7. Door de Wereldbank gevraagd verslag over extractie-industrieën
De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het door de Wereldbank gevraagd verslag over extractie-industrieën.
Roche, Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een interessant debat omdat het een verslag van de Wereldbank betreft. Het verslag over de extractie-industrieën dat de Wereldbankgroep in 2001 heeft geïnitieerd, vormt een leidraad voor de betrokkenheid van de Wereldbank in de olie-, gas- en mijnbouwsector. Het raadplegingsproces is een belangrijk onderdeel van de algemene evaluatie van haar activiteiten op dit gebied.
Hierbij moet worden aangetekend dat het resultaat van dit initiatief - een uitgebreid raadplegingsverslag van het team onder leiding van de heer Salim - thans door de Wereldbank bestudeerd wordt en wij in afwachting zijn van de uitkomst daarvan. In zekere zin bespreken wij dus vandaag werkzaamheden die nog lopende zijn. Gezien de essentiële aanbevelingen in het evaluatieverslag is het echter van belang om dit proces de nodige tijd te gunnen.
Tijdens de Wereldtop over duurzame ontwikkeling van september 2002 in Johannesburg hebben de regeringsleiders en staatshoofden nogmaals onderstreept dat het potentieel van de natuurlijke hulpbronnen voor de economische en sociale ontwikkeling beschermd en beheerd moet worden. Grondstoffen zoals mineralen en aardolie zijn zowel voor de industrie als voor ons dagelijks leven het fundament voor economische groei en welvaart. Zij zijn essentieel voor productie, transport, verwarming en vele andere activiteiten. Het belangrijkste is echter dat zij een essentiële functie vervullen in de landen waar de extractie-activiteiten plaatsvinden.
Hoewel de extractie van mineralen een aanzienlijke bijdrage levert aan de economische ontwikkeling, moeten de hieruit voortvloeiende voordelen worden gecompenseerd met maatregelen ter bevordering van de ecologische en sociale pijlers van duurzame ontwikkeling. Dergelijke maatregelen dienen op basis van good governance te worden genomen, en dit is waarschijnlijk het punt waarover de grootste bezorgdheid bij de meeste afgevaardigden zal bestaan, omdat het in het verleden nog wel eens aan good governance ontbroken heeft. Omdat nu echter onderkend wordt dat een evenwichtige afweging en aanpak van alle belangen noodzakelijk is, zijn er maatregelen overeengekomen voor een duurzaam en geïntegreerd beheer van de natuurlijke hulpbronnen.
De Wereldbank is niet de enige instelling die erkent dat alle elementen van een duurzame ontwikkeling moeten worden aangepakt. In veel opzichten vertoont het onderhavige verslag overeenstemming met de activiteiten die de afgelopen jaren door de Europese Unie zijn ondernomen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de verbetering van de governance op mijnbouwgebied met de wijziging van Richtlijn 82/501/EEG van de Raad van 24 juni 1982 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (de “Seveso-richtlijn”), en aan het voorstel voor een nieuwe richtlijn betreffende het beheer van afval van de winningindustrieën, een onderwerp dat in heel Europa van belang is. Daarnaast krijgt het beleid van de Europese Unie met betrekking tot duurzame ontwikkeling ook vorm door andere initiatieven, zoals de geplande thematische strategie inzake duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Tijdens de bijeenkomst van 2 maart heeft de Milieuraad uitvoerige beleidsrichtsnoeren geformuleerd voor de toekomstige ontwikkeling van deze thematische strategie.
In het verslag over extractie-industrieën wordt niet alleen geconstateerd dat mijnbouw en aardolie een bijdrage kunnen leveren aan de primaire taak van de Wereldbank, namelijk het bestrijden van armoede, maar worden ook talrijke voorstellen in dit verband gedaan. Deze voorstellen verdienen een nadere toelichting.
Ik wil hierbij ook opmerken dat de Wereldbank het bijzonder belangrijke transparantie-initiatief bekrachtigd heeft dat tijdens de Top in Johannesburg is genomen. Het betreft ook hier weer een ingewikkelde kwestie waarbij grote behoefte bestaat aan meer duidelijkheid over de wijze waarop belastinggelden en royalties voor dergelijke maatregelen verdeeld worden. Waarschijnlijk zou ik hieraan toe moeten voegen dat er ook behoefte bestaat aan een antwoord op de vraag of dat geld juist en adequaat wordt verdeeld, maar dat is iets voor een andere keer.
De gedetailleerde maatregelen voor de bescherming van het milieu in het verslag over extractie-industrieën hebben onder andere betrekking op sluitingsplannen en op richtsnoeren voor afvalbeheer in extractie-industrieën. Deze aandachtsgebieden zijn in velerlei opzicht vergelijkbaar met onze prioriteiten. De nota van de Europese Unie met richtsnoeren voor best beschikbare technieken op het gebied van mijnbouwafval is in een vergevorderd stadium en zal beste praktijken op dit gebied bevatten. De meest geschikte manier om potentiële negatieve gevolgen tot een minimum te beperken is van veel lokale factoren afhankelijk, zoals de klimatologische omstandigheden. Desalniettemin zullen onze ervaringen in Europa een succesvolle bijdrage kunnen leveren aan betere milieupraktijken en -normen bij het beheer van mijnbouwafval. Dat geldt ook voor de praktijkcode voor cyaankali die in het kader van het milieuprogramma van de Verenigde Naties is opgesteld via de raadpleging en participatie van de diverse betrokken partijen.
Wij ondersteunen de conclusies van de Top van Johannesburg en het bijbehorende implementatieplan, inclusief de specifieke verplichtingen met betrekking tot de mijnbouw-, mineralen-, metalen- en energiesectoren. Wij zijn er eveneens voorstander van dat het bedrijfsleven meer verantwoordelijkheid neemt en rekenschap aflegt voor zijn activiteiten. Ook de uitwisseling van goede praktijken in het kader van een duurzame ontwikkeling kan op onze instemming rekenen. Ons standpunt over deze kwesties is helder en naar ik aanneem ook bij alle belanghebbenden bekend, inclusief de Wereldbank. Desalniettemin kan het geen kwaad om onze doelstellingen en zorgen op deze gebieden nog eens een keer te onderstrepen.
Een van de grootste zorgen op milieugebied voor de Unie is de klimaatverandering. De Unie blijft bijvoorbeeld alles in het werk stellen om de doelstellingen van het Protocol van Kyoto te verwezenlijken. Als partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en als degenen die het Protocol van Kyoto hebben geratificeerd, hechten de Europese Unie en haar lidstaten er grote waarde aan dat de activiteiten van de Wereldbank in overeenstemming zijn met de doelstelling van de Europese Unie om de emissies van broeikasgassen in de atmosfeer op veilige niveaus te stabiliseren.
Volgens het verslag van het intergouvernementeel panel over klimaatverandering dienen de mondiale emissies van broeikasgassen gedurende de rest van deze eeuw drastisch teruggedrongen te worden als wij die doelstelling willen realiseren. De aanbevelingen in het verslag over extractie-industrieën zijn op dit punt in overeenstemming met de noodzaak om op minder koolstofintensieve energiebronnen over te gaan. Het bevorderen van schonere energiebronnen met minder emissies van broeikasgassen in ontwikkelingslanden - waarbij de nadruk ligt op het bevorderen van hernieuwbare energiebronnen - is in overeenstemming met de communautaire doelstellingen voor klimaatverandering op de lange termijn.
Ik wil besluiten met de opmerking dat wij benieuwd zijn naar de reactie van de Wereldbank op dit verslag. Zoals ik al gezegd heb, wordt die reactie op dit moment nader uitgewerkt. Wij zijn verheugd over het omvattende en transparante karakter van de raadpleging die in het kader van dit proces heeft plaatsgevonden en spreken onze waardering uit voor het verslag van de heer Salim. De Wereldbank zal daarvan uitgaande een goed gefundeerd oordeel kunnen vormen. De progressieve houding van de Europese Unie ten opzichte van duurzame ontwikkeling is alom bekend. Wij verwachten dan ook dat de reactie van de Wereldbank zal stroken met zijn overkoepelende taak, met name wat armoedebestrijding en de bevordering van duurzame ontwikkeling betreft.
Vitorino,Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de door de Wereldbank gevraagde Extractive Industries Review is een belangrijk verslag, en de aanbevelingen ervan moeten zorgvuldig worden bestudeerd door de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en de Commissie.
De Commissie richt zich bij haar subsidieverlening op armoedeverlichting. De ondersteuning van extractie-industrieën binnen het ontwikkelingsprogramma van de Europese Gemeenschap is vrijwel verleden tijd. Sysmin, het specifieke instrument in de mijnbouwsector, werd stopgezet krachtens de Overeenkomst van Cotonou. In het kader van het negende Europees Ontwikkelingsfonds zijn de mijnbouwprogramma’s volgens het ‘ownership’-principe door de partnerlanden zelf opgesteld. Aan mijnbouwactiviteiten in het kader van de nationale indicatieve programma’s is nog geen zes procent van de beschikbare middelen toegewezen. Daarnaast heeft de toenemende aandacht van de Europese Unie voor het milieu ertoe geleid dat milieueffectbeoordelingen sinds de jaren negentig gemeengoed zijn. Deze milieuaspecten spelen ook een rol in de samenwerking met financiële instellingen als de Europese Investeringsbank en de Wereldbank.
De OESO buigt zich momenteel over richtsnoeren voor van overheidswege verleende exportkredieten. Onlangs maakte zij bekend dat er een akkoord is gesloten om te komen tot betere afstemming van de aanpak bij de milieueffectbeoordeling van infrastructuurprojecten die worden ondersteund door de exportkredietinstellingen van OESO-landen. Aldus moet worden gewaarborgd dat die projecten voldoen aan de gangbare internationale normen.
Zoals het Parlement weet, heeft de Europese Unie in september 2002 tijdens de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg het ‘Energie-initiatief van de Europese Unie voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling’ gelanceerd. Het secretariaat van dit initiatief, dat is ondergebracht bij de Commissie, werkt exact aan de punten die door het Parlement naar voren zijn gebracht. Het draagt namelijk bij aan het toegankelijker maken van de energievoorziening die nodig is voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen. Deze energiedoelstelling zal worden gehaald door middel van activiteiten die worden ontplooid door deelnemende ontwikkelingslanden, in de vorm van de verlening van passende, betaalbare en duurzame energiediensten.
Het initiatief is niet speciaal op technologie gericht, wél op het stimuleren van de verlening van betaalbare en duurzame energiediensten. Gestreefd wordt naar de meest economische oplossingen, waarbij de economische, sociale en milieueffecten als uitgangspunt gelden. Dit betekent onder meer dat er stimulansen moeten worden geboden voor schonere en efficiëntere technologieën voor fossiele brandstoffen.
Bij de Commissie is ook het secretariaat van de coalitie voor duurzame energie van Johannesburg ondergebracht. Deze coalitie streeft naar een groter aandeel van duurzame energie in ontwikkelingslanden.
Tot slot verzeker ik u dat de Commissie zich vierkant opstelt achter de oproep tot onverkorte uitvoering van de aanbevelingen van de Extractive Industries Review, die betrekking hebben op duurzame investeringen, bevordering van goed bestuur, instemming van de bevolking, beoordeling van sociale en milieueffecten en eerbiediging van mensenrechten en fundamentele arbeidsnormen.
Wijkman (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, dit is vandaag de tweede keer dat de mijnbouwsector aan de orde komt, vanmorgen bij het verslag van de heer Sjöstedt en nu bij deze resolutie. Ik ben het met minister Roche en commissaris Vitorino eens dat de energie- en mijnbouwindustrie een belangrijke rol spelen in de economie van veel arme landen. Het is echter ook bekend dat deze industriële activiteiten vaak op zo'n manier worden bedreven dat de arme meerderheid van de bevolking er niet direct van profiteert en dat zij vaak ernstige schade toebrengen aan het milieu. Ook gebeurt het helaas vaak dat de inkomsten van de verleende vergunningen voornamelijk in de zakken van allerhande ministers belanden, en niet in de staatskas, waar zij hadden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de landen.
Het onderzoek waaraan wij refereren, is interessant en belangrijk. Daarin wordt gewezen op niet alleen de mogelijkheden van deze sector, maar ook het risico dat aan de werkzaamheden geen sociale, milieu- en mensenrechtencriteria worden gesteld, wat meer armoede en meer milieuschade met zich meebrengt. Toen wij de heer Salim een week geleden ontmoetten, wist hij talloze voorbeelden te geven van problemen voor de plaatselijke bevolking, zoals gedwongen verhuizing en milieuverontreiniging.
Het is belangrijk dat de Wereldbank de kritiek die in het onderzoek naar voren is gebracht ter harte neemt, en ik weet dat zowel de voorzitter van de Raad als de Commissie meegaan met veel van de aanbevelingen. Het is uiterst belangrijk dat de regeringen van de lidstaten, die een groot deel van het bestuur van de Bank uitmaken, hun activiteiten op dit gebied coördineren en erop toezien dat de Bank de aanbevelingen niet uit het oog verliest. Hierin kan het voorzitterschap volgens mij een belangrijke rol vervullen.
Het is belangrijk dat niet alleen de Wereldbank het over een andere boeg gooit, maar ook andere financiële instanties dat doen. De heer Vitorino wees op het feit dat er een akkoord is bereikt over de werkzaamheden van exportkredietbureaus. Dat gaat echter vooralsnog niet ver genoeg. Hun werkzaamheden moeten onderworpen worden aan veel strengere criteria, met name wat betreft de sociale aspecten, het milieu en het klimaat.
Tussen 1994 en 2000 hebben exportkredietbureaus in OESO-landen bijvoorbeeld toegezegd om ongeveer 100 miljard dollar te investeren in nieuwe energieproductie. Dit betrof alleen fossiele brandstoffen; er is geen cent in energie-efficiëntie of hernieuwbare energie gestoken.
Hiertegen moeten maatregelen worden genomen. Zonder dat ik dit rapport en dit onderzoek wil bestempelen als de absolute waarheid, vormen ze toch een goede basis om een verscherpt beleid te voeren voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling.
Van den Berg (PSE). - "Ik twijfel er geen ogenblik aan dat de economische oorlog die Shell in de Niger-delta voert, vroeg of laat aan de kaak zal worden gesteld en dat de misdaden die in deze oorlog zijn begaan, zullen worden bestraft". Dat, voorzitter, zei Ogoni-leider Ken Saro-Wiwa tien jaar geleden. In het Westen is Saro-Wiwa nu, tien jaar later, nog altijd de bekendste aanklager van de grondstofwinnende industrie. Inmiddels heeft Shell al delen van zijn beleid ten goede veranderd en betreft de Extractive Industries Review vooral projecten van de nationale industrieën.
Uit de voorliggende analyse van de grondstofwinnende industrie blijkt dat er nog veel werk moet worden verzet voordat de Wereldbank effectief kan opereren in deze sector. De strijd van het Ogoni-volk in Nigeria staat symbool voor een van de belangrijkste voorwaarden voor participatie van de Wereldbank, namelijk het garanderen van het recht van de oorspronkelijke bewoners om van tevoren, zonder dwang en goed geïnformeerd te kunnen instemmen met projecten die door de Wereldbank worden gefinancierd.
Voor veel ontwikkelingslanden zijn grondstoffen de voornaamste bron van inkomsten, maar ook al zit er vloeibaar of vast goud in hun aarde, de bevolking van die landen ziet van de opbrengsten ervan niet veel terug. Vaker staan in deze landen armoede, een hoog sterftecijfer, burgeroorlog, corruptie en totalitarisme ontwikkeling in de weg. Behalve de bevolking, legt ook het milieu het af tegen de snelle winsten die de grondstoffen met zich meebrengen. Van dezelfde Ken Saro-Wiwa is de uitspraak dat de vis in de Niger-delta naar olie smaakt. Daarom is het voor de PSE-fractie van het grootste belang dat de Europese Raad en de Commissie dit verslag bespreken en harde randvoorwaarden stellen bij Wereldbankparticipaties en winningsprojecten, zodat die alleen kunnen plaatsvinden als voldaan is aan de standaardeisen in verband met de sociale, economische en ecologische gevolgen van de grondstofwinning.
Voorop moet staan dat aan besluiten over projecten eisen met betrekking tot goed bestuur worden gesteld. Alleen op die manier kunnen deze grondstofrijke landen zich ook in hun geheel ontwikkelen. Dat kan ook door ondersteuning van het publish what you pay-intiatief, waarbij inzicht wordt gegeven in betalingen en inkomsten en de bevolking de garantie krijgt dat de opbrengsten niet in de zakken van de rijken verdwijnen, maar daadwerkelijk aan de bevolking ten goede komen. Voorts kan dat door te weigeren projecten te financieren die zich in conflictgebieden bevinden, en ten slotte kan dat door het bestaande natural habitat-beleid te versterken en niet te investeren in projecten in beschermde natuurgebieden, maar positief te investeren in duurzame energiebronnen.
Rod (Verts/ALE). -(FR) Mijnheer de Voorzitter, na het VN-verslag over de situatie in Congo en het verslag van de Amerikaanse regering over de opwarming van de aarde is er nu dus een verslag opgesteld in opdracht van de Wereldbank zelf, waarin de zorgen worden bevestigd die de groenen al sinds lang naar voren brengen. De Wereldbank heeft opdracht gegeven tot een studie naar de extractie-industrieën, en die studie heeft na twee jaar overleg met maatschappelijke organisaties, regeringen en de industrie geleid tot een verslag dat ronduit vernietigend is voor het ontwikkelingsbeleid.
In het verslag wordt de vinger gelegd op de gebreken en averechtse effecten van het beleid van de Wereldbank ten aanzien van de grondstofrijke landen. Zo staat er letterlijk in de studie dat de Wereldbank zich te veel gericht heeft op het aantrekken van investeerders en te weinig oog heeft gehad voor de noodzaak de betreffende landen te helpen instrumenten te ontwikkelen die het mogelijk maken de natuurlijke rijkdommen aan te wenden ter bestrijding van de armoede.
De verslagcommissie vestigt de aandacht tevens op de manco's van het optreden van de Wereldbank bij het toezicht op de ontwikkelingen op sociaal en milieugebied. Zo lezen we in de studie dat het volledig vrijgeven van de markt zonder degelijke randvoorwaarden bijzonder negatief kan uitpakken. Voorbeelden van financiering met desastreuze gevolgen zijn er genoeg. Prototype van een project met dramatische ecologische gevolgen is de goudmijn van Yanacocha in Peru. De exploitatie van deze mijn, die in handen is van een Amerikaans bedrijf, heeft ertoe geleid dat vijf bergen zijn afgegraven, duizenden mensen zijn verdreven en het water in de hele regio is vervuild met cyanide.
De Wereldbank heeft ook steun verleend aan de oliepijpleiding van Tsjaad naar Kameroen. Wij zijn de enigen geweest die zich hebben verzet tegen dit project, dat rampzalige gevolgen heeft gehad op sociaal gebied en voor het milieu: massale migratie, vergroting van de voedselonzekerheid en toename van de prostitutie, met verdere verspreiding van aids als gevolg. Kun je dit nog ontwikkelingsbeleid noemen? Met de winning van aardolie en aardgas of de mijnbouw wordt niet per definitie een bijdrage geleverd aan de vermindering van de armoede.
We moeten helaas vaststellen dat de Wereldbank in landen waar nog steeds sprake is van grootschalige corruptie, waar het rechtssysteem de nodige twijfels blijft oproepen en waar de democratie nog weinig voet aan de grond gekregen heeft, bepaald niet bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling. Integendeel, in tal van landen is het optreden van de winningsindustrieën verbonden met mensenrechtenschendingen en interne conflicten, zoals we in Birma hebben gezien. Nog erger is dat meer dan 80 procent van de investeringen van de Wereldbank in de olie-industrie in feite enkel het Noorden ten goede komt, niet de arme landen zelf. Resultaat van dit blinde liberale investeringsbeleid is dat het aantal landen waarmee het niet goed gaat groter is dan het aantal landen waar sprake is van reële vooruitgang.
In aansluiting op de aanbevelingen in de studie pleiten de groenen voor stopzetting van de financiering van olieprojecten tot 2008, een stop op investeringen in kolenmijnen met het oog op het terugdringen van broeikasgassen, bevordering van schone en hernieuwbare energie en verbetering van de energie-efficiëntie. Voor de Europese Unie is in dit verband een belangrijke rol weggelegd; zij moet er via haar lidstaten bij de Wereldbank op aandringen dat deze de aanbevelingen in de studie in aanmerking neemt. De Wereldbank heeft te lang een verkeerde route gevolgd. Het is de hoogste tijd dat zij een andere richting inslaat, zodat het ontwikkelingsbeleid eindelijk ten goede komt aan de meest behoeftigen.
(Applaus)
Frassoni (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben niet alleen om dit debat gevraagd om de Wereldbank te vertellen wat hij moet doen, maar moeten ook weten wat het standpunt is van de Raad. In de Raad zijn vijftien lidstaten vertegenwoordigd die allemaal een zeer belangrijke rol spelen in de besluitvorming van de Wereldbank. We willen de Raad vragen welk standpunt hij gaat innemen ten aanzien van dit verslag over de extractie-industrie, en of hij al dan niet voornemens is het standpunt van de lidstaten hierover te coördineren.
In de interessante opmerkingen van de heer Roche heb ik geen antwoord op deze vraag kunnen ontdekken, hoewel dat nou juist precies de reden was van dit debat. Het is onze stellige overtuiging dat het Parlement toezicht moet kunnen uitoefenen op wat de Wereldbank doet, en ook dat wij, als instelling van de Europese Unie, moeten weten wat onze lidstaten in de Wereldbank doen. De Wereldbank is dus niet iets dat buiten deze of uw instelling om gaat, mijnheer Roche.
De heer Vitorino zei heel duidelijk dat hij en de Commissie vinden dat de belangrijkste aanbeveling gesteund moest worden. Nogmaals: ik zou graag willen weten of er een standpunt van de Raad is en zo ja, wat dat dan inhoudt, en of er enig voornemen bestaat om hier enige discussie van welke aard dan ook over te voeren.
Wij denken dat dit onderwerp absoluut besproken moet worden in de Raad, en wel om twee redenen. De eerste is dat in de conclusies van het verslag zeer duidelijk wordt gesteld dat investeringen in de olie-, mijnbouw- en gassector op zichzelf nog niet zorgen voor terugdringing van de armoede. Zoals uit het verslag valt op te maken, zijn ze in sommige gevallen zelfs schadelijk, en dit is ook van belang voor de Europese Unie. De tweede is dat we ervan overtuigd zijn dat, als het werkelijk de doelstelling van de Wereldbank is om armoede terug te dringen en een grotere rol toe te kennen aan de plaatselijke bevolking en de armen, we geen projectfinancieringsmethode kunnen blijven steunen die schadelijk is in dat opzicht. Dus mijnheer Roche, vertelt u ons alstublieft wat u gaat doen.
Thors (ELDR). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, zo aan het eind van de zittingsperiode vind ik dat wij uiterst beleefd tegen elkaar moeten zijn. Ik vind het een erg goed initiatief dat wij het door de Wereldbank gevraagde verslag bespreken. Zoals bekend hebben wij momenteel een expert in ons midden, te weten mevrouw Frassoni, die deel uit maakt van het parlementair netwerk van de Wereldbank. Daarom is dit een goed moment om deze kwestie te bespreken en het standpunt van de EU-landen te coördineren.
Nu wij algemeen over de Wereldbank spreken, blijkt helaas dat de Wereldbank het laagst scoort als het om het beheer van ontwikkelingsprojecten gaat. Toen ik ongeveer een maand geleden in Niger was, hadden alle andere partijen hun werkzaamheden in verband met het project "Onderwijs voor iedereen" op orde, behalve de Wereldbank. Haar bestuur is zo sterk geconcentreerd dat het niet functioneert. Ik hoop dat mevrouw Frassoni deze kwestie eveneens aan de orde kan stellen bij de andere parlementariërs in het netwerk.
Het is bekend dat de Wereldbank ervaring heeft op dit gebied, omdat men lang geleden al heeft gezegd dat de toegang tot dit soort bronnen vaak de oorzaak is van oplopende conflicten. Wij moeten de aanbevelingen daarom serieus nemen. Ze moeten als richtsnoer dienen als wij projecten honoreren en een standpunt innemen ten aanzien van de verschillende landen en de mate waarin wij ze willen helpen.
Roche,Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het was een kort maar buitengewoon boeiend debat. Allereerst wil ik zeggen dat het niet mijn bedoeling was mevrouw Frassoni teleur te stellen, maar ik ben in mijn bijdrage ingegaan op de maatregelen die genomen zijn. Ik ben het echter zonder meer met haar eens als zij zegt dat de Wereldbank niet iets is waar wij compleet los van staan.
De heer Wijkman had het over de bescherming van kwetsbare landen en gemeenschappen, met name wanneer de verleiding van corruptie levensgroot is. Natuurlijk is dat een uiterst belangrijk punt, en het is dan ook de plicht van de Wereldbank om goed bestuur te waarborgen. Alleen al door de hier genoemde voorbeelden weten we wat er aan de hand is. We zijn op de hoogte van de milieuschade waar vooral machteloze plaatselijke bevolkingsgroepen het slachtoffer van worden.
De heer van den Berg heeft in aangrijpende bewoordingen gesproken over wat hij beschreef als de stille en heimelijke milieuoorlog, terwijl een andere afgevaardigde inging op de goudwinning en de schade die daardoor is aangericht. Hier is helemaal niets op af te dingen. De Wereldbank en de internationale gemeenschap moeten deze problemen aanpakken.
De heer van den Berg heeft terecht gezegd dat er een evenwicht moet bestaan tussen ontwikkeling en de rechten van de oorspronkelijke bewoners en de plaatselijke bevolking, en dat de opbrengsten van exploitatie- en extractie-industrieën ten goede moeten komen aan de bevolking in de regio. Dat punt is een evenzo belangrijk en werd ook door de heer Rod genoemd.
Ik moet zeggen dat dit een relatief nieuw aandachtsveld is voor de Raad, maar de Raad alles in het werk stelt om ervoor te zorgen dat de Europese Unie in de wereld een rol als vooraanstaande partner op het gebied van duurzame ontwikkeling blijft spelen. Dat is het allerbelangrijkste, want duurzame ontwikkeling is het overkoepelende antwoord op al deze vragen, of het nu gaat om de gevolgen voor bijvoorbeeld oorspronkelijke bewoners, de gevolgen van milieuaantasting of het verdwijnen van de opbrengsten van de ontwikkeling als gevolg van corruptie.
Tijdens de vergadering van 2 maart heeft de Raad nog eens herhaald dat het nakomen van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg, de hoogste prioriteit moet houden en onderdeel moet blijven uitmaken van alle desbetreffende interne en externe beleidsmaatregelen van de Europese Unie. Ik zeg dit in het bijzonder als reactie op de vraag van mevrouw Frassoni. De Raad verwacht van alle lidstaten dat zij deze gemeenschappelijke zienswijze zullen verdedigen in alle internationale fora, waaronder de Wereldbank. Als ik u in mijn eerdere bijdrage teleurstelde, hoop ik dat ik dat hiermee heb goedgemaakt!
De Voorzitter. - Er zijn zes ontwerpresoluties(1) ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement.