Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Vrijdag 16 juni 2000 - Straatsburg Uitgave PB

3. Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EWDD)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het gecombineerd debat over de volgende verslagen:

- A5-0147/2000 van de heer Sousa Pinto, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een verordening van de Raad ter aanvulling van Verordening (EEG) nr. 302/93 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EWDD) (COM(1999) 430 - C5-0304/1999 - 1999/0187(CNS));

- A5-0157/2000 van de heer Turco, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de deelneming van Noorwegen aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (COM(1999) 496 - C5-0054/2000 - 1999/0203(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Sousa Pinto (PSE), rapporteur. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, het verslag heeft tot doel wijzigingen aan te brengen in verordening (EEG) nr. 302/93 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving waarin tevens de werkzaamheden van dit centrum worden vastgesteld. Sinds 1993 is de kennis van het drugsfenomeen in al zijn aspecten op het grondgebied van de Europese Unie aanzienlijk toegenomen dankzij de beslissende bijdrage van het Waarnemingscentrum.

Met het oog op de aanstaande uitbreiding van de Unie heeft de Commissie terecht geconcludeerd dat voor het Waarnemingscentrum in het kader van de pretoetredingsstrategie een belangrijke rol is weggelegd naar de kandidaat-landen toe. Het komt er derhalve op aan de nodige voorbereidselen te treffen om deze landen bij de activiteiten van het Waarnemingscentrum te betrekken. Daartoe dienen onder meer de nodige voorwaarden te worden gecreëerd om structurele banden met het REITOX-netwerk tot stand te brengen dat de door de verschillende lidstaten terzake verstrekte informatie verzamelt en statistisch verwerkt.

Om precies te zijn is het de bedoeling dat de door het PHARE-programma gefinancierde projecten op het gebied van drugsinformatiesystemen rechtstreeks aan het Waarnemingscentrum worden toevertrouwd. Het lijdt geen twijfel dat de inhoud van dit verslag, dat het standpunt van het Europees Parlement beoogt uiteen te zetten, verder gaat dan de voorstellen van de Commissie. Wij mogen niet vergeten dat wij sinds 1993, de oprichtingsdatum van het Waarnemingscentrum, op geen enkel moment de gelegenheid hebben gehad de desbetreffende verordening te herzien aan de hand van een evaluatie van de toepassing van de beschikbare instrumenten en de uitvoering van het toegekende mandaat. Wij hebben evenmin de kans gekregen eventuele aanpassingen door te voeren. Ondertussen beschikken wij over nieuwe gegevens ten gevolge van de opgedane ervaring, het zogenaamde "onafhankelijke evaluatieverslag" dat in maart van dit jaar is bekendgemaakt en de evolutie van de Unie zelf, het acquis communautaire en de uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd.

Het onderhavige verslag vertrekt van het principe dat het Parlement deze nieuwe ontwikkelingen niet aan zich voorbij mag laten gaan nu het de unieke kans krijgt een standpunt te formuleren. Ofschoon de in dit verslag voorgestelde wijzigingen van de verordening verder reiken dan de strikt noodzakelijke veranderingen die voor de aanpassing van het Waarnemingscentrum aan de eisen van de uitbreiding noodzakelijk zijn, moeten zij hoe dan ook worden aangebracht willen wij er zeker van zijn dat het Waarnemingscentrum zijn taak naar behoren volbrengt, zelfs in het kader van de huidige Unie.

In overeenstemming hiermee acht de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken het onontbeerlijk dat het Waarnemingscentrum de bevoegdheid krijgt toegewezen om de activiteiten van de landen en van de Unie op het gebied van drugs en drugsverslaving te evalueren. Dit betekent niet dat aan een gespecialiseerd agentschap politieke evaluatiefuncties worden toegekend die onverenigbaar zijn met de aard van het agentschap. Het komt er daarentegen op aan de kwaliteit van de instrumenten voor de politieke besluitvorming te verbeteren. Politieke besluitvorming in een ander hoofdkwartier door daartoe bevoegde personen. Het is tevens van fundamenteel belang dat aan de publieke opinie nauwkeurige en objectieve informatie wordt verstrekt die tot een beter algemeen begrip van dit uiterst gevoelige thema leidt. Het is niet de bedoeling dat het Waarnemingscentrum louter als postbus dienst doet waarin de lidstaten een beschrijving van hun nationale stand van zaken kunnen deponeren. Dit laatste doen ze trouwens sowieso al niet altijd op de beste manier en binnen de afgesproken termijn.

De verschillende landen hebben de plicht om naar behoren met het Waarnemingscentrum samen te werken, met inachtneming van het tijdschema. Het Waarnemingscentrum moet van zijn kant de informatie samenbrengen en statistisch verwerken, waarbij speciale aandacht aan de vergelijkbaarheid van de gegevens moet worden besteed. Het moet de ingewonnen informatie tevens analyseren op basis van de opgedane ervaring en de technische vaardigheden van zijn deskundigen. Zodoende zal eenieder uit de ervaring van de verschillende landen op het gebied van de drugsbestrijding profijt kunnen trekken en zullen de terzake bevoegde politici over een waardevol instrument beschikken dat hun beslissingen technisch ondersteunt. Ons inziens mag dit Europees agentschap niet worden onderbenut. De complexe problemen die zich vandaag de dag op het gebied van de drugs en de drugsverslaving voordoen, vereisen meer dan ooit dat het Europese Waarnemingscentrum voor drugs en zijn deskundigenadvies naar waarde worden geschat.

 
  
MPphoto
 
 

  Turco (TDI), rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, artikel 13 van de verordening houdende oprichting van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving voorziet in de mogelijkheid dat derde landen die de belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten delen aan de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum deelnemen. Nadat Noorwegen een verzoek tot deelname heeft ingediend, heeft de Commissie het Europees Parlement een ontwerpovereenkomst tussen het Waarnemingscentrum en Noorwegen voorgelegd, waarbij Noorwegen gemachtigd wordt aan het REITOX-netwerk deel te nemen en zich in de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum en in het wetenschappelijk comité te doen vertegenwoordigen.

De Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, heeft terzake 8 amendementen goedgekeurd waarmee een positief advies wordt uitgebracht, zij het onder bepaalde voorwaarden. Ons advies is vooral bepaald door het evaluatieverslag over de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum dat de Europese Commissie door een onafhankelijk extern adviesbureau heeft laten opstellen.

Uit deze externe evaluatie blijkt dat er binnen het Waarnemingscentrum een gebrek aan coördinatie en communicatie tussen de verschillende afdelingen bestaat, terwijl de besluitvorming bovenmatig is gecentraliseerd. Het REITOX-netwerk blijkt geen echt netwerk te zijn; de nationale centra worden onvoldoende benut, terwijl ze veel meer aan het werk van het Waarnemingscentrum zouden kunnen bijdragen. De rol van het wetenschappelijk comité is nog niet erg duidelijk, en het speelt geen centrale rol in het programma. De raad van bestuur blijkt zijn doelstellingen niet doelmatig te verwezenlijken en plant zijn werkzaamheden nauwelijks. Op de vergaderingen van de raad is bovendien geen ruimte voor werkelijke discussies over de strategie van het centrum. Er bestaat ook geen strategie voor de verspreiding van de door het Waarnemingscentrum vervaardigde materiaal, zodat slechts een klein deel van de verzamelde informatie wordt gepubliceerd en verspreid. Wat de planning van de werkzaamheden betreft, blijkt dat de directeur en de afdelingshoofden zich onvoldoende van hun coördinerende managementtaken kwijten. Voorts zijn de administratieve procedures te zwaar en ongeschikt voor een zo kleine organisatie. Er zijn dan ook duidelijke problemen met de administratie en het beheer, met de planning, evaluatie en ontwikkeling van de werkzaamheden, en met de aanwervings- en opleidingscapaciteit. Tenslotte moet de balans op een andere manier worden opgesteld, zodat de werkelijke operationele kosten kunnen worden achterhaald. Een te groot gedeelte van het personeel en de beschikbare middelen wordt nu louter voor het beheer van het Waarnemingscentrum gebruikt.

Tot zover de evaluatie die in opdracht van de Europese Commissie door een onafhankelijk extern adviesbureau is uitgevoerd. Aan de hand van dit oordeel moeten wij nu besluiten of Noorwegen al dan niet mag deelnemen aan de werkzaamheden, die - het zij gezegd - allerminst met het mandaat of de werkelijke mogelijkheden van het Waarnemingscentrum overeenkomen. Desondanks heeft onze commissie unaniem besloten dat de ontwerpovereenkomst tussen Noorwegen en het Waarnemingscentrum een goede gelegenheid biedt om nog eens te benadrukken dat de verordening over het Waarnemingscentrum diepgaand moeten worden herzien om de doelmatigheid en de betrouwbaarheid van het centrum te garanderen. Een dergelijke herziening kan mede worden gekoppeld aan het voorstel voor een verordening van de Raad ter aanpassing van de oprichtingsverordening van het Waarnemingscentrum, bedoeld om de deelname van kandidaat-lidstaten aan de werkzaamheden van het centrum mogelijk te maken.

Ik verwacht een concreet antwoord van de Commissie op de amendementen die de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken heeft goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Coelho (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega's, ik wens beide rapporteurs voor hun bijdrage te complimenteren, aangezien zij hiermee een belangrijke stap voorwaarts hebben gezet in de strijd tegen deze alomtegenwoordige plaag: het drugsprobleem. Ons inziens is het drugsprobleem een kwaad dat hoe dan ook moet worden bestreden, hetzij door de drugshandel aan te pakken, hetzij door doelmatige inspanningen op het gebied van preventie, behandeling en reïntegratie te leveren.

Zoals in het onlangs verschenen evaluatieverslag over de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving wordt onderstreept, heeft dit agentschap een belangrijke bijdrage geleverd aan het Europese drugsbeleid, temeer daar het de bestaande leemten op het gebied van de informatie en de kennis heeft ingevuld. In ditzelfde verslag wordt geconcludeerd dat het Waarnemingscentrum sinds zijn oprichting een indrukwekkend aantal activiteiten ten uitvoer heeft gelegd die de Europese drugsbestrijding een meerwaarde geven.

Het bestaan van dit agentschap heeft ertoe bijgedragen dat de kwesties die uit het drugsprobleem voortvloeiden op de politieke agenda zijn blijven staan en dat de Europese Unie en haar lidstaten in het internationale drugsdebat een grotere zichtbaarheid en meer geloofwaardigheid genieten. De werkzaamheden op het gebied van de synthetische drugs munten uit door hun efficiëntie en doelmatigheid. Momenteel blijft het drugsgebruik immers niet beperkt tot de traditionele producten. Wij stellen met bezorgdheid de opkomst van nieuwe markten voor synthetische drugs vast. Deze zijn gemakkelijker te produceren en goedkoper. Bovendien leveren ze meer winst op voor de drugshandelaars en hebben ze meer schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de gebruiker.

Het Waarnemingscentrum voert zijn taak op het gebied van de informatieverlening overeenkomstig de in de verordening vervatte bepalingen uit. De informatie is bedoeld om de Gemeenschap en haar lidstaten te helpen zich een algemeen beeld van de situatie betreffende de drugsproblematiek te vormen, zodat zij in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden maatregelen kunnen treffen of acties kunnen ondernemen. Hieruit blijkt dat voor het Waarnemingscentrum een fundamentele rol is weggelegd als instrument voor de ondersteuning van het besluitvormingsproces.

Het verslag maakt ons er echter tevens op attent dat de werking van het agentschap bij tijd en wijle te wensen overlaat en dat de oprichting van een reeks structuren die voor de goede werking van het Waarnemingscentrum onontbeerlijk zijn enige vertraging heeft opgelopen. Wij gaan er dan ook van uit dat in naam van de doeltreffendheid geijverd moet worden voor de opwaardering en verbetering van dit instrument in plaats van de verbreiding van activiteiten te bevorderen die de fundamentele doelstellingen van het agentschap verraden. Daarom zal de EVP, in navolging van de grondgedachten van de twee verslagen die wij hier vandaag bespreken en zullen aannemen, niet nalaten bij de stemming duidelijk te laten blijken dat zij niet akkoord gaat met de voorstellen die in onze ogen niet aan de genoemde doelstellingen bijdragen. De uitbreiding van de Europese Unie met nieuwe landen is voor de Unie een dwingende noodzaak. Naar aanleiding hiervan zullen wij landen met sterk uiteenlopende politieke culturen en vaak jonge, nauwelijks geconsolideerde constituties en structuren in ons midden opnemen. Ook voor deze landen, en met name voor degene onder hen die hun best doen om het drugsprobleem uit te roeien, is het optreden van het Waarnemingscentrum onontbeerlijk.

De pretoetredingsstrategie voorziet in de mogelijkheid dat de kandidaat-landen deel uitmaken van bepaalde agentschappen - waaronder het Waarnemingscentrum - nog voor zij als volwaardig lid tot de Europese Unie zijn toegetreden. De integratie van Noorwegen - dat hierom uitdrukkelijk heeft verzocht - in het Waarnemingscentrum verheugt ons ten zeerste, vooral vanwege de bijzonder nauwe culturele, sociale en handelsbetrekkingen die tussen de Europese Unie en Noorwegen een historische band tot stand hebben gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Ghilardotti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag van de heer Turco wordt de aanbeveling gedaan de ontwerpovereenkomst tussen de Unie en het Koninkrijk Noorwegen aan te nemen, waardoor dit land in staat wordt gesteld aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugverslaving deel te nemen. Dit verslag is door de commissie vrijheden en rechten van de burger lang en breed behandeld, en uiteindelijk eenstemmig goedgekeurd. De rapporteur verwees al naar de door de commissie opgestelde amendementen die in het wetgevingsvoorstel zijn opgenomen. Ze zijn bedoeld om deze overeenkomst met Noorwegen te benutten om het werk van het Waarnemingscentrum een nieuwe impuls te geven. De commissie heeft in het bijzonder rekening gehouden met het jaarverslag over 1999 van het Waarnemingscentrum en de moeilijkheden die daaruit blijken, en met de resultaten van de interinstitutionele conferentie over drugs die eind februari van dit jaar in Brussel werd gehouden. Uit deze bronnen is gebleken dat het werk van het centrum tot dusverre zekere beperkingen vertoont, die ook een negatieve uitstraling hebben op de activiteit die de Europese Unie op dit gebied ontplooit. Deze beperkingen zijn te wijten aan de ongelijksoortigheid van de gegevens die worden verzameld door de nationale centra waarmee het Waarnemingscentrum is verbonden. Het is moeilijk uit dergelijke gegevens informatie te halen die kan worden gebruikt om drugsmisbruik te voorkomen, de schade ervan te beperken of de handel te bestrijden.

De amendementen, ook degene die de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum betreffen, zijn daarom bedoeld om ervoor te zorgen dat het centrum de juiste methode gebruikt om gegevens te verzamelen, en de verkregen gegevens interpreteert aan de hand van uniforme criteria die bruikbare aanwijzingen aangaande de doeltreffendheid van het nationale drugsbeleid van de lidstaten opleveren. Veel leden van de commissie rechten en vrijheden van de burger zijn overigens van mening dat zowel de jaarverslagen van het Waarnemingscentrum als de verslagen die het Parlement zelf opstelt en aanneemt te weinig rekening houden met de resultaten die in diverse landen met een verschillend drugsbestrijdingsbeleid zijn behaald. De Unie moet in staat zijn haar eigen beleid te bepalen en aanbevelingen aan de regeringen van de lidstaten te doen op basis van een beoordeling van de daar gevolgde strategieën die niet, zoals nu, oppervlakkig en maar al te vaak uitsluitend moralistisch van aard is. Dat geldt vooral met betrekking tot de preventie en de beperking van de schade van drugsgebruik, en de veiligheid van de gebruikers tegenover het voortdurend opduiken van nieuwe synthetische drugs.

Wij denken dat deze overeenkomst inzake de deelname van Noorwegen aan de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum – en hopelijk zullen er meer landen volgen – een uitmuntende gelegenheid is om dit technisch-wetenschappelijke orgaan een nieuwe start te geven. Het Waarnemingscentrum dient een steeds belangrijker referentiepunt te worden voor het Europees beleid inzake de strijd tegen de illegale handel en verkoop van drugs die schadelijk zijn voor de gezondheid van onze bevolking.

 
  
MPphoto
 
 

  Beysen (ELDR). - Voorzitter, nadat we eerder deze week een emotioneel debat hebben gevoerd over tabak, dienen wij nu de nodige stappen te zetten om het drugsbeleid in de Unie adequater uit te voeren. De aandacht voor de strijd tegen de drugs moet absolute voorrang krijgen. Vorige week werd ik in mijn onmiddellijke omgeving geconfronteerd met de vaststelling dat één op drie jongeren die gecontroleerd werden tijdens het weekend, drugs gebruiken. Onthutsend!

Beleidsverantwoordelijken op elk niveau dienen dan ook veel alerter op te treden. De rol die de Europese Unie daarin heeft te vervullen, is inzonderheid harmonisatie te bewerkstelligen. Men dient onverwijld daartoe nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Initiatieven die gekenmerkt moeten zijn door daadkracht. Men mag zich niet vergenoegen met maatregelen op papier. Waar ik het in dit verslag moeilijk mee heb, is dat de Commissie slechts om de drie jaar een verslag dient voor te leggen over de verwezenlijkingen van het Waarnemingscentrum, alsmede over eventuele aanpassing of uitbreiding van de taken. Dit is mijns inziens een veel te lange periode. Men moet continu kunnen bijsturen. Wil men iets bereiken, dan dient men korter op de bal te spelen.

Het drugsbeleid kan alleen doeltreffend zijn indien men het Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving een essentiële rol laat spelen. Het volstaat inderdaad niet dat het Waarnemingscentrum een zuivere databank is en ik sluit me graag aan bij de rapporteur wanneer hij stelt dat het zeker niet de bedoeling mag zijn van de communautaire besluitvormers de opdracht van het Waarnemingscentrum dermate te beperken dat het een gegevensbank wordt zonder enige kritische dimensie.

 
  
MPphoto
 
 

  Boumediene-Thiery (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, op een moment dat iedereen de mond vol heeft van uitdrukkingen als "de Europese Unie dichter bij de burger brengen" en "goed bestuur", is het verbazingwekkend dat het onderzoek naar het functioneren en de wetenschappelijke inbreng van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving vrijwel geen resultaten heeft opgeleverd. Net als de talrijke andere waarnemingscentra, die opgericht om onze onderlinge verschillen te verbloemen, heeft ook dit Waarnemingscentrum, in de vijf jaar van zijn bestaan, niets gepresteerd dat de miljoenen euro's die het jaarlijks ontvangt rechtvaardigt. Als we de bedragen die aan het Waarnemingscentrum worden toegekend, vergelijken met de middelen waarover de nationale instellingen beschikken, dan zouden wij een aantal diepgaande onderzoeken mogen verwachten, waarmee, zoals de doelstelling in artikel 2 luidt, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie zou kunnen worden verkregen over het verschijnsel drugs en drugsverslaving.

Het Waarnemingscentrum zou in staat moeten zijn om uniforme definities en indicatoren te formuleren, zodat een evaluatie kan plaatsvinden van de verschillende beleidsvormen van de lidstaten op het gebied van drugsbestrijding, zowel met betrekking tot de sociaal-economische en gezondheidsaspecten als met betrekking tot de openbare orde. Bijvoorbeeld, wanneer weten wij nu eindelijk waartoe het prohibitionistische beleid van Frankrijk of de reglementering van Nederland heeft geleid?

Uit de onafhankelijke evaluatie van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, waarvan de conclusies in maart 2000 openbaar zijn gemaakt, blijkt ondubbelzinnig dat zowel de raad van bestuur als het REITOX-netwerk, dat gegevens over drugs en drugsverslaving verzamelt, bijzonder slecht functioneren.

De doelstelling van de onderhavige verslagen is de uitbreiding van het Waarnemingscentrum met Noorwegen en de dertien kandidaat-lidstaten. Over dit punt kunnen wij het alleen maar eens zijn, maar zou het niet beter zijn deze instelling eerst te hervormen, zodat zij eindelijk ergens toe dient? Nieuwe leden toelaten is prima, maar met welk vooruitzicht? De afgang van de afgelopen jaren op nog grotere schaal voortzetten? Nog dikkere, fraaiere jaarverslagen uitbrengen, die geen enkel nut hebben? Het wordt tijd dat de Europese Unie zich realiseert dat duizenden mensen, ver van het prachtige gebouw van het Waarnemingscentrum in Lissabon, direct te maken hebben met de sociale en gezondheidsproblemen die het gevolg zijn van drugsverslaving. Wij vragen het Waarnemingscentrum niet om deze problemen aan te pakken; wij willen alleen maar dat ze in kaart worden gebracht.

Zowel overheidsinstellingen als organisaties hebben in Europa honderden verschillende initiatieven ontplooid met het doel drugs en drugsverslaving te bestrijden of juist de risico's ervan te beperken. Waar wacht het Waarnemingscentrum op om deze initiatieven te evalueren? Waarom zijn de lidstaten zo terughoudend om aan deze evaluatie mee te werken? Zijn ze bang dat er met de resultaten politiek gezien weinig eer te behalen valt?

Ik sluit mij dan ook aan bij de rapporteur, wanneer hij pleit voor een daadwerkelijke hervorming van het Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving, zowel wat betreft het functioneren als wat betreft de uitbreiding van bevoegdheden ervan. Dit vormt trouwens een noodzakelijke voorwaarde voor het toelaten van nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  González Álvarez (GUE/NGL).(ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals andere collega’s al gezegd hebben, maken de rapporteurs gebruik van deze wijziging van de verordening om zo de deelname van Noorwegen aan het Waarnemingscentrum mogelijk te maken. In alle amendementen brengen zij het actieprogramma, de resoluties van het Parlement en het jaarverslag van het Waarnemingscentrum onder de aandacht. Ook trachten zij te bewerkstelligen dat er nieuwe impulsen worden gegeven aan de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum, dat de manier van werken van de raad van bestuur wordt gewijzigd en ook – hetgeen zeker niet vergeten moet worden - dat de lidstaten op de juiste wijze gaan samenwerken met het Waarnemingscentrum.

Ik denk dat iedereen verantwoordelijk is: het Waarnemingscentrum, onze eigen instellingen en ook de lidstaten. De werkzaamheden van het Waarnemingscentrum kunnen alleen verbeterd worden als de door de lidstaten aangedragen gegevens en de normen van het Waarnemingscentrum zelf steeds strenger en betrouwbaarder worden. Is dat niet het geval, dan zal het onmogelijk zijn paal en perk te stellen aan een kwaad dat vooral de jongeren in Europa treft.

Ik ben ook van mening dat wij, wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid tot wijziging van de verordening waardoor de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum een nieuwe impuls krijgen, grote moeilijkheden zullen ondervinden wanneer wij kandidaat-landen aan deze werkzaamheden willen laten deelnemen. Dit lijkt mij een van de belangrijkste kwesties in de nabije toekomst. Daarom zijn wij het volledig eens met de rapporteur. Ik denk dat dit een verslag is dat met algemene stemmen zal worden aangenomen. Wij, als instellingen, dienen onze verantwoordelijkheden te nemen en van de lidstaten te eisen dat zij samenwerken om een doeltreffend en duidelijk werk af te leveren op basis van betrouwbare gegevens en bovendien op basis van concrete voorstellen voor maatregelen op een gebied dat vooral onze jongeren treft en dat strenger en met meer enthousiasme aangepakt dient te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Cappato (TDI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, wij behandelen hier twee voorstellen die, met name in verband met onze betrekkingen met de kandidaat-lidstaten en Noorwegen, op de gedeeltelijke herziening van de procedures en de werkwijze van het Waarnemingscentrum voor drugs in Lissabon ingaan. Hoewel deze voorstellen geen punten bevatten die voor het Waarnemingscentrum van revolutionaire betekenis zijn, bieden ze ons wel de gelegenheid tot een discussie over de rol en het nut van het centrum vanuit een gezichtspunt dat overeenstemt met onze functie. Dat wil zeggen dat wij politieke indicaties en evaluaties geven, maar ook dat wij op drugsgebied beslissingen en initiatieven nemen, ook al zijn de bevoegdheden van de Europese Unie op dit punt uiterst beperkt.

Ik denk dat wij een dergelijke discussie alleen op basis van het oordeel van een onafhankelijk organisme mogen voeren. Veel sprekers, en met name rapporteur Turco, hebben benadrukt dat voor iemand die politieke besluiten moet nemen de bijdrage van het Waarnemingscentrum in veel opzichten - strategisch en operationeel, en doordat de wetenschappelijke gegevens nauwelijks bruikbaar zijn - absoluut tekort schiet.

Ik denk dat de Commissie wat dit betreft haar verantwoordelijkheid moet nemen en zo spoedig mogelijk een hervormingsvoorstel bij het Parlement moet indienen. Wij kunnen immers niet jaar na jaar vaststellen dat het Waarnemingscentrum misschien niet nutteloos, maar toch van weinig nut is voor de politieke besluitvorming, en vervolgens onze toespraak opbergen om hem volgend jaar weer te herhalen. De Commissie moet het Parlement dus een voorstel ter herziening van de procedures voorleggen. Die heten immers bureaucratisch en log te zijn, en vooral het wetenschappelijk functioneren van het Waarnemingscentrum te belemmeren.

Een ander belangrijk punt is dat het Waarnemingscentrum en de Commissie ons ieder jaar komen vertellen dat er problemen zijn met de vergelijkbaarheid van de gegevens doordat de criteria voor het verzamelen van de gegevens uiteenlopen. Dit probleem vraagt om een politieke oplossing. De Commissie moet onderhand eens een voorstel doen over de mogelijkheden tot harmonisatie van de wijze waarop de gegevens worden verzameld, anders heeft het allemaal geen zin. Het Waarnemingscentrum heeft hier zelf de bevoegdheid niet voor, maar dient de Commissie wel aanwijzingen te geven omtrent de harmonisatie van de gegevens. De Commissie moet vervolgens een voorstel doen voor wetgeving terzake - een richtlijn misschien -, want dit is een politiek probleem.

Begin jaren ’90 ontstond er in Italië een enorm schandaal toen bekend werd dat de Ministeries van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid criteria toepasten waarmee het werkelijke aantal sterfgevallen ten gevolge van overdoses werd verhuld. Het is voor politici en voor de regering natuurlijk minder pijnlijk te zeggen dat een jongere op straat aan een hartinfarct is gestorven dan te moeten toegeven dat hij aan een overdosis, en dus mede ten gevolge van het gevoerde beleid is bezweken.

Het gegevensprobleem is dus een politiek probleem, dat langs politieke weg moet worden aangepakt op basis van voorstellen van de Commissie, waarover dit Parlement dan wellicht zal moeten beslissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Blokland (EDD). - Mijnheer de Voorzitter, voor ons ligt een eenvoudig wijzigingsvoorstel van de Europese Commissie. Hiermee wordt het Waarnemingscentrum in staat gesteld om technische steun te verlenen aan de Midden- en Oost-Europese kandidaat-lidstaten bij het opzetten van drugsinformatiesystemen. In het verslag-Souso Pinto worden vervolgens amendementen voorgesteld met betrekking tot het functioneren van de Raad van Bestuur en het REITOX systeem. Dit naar aanleiding van het recente evaluatieverslag van het EWDD. Alhoewel deze amendementen volledig buiten de orde van het onderwerp om gaan en het de vraag is of dergelijke praktijken de verhouding met de Commissie en de Raad ten goede komen, heb ik in dit geval wel enige sympathie voor deze zet van de rapporteur. Zo’n kans moet gebruikt worden. Helaas schieten zijn amendementen op een aantal punten ver door.

Met de toevoeging van Turkije aan de lijst van kandidaat-lidstaten die in aanmerking komen voor steun van het EWDD, heb ik moeite. Aangezien Turkije nu eenmaal kandidaat-lid is geworden van de Unie, kan men stellen dat het redelijk is om dit land deze mogelijkheid te bieden. Maar juist vanwege de specifieke, politiek gekleurde drugsproblematiek aldaar en het feit dat de kandidatuur van Turkije nog erg pril is, zal dit voor het EWDD geen makkelijke klus zijn.

Ten slotte ben ik er tegen om de evaluatie van gegevens expliciet op te dragen aan het EWDD. Volgens het verslag zou het anders een gegevensbank zonder kritische dimensie worden. Maar evaluatie van gegevens mondt vaak uit in politieke stellingname en dat is nu bij uitstek juist niet de taak, noch het doel van het EWDD. Het zijn daarentegen de bevoegde politieke organen die op basis van objectieve gegevens van het waarnemingscentrum stelling moeten nemen en beleid moeten maken.

Bovendien, gezien de problemen die naar voren kwamen in het evaluatieverslag van het EWDD en de taakuitbreiding die via deze verordening plaats zal vinden, mogen we heel blij zijn als we allereerst een goed draaiende informatiebank tot stand weten te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Banotti (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als een van de langstzittende leden van dit Parlement herinner ik mij de eerste commissie voor onderzoek naar drugs in de Gemeenschap, waarvan ik lid was. Ik herinner me ook nog andere instellingen van de Gemeenschap. Wij hebben door de jaren heen diverse semi-Europese instellingen in verschillende lidstaten opgericht. Sommige van deze zijn uitgegroeid tot zeer effectieve instellingen. Maar wanneer dat niet het geval is, worden deze instellingen zwak, verrot en totaal nutteloos - weer zo'n dure semi-overheidsinstelling die in feite nauwelijks wat oplevert.

Het is gepast dat wij op dit moment het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving evalueren. Ik ben bang dat wij allemaal hier in het Parlement maar al te vaak de neiging hebben om, als we niets concreters kunnen doen, weer een instelling op te richten. Dat geeft ons een goed gevoel, maar brengt in feite geen verandering. Daarom is het goed om op dit moment naar het werk van het waarnemingscentrum in Lissabon te kijken. Wij moeten dit centrum pas stopzetten als we zeker weten dat het niet effectief is. Maar we moeten wel aanvaarden dat geen van de EU-landen op de proppen zal komen met een geharmoniseerde aanpak van het dramatische verschijnsel van de toenemende drugsverslaving en de moorden, sterfgevallen en alles wat met deze vreselijke handel te maken heeft.

Ik neem deze gelegenheid waar om mijn beste collega's van alle partijen in Nederland te zeggen: het door jullie gevoerde beleid lijkt wel een strooppot geworden waar criminelen uit veel van de kandidaat-lidstaten als vliegen op afkomen. Alleen al in de afgelopen maand hebben vijf jonge Ierse drugsdealers zich in Nederland gevestigd - en ik geef toe dat zij dit niet hadden moeten doen - omdat het hen daar gemakkelijker wordt gemaakt. Zij zijn allen op afschuwelijke wijze vermoord door mensen uit een paar van de kandidaat-lidstaten van de Gemeenschap. Dus het is belangrijk dat wij hen bij het werk van het Waarnemingscentrum betrekken. Het is van groot belang dat we het beleid van Turkije, een kandidaat-lidstaat, met betrekking tot de drugsaanvoer en de criminele activiteiten die daarmee gepaard gaan, goed onder de loep nemen. Het Waarnemingscentrum in Lissabon kan niet effectief werken zonder nauwe betrekkingen met Europol in Den Haag.

Ik zou graag beide rapporteurs bedanken. Zij hebben gedegen en serieus werk geleverd. Zij hebben zeer serieuze vragen gesteld. Er is geopperd dat drie jaar een te lange tussenperiode is voor de evaluaties. Ik zou graag volgend jaar nog een debat hierover willen hebben om echt te kunnen vaststellen hoe effectief het Waarnemingscentrum is en hoe efficiënt het aanzienlijke budget voor dit werk wordt gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Evans, Robert J.E. (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Turco en mijn collega de heer Sousa Pinto bedanken voor hun belangwekkende verslagen, die een beschrijving geven van de belangrijkste werkzaamheden van de agentschappen door middel van hun onderzoeken naar de feitelijke werking van drugs, het effect ervan en hun invloed op de samenleving. Tevens wordt beschreven welke hulpverlening geboden kan worden en welke verbeteringen kunnen worden aangebracht. Dit is vooral belangrijk en van betekenis als we kijken naar de hele kwestie van de uitbreiding.

Een eerdere spreker heeft op welsprekende wijze de negatieve kanten van drugs belicht en de heer Beysen verwees naar de stemming over tabak die een paar dagen geleden plaatsvond. Maar ik bespeur hier wel enige hypocrisie, want de helft van het Parlement stemde tegen strengere maatregelen inzake tabaksreclame en - ik kies mijn woorden met zorg - en er zijn veel leden in dit Parlement die regelmatig, in verschillende mate, alcohol nuttigen, wat toch een zeer sterke drug is. Ik ben geen geheelonthouder en ik wil hier niet schijnheilig over doen, maar we moeten wel realistisch zijn over de bestaande situatie in Europa. Dat moet ons uitgangspunt vormen.

We moeten ook realistisch zijn over wat wij willen van het centrum. Ik ben het niet eens met een aantal opmerkingen van mevrouw Boumediene-Thiery en de heer Cappato over het centrum zoals dat momenteel functioneert. Het werk van het Waarnemingscentrum in Lissabon kan alleen maar effectief zijn als de lidstaten hun volledige medewerking verlenen. Zoals mevrouw Banotti zojuist al zei, moeten de agentschappen erbij worden betrokken. Het centrum in Lissabon moet beschikken over betrouwbare, nauwkeurige informatie en moet alle verschillende agentschappen in zo veel mogelijk landen kunnen begeleiden en bij zijn werk betrekken.

De heer Blokland zei dat we Turkije erbuiten moeten laten. Met het oog op de drugskwestie in zijn geheel en op de uitbreiding van de Europese Unie, moeten we ons realiseren dat Turkije wezenlijk deel uitmaakt van de aanvoerroutes voor drugs die naar Europa komen. Ik weet dat de Turkse autoriteiten proberen de situatie te verbeteren en dat doen de kandidaat-lidstaten en de landen die graag in aanmerking komen voor een kandidaat-lidmaatschap ook. Zij willen dit probleem aanpakken. In veel gevallen beschikken zij niet over de overheidsstructuren en andere organisaties om een aantal van de voorschriften die wij wensen en de controle hierop uit te voeren.

Dus we kunnen niet een land erbuiten houden omdat wij dat land niet zo zien zitten. We moeten onze deuren openzetten voor zo veel mogelijk landen en het werk dat verricht wordt, stimuleren. Natuurlijk wordt er niet genoeg gedaan. Er moet meer vooruitgang worden geboekt. Maar als we alleen maar achterover leunen en zeggen dat alles okay is of alleen maar "nee" tegen drugs zeggen en zeggen dat mensen ze niet moeten gebruiken, dan aanvaarden we de situatie niet zoals die is, en geven we de mensen die de situatie willen verbeteren daar niet de instrumenten voor.

Ik kijk uit naar een volgend debat, misschien over een jaar zoals mevrouw Banotti zei, waarbij we dan daadwerkelijk een start kunnen maken met het vaststellen van de geboekte vooruitgang.

Mijn felicitaties aan de heer Sousa Pinto en de heer Turco.

 
  
MPphoto
 
 

  Schröder, Ilka (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte heren rapporteurs, dames en heren, de wijzigingen die het Europees Parlement voorstelt in verband met het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving komen erop neer dat het EWDD een fundamenteel andere opdracht krijgt. De consensus die er tot nu toe was, wordt hiermee verlaten. Van verzamelcentrum van feitenmateriaal, moet het EWDD nu worden omgevormd tot een centrum voor drugsbestrijding. Het is beslist niet de goede weg om langs de achterdeur het Zweedse model in te willen voeren, want het komt erop neer dat we naar een drugsvrij Europa willen. Er komt gewoon geen drugsvrije samenleving. Of moeten sigaretten en alcohol ook verboden worden?

Ondanks een steeds ruimer toegepast restrictief beleid is het aantal drugsdoden niet afgenomen. Alleen in Duitsland al waren het er in het afgelopen jaar meer dan 1800. Het onthoudingsbeleid heeft noch tot minder verslaafden, noch tot minder criminaliteit, noch tot minder drugsprostitutie, noch tot minder georganiseerde misdaad geleid. Het Europese drugsbeleid moet dus op nieuwe leest geschoeid worden, en die leest heet schadebeperking. Schadebeperking is pragmatisch en gericht op de realiteit, terwijl het prediken van onthouding een moreel uitgangspunt is dat gewoon niet werkt.

In plaats van naar oplossingen te zoeken, willen we nu het mandaat van het oorspronkelijk neutrale Waarnemingscentrum uitbreiden tot vervolging. Tevens is het de bedoeling dat preventie bij de Commissie nog maar een ondergeschikte rol gaat spelen en een klein onderdeel wordt van het gezondheidsbeleid. Bovendien maakt de Commissie het de niet-gouvernementele organisaties die zich met drugs bezighouden bijzonder moeilijk. Hun preventieactiviteiten worden bijvoorbeeld gehinderd doordat de Commissie de toegekende bedragen maanden te laat uitbetaalt.

Is dat het doel van het Europese drugsbeleid, vervolging versterken en preventie uitdoven? Voor mij is dat de verkeerde weg. Daarom stem ik tegen het amendement om vervolging in de taakstelling van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving op te nemen. Ik hoop dat alle collega's die een mensgericht drugsbeleid willen hetzelfde zullen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Theonas (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de bestrijding van de drugsplaag kent noch geografische, noch sociale noch etnische grenzen. Daarom mogen we ons bij de bestudering van dit verschijnsel niet beperken tot de geografische grenzen van de lidstaten, of van de lidstaten en de toetredingslanden. Dan moeten we gegevens zien te krijgen over een zo groot mogelijk aantal landen. Pas dan kunnen we zorgen voor een optimale preventie en bestrijding van het drugsprobleem.

Wij moeten de oorzaken van drugsgebruik aan een grondige studie onderwerpen. Wij moeten onderzoeken waarom steeds meer jongeren, op steeds jongere leeftijd, hun toevlucht nemen tot drugs en aan onze wereld willen ontsnappen. Het vergaren, verwerken en evalueren van gegevens uit een zo groot mogelijk aantal landen zal kunnen uitmonden in een allesomvattende studie en in daadwerkelijke oplossingen als men daarbij een zo breed mogelijk terrein bestrijkt en zorgt voor vergelijkbare gegevens.

Ik zal u een voorbeeld geven. In mijn land komt de meeste informatie over drugs uit de ontwenningscentra. Men laat andere instanties, die eveneens kunnen bijdragen aan een volledige, goed gefundeerde beoordeling van de omvang van het drugsprobleem, volledig onbenut. Bij de ontwenningscentra komen jongeren terecht die de mogelijkheid hebben daarnaar toe te gaan, omdat zij geholpen worden ofwel door hun familie, ofwel meer in het algemeen door een bepaald sociaal milieu. Wat gebeurt er echter met het grote gedeelte van de bevolking dat niet over dergelijke mogelijkheden beschikt, zoals de immigranten? Overeenkomstig de gegevens van het Griekse ontwenningscentrum voor verslaafden heeft van de mensen die hun toevlucht tot dit centrum neemt 97% Griekse nationaliteit. Uit de statistieken van de gevangenissen blijkt echter dat het merendeel van de in hechtenis genomen drugsgebruikers immigranten zijn. Die hebben dus kennelijk niet de mogelijkheid gehad om naar een ontwenningscentrum te gaan, omdat zij ofwel de taal niet kenden, ofwel daar geen informatie over hadden, ofwel sociaal uitgesloten waren. In de gegevens die door het ontwenningscentrum worden vergaard en verwerkt komt deze groep dus ternauwernood voor.

Mijns inziens zou elke drugsgebruiker de mogelijkheid moeten hebben naar een dergelijk ontwenningscentrum te gaan zonder gedwongen te zijn al zijn persoonsgegevens te verstrekken. Wij weten allen dat drugsgebruik tot illegaliteit aanzet, niet alleen omdat drugsgebruik als zodanig illegaal is, maar vooral ook omdat drugs zo duur zijn. De prijs daarvan wordt bepaald door de enorme economische circuits van de drugshandel. Op die manier kan een drugsgebruiker er donder op zeggen dat hij aan de illegaliteit niet ontsnapt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lisi (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, net als een groot deel van de collega’s voor mij kan ik alleen maar opmerken dat onze reactie op deze twee verslagen onvermijdelijk tweeledig is. Aan de ene kant is het een positieve reactie: wij staan achter het voorstel van de Commissie. Als het over onderwerpen als drugsverslaving en drugshandel gaat, bestaan er eigenlijk ook geen grenzen, en is het dus zeker een goed en alleszins verdedigbaar initiatief om ook landen die geen lid van de Unie zijn bij het bepalen van preventieve of repressieve strategieën te willen betrekken. Dat kunnen landen zijn die nu in de pretoetredingsfase zitten, landen die aan het PHARE-programma meedoen, of een land als Noorwegen. Deze samenwerking helpt ons de actieradius van onze antidrugsstrategie te vergroten.

Aan de ander kant hebben zowel de rapporteur als andere collega’s onderstreept dat wij bij deze gelegenheid ook moeten bespreken hoe het Waarnemingscentrum functioneert en wat voor resultaten het de afgelopen jaren heeft behaald. Ik denk dat wij daarover nog niet tevreden kunnen zijn. En wij zijn niet de enigen die niet tevreden zijn: er is ook een onafhankelijke evaluatie gemaakt, waaruit zojuist is geciteerd en waaruit precies blijkt welke beperkingen en tekortkomingen het functioneren van het Waarnemingscentrum vertoont.

De collega die voor mij het woord had, zei dat wij door de voorgestelde wijzigingen van een statistisch Waarnemingscentrum naar een Waarnemingscentrum voor drugsbestrijding zouden gaan. Ik wou dat het waar was, maar ik deel haar overtuiging niet. Eerder vrees ik dat veel van de voorstellen en punten van zorg die ook door andere collega’s naar voren zijn gebracht, uitsluitend het rationaliseren en vergelijkbaar maken van de gegevens betreffen. Enigszins tot mijn verbazing heb ik mevrouw Ghilardotti zelfs over de veiligheid van de gebruikers horen spreken. Ik zou niet graag zien dat wij het Waarnemingscentrum voor drugsverslaving vereenzelvigen met het waarnemingscentrum voor de kwaliteit en de veiligheid van levensmiddelen! We moeten goed begrijpen dat we het hier over een bijzonder ernstig verschijnsel hebben dat een verderfelijk effect heeft op onze gehele samenleving, dat hele generaties verwoest, en dat wij moeten bestrijden.

Ik ben voor inspanningen om de gegevens uit verschillende landen vergelijkbaar te maken, en ik steun de oproep om deze gegevens ook werkelijk te verspreiden. Ik denk echter dat ons optreden in wensdromen zal blijven steken als wij menen deze doelstellingen, ook wat de gegevens betreft, te kunnen verwezenlijken zonder rekening te houden met de bijdragen van de betrokkenen, de niet-gouvernementele organisaties, de vrijwilligersorganisaties en de therapeutische gemeenschappen die in hun land direct contact hebben met drugs en drugsverslaafden. Wij moeten deze groepen erbij betrekken, zodat het Waarnemingscentrum misschien echt een doeltreffende en productieve rol kan gaan spelen – dat zullen we moeten nagaan – in de strijd tegen drugs.

 
  
MPphoto
 
 

  Malliori (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, helaas zal het drugsprobleem de internationale gemeenschap nog ettelijke decennia bezighouden. Het zeven jaar geleden opgericht Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving is een belangrijk instrument voor het vergaren van vergelijkbare gegevens uit de lidstaten. Daarmee kan men toezicht uitoefenen op dit ernstige verschijnsel en de hoofdlijnen vaststellen van een veelomvattend beleid op nationaal en Europees vlak.

Om dit doel te kunnen bereiken moet men echter aan twee belangrijke voorwaarden voldoen. Ten eerste moet men zorgen voor een geloofwaardige evaluatie van de genomen maatregelen en deze, als zij doelmatig blijken te zijn, toepassen in niet alleen de lidstaten maar ook de toetredingslanden uit Midden- en Oost-Europa, en in elk derde land waar met overeenkomsten is gezorgd voor het noodzakelijke wetgevingskader. Drugsbestrijding is misschien het enige geval waarin mondialisering van de maatregelen en besluiten absoluut noodzakelijk is en ook goede uitwerkingen zal hebben.

Ten tweede moet men het Europees Waarnemingscentrum in Lissabon voldoende economische en administratieve middelen ter beschikking stellen. Dan zal men dit centrum kunnen helpen bij de bewerkstelliging van zijn ambitieuze doelstellingen. Uit het recente deskundigenverslag blijkt namelijk dat voor een goede functionering verordening 302/93 niet alleen moet worden aangevuld, zoals de Commissie voorstelt, maar zelfs moet worden gewijzigd. Daartoe heeft het Europees Parlement in zijn amendementen voorstellen gedaan. Deze wijzigingen hebben met name betrekking op de werking van de raad van bestuur, op de verlening van technische bijstand door het Centrum aan de bovengenoemde landen en op de bijdragen van het Centrum aan de evaluatieprocedures op nationaal, Europees en internationaal vlak. Ik ben ervan overtuigd dat op die manier niet alleen kan worden gezorgd voor een goede werking van het Waarnemingscentrum maar er ook meer kans bestaat op allesomvattende en efficiënte besluiten.

Tot slot zou ik de twee rapporteurs van harte willen bedanken voor hun goede werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Knörr Borràs (Verts/ALE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, wanneer men het heeft over een bedrijf, dan is het verstandig de balans op te maken van het functioneren van dat bedrijf. Zo kunnen verbeteringen worden aangebracht op grond van kwaliteit en permanente verbetering. In dat opzicht kunnen wij het alleen maar eens zijn met die personen die beweren dat het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving zijn taak niet naar tevredenheid heeft uitgevoerd. Daarom sluiten wij ons aan bij de kritische verslagen.

Ook sluiten wij ons aan bij de amendementen en wijzigingen die ten doel hebben de objectiviteit, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de gegevens te verbeteren, want op basis van de kwaliteit van de gegevens zullen wij het beleid inzake dit onderwerp kunnen verbeteren.

Wij, als fractie, zouden verder willen gaan dan het voorstel. Wij zouden willen dat tevens rekening wordt gehouden met het actieprogramma ter vermindering van de schade. Ten slotte zou ik willen zeggen dat dit heel duidelijk een onderwerp is dat gevolgen met Europese afmetingen heeft op het gebied van de volksgezondheid, op sociaal en menselijk gebied. Daarom is er een Europese strategie nodig. Europa is, of we dat nu willen of niet, niet alleen de Europese Unie. Daarom dient ook ondersteuning te worden verleend aan uitbreiding van de actieradius van het voorstel naar landen die geen deel uitmaken van de Unie en naar die landen die momenteel kandidaat-lidstaten zijn.

Aangezien er zoveel gesproken wordt over hypocrisie met betrekking tot het debat over tabak en drugs, waarom dan ook niet spreken over andere vormen van hypocrisie zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de belastingparadijzen waarheen het drugsgeld verdwijnt.

 
  
MPphoto
 
 

  Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, in het vorige Parlement waren veel leden uit vooral Zuid-Europa voorstander van een vrije handel in softdrugs. In het Noorden is men over het algemeen van mening dat een vrije handel in softdrugs de drempel verlaagt om harddrugs te gaan gebruiken. Het is van belang dat ondanks de drugsvriendelijke sfeer in het Parlement het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving ook voldoende middelen tot zijn beschikking krijgt voor de bestrijding van drugs buiten de Europese Unie.

Het lijkt erop dat dit nu niet het geval is. Men is bezig het centrum nieuwe taken, maar geen overeenkomstige middelen te geven en vooral de amendementen van de Verts/ALE-Fractie werken dit in de hand. Via PHARE en TACIS moeten er extra middelen komen. De belangrijkste aanvoerroutes voor drugs naar de Europese Unie lopen in de toekomst namelijk via Afghanistan, Rusland, Tsjetsjenië, Turkije, Kosovo en de andere landen van voormalig Joegoslavië. Alle PHARE-landen moeten het voorbeeld van Noorwegen gaan volgen. Daarvoor moeten zij technische bijstand krijgen. Estland is een van de belangrijkste doorvoerlanden voor drugs van Rusland naar Finland en op die manier naar de interne markt van de Europese Unie. Alle landen die economische steun krijgen moeten het voorbeeld van Noorwegen gaan volgen. Nu wordt er aan de bijstand van de Europese Unie geen enkele voorwaarde gesteld en bijvoorbeeld Montenegro krijgt van de Europese Unie economische en politieke bijstand voor het uitbetalen van politieagenten; niet voor de bestrijding van smokkel en drugs, maar voor de strijd tegen Milosevic. De Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds stellen zulke voorwaarden aan hun bijstand niet. De Europese Unie moet dergelijke voorwaarden wel stellen aan de bijstand die ze verleent.

 
  
MPphoto
 
 

  Doorn (PPE-DE). - Voorzitter, de evaluatie van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving maakt duidelijk dat een forse aanpassing van het takenpakket noodzakelijk is. Het waarnemingscentrum moet beter gaan functioneren, maar ook adequaat geleid worden. Voor een slagvaardige bestrijding van drugs is uitbreiding van bevoegdheden en intensievere samenwerking met kandidaat-lidstaten een absolute noodzaak. De rapporteur heeft goed werk gedaan, waarvoor mijn dank. De amendementen hebben mijn steun. Een tweetal opmerkingen wil ik maken.

In de eerste plaats wat betreft de gegevensverschaffing, die nog een zwak punt is. Hoe controleert men de juistheid van de gegevens? Welke garantie is er dat de lidstaten voluit meewerken? Recent bleek dat in mijn eigen land bijvoorbeeld de justitiële autoriteiten het aantal zogenaamde coffeeshops vijftig procent lager hadden ingeschat dan de werkelijkheid. Hoe kun je, vraag ik mij af, op basis van dit soort gegevens een actieve bestrijding van drugs uitvoeren? Kan samenwerking, mevrouw Banotti heeft het ook al aangestipt, met Europol hier geen uitkomst bieden?

Een tweede punt, Voorzitter, waarvoor ik uw aandacht wil vragen, zijn de synthetische drugs. Onschuldig lijkend, maar daarom gevaarlijker dan welke drugs dan ook. Mijn land, Nederland, geniet de twijfelachtige eer de grootste producent en exporteur van deze drugs te zijn. Ik stel vast dat steeds meer van deze designer-drugs nu ook uit Oost-Europa en Turkije komen. Mijn verzoek is dan ook: intensiveer ook op dit punt de samenwerking met Oost-Europa, de kandidaat-lidstaten, en maak de bestrijding van deze drugs tot nieuw speerpunt van het Europese antidrugsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Hulthén (PSE).(SV) Mijnheer de Voorzitter, drugsbestrijding is een van de belangrijkste taken die we als burgers en politici hebben. Dat geldt voor zowel de burgers in de Kamer als die op de tribune. Drugs veroorzaakt criminaliteit, sociale problemen en verwoest vele levens. Daarom is het een goede zaak dat zowel de kandidaat-landen als Noorwegen nu met ons samenwerken.

Voor een geloofwaardige beoordeling en een betrouwbare statistiek is een strategie nodig om te bepalen welke gegevens de lidstaten naar het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugspreventie moeten sturen. Anders is de basis te smal en dient het geen enkel doel. Het is echter niet alleen de verantwoordelijkheid van het EWDD, maar ook van de betreffende lidstaat om erop toe te zien dat de gegevens die opgestuurd worden relevant en bruikbaar zijn. De verantwoordelijkheid voor maatregelen tegen drugsmisbruik ligt in de eerste plaats bij de lidstaten. Dat hoeft ons echter niet te hinderen bij onze pogingen gemeenschappelijke taken en strategieën voor preventie uit te werken, wat wellicht de belangrijkste grondslag is in de strijd tegen drugs.

De Unie en het EWDD zouden bovendien een rol kunnen spelen als toezichthouder van de binnenlandse vervaardiging van drugs, wat één van de voorgaande sprekers al zei. We kunnen namelijk niet ontkennen dat veel moderne drugs waarmee jongeren in het uitgaansleven in aanraking komen synthetische drugs zijn, die alleen in de Unie worden vervaardigd. Vanwege de open grenzen ontstaat er een probleem als de productie elders hoger is dan gewenst.

Naar mijn mening is de definitie van een drugsvrije samenleving een goede definitie. Het is een doel, een wens, precies zoals alle andere wensen van de Unie ten aanzien van sociale problemen en andere zaken die we willen bestrijden. Het een aanvallende houding, die naar ik hoop gehandhaafd blijft.

 
  
MPphoto
 
 

  Andersson (PSE).(SV) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteurs Sousa Pinto en Turco bedanken voor hun uitstekende verslagen.

De strijd tegen drugsmisbruik en drugshandel is belangrijk. Dit verslag is tot stand gekomen omdat er een aanvulling komt op de huidige verordening voor het EWDD. Bovendien is het de bedoeling dat de kandidaat-landen betrokken worden bij de werkzaamheden. Laat me dit verduidelijken. Het is belangrijk dat de kandidaat-landen erbij betrokken worden! Ik kom zelf uit Zweden. Wij hebben de afgelopen jaren een samenwerking tot stand gebracht met de Baltische staten en Polen om drugshandel en drugsmisbruik tegen te houden. Drugshandel is grensoverschrijdend. Daarom is er een grensoverschrijdende samenwerking nodig om te verhinderen dat de handel zich uitbreidt.

Hetzelfde geldt voor de samenwerking met Noorwegen. Noorwegen neemt deel aan de interne markt en zal een Schengenland worden. Noorwegen heeft ongeveer dezelfde problemen met drugs die de grens passeren als Zweden. Daarom is het belangrijk dat we samenwerken, gegevens krijgen uit de buurlanden en kennis nemen van hun beleidsvoering.

De rapporteur bespreekt bovendien het huidige functioneren van het EWDD. Hij maakt mijns inziens een belangrijk onderscheid. Het EWDD dient zich niet bezig te houden met beleid, want dat doen we hier en in de lidstaten in politieke vergaderingen. En het drugsbeleid zal met name gevoerd worden in de lidstaten. Het EWDD zal daarentegen een basis leggen voor politieke besluitvorming. Daarin zitten nu nog onvolkomenheden; onvolkomenheden in de gegevensvergaring voor de statistiek. We hebben relevante, betrouwbare en vergelijkbare gegevens nodig. Bovendien kan het EWDD analyses en evaluaties maken van de doelen die wij in de politieke vergaderingen stellen, zodat we het beleid aan de hand daarvan kunnen bijstellen. Op dit gebied moet het EWDD beduidend beter functioneren dan nu. Er moeten analyses gemaakt worden over het gevoerde beleid - Nederland en Zweden hebben bijvoorbeeld een verschillend beleid. Ik vind het belangrijk dat we analyseren hoe deze verschillen er eigenlijk uitzien in de beleidsvoering ten aanzien van drugsmisbruik onder jongeren en dergelijke.

 
  
MPphoto
 
 

  Bolkestein, Commissie. - Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag namens de Commissie de rapporteurs willen bedanken voor hun werk en u laten weten dat de Commissie blij is dat onze doelstellingen dezelfde zijn. Ook al gaat u in sommige amendementen verder dan onze voorstellen, vooral waar het de voorgestelde verbeteringen in de werking van het Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreft.

De Commissie is het eens met het Parlement dat de werking van het EWDD moet worden verbeterd. Ik zou u eraan willen herinneren dat het de Commissie is die opdracht heeft gegeven voor de externe evaluatie van het EWDD. Wij zullen natuurlijk rekening houden met de aanbevelingen van dit Parlement en de besluiten van de Raad van bestuur van het Waarnemingscentrum die zijn gebaseerd op de conclusies van dit evaluatieverslag.

Onze twee voorstellen zijn evenwel veel omvattender. Het eerste voorstel is bedoeld om een overeenkomst met Noorwegen mogelijk te maken. Er bestaat unanieme politieke overeenstemming over en ik ben blij dat ook de Commissie vrijheden en rechten van de burger deze overeenkomst steunt. Deze overeenkomst is van grote politieke betekenis voor de Noren. Er blijkt immers uit dat zij graag een beter inzicht willen krijgen in het drugsverschijnsel op het Europese continent. Ook voor de Unie is de overeenkomst van belang, want de drugsproblematiek, zoals iedereen weet, kent geen grenzen.

Noorwegen heeft een kopie ontvangen van het evaluatieverslag over het EWDD en heeft door middel van het positieve advies van het Noorse parlement bevestigd dat het deze overeenkomst graag wil sluiten. De Commissie is van mening dat wij geen negatief signaal aan onze Noorse partners moeten geven door aan de ondertekening van deze overeenkomst voorwaarden te koppelen inzake de verbetering van de werking van het Waarnemingscentrum en aldus het sluiten van de overeenkomst te vertragen.

Daarom zal de Commissie, hoewel zij geen inhoudelijke bezwaren heeft tegen de amendementen in het verslag van de heer Turco, met betrekking tot de verbetering van de werking van het EWDD geen gewijzigd voorstel indienen.

Ons tweede voorstel heeft ten doel de deelneming van de kandidaat-lidstaten aan het EWDD te vergemakkelijken en die landen te helpen bij het opzetten van nationale knooppunten en het tot stand brengen van verbindingen met het REITOX-netwerk. Van de 22 amendementen in het verslag-Sousa Pinto hebben er vijf direct betrekking op dit punt.

Het is ons opgevallen dat het Parlement Malta, Cyprus en Turkije uitdrukkelijk wenst te noemen als landen waarvoor deze technische bijstand is bedoeld. Het is onze bedoeling, en naar ik meen ook die van de Raad, deze bijstand aan alle kandidaat-lidstaten te verlenen en dus ook aan Malta, Cyprus en Turkije. Wij zullen daarom de verduidelijking die u hebt aangebracht door Malta, Cyprus en Turkije afzonderlijk te noemen, overnemen en in de Raad verdedigen.

Daarentegen is de uitbreiding tot derde landen die geen kandidaat voor toetreding zijn voor de Commissie niet aanvaardbaar. Omdat wij er niet naar streven van het EWDD een wereldwijd centrum voor technische bijstand te maken, maar het in staat willen stellen de aanwezige kennis over te dragen aan de kandidaat-lidstaten met het oog op hun toekomstige deelname.

Wij zijn het met het Parlement eens dat de beoordeling van het drugsbeleid van de lidstaten van essentieel belang is. Dat staat trouwens ook in het drugsactieplan 2000-2004 dat tijdens de Europese Raad van Feira zal worden besproken. In onze ogen is het echter niet de taak van het EWDD om het drugsbeleid van de lidstaten te beoordelen. Dat immers is een politieke aangelegenheid die niet moet worden overgelaten aan het EWDD, dat eerder een technisch bureau is, maar aan de instellingen van de Unie. Het hoort wel bij de taken van het EWDD methodologische instrumenten te ontwikkelen om het nationale beleid te beoordelen. Dat soort activiteiten kunnen nu ook al worden verricht en zijn bijvoorbeeld ook opgenomen in het werkprogramma voor het jaar 2000. De EWDD-begroting is daarvoor met een half miljoen euro verhoogd.

Het lijkt ons niet het juiste moment voor een voorstel tot wijziging van de EWDD-verordening om daarin uitdrukkelijk de ontwikkeling van een methodologisch evaluatie-instrument op te nemen en daarmee dit soort activiteiten zichtbaarder te maken. Daarvoor zijn twee redenen.

Ten eerste wordt er naar aanleiding van het evaluatieverslag in de Raad van bestuur van het EWDD momenteel gesproken over rol en taken van het waarnemingscentrum en het lijkt de Commissie raadzaam de conclusies van de Raad van bestuur af te wachten alvorens nieuwe voorstellen op dat gebied te doen.

Ten tweede bestaat het risico dat wij als wij ons voorstel in die zin uitbreiden een lange discussie met de Raad tegemoet gaan en niet voor het einde van dit jaar tot een besluit komen. Als dat gebeurt, zouden wij moeten afzien van een Phare-project van twee miljoen euro dat is bedoeld om met technische bijstand van het EWDD de toekomstige lidstaten in Oost-Europa te helpen nationale knooppunten op te zetten of te versterken. Dat geld kan na 31 december 2000 niet meer worden overgedragen.

De overige amendementen die niet direct verband houden met ons voorstel, zijn vooral gebaseerd op het evaluatieverslag over het EWDD en zouden leiden tot een grondige herziening van de basisverordening. Op grond van deze amendementen zouden de lidstaten namelijk worden verplicht de door het waarnemingscentrum gevraagde gegevens te leveren terwijl tot nu toe sprake is van een samenwerking op vrijwillige basis. Ook de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen directeur en de Raad van bestuur zou veranderen alsook de manier waarop kwijting voor de begroting wordt verleend. Dat laatste punt is een horizontale aangelegenheid die voor alle organen gelijk moet worden geregeld en waarover een voorstel van de Commissie bij de Raad ligt.

Ten slotte wordt met deze amendementen een driejaarlijks evaluatieverslag ingevoerd over de werking van het EWDD. De amendementen die worden voorgesteld door mevrouw Ilka Schröder hebben alle betrekking op hetzelfde onderwerp. Ze zijn namelijk alle bedoeld om de evaluatie van het beleid op het gebied van risicovermindering aan de taken van het waarnemingscentrum toe te voegen. Daarbij gaat het om een terminologie die op uiteenlopende manieren wordt uitgelegd en die daarom niet is terug te vinden in de strategie van de Europese Unie op drugsgebied voor de jaren 2000-2004. Bovendien moet dit onderwerp niet afzonderlijk worden benaderd, maar als onderdeel van een evenwichtig geheel waarvan ook preventie, behandeling, rehabilitatie en begeleidende sociale maatregelen deel uitmaken.

Zoals ik reeds heb opgemerkt, mijnheer de Voorzitter, is de Commissie het eens met het Europees Parlement dat de werking van het EWDD moet worden verbeterd. Ik zou dit graag willen benadrukken. Maar vooral omdat dit niet het juiste tijdstip is, zullen wij, zoals gezegd, geen gewijzigd voorstel indienen. Naar aanleiding van een evaluatieverslag zal de Raad van bestuur van het EWDD, waarin het Europees Parlement ook is vertegenwoordigd, in de vergadering van september een aantal besluiten nemen en het lijkt ons beter de resultaten daarvan af te wachten alvorens nieuwe wijzigingen van de EWDD-verordening voor te stellen, zoals die betreffende de evaluatie.

Op deze vergadering van de Raad van bestuur van het EWDD zal de Commissie het standpunt verdedigen dat de werking van het EWDD moet worden herzien en dat de doelstellingen en de taken moeten worden verduidelijkt. Afhankelijk van de maatregelen die door de Raad van bestuur worden genomen, kan de Commissie eventueel een voorstel tot wijziging van de EWDD-verordening indienen waarmee ook zou worden beantwoord aan de wens van het Parlement om de werking van het EWDD periodiek te evalueren. In dat geval zullen wij bij de uitwerking van het voorstel terdege rekening houden met het advies van uw Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het gecombineerd debat is gesloten.

Wij gaan over tot de stemming.

- Verslag A5-0147/2000

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

- Verslag A5-0157/2000

- Na de stemming over het voorstel van de Commissie

 
  
MPphoto
 
 

  Turco (TDI), rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het woord voor een motie van orde en moet daarbij verwijzen naar artikel 69 van het Reglement. Ik heb weliswaar geluisterd naar de opmerkingen van de commissaris, maar ik heb niet helemaal begrepen of de commissaris instemt met de door het Parlement aangenomen amendementen. Ik heb met name niet begrepen wanneer Noorwegen tot het Waarnemingscentrum zal toetreden. Zal het voor of na de hervorming toetreden? Is de Commissie van plan Noorwegen onmiddellijk te laten toetreden of wil zij in verband met de hervorming wachten tot september wanneer de raad van bestuur het zijne ervan gezegd zal hebben? Als men wacht laat men Noorwegen toetreden tot iets dat bestaat. Als men niet wacht laat men Noorwegen toetreden tot iets dat niet bestaat en dat volgens het verslag van de onafhankelijke waarnemers nutteloos, ongeschikt en peperduur is.

 
  
MPphoto
 
 

  Bolkestein, Commissie. - Mijnheer de Voorzitter, het is het voornemen van de Commissie dat Noorwegen zo snel mogelijk lid zal worden van het waarnemingscentrum waar wij het vanochtend over hadden. Zoals ik al eerder heb opgemerkt, mede namens mijn collega Vitorino, delen wij veel van de gevoelens die vanochtend onder woorden zijn gebracht door een aantal leden van uw vergadering, maar het is op dit ogenblik niet opportuun om het functioneren van het waarnemingscentrum zelf aan de orde te stellen. Het debat vanochtend betreft, althans voor de Commissie, de uitbreiding van het centrum met Noorwegen en natuurlijk ook met de Oost-Europese landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Turco (TDI), rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet voldaan over hetgeen de Commissie zojuist zei in verband met het verslag over de toetreding van Noorwegen. Ook dit Parlement is er unaniem voor dat Noorwegen zo snel mogelijk toetreedt tot het Waarnemingscentrum. Het probleem is echter dat het Waarnemingscentrum niet in staat is Noorwegen nu op te nemen. Daarom vraag ik het Parlement de stemming hierover uit te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - De rapporteur kan inderdaad, overeenkomstig artikel 69, om uitstel van de stemming verzoeken, indien het Parlement hiermee instemt. De kwestie wordt dan voor heronderzoek terugverwezen naar de bevoegde commissie. Ik zie dat de co-rapporteur eveneens het woord vraagt. Ik herinner u eraan dat artikel 69 voorschrijft dat deze procedure zonder debat plaats dient te vinden. Ik verzoek u dan ook het debat niet opnieuw te openen, maar ik geef u het woord in uw hoedanigheid van co-rapporteur.

 
  
MPphoto
 
 

  Sousa Pinto (PSE), rapporteur. - (PT) Ik dank de Voorzitter voor zijn welwillendheid en zijn bereidheid mij als rapporteur het woord te verlenen. Het debat dat wij hier vanochtend hebben gehouden, heeft het Europees Parlement voor de eerste maal sinds 1993, het jaar waarin het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving werd opgericht, de gelegenheid geboden zich uit te spreken over het fundamentele probleem van de wijziging van de dienovereenkomstige verordening. Ik ben van oordeel dat het Parlement in zijn meest elementaire politieke verantwoordelijkheden zou zijn tekortgeschoten indien het zijn plichten niet tot in de puntjes zou zijn nagekomen en geen reeks voorstellen had ingediend die een ingrijpende herformulering van de werking van het waarnemingscentrum beogen. Wij zijn er immers rotsvast van overtuigd dat het Waarnemingscentrum voor drugs in de toekomst van de Europese Unie een onontbeerlijke, fundamentele en nuttige rol zal spelen. Daarom hebben wij ons in het voorliggende verslag zorgvuldig van onze taak gekweten. Het ziet er overigens naar uit dat de Commissie met de grondgedachten van het document kan instemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Overeenkomstig het Reglement wil ik het verzoek om uitstel van de stemming, dat ingediend is door de heer Turco, nu voorleggen aan de Vergadering.

(Het Parlement verwerpt het verzoek)

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid