procedures voor aanklagers en de benodigde verruiming van het recht om ook groepen of verenigingen instaat te stellen een zaak aan te spannen. Maar er zijn nog twee andere lacunes die ik graag zou willen noemen. De eerste is van algemene aard. Hoe komt het dat de Raad zich tevreden heeft gesteld met het aanpakken van discriminatie op grond van ras of etnische afkomst, zonder dat hij een globaal wetgevend kader heeft willen scheppen voor alle vormen van discriminatie? Wanneer slechts één vorm van discriminatie wordt belicht, dan zou dit betekenen dat bepaalde vormen van discriminatie minder verwerpelijk zouden zijn dan andere. Dit is onaanvaardbaar.

Een tweede richtlijn, over discriminatie op het werk, dient binnenkort onderzocht te worden. De Raad moet dus haast maken met een voorstel voor een ontwerprichtlijn waarin alle vormen van discriminatie opgenomen zijn. Het gaat hier om een gebod, want de meest buitengesloten personen zijn diegenen die om meerdere redenen gediscrimineerd worden. Wanneer ze slechts tegen één vorm van discriminatie beschermd worden, worden ze maar zeer gedeeltelijk geholpen.

De tweede lacune heeft betrekking op de uitsluiting in deze richtlijn van discriminatie op grond van religie. Ik betreur het persoonlijk ten zeerste dat discriminatie op grond van religie niet samen met discriminatie op grond van ras of etnische afkomst behandeld is, want deze verschillende vormen van discriminatie zijn in mijn ogen sterk met elkaar verbonden. Hoe kunnen we bijvoorbeeld de joodse identiteit definiëren? De jodenhaat die in vele landen pregnant aanwezig blijft, heeft toch zowel met antisemitisme, dus met etnische afkomst, als met religieuze aspecten te maken? De discriminatie in Europa tegenover de gemeenschappen in Noord-Afrika is ook dubbel. In veel gevallen werkt de angst voor de islam zelfs als katalysator van racisme jegens deze gemeenschappen. Door deze richtlijn te beperken tot discriminatie op grond van ras en etnische afkomst zouden we de deur openzetten voor verschillende interpretaties, hetgeen het werk van de rechters niet makkelijker zal maken.

Tot slot lijkt het mij uiterst belangrijk dat de Raad een geïntegreerde benadering aanneemt met betrekking tot de in te voeren rechtsinstrumenten om artikel 13 in ons blad te zetten. Door de strijd tegen discriminatie op te splitsen in meerdere teksten brengen we de algehele coherentie en daarmee ook de kracht van de bepaling tegen discriminatie in gevaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat u collega's uit de gemeentepolitiek hebt begroet. Zij moeten onze besluiten uiteindelijk in gemeentepolitiek omzetten. Wij moeten echter eerst zelf ons werk doen. Ik wil u erop wijzen dat vanmorgen nog steeds niet alle taalversies van de door mevrouw Ludford genoemde amendementen voorhanden waren. Ik verzoek u de vergaderdiensten te vragen nog voor de stemming te onderzoeken of wij hier niet de termijn van 24 uur moeten eerbiedigen en of dit misschien niet tot morgen moet worden uitgesteld. Ik wil hierover nu geen debat ontketenen maar ik verzoek u wel dit te laten ophelderen. Er was vandaag immers grote verwarring.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Posselt, wij zijn in dit Parlement wel aan grote verwarring gewend. Ik zal het echter laten onderzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Krivine (GUE/NGL). - (FR) Meneer de Voorzitter, deze resolutie is positief en wij zullen haar aannemen, maar ze zal pas geloofwaardig worden als de lidstaten de hand in eigen boezem steken. Op welke geloofwaardigheid laat België zich voorstaan als het massaal jacht maakt op zigeuners die asiel aanvragen en ze uitwijst naar Slowakije en Bulgarije, ondanks de aanbevelingen van het Parlement en het expliciete verzoek van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Van welke geloofwaardigheid geven de lidstaten blijk wanneer zij in hun openbare rol discrimineren bij de werving van mensen die niet uit de EU afkomstig zijn, waardoor hun buitenlandse werknemers tot permanente onzekerheid veroordeeld worden?

Welke geloofwaardigheid laat Frankrijk zien wanneer een constitutioneel wetsvoorstel, waardoor emigranten van buiten de EU stemrecht krijgen bij de lokale verkiezingen en dat op 3 mei aangenomen is door de Nationale Assemblée, nu tegengehouden is door de vijandige houding van de Senaat en de president en door de kwaadwilligheid van de regering? Hoe kunnen we nu beweren dat we mensen tegen discriminatie beschermen als we hun juist elke vorm van burgerschap ontzeggen?

We kunnen pas doeltreffend afrekenen met discriminatie als onze regeringen eindelijk ophouden met een dubbele tong te spreken. Desalniettemin is deze tekst een eerste stap, die verder kan worden uitgewerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ribeiro e Castro (UEN). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, als antwoord op het initiatief van het Portugese voorzitterschap zou het Europees Parlement een positieve, verhelderende en krachtdadige bijdrage aan het voorstel voor een richtlijn van de Raad moeten leveren. Helaas betwijfelen wij of dit werkelijk het geval is. Op een aantal punten brengen de voorstellen concrete verbeteringen in de referentietekst aan. Zonder in details te treden zou ik hier de collectieve actie, de rechtsbijstand en andere aspecten willen onderstrepen die overigens reeds in de Portugese wetgeving zijn opgenomen. In wezen lopen wij echter het risico dat de voorstellen die hier ter bespreking voorliggen alles verpesten. Het lijkt er immers op dat de rapporteurs en hun geestverwanten te ver willen gaan en dat zij in hun drang om tot het onderste uit de kan te halen de boel wel eens zouden kunnen bederven. Er zijn drie punten waarover wij ons ernstige zorgen maken: de onopgehelderde kwestie van de omkering van de bewijslast, de nationaliteitskwestie en religie. Het omkeren van de bewijslast is op zich reeds een bijzonder delicaat probleem. Ofschoon deze optie in bepaalde omstandigheden volkomen gerechtvaardigd is, kunnen wij niet tolereren dat het klassieke principe in dubio pro reo vervangen wordt door het principe in dubio pro auctore, temeer daar het niet duidelijk is of deze omkering van de regelgeving ook op het strafrecht van toepassing is. Wij weten immers dat zich hier gevallen voordoen die onder het strafrecht vallen. Deze procedure zou derhalve tot een regelrechte schending van de grondrechten van onze rechtsbeschaving leiden. Hierdoor zouden fundamentele garanties van de procesvoering worden aangetast die zo oud zijn dat zij in het Latijn worden geformuleerd en rechtstreeks van het Romeins recht afstammen.

Het tweede punt betreft de nationaliteit. Wij, Portugezen, zijn wellicht het product van de grootste vermenging van volkeren en etnische groepen aller tijden. Ikzelf en mijn vrienden hebben niet het geringste idee van onze etnische afkomst. Wij zouden de nazionderzoekers en de tabellen voor etnische follow-up, waar barones Ludford hier enkele weken geleden zo enthousiast over was, naar aanleiding van een ander verslag, voor ernstige problemen stellen. Hoewel racisme volgens ons zinloos is, weten wij dat het bestaat en zijn wij ons ervan bewust dat racismebestrijding noodzakelijk is. Vooral de racistische geweldpleging moet krachtdadig worden aangepakt. We mogen de dingen echter niet door elkaar gooien. Etnische afkomst is één zaak en nationaliteit is een andere zaak. Als een blanke ten opzichte van een zwarte wordt gediscrimineerd of omgekeerd, bijvoorbeeld wanneer een blanke Portugees ten opzichte van een zwarte Portugees wordt gediscrimineerd of een zwarte Portugees ten opzichte van een blanke Portugees, dan is er duidelijk sprake van onwettig racisme. En dat moet bestreden worden. Wanneer echter een Portugees, of die nu Aziatisch, zwart of blank is, de voorwaarden vervult om een bepaalde functie te bekleden en een Aziatische, zwarte of blanke Zimbabwaan niet aan deze voorwaarden voldoet, is er geen sprake van racisme, maar van burgerschap, en in dat geval kan het onderscheid gerechtvaardigd zijn. Daarin ligt het probleem en in vele voorstellen worden deze concepten verward, hetgeen nefaste gevolgen kan hebben, met name wat de openbare ambten en andere onvoorziene sectoren betreft. Een andere fundamentele kwestie is de religie. Wij willen hier duidelijk maken dat de godsdienstvrijheid ons inziens een fundamentele vrijheid van de burgers is. Wij kunnen derhalve onder geen beding aanvaarden dat zij ter discussie wordt gesteld, in twijfel wordt getrokken of in gevaar wordt gebracht, zoals in sommige van de onderhavige voorstellen gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Turco (TDI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst willen wij de rapporteur bedanken, omdat zij het voorstel van de Commissie zoveel verbeterd heeft. Een bijzondere dank gaat ook uit naar de commissaris, mevrouw Diamantopoulou, voor haar prestaties. Zij heeft immers ingezien hoe belangrijk invoering van artikel 13 in de Verdragen is en heeft een abstract voorschrift omgezet in een pakket richtlijnen.

Europa wordt steeds meer een continent dat, zoals blijkt uit verslagen van de Verenigde Naties over de trend van de Europese bevolkingssamenstelling, burgers van derde landen huisvest en behoefte heeft aan hun inbreng, hun cultuur, hun talenten en initiatieven. In een dusdanige context moet de Unie de basisbeginselen van de democratie herformuleren, waarbij alle burgers en alle ingezetenen dezelfde rechten en plichten gegarandeerd worden.

Hiervan uitgaande zijn wij met betrekking tot zowel het verslag als de richtlijn nogal sceptisch en wel op drie specifieke punten: wij zijn fel gekant tegen het beginsel van de omgekeerde bewijslast, want dat druist in tegen de elementaire rechtsbeginselen. Wij geloven niet dat het doel de middelen heiligt maar wel dat de middelen het doel heiligen.

Wij zijn het er bovendien niet mee eens dat er in de lidstaten onafhankelijke organen in het leven worden geroepen die moeten gaan controleren of er gediscrimineerd wordt op grond van ras of etnische afkomst. Dit omdat wij algemeen gesproken geen vertrouwen hebben in instellingen die indruisen tegen het democratische beginsel van de scheiding der machten doordat ze overlappingen vertonen met andere instellingen, met het gevolg dat of het evenwicht tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht wordt verstoord, of dat er geen enkele bijzondere functie wordt gevonden omdat die al door andere instellingen wordt ingevuld.

Tot slot zijn wij het niet eens met het pleidooi voor positieve discriminatie. Wij zijn tegen positieve discriminatie in het algemeen als die door de overheid wordt afgedwongen, omdat wij nu eenmaal geloven dat eigen verdiensten voorrang moeten hebben boven een quotabeleid, dat uiteindelijk discriminerend werkt terwijl het deze discriminatie juist wil bestrijden.

Afgezien van deze kanttekeningen zullen de leden van de Lista Bonino het verslag en de richtlijn steunen. Wij hopen dat het Europees Parlement en de Commissie bereid zijn tot een nadere bezinning en de nodige wijzigingen willen aanbrengen op de punten die wij zojuist aangeroerd hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Blokland (EDD). - Voorzitter, met gemengde gevoelens lever ik een bijdrage aan dit debat. De manier waarop de behandeling van dit verslag tegen de gebruikelijke gang van zaken in afgedwongen is heeft daar veel mee te maken.

Uiteraard onderschrijf ik het belang van de gelijke behandeling van personen ongeacht ras en etnische afkomst. Maar juist omdat het zo'n belangrijk onderwerp is, had het Parlement en vooral het Portugees voorzitterschap er goed aan gedaan hiervoor meer tijd te reserveren. De totstandkoming van de algemene wet gelijke behandeling heeft in Nederland indertijd veel bloed, zweet en tranen gekost. Dergelijke ervaringen die vast in meer lidstaten aanwezig zijn, zouden ons op z'n minst moeten manen tot voorzichtigheid en een goede voorbereiding bij de handeling van dit voorstel tot een richtlijn. Dat vergt de noodzakelijke tijd, niet in de eerste plaats omdat er aan de uitvoering van het huidige voorstel nogal wat consequenties verbonden zijn voor de bestaande wetgeving en systemen in de verschillende lidstaten. Denk maar aan de wijziging van de bewijslast.

De amendering van het Parlement voert nog een stap verder dan het voorstel van de Commissie. De Commissie stelt dat het subsidiariteitsbeginsel gehandhaafd blijft. Maar ik betwijfel dat. De richtlijn zou aanvullend werken in verband met het politieke signaal dat ze afgeeft. Maar dat soort signalen wordt minstens zo sterk afgegeven door al lang bestaande nationale wetgeving die veel dichter bij de burger staat en door het alom bekende EVRM. Zeker gezien de vergaande consequenties die deze regelgeving kan hebben voor de wetgeving en rechtstelsels van de lidstaten en de inbreuk die het zal maken op de soevereiniteit van de lidstaten, was een diepgaande discussie erover wenselijk geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Raschhofer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik ben ontsteld over het feit dat de 14 lidstaten Oostenrijk bij voorbaat hebben veroordeeld en daarom ben ik blij met het voorstel van de Commissie. De toepassing van het principe inzake gelijke behandeling zonder onderscheid naar ras of etnische afstamming is iets vanzelfsprekends. De moderne samenleving mag discriminatie op dergelijke gronden niet toestaan. Zelfs aan een vanzelfsprekend doel kan men echter voorbijschieten. De door de Commissie voorgestelde omkering van de bewijslast brengt een enorme belasting met zich mee voor met name het midden- en kleinbedrijf, dat in het vervolg van elke sollicitatie verslag moet maken om in geval van nood een bewijs te hebben. Een dergelijke regeling wekt geen begrip voor de slachtoffers van discriminatie. Integendeel, zij doet daar eerder afbreuk aan. Hoe precies het Commissievoorstel is blijkt alleen al uit het gebruik van het woord "ogenschijnlijk". "Ogenschijnlijk", zegt men, "brengen reeds bestaande, soortgelijke regelingen geen al te grote problemen met zich mee".

 
  
MPphoto
 
 

  Diamantopoulou, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het zinvol is als ik de geachte afgevaardigden op de hoogte breng van de werkzaamheden die Commissie heeft verricht aan de hand van het voorstel van het Parlement. Om het debat te vergemakkelijken zal ik u zeggen welke amendementen wij kunnen overnemen.

Zoals u weet heb ik als bevoegde commissaris enkele maanden geleden een pakket maatregelen voorgesteld ter bestrijding van discriminatie. Dit bestond uit twee richtlijnen en een programma. Vandaag bespreken wij een van de twee richtlijnen. Staat u mij toe te zeggen dat dit debat mogelijk is geworden dankzij de uitstekende samenwerking die wij hebben gehad met de twee parlementaire commissies. Zij hebben uitmuntend werk verricht en hun inspanningen hebben mijns inziens de verwachtingen ver overtroffen. De onderhavige richtlijn is uiterst ingewikkeld. Zij confronteert ons met talrijke implicaties, uiteenlopende nationale situaties, uiteenlopende meningen en verschillende bijdragen van de betrokken parlementaire commissies. Desalniettemin kon deze richtlijn uitmonden in een verslag en zelfs een verslag met ruime overeenstemming. Ik wil derhalve mevrouw Buitenweg en de heer Howitt van harte gelukwensen en allen bedanken die hieraan hebben meegewerkt. Mijn dank gaat ook uit naar het Portugees voorzitterschap.

Deze bijeenkomst is mijns inziens van historische betekenis, en wel om twee redenen. Ten eerste werd reeds twintig jaar geleden verzocht om een voorstel voor een richtlijn. Zowel groepen uit de samenleving, politieke partijen, parlementen, als ook leden van het Europees Parlement en internationale conferenties drongen aan op een reglementering van het grote vraagstuk betreffende racisme en het gedrag van de georganiseerde samenlevingen. Na twintig jaar wordt aan dit verzoek gevolg gegeven en kunnen wij hier een richtlijn behandelen.

Ten tweede hebben zich de afgelopen maanden in de Unie bepaalde politieke problemen voorgedaan. Wij zijn zowel op politiek als op sociaal vlak geconfronteerd met gevallen van racisme. Vandaag is het echter de eerste keer dat wij ons niet beperken tot woorden, resoluties en algemene politieke vaststellingen, maar een concreet beleid in de praktijk brengen. De Europese Commissie is in samenwerking met al haar betrokken diensten onmiddellijk na de goedkeuring van het verslag in de parlementaire commissie aan de slag gegaan, en ik kan u nu mededelen dat wij meer dan de helft van de amendementen, inhoudelijk of ook qua formulering, kunnen overnemen. Er zijn echter ook amendementen die wij niet kunnen overnemen. Meestal zijn daar administratieve of juridische redenen voor, maar soms ook moeten wij een amendement verwerpen omdat wij, uitgaande van onze ervaringen en onze samenwerking van de afgelopen tijd, van mening zijn dat het geen kans van slagen heeft in de Raad. U weet dat artikel 13 onze rechtsgrondslag is. Dit is een beperkt artikel en wij moeten ons hieraan houden.

Ik wil commentaar leveren op een aantal amendementen. Wij stemmen in met de amendementen in verband met het gendervraagstuk (amendementen 7 en 59). Ook stemmen wij in met de amendementen op de werkingssfeer van de richtlijn (amendementen 5, 30, 31, 34, 36 en 37). Wij gaan verder akkoord met amendement 40 over positieve acties. Wij aanvaarden het idee omtrent de verzoeningsprocedure (amendement 42), de dialoog met de niet-gouvernementele organisaties (amendementen 21, 50 en 51) en de amendementen waarin wordt verwezen naar vorige besluiten van het Europees Parlement en de Raad (amendementen 3, 4, 8, 9 en 12). Ik stem ook in met uw voorstel om de rol van de Europese waarnemingspost sterker te beklemtonen. Daar gaat amendement 59 over. Ik moet u evenwel erop wijzen dat het opstellen van tweejaarlijkse verslagen in de ervaring van de Commissie een zware last legt op de lidstaten. Tweejaarlijkse verslagen zullen ons niet in staat stellen de weerslag van de uitgevoerde beleidslijnen correct te evalueren. U stelt eveneens voor de definitie van indirecte discriminatie te wijzigen. Ook een van de spreeksters stelde dit opnieuw aan de orde. Ik ga akkoord met de inhoud van het amendement, maar ik moet u wel erop wijzen dat wij ernaar zullen streven uw formulering van dit beginsel dichter in de buurt te brengen van het begrip dat het Hof van Justitie in het arrest-O'Flynn heeft geformuleerd.

Ik wil kort ingaan op het voorstel in amendement 43 voor de verduidelijking van het artikel betreffende de evenwichtige verdeling van de bewijslast, ofschoon zowel uit het debat als uit de beraadslagingen in de Raad is gebleken dat de aanneming daarvan waarschijnlijk op grote moeilijkheden zal stuiten. Aangezien de Commissie uw benaderingswijze deelt, zou ik in herinnering willen brengen dat een dergelijke discussie reeds talrijke jaren geleden heeft plaatsgevonden. Toen ging het om discriminatie op grond van geslacht. Ook toen was men uiterst ongerust over de gevolgen die daaruit zouden kunnen voortvloeien voor de rechtbanken, waar men al een stormvloed van processen op zich af zag komen, en voor de ondernemingen. Na talrijke jaren van toepassing kunnen wij vaststellen dat deze vrees ongegrond was en er zich geen enkel probleem heeft voorgedaan. Daarom moeten wij mijns inziens deze ervaring aangrijpen, de stoute schoenen aantrekken en deze maatregel invoeren.

Ik ben blij dat u erop aandringt dat de richtlijn van toepassing moet zijn op alle mensen die op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en niet alleen op de burgers van de Europese Unie. Ook hebt u voorgesteld duidelijk te maken dat de richtlijn van toepassing zal zijn op zowel natuurlijke als rechtspersonen. Ik ben het daar weliswaar mee eens, maar ik moet wel verduidelijken dat wij uw verwijzingen naar niet-geïnstitutionaliseerde groepen van mensen niet kunnen overnemen. Dit is geen juridisch erkend begrip. Wij begrijpen wat u hiermee bedoelt, maar als dit begrip juridisch niet erkend is, zal het heel wat voeten in aarde hebben.

Ik wil eveneens ingaan op een vraagstuk dat het Parlement blijkbaar bijzonder bezighoudt: het onderscheid tussen discriminatie op grond van ras en etnische afstamming enerzijds en discriminatie op grond van godsdienst anderzijds. Tijdens de redactie van het voorstel is in de Commissie hevig gediscussieerd over de vraag of het verbod op discriminatie op grond van godsdienst in de richtlijn moest worden opgenomen. Men zegt dat dit onderscheid vaak moeilijk te maken is en wij hebben daar begrip voor. Dit geldt met name voor de werkplek waar zich problemen kunnen voordoen in verband met gebedsmogelijkheden, voor het verlenen van vergunningen voor religieuze manifestaties, of wanneer met speciale voedingsgewoonten rekening moet worden gehouden. Daarom wordt in de tweede richtlijn van het pakket - waarin de vraagstukken in verband met de werkgelegenheid, de discriminatie op grond van arbeidskwesties, aan de orde komen - duidelijk verwezen naar discriminatie op grond van godsdienst. Als u wilt weten hoe moeilijk en ingewikkeld dit vraagstuk is hoeft u maar te kijken naar de problemen die rijzen als bijvoorbeeld in het onderwijs een uitgebreid verbod op discriminatie op grond van godsdienst wordt uitgevaardigd. Dan zult u inzien hoe moeilijk de onderhandelingen met de lidstaten zullen zijn, wier opvattingen soms lijnrecht tegenover elkaar staan. Wij zijn echter verheugd over het door u ingenomen standpunt. In amendementen 15 en 29 zegt u immers dat bepaalde mensen discriminatie op grond van ras misschien zullen proberen uit te leggen als discriminatie op grond van godsdienst. Ik ben het er mee eens dat de richtlijn op dit punt moet worden versterkt en dat de lidstaten de justitiële en andere autoriteiten op dit gevaar moeten wijzen wanneer deze belast worden met de behandeling van discriminatiegevallen.

Ik wil ook kort ingaan op de onafhankelijke instanties. Ik ben het gedeeltelijk eens met uw voorstellen voor de rol van deze instanties en vooral met de noodzaak dat deze echt onafhankelijk moeten zijn. Ik moet echter wel erop wijzen dat wij niet in detail kunnen regelen hoe deze georganiseerd moeten zijn en hoe zij moeten werken. Dit is een zaak voor de lidstaten zelf.

Wij hebben inderdaad een groot aantal amendementen overgenomen en u zult het met mij eens zijn dat wij nu moeten proberen uw amendementen te verwerken in ons voorstel, zonder de structuur en het evenwicht daarvan aan te tasten, en het voorstel aanvaarbaar te maken voor de Raad. Ik denk namelijk dat wij allemaal de gulden middenweg willen vinden tussen hetgeen wenselijk en hetgeen haalbaar is.

Ik zal kort ingaan op de belangrijkste amendementen die wij niet kunnen overnemen. Ten eerste hebt u bezwaren tegen de schrapping uit het ontwerp van een gedetailleerde lijst van concrete diensten, zoals politie of justitiële instanties. Zoals de rapporteur zeer terecht heeft opgemerkt kan de richtlijn alleen daar gelden waar communautaire bevoegdheden bestaan. Daarom vallen justitiële samenwerking in strafzaken en politiesamenwerking daarbuiten. Beide vallen immers onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Wij stemmen in met de verwijzing in amendement 37 naar overheidsinstanties in algemene zin. Ik kan echter niet akkoord gaan met een concrete verwijzing naar politie en civielrechtelijke autoriteiten.

Ik wil ook nog een opmerking maken over de specifieke problemen in verband met het immigratie- en asielbeleid. Dit is een enorm groot vraagstuk. De Commissie geeft er de voorkeur aan stapsgewijs te werk te gaan, aangezien hier heel veel bij komt kijken. Voordat wij concrete wetgevingsinstrumenten uitwerken voor het terug- en overnamebeleid in deze twee sectoren van immigratie en asiel, wil de Commissie de situatie eerst onder de loep nemen en nagaan in hoeverre de opneming van een ad hoc clausule inzake een discriminatieverbod de juiste oplossing is. Er dienen zich ook andere vraagstukken aan. Ik noem bijvoorbeeld de overheidsaanbestedingen, waar de regelgeving de opname van dergelijke criteria niet toestaat. Ook kan ik de statistische gegevens noemen. Ik deel overigens uw zorgen over het ontbreken van gegevens. Ik moet hier wel aantekenen dat de oprichting van Europese databanken een van de hoofddoelstellingen van het actieprogramma is. Tot slot moet ik ook nog vermelden dat wij als Europese instellingen verplicht zijn dat wat wij de lidstaten voorstellen ook zelf toe te passen. In de huidige hervorming van de Commissie wordt dan ook rekening gehouden met heel het kader van deze richtlijn.

Mijnheer de Voorzitter, ik dank u van harte voor uw goede begrip. Ik heb inderdaad misbruik gemaakt van uw tijd, maar ik moest ingaan op een aantal ingewikkelde amendementen en artikelen. Ik wil namelijk dat het Parlement goed begrijpt welke voorstellen overgenomen kunnen worden, en zoals u hebt kunnen vaststellen zijn er dat heel wat.

Geachte afgevaardigden, mijns inziens zullen wij met een gemeenschappelijke politieke wil en met de voortzetting van onze uitstekende samenwerking een toekomstideaal, op zijn minst gedeeltelijk, waar kunnen maken. De verplichtingen die de Commissie op zich heeft genomen ten aanzien van het racismevraagstuk maken deel uit van dat toekomstideaal.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: DE HEER DAVID MARTIN


















Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Martens (PPE-DE). - Voorzitter, ik denk dat wij een buitengewoon belangrijk verslag aan de orde hebben en ik dank de commissaris voor haar toelichting op de amendementen. De internationale gemeenschap hecht zeer veel waarde aan racismebestrijding en het staat ook hoog op de agenda van de lidstaten, maar er is ook nog veel te doen met betrekking tot de verdediging van de mensenrechten en de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid.

Duidelijk is ook steeds meer dat de samenwerking binnen de EU onontbeerlijk is. Zeker in een open interne markt met vrij verkeer van goederen, personen en diensten is verdere afstemming met betrekking tot de toepassingssfeer, de inhoud en de mogelijkheden voor handhaving van groot belang.

Graag complimenteer ik mevrouw Buitenweg met haar verslag. Het is een buitengewoon goed verslag. Het gaat over de gelijke behandeling van personen ongeacht ras en etnische afstemming in het algemeen. Maar ik wil er toch op wijzen dat met name vrouwen disproportioneel getroffen worden door discriminatie. Binnen de groep vrouwen met name vrouwen en meisjes die door hun ras en door hun etnische afstamming vaak dubbel worden gediscrimineerd.

Ik heb nog vier punten, mijnheer de Voorzitter. Het is goed als organisaties of andere rechtspersonen die de strijd tegen discriminatie tot doel hebben, het recht zouden hebben om de procedure te starten om de naleving of toepassing van deze richtlijn te bevorderen dan wel slachtoffers bij te staan in de procedure. Ik ben ook van mening dat het aanbeveling verdient dat er in elk van de lidstaten iets is zoals wij in Nederland hebben als een onafhankelijk orgaan om te oordelen over de klachten. Bij ons heet dat de commissie gelijke behandeling en die werkt buitengewoon goed en effectief, een onafhankelijke instelling.

Ik ben blij met het amendement van mijn EVP-collega, mevrouw Smet, dat ervoor pleit dat de richtlijn ook betrekking heeft op verkiezingen van bijvoorbeeld werknemersvertegenwoordigingen in de ondernemingsraden. Ik denk dat dat een aanwinst is.

Tot slot wil ik nog kort stilstaan bij het probleem deling van de bewijslast. Het is al eerder genoemd. In de volksmond heet dat wel de omkering van de bewijslast bij mogelijke discriminatie. Ten aanzien van vrouwen is het al in werking. Hetzelfde systeem wordt nu ook voorgesteld ten aanzien van deze richtlijn.

Voor de daadwerkelijke bestrijding van discriminatie is het buitengewoon belangrijk dat dit van kracht wordt. Ik zou haast zeggen onontbeerlijk. Zoals de commissaris al zei, in de praktijk heeft het op andere terreinen nog nooit tot moeilijkheden geleid. Des te meer reden tot aanvaarding hier en snelle implementatie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Karamanou (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, deze zeer belangrijke richtlijn, deze historische richtlijn, zoals u die noemde, en de desbetreffende voorstellen van het Europees Parlement komen als geroepen. De bestrijding van discriminatie op grond van ras, etnische herkomst of godsdienstovertuigingen is een urgent probleem geworden op het Europees vasteland. Middeleeuwse mentaliteiten en intolerantie steken opnieuw de kop op. Er worden partijen opgericht op grond van racistische opvattingen. Uit de omvang van het geweld blijkt duidelijk dat de eerbiediging van het anderszijn, waardoor de ontwikkelde samenlevingen worden gekenmerkt, nog niet echt wortel heeft kunnen schieten.

In de 21ste eeuw gaat het in de ideologische en politieke confrontatie niet meer om progressieve, kosmopolitische zienswijzen enerzijds, waarin multiculturele samenlevingen een plaats hebben verworven, en fundamentalisme anderzijds, waarin angst en vijandigheid heersen tegenover alles wat anders is en waardoor racisme en vreemdelingenhaat in de hand worden gewerkt. Daarom moet de Europese Unie zich juridisch wapenen en vaart zetten achter de werkzaamheden voor de totstandkoming van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voor al degenen die op het grondgebied van de Europese Unie wonen.

Wij hopen dat de lidstaten met de aanneming van de richtlijn door de Raad snel prioriteit zullen geven aan ten eerste justitiële samenwerking en harmonisatie van hun strafrecht; ten tweede scholing en voorlichting van overheidsinstanties en werkgevers over de toepassing van de richtlijn op alle natuurlijke en rechtspersonen; ten derde toepassing van het Handvest van de Europese politieke partijen van 1997 inzake bescherming van de grondrechten en bestrijding van elke vorm van rassengeweld; ten vierde toekenning van het recht op collectieve acties ten gunste van individuele slachtoffers van discriminatie en ten vijfde verlening aan minderheden van toegang tot beroepsopleiding, werkgelegenheid, gezondheidszorg, sociale verzekering, pensioenregelingen en verzekering van hun deelneming aan het economisch en sociaal beleid en het cultureel leven.

Verder moeten de burgers voorgelicht worden over en gevoelig gemaakt worden voor directe en indirecte discriminatie. Ook moet men controle uitoefenen op de toepassing van het communautair institutioneel kader en een immigratiebeleid uitwerken dat gegrondvest is op de in deze zeer belangrijke richtlijn neergelegde beginselen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lynne (ELDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is de eerste richtlijn die wij in het kader van artikel 13 behandelen. Dit is een goede start in onze strijd tegen elke vorm van discriminatie in de Europese Unie. De leden van het Europees Parlement en de NGO's hebben er hard aan gewerkt om artikel 13 in het Verdrag te doen opnemen. Ik kijk uit naar nog meer van zulke richtlijnen, misschien eerst voor de gehandicapten.

Oorspronkelijk zag ik er weinig heil in racisme apart te behandelen, en vond ik dat wij het probleem samen met de richtlijn over werkgelegenheid en met het actieprogramma moesten behandelden. De opflakkering van het racisme in de gehele Europese Unie heeft mij echter doen inzien dat spoed is vereist. Verschillende sprekers hebben daar vandaag voorbeelden van gegeven.

Ik hoop dat het Portugese voorzitterschap zich tot het uiterste zal inspannen om deze richtlijn tot een goed einde te brengen, zodat wij eindelijk over een antiracismewetgeving kunnen beschikken. Wij moeten de boodschap uitsturen dat wij tegen racisme en vreemdelingenhaat in de Europese Unie zijn. Ik ben daarom blij dat wij vandaag stemmen.

Ik wil het nu kort over enkele amendementen hebben. Ik weet dat het gebruik van Europees jargon soms tot gevolg heeft dat mensen worden uitgesloten. Daarom wilde ik dat amendement 48 over eenvoudig taalgebruik werd goedgekeurd. Wat amendement 43 betreft, hebben andere sprekers het al over de bewijslast gehad. Het amendement strekt ertoe de bewijslast te verdelen. De eiser moet feiten aanbrengen. Andere sprekers hebben er al op gewezen dat dit in de Europese wetgeving over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ook zo is geregeld. Met betrekking tot amendement 51 stel ik met voldoening vast dat charitatieve verenigingen en niet-gouvernementele organisaties zullen worden geraadpleegd. Die staan aan de frontlijn en weten waarover ze het hebben.

Tenslotte dank ik ook mevrouw Buitenweg en de heer Howitt van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken voor hun hechte samengewerking, die heeft geleid tot dit voortreffelijke verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Ceyhun (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, sedert het Verdrag van Amsterdam en de Top van Tampere over het binnenlands beleid is in Europa het een en ander in beweging gekomen. Wij zijn blij dat er een stap vooruit wordt gezet. Met het actieprogramma tegen discriminatie, de twee ontwerprichtlijnen van de Commissie, de instelling van de waarnemingspost voor racisme en vreemdelingenhaat en de opneming van artikel 13 wordt een niet mis te verstaan signaal gegeven. In de vorige Verdragen was van een dergelijke antidiscriminatieclausule geen sprake. De Europese instellingen kunnen nu op grond van artikel 13 gepaste voorzorgsmaatregelen treffen ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.

Ook het Europees Parlement heeft nu een bijdrage geleverd. Mijn collega, mevrouw Buitenweg, heeft in de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken onder grote tijdsdruk een opmerkelijk verslag ingediend dat nu in stemming zal worden gebracht.

Met haar 55 amendementen heeft de rapporteur het Commissievoorstel in een veel concretere vorm gegoten. Zij heeft veel kunnen bewerkstelligen. Het onderhavig voorstel is de eerste omzetting van artikel 13. Het gaat om gelijke behandeling zonder onderscheid naar huidskleur of etnische afstamming. In haar voorstel stelt de Commissie niet alleen de belangrijkste sectoren van het leven aan de orde, zoals toegang tot de arbeidsmarkt, gelijke behandeling op de werkplek en in het onderwijs, en sociale bescherming en sociale zekerheid, maar probeert zij tevens in te haken op de ervaringen in de lidstaten. Dankzij de regeling voor de omkering van de bewijslast zal de richtlijn een belangrijk instrument kunnen zijn. Nu moet de aangeklaagde op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat van discriminatie geen sprake is.

Eveneens wordt de werkingssfeer uitgebreid. De bescherming tegen discriminatie wordt ook uitgebreid tot verenigingen en groepen van personen. Onze commissie heeft zich met grote meerderheid achter de rapporteur geschaard. De stemming vandaag is een consequente voortzetting van dit besluit.

Ik dank mijn collega uitdrukkelijk voor haar uitstekende werk en ga ervan uit dat wij vandaag met grote meerderheid dit verslag kunnen aannemen, ook indien de bevoegde commissaris ons vandaag heeft laten weten dat zij de helft van de amendementen niet kan overnemen. Desalniettemin wordt hier vandaag een zeer belangrijke stap vooruit gezet en een duidelijk signaal gegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylla (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik feliciteer onze collega, mevrouw Buitenweg, met haar uitstekende werk. Ik denk namelijk dat als we vandaag concrete maatregelen treffen tegen discriminatie, dit moet inhouden dat we het verborgen racisme durven aan te pakken. Deze meer heimelijke vorm van racisme nestelt zich op een verraderlijke manier in onze landen, bijvoorbeeld in de vorm van dagelijkse beledigingen en vernederingen die ernstige gevolgen kunnen hebben en in ieder geval de logica van de integratie opnieuw ter discussie stellen.

Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik geef u eens te meer het voorbeeld van een zekere jongeman uit Straatsburg. Deze heeft twee maanden geleden een onderneming uit deze stad in de val laten lopen door haar twee exact dezelfde cv's te sturen, met als enige verschil dat het ene een Franse naam en het andere een buitenlandse naam bevatte. De opsteller van het cv met de Frans klinkende naam kreeg inderdaad een uitnodiging voor een gesprek; die van het cv met de buitenlands klinkende naam kreeg nul op het rekest.

We moeten het vandaag wel hebben over de jongeren die de toegang tot discotheken wordt ontzegd, louter en alleen vanwege hun huidskleur. Is het dan niet begrijpelijk dat zij zich vervolgens terugtrekken in hun "cités", in hun wijken, waar ze zich uiteindelijk verenigen in bendes van sociale verschoppelingen of etnische bendes om zich dan toch tenminste maar met elkaar te vermaken? Deze vormen van discriminatie leiden er dus toe dat deze jongeren nog meer in zichzelf gekeerd raken en in de marge van de samenleving belanden.

De zaken worden nog ingewikkelder wanneer deze jongeren vervolgens worden aangesproken op burgerzin en burgerschap; zij beschouwen dit namelijk als een belediging, want zij hebben op alle gebieden en in alle fases van hun leven te maken met discriminatie. Zo weigeren onderwijsinstellingen hun broertjes en zusjes in te schrijven, worden zijzelf niet toegelaten tot stages en wordt hun familie de toegang tot woonruimte en gezondheidszorg ontzegd. Het blijft dus bijzonder belangrijk dat de slachtoffers van discriminatie een juridisch kader wordt geboden dat hen beschermt.

Met de aanname van het verslag en de inwerkingtreding van de richtlijn wordt een krachtige politieke daad gesteld. De Unie kan zo laten zien dat zij zich bekommert om haar miljoenen onderdanen en dat ze de racistische spanningen met daden tracht te verminderen. Bovendien kan zij er zo blijk van geven dat ze de diversiteit van haar bevolking erkent als kenmerk van haar identiteit: dat is nog eens een politiek antwoord op de heropleving van het racistische en fascistoïde extreem-rechts in Europa.

Nu sommigen terecht hun twijfels hebben over de Unie kan zij zo tevens laten zien dat zij geen vereniging is ter behartiging van de economische belangen van de rijke landen, maar dat zij gebaseerd is op waarden als vrijheid, verdraagzaamheid en solidariteit. Om al deze redenen moeten wij vóór dit verslag stemmen.

Geachte collega's, we weten dat het verslag en de richtlijn hun beperkingen hebben en niet alle problemen kunnen oplossen. Het merendeel van de landen kent reeds antiracisme- en antidiscriminatieregelingen, die in een aantal gevallen ook zijn verankerd in de grondwet. In de praktijk wordt er echter nog steeds gediscrimineerd. We moeten erkennen dat het vaak ontbreekt aan een echte politieke wil om de regels daadwerkelijk toe te passen.

In Frankrijk waren er vorig jaar slechts 14 aanklachten en gerechtelijke veroordelingen wegens discriminatie. Niemand laat zich hierdoor echter voor de gek houden, en de mensenrechtenorganisaties, die duizenden meldingen binnenkrijgen, al helemaal niet. Over het algemeen wordt er geen gevolg gegeven aan de door de politie geregistreerde aanklachten. De officieren van justitie nemen deze zaken niet in vooronderzoek, want ze hebben voor hen geen prioriteit. Voor mij is er echter niets belangrijker dan het lot en het dagelijks leven van het individu, van de mens te verbeteren. De in het verslag van mevrouw Buitenweg meer dan terecht aanbevolen uitbreiding van de bevoegdheden van de organisaties is weliswaar een goede zaak, maar het mag niet zo zijn dat de lidstaten hun verantwoordelijkheden afschuiven op de organisaties. Gelijke rechten zijn namelijk een zaak van de lidstaten.

De organisaties gaan tegenwoordig voorop in de strijd tegen discriminatie. Vaak moeten zij de aanklachten verzamelen, een advocaat en adequate rechtshulp vinden en soms deurwaarders verjagen om zelf deze gevallen van discriminatie te laten optekenen. In het verslag van mevrouw Buitenweg wordt aanbevolen de organisaties de nodige financiële middelen te geven. Ik denk echter niet dat de lidstaten dit zullen doen wanneer de economische criteria van het stabiliteitspact hen er tegelijkertijd toe nopen hun begroting in te krimpen.

Ook vind ik niet dat de beperkte subsidieverlening aan bepaalde organisaties als voorwendsel mag dienen voor de rechtvaardiging van het geringere aantal nu op te leiden politie- en justitieambtenaren.

Tot slot het niet-opgeloste probleem van de gedifferentieerde toepassing van de nationaliteitsregels. Op dit moment wordt een in een lidstaat van de Europese Unie uit buitenlandse ouders geboren jongere geconfronteerd met twee situaties. Als deze jongere in Frankrijk is geboren en de nationaliteitsregels op hem van toepassing zijn, kan hij daadwerkelijk bescherming genieten uit hoofde van de circulaire wanneer hij door discriminatie een baan misloopt. Een groot aantal jongeren van de tweede of derde generatie dat geboren is in een land als Duitsland of Oostenrijk, waar het geboorterecht voorrang heeft, blijft daar echter voor altijd van uitgezonderd en geniet geen enkele rechtsbescherming. Ik weet dat het verslag van mevrouw Buitenweg hier niet over ging, maar ik wilde er toch even de aandacht op vestigen. Ik vind het namelijk bijzonder betreurenswaardig dat in een en dezelfde situatie binnen de Unie dergelijke uiteenlopende regels gelden.

Het Parlement en de Commissie moeten de Raad interpelleren over deze kwestie teneinde de hele wetgeving uiteindelijk samenhangender te maken. Hoe het ook zij, mijn felicitaties aan mevrouw Buitenweg - ik ben bijzonder ingenomen met dit verslag.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Thorning-Schmidt (PSE). - (DA) De vertaling van de interventie van de vorige spreker was niet goed, omdat het veel te snel ging. Ik verzoek de volgende sprekers hun tempo aan te passen, opdat de tolken hen kunnen volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Ik heb de heer Sylla inderdaad verzocht trager te spreken. Het staat hem echter vrij mijn advies al dan niet te volgen. U hebt echter gelijk: het gevolg is dat zijn woorden niet in de andere talen zijn vertolkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Callanan (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Middeleeuwen beschuldigden boeven en bandieten oudere vrouwen er vaak van dat ze heksen waren. Zij gooiden hen in de dorpsvijver. Als de arme zielen verdronken, waren ze onschuldig, maar als ze in leven bleven, was dat een bewijs van hun schuld en werden ze op de brandstapel gezet. Het resultaat was in beide gevallen hetzelfde.

In de 20ste eeuw hadden wij iets soortgelijks tijdens de culturele revolutie in China. Rode Wachten beschuldigden intellectuelen ervan dat zij er bourgeoisopvattingen op nahielden. Als zij bekenden, waren ze schuldig - maar waren zij uiteraard nog te redden -, doch als ze de beschuldiging ontkenden, werden ze veroordeeld omdat ze hun schuld niet hadden bekend. In beide gevallen zien wij hoe gevaarlijk het is de bewijslast op de schouders van de beklaagde te leggen. In onze rechtsstelsels ligt de bewijslast terecht altijd bij de eiser en nooit bij de verweerder. In onze rechtsstelsels zijn wij er altijd van uitgegaan dat iemand onschuldig is tot zijn schuld is bewezen.

Nu, in het Europa van de 21ste eeuw, stellen wij voor van dit fundamentele rechtsprincipe af te stappen en in het voetspoor te treden van de middeleeuwse heksenvervolgers en de Chinese Rode Wachten. Wij stellen voor de bewijslast bij de beschuldigde te leggen. Er zijn zelfs amendementen ingediend om het voordeel van de twijfel bij de eiser in plaats van bij de beschuldigde te leggen.

Voorts rijst ook het probleem van de kwaadwillige aantijgingen. Die komen jammer genoeg steeds vaker voor en dwingen vele werkgevers tot grote uitgaven. Mijn eigen partij werd door een groot aantal aanhangers van links van racisme beschuldigd omdat ze zich over het probleem van de asielzoekers in het Verenigd Koninkrijk had uitgesproken.

(Interrupties)

Zelfs als een werkgever erin slaagt zich met succes tegen een ongerechtvaardigde klacht te verdedigen, dan nog zijn de verloren tijd en de spanning van een rechtszaak voor hem een zware last. Aangezien deze wetgeving de eiser bevoordeelt en politieke correctheid op dit ogenblik blijkbaar een obsessie is, zullen zelfs onschuldige werkgevers in veel gevallen hun zaak verliezen en worden gestraft en zullen zij bovendien de gerechtskosten moeten betalen en veel tijd verloren zien gaan.

Deze wetgeving is jammer genoeg een uitnodiging voor kwaadwillende herrieschoppers en dwarsliggers om ongerechtvaardigde klachten in te dienen, of daarmee te dreigen om een financiële vergoeding af te dwingen.

(Interrupties)

Een ander gevaar is dat werkgevers, uit vrees voor klachten van afgewezen kandidaten die tot een etnische minderheid behoren, die mensen liever helemaal niet in aanmerking zullen nemen. Dat zou rampspoedig en volkomen in strijd met de geest van de wetgeving zijn. Zoals dat in dit Parlement vaak het geval is, hebben wij de mogelijke averechtse gevolgen van deze richtlijn niet onderzocht.

Wij hebben deze richtlijn op Europees niveau niet nodig. De meeste lidstaten hebben al antidiscriminatiemaatregelen genomen die met hun eigen cultuur en situatie stroken.

Ik ben er trots op te mogen zeggen dat ik tegen elke vorm van discriminatie en racisme ben. Deze onredelijke en onrechtvaardige richtlijn zal Europa bij vele van mijn kiezers echter nog meer in diskrediet brengen. Ik kan u met genoegen zeggen dat ook de andere leden van mijn delegatie tegen de richtlijn zullen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ford (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil drie opmerkingen maken. In de eerste plaats feliciteer ik de rapporteur, de rapporteurs voor advies en de Commissie, in het bijzonder mevrouw Diamantopoulou, met deze richtlijn en dit verslag.

Wij wachten al lang op deze wetgeving. Ik was in 1986 voorzitter van de enquêtecommissie van het Europees Parlement over de opkomst van racisme en fascisme in Europa. Onze rapporteur, de heer Evregenis, stelde toen al wetgeving voor. Ikzelf was rapporteur voor de enquêtecommissie inzake racisme en vreemdelingenhaat in 1990, die daarop nogmaals aandrong.

Ons geduld wordt nu beloond. Wij hebben nu een richtlijn die concrete gevolgen zal hebben voor de 12 à 14 miljoen onderdanen van derde landen in de Europese Unie en de 4 miljoen zwarte Europeanen.

In de tweede plaats ben ik het met de richtlijn en het verslag volkomen eens, maar de Raad zal wel nog een aantal problemen moeten oplossen: ik denk aan de instelling van een vordering door derden, de definitie van het begrip indirecte discriminatie en, zoals de vorige spreker opmerkte, de bewijslast.

Voor de bewijslast moeten wij een werkbare oplossing vinden, want anders spelen wij de vorige spreker in de kaart. De beste basis daarvoor is de huidige wetgeving over de bewijslast, die inmiddels door 25 jaar rechtsspraak is ondersteund. Als geen cijfers beschikbaar zijn, kunnen wij met het advies van deskundigen volstaan.

In de derde en laatste plaats wil ik mijn collega's van de Fractie van de Europese Volkspartij waarschuwen. De meesten van hen betreuren oprecht dat zij door de parlementaire procedures te weinig tijd hadden om het verslag grondig te onderzoeken. Sommigen hebben echter minder edele motieven. Nu de heren Haider en Le Pen op de achtergrond toekijken en het Vlaams Blok en de Movimento Sociale Fiamma Tricolore racisme en vreemdelingenhaat prediken, mag de Fractie van de Europese Volkspartij, als ze technische bezwaren blijft maken, niet verbaasd zijn dat haar houding overkomt als een nauwelijks verhulde poging om deze voorstellen, die de grote meerderheid in Europa ondersteunt, tegen te houden. Wie bij de hond slaapt, krijgt ook zijn vlooien.

 
  
MPphoto
 
 

  Thors (ELDR). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, volgens The Economist heeft Europa tot het jaar 2015 13,5 miljoen immigranten nodig om alle projecten te kunnen verwezenlijken. Volgens The International Herald Tribune heeft Europa geen schijn van kans dat dit lukt. In de andere werelddelen weet men hoe het racisme in Europa oprukt en daarom krijgen andere continenten, zoals Amerika, de voorkeur.

Het wordt een gewoonte uitspraken te doen tegen racisme, omdat wij de onverdraagzaamheid en de vreemdelingenhaat willen bestrijden. Misschien voeren we deze strijd ook om onze eigen toekomst veilig te stellen. Degenen die beweren dat ze het ondernemerschap, ook dat in kleine ondernemingen, verdedigen, spreken tegen beter weten in als ze dit richtlijnvoorstel niet steunen.

Ik steun de meeste amendementen, maar over één punt maak ik mij zorgen. Het betreft amendement 29, waarin men stelt dat discriminatie op grond van etnische afstamming die zich uit in een verschillende behandeling op grond van godsdienst, overtuiging of nationaliteit als discriminatie in de zin van deze richtlijn beschouwd moet worden. Ik vrees dat dit amendement zijn eigen doel voorbijstreeft. In de Zweedse wetgeving inzake maatregelen tegen etnische discriminatie staat uitdrukkelijk dat met het begrip etnische oorsprong bedoeld wordt dat iemand deel uitmaakt van een groep personen van hetzelfde ras, met dezelfde huidskleur, van dezelfde nationale of etnische oorsprong of geloofsovertuiging. Wat wij als verruiming beschouwen dreigt in feite een beperking te zijn. Volgens de algemene interpretatie bepaalt ook de nationaliteit de etnische oorsprong. Ik zal tegen dit amendement stemmen, omdat het indruist tegen de opvatting die ik juist acht.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank mevrouw Buitenweg en de heer Howitt voor het vele werk dat zij aan dit verslag hebben besteed. Zij hebben daarmee zowel van hun persoonlijke als politieke inzet blijk gegeven. Zoals andere sprekers al hebben gezegd, is dit een ambitieuze richtlijn over het soort Europa dat wij tot stand willen brengen. Ze is rechtstreeks van belang voor het leven van vele mensen die in de Europese Unie wonen. Voor mijn Londens kiesdistrict, waar velen tot een etnische minderheidsgroep behoren en waar steeds meer kinderen uit ouders van verschillende rassen geboren worden, is dit een buitengewoon belangrijke richtlijn. Ze is nog belangrijker voor gebieden waar de mensen, omdat er geen niet-blanken wonen, ten onrechte denken dat wij geen antiracisme- of antidiscriminatiewetgeving nodig hebben, maar waar zij, omdat zij bang zijn voor wat onbekend of anders is, nog altijd stemmen voor partijen die een racistisch beleid of een beleid tegen asielzoekers voorstaan.

Ik ben ingenomen met deze richtlijn en ook met het feit dat de Raad vindt dat haast is geboden. Ik neem aan dat de Raad ook bereid zal zijn rekening te houden met wat het Parlement zegt. Hier in het Parlement roepen wij regelmatig andere landen en regeringen ertoe op de rechten van etnische minderheden te erkennen en de universele mensenrechten te eerbiedigen. Wij moeten ook onszelf de hoogste normen opleggen.

De toepassing van deze richtlijn wordt zeker geen gemakkelijke klus. Ik denk daarbij niet aan de stemmingen. De richtlijn dwingt ons ertoe het functioneren van al onze - ook oude en eerbiedwaardige - instellingen en onze eigen gewoonten door te lichten. Dat zal moeilijk en pijnlijk zijn. In Groot-Brittannië erkennen wij langzamerhand dat wij ons aan institutioneel racisme bezondigen en beginnen wij de fundamentele waarden van onze instellingen te onderzoeken. Dat kan alleen gebeuren als de mensen in die instellingen hun eigen opvattingen en handelingen onder de loep nemen. Daarom zijn de amendementen over opleiding, bewaking en uitvoering in deze richtlijn zo belangrijk.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Europa is sterk geworden. In de afgelopen vijftig jaar hebben wij geleerd bruggen te bouwen. Wij hebben intensief geijverd voor de sociale dialoog. Wij hebben geleerd met elkaar te praten, elkaar te begrijpen en de problemen bij de hoorns te vatten. Het sociaal partnerschap is een ideaal model waarin de partner in het middelpunt staat, waarin men op elkaar ingaat en elkaar helpt. Ook integratie en goed nabuurschap moeten wij koesteren. Wij moeten proberen stimulansen te geven en een voorbeeld te stellen. Mijns inziens is het geven van het goede voorbeeld heel belangrijk in deze gemeenschap van mensen.

Juist als Oostenrijker wil ik zeggen dat wij, een bevolking van 7 miljoen, in de afgelopen decennia een miljoen vluchtelingen hebben opgenomen. Wij zijn het land in Europa met het grootste aantal vluchtelingen per inwoner. Wij waren een reddingseiland in Europa en zijn dat nog steeds. Wij verzetten ons tegen geweld en extremisme, van links en van rechts.

Fascisme en nationaal-socialisme zijn nergens zo streng verboden als onder de Oostenrijkse wetgeving. Wij hebben een les geleerd uit het verleden en weten hoe wij ons moeten weren.

Nu gaat het om discriminatie. Ik spreek hier vooral voor het midden- en kleinbedrijf. Wij moeten erop toezien dat wij niet onnodig veel tijd van deze bedrijven in beslag nemen en hun succes op de helling zetten door ze te dwingen zich meer met het invullen van statistieken bezig te houden. Als ik bedrijven bezoek hoor ik vaak de klacht dat er zoveel bureaucratie is en zoveel formaliteiten in acht moeten worden genomen. Het opgeven van statistieken is natuurlijk vreselijk tijdrovend, en als daar dan nog inspecteurs bijkomen wordt het nog erger. Ik denk echter dat de meeste bedrijven zich goed en fatsoenlijk gedragen en dat de relatie tussen werkgever en werknemer in de regel heel goed is.

Daarom zal mijns inziens het schrappen van overheidsopdrachten provocatie in de hand werken. Ik moet hier dan ook ingaan op het belangrijkste vraagstuk: de omkering van de bewijslast. Als deze er komt, zullen daar gevolgen uit voortvloeien. Dan zal misbruik mogelijk worden en daartegen moet men zich beschermen. Men zal moeten zorgen voor sterkere bewijzen en beperking van de risico's, dat wil zeggen toezicht, video-opnamen, geluidsopname, enzovoort. In ieder geval zal men proberen zich zoveel mogelijk in te dekken, zodat men in geval van een aanval via de rechtbank over bewijzen beschikt. Ik zie hier een groot gevaar en dat moeten wij afwenden.

 
  
MPphoto
 
 

  Moraes (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dat dit een doeltreffende en belangrijke richtlijn is, blijkt uit het feit dat, hoewel de wetgeving over de relaties tussen de rassen in mijn eigen land op dit ogenblik grondig wordt herzien, de situatie nog verder kan worden verbeterd. Ik wilde in mijn betoog, zoals gebruikelijk, verschillende punten behandelen, maar nu ik sommige reacties in het Parlement heb gehoord zal ik het, meer uit droefheid dan omdat ik boos ben, over een andere boeg gooien.

Het Parlement moet zijn visie op artikel 13 herzien. Mevrouw Diamantopoulou merkte zeer terecht op dat het niet moeilijk is te zeggen dat men tegen racisme is. Doen alsof is gemakkelijk. Er zijn vele verschillende beweegredenen. De heer Sylla en ikzelf willen twee belangrijke dingen. In de eerste plaats moeten wij door middel van artikel 13 voor iedereen gelijke voorwaarden creëren. De verdeling van de bewijslast, de mogelijkheid voor organisaties om namens lastig gevallen of gediscrimineerde mensen een klacht in te dienen en al die andere maatregelen leveren de meeste mensen geen voordeel op. Ze bieden vaardige en getalenteerde mensen wel de gelegenheid hun talenten en vaardigheden te gebruiken om onze mogelijkheden te versterken teneinde in Europa welvaart te creëren, de cultuur en diversiteit te bevorderen en niet te dulden dat kleine en middelgrote ondernemingen of anderen worden benadeeld.

Wij moeten positief staan tegenover deze voorstellen. De Commissie en het Portugese voorzitterschap, velen van hen die aan dit verslag hebben bijgedragen, de vele collega's die hard aan hun adviezen hebben gewerkt, hebben immers gereageerd zoals wij: deze wetgeving gaat niet over slachtoffers maar is voor de EU-landen een verrijking. Vele van die EU-landen, die hier in het Parlement vertegenwoordigd zijn, kiezen niet voor hun eigen antiracismewetgeving omdat ze er gewoon geen hebben. Wij hebben wel wetten en kunnen die verbeteren. Dit is voor het Parlement een symbolische maar concrete gelegenheid om een historische uitspraak te doen en deze richtlijn aan te nemen tijdens een voorzitterschap dat ons heeft geholpen om eindelijk wetgeving op te stellen die het Parlement siert en waarop we later trots zullen zijn.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Thorning-Schmidt (PSE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het was moeilijk de vorige spreker te volgen, want hij sprak recht uit het hart. Ik doe dit ook, want ik steun de Commissie van harte, omdat ze dit voorstel zo snel voor elkaar heeft gekregen en artikel 13 zo goed heeft uitgewerkt. Ik wil ook de rapporteur feliciteren voor het degelijke werk. Ik ben natuurlijk voorstander van een snelle tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de lidstaten. Ik wil vier aspecten naar voren brengen die ik voor deze richtlijn interessant vind. Ten eerste het ruime toepassingsgebied, ten tweede het feit dat het voorstel zowel directe als indirecte discriminatie, waaronder pesterij, behandelt. Met betrekking tot de voorgestelde gedeelde bewijslast, weten wij uit ervaring dat dit op het gebied van de discrimatie van vrouwen grote voordelen biedt. Daarom zou het goed zijn de gedeelde bewijslast ook op dit gebied in te voeren. Tenslotte is het ook een voordeel dat dit een minimumrichtlijn betreft, zodat de lidstaten de mogelijkheid hebben verder te gaan indien ze dat nodig vinden. Het voorstel heeft echter ook een groot fundamenteel gebrek. Het gaat alleen over discriminatie op grond van ras of etnische oorsprong en laat de andere discriminatiegronden in artikel 13 buiten beschouwing. Op die manier schept de Commissie een hiërarchie van discriminatiegronden, wat indruist tegen de letter, zin en geest van artikel 13. Het zou interessant zijn te horen wat de Commissie ertoe bewogen heeft deze discriminatiehiërarchie op te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cashman (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank mevrouw Buitenweg en de heer Howitt voor hun voortreffelijke verslag en de Commissie voor haar voorstellen. Het is zaak dat wij gebruikmaken van de gelegenheid die de Commissievoorstellen ons in het kader van artikel 13 bieden. De tijd daarvoor is nu gekomen. De afgelopen jaren hebben wij in heel Europa een toename gezien van racistische criminaliteit, geweld, discriminatie en helaas ook politieke retoriek die op dat racisme inspeelt.

Nu het uitbreidingsproces op gang komt, is spoed vereist. Daarom is dit debat zo belangrijk. Het gaat om de vraag hoe wij Europa en onszelf als Europeanen zien. Europa is meer dan een handelsmacht. Europa is een groep van naties op basis van een aantal waarden en idealen die wij moeten integreren en versterken in alles wat wij doen.

Ik hoop dat wij dat ook in verband met de situatie van de minderheden zullen doen. Anders zal Europa ernstig in gebreke blijven en niet doen wat het kan. Daarom zijn deze richtlijn en artikel 13 zo belangrijk. Nu blijkt dat de lidstaten, het Parlement en de Commissie vastbesloten zijn alle discriminatie en racisme volledig uit te roeien. Deze richtlijn is niet volmaakt en beantwoordt niet aan al mijn verwachtingen, maar toch is ze het startschot voor de strijd tegen het racisme in Europa, in onze landen en regio's en vooral in onze plaatselijke gemeenschappen.

Ik hoop dat wij in dit Parlement ooit ook richtlijnen zullen bespreken om discriminatie op basis van een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid uit te roeien. Wat wij nu doen is goed, maar er wacht ons nog veel werk.

Als de situatie niet zo ernstig en triest was, zouden wij erom kunnen lachen dat een blanke Britse en mannelijke Tory uit de middenklasse hier een uiteenzetting houdt over discriminatie en de gevolgen daarvan.

(Applaus)

Discriminatie doodt en vergiftigt de ziel van hen die discrimineren of tot discriminatie aanzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Swiebel (PSE). - Mijnheer de Voorzitter, onze rapporteur, mevrouw Buitenweg, verdient een grote pluim op haar hoed voor haar uitstekende verslag en de bekwame wijze waarop zij het overleg en de onderhandelingen heeft geleid. Wij moeten dit verslag dan ook met gezwinde spoed aannemen.

Deze richtlijn maakt deel uit van een groter pakket ter uitwerking van artikel 13 van het EG-Verdrag. Het gaat dan niet alleen, anderen hebben het ook al gezegd, om de bestrijding van discriminatie op grond ras en etnische afstamming, maar ook op andere gronden.

Ik kan begrijpen waarom de Commissie ervoor gekozen heeft de bestrijding van rassendiscriminatie in een afzonderlijke ontwerprichtlijn op te nemen. Ik begrijp ook hoe het komt dat wij dit document hier nu met spoed gaan behandelen en hopelijk straks gaan aannemen.

Veel minder begrip kan ik opbrengen voor het feit dat deze ontwerprichtlijn tegen rassendiscriminatie op een breder maatschappelijk terrein van toepassing is en inhoudelijk sterkere rechtswaarborgen en controlemechanismen bevat dan de tweede ontwerprichtlijn die nu nog op de plank ligt en die beoogt de strijd aan te binden tegen andere discriminatievormen.

Tezamen met het tijdsverschil in behandeling brengt dit inhoudelijke verschil het risico met zich mee dat er hiërarchie in discriminatievormen ontstaat. Dat zou een verkeerde politieke boodschap zijn die in het bijzonder nadelig zou uitpakken voor de strijd tegen discriminatie op gronden zoals leeftijd, handicap en seksuele oriëntatie. Deze zogenaamde nieuwere onderwerpen verdienen juist meer aandacht in plaats van minder. Ik zou daarom graag zien dat de Commissie en de Raad willen toezeggen dat zij deze vorm van discriminatie tussen discriminatiegronden zullen willen elimineren.

Nog minder begrip kan ik opbrengen voor het feit dat discriminatie op grond van geslacht in het gehele pakket dat de Commissie in november gepresenteerd heeft buiten beschouwing wordt gelaten, alsof of de bestrijding daarvan allemaal pico bello geregeld zou zijn. Wellicht ten overvloede, dat is niet het geval. De bestaande Europese wetgeving inzake van gelijke behandeling van mannen en vrouwen heeft alleen betrekking op de sfeer van de arbeid en kent voorts een aantal lacunes die zeker wanneer wij het vergelijken met de richtlijn die wij vandaag bespreken ten aanzien van rassendiscriminatie, nodig gerepareerd moeten worden. De tijd schiet te kort om ze allemaal uit de doeken te doen, maar ik heb niet de indruk dat gebrek aan kennis bij de Commissie daarover het probleem is.

Ik hoop daarom dat de commissaris wil toezeggen dat zij deze exercitie met spoed zal aanvatten en ons snel voorstellen zal voorleggen waardoor de gelijke behandeling op grond van geslacht in en buiten de arbeid, vooral buiten de arbeid, op één lijn komt met de richtlijn die wij hier vandaag bespreken en hopelijk aannemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn allemaal tegen elke vorm van discriminatie en geweld. Toch vind ik het niet nodig en zelfs niet nuttig dat de bevoegdheid van de Europese Unie tot dat terrein wordt uitgebreid. Nieuwe wetten zullen de mensen in Europa niet veranderen. Wat wij nodig hebben is opvoeding, tijd en meer vertrouwen in de geest van samenwerking tussen de verschillende etnische gemeenschappen. In mijn fractie behoren twee leden van de conservatieve delegatie tot een etnische minderheid. Zij werken heel hard en, ondanks de opmerkingen van daarstraks vanuit andere fracties, zijn er trots op dat ze Britse conservatieven zijn. Zij zullen tegen deze maatregelen stemmen.

Het voorstel voor verlegging van de bewijslast, waar in deze ontwerprichtlijn voor wordt gepleit, is onrustbarend en buitensporig. In Groot-Brittannië wil de heer Straw dat, in geval van verkrachting, de beschuldigde man op basis van het getuigenis van een enkele persoon, de vrouw in kwestie, als schuldig wordt beschouwd tot zijn onschuld bewezen is. Dat is een uiterst gevaarlijk precedent en volkomen in strijd met een normale rechtsopvatting.

Uiteraard veroordelen ook wij racistische misdaden en geweld. Ik was hier niet aanwezig, maar meen te weten dat andere fracties daarstraks tijdens dit debat een aantal beschuldigingen hebben geformuleerd en naar bepaalde zaken hebben verwezen. Het strafrecht moet een bevoegdheid van de lidstaten blijven. In tegenstelling tot de sprekers die naar die zaken hebben verwezen, verzet ik mij tegen elke uitholling van de nationale soevereiniteit op het gebied van het strafrecht. Het strafrecht moet een bevoegdheid van de lidstaten blijven en die moeten zelf over hun rechtsstelsels kunnen beslissen. De Europese Unie heeft op dat gebied geen enkele bevoegdheid.

Hoe meer het woord racist lichtvaardig wordt gebruikt, hoe meer het zijn betekenis verliest en hoe meer het brede publiek het zal negeren. Ik roep alle afgevaardigden met enig gezond verstand ertoe op deze maatregelen te verwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt onmiddellijk na het actualiteitendebat plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid