Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 31 maart 2004 - Straatsburg Uitgave PB

9. Visserijovereenkomst EG/Denemarken en Groenland
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A5-0060/2004) van Rosa Miguélez Ramos, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguélez Ramos (PSE), rapporteur. - (ES) Mevrouw de Voorzitter, met betrekking tot de visserijovereenkomst met Groenland moet er misschien allereerst aan worden herinnerd dat dit, op de overeenkomst met Mauretanië na, de duurste visserijovereenkomst is dat de Europese Unie ooit heeft gesloten. Tussen de twee overeenkomsten die ik net heb genoemd bestaat bovendien een verschil, hetgeen wij het verschil tussen “noordelijke overeenkomsten” en “zuidelijke overeenkomsten” noemen. De noordelijke overeenkomsten hebben een aantal kenmerken die ik straks nog zal noemen waardoor ze verschillen van de zuidelijke overeenkomsten.

Er is al heel veel gezegd over de visserijovereenkomst met Groenland en bijna alles wat gezegd is, is ook waar. De Rekenkamer heeft destijds bijvoorbeeld al onderstreept dat in de visserijovereenkomst met Groenland enkele fundamentele begrotingsregels zijn overtreden, bijvoorbeeld met betrekking tot de visserijmogelijkheden. Van de 42,8 miljoen euro die deze overeenkomst kostte werd slechts 28 miljoen besteed aan visserijmogelijkheden. Daartoe behoorden ook de papieren vissen, die zo werden genoemd omdat er wel voor was betaald terwijl ze niet voorkwamen in de Groenlandse wateren aangezien zij al lange tijd waren verdwenen.

Het gebruik van de visserijquota was zeer laag en week sterk af van de voorziene waarden, maar bovendien konden en kunnen slechts vier lidstaten vissen op basis van deze overeenkomst: het Verenigd Koninkrijk, Duitsland. Frankrijk en Denemarken. De rest van de lidstaten was en is nog steeds uitgesloten van deze wateren.

Deze uitsluiting en het niet gebruiken van de visserijquota waar voor wel betaald is, leidt tot een aantal distorsies. Sommige lidstaten die onder de overeenkomst vallen hebben bijvoorbeeld geprobeerd om ongebruikte quota door te verkopen, omdat zij niet interessant zijn voor de consumentenmarkt in eigen land terwijl zij wel interessant zijn voor consumptie in andere lidstaten. Naast deze distorsie (de poging om iets door te verkopen wat al betaald is) is er ook sprake van het vissen van ongebruikte quota door schepen die onder de vlag van deze lidstaten varen maar in werkelijkheid niet behoren tot de vloot van deze lidstaten of van andere EU-lidstaten maar afkomstig zijn uit landen buiten de Gemeenschap.

Enkele lidstaten die niet tot de begunstigden van deze overeenkomst behoren of die, ondanks dat zij al eeuwen actief waren in deze wateren, zijn uitgesloten bij toetreding tot de Europese Gemeenschap, zoals Spanje en Portugal, koesteren inderdaad de wens om deze ongebruikte quota te verwerven of op zijn minst toegang te krijgen tot deze wateren, al was het maar als experiment.

De Commissie heeft het bestaan van deze distorsies in haar document erkend en een mechanisme voorgesteld waarmee de Commissie tijdelijk de ongebruikte visserijmogelijkheden zou kunnen overdragen aan een ander lidstaat tijdens het lopende jaar zonder dat dat gevolgen zou hebben voor de toekenning van de quota in de volgende jaren.

Dat leek ons een goed mechanisme aangezien het een proef betrof die naar verloop van tijd zou kunnen worden geëvalueerd. De Visserijcommissie heeft echter een amendement goedgekeurd dat was ingediend door vertegenwoordigers van een van de betrokken lidstaten, waarin wordt gesteld dat de Commissie een raadplegingsprocedure kan starten en dat de lidstaten die over de quota beschikken uiteindelijk zelf kunnen bepalen of beslissen hoe de quota worden verdeeld of toegewezen aan andere lidstaten die niet tot de begunstigden behoren maar wel geïnteresseerd zijn in visserijactiviteiten in dit gebied.

Ik denk dat de kernvraag luidt of de Commissie enkel een steunfunctie moet vervullen of, aangezien het hier gaat om een visserijovereenkomst van de Gemeenschap, moet zorgen voor het hoogste gebruikspercentage van de visserijmogelijkheden die, zoals ik al zei, via het visserijakkoord door Groenland zijn verworven en waar ook voor is betaald.

Ik denk dat het hier uiteindelijk niet om nationale kwesties gaat, wat vaak het geval is bij visserijovereenkomsten en waar in het algemeen ook altijd grote spanningen over bestaan, zoals wij allen weten. Het gaat hier om goed financieel bestuur, om economische efficiëntie. Uitgaande van de performance-indicatoren, die voor iedere activiteit worden vastgesteld en die bovendien meetbaar zijn, kunnen de behaalde resultaten worden bepaald.

Ik zeg dit vanuit de optiek van iemand die al lange tijd aan dit akkoord heeft gewerkt en het daardoor denk ik grondig kent. Groenland is bovendien voorstander van het idee dat ik zojuist naar voren heb bracht. Groenland heeft hierover zelfs al een overeenkomst met de Commissie gesloten. Ik denk dat het goed is om een signaal af te geven aan de visserijvloten van de Gemeenschap door de visserij in deze wateren mondjesmaat toe te staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Vitorino, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de afgevaardigde bedanken voor haar verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Visserijprotocol tussen de EU en Groenland.

Ik constateer tot mijn genoegen dat de afgevaardigde dit voorstel steunt. In het verleden is er ernstige kritiek geuit op het Groenland-protocol. Ik geloof dat de herziene versie van het protocol een belangrijke stap in de goede richting is. Op basis van het mandaat dat de Raad op 24 februari 2003 heeft gegeven, het evaluatieverslag van de diensten van de Commissie en het op 2 september 2003 aangenomen verslag van het Europees Parlement, parafeerde de Commissie het gewijzigde Vierde Protocol op 18 juni 2003 in Athene. Ik zou de belangrijkste nieuwe elementen even de revue willen laten passeren.

De quota zijn substantieel aangepast teneinde onder andere ‘papieren’ kabeljauw te schrappen en de vangstmogelijkheden op één lijn te brengen met de wetenschappelijke adviezen: de schrapping van kabeljauw en roodbaars in de westelijke wateren, en de schrapping van blauwe wijting, en geen ‘papieren vis’ meer in de vangstmogelijkheden voor de Europese Unie. Er zijn betalingen voor alle visserijvergunningen ingevoerd met het oog op een betere verdeling van de kosten tussen de Gemeenschap en de reders. Dit sluit aan bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, trekt de overeenkomst gelijk met de andere overeenkomsten met derde landen en, last but not least, stelt de Commissie in staat toezicht te houden op de visserijactiviteiten.

Om het gebrek aan doorzichtigheid te verhelpen is er een begrotingsbijdrage ingevoerd. De plaatselijke regering van Groenland heeft zich verbonden tot een structurele hervorming van haar visserijbeleid. De Groenlandse autoriteiten hebben toegezegd hun visserijsector te herstructureren, wat in dit geval neerkomt op meer privatisering en minder subsidiëring. Ze hebben zich ook verbonden tot een substantiële verhoging van de begroting voor het Groenlands Natuurinstituut, zodat dit zijn wetenschappelijke capaciteit kan uitbreiden.

De experimentele visserij wordt gestimuleerd en uitgebreid tot koppotigen en tweekleppigen. Het welslagen hiervan kan leiden tot de noodzakelijke diversificatie van de Groenlandse visserij en het opnemen van nieuwe soorten in de volgende overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Groenland.

Voor wat betreft het probleem van de onderbenutting van vangstmogelijkheden en de verspilling van financiële middelen van de Gemeenschap is er een bepaling ingevoerd op basis waarvan de Commissie niet-benutte vangstmogelijkheden mag toewijzen aan andere, oudere lidstaten zonder quotum. Dit is volledig in overeenstemming met het beginsel van de relatieve stabiliteit en met artikel 20, lid 5 van de basisverordening. Dankzij dit nieuwe, cruciale element kan de Commissie een degelijk beheer van de financiële middelen van de Gemeenschap en een optimaal gebruik van het geld van de belastingbetaler waarborgen, en kan de overeenkomst met Groenland gelijk worden getrokken met de andere overeenkomsten met derde landen die voorzien in een financiële compensatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Langenhagen (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de overeenkomst met Groenland is in velerlei opzicht belangrijk. Dat hebben we gehoord en daar kunnen we het alleen maar mee eens zijn.

Ten eerste is het gezien de vangsthoeveelheden en de financiële compensatie een van de belangrijkste visserijovereenkomsten van de EU. Ten tweede dient het als een uitstekend voorbeeld voor duurzaamheid en evenwicht in de wateren van het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan. Daar hebben we zonder twijfel verbeteringen bereikt. In de derde plaats staat de overeenkomst ook symbool voor de bijzondere betrekkingen tussen het voormalige EG-lid Groenland en de Unie. Ik vertel u natuurlijk niets nieuws wanneer ik zeg dat het Europees visserijbeleid een echt Gemeenschapsbeleid is met alle gevolgen van dien. Er zijn gemeenschappelijke rechtsgrondslagen en beginselen die bindend zijn. Daartoe behoort ook, mevrouw de rapporteur, het beginsel van de relatieve stabiliteit dat in het kader van de grote GVB-hervorming nog onlangs werd bevestigd. Ik vind het uiterst problematisch en weinig zakelijk dat nu via de achterdeur - zo zie ik het - geprobeerd wordt een wijziging aan te brengen en wordt toegegeven aan een deelbelang, wat met betrekking tot Groenland kennelijk de bedoeling is van sommigen hier in het Parlement.

De visserijlanden in de EU die bij de overeenkomst met Groenland betrokken zijn, hebben zich verplicht tot een duurzame en verantwoorde visserij. Anders zou deze overeenkomst ook helemaal niet tot stand zijn gekomen. Ze hebben quota toegewezen gekregen die ze zelf kunnen gebruiken of kunnen ruilen. Daar kan niet aan worden getornd! Men kan niet met dwangmaatregelen die de fundamentele rechten van de lidstaten aantasten, quota afpakken. Stelt u zich eens het volgende voor: een voetbalelftal maakt geen gebruik van de mogelijkheid om spelers te wisselen en mag daarom in de volgende wedstrijd helemaal niet meer wisselen, maar moet met een ploeg van 22 spelers uitkomen. Dat is toch in één woord absurd! Ook met argumenten dat dit economisch beter zou zijn of dat het eerlijker zou zijn, is dit allemaal niet te rechtvaardigen. We hebben geen behoefte aan een van boven af opgelegde herverdeling, maar aan samenwerking tussen partners. Alle betrokkenen hebben toch herhaaldelijk en op geloofwaardige wijze verzekerd dat ze de quota zo goed mogelijk proberen te benutten. Zoals we hebben gezien heeft Duitsland - goed, daar kom ik nu eenmaal vandaan - de afgelopen jaren op voorbeeldige wijze samengewerkt. Dat mag ik toch wel zeggen en dat wil ik ook zeggen: Duitsland heeft aan andere lidstaten gedeelten van zijn quota voor visbestanden overgedragen die in goede staat waren. Zo geeft men uitvoering aan een duurzaam visserijbeleid!

Voor de toekomst bepleit ik nauwere samenwerking in de kwestie van de quota. Ik erken dat daarbij de bevoegdheden van de lidstaten en van de Commissie moeten worden gerespecteerd. Bovendien ben ik een groot voorstander van beter overleg tussen de lidstaten bij het ruilen van quota op basis van overeenkomsten met derde landen. Daarvoor vraag ik ook de steun van mijn medeafgevaardigden.

 
  
MPphoto
 
 

  Lage (PSE). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, de herziening van het Vierde protocol bij de visserijovereenkomst tussen de Europese Unie en Groenland over de visserijvoorwaarden gaat in de goede richting. Dit protocol is transparant, het stemt overeen met de reële situatie en is gebaseerd op het wederkerigheidsbeginsel. Zoals de commissaris al heeft opgemerkt is het afgelopen met de virtuele vissen, vissen die alleen op papier bestaan. Er is nu een evenwicht tot stand gebracht tussen de betalingen die de Europese Unie doet en de visserij die kan worden uitgeoefend: er zijn nu vissen waarop gevist kan worden.

Ik ben heel tevreden met deze herziening en vooral met het goed gestructureerde verslag van mevrouw Miguélez Ramos. Haar verslag en haar inleiding hebben ons een goede indruk gegeven van het politieke probleem dat bij deze kwestie een centrale rol speelt. Ik wil ook de heer Vitorino bedanken voor zijn opmerkingen. Dat hij ook verstand van visserij heeft verbaast me niet. Weten dat hij over vele talenten beschikt en hij kan daarom ook verstandige dingen over dit onderwerp zeggen, al had ik aanvankelijk gedacht dat hij uitsluitend in culinaire zin in vis geïnteresseerd zou zijn. Vroeger of later zal hij ons nog eens les geven over deeltjesfysica of moleculaire biologie (gelach) - hij beschikt daarvoor over de nodige intelligentie.

Dan nu terug naar de politieke kwestie die mevrouw Miguélez Ramos heeft aangeroerd. Er is sprake van een onrechtvaardige situatie en een “anti-historische” houding; verwijzingen naar historische precedenten zijn uit de mode en daarom heb ik het liever over “anti-historische” tendensen. Het is namelijk zo dat de Spanjaarden en de Portugezen uit de visserijzones rond Groenland worden geweerd, alhoewel zij als eersten de wereldzeeën hebben verkend. Ze hebben de visgronden bij Groenland al eeuwen geleden ontdekt en nu mogen ze daar niet vissen. We hebben hier een gelegenheid om dit onrecht te corrigeren. Er zijn landen die in Groenland visrechten hebben maar hun quota’s niet gebruiken. We kunnen nu toestaan dat landen als Portugal en Spanje die niet gebruikte quota’s toegewezen krijgen, en wel op een zodanige wijze dat ze op geen enkele wijze ondergeschikt worden aan de landen aan wie deze quota’s aanvankelijk waren toegewezen. Het gaat hier immers niet om één of ander feodaal recht in een modern jasje. Het is niet zo dat quota aan één land worden toegewezen om dat land dan de keuze te geven of het ze al dan niet wil afstaan aan een ander land van de Europese Unie dat deze quota in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid graag wil gebruiken.

Ik steun het standpunt van mevrouw Miguélez Ramos van ganser harte: de Europese Unie en de Commissie moeten niet gebruikte quota kunnen toewijzen aan landen als Spanje en Portugal, die van deze rechten graag gebruik willen maken.

 
  
MPphoto
 
 

  McKenna (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie staat positief tegenover de wijzigingen in dit verslag die ervoor zorgen dat er nu onderscheid wordt gemaakt tussen geld voor visserijrechten en geld voor ontwikkeling. Dit onderscheid zou in alle visserijovereenkomsten gemaakt moeten worden, niet alleen in deze. Wij vinden dat helder moet zijn waar het geld precies naartoe gaat.

Het geld voor ontwikkeling zou naar toezicht en wetenschappelijk onderzoek en dergelijke moeten gaan. Er zou ook een audit mogelijk moeten zijn om na te gaan hoe het geld wordt besteed. Hier is echter sprake van een groot vacuüm aangezien deze visserijovereenkomsten worden gefinancierd met geld van de Europese belastingbetaler zonder dat kan worden nagegaan hoe het geld is besteed, met name wanneer het wordt besteed aan ontwikkeling en toezicht. Wij - en de Europese burgers - willen graag garanties dat het geld dáár naartoe gaat, in plaats van zomaar aan te nemen dat dit wel goed zal zitten. In veel gevallen hebben we volgens mij geen garantie dat het geld op de juiste plaats is terechtgekomen.

In het kader van deze overeenkomst zijn de mogelijkheden het grootst voor de noordelijke landen, en in het voorstel van de Commissie staat dat deze mogen worden overgedragen. Sommige leden van de commissie waren voor de formulering ‘worden overgedragen’. Dit idee, dat vangstmogelijkheden die niet worden benut zonder meer worden overgedragen aan andere landen, is een slecht idee, aangezien we eerst moeten bekijken op welke manier we de toegestane capaciteit kunnen proberen te verminderen, en als die niet wordt benut kunnen daar heel goede redenen voor zijn, te weinig vis bijvoorbeeld. Dus waarom zouden we het overdragen van die vangstmogelijkheden verplicht moeten stellen, ongeacht de redenen waarom ze niet zijn benut?

We moeten proberen de visserijactiviteiten zelf in te dammen, omdat we weten dat de oceanen niet zijn berekend op de druk die erop wordt uitgeoefend door de visserijsector in de Europese Unie en elders.

 
  
MPphoto
 
 

  Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) . - (ES) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, waarde collega’s, tot mijn spijt kan ik mijn spreekbeurt ditmaal niet beginnen met een felicitatie aan de rapporteur vanwege haar verslag.

Het verslag Miguélez Ramos, zoals het hier vandaag wordt gepresenteerd, is slechter dan het Commissievoorstel. Daarom hebben wij, evenals de rapporteur zelf, in de commissie tegen dit verslag gestemd.

Ik denk eerlijk gezegd dat het voorstel van de Commissie goed was en volstond. Dat zou ook door de meerderheid van de Commissie visserij zijn goedgekeurd, waardoor er geen amendementen meer nodig waren geweest op artikel 3. De Commissie heeft immers voor het eerst bijval verleend aan de lange strijd van de PPE-DE-fractie in dit Europees Parlement en aan de Spaanse regering door in het visserijakkoord met Groenland dezelfde criteria te gebruiken als in de “zuidelijke akkoorden”, waarmee de mogelijkheid wordt geschrapt om te betalen voor ongebruikte visserij. Daarmee wordt het voor de Commissie mogelijk om de ongebruikte visserijmogelijkheden direct toe te wijzen aan andere lidstaten die daarom hebben verzocht.

Mijnheer Vitorino, ik zou u willen vragen om commissaris Fischler te verzoeken dit voorstel verder uit te werken. Het is een redelijk, eerlijk en rechtvaardig voorstel dat strookt met de beginselen voor goed bestuur waar de Rekenkamer ons om gevraagd heeft. Bovendien komt het tegemoet aan de belangen van Groenland en de Europese Unie. Bovenal is het echter een Europees voorstel omdat het oog heeft voor het gemeenschappelijke Europese belang. Het verslag Miguélez Ramos daarentegen is anticommunautair omdat de Commissie als gevolg daarvan niet langer zelf direct verantwoordelijk blijft voor het gemeenschappelijk belang van alle lidstaten via de toewijzing van ongebruikte quota. De Commissie wordt hierdoor verplicht om te wijken voor de bilaterale onderhandelingswil van bepaalde lidstaten die deze quota niet gebruiken.

Naar onze mening betekent dit verslag dan ook een stap achteruit en daarom zullen wij opnieuw tegenstemmen als het nieuwe amendement 5 niet wordt aangenomen, dat beter is dan het huidig amendement 2 in het verslag Miguélez Ramos.

 
  
MPphoto
 
 

  Stihler (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik steun de eerste vier amendementen, maar ben tegen amendement 5. Volgens mij was dat amendement aanvankelijk verworpen in de commissie, maar is het nu toch weer ingediend. De reden waarom ik tegen het amendement ben is heel simpel: het ondergraaft het beginsel van de relatieve stabiliteit. Dat beginsel staat centraal in het Schotse en Britse standpunt ten aanzien van het visserijbeleid, en volgens mij ook in dat van andere noordelijke landen. Ik wijs elke maatregel die aan dit beginsel tornt, van de hand. Het concept van de relatieve stabiliteit is van levensbelang voor de Schotse vloot, aangezien het een waarborg vormt voor historische rechten. Amendement 5 brengt dit alles in gevaar.

Daarnaast verleent amendement 5 de Commissie zeggenschap over quotaruil, wat volgens mij in strijd is met de basisverordening van het GVB. Deze bevoegdheid moet bij de lidstaten blijven liggen, aangezien de toelating van nieuwe partijen tot bestaande visgronden meteen ook de druk opvoert om de nu nog gegarandeerde quota te gaan herverdelen. Bovendien gaat het amendement voorbij aan het fundamentele verschil tussen de zuidelijke visserijovereenkomsten, waarbij visserijvergunningen in het geding zijn, en de noordelijke overeenkomsten, waarbij het veeleer gaat om quota.

Het is overigens interessant vast te stellen dat sommigen wel zeggen dat ze de Commissie meer zeggenschap willen geven over de visserij maar op slag van mening veranderen zodra het gaat om concrete voorstellen voor meer zeggenschap van de Commissie. Amendement 5 vormt een bedreiging voor de visserijbelangen van de noordelijke landen, druist in tegen de GVB-verordening en dreigt een verlaging in te houden van het aantal Groenlandse quota dat kan worden geruild voor quota voor Noorwegen, waar de bedrijfstak in het Verenigd Koninkrijk zo zwaar op leunt. Het spijt me dat ik het deze keer oneens ben met de rapporteur.

 
  
MPphoto
 
 

  Hudghton (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik begrijp dat commissaris Fischler vandaag niet bij ons kan zijn. Ik hoop dat dat komt omdat hij het ontzettend druk heeft met het vinden van een oplossing voor de problemen waar de Raad Landbouw en Visserij van afgelopen december in Brussel Schotland mee heeft opgezadeld.

Wat Groenland betreft weet ik zeker dat veel Schotten in vissersgemeenschappen vandaag de dag met een jaloerse blik naar Groenland zullen kijken, omdat het buiten het GVB valt. Aangezien we in Schotland echter nog steeds met dat GVB zitten opgescheept, is het van kapitaal belang dat er op geen enkele manier inbreuk wordt gemaakt op het grondbeginsel van de relatieve stabiliteit. Dit verslag, en het daarin opgenomen voorstel om het aan de Commissie over te laten quota toe te wijzen aan andere lidstaten, is compleet onacceptabel. Het is een zeer gevaarlijk precedent, dat kan en zal worden gebruikt om de relatieve stabiliteit te ondermijnen.

Wat de zaak ook geen goed heeft gedaan, is dat de regering van het VK en de Schotse regering van sociaal-democraten en liberalen in december 2002 de hervorming van het GVB, die gelijke toegang geeft tot wateren en visbestanden, hebben gesteund. Als commissaris Fischler hier was geweest, had ik hem gevraagd eens uit te leggen hoe relatieve stabiliteit te rijmen valt met gelijke toegang tot wateren en visbestanden. Die twee gaan gewoon niet samen, en ik hoop alleen maar dat we ons los kunnen maken van het GVB voordat het beginsel van de relatieve stabiliteit wordt herzien of afgeschaft.

 
  
MPphoto
 
 

  Stevenson (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik kan beter oppassen met wat ik zeg over mevrouw Miguélez Ramos, mocht zij de nieuwe minister van Visserij worden in Madrid. Ik zal dus van nu af aan aardig tegen haar zijn.

In de Visserijcommissie hadden we laatst een presentatie van een eminent wetenschapper, de heer Reid van de Sir Alistair Hardy Foundation van de universiteit van Plymouth. Hij legde de Visserijcommissie uit dat de opwarming van de aarde, die de afgelopen twintig jaar voor een aanzienlijke stijging van de temperatuur van de Noordzee heeft gezorgd, het plankton waarvan de kabeljauw leeft, noordwaarts heeft gedreven. Het wekt dan ook geen verbazing dat we getuige zijn van een dramatische achteruitgang van de kabeljauwstand in de Noordzee, die heeft geleid tot de huidige crisis, waar vooral de Schotse vloot mee geconfronteerd wordt, en tot het door de Commissie ontwikkelde plan voor het herstel van de kabeljauwstand.

Wanneer je kijkt naar de vangstmogelijkheden die worden voorgesteld in het gewijzigde Vierde Protocol voor de overeenkomst met Groenland, zie je echter dat die mogelijkheden zijn afgenomen. Om te beginnen is er een zeer forse verlaging voor kabeljauw, wat wellicht enige vragen oproept over het wetenschappelijk onderzoek dat de heer Reid aanhaalde voor onze commissie. Hoe dan ook geeft die verlaging aan dat er in ieder geval minder vis in de Groenlandse wateren zit dan de gigantische hoeveelheden die ons aanvankelijk werden voorgehouden.

Het goede aan de wijziging van het Vierde Protocol is dat we nu in ieder geval geen ‘papieren vis’ meer hebben: we betalen voor echte vangstmogelijkheden. Er is nu een verband tussen het geld dat we als Europese Unie betalen en de echte, feitelijke vangstmogelijkheden. En áls die vangstmogelijkheden er zijn, is het de zwaar beproefde en momenteel op de Noordzee actieve vloot die er het meest aanspraak op maakt.

Daarom moet ik me tot mijn spijt aansluiten bij hetgeen vanmiddag al door mijn collega’s is gezegd, en voeg ik me dus in de rij van degenen die niet akkoord kunnen gaan met amendement 5. Dit amendement ondergraaft niet alleen het beginsel van de relatieve stabiliteit, zoals mevrouw Stihler en de heer Hudghton al prima duidelijk hebben gemaakt, maar ontneemt ook die potentiële vangstmogelijkheden aan de Noordzeevloot en geeft ze aan vissersvloten buiten de Noordzee, wat onacceptabel is voor de vissers in het Verenigd Koninkrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Kindermann (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het goede verslag van mevrouw Miguélez Ramos over de wijziging van het protocol bij de visserijovereenkomst met Groenland toont weer eens aan dat er bij de inhoud en de toepassing terecht kritische kanttekeningen te plaatsen zijn. Die komen niet alleen van de rapporteur van de Commissie visserij, maar ook van de Begrotingscommissie.

Ik kan instemmen met de aanbeveling van de rapporteur om de uitgaven voor deze overeenkomst aan de feitelijke omstandigheden aan te passen. Ook geef ik mijn volledige steun aan haar verzoek om een algemeen evaluatieverslag, inclusief een kosten-batenanalyse. Dit is iets waarop het Parlement bij visserijovereenkomsten met derde landen al heel lang aandringt.

Ik sta echter niet achter de aanbeveling van de rapporteur dat de Commissie op verzoek van een andere lidstaat niet-benutte vangstmogelijkheden kan toewijzen, ook als die toewijzing slechts tot één visseizoen beperkt zou zijn. Dat zou naar mijn mening te zeer raken aan het beginsel van de relatieve stabiliteit binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De mogelijkheid om toegewezen visquota over te dragen of te ruilen moet ook in het vervolg tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren. Niet-benutte vangstmogelijkheden komen immers uiteindelijk ook een duurzaam gebruik van visbestanden ten goede. Mochten toegewezen quota door bijzondere, voorspelbare omstandigheden slechts gedeeltelijk worden benut, dan kunnen, zoals tot nu toe, bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten uitkomst bieden. De Commissie moet het recht hebben om hierbij regulerend op te treden. Al het andere zou echter de basis van het gemeenschappelijk visserijbeleid in niet geringe mate aantasten.

Ik verzoek u daarom morgen bij de stemming amendement 2 te steunen en tegen amendement 5 te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vitorino, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, voordat ik begin wil ik graag even duidelijk maken dat mijn kennis over dit onderwerp niet verder reikt dan wat mijn collega, de heer Fischler, die er vandaag helaas niet bij kan zijn, mij hierover heeft verteld. Ik sta echter open voor wat hier is gezegd en zal zo goed mogelijk ingaan op de argumenten die in dit debat zijn aangevoerd.

Allereerst zal ik proberen het standpunt van de Commissie over de ingediende amendementen toe te lichten. In de eerste plaats amendement 1: de financiële compensatie in het kader van de overeenkomst is één enkele compensatie, die betrekking heeft op de toegang tot de wateren en op de gevolgen van de activiteiten van vaartuigen van de Europese Unie in wateren van derde landen. Het feit dat een derde land er in het kader van een visserijsectordialoog mee instemt om een deel van de financiële compensatie aan te wenden voor activiteiten ter ondersteuning van de hervorming van zijn eigen visserijbeleid, is geen argument voor een differentiëring in twee verschillende geldstromen. Een differentiëring van de financiële compensatie zou ertoe leiden dat het derde land zich weigert vast te leggen op de hervorming van zijn visserijbeleid. De Commissie kan dan ook niet akkoord gaan met amendement 1.

De Commissie geeft evenmin haar zegen aan amendement 2, dat tot op zekere hoogte, als ik het goed heb begrepen, verband houdt met amendement 5, aangezien de Commissie verantwoordelijk is voor een goed financieel beheer van de financiën van de Gemeenschap. De begrotingsautoriteit moet de Commissie de middelen en rechtsgrondslag verschaffen voor het goede financiële beheer van deze overeenkomst. Ondanks enkele overdrachten door de quotahoudende lidstaten in 2003 zijn deze in de praktijk ontoereikend gebleken om de optimale benutting van vangstmogelijkheden, en daarmee een goed financieel beheer, te waarborgen. Bij het aangevoerde argument stelt zich de vraag hoe wij kunnen garanderen dat het beginsel van relatieve stabiliteit en artikel 20, lid 5 van de basisverordening in acht worden genomen. Ik zou willen benadrukken dat de tijdelijke overdracht van vangstmogelijkheden van de ene lidstaat naar de andere door de Commissie niet in strijd is met het beginsel van relatieve stabiliteit, omdat zo’n overdracht, overeenkomstig artikel 20, lid 1 van Verordening (EG) Nr. 2371/2002 van de Raad, dat betrekking heeft op de toewijzing van vangstmogelijkheden aan lidstaten, geen invloed heeft op de toekomstige toewijzing van mogelijkheden in de Groenlandse wateren aan de lidstaten.

De verdeelsleutels zullen als voorheen het uitgangspunt blijven bij deze toewijzing. De lidstaten die profiteren van een tijdelijke overdracht, kunnen hun vangsten niet gebruiken als argument voor het aanpassen van de grondslag voor de toewijzing in de toekomst. De vangstmogelijkheden worden vastgesteld op basis van wetenschappelijke rapporten. Een nieuw element in deze overeenkomst is nu juist dat alle quota voortaan jaarlijks worden herzien als dat op grond van wetenschappelijke adviezen geboden is.

Ik kan me ook niet vinden in het idee dat wij met dit mechanisme een precedent zouden scheppen. De overdrachtsbepaling bestaat al zonder enig probleem in alle andere overeenkomsten met derde landen die voorzien in een financiële compensatie. De enige overeenkomst zonder een dergelijke bepaling is die met Groenland, en dat willen we nu juist veranderen.

In 2003 was de handelswaarde van de vangsten, inclusief de werkelijke vangsten van de overdrachten aan Noorwegen, IJsland en de Faeröer, 50 miljoen euro. Dit is onbevredigend gezien de huidige financiële compensatie van 42,82 miljoen euro. Het is binnen de context van een overeenkomst met een financiële compensatie onacceptabel dat de Commissie geen mogelijkheden heeft om te waken voor verspilling van geld van de Gemeenschap. De Commissie staat dan ook positief tegenover het laatste amendement, amendement 5. We zijn verantwoordelijk voor het goede financiële beheer van de communautaire financiën. Uit amendement 5 blijkt dat de begrotingsautoriteit bereid is de Commissie de rechtsgrondslag te verschaffen voor een degelijke beheer zonder inbreuken op de relatieve stabiliteit, zoals ik al zei.

We zijn het eens met de geest van amendement 3 maar geloven dat de Commissie nu al voorziet in de behoefte aan overdracht van dit soort informatie, uit hoofde van de lopende interinstitutionele akkoorden en, in het bijzonder, het kaderakkoord tussen de Commissie en het Europees Parlement. Amendement 3 is dan ook niet nodig.

Tot slot verwerpen we ook amendement 4. Ik wijs in dit verband op het gangbare principe inzake de aard van een protocol bij een visserijovereenkomst. Aangezien het hier gaat om een bijlage bij de kaderovereenkomst, is geen nieuwe toestemming nodig voor de periodieke verlenging ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hartelijk dank, mijnheer de commissaris.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 120)

 
  
MPphoto
 
 

  Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) In 2003 is in het kader van de tussentijdse herziening van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de visserijovereenkomst tussen Groenland en de Europese Unie een nieuw Protocol afgesloten voor de periode van 1 januari 2004 tot 31 december 2006.

Via deze herziening wordt een aantal aanpassingen doorgevoerd, zonder dat de omvang van de financiële compensatie (42,82 miljoen euro per jaar) wordt gewijzigd. Wel is nu duidelijker geworden welk deel bestemd is om te compenseren voor vismogelijkheden en welk deel bestemd is voor ontwikkelingssteun. We zijn heel tevreden dat de quota’s voor heilbot verhoogd zijn, en vooral dat de Portugese vloot nu toestemming heeft gekregen om 800 ton zwarte heilbot te vangen. We moeten er echter wel op wijzen dat Portugal bij toetreding niet in deze overeenkomst is opgenomen, en zulks ondanks de historische visrechten van dit land in deze regio.

Feit is dat de quota’s niet volledig benut worden. Door de verplichting van goed financieel beheer moeten wij de uit de internationale visserijovereenkomsten voortvloeiende mogelijkheden volledig benutten, zonder afbreuk te doen aan het principe van relatieve stabiliteit. Dit verslag en het daarin behandelde Commissievoorstel bieden de mogelijkheid om de in een bepaald jaar niet, of niet volledig gebruikte quota’s opnieuw toe te wijzen. Wij vinden wel dat amendement 5 de tekst nog beter maakt, reden waarom dit amendement door het Parlement zou moeten worden goedgekeurd.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid