Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 5 september 2000 - Straatsburg Uitgave PB

10. Oprichting van een Waarnemingscentrum voor industriële verandering
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Raad en de Commissie over de oprichting van een Waarnemingscentrum voor industriële verandering.

Ik geef het woord aan mevrouw Péry, die zal spreken namens de Raad en voor wie dit een beetje een weerzien is met onze instelling, omdat zij lange tijd ondervoorzitter is geweest van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Péry, Raad. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, allereerst zou ik willen zeggen hoe gelukkig ik ben dat ik mag spreken in deze vergaderzaal, waarvan ik de akoestiek nu pas ontdek, omdat dit de eerste keer is dat ik hier spreek. Alvorens te beginnen, moet ik de excuses aanbieden van Martine Aubry, die het bijzonder jammer vindt dat ze niet persoonlijk aanwezig kan zijn.

Ik zou een woord van dank willen richten aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de PSE-Fractie, voor de ontwerpresolutie die zij in debat heeft gebracht, en de rapporteur, de heer Hughes.

Ik hoop van ganser harte dat onze debatten beweging zullen brengen in het dossier betreffende de invoering van een Europees systeem voor het waarnemen van industriële veranderingen, een dossier dat het Franse voorzitterschap na aan het hart ligt. Het zal u zijn opgevallen, mevrouw de commissaris, dat ik sprak van een Europees systeem en geen precieze naam heb genoemd. Dat doe ik bewust, want het gaat niet zozeer om de naam, maar vooral om het principe.

Alvorens in te gaan op het systeem zelf, denk ik dat het zinvol is om kort de context te schetsen waarin dit voorstel tot stand is gekomen. U herinnert zich de Buitengewone Europese Raad van Luxemburg van 21 en 22 november 1997, die een groep van deskundigen op hoog niveau heeft opgedragen om industriële veranderingen in de Europese Unie te analyseren, onderzoek te doen naar middelen om op deze veranderingen te anticiperen en ze te begeleiden en de economische en sociale gevolgen van deze veranderingen te bestuderen.

Ik verwijs ook kort naar de sluiting van Renault Vilvoorde die nog steeds vers in het geheugen ligt. We kennen allemaal de radicalisering van sociale conflicten in onze eigen landen, die een afspiegeling is van de wanhoop - ik leg de nadruk op dit woord - en het onbegrip bij de bevolking over de mondialisering en al de gevaren die ermee gepaard gaan.

In het eindverslag, dat werd overhandigd aan de Commissie, geven deze deskundigen een beschrijving van de stand van zaken en formuleren ze een aantal aanbevelingen, waaronder het interessante voorstel, gericht aan de Commissie, om een Europees Waarnemingscentrum voor industriële verandering op te richten. Dit waarnemingscentrum moest een hulpmiddel worden om veranderingen te detecteren en te analyseren, teneinde op de gevolgen ervan te anticiperen en deze ontwikkelingen op een positieve manier te begeleiden.

Deze aanbeveling heeft geen commentaar uitgelokt wat het doel ervan betreft, daar het waarnemingscentrum wordt gezien als een hulpmiddel bij herstructureringen. Het debat is pas echt op gang gekomen toen het ging om de invoering ervan. Er hebben bij mijn weten ook debatten plaatsgevonden in de Commissie en tussen de sociale partners. Nu zegt men mij dat de standpunten van de verschillende partijen dichter bij elkaar zijn gekomen, wat betreft zowel de taken als de organisatie van het waarnemingscentrum, en ik denk dat dit buitengewoon belangrijk is.

Op grond van deze constatering, en met uw hulp, geachte afgevaardigden, is dit dan ook het juiste moment om de voorwaarden te creëren voor een snelle invoering van een Europees Waarnemingscentrum voor industriële verandering. De snelle toename van fusies en bedrijfsovernames in Europa doet voortdurend nieuwe vragen rijzen over de sociale en juridische dimensies van deze problematiek. De invoering van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën in het handelsverkeer tussen grote opdrachtgevers - ik denk met name aan de luchtvaart- en automobielindustrie - en toeleveranciers, zorgt voor de geleidelijke totstandkoming van een nieuwe arbeidsorganisatie, die zou kunnen leiden tot een diepgaande wijziging van de industriële structuren en de opkomst van nieuwe territoriale systemen die de nationale grenzen overstijgen.

Wat de werkgelegenheid betreft, zijn er nieuwe gezichtspunten nodig om een werkelijk toekomstgericht beleid te kunnen voeren. Maar dat geldt ook voor de ontwikkeling van het beroepsonderwijs, zowel wat betreft de aanpassing aan het beroep als de levenslange scholing, die een recht moet worden voor iedereen. Het is mijn vurige wens dat dit recht wordt opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Unie, zoals ook in de ontwerpresolutie wordt onderstreept. Qua inhoud en betekenis doet de sociale dialoog niet onder voor de enorme technologische ontwikkelingen en herstructureringen die hij moet begeleiden.

Als de taken en de structuur van het Europees waarnemingssysteem voor industriële verandering op dit doel worden afgestemd, kan het een passend antwoord vormen op deze problematiek. Het moet informatie verzamelen en verwerken, zowel wat de economische en technologische ontwikkelingen als de evolutie van de arbeidsmarkt betreft. Het moet ook uitkijken naar praktische en positieve oplossingen op verschillende niveaus, en informatie over deze oplossingen verspreiden. Voorts dient het de uitwisseling van ervaringen op het gebied van industriële ontwikkeling en aanpassing aan veranderingen te bevorderen. Deze taken moeten vervuld worden op een manier die beantwoordt aan de behoeften van de Europese instellingen, de behoeften van de sociale partners op alle niveaus, de behoeften van de nationale en territoriale instellingen, en de behoeften van de bedrijven.

Rest het vraagstuk van de structuur van dit waarnemingssysteem. Laten we eraan herinneren dat het een hulpmiddel moet zijn en niet een plaats voor politieke besluitvorming of sociaal overleg, en dat het toegankelijk moet zijn voor de groepen die ik zojuist heb vermeld. De organisatie van dit orgaan moet zo zijn dat het zijn taken goed kan vervullen, wat volgens ons een lichte en flexibele structuur vereist. Voor logistieke steun moet het kunnen terugvallen op bestaande Europese instellingen.

De Europese sociale partners en de Commissie moeten volgens ons op passende wijze betrokken worden bij het beheer. Een wetenschappelijk comité zou de grote beleidslijnen kunnen uitstippelen en tegelijk garant staan voor de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden.

Een voorstel dat zou pleiten voor nauwere banden tussen dit Europees waarnemingssysteem en de in Dublin gevestigde Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden zou zinvol zijn en kunnen rekenen op onze steun. Immers, de ervaring van dit orgaan, de reikwijdte van zijn werkterrein, de resultaten van zijn activiteiten, alsook zijn tripartiete beheerstructuur, vormen een solide basis voor de lancering van dit waarnemingscentrum.

Volgens het Franse voorzitterschap zou een voorstel om het waarnemingscentrum in deze instelling te verankeren een snelle invoering van dit systeem vergemakkelijken. Frankrijk zal al het mogelijke doen om deze lancering te laten plaatsvinden voor het einde van zijn voorzitterschap.

Mevrouw de Voorzitter, ik ben niet vergeten dat de tijd een kostbaar goed is in het Parlement en heb mij dus stipt gehouden aan mijn spreektijd.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Dank u, mevrouw de fungerend voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamantopoulou, Commissie. ­ (EN) In 1997 heeft de sluiting van één Renault-vestiging in de buurt van Brussel waar 3200 mensen werkten, de aandacht van het publiek gevestigd op de negatieve gevolgen van industriële verandering. Daarna heeft de Commissie, in reactie op de Europese Raad, een deskundigengroep op hoog niveau uitgenodigd om verslag uit te brengen over de economische en sociale implicaties van industriële verandering, en om aanbevelingen te formuleren over manieren waarop de gevolgen waar we getuige van waren na de sluiting van de Renault-vestiging, konden worden voorkomen.

In zijn verslag beval de groep op hoog niveau aan om een waarnemingscentrum in het leven te roepen. Dit verslag is onderschreven door de Raad. Het klopt dat er in het merendeel van de lidstaten al mechanismen en structuren bestaan die zich bezig houden met het anticiperen op veranderingen. Maar op Europees niveau bestaat er niet zo’n waarnemingscentrum of mechanisme om beleidsmakers en sociale partners te helpen adequaat te reageren op dergelijke veranderingen.

Ik ben overtuigd van de noodzaak de Europese sociale partners en beleidsmakers een instrument in handen te geven dat ons in staat zal stellen een toekomstgerichte benadering te volgen, waar industriële veranderingen worden besproken op Europees niveau met het oog op het beheersbaar maken daarvan door ontplooiing van positieve en preventieve actie. We hebben dit al driemaal besproken in het Parlement. Wij menen echt dat er een dringende behoefte bestaat aan een nieuwe structuur, een waarnemingscentrum, of hoe we het ook willen noemen.

In de op 28 juni 2000 voorgelegde agenda heeft de Commissie al voorgesteld om de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden in Dublin ­ een reeds bestaande structuur ­ uit te nodigen om een informatiemechanisme voor veranderingen te creëren. Dit mechanisme zou ook dienst kunnen doen als een forum over veranderingen.

Wat is de rol van een dergelijk mechanisme? Dit informatiemechanisme zou een ondersteunende functie moeten vervullen bij de sociale dialoog tussen werkgevers en werknemers en het zou overheidsinstanties kunnen ondersteunen door het verstrekken van informatieve gegevens en het analyseren van bestaande informatie op het gebied van industriële veranderingen. We zijn het er allemaal over eens dat het een lichte en kosteneffectieve structuur moet worden, die er zo snel mogelijk moet komen.

De sociale partners hebben tijdens het forum van 15 juli al belangstelling getoond voor dit mechanisme, en ze hebben toegezegd hun standpunt hierover definitief te zullen bepalen en hun ideeën over de mogelijke structuur van dit mechanisme op tafel te zullen leggen. Uiteraard zullen wij rekening houden met hun advies alvorens met ons definitieve voorstel te komen.

De laatste opmerking die ik wil maken is dat het vooruitlopen op veranderingen en het reageren daarop multidimensionaal moeten zijn. Coördinatie tussen alle beleidssectoren heeft een centrale rol gespeeld bij de beraadslagingen van de Commissie op dit gebied. Dus wat we hierover kunnen zeggen is dat wij ervoor zullen zorgen dat DG werkgelegenheid zal samenwerken met andere DG’s, met name die voor interne markt, onderwijs, cultuur en ondernemingen, om een geïntegreerde benadering van het mechanisme te verzekeren. Wij menen dat de bevindingen van een dergelijk mechanisme ter beschikking kunnen worden gesteld om de beslissingen van de instellingen en de partners van de Europese Unie te ondersteunen, en dat zou op een heel soepele manier kunnen gebeuren binnen het kader van het Europees Verdrag.

 
  
  

VOORZITTER: DE HEER PUERTA
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Chichester (PPE-DE). ­ (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik van deze kant van het Huis even opmerken dat het mij, als iemand die ook al in het vorige Parlement zitting had, bijzonder veel genoegen doet Mevrouw Péry hier in de vergaderzaal van het Parlement aan te treffen.

Ik zou graag een aantal opmerkingen willen maken over deze kwestie van een observatorium of waarnemingscentrum. Allereerst zijn er binnen de EU-instellingen reeds organen die dit werk doen, en die ook terzake kundig zijn. Ik vind het toch wat merkwaardig, dit voorstel voor alweer een bureau, meer raderwerk, en meer begrotingsuitgaven om werk te doen dat ook elders al wordt gedaan. Het instituut van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek in Sevilla dat zich bezig houdt met verkennende toekomstige technologieën, is actief op dit terrein. De stichting in Dublin is al vermeld.

In de tweede plaats hebben regeringen en andere overheidsinstellingen nu niet direct een goede reputatie of een specifiek talent op het vlak van het voorspellen van veranderingen op industrieel-, handels-, zakelijk-, of ondernemingsgebied. En volgens mij moeten ze dat ook helemaal niet proberen. Laat dat maar gewoon over aan de economie en de marktkrachten.

Ik vind die socialistische nadruk op industriële verandering ook zo merkwaardig, omdat in onze ontwikkelde economieën een situatie is ontstaan waarin nog maar 20 procent of minder van de beroepsbevolking werkzaam is in conventionele industrieën, en alle anderen actief zijn in de dienstensector binnen de nieuwe economie. Het verrast me omdat die nadruk erop duidt dat men zich niet bewust is van deze specifieke verandering. Met andere woorden, het gebeurt allemaal nu, in feite is het al gebeurd, en bovendien is het waarschijnlijk gebeurd ondanks, en niet dankzij, een overheid die zich aan voorspellingen waagde over wat er zou gaan gebeuren en op welke manier dat zou moeten gebeuren.

Bovendien, als er al behoefte bestaat aan een studie op een academische of onderzoeksbasis, dan is het toch zeker beter om gebruik te maken van al bestaande organen. En betrekt u vooral de sociale partners bij dat onderzoek, maar laten we niet een zoveelste EU-instelling of ­lichaam in het leven roepen. Kortom, we moeten niet willen proberen het wiel opnieuw uit te vinden. We moeten de economie en de markt gewoon hun gang laten gaan, omdat dat de beste manier is om verandering en vernieuwing te bevorderen en nieuwe banen te scheppen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hughes (PSE). ­ (EN) Ook ik ben blij Nicole Péry opnieuw te mogen begroeten hier in deze zaal, en misschien mag ik even opmerken, Nicole, dat we je missen, vooral nu we over zulke buitengewoon ingewikkelde stemmingen moeten onderhandelen. Misschien zou je hier op gezette tijden eens binnen kunnen wippen.

Ik wil graag opmerken dat de door mijn eigen en andere fracties ingediende compromisresolutie echt tot het strikt essentiële is teruggebracht zodat volkomen duidelijk zou zijn wat wij willen, maar desondanks lijkt er een enorme verwarring te bestaan over wat we nu precies willen, en daarom zal ik voor de duidelijkheid twee dingen noemen die we niet willen. Ten eerste willen we niet dat er een duur, nieuw bureau of instituut komt. De taken die wij uitgevoerd zouden willen zien door zo’n waarnemingscentrum kunnen, zonder veel extra kosten, ook worden afgehandeld door de stichting in Dublin en/of het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek in Sevilla.

In de tweede plaats is het niet onze bedoeling om fusies, transfers, herstructurering of mondialisering als zodanig tegen te houden. Dat zou belachelijk zijn. Maar wij willen wel dat deze ontwikkelingen op sociaal verantwoorde wijze en met een vooruitziende blik worden benaderd. Wij willen dat er een coördinatiecentrum komt dat toezicht houdt op industriële veranderingen om een bijdrage te kunnen leveren aan een meer pro-actieve benadering van de beheersing van industriële veranderingen op middellange- en lange termijn, rekening houdende met de invloed ervan binnen de Europese Unie, en ik wil graag de aandacht van de heer Chichester vestigen op het feit dat ook industrieën die zich met dienstverlening bezig houden, industrieën zijn, en dat we het hier hebben over industriële veranderingen in de ruimste zin van het woord.

Dit zou een centrum moeten worden waar informatie en inlichtingen worden verzameld afkomstig van alle mogelijke partners en betrokkenen, het zakenleven zelf, instellingen voor hoger en voortgezet onderwijs, arbeidsbureaus, zowel particuliere als van de overheid, alsmede de sociale partners van alle relevante betrokkenen. En - nu richt ik me opnieuw tot de heer Chichester - we zeggen niet dat overheden zouden moeten proberen veranderingen te voorspellen.

We willen samenwerken met alle partners, ook met het zakenleven zelf, om te pogen de richting die de veranderingen opgaan, te bepalen. Vervolgens zou de taak van een dergelijk centrum moeten zijn om relevante informatie over te voorziene veranderingen door te sluizen naar beleidsmakers op alle niveaus zodat we, met een grotere kennis van zaken de beleidswijzigingen kunnen voorbereiden die nodig zijn om ten volle te kunnen profiteren van de door de waargenomen koerswijziging geboden kansen.

Dit idee komt overigens niet zomaar uit de lucht vallen. Zoals zowel de minister als de commissaris al zeiden, is dit een uitvloeisel van de Gyllenhammargroep op hoog niveau, die was ingesteld naar aanleiding van de sluiting van de Renault-vestiging bij Vilvoorde. Die aanbeveling om een waarnemingscentrum te creëren is overigens in verschillende PPE-resoluties van de afgelopen paar maanden genoemd, en ik ben daarom ook bijzonder verbaasd om zulke vijandige reacties vanuit die hoek te horen deze week.

De resolutie van de liberalen en de PPE stelt dat een dergelijk centrum zich zou trachten te bemoeien met de markt en met commerciële beslissingen. Maar dat is absoluut niet het geval. Het gaat hier helemaal niet om inmenging in commerciële beslissingen, het gaat erom dat we onze kansen vergroten om ervoor te zorgen dat we er allemaal bij winnen in plaats van eenvoudigweg passieve slachtoffers te zijn van veranderingen. Maar wie weet, mijnheer Chichester, wellicht kan zelfs de handelswereld profiteren van de betere kwaliteit inlichtingen die een dergelijk centrum kan leveren.

Mijn laatste opmerking is deze: de resolutie van de PPE-Fractie en de liberalen is feitelijk onjuist. Er staat in dat Raad en Commissie beide zouden zijn teruggekomen op hun beslissing een dergelijk waarnemingscentrum, zo’n observatorium, te creëren. Vandaag hebben we zowel van het voorzitterschap van de Raad als van de Commissie gehoord dat ze actief bezig zijn met de uitwerking van dit idee. Uw resolutie strookt dus niet met de feiten. Ze zit ernaast, en ik hoop zelfs dat u te elfder ure nog inziet dat het hier gaat om een uitstekend idee, en dat u uw resolutie zult intrekken en die van ons zult steunen. Maar misschien ben ik wel een hopeloze optimist.

 
  
MPphoto
 
 

  Alavanos (GUE/NGL). ­ (EL) Mijnheer de Voorzitter, dit is weliswaar een uiterst interessant debat maar op het scherm staat dat het vragenuur pas om tien over zes begint. Ik vind die vertraging niet zo erg, maar kunt u ons dan wel garanderen dat het vragenuur normaal anderhalf uur zal duren? Anders lopen wij het gevaar dat een groot aantal vragen niet kan worden behandeld. Tegelijkertijd wil ik van de gelegenheid gebruik maken om de vertegenwoordiger van het voorzitterschap van de Raad hier van harte welkom te heten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Ik betreur de situatie ten zeerste, evenzeer als u, aangezien het probleem nu op mijn schouders komt te rusten. Ik kan u evenwel slechts garanderen dat wij een uur de tijd hebben. Ik zal de Conferentie van voorzitters en het Bureau van het Parlement van dit probleem op de hoogte brengen. U zult wellicht hetzelfde doen. Het is begrijpelijk dat dit probleem zich een enkele keer voordoet, maar wanneer het zich herhaalt, moet het worden verholpen en dient er naar een oplossing te worden gezocht.

 
  
MPphoto
 
 

  Plooij-van Gorsel (ELDR). - Voorzitter, collega's, commissaris en mevrouw Péry, op de Top van Lissabon is afgesproken dat vijftien Europese lidstaten een gezamenlijke strategie ontwikkelen voor een vloeiende overgang naar een nieuwe economie. Dat is in het belang van onze burgers én het bedrijfsleven.

De liberale fractie is volstrekt tegen de oprichting van een nieuw administratief lichaam dat de Europese bureaucratie nog verder zal gaan versterken. Een Europees Waarnemingscentrum voor industriële verandering gaat in tegen het liberale principe dat regeringen zich niet moeten mengen in commerciële beslissingen. Do not pick the winners and let the winners pick. Dat was ook de conclusie van de Top van Lissabon. Ik heb dan ook met verbazing kennis genomen van het feit dat nog geen drie maanden daarna zowel mevrouw Péry, namens het voorzitterschap als mevrouw Diamantopoulou, namens de Commissie een totaal ander standpunt verwoorden. Ik verbaas mij daar zeer over. Ik dacht met betrouwbare partners te maken te hebben.

Het is frappant dat de Europese regeringsleiders, ook die van sociaal-democratische huize, wel de liberale beginselen en de nieuwe economie omhelzen maar dat in dit Huis de linkse vleugel steeds weer terugvalt op oude reflexen. Het spook van de maakbare samenleving waart weer rond in Europa. Het bereiken van een compromis met de socialistische fractie over de voorliggende resolutie was daarom ook voor mijn fractie niet mogelijk.

Collega's, het gaat goed met Europa én met de Europese economie. De zegeningen van de interne markt en met name de invoering van de euro hebben de werkgelegenheid enorm doen toenemen. Sommige grote lidstaten durven echter niet de vereiste maatregelen te nemen waardoor zij minder van de economische groei profiteren. Daartoe is een nieuw Waarnemingscentrum geen therapie. Het is niet voor het eerst dat dit Parlement discussieert over politieke inmenging in de bedrijfsvoering en het beleid van bedrijven. Daarbij komen steeds dezelfde argumenten op tafel. Ik hoop dat het nu wel de laatste keer is.

 
  
MPphoto
 
 

  Bouwman (Verts/ALE). - Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie wordt geconfronteerd met ingrijpende veranderingen van onze economie, globalisering, nieuwe economie, uitbreiding van nieuwe technologie en daarnaast ook nog allerlei demografische factoren. Deze ontwikkelingen hebben geweldige gevolgen voor werkgelegenheid, de verhoudingen tussen rijk en arm, sociale uitsluiting, milieu. Er zijn allerlei fricties op de arbeidsmarkt, wij moeten ons onderwijs aanpassen en uiteindelijk heeft het ook allerlei gevolgen voor individuele bedrijven waar sluitingen plaatsvinden, waar andere weer opgericht worden, etc. Echter, het ene moment hollen we achter werkloosheidsbestrijding aan en enkele jaren later worden er weer werknemers uit derde landen aangetrokken om de arbeidsmarktproblemen in bijvoorbeeld de zorgsector of in de ICT-sector op te lossen, om maar eens een paar rare voorbeelden te noemen. Wat wij constateren is dat er soms sprake is van ad hoc-beleid, te laat beleid, en in zekere zin is Lissabon daar een voorbeeld van met zijn "dotcom-approach". Dat zou consistenter moeten.

Op de tweede plaats hebben wij betrokkenheid nodig, betrokkenheid in de draagvlakken en dat is de sociale implicatie die uitgewerkt moet worden. Dus wij stellen dat om op deze industriële en sectorontwikkeling te kunnen anticiperen, het advies van de werkgroep op hoog niveau gevolgd moet worden om een coördinerend centrum te creëren ter waarneming van deze veranderingen, geen zwaar nieuw lichaam maar ondergebracht in een bestaand. Met dit soort industriële verandering is de volledige betrokkenheid van sociale partners, burgers, politici, een absolute vereiste, zowel op lokaal, regionaal als nationaal niveau. Het managen van deze verandering, dat is de kritieke slaagfactor en bezien vanuit dit perspectief, zouden Commissie en Raad ook onderwerpen als het recht op informatie en consultatie, de herziening van de wet op de ondernemingsraad en de rol van werknemers en burgers bij fusies en bedrijfssluitingen met zijn ernstige sociale gevolgen, snel bespreekbaar moeten maken. Ook dat lijkt ons essentieel voor het managen van industriële verandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Bordes (GUE/NGL). - (FR) Wij zullen ons niet verzetten tegen de oprichting van een Waarnemingscentrum voor industriële verandering. Dat rechts zich unaniem verzet, bewijst nogmaals dat het gekant is tegen zelfs de geringste transparantie over de desastreuze maatschappelijke gevolgen van fabriekssluitingen en ontslagen, waarvan men ons durft te zeggen dat ze onvermijdelijk zijn tegen de achtergrond van economische veranderingen.

Maar dit waarnemingscentrum kan onmogelijk meer worden dan een bureau voor statistiek, en in een klassenmaatschappij als de onze zal het niet eens objectief zijn. Een waarnemingscentrum kan niet in de plaats komen van de politieke wil om grote bedrijven te beletten mensen te ontslaan uit winstbejag.

In deze context een beroep doen op de sociale samenhang, komt er in feite op neer dat men werknemers die door een bedrijfssluiting hun baan verliezen of werklozen die het slachtoffer zijn van herstructureringen vraagt om hun lot gedwee te aanvaarden.

Het merendeel van de fusies en herstructureringen zijn financiële operaties die niets te maken hebben met industriële veranderingen. En altijd zijn het de werknemers die de prijs betalen, nooit de aandeelhouders.

Daarom zeg ik aan de werknemers dat ze zich mogen en moeten verdedigen, met name door een ontslagverbod op te leggen aan alle bedrijven die winst maken. De geaccumuleerde winsten moeten gebruikt worden om de verdeling van arbeid te financieren, zodat iedereen werk heeft, zonder vermindering van salaris, zonder onzekerheid, zonder flexibiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van deze verklaring heb ik zeven ontwerpresoluties overeenkomstig artikel 37, lid 2, van het Reglement ontvangen(1).

 
  
MPphoto
 
 

  Pronk (PPE-DE). - Mijn fractie had er de voorkeur aan gegeven als wij dit op zichzelf interessante debat niet met resoluties hadden afgesloten. Dat in antwoord op de opmerkingen van de heer Hughes. Ik denk dat er inderdaad vandaag nieuwe elementen op de tafel zijn gebracht door de Raad. Als men de discussie gevolgd heeft, dan is er toch wel een zekere doorbraak in de Raad tot stand gekomen. Ook de verklaring van de Commissie was bijzonder duidelijk en ik denk dat wij allemaal daar nog eens heel goed naar moeten gaan kijken. Dat zou waarschijnlijk het beste zijn.

Tweede punt. We moeten inderdaad vermijden, en daar ben ik het helemaal eens met mijn buurman, de heer Chichester, dat we tot overdreven bureaucratie komen. Dat is een belangrijk punt. Aan de andere kant moest ik toch ook weer terugdenken aan de geschiedenis van de Titanic. Die ging verloren omdat er geen waarnemingssysteem was voor ijsbergen in die tijd. Na de ondergang van de Titanic is dat uiteraard onmiddellijk ingesteld. Wij hebben toch in de afgelopen jaren, ook op het gebied van de industriële veranderingen, een aantal gevallen gehad waarvan je zegt dat het met wat voorwetenschap misschien veel minder slecht zou zijn uitgepakt dan nu. Ik ben persoonlijk van mening dat we in die richting toch wel wat verder zouden kunnen gaan mits dat althans niet leidt tot verdergaande bureaucratie, vooral in het land waar we op het ogenblik te gast zijn. We worden daar voortdurend met allerlei zaken geconfronteerd, blokkades en dergelijke, en ik geloof dat het van groot nut zou zijn als er wat meer objectieve informatie over verandering die tot stand komt gegeven kan worden zodat we een aantal fouten die misschien gemaakt worden kunnen voorkomen, à la de Titanic. Ik vind het een mooie film, Voorzitter, die Titanic, maar ik hou er niet van om hem elke keer weer te herhalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Goebbels (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met een citaat: "Ongecontroleerde fusies, enkel als gevolg van dominerende kapitalistische krachten, hebben een verwoestend effect op de sociale samenhang van de Unie. De mannen en vrouwen die op een dag ontdekken dat een onderneming van eigenaar is gewisseld en die vervolgens worden overgeleverd aan de strategische economische beslissingen van die onderneming, met alle dramatische, om niet te zeggen onmenselijke gevolgen van dien voor hun gezin en hun regio, kunnen niet bevatten dat dit de Europese Unie is. Een van de voorstellen van het voorzitterschap, namelijk de oprichting van een observatorium voor industriële veranderingen, is bijzonder interessant.

Zodra dit observatorium autonoom is, zodra het beschikt over de benodigde studiefaciliteiten, zodra zijn werkzaamheden openbaar zullen worden gemaakt en zodra deze zullen dienen als basis voor democratische debatten, zou het naar mijn mening een forse bijdrage kunnen leveren tot de ontwikkeling van de intergouvernementele samenwerking die op dit sociale terrein van doorslaggevend belang blijft.” Dit citaat is niet afkomstig van een of andere onverantwoordelijke of waanzinnige linkse politicus.

Dit citaat is afkomstig van onze Voorzitter, mevrouw Fontaine, die deze verklaringen namens ons allen heeft gedaan op de Top van Lissabon. Wanneer ik hier bepaalde leiders van de bekrompen rechtse vleugel hoor, vraag ik me af of de geachte leden van de fractie waar ook mevrouw Fontaine toe behoort, het lef hebben om te ontkennen wat onze Voorzitter heeft gezegd ten overstaan van de staatshoofden en regeringsleiders in Lissabon. Natuurlijk zeggen onze collega's Chichester en Plooij om de beurt: "laat het over aan de markt" en "kies voor de winnaars". We kennen dit liedje maar al te goed, dat er in feite op neerkomt dat men de winsten privatiseert en de verliezen laat betalen door de gemeenschap. Mijn vriend Steven Hughes heeft duidelijk gemaakt dat de socialisten en de twee andere politieke fracties die een gezamenlijke ontwerpresolutie hebben ingediend geen bureaucratisch monster willen.

We willen geen nieuwe instelling, geen nieuw bureau, maar, zoals de vertegenwoordiger van het voorzitterschap, mevrouw Péry, heeft gezegd, een soepele structuur, die de bestaande activiteiten kan coördineren. De Commissie beschikt inderdaad over veel documentatie, Eurostat kan heel interessante statistieken over de industriële evolutie in Europa en andere onderwerpen leveren. Verder zijn er nog de nationale regeringen en de onderzoeksinstituten. We moeten onnodige doublures vermijden en de bestaande activiteiten coördineren. Minstens om de zes maanden moet er een verslag worden opgesteld dat kan worden besproken in de Raad en het Europees Parlement.

We willen niet de huidige industriële en sociale veranderingen als toeschouwers gadeslaan. We willen de toekomst vormgeven, en dat kan niet door defensieve acties of vruchteloos protectionisme, maar door de veranderingen te begeleiden en te sturen. Wij zijn vóór de nieuwe technologieën, wij zijn vóór de nieuwe economie, maar we willen ook de oude sectoren helpen zich aan te passen. Wij opteren voor een actief beleid, we willen anticiperen op de veranderingen, want de toekomst, en vooral de economische toekomst, is iets waaraan men moet bouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Auroi (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, mevrouw de commissaris, waarde collega's, ik zou het debat een beetje willen terugplaatsen in zijn context. Als bewoner van de Auvergne zou ik u eraan willen herinneren dat we ongeveer een jaar geleden in deze zaal een debat hebben gevoerd over de Michelin-crisis. Op een moment dat het bedrijf recordwinsten liet noteren op de beurzen, kondigde Michelin massaontslagen in zijn Europese fabrieken aan.

We hebben ons toen, in deze vergaderzaal, collectief verbonden tot een herziening van de Europese verordeningen inzake bedrijfsfusies. Ik herinner de Commissie eraan dat het zinvol zou zijn om richtlijn 94/45/EG en verordening 4064/89 te herzien, teneinde te zorgen voor een intensievere voorlichting en raadpleging van de werknemers vóór grote veranderingen die ontslagen met zich meebrengen, zoals fusies of herstructureringen. Een jaar later, als eerste concrete stap, stelt men ons een waarnemingscentrum voor industriële verandering voor. Akkoord, maar dan moet het werkelijk de zaak van de werknemers dienen.

Daartoe lijken twee voorwaarden onontbeerlijk: de Commissie moet in staat zijn de toepassing van de richtlijn betreffende collectieve ontslagen en bedrijfssluitingen te evalueren, en er moeten voorstellen komen om efficiënte sancties toe te passen wanneer de voorschriften niet worden toegepast. De sociale partners moeten bij dit initiatief worden betrokken, en daartoe moeten begrotingsmiddelen worden vrijgemaakt door de Europese instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hermange (PPE-DE). - (FR) Mevrouw de minister, het is een genoegen u terug te zien in deze vergaderzaal.

De nieuwe economie en de mondialisering zorgen voor een versnelling van de industriële veranderingen, en ons Parlement heeft zich reeds meerdere malen over dit thema gebogen. Het heeft, en ik was daarbij zelf rapporteur, een aantal procedures ingevoerd en de Europese ondernemingsraad in het leven geroepen. Het heeft werkzaamheden verricht met betrekking tot de voorlichting en raadpleging van werknemers, en we wachten vol ongeduld, mevrouw de commissaris, op de verdere behandeling ervan, want zoals u weet, ligt dit onderwerp ons na aan het hart. We hebben ook procedures zoals de deelneming van werknemers in het bedrijfskapitaal en de bedrijfswinsten ingevoerd, procedures die allemaal onontbeerlijk zijn bij herstructureringen en industriële veranderingen.

Uiteraard is er nog veel werk te doen op dit terrein, maar mij dunkt dat als we dit soort procedures willen verbeteren, we goed moeten beseffen - mijn collega's hebben hierop gewezen, en het is helemaal niet bekrompen om dat te doen - dat we reeds beschikken over instellingen in Europa die in staat zijn de gevolgen van industriële veranderingen doeltreffend te evalueren, zoals de Stichting van Dublin en het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk in Bilbao, dat met onze Commissie werkgelegenheid en sociale zaken samenwerkt. Laten we ook niet de sociale partners vergeten, die eveneens een cruciale rol kunnen spelen op het gebied van industriële verandering, zowel op Europees als op sociaal niveau.

Voor alle duidelijkheid: ik wens dus dat men gebruikmaakt van de bestaande organen om ervoor te zorgen dat deze industriële veranderingen steeds transparanter worden. Daarnaast wens ik, mevrouw de commissaris, dat de teksten over de voorlichting en raadpleging van werknemers, en over de Europese onderneming, op een goede dag worden voorgelegd aan het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Trentin (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Péry, mevrouw Diamantopoulou, geachte collega’s, ik wil in de eerste plaats mevrouw Péry bedanken voor haar duidelijke uitleg van het voorstel van de Raad. Ik sta daar volledig achter.

Zoals gezegd heeft het Europees Parlement bij crises, herstructureringen en omschakelingen in de productie meerdere malen met een grote meerderheid besloten dat de Europese instellingen en de sociale partners tijdig moeten ingrijpen en alle mogelijke oplossingen in overweging moeten nemen om te voorkomen dat ernstige sociale conflicten en sociale uitsluiting ontstaan, en hele regio’s hun industrie verliezen.

Het Parlement beklaagde zich erover dat het onvoldoende gegevens had om dergelijke processen en in het algemeen de veranderingen in de productie en werkgelegenheid in het bedrijfsleven tijdig te kunnen onderzoeken, voordat dit onderzoek door plotselinge, onomkeerbare beslissingen overbodig werd.

Volgens mij kan een waarnemingscentrum - ofwel een coördinatiecentrum voor alle gegevens die van nut kunnen zijn voor de voorspelling van herstructurerings- en omschakelingsprocessen - van groot nut zijn voor de communautaire instellingen en voor de sociale dialoog op Europees niveau. Want daar gaat het om: dienstverlening, niet een nieuwe instelling; een dienst die ertoe kan bijdragen dat de bevoegde instellingen van de Unie, en alleen zij, beter geïnformeerd worden en bijtijds kunnen optreden.

Daarom doe ik een beroep op alle afgevaardigden die voor de resoluties over de herstructureringsprocessen hebben gestemd, consequent te zijn. Te beginnen bij de het geval-Verwoord, maar vooral de resolutie over de zaak-Michelin, waarin expliciet een waarnemingscentrum voor industriële verandering in het vooruitzicht werd gesteld.

Mijnheer de Voorzitter, met behulp van zo’n instrument kunnen we niet alleen de betrokken werknemers tijdig informeren en onderzoeken hoe ontslagen kunnen worden beperkt of voorkomen, zoals voorzien in de communautaire richtlijn van 24 juni 1992, maar ook kunnen we op lokaal en op communautair niveau het zoeken naar alternatieve oplossingen aanmoedigen. Deze zouden dan eventueel met een bijdrage van de overheid kunnen worden verwezenlijkt. Verder zouden in elk geval maatregelen moeten worden genomen om nieuw werk te vinden voor de bedreigde werknemers en vooral om hun bij- en omscholingsprogramma’s aan te bieden.

Alleen op deze manier kunnen we voorkomen dat herstructurering of fusies tussen grote bedrijven uitlopen op achteruitgang en uitsluiting van veel werknemers en van sommige regio’s. Daarvan zijn vooral de jongste werknemers het slachtoffer. Zonder een dergelijk instrument en dergelijke preventieve onderzoeken zal het Parlement nooit meer kunnen doen dan gevallen in de openbaarheid brengen wanneer het al te laat is en er niets meer aan te doen valt.

 
  
MPphoto
 
 

  Helmer (PPE-DE). ­ (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Hughes zegt dat hij geen nieuw bureau wil, maar zijn resolutie roept duidelijk op tot het creëren van een nieuw bureau, en als hij dat ontkent is hij gewoon bezig met een woordspelletje. Hij zegt dat hij niet wil ingrijpen in de industrie, maar ik hoor mevrouw Diamantopoulou praten over preventieve maatregelen. Het is duidelijk dat zij verandering beschouwt als iets negatiefs. Zij wil verlieslijdende bedrijven aan de beademingsapparatuur houden, terwijl we die arbeid en dat kapitaal juist zouden moeten vrijmaken zodat ze ingezet kunnen worden in levensvatbare nieuwe bedrijven. Indien wij in de 21e eeuw het hoofd boven water willen houden en in welvaart willen leven, dan moeten wij die veranderingen verwelkomen en er mee om leren gaan. Niet er toezicht op houden en ze de kop indrukken. Dus de moed zonk me in de schoenen toen dat voorstel voor een waarnemingscentrum mij ter ore kwam. De regel lijkt te zijn: een nieuwe dag, een nieuwe quango.

Misschien moet ik ter attentie van de collega’s even uitleggen dat quango een nieuwe Engelse samentrekking is voor “quasi autonome niet-gouvernementele organisatie”, met andere woorden, een nieuw stukje bureaucratie, meer uitgaven, meer baantjes voor de haantjes, meer klandizie voor hun bazen. En waarvoor? Alleen maar om duimendikke verslagen te produceren die in elf talen vertaald en door niemand gelezen worden.

Wij kennen in de EU kennelijk maar twee reacties op elk reëel of denkbeeldig probleem. Ofwel we komen met een nieuwe verordening zonder na te gaan of de bestaande verordeningen wel goed functioneren, of we creëren een waarnemingscentrum. En vervolgens wrijven we ons vergenoegd in de handen, apetrots dat we het probleem zo goed hebben opgelost. Maar we hebben het probleem helemaal niet opgelost. We hebben het gewoon voor ons uitgeschoven. We hebben tijd en geld verspild en we hebben verwachtingen gewekt die niet zullen worden waargemaakt. Zoals zo vaak gebeurd met EU-initiatieven – en nu denk ik met name aan het voorstel voor een bureau voor levensmiddelennormen – zal dit waarnemingscentrum eenvoudigweg het werk dupliceren van andere organisaties, van een ontelbaar aantal particuliere onderzoeksbureaus en accountantskantoren, van academische en universitaire instellingen, van vakbonden en kamers van koophandel, en van nationale en lokale overheden.

Ik wil twee vragen voorleggen aan de collega’s. In de eerste plaats, hebben we dit waarnemingscentrum nu echt nodig? Volgens mij niet. Maar als dat wel het geval is, zou het dan niet veel sneller, goedkoper en kosteneffectiever zijn om aan een van onze grote Europese accountantsbedrijven te vragen om dit werk uit te voeren? Ik zou denken van wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Péry, Raad. - (FR) Geachte afgevaardigden, ik wil nog even kort iets zeggen. Ik heb goed geluisterd naar het debat dat zich in deze zaal heeft ontsponnen. Wat ik wil zeggen, is dat al degenen die het idee van een Europees waarnemingscentrum ondersteunen, het eens zijn over de taken en de organisatie ervan. Ik vind dit een interessante benadering. Informatie en uitwisseling als belangrijkste taken, en een soepele, lichte, doeltreffende organisatie die steunt op bestaande structuren. Ik zie dus dat er overeenstemming is tussen de leden van het Parlement, de Commissie en de Raad, en daarom ben ik redelijk optimistisch over de totstandbrenging van dit waarnemingssysteem.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamantopoulou, Commissie. ­ (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal kort zijn want ik weet dat we in tijdnood zitten. Het was een zeer interessante discussie met twee dimensies. De eerste is een politieke, en de tweede is een technische dimensie. In de politieke discussie werd de vraag gesteld of we nu al of niet moeten ingrijpen in de nieuwe economie, en ik wil daar even een politieke opmerking over maken. De nieuwe economie is niet een natuurlijk verschijnsel maar een politiek verschijnsel. En daarom hebben we behoefte aan mechanismen en instellingen ­ niet om veranderingen tegen te houden, maar om ze beheersbaar te maken en de negatieve sociale consequenties ervan te voorkomen.

Voor wat betreft de tweede dimensie, de technische dimensie, ben ik het eens met de PPE-Fractie dat er geen behoefte bestaat aan een nieuwe structuur en ik ben het eens met alle anderen die zeggen dat er behoefte bestaat aan een licht en soepel mechanisme. Om die reden stellen wij dan ook geen nieuwe instelling of nieuwe structuur voor. Wij stellen voor om samen te werken met het instituut in Dublin en rekening te houden met alle andere middelen (de middelen van de Commissie en van andere Europese instellingen zoals Eurostat en het Europees Waarnemingscentrum voor de werkgelegenheid, en met de evaluaties en andere studies waarover wij beschikken); we zullen met dat alles rekening houden, en dit mechanisme zal een ondersteuning vormen voor de sociale dialoog tussen partners, werkgevers en het publiek, en zal beleidsmakers ondersteunen bij het beheersbaar maken van deze veranderingen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hartelijk dank, mevrouw de commissaris.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.

 
  

(1) Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid