Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1218k
Woensdag 1 december 2004 - Brussel Uitgave PB
1. Hervatting van de zitting
 2. Verklaring van de Voorzitter
 3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 4. Ingekomen stukken: zie notulen
 5. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 6. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 7. Samenstelling van de fracties: zie notulen.
 8. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 9. Agenda
 10. Situatie in Oekraïne
 11. Financiële vooruitzichten
 12. Top EU/Rusland
 13. Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang
 14. Wereldaidsdag
 15. Paspoorten van EU-burgers
 16. Voetbal in de Europese Unie
 17. Veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën
 18. Overeenkomst EU-San Marino en Overeenkomst EU-Monaco
 19. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 20. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: DE HEER BORRELL FONTELLES
Voorzitter

(De vergadering wordt om 15.05 uur geopend)

 
1. Hervatting van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik verklaar de vergadering van het Europees Parlement, die op donderdag 18 november 2004 werd onderbroken, te zijn hervat.

 

2. Verklaring van de Voorzitter
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Alvorens aan te vangen met de vergadering van vanmiddag zou ik uw aandacht willen vestigen op drie belangrijke gebeurtenissen waarvan wij momenteel getuige zijn en waarvan er twee op de agenda staan. De eerste is de situatie in Oekraïne, waarover een debat zal plaatsvinden en waar het Parlement vanavond nog een delegatie heen zal sturen. Ik wil de aandacht vestigen op de aanwezigheid van de heer Tarasyuk, voorzitter van de Commissie Europese zaken van het parlement van Oekraïne.

Zoals u weet was voor vandaag een bezoek van de voorzitter van het Oekraïnse parlement voorzien, maar vanwege de gebeurtenissen die zich in zijn land afspelen was het voor hem niet mogelijk bij ons te zijn en daarom is in zijn plaats de heer Tarasyuk bij ons. Ik moet u informeren dat de Commissie buitenlandse zaken van dit Parlement om vijf uur vanmiddag bijeen zal komen in een bijzondere zitting, waaraan ook de heer Tarasyuk zal deelnemen. Zoals u weet is het niet gebruikelijk dat de commissies gelijktijdig met de plenaire vergadering bijeenkomen, maar ik geloof dat de uitzonderlijke omstandigheden waarvan nu sprake is een en ander rechtvaardigen. De heer Tarasyuk zal dus om vijf uur verschijnen voor de Commissie buitenlandse zaken die in buitengewone vergadering bijeenkomt.

Het tweede onderwerp is een jubileum dat weliswaar niet op de agenda staat, maar waarvan ik denk dat het goed is dat dit Parlement erbij stilstaat. Het is namelijk een jaar geleden dat een groep prominente Israëlische en Palestijnse personen in Genève bijeenkwam om een vredesakkoord te tekenen voor het Midden-Oosten dat gebaseerd is op de vreedzame coëxistentie van twee levensvatbare staten en waarmee is aangetoond dat er wel degelijk oplossingen zijn voor de moeilijke punten – de grenzen, de nederzettingen, de veiligheid, de vluchtelingen en het probleem van Jeruzalem – waarop de onderhandelingen voorheen altijd stukliepen.

Dit initiatief was niet het enige dat door het maatschappelijk middenveld is genomen en is ook niet bedoeld om in de plaats te komen van de Routekaart of de inspanningen van het Kwartet. De hoofdrolspelers van deze gebeurtenis, en ook de heer Yossi Beilin en de heer Abed Rabbo, konden vandaag niet bij ons zijn, maar het is mij een eer en genoegen om Naomi Chazan en Ali Rashid, die ons debat vanaf de tribune volgen, hier te mogen verwelkomen. Ik wil hen en degenen die zij vertegenwoordigen van harte begroeten.

Dames en heren afgevaardigden, ik wil u erop wijzen dat er nog een lange weg moet worden afgelegd en dat er nog veel obstakels zijn voor de hervatting van het vredesproces in het Midden-Oosten. De aanstaande verkiezingen in Palestina zullen een goede gelegenheid bieden om de vrijheid en democratie in dit gebied te bevorderen, en het zal daarom noodzakelijk zijn te garanderen dat de kiezers zich vrij kunnen bewegen en dat allen, ook de inwoners van Oost-Jeruzalem, zich in een kiezersregister kunnen inschrijven.

Tot slot wil ik u eraan herinneren dat de koning van Jordanië afgelopen week tijdens een bijeenkomst van de Conferentie van voorzitters zei dat er een weg is die naar vrede leidt, maar dat deze weg slechts twee jaar open zou blijven. Ik nodig u uit al het mogelijke te doen om vrede te bewerkstelligen voor de volkeren van het Midden-Oosten.

Het derde onderwerp waarop ik uw aandacht wil vestigen staat wel op de agenda, want het is vandaag Wereldaidsdag en dit Parlement zal hierover een debat houden. Het gaat om een uitermate ernstige zaak: drie miljoen doden in 2004 en veertig miljoen besmette personen over de hele wereld. Hieraan zullen wij vandaag in ons debat herinneren en wij zullen blijk geven van de grote zorgen die dit probleem de Europese Unie en de internationale gemeenschap baart. Door het feit dat er steeds meer vrouwen zijn die aan deze ziekte lijden, wat ze kwetsbaar maakt en de ongelijkheid in de hand werkt, kunnen we helaas spreken van de feminisering van de aids-epidemie.

Door dit tragische probleem vandaag te behandelen aan de hand van de verklaring van de Europese Commissie, in ons debat en onze resolutie, willen wij uiting geven aan onze bezorgdheid over deze zeer ernstige situatie, die ikzelf al heb verwoord in een persbericht dat ik voor het begin van de plenaire zitting heb doen uitgaan.

 

3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

4. Ingekomen stukken: zie notulen

5. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

6. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

7. Samenstelling van de fracties: zie notulen.

8. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen

9. Agenda
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Wij gaan over tot de regeling van de werkzaamheden.

Er is een corrigendum rondgedeeld op de agenda van de vergaderingen van vandaag en morgen en ik stel naar aanleiding van de bijeenkomst van de secretarissen-generaal van afgelopen maandag een aantal wijzigingen voor die door de meerderheid van de fracties zijn goedgekeurd.

De eerste wijziging betreft de schrapping van de verklaringen over de Top tussen de Europese Unie en Rusland.

Mijnheer Cohn-Bendit, ik zal u ook het woord geven, maar staat u mij toe om eerst de tijdens de vergadering van de secretarissen-generaal voorgestelde wijzigingen te melden.

Op de tweede plaats stel ik de toevoeging voor – na de verklaring over aids - van het verslag van de heer Coelho betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in paspoorten van EU-burgers.

Tevens wordt voorgesteld het verslag van de heer Mulder over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 10/2004, en niet nr. 11/2004, van de Europese Unie voor 2004, overeenkomstig de procedure van artikel 132, goed te keuren en onder de stemmingen van donderdag, morgen dus, in te schrijven.

Aan het einde van de agenda van vandaag, woensdag, wordt de gecombineerde behandeling toegevoegd van twee verslagen van de heer Gauzès over twee overeenkomsten betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino respectievelijk het Vorstendom Monaco.

De heer Cohn-Bendit wil het woord voeren over deze wijzigingen, maar ik wil eerst melden dat de heer Farage nog een wijziging heeft voorgesteld, waarover hij ook zal spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Cohn-Bendit (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, onze fractie tekent protest aan tegen het besluit – genomen door de secretarissen-generaal en niet door de Conferentie van voorzitters – om de agenda te wijzigen ten aanzien van de verklaringen en de indiening van een resolutie over de Top EU/Rusland.

Ten eerste vinden wij het schandalig dat men zegt dat de resultaten van deze Top terugkomen in het debat over Oekraïne. Het debat over Oekraïne is een debat over de vrijheid en de democratie in Oekraïne en heeft niets te maken met de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland. Dat zijn twee volkomen verschillende zaken.

(Applaus)

Ten tweede, mijnheer de Voorzitter, als het zo is dat de Top EU/Rusland geen resultaten heeft opgeleverd, dan dient daarover gedebatteerd te worden. Wij als Europese Unie, wij als Parlement, wij mogen niet toelaten dat de heer Poetin ons in een houdgreep neemt. Wij zijn onafhankelijk en als Rusland de Europese Unie chanteert met betrekking tot Oekraïne moeten we die chantage aan de kaak stellen.

(Applaus)

Om die reden – omdat er dus geen vergadering van de Conferentie van voorzitters is geweest en het een besluit is van de secretarissen-generaal – verzoeken wij dat hier en nu wordt overgegaan tot een hoofdelijke stemming, om te bepalen of wij wel of niet onverwijld een debat zullen voeren over de ernstige situatie van de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie.

De reden die wordt aangevoerd om dit debat hier niet te houden is dat er een debat zal plaatsvinden in de Commissie buitenlandse zaken. Wij willen echter vandaag een plenair debat over de situatie tussen Europa en Rusland. Met het oog op wat er zich afspeelt verzoeken wij om een onmiddellijke hoofdelijke stemming over het openen van dat debat.

 
  
  

(Het Parlement verwerpt het verzoek)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik deel u mee dat de heer Farage mij een verzoek heeft doen toekomen om, conform artikel 132 van het Reglement, om de agenda van de plenaire vergadering zodanig te wijzigen dat de mondelinge vraag over voetbal in de Europese Unie wordt vervangen door een mondelinge vraag over de goedkeuring van de nieuwe Commissie.

Mijnheer Farage, u mag het woord nemen, maar eerst wil ik duidelijk maken dat uw verzoek volgens het Reglement om minstens twee redenen te laat is: omdat het niet binnen de vastgelegde termijn is ingediend en omdat het verzoek om een mondelinge vraag aan de Commissie ook niet binnen de vastgelegde termijnen is ingediend. Uw beroep op artikel 132 van het Reglement is daarom vanuit formeel oogpunt correct, maar procedureel gezien niet binnen de geldende termijnen toegepast. Desalniettemin ga ik het betreffende artikel toepassen en u daarom toestemming geven uw voorstel tot wijziging van de agenda te doen.

Conform het Reglement krijgt u hiervoor een minuut de tijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Farage (IND/DEM).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met mijn laatste speech in Straatsburg blijkbaar enige opschudding veroorzaakt. Mijn doel was om de waarheid aan het licht te brengen. Er was voor de afgevaardigden wellicht te weinig tijd, tussen mijn mededelingen over de heer Barrot en de stemming, om hetgeen ik heb gezegd goed te kunnen overdenken. Wij hebben hier in dit Parlement zodoende een Commissie goedgekeurd, zonder over alle voorhanden informatie te beschikken.

Dit kan eenvoudig niet de bedoeling zijn. Vanzelfsprekend is de voetballerij van belang, maar het belang van deze kwestie is toch groter. Ik doe een beroep op artikel 108 van het Reglement en wil de heer Barroso verzoeken vanmiddag hiernaartoe te komen om de redenen voor de benoeming van de heer Barrot toe te lichten. We kunnen vervolgens debatteren over de vraag waarom onze procedures voor de stemming zo jammerlijk hebben gefaald. Tenslotte kunnen we een poging doen om van de heer Barroso de garantie te krijgen dat de zaken een volgende keer anders zullen verlopen. Wat kan er vandaag in dit Parlement van groter belang zijn dan het houden van dit debat?

Deze Commissie begint net als de vorige Commissie, en die dáárvoor, met een grote smet op het blazoen. Ik ben ervan overtuigd dat deze Europese instellingen geen enkele geloofwaardigheid zullen genieten indien wij dit debat niet houden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Giertych (IND/DEM). – (PL) Tijdens de laatste zitting hebben wij van de heer Farage gehoord dat er ernstige redenen zijn waarom de commissaris uit Frankrijk geen commissaris zou mogen zijn. Het Parlement heeft deze verklaring weggehoond en onze collega ervan beschuldigd dat hij niet goed geïnformeerd was. Intussen is gebleken dat zijn informatie wel degelijk klopt, terwijl iedereen er tijdens de stemming van overtuigd was dat de beschuldigingen tegen de bewuste commissaris ongefundeerd waren. Met andere woorden, tijdens de stemming beschikte het Parlement over onjuiste informatie. Wij moeten dit debat derhalve opnieuw openen en ik ondersteun het voorstel van de heer Farage dan ook ten stelligste.

 
  
MPphoto
 
 

  Swoboda (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, als afgevaardigden willen wij natuurlijk allemaal zo volledig mogelijk geïnformeerd zijn. We moeten er ook in de toekomst voor zorgen dat alle informatie aan de afgevaardigden wordt doorgegeven. Ik wil echter benadrukken – ook de heer Farage heeft dat op de Conferentie van voorzitters moeten toegeven – dat wij de rechtssituatie van de afzonderlijke lidstaten moeten respecteren. Dat geldt ook voor dit geval, waarin op basis van de nationale rechtssituatie een regeling voor de straf is getroffen. Daarom is er geen straf opgelegd. Daarom hebben wij in de Conferentie van voorzitters met absolute meerderheid geoordeeld – en ik denk dat wij dat hier vandaag ook zouden doen – dat het niets aan onze beslissing betreffende deze Commissie zou wijzigen, als dit geval opnieuw aan de orde zou worden gesteld. Dat zou alleen maar leiden tot zinloze discussies. We hebben deze Commissie gekozen en we zullen haar ondersteunen, zodat zij aan het werk kan gaan. Ze ís ook aan de slag gegaan en het is voor ons daarom zaak om over te gaan op de belangrijke punten van de agenda.

(Applaus)

Overigens, mijnheer de Voorzitter, stel ik gezien de ontwikkelingen in Oekraïne voor dat na de vaststelling van de agenda onmiddellijk wordt overgegaan tot de behandeling van de verklaringen over de situatie in Oekraïne.

 
  
  

(Het Parlement verwerpt het verzoek)

 

10. Situatie in Oekraïne
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolaï, Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik allereerst uitspreken dat ik verheugd ben hier met u te kunnen debatteren over de situatie na de presidentsverkiezingen in Oekraïne en de betrekkingen tussen de EU en de Oekraïne. Vijf weken geleden heb ik gezegd dat de uitslag van de presidentsverkiezingen voor Oekraïne een beslissend moment zou zijn omdat de koers van Oekraïne voor de komende vier jaar hierdoor wordt bepaald. We zijn allen getuige geweest van wat er zich sindsdien heeft afgespeeld. Waarschijnlijk zijn wij het er allen over eens dat de verkiezingen van 31 oktober en 21 november geen vrije en eerlijke verkiezingen zijn geweest en dat ze niet aan de internationale normen hebben voldaan. Javier Solana heeft deze boodschap afgelopen woensdag aan uw Commissie buitenlandse zaken overgebracht. Ik zal uitleggen wat we sindsdien ondernomen hebben, hoe we de huidige situatie inschatten en welke stappen er nu gezet moeten worden.

De EU heeft niet aan de zijlijn gestaan. Voor aanvang van de verkiezingen hebben wij er bij de Oekraïnse autoriteiten telefonisch en op andere manieren op aangedrongen dat zij een vrij en eerlijk verloop van de verkiezingen zouden garanderen. Onmiddellijk na de verkiezingen heeft het voorzitterschap naar aanleiding van het verslag van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten, OVSE/ODIHR, een verklaring uitgevaardigd waarin het zijn bezorgdheid over het verkiezingsproces kenbaar maakte. Diezelfde dag, maandag 22 november, werden de Oekraïnse ambassadeurs in alle hoofdsteden van de EU op het matje geroepen. Dit was zoals u weet in overeenstemming met de conclusies van de Raad.

Op 24 november heeft het voorzitterschap ambassadeur Biegman gevraagd als speciale afgezant naar Kiev te reizen om het gesprek tussen alle betrokken partijen op gang te brengen. Javier Solana heeft zich later bij hem gevoegd. Op 24 november hebben wij tevens verklaard het te betreuren dat de centrale verkiezingscommissie de verkiezingsuitslagen bekend had gemaakt en de heer Janoekovitsj tot winnaar van de verkiezingen had uitgeroepen, ondanks de vele klachten over het verkiezingsproces. Het is deze gang van zaken en het door de commissie gekozen moment die wij betreuren, het gaat niet om de winnaar of verliezer.

Het voorzitterschap was verheugd dat het Oekraïns Hoger Gerechtshof op woensdag besloot de klachten over de verkiezingsuitslagen in overweging te nemen, en de officiële bevestiging en bekendmaking van de verkiezingsresultaten te blokkeren. Daarmee werd de benoeming van een nieuwe president voorkomen.

De afgelopen dagen is er intensief contact geweest tussen de EU en de OVSE, de Raad van Europa, de Verenigde Staten en Rusland. Het oplossen van de problemen in Oekraïne vereist immers een gezamenlijke inspanning en de inwoners van Oekraïne moeten een eensluidende boodschap ontvangen. In zijn functie van voorzitter van de Europese Raad heeft minister-president Balkenende zich voortdurend achter de schermen ingezet. Hij heeft in zijn gesprekken met president Koetsjma, de heer Lytvyn, de voorzitter van het Oekraïnse parlement en anderen, de positie van de EU benadrukt en namens de EU alle partijen opgeroepen om beheerst te blijven en de kalmte te bewaren. Minister van Buitenlandse Zaken Bot heeft onder andere gesproken met zijn Amerikaanse, Russische en Oekraïnse collega’s.

Verder zijn tevens Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana en speciale EU-gezant de heer Biegman, intensief betrokken bij de pogingen de crisis op te lossen. Op dit moment zijn beiden voor een tweede maal in Kiev en proberen de politieke spanningen die worden veroorzaakt door de discussie over mogelijke onafhankelijkheid te verminderen. Onafhankelijkheid zou kunnen resulteren in een scheuring van Oekraïne. De Poolse president Kwasniewski, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Raad van Europa, en de Litouwse president Adamkus zijn tevens in Kiev om een bijdrage te leveren aan het oplossen van deze crisis.

Wij zijn tevens bezorgd over signalen dat de betrokken partijen niet meer met elkaar willen praten. Daarom heeft het voorzitterschap onlangs alle partijen opgeroepen met elkaar om de tafel te gaan zitten, zoals tijdens de ronde tafelgesprekken op 26 november van dit jaar, en zich te houden aan de afspraken die toen zijn gemaakt. Voor een vreedzame oplossing van het conflict is het van essentieel belang dat de eenheid van Oekraïne wordt gewaarborgd. Wij hebben duidelijk gemaakt dat elke vorm van geweld veroordeeld moet worden en dat de Europese Unie bereid is steun te verlenen aan de oplossing van het conflict.

Hoe zien wij de toekomst tegemoet in het licht van de huidige politieke spanningen en mogelijk een verdere scheuring in de Oekraïnse samenleving? De huidige situatie vraagt om een politiek antwoord waarbij rekening wordt gehouden met de Oekraïnse wetgeving en het voortbestaan van de rechtsstaat wordt gegarandeerd.

Iedere mogelijke oplossing moet resulteren in een hernieuwd vertrouwen van de Oekraïnse bevolking in het verkiezingssysteem. We moeten ervoor zorgen dat de burgers erop vertrouwen dat de uitkomst van de verkiezingen het resultaat is van hun stem. Eerlijk gezegd zie ik geen mogelijkheden om alle problemen die tijdens de tweede verkiezingsronde zijn gerezen zo op te lossen dat de resultaten van deze verkiezingsronde uiteindelijk voor iedereen aanvaardbaar zijn. De enige optie is wellicht een nieuwe tweede verkiezingsronde. We zullen er dan voor moeten zorgen dat deze ronde wordt gekenmerkt door vrijheid, eerlijkheid en transparantie en gelijke kansen voor alle kandidaten uit heel Oekraïne. Hiertoe moeten er voldoende internationale en lokale waarnemers worden aangesteld, de media moeten ongecensureerd verslag kunnen doen van de verkiezingscampagne en de bevolking moet volledig vrij en zonder druk van buitenaf haar stem kunnen uitbrengen. Dit moet gelden voor het hele verkiezingsproces, vanaf het moment dat de kandidaten zichzelf presenteren totdat de centrale verkiezingscommissie het definitieve aantal stemmen heeft geteld. De meest omstreden kwesties uit de verkiezingsstrijd, zoals de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht of lokale verkiezingswaarnemers aan te stellen, moeten voor de verkiezingen al zijn opgelost.

Ik wil geen personen bespreken. Het is niet aan de EU om een van beide kandidaten te steunen. De EU kan enkel eisen, en dat hebben we vanaf het begin gedaan, dat er een transparant, open en eerlijk proces komt, zodat de Oekraïnse burgers erop kunnen vertrouwen dat de uitkomst van de verkiezingen het resultaat is van hun stem. Alleen in dat geval zijn we ervan verzekerd dat de nieuwe president de president van alle Oekraïnse burgers zal zijn, en niet slechts van een groep uit het oosten of het westen. Zo zal bovendien de eenheid van het grondgebied gewaarborgd blijven.

De crisis in Oekraïne is niet alleen de verantwoordelijkheid van de EU. Het is van belang dat alle internationale partijen zich betrokken tonen, zoals de Raad van Europa, de OVSE, de VS en Rusland. Oekraïne is niet alleen een belangrijk buurland van de EU, maar ook van Rusland; waarschijnlijk zelfs het belangrijkste buurland. Het voorzitterschap heeft daarom nauw contact onderhouden met de Russische autoriteiten en deze kwestie besproken tijdens de Top EU-Rusland. Beiden steunen wij de Oekraïners bij het zoeken naar een oplossing die aan de wensen van de Oekraïnse burgers voldoet en waardoor de eenheid van het grondgebied gewaarborgd blijft; een oplossing die kan bijdragen aan een stabiel, vrij en welvarend Oekraïne dat wordt geregeerd door een president die de president van alle Oekraïnse burgers is. Het is niet de bedoeling dat wij een van beide kandidaten steunen. Wij moeten onze steun geven aan het streven naar democratische normen die worden gekenmerkt door transparante procedures en de mogelijkheid verhaal te halen bij de rechter. Niet alleen in geval van een verkiezingsproces dat geen betrouwbare resultaten oplevert, maar ook indien men naar geweld grijpt en voor dwangmiddelen in de plaats van voor de rechtsstaat kiest, kan zich een definitieve scheuring in de Oekraïnse maatschappij voordoen. We moeten daarom onze krachten bundelen en grote druk uitoefenen op alle betrokken partijen, opdat ze zich verre zullen houden van het gebruik van geweld of dwangmiddelen.

De komende dagen zullen doorslaggevend zijn voor Oekraïne en voor de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne. Wij hopen dat Oekraïne er met onze steun en betrokkenheid in slaagt een strategisch en democratisch buurland te worden. Wij willen samenwerken met Oekraïne in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en op basis van gemeenschappelijke democratische waarden. Het voorzitterschap heeft er begrip voor dat het Europees Parlement gezien de huidige situatie in Oekraïne terughoudend is in het debat over het EU-Actieplan voor nabuurschap met Oekraïne. De Raad zal zich net als het Europees Parlement in het licht van toekomstige ontwikkelingen beraden over zijn standpunt. Ik ben er echter van overtuigd dat wij allen de voorkeur geven aan verbeterde en intensievere betrekkingen met Oekraïne. De mogelijkheden zijn er. Allereerst moet Oekraïne laten zien dat het democratische waarden hoog in het vaandel heeft staan. Ik wil daarom ten slotte benadrukken dat wij al diegenen aan beide zijden moeten steunen die op vreedzame en democratische wijze hun gedachtegoed en politieke aspiraties uitdragen. Wij dringen er bij de Oekraïnse bevolking op aan met de internationale gemeenschap samen te werken in het streven naar een oplossing voor de politieke crisis. We moeten een oplossing vinden die de Oekraïners de zekerheid biedt dat de verkiezingsuitslag op hun stemmen is gebaseerd. Er moet zonder geweld en dwangmiddelen een oplossing komen waardoor de eenheid van het grondgebied gewaarborgd blijft. Kort samengevat: er moet een oplossing komen die aanvaardbaar is voor alle Oekraïners. Laten we hopen dat we er samen toe kunnen bijdragen dat Oekraïne die oplossing vindt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Ferrero-Waldner, Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, om te beginnen spreek ook ik mij nadrukkelijk uit voor een geweldloze oplossing van de problemen in Oekraïne. Verder wil ik inhaken op wat collega Nicolaï vandaag over de situatie in Oekraïne heeft verklaard. Ook de Commissie, die overigens voortdurend bij de bemiddelingspogingen betrokken is geweest, is er bij de jongste presidentsverkiezingen natuurlijk van meet af aan bezorgd over geweest dat democratische grondbeginselen duidelijk niet werden nageleefd. De rapporten van de OVSE-missie belast met de waarneming van de verkiezingen, maken melding van ernstige en systematische onregelmatigheden en het is dan ook duidelijk dat de stembusresultaten niet de wil van de kiezers van Oekraïne weerspiegelen. Om die reden kan de EU als geheel, en daarmee ook de Commissie, het verkiezingsresultaat niet aanvaarden.

(Applaus)

U weet, geachte dames en heren, dat ook het parlement van Oekraïne in een resolutie dit standpunt heeft ingenomen – overigens met een overweldigende meerderheid. De boodschap van de Europese Unie was daarom niet mis te verstaan: het democratische besluit van de bevolking van Oekraïne moet gerespecteerd worden! Tegelijkertijd moeten we uiteraard voorzien in actief crisismanagement om een vreedzame oplossing van deze crisis te bewerkstelligen – ik sluit mij in dat verband aan bij de woorden van collega Nicolaï. Ambassadeur Biegman is naar Oekraïne afgevaardigd om de situatie te peilen en te kijken wat er gedaan moet worden. Vervolgens zijn er op 25 november gesprekken geweest – ik zal het kort houden; ze zijn bekend – waarna de eerste onderzoeksmissie tot stand is gekomen. De Poolse president Kwasniewski, de Litouwse president Adamkus en de Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana waren belast met een fact finding mission en hebben onderwijl besprekingen gevoerd. Ook de secretaris-generaal van de OVSE, de heer Kubiš, was daarbij aanwezig, hetgeen naar mijn mening zeer belangrijk was.

Deze gesprekken en het voorwerk van ambassadeur Biegman mondden uit in de eerste alternatieven, de eerste mogelijke oplossingen, die vervolgens werden besproken. De optie de tweede verkiezingsronde over te doen kwam daarbij steeds meer naar voren als de voor de hand liggende uitweg. Ook het parlement van Oekraïne besloot dat de tweede verkiezingsronde over moet. Zoals u weet, heeft Joesjtsjenko bovendien bij het Hooggerechtshof van Oekraïne verzet aangetekend tegen het verkiezingsresultaat. Het probleem moet – dat heeft mijn collega reeds verklaard – politiek worden opgelost. Een politieke oplossing is op dit moment echter nog niet in zicht, hoewel de tweede Round Table reeds begonnen is. De deelnemers strijden nog over de vraag of er een volledig nieuwe tweede verkiezingsronde moet komen of nieuwe verkiezingen in slechts een paar districten. De steun voor Janoekovitsj is in ieder geval aan het afbrokkelen, dat is vanmorgen gebleken in het Oekraïnse parlement, dat met overweldigende meerderheid – 228 stemmen vóór, één tegen en drie onthoudingen – besloot een motie van wantrouwen in te dienen tegen de regering van premier Janoekovitsj.

(Applaus)

Een oplossing moet mijns inziens voldoen aan twee grondbeginselen. Ten eerste moet de democratie behouden blijven. De bevolking van Oekraïne moet vrij over de toekomst van het land kunnen beslissen. Er wordt dus geen partij gekozen voor een kandidaat, noch is er sprake van een inmenging in een verkiezingsstrijd. Het gaat er simpelweg om erkende democratische grondbeginselen te waarborgen. Ten tweede moet de stabiliteit in Oekraïne gehandhaafd blijven, ook ten aanzien van zijn territoriale integriteit. Oekraïne moet als eenheid blijven functioneren. Een opsplitsing van het land zou leiden tot een ernstige crisis en daarom hebben alle Europese instellingen zich uitgesproken voor de territoriale integriteit van het land.

Geachte dames en heren, ik heb zojuist gesproken met de heer Tarasyuk, voormalig minister van Buitenlandse Zaken, die op de publieke tribune heeft plaatsgenomen. Hij heeft mij verzekerd dat de eerste gewelddadige stap zeker niet van de oppositie zal komen. Dat betekent dat men uit is op een vreedzame oplossing. Dat is precies waar wij naar streven!

(Applaus)

Staat u mij toe in te gaan op twee vragen die de laatste dagen herhaaldelijk zijn gesteld en die nog steeds in de lucht hangen. Hebben wij – de Europese Unie – genoeg gedaan voor Oekraïne in de overgangsfase naar democratie en markteconomie? Ik denk van wel. We hebben gedaan wat we konden. Zo is de EU de grootste donor van Oekraïne. Sinds 1991 hebben wij in het kader van Tacis en andere programma’s meer dan een miljard euro besteed, waarvan een groot deel is en wordt gebruikt voor programma’s ter bevordering van de democratisering, institutionele hervormingen en initiatieven op het gebied van de mensenrechten. Daarnaast hebben wij Oekraïne steeds een bijzonder en duidelijk perspectief geboden. Sinds 1991 en met name sinds de inwerkingtreding van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst in 1998 hebben wij onze samenwerking op vele terreinen geïntensiveerd, waarbij wij vooral steun hebben gegeven aan economische en maatschappelijke hervormingen. In dit kader past ook de dialoog tussen het Europees en het Oekraïns parlement. Dit partnerschap willen wij nu met het oog op het Europees nabuurschapsbeleid verder verdiepen. U weet dat het Europees nabuurschapsbeleid beoogt een ring van vrienden te creëren om de uitgebreide Unie. De actieplannen die hiertoe zijn opgezet bieden elke partner een ambitieus en op maat gesneden perspectief. Ze omvatten onder meer gemeenschappelijke acties op het vlak van justitie, energie en milieu, een verdieping van de handelsbetrekkingen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden tot participatie in de interne markt, en ten slotte zelfs een gedeeltelijke integratie in de interne markt, dat wil zeggen participatie in de “vier vrijheden”.

Een eventuele toetreding van Oekraïne tot de Unie is momenteel niet aan de orde. We hebben echter duidelijk gemaakt dat we geen deuren gesloten houden. Ik zeg ook nadrukkelijk – mijn collega zei het zojuist ook al – dat de kwaliteit van ons partnerschap vanzelfsprekend afhangt van de kwaliteit van de democratie in Oekraïne. Juist omdat de Unie veel waarde hecht aan de betrekkingen met Oekraïne, verwachten wij dat Oekraïne zich onverminderd blijft uitspreken voor de Europese waarden.

(Applaus)

Het spreekt vanzelf dat wij ons vanmorgen vroeg in het college ook hebben gebogen over de actieprogramma’s voor Oekraïne. Deze programma’s staan in principe op de agenda voor de volgende zitting van de Commissie. Wij zullen de ontwikkelingen in Oekraïne natuurlijk van zeer nabij blijven volgen en volgende week de knoop doorhakken. Bij de besluitvorming wordt uiteraard ook het standpunt van het Europees Parlement betrokken. Ik stel dan ook groot belang in uw mening over deze kwestie. Voorts zal de Commissie de lopende maatregelen voor de democratie en de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld continueren. Het is vooral de bevolking die hiervan profiteert. Ik ben van mening dat wij hiermee de bevolking een steun in de rug geven in haar moedige strijd voor de vestiging van democratische grondbeginselen. Zodra Oekraïne besluit een nieuwe verkiezingsronde te houden waarbij de democratische criteria ook echt worden nageleefd, zullen wij deze verkiezing met Europese instrumenten ondersteunen. Dat kan ik nu alvast aankondigen.

(Applaus)

Vanzelfsprekend ligt de verantwoordelijkheid voor een reglementaire uitvoering van de verkiezingen bij Oekraïne. Het is echter van cruciaal belang dat de aanbevelingen van de OVSE worden betrokken bij de organisatie van de verkiezingen om nieuwe onregelmatigheden te voorkomen. Dat betekent dat er op grote schaal verbeteringen moeten worden aangebracht in de kieswet en de praktische uitvoering van de verkiezingen. Bovendien moet een objectieve berichtgeving door de media verzekerd zijn. De eerste lichte verbeteringen hebben wij al kunnen constateren in de berichtgeving van de elektronische media. De Commissie gaat momenteel na in hoeverre ons snellereactiemechanisme en andere middelen kunnen worden ingezet ter ondersteuning van dit verkiezingsproces, net zoals in januari 2004 is gedaan ter ondersteuning van de Georgische verkiezingsinstanties.

De beelden uit alle delen van Oekraïne laten zien dat miljoenen burgers uit Oekraïne hun democratische grondvrijheden onder moeilijke en zware omstandigheden handen en voeten geven. De beelden herinneren ons allen aan de vreedzame burgerbewegingen uit 1989, waarmee de verdeling van Europa kon worden overwonnen. Oekraïne kan rekenen op alle sympathie van de Europese Unie en haar burgers. Ook de Europese Commissie zal in het licht van deze historische omwenteling alles in het werk blijven stellen om nauw met Oekraïne samen te werken. Het Europees nabuurschapsbeleid is een belangrijk instrument voor de bevordering en export van stabiliteit en de Europese grondbeginselen!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Saryusz-Wolski (PPE-DE) , namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de voorzitter van de Commissie Europese Zaken van het Oekraïnse Parlement van harte welkom. Ik wil het Parlement erop wijzen dat wij getuige zijn van een revolutie zonder weerga in Oekraïne. Onder onze ogen ziet een levendige, ware democratie het levenslicht.

Bijna een kwarteeuw geleden vonden soortgelijke gebeurtenissen plaats op de scheepswerf in Gdansk, toen Solidarność werd geboren. Net als nu spraken die gebeurtenissen tot de verbeelding van alle Europeanen. Wij zijn met ons allen getuige van het ontstaan van een ware burgermaatschappij. Mensen verheffen hun stem en net als in 1980 doen ze dat ondanks dat het zinloos lijkt. Toen was het antwoord van de Europese democratieën helder: de boodschap was dat de mensen aan de andere kant van het IJzeren Gordijn recht hadden op vrijheid. Net als toen vormen alle politieke families in het Europees Parlement één front in hun ondubbelzinnige steun voor de democratie en de rechtsstaat in Oekraïne.

Wij zijn allen eensgezind in onze veroordeling van manipulatie en verkiezingsfraude. Onze steun gaat uit naar de democratie en niet naar een kandidaat of partij in het bijzonder. Over de democratie op zich kan er onder ons geen onenigheid bestaan. Vandaag zijn wij allen Oekraïners. We spreken allen dezelfde taal, getuige de resolutie over Oekraïne – die door alle fracties gezamenlijk is aangenomen. Dat is de taal van de democratie, de mensenrechten en de vrijheid. Dat zijn wij de samenleving en de ontluikende democratie van Oekraïne verplicht.

Nog maar enkele dagen geleden leek Oekraïne een land ver weg. Vandaag weten we meer van Oekraïne en voelen wij ons meer bij het land, een van onze belangrijkste buurlanden, betrokken. De Oekraïnse samenleving heeft ons niet alleen laten zien dat zij politiek volwassen is, maar ook dat zij onze gemeenschappelijke Europese waarden aanhangt. Het lijdt geen twijfel dat een van de belangrijkste missies van de Europese Unie bestaat in de bevordering van de democratie en de rechtsstaat. Dat doet de Unie – zoals beschreven in het Verdrag – door de rechten en vrijheden van het individu in het hart van haar activiteiten te plaatsen. Wij kunnen niet werkloos toezien als de menselijke waardigheid en de democratie met voeten worden getreden.

We mógen de gemanipuleerde en vervalste uitslag van de tweede verkiezingsronde in Oekraïne niet erkennen. We mógen de veronachtzaming van de wensen van het volk van Oekraïne niet accepteren. Alle aantijgingen als zou de Europese Unie aanzetten tot geweld door steun te betuigen aan het recht van de Oekraïnse bevolking om democratische rechten uit te oefenen, moeten wij van ons werpen. In tegendeel, we roepen op tot een vreedzame oplossing en tot dialoog. Alle buurlanden dragen een grote, verplichtende verantwoordelijkheid ten aanzien van de situatie in Oekraïne, ook Rusland.

Het is onze plicht op te treden. We hebben de plicht de Oekraïnse autoriteiten op te roepen de tweede ronde van de presidentsverkiezingen ongeldig te verklaren en een nieuwe tweede ronde te organiseren, maar geen nieuwe verkiezingen waarin huidige kandidaten zouden komen te vervallen. Dit moet voor het einde van het jaar gebeuren, onder nauwlettend toezicht van internationale waarnemers. De Europese Unie en andere internationale lichamen moeten alles in het werk stellen om een volledig transparant verkiezingsproces te garanderen, dat aan alle democratische standaarden dient te voldoen.

Onze hoop is gevestigd op de rol van het Oekraïnse parlement, het Hooggerechtshof, de internationale bemiddelaars en de vrije media. De Unie zou alle middelen moeten aangrijpen om het democratische karakter van deze verkiezingen te waarborgen. We dienen rekening te houden met twee scenario’s. Het eerste is het negatieve scenario, waarbij de democratie wordt geschonden, hetgeen eventueel moet leiden tot het instellen van sancties tegen het ondemocratische regime. Het tweede is het positieve scenario, dat moet worden beantwoord met genereuze bijstand en hulp wanneer de democratie in Oekraïne zegeviert. Het Europees Parlement dient zich er ook voor in te spannen dat op een vreedzame manier wordt voorkomen dat het land uiteenvalt.

Wij delen het oordeel van de Raad en de Commissie dat Oekraïne een belangrijk buurland en partner is. Wanneer de nieuwe tweede ronde van de presidentsverkiezingen aan de internationale standaarden voldoet, zouden wij de Raad en de Commissie willen verzoeken de tenuitvoerlegging van het actieplan voor Oekraïne te versnellen en daarbij prioriteit te geven aan de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld. Als Oekraïne een duidelijke stap zet in de richting van democratie dan moeten wij meer doen, sneller handelen en overwegen meer belang te hechten en werkelijke inhoud te geven aan ons nieuwe nabuurschapsbeleid jegens Oekraïne en een nieuwe impuls te geven aan ons beleid ten aanzien van landen in het oosten in het kader van het GBVB.

Het mag niet blijven bij mooie woorden. Laten we de banden tussen de Europese Unie en Oekraïne op alle mogelijke gebieden – onderwijs, cultuur, ondernemerschap, handel, investeringen, om er maar een paar te noemen – uitbreiden.

Als de situatie ter plaatse dat toelaat, zouden we Oekraïne de status van markteconomie moeten verlenen en het land meer toegang moeten geven tot onze markten. Daarnaast zouden we een flexibeler visumstelsel mogelijk moeten maken. Deze concrete stappen zullen het beste recept vormen voor het versterken van de ontluikende democratie in de voortuin van de Europese Unie.

Wij zouden ons – meer dan alleen verbaal – solidair moeten betonen met de Oekraïnse bevolking. We zouden de deur open moeten houden voor de Europese aspiraties van het land. Als de democratie in Oekraïne zegeviert zal dat een overwinning betekenen voor de waarden die in al onze Europese grondwettelijke handvesten zijn vastgelegd.

Ik wil afsluiten door, misschien wel voor het eerst in dit Parlement, in het Oekraïns te zeggen: Європейсъкий парламент вітає демократію в Україні!’ – het Europees Parlement verwelkomt de democratie in Oekraïne!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Schulz (PSE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, ik wil beginnen met een groet aan u, mevrouw Ferrero-Waldner. Wij hebben er enigszins toe bijgedragen dat u iets langer de tijd had om zich voor te bereiden op uw nieuwe ambt. Dat heeft echter niets met u te maken. Wij heten u welkom als onze Europese commissaris voor Buitenlandse Betrekkingen van de Europese Unie. Wij bieden u een constructieve samenwerking aan die de vrede in de wereld hopelijk zal versterken.

Dames en heren, beste collega’s, in dit Huis hebben zich mooie momenten voorgedaan en ik heb er zojuist een meegemaakt. Uit het applaus voor de heer Saryusz-Wolski blijkt dat wij het met elkaar eens zijn. Ik kan namens onze Sociaal-democratische Fractie verklaren dat als het om vrede en democratie gaat, om een vreedzame samenleving en het behoud van de burgerlijke grondrechten – die de staat moet garanderen als de staat het predikaat "democratie" wil verdienen – wij allemaal aan dezelfde kant staan. Onze meningsverschillen worden overstegen door een gezamenlijke wil en dat is een positief gegeven in Europa. Voor ons als sociaal-democraten staat het vast dat burgerlijke grondrechten, burgerlijke vrijheden, en bovenal een onbeperkt recht om te kiezen wie het land moet gaan besturen, kenmerken zijn van de klassieke Europese democratie. Ik ben het met de heer Saryusz-Wolski eens dat als de bevolking van Oekraïne koers zet naar dit democratische model, zij meer dan wat dan ook de steun nodig heeft van het succesvolste multinationale democratische model ter wereld. Dat is de Europese Unie en daar moeten wij vandaag gezamenlijk borg voor staan!

(Applaus)

Voor ons in het Europees Parlement is het natuurlijk makkelijk praten. Veel moeilijker is de situatie in Kiev, de situatie op het platteland. Er zijn twee cruciale aspecten die bepalend moeten zijn voor de rol van allen die actief bij de ontwikkelingen betrokken zijn, zowel de Oekraïners die verantwoordelijkheid dragen in het land, als degenen die wij naar Oekraïne hebben gestuurd om namens ons op te treden. Ik was er niet bij en ik zal er ook niet heen gaan; een delegatie uit onze gelederen die vandaag naar Oekraïne vertrekt, zal veel intensere indrukken opdoen dan wij. Maar toch, als ik de beelden aanschouw, wordt duidelijk dat er in Oekraïne een massabeweging is opgestaan met de macht van de staat aan de ene zijde en de wil van het volk aan de andere zijde. Die situatie is heel moeilijk te sturen. De scheidslijn tussen een vreedzame oplossing en een bloedbad is flinterdun. Daarom doe ik een beroep op alle verantwoordelijken in Oekraïne en degenen die hen aan hun verantwoordelijkheid herinneren, hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Er moet een vreedzame oplossing komen, een oplossing die ertoe leidt dat de soevereiniteit bij het volk wordt gelegd waarbij de eenheid van het land wordt bewaard. Dat is niet alleen in het belang van de Oekraïnse bevolking, maar ook in ons eigen belang. Een gespleten, verdeeld en instabiel Oekraïne zou ook voor Europa fataal zijn.

Daarom zijn wij er trots op en beschouwen wij het als een kans dat de Europese Unie ter plekke de bemiddelingsgesprekken voert. Het betekent dat de Europese Unie niet alleen zelf vindt dat er voor haar belangrijke taken zijn weggelegd. Zij is als gesprekspartner gewenst en als bemiddelaar aanvaard. Ik ben er trots op dat het onze vrienden zijn, Javier Solana en Aleksander Kwasniewski, die een sleutelrol vervullen bij het overleg tussen de partijen in Oekraïne. Dat de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid van de Europese Unie ter plekke aanwezig is samen met de Poolse staatspresident, is een goed teken. De heer Kwasniewski vertegenwoordigt een land – daar hebt u terecht op gewezen – dat eenzelfde proces tot een succesvol einde heeft gebracht, en Javier Solana is een voormalig minister van een land dat zich van een dictatuur heeft bevrijd. Ook hij behoorde tot een partij die zich aan de dictatuur heeft ontworsteld. Er zijn dus twee mannen ter plaatse die vanuit hun levenservaring een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het streven dat het Europees democratisch model door Oekraïne wordt overgenomen en verwezenlijkt. Daarom richten wij sociaal-democraten de volgende boodschap aan het volk van Oekraïne: welkom bij de familie van democratische volkeren!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Geremek (ALDE), namens de fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, elke instelling beleeft momenten die een hoogtepunt vormen in haar geschiedenis. Vandaag beleeft het Europees Parlement, getooid met de kleur oranje, zo’n hoogtepunt. Dit is een cruciaal ogenblik, van doorslaggevend belang voor de rol van het Europees Parlement in het Europa van de toekomst. Met grote voldoening stel ik vast dat over een zo belangrijke kwestie als Oekraïne eensgezindheid bestaat tussen de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement, dat als eerste had begrepen wat de kleur oranje voor Europa betekent. In 1981 deed het Congres van de Warschause vakbonden, dat plaatsvond in Gdansk, de wieg van de vakbond Solidariteit, een oproep aan de arbeiders in alle werelddelen, in het bijzonder in de communistische wereld. Deze oproep heeft weerklank gevonden. Vandaag herinnert de kleur oranje aan de solidariteit die het fundament vormt van Europa.

Er is een element dat de anjerrevolutie in Portugal, de rozenrevolutie in Georgië en de oranje revolutie in Oekraïne met elkaar verbindt. Dit element is de vrijheid. De toekomst van Europa is afhankelijk van de idee van de vrijheid. Waar zijn wij momenteel op uit? Ik zou graag zien dat ook de stem van het Poolse parlement wordt gehoord. Het Poolse parlement was de eerste die een vertegenwoordiger van de Oekraïnse oppositie een officiële ontvangst bereidde en die protesteerde tegen de leugen. Het is mijn wens dat het Europees Parlement duidelijk te kennen geeft dat het leugens en bedrog niet aanvaardt en dat het deze verkiezingen niet erkent. Verder zou ik willen dat het Parlement duidelijk de verwachting uitspreekt dat de waarheid en het beginsel van de rechtsstaat ook in Oekraïne zegevieren en dat niemand deze beginselen met geweld terzijde mag schuiven. Voorts wens ik dat het Europees Parlement zijn solidariteit betuigt met de mensen die in Kiev in de kou op een aanvaardbare uitkomst wachten. Tot slot verwachten wij dat de politieke onderhandelingen die thans in Kiev plaatsvinden met deelneming van belangrijke Europese instellingen, zoals de Europese Unie, de Raad van Europa en de OVSE, tot een resultaat leiden dat de vrijheid herstelt. Dames en heren, Europa moet zich openstellen voor Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Harms (Verts/ALE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, mijnheer Schulz, mijnheer Geremek, vorig weekend heb ik in Kiev doorgebracht en daarom wil ik allereerst iets zeggen over de discussie omtrent geweld. Mijn indruk na vele ontmoetingen en gesprekken in Kiev is dat de dreiging van geweld niet afkomstig is van degenen die hun tenten hebben opgeslagen in de straten van Kiev of van degenen die nu al tien dagen en langer in Kiev demonstreren. Als er geweld dreigt, is die dreiging afkomstig van de oude macht en van dat probleem moeten wij ons bewust zijn – zeker nu we ernaartoe gaan.

Crisismanagement – wat betekent dat in deze situatie? Crisismanagement kan eigenlijk alleen maar inhouden dat we proberen de eisen van de oranjegekleurde revolutionairen, die veel meer zijn dan een partij voor Joesjtsjenko, waar te maken. Laat dit duidelijk zijn: de tweede verkiezingsronde moet worden overgedaan en dat moet nog in december gebeuren. Daarnaast moeten mogelijkheden worden gecreëerd om de verkiezingen op adequate wijze waar te nemen. Bij de laatste verkiezingswaarneming hebben wij als Europeanen geen al te beste beurt gemaakt. We zullen bij de volgende verkiezingsronde veel meer ons best moeten doen!

(Applaus)

De heer Saryusz-Wolski heeft iets belangrijks gezegd. Hij zei dat Oekraïne ver weg had geleken. Daarmee heeft u blijk gegeven van zelfkritiek en ik vind ook dat wij Europeanen hier en nu kritisch in de spiegel moeten kijken. Ik ben blij dat collega’s uit Polen en andere Oost-Europese landen die tegenwoordig godzijdank lid zijn van de Europese Unie, in hun beleid ten aanzien van Oekraïne blijk hebben gegeven van een meer vooruitziende blik dan de rest van de Europese Unie. Ik ben u, mijnheer Geremek, en anderen hiervoor dankbaar en ik ben trots op uw prestaties.

(Applaus)

Dames en heren, er wordt in verband met Oekraïne heel veel gesproken over belangen. Steeds weer gaat het over de belangen van Poetin, de Russische belangen, Amerikaanse belangen, de belangen van de Europeanen en geostrategische belangen. Maar wat ik zozeer mis in de discussie sinds ik uit Kiev teruggekomen ben, is dat het bij de massabeweging in Oekraïne draait om de belangen van Oekraïne zelf. Laten we het daar eindelijk eens over eens zijn. Als wij de belangen van Oekraïne niet in het middelpunt plaatsen van het overleg en de diplomatie, is het gevaar van mislukking zeer groot.

Ik ben verheugd dat we vanavond nog in actie komen en dat de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement eindelijk tot stand gekomen is. Ik had gehoopt dat dit vorig weekend al gebeurd zou zijn, maar beter laat dan nooit. Wat me van vorig weekend is bijgebleven – en ik denk dat wij allemaal diezelfde ervaring zullen hebben – is dat het, na al onze debatten over Europese waarden en de plaatsen in de wereld waar die waarden verwezenlijkt zouden moeten worden, een ware weldaad is een paar dagen in Kiev door te brengen, want wie in Europa werkelijk wil voelen dat Europa een gemeenschappelijke ziel heeft, moet naar Kiev. Ik hoop dat wij de delegatie naar Oekraïne gestalte kunnen geven op een wijze die alle collega’s voor ogen hebben en ik hoop dat wij de belangrijkste eis die ik bij aanvang van mijn betoog noemde, inderdaad waar kunnen maken voor de in oranje gehulde mensen, wier aansporing ook wij zo nodig hebben gehad.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Wurtz (GUE/NGL), namens de fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw Ferrero-Waldner, de gebeurtenissen die zich sinds een tiental dagen in Kiev voltrekken zijn goed nieuws voor de democratie.

Honderdduizenden Oekraïnse burgers hebben het fatalisme en de angst overwonnen en geven met een kalme vastberadenheid te kennen dat zij verandering eisen. Zij hebben langzamerhand bij een groot deel van het parlement, het leger, de media en waarschijnlijk zelfs het Hooggerechtshof respect afgedwongen voor hun beweging. De achterliggende reden van deze kentering is dat het regime van Koetsjma in de loop der jaren geleid heeft tot een steeds bredere oppositie, waarin in dit stadium overigens stromingen zijn vertegenwoordigd met zeer uiteenlopende ideeën over de toekomst van het land. Het regime is er trouwens mee begonnen een steeds autoritairdere koers te varen in de periode toen de minister-president niet Janoekovitsj heette, maar Joesjtsjenko. Lange tijd heeft menig Europees – en meer in het algemeen westers – leider de Oekraïnse president desondanks beschouwd als een bondgenoot om zuinig op te zijn. President Bush, bijvoorbeeld, vertrouwde het de zittende machthebbers vorig jaar nog toe om samen met hem de democratie in het Midden-Oosten te bevorderen, aangezien hij het besluit van de heer Koetsjma om troepen te sturen naar Irak verwelkomd heeft. Al die elementen zouden ons ertoe moeten bewegen om de betekenis van bepaalde democratische geloofsbelijdenissen te relativeren, alsook om iedere simplistische zwart-witvoorstelling van de Oekraïnse politieke realiteit te vermijden.

De grote uitdaging waar wij op dit moment voor staan is, dunkt me, ervoor te zorgen dat wat op zichzelf beschouwd goed nieuws is voor de democratie, niet in de praktijk omslaat in een drama voor het Oekraïnse volk doordat het, zo het het land al niet uiteen doet vallen, toch ten minste een herleving van nationalistische sentimenten en de terugkeer van de etnische tegenstellingen teweegbrengt, waarmee we teruggeworpen zouden worden tot de tijd van het Russische Rijk of de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Ik vind het wat dat aangaat tamelijk archaïsch, en eerlijk gezegd onverantwoordelijk, om de crisis in Oekraïne voor te stellen als een krachtmeting tussen het Westen en Rusland, als betrof het een Europese variant op de strijd tussen goed en kwaad.

Gezien de geschiedenis van Oekraïne kan een dergelijke benadering de verdeeldheid tussen de twee voornaamste partijen van het land alleen maar verergeren. Dat is geenszins in het belang van het Oekraïnse volk, en al helemaal niet van de bevolking van het westelijk deel, die sterk afhankelijk is van de rest van het land sinds de grenshandel is ingezakt als gevolg van de toetreding van de buurlanden tot de Europese Unie. Het is evenmin in het belang van de Europese Unie zelf: hoe meer wij ons erop toeleggen door onze bemiddeling de economische dynamiek in Oekraïne te bevorderen, hoe meer wij te verliezen hebben bij een destabilisering van dit land en, meer in het algemeen, van deze economisch en politiek zo kwetsbare regio. Laten we de imperialistische visie op Europa maar aan Paul Wolfowitz overlaten. Hij heeft verklaard, ik citeer: “De doelstelling van een compleet en vrij Europa zal niet bereikt worden zolang Oekraïne niet volledig lid is van Europa en zolang het niet wordt opgenomen in de NAVO”. Wij zouden er goed aan doen om, wat ons betreft, niet dit soort druk uit te oefenen.

Zodra er eenmaal nieuwe verkiezingen hebben plaatsgevonden in Oekraïne – dat is in elk geval wat we hopen dat er zal gebeuren – met andere woorden, zodra er eenmaal op volkomen transparante wijze een rechtmatige vertegenwoordiger is aangewezen van heel het land, zal het moment daar zijn om zowel met de autoriteiten als met de samenleving zelf een rustige politieke dialoog aan te gaan, een dialoog waarin de nieuwe betrekkingen met de Unie niet tegenover de speciale band die het land met Rusland heeft worden gesteld, maar waarbij er juist naar gestreefd wordt een perspectief te openen waarin het Oekraïnse volk zich in al zijn verscheidenheid kan herkennen. Eens te meer een test waarmee we in het echt kunnen laten zien of we in staat zijn een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te verwezenlijken dat die naam waardig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Adwent (IND/DEM), namens de fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de ogen van de hele wereld zijn gericht op Oekraïne. De menigten die in Kiev de straat op zijn gegaan om hun verlangen naar een normale en rechtvaardige gang van zaken kenbaar te maken en die daarbij hun kalmte en waardigheid bewaren, die menigten dwingen ons – met recht – bewondering af. Wij bidden er allen voor dat de Oekraïners, in tegenstelling tot het verleden, zelf over hun toekomst mogen beslissen. Echter, enthousiasme mag dan wenselijk zijn, verblinding is dat zeker niet. De neiging bestaat om de situatie in Oekraïne al te zeer versimpeld voor te stellen. Het ene kamp wordt neergezet als volkomen zwart, en het andere als volmaakt wit. Wanneer we voorbeelden willen stellen op het gebied van democratie en we over normen willen spreken, moeten we ervoor zorgen dat deze democratie op iedereen van toepassing is.

Het ene kamp wordt terecht verweten dat het de grondregels met betrekking tot het houden van vrije verkiezingen niet nakomt, maar ik heb via internet enkele pagina’s uit een Oekraïns dagblad van enkele dagen geleden in handen gekregen, waarin schande gesproken wordt van een document dat aanhangers van Joesjtsjenko hebben verspreid in het westen van Oekraïne. Onder de titel “Oekraïne aan de Oekraïners” zijn daar letterlijk de volgende woorden te lezen: “Met de verkiezing van Victor Joesjtsjenko zijn we verzekerd van de invoering van een nationale dictatuur. [...] Laten we de Moskovieten, de polakken en de joden van ons grondgebied verjagen. [...] Als wij aan de macht zijn zullen we meedogenloos zijn voor de Moskovieten, de joden en de Polen die zich niet aansluiten bij ons geloof, enzovoorts”. Het Europees Parlement mag dit soort aanzettingen tot haat niet negeren, want anders maken wij onszelf belachelijk. Als we de ene groep de les lezen, laten we dat dan ook de andere groep doen. Laten we elkaar niet verkeerd begrijpen: ik betwijfel geen moment dat de overgrote meerderheid van de Oekraïners niet zo denkt, maar de geschiedenis leert ons ook dat een minderheid, en in het bijzonder een agressieve minderheid, aan de macht kan komen en zo een heel volk de vruchten kan onthouden van diens terechte opstand. Het Britse Helsinki Comité meldt eveneens vele racistische uitlatingen van aanhangers van Joesjtsjenko.

Ik wens mijn Oekraïnse broeders, voor wie ik bijzondere genegenheid voel, dus van ganser harte toe dat zij de president van hun voorkeur verkiezen, maar ik hoop dat deze president niet in de val zal trappen van het discrimineren van nationale of godsdienstige minderheden. Laat geen enkele andere staat zich meer mengen in de binnenlandse aangelegenheden van Oekraïne. Ik hoor tot de Fractie Onafhankelijkheid/Democratie en zeg dan ook: leve het onafhankelijke en democratische Oekraïne!

 
  
  

VOORZITTER: DE HEER INGO FRIEDRICH
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Kamiński (UEN) , namens de fractie. – (PL) Dames en heren, de kleur oranje, die zovelen van ons vandaag in het Europees Parlement dragen, is de kleur van de vrijheid. Op grond van wat ik heb gezien gedurende de tien dagen van mijn verblijf in Oekraïne, meen ik te mogen stellen dat de hoofdstad van Europa thans niet Brussel of Straatsburg is. Dames en heren, op dit moment is de hoofdstad van Europa Kiev, want in Kiev strijden miljoenen van onze Oekraïnse broeders voor de meest fundamentele Europese waarden.

Met trots en ontroering stel ik vast hoevelen van ons in het Europees Parlement, van links tot rechts, vandaag eensgezind op de bres springen voor de fundamentele Europese waarden, waaronder vrijheid en democratie. Overigens betekent het feit dat wij ons van links tot rechts in het oranje hebben gehuld niet dat wij één kandidaat steunen of dat wij ons inmengen in interne Oekraïnse aangelegenheden. Wij willen ons niet in het verkiezingsproces in Oekraïne inmengen. Wel moeten wij het volgende in alle duidelijkheid stellen: willen wij trots kunnen zijn op de Europese Unie en op ons Europees Parlement, dan mogen wij ons niet neerleggen bij verkiezingsfraude en mogen wij niet aanvaarden dat het Oekraïnse volk met machtsmisbruik, geweld en bedrog de vrijheid en het recht wordt ontnomen zijn eigen president te kiezen.

Het doet mij buitengewoon veel plezier dat de verklaringen van de Raad en de Commissie, evenals de ontwerpresolutie van het Parlement, al is het een compromis, duidelijk aangeven dat wij Europeanen, ongeacht onze politieke meningsverschillen, eensgezind en met klem laten weten dat vrijheid en democratie in Oekraïne het doel van Europa zijn. Overigens zijn helaas ook in dit Parlement de leugens en verwerpelijke provocaties naar voren gebracht dat er onder de aanhangers van president Joesjtsjenko racisten en nationalisten zouden zijn. Ik betreur dat sommige leden van dit Parlement aan deze provocaties gehoor geven. Tien dagen heb ik in Kiev op straat doorgebracht onder de voor de vrijheid strijdende menigte en ik heb niemand Russen, Polen of Joden horen beledigen. Laat de collega’s in het Parlement die zich zorgen maken om het antisemitisme in Oekraïne zich liever bekommeren om het antisemitisme in Polen, want daar is het een groter probleem.

Ter afronding wil ik erop wijzen dat wij morgen bij de stemming de mogelijkheid hebben om een krachtig signaal te sturen naar onze broeders en zusters in Oekraïne, namelijk dat Europa zijn deuren voor hen openstelt. Laten wij hopen dat wij elkaar binnenkort in een verenigd Europa de hand kunnen schudden.

 
  
MPphoto
 
 

  Czarnecki, Ryszard (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, nu in Oekraïne de strijd wordt gevoerd om de meest fundamentele Europese waarden, moeten wij uitspreken dat wij allemaal Oekraïners zijn. Vandaag, maar ook morgen en overmorgen, wanneer Oekraïne wellicht niet meer zo in de mode is, moeten wij onze solidariteit betuigen met de mensen die in de vrieskou strijden voor wat voor ons dagelijkse kost is. Zij strijden voor de democratie, die overigens voor een aantal hier vertegenwoordigde landen nog maar sinds kort een verworvenheid is. Juist daarom willen wij ons begrip en onze solidariteit tonen. Ik spreek deze woorden als vertegenwoordiger van een land waar het begrip solidariteit een bijzondere betekenis heeft. De heer Lech Walesa heeft dit bevestigd door met een boodschap van solidariteit naar Oekraïne te reizen.

Is het vandaag de dag mogelijk om verkiezingsfraude ongedaan te maken? Jazeker. Dit is vier jaar geleden in Servië en een jaar geleden in Georgië aangetoond. Diegenen die de verkiezingen zogenaamd hadden verloren, behaalden in deze landen uiteindelijk de overwinning en kwamen in de regering. Vandaag staan wij als één man achter ons naaste buurland. Tegelijkertijd moeten wij echter het boetekleed aantrekken, want de Europese Unie is medeverantwoordelijk voor de huidige toestand in Oekraïne. Wij hebben de Oekraïners dit jaar immers geen duidelijk signaal gegeven dat wij op hen wachten en erop rekenen dat zij aan de vereiste normen zullen voldoen. Wij hebben de heer Koetsjma voor de eerste verkiezingsronde niet te verstaan gegeven dat wij hem op de vingers kijken. Na de verkiezingsfraude tijdens de eerste ronde sloegen wij weliswaar met de vuist op tafel, maar we slaagden er niet in zelfs maar een zwak protest te laten horen.

Wij mogen niet vergeten dat in een hele reeks landen de betrekkingen van de Europese Unie met Oekraïne op de voet worden gevolgd en dat die landen de komende jaren aan zichzelf en aan ons een antwoord zullen geven op de vraag of zij democratie en burgerlijke vrijheden wensen. Tot besluit wil ik voor de vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de Raad, die dit jaar grote moeite hadden om hun standpunt tegenover Oekraïne te bepalen, een Poolse zegswijze aanhalen: "Als je niet weet hoe je te gedragen, gedraag je dan zo goed als je kunt". Mijnheer de Voorzitter, tot slot wil ik erop wijzen dat ik er trots op ben lid van het Europees Parlement te zijn, want het redt vandaag met zijn standpunt over Oekraïne de eer van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Brok (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mijn dank uitspreken aan het voorzitterschap van de Raad en met name aan de commissaris voor de duidelijke taal die hier gesproken is en waarin tot uitdrukking is gebracht dat verkiezingsbedrog niet tot erkenning van de verkiezingsuitslag kan leiden en dat de verkiezingen daarom ongeldig kunnen worden verklaard. Sinds 1990 heerst in Europa een situatie waarin de Europese volkeren het recht hebben over hun eigen lot te beschikken. En dit recht mag niet opnieuw in het gedrang komen door externe invloed of interne manipulaties. Daar gaat het om. Het gaat niet om een of andere kandidaat, het gaat erom dat het Europees Parlement zich achter de democratie en het volk schaart en het volk in staat wil stellen uitdrukking te geven aan zijn verlangens. Ik ben van mening dat wij hierbij zorgvuldig te werk moeten gaan.

Daarnaast moet Oekraïne duidelijk worden gemaakt dat een president die door verkiezingsbedrog aan de macht is gekomen internationaal geen geloofwaardigheid bezit. Dat houdt tevens in dat wij ons moeten bezinnen op het nabuurschapsprogramma. Mevrouw de commissaris, ik dank u voor de opschorting van het actieprogramma. We dienen te bespreken wat er op basis van de ontwikkelingen in Oekraïne moet gebeuren. Tegelijkertijd hoop ik dat u zich moediger zult opstellen dan uw voorgangers. Ik geloof dat de boodschap aan Oekraïne dat wij het land serieus nemen en als een belangrijke partner beschouwen, de laatste twee, drie jaar niet heeft gebracht wat we ervan hoopten. Ik bedoel dat menigeen hier in Brussel en in de hoofdsteden van de lidstaten geen duidelijke positie hebben ingenomen. Als dat wel was gebeurd, waren we helemaal niet in deze situatie beland. We moeten, nu we nog de kans hebben, komen met een betere aanpak!

Met enige verbeeldingskracht is het mogelijk een Europese economische ruimte en nog een stuk of wat andere elementen te introduceren om nieuwe perspectieven te openen. Als de delegatie naar Oekraïne afreist, mag er geen misverstand ontstaan over onze doelstellingen, te weten de handhaving van de eenheid van het land, zonder dat geweld wordt gebruikt, en voortzetting van de dialoog tussen de verschillende partijen; daarnaast moeten we ervoor zorgen dat de kieswet gewijzigd wordt en dat de tweede verkiezingsronde - let wel, alleen de tweede verkiezingsronde - wordt overgedaan. Alle andere oplossingen zijn alleen maar nieuwe manipulaties om een verkiezingszege van de leider van de oppositie onmogelijk te maken. Beide zijden moeten zich echter bereid tonen om niet alleen met ons, maar ook met Rusland samen te werken. Er mogen daarbij geen wraakgevoelens de kop opsteken; beide zijden moeten elkaar respecteren. Alleen zo kan een bijdrage worden geleverd aan de verzoening van Oekraïnse volk.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Wiersma (PSE). – Voorzitter, laat ik van de gelegenheid gebruik maken om de heer Tarasyuk, mijn vroegere collega en co-voorzitter van de interparlementaire delegatie, te begroeten. Ik ken hem als een voorvechter van hervormingen in zijn land. De oorzaak van de politieke crisis in Oekraïne is de schending van de democratie. De verkiezingen voldeden niet aan de democratische normen. Er was geen sprake van een evenwichtige campagne, kiezers zijn geïntimideerd en er is op verschillende manieren gefraudeerd. Dat is onacceptabel. De uitslag van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen wordt daarom ook door ons verworpen. Het recht van de bevolking van Oekraïne om haar eigen keuzes te maken in een open en transparant democratisch proces staat centraal. Wij kiezen voor alle mensen in Oekraïne die nu opkomen voor hun democratische rechten. Er moet nu allereerst een uitweg worden gezocht, een politieke en vreedzame oplossing van de situatie die is ontstaan. De EU moet alle diplomatieke middelen aanwenden om daartoe bij te dragen.

Er is echter nog een grotere uitdaging, want deze politieke crisis staat niet op zichzelf. De uitkomst van de verkiezingen zal de relaties van de Europese Unie met Oekraïne sterk beïnvloeden, in positieve of in negatieve zin. De enige bevredigende oplossing van de crisis is dat er recht wordt gedaan aan de democratische principes en de wil van het Oekraïnse volk. Ook het parlement van Oekraïne heeft de uitslag van de verkiezingen verworpen. De oplossing is de tweede ronde van de verkiezingen over te doen met een nauwe betrokkenheid van internationale waarnemers, om ervoor te zorgen dat deze derde ronde plaatsvindt onder omstandigheden die totaal verschillen van de omstandigheden waaronder de eerste en tweede ronde zijn gehouden. Een situatie waarin democratische normen worden gerespecteerd met, natuurlijk, nauwlettend toezicht en monitoring door de internationale gemeenschap. Wij roepen iedereen op daaraan mee te werken.

De democratische aspiraties van de bevolking van Oekraïne zijn duidelijk en hebben onze volle ondersteuning. De betrokkenheid van de mensen blijkt uit de massaliteit van de demonstraties. Ik spreek mijn grote waardering en bewondering uit voor de demonstranten in de steden van de Oekraïne, die pleiten voor herstel van de democratie. De situatie in het land is echter gespannen en wij doen een beroep op zowel de oppositie als de autoriteiten om het geweldloze karakter van de acties te bewaren en om te voorkomen dat de situatie escaleert. Als de autoriteiten ertoe zouden overgaan geweld te gebruiken tegen vreedzame demonstranten, zal dat wat ons betreft onmiddellijke gevolgen hebben voor de relatie met de Europese Unie. Ook de splitsing van het land waar sommigen op lijken aan te sturen, zal een nieuwe, veel ernstigere crisis teweegbrengen en zou op geen enkele wijze bijdragen tot een bevredigende oplossing. Bovendien weerspiegelt dat streven een valse voorstelling van zaken.

De kern van de zaak is de schending van democratische normen, niet het feit dat de steun voor de kandidaten geografisch verschilt. Net zo min gaat het om een keuze van Oekraïne tussen de Europese Unie of Rusland. Oekraïne zal door zijn ligging, economie en geschiedenis altijd intensieve betrekkingen met beide moeten onderhouden. Het debat vandaag gaat ook niet over onze relatie met Rusland, maar Rusland is wel een belangrijke factor in de kwestie en volgt daarbij helaas een wat andere lijn. De tegenstellingen tussen Europa en Rusland zijn vorige week door de Nederlandse voorzitter, premier Balkenende, namens het voorzitterschap op zeer heldere wijze verwoord. Daarvoor onze complimenten. Niettemin is het van groot belang dat ook Rusland betrokken is bij de wijze waarop de crisis wordt opgelost en dat bij het Kremlin steun wordt gezocht voor het overdoen van de tweede ronde van de verkiezingen.

Europa heeft een groot belang bij een stabiel bestuur in al haar buurlanden. Oekraïne is door haar omvang en ligging een cruciale partner. De Europese Unie moet perspectief bieden op een versnelde intensivering van de politieke en economische samenwerking. Een dergelijke concretere invulling van de samenwerking tussen de EU en Oekraïne kan natuurlijk alleen maar plaatsvinden als een bevredigende en democratische oplossing is gevonden voor de huidige crisis. Ik denk dat in het debat daarover ook een beter antwoord moet worden gevonden op de Europese aspiraties van Oekraïne dan tot dusver het geval is geweest. Ik denk dat niet zozeer dit Parlement, maar zeker de Commissie en de Raad het antwoord op die vraag de afgelopen jaren ontlopen hebben en ik ben, net als collega Brok, niet zo positief over de EU-inzet van de afgelopen jaren ten aanzien van de Oekraïne. Wij hebben nu echter een nieuwe Commissie en dat biedt ook nieuwe kansen. Vandaag is er grote eensgezindheid in de reactie op de crisis. Ik hoop ook dat we straks nadat de crisis, hopelijk positief, is opgelost ook eensgezind aan de slag kunnen met Oekraïne en met een beter beleid dan tot dusver gevoerd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Malmström (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij die het voorrecht hebben in stabiele democratieën te leven, vergeten af en toe dat mensenrechten, democratie en geheime verkiezingen niet aan allen gegeven zijn. Veel leden van dit Parlement hebben persoonlijk ervaren wat het betekent om onder autoritaire regimes te leven en hoe het is om voor democratische rechten te moeten vechten. Veel van deze landen zijn nu lid van de Europese Unie, en dat is een voorbeeld van wat mogelijk is als mensen hun eigen weg mogen kiezen.

De hele wereld is onder de indruk van het democratische volksfeest dat we nu op de straten en pleinen van Oekraïne zien, waar honderdduizenden mensen sneeuw en kou trotseren en vol vreugde, vreedzaam en goed georganiseerd voor hun rechten demonstreren. Wij steunen de aanhangers van de democratie met kracht, en zoals velen hebben gezegd, wordt dat bewezen door het feit wij allen oranje sjaals dragen.

Evenals het Oekraïnse volk veroordelen wij deze verkiezingen, die gepaard gingen met zoveel fraude, bedreigingen van journalisten, gekochte stemmen, leugens en andere zaken die beslist niet bij vrije verkiezingen horen. Wij steunen de eis dat er een tweede verkiezingsronde wordt gehouden onder geheel andere omstandigheden. Het was verheugend om van de commissaris te horen dat Europa van plan is om bij een eventuele tweede kiesronde in zo groten getale aanwezig te zijn, en het is te hopen dat die betrokkenheid na de verkiezingen op dezelfde wijze en in dezelfde mate blijft bestaan, wat de uitslag ook moge zijn.

Ik wil mij graag wenden tot de vertegenwoordigers van het Oekraïnse parlement, als die er nog zijn, en hun laten weten dat de boodschap vanuit dit Parlement, namelijk dat het Oekraïnse volk net als alle andere volkeren recht heeft op vrijheid en democratie en die vrijheid zelf mag vormgeven, de steun van dit hele Parlement heeft, over het hele politieke spectrum. Wij steunen u in uw strijd. Veel succes!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Flautre (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik ben in een jubelstemming over wat zich sinds een tiental dagen afspeelt in Kiev en bijna overal in Oekraïne, over die massale, buitengewoon vastbesloten en volstrekt vreedzame demonstratie voor een strikte eerbiediging van de stembusuitslag en van de stembiljetten, die vervalst en gemanipuleerd zijn door de zittende machthebbers. Ik denk dat de nadruk gelegd dient te worden op de dynamiek die in Oekraïne zelf in gang is gezet. Hele geledingen van de Oekraïnse samenleving zijn bezig van kant te wisselen, met journalisten, intellectuelen, maatschappelijke organisaties, bestuurslichamen en instellingen die allemaal hun recht van vrije meningsuiting opeisen.

Tegen die achtergrond denk ik dat het nuttig is te benadrukken dat deze mobilisatie van het maatschappelijk middenveld de doelmatigheid en de samenhang van het optreden van de Europese Unie ten aanzien van deze situatie heeft verrijkt en waarschijnlijk versterkt. En inderdaad beginnen we te dromen dat de Europese Unie eenzelfde samenhang en doelmatigheid aan den dag zal kunnen leggen in andere buurlanden waar de stem van het maatschappelijk middenveld wordt gesmoord door autoritaire, autocratische regimes. Dat doet zij overigens ook, op basis van de waarden en de idealen die zij met de betreffende landen gemeenschappelijk heeft. Het is van belang daar de nadruk op te leggen, evenals op de mate waarin deze benadering verschilt van de benadering die Rusland ontplooit en ook verschilt van de ontwikkelingen die reeds plaatsvinden in dat land, waar in de door de staat gemonopoliseerde media de lastertaal de boventoon voert. Het zou overigens geenszins onterecht zijn als we ons op dit moment meer zorgen zouden maken om de democratie in Rusland dan om de toekomst van de democratie in Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Markov (GUE/NGL).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb geen oranje sjaal omgedaan, maar ik voel mij niet minder verbonden dan u met het lot van Oekraïne. Ik heb zes jaar in Kiev gewoond.

De ware verkiezingsuitslag moet boven tafel komen, dat staat buiten kijf. Maar hoe die ook uitvalt, Oekraïne is diep verdeeld - territoriaal, politiek en etnisch. Internationale bemoeienis, die reeds lang voor deze verkiezingen een aanvang nam, heeft ook een rol gespeeld in de toename van de verdeeldheid, en dat is ernstig ten koste gegaan van het Oekraïnse volk. De heer Poetin heeft niet onder stoelen of banken gestoken welke kandidaat volgens hem moest winnen. Prompt na de uitslag feliciteerde hij hem al met zijn succes. Ondertussen heeft de Russische president in eigen land net de verkiezingen van de leiders van de Russische regio’s afgeschaft. Veel van die regio’s hebben een grondgebied dat niet kleiner is dan dat van Oekraïne. President Bush is bezorgd en bekritiseert de verkiezingsprocedure. De ernstige twijfel aan een juist verloop van de verkiezingen die hem voor het eerst aan de macht brachten en de talrijke bezwaren bij zijn tweede uitverkiezing zijn hem zeker ontschoten. Ontelbare adviseurs hebben logistieke steun verleend aan de oppositie in Oekraïne. Er is de laatste maanden veel ophef gemaakt over deze verkiezingen, waarbij zowel Rusland als Europa hun invloed hebben aangewend. Maandenlang zijn deze verkiezingen gepresenteerd als een keuze voor Rusland of voor Europa - alsof Rusland niet ook zelf voor een groot deel bij Europa hoort!

Oekraïne kan zich echter niet in de armen van één enkele bondgenoot werpen. Als dit land zijn ernstige economische en sociale problemen wil oplossen, moet het goede betrekkingen aanknopen met al zijn buren – zowel met de nieuwe als de oude. Oekraïne moet in staat worden gesteld deze betrekkingen te ontwikkelen, ongeacht de president die aan het roer staat en zonder dat er sprake is van holle beloftes, opgeheven wijsvingers en onverholen druk. Het volk van Oekraïne moet en zal een besluit nemen op basis van democratie en zelfbeschikking.

 
  
MPphoto
 
 

  Belder (IND/DEM). – Mijnheer de Voorzitter, Kiev is Europeser dan Ankara. De gebeurtenissen van de afgelopen tien dagen in Oekraïne leverden daarvan het onomstotelijke bewijs. Daar komen burgers moedig op voor de essentiële waarde van hun stembiljet. Daar ook krijgen alle Europese instellingen een les over de ware betekenis van een Europese waardengemeenschap. Schouder aan schouder met de Verenigde Staten van Amerika dient de Europese Unie op korte termijn te streven naar een herziening van het schandelijke kiezersbedrog van het ancien régime in de Oekraïne. Alle complimenten trouwens voor het Nederlandse voorzitterschap voor zijn inspanningen tot dusver en ook voor de houding van onze nieuwe Europees Commissaris.

Voor de lange termijn moet de Unie ook consequenties trekken uit de huidige dramatische situatie in Kiev. Waarom Oekraïne geen uitzicht bieden op lidmaatschap en een ronduit on-Europees land als Turkije wel? Dat lijkt mij een onhoudbare en in elk geval zeer schadelijke positie.

De schrikscenario's over het uiteenvallen van of zelfs een burgeroorlog in Oekraïne komen uit de koker van de werkelijke stembusverliezers binnen en buiten de Oekraïne. Zou president Poetin werkelijk Ruslands relatie met de Verenigde Staten en de Europese Unie op het spel zetten voor een zowel binnenlands als buitenlands ongeloofwaardige Oekraïnse president? Dat lijkt te irrationeel om waar te zijn. Precies een week geleden maande een Oekraïnse auteur, en ik citeer: "dringender dan ooit hebben we nu de morele en politieke steun nodig van de democratieën in de wereld, want verspelen we vandaag de democratische Oekraïne, dan kunnen jullie morgen al jullie zelfvoldane en conflictvrije Europa vergeten". Laat ons dat als naaste buren gezegd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Krasts (UEN). (LV) De gebeurtenissen na de parlementsverkiezingen in Oekraïne zijn een overtuigend bewijs voor de democratische wereld dat het Oekraïnse volk zich verzet tegen de richting die is ingeslagen in veel van de voormalige staten van de Sovjet-Unie, waar autoritaire of semi-autoritaire regimes zich de macht hebben toegeëigend. Het Oekraïnse volk verwerpt het Wit-Russische model, dat een schande is voor Europa, alsook die variant van de democratie waarbij men zich ondergeschikt maakt aan de president van Rusland.

Wat ook het resultaat van deze verkiezingscrisis zal zijn, Oekraïne wordt nooit meer hetzelfde. Doordat een brede laag van de samenleving nu zijn rechten heeft opgeëist, is de samenleving gemobiliseerd om in actie te komen, niet alleen naar aanleiding van de gestolen verkiezingsuitslag, maar ook tegen corruptie en het kapitalisme van de oligarchen. Hierdoor ontstaat er een duidelijk beeld van wat de keuze voor een democratische toekomst voor Oekraïne inhoudt.

Omdat het Oekraïnse parlement mij had uitgenodigd, kon ik het verloop van de presidentsverkiezingen in Oekraïne persoonlijk volgen. Ik schaar mij volledig achter de conclusie van de internationale waarnemers dat er sprake is geweest van verkiezingsfraude. De heersende politiek-economische elite weerhoudt het Oekraïnse volk ervan zijn president op democratische wijze te kiezen. De stortvloed van desinformatie over de oppositiekandidaat die de door de regering gecontroleerde massamedia uitbraakten, kwam exact overeen met de analyses die uitgezonden werden door de massamedia die onder controle staan van de president van Rusland. In het oostelijk deel van Oekraïne waren het juist de Russische media die een beslissende rol speelden bij het opzetten van de samenleving ter plekke tegen de oppositie.

Rusland heeft aanzienlijk geïnvesteerd in de campagne van de kandidaat van de Oekraïnse regering. Het ging hierbij zelfs om directe interventie van de Russische president zelf. Hieruit blijkt duidelijk Ruslands angst dat zijn beleid in de regio in gevaar komt. De overwinning van de democratie in Oekraïne kan immers een bedreiging vormen voor de door Rusland gesponsorde stabiliteit in Wit-Rusland en het geheugenverlies met betrekking tot Moldavië. De overwinning van de democratie in Oekraïne zou voorts democratische krachten in Rusland zelf kunnen mobiliseren.

De Oekraïnse samenleving heeft haar keuze verdedigd. Nu is het de beurt aan de democratische wereld – op de eerste plaats aan de Europese Unie. De Europese Unie moet duidelijk te verstaan geven dat diegenen die de democratische beginselen en de wet aan hun laars lappen geen partners kunnen zijn van de Europese Unie. Voor hen dienen dezelfde beperkingen te gelden als die tegen Wit-Rusland zijn afgekondigd.

Oekraïne is een Europees land, en de mensen die in Oekraïne de straat zijn opgegaan hebben bewezen dat een absolute meerderheid van hen gekozen heeft voor democratie en voor de rechtsstaat. Dat zijn dezelfde concepten die de lidstaten van de Europese Unie verenigen.

Oekraïne is wereldwijd in de schijnwerpers komen te staan en dient nu ook in het brandpunt van de aandacht van de Europese Unie te komen. Oekraïne moet de mogelijkheid krijgen zich aan te sluiten bij de Europese Unie. Het zou een enorme stabiliserende invloed hebben op het democratische proces in Oekraïne als er een begin werd gemaakt met het openen van een dergelijke mogelijkheid.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Battilocchio (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de Italiaanse Socialistische Partij. De vreedzame oranje revolutie in Kiev heeft veel gemeen met de “rozenrevolutie” waarmee de heer Saakasjvili precies een jaar geleden in Georgië aan de macht kwam. Hij werd vervolgens in januari 2004 op democratische wijze en met grote meerderheid tot president gekozen. Enkele dagen geleden heb ik een ontmoeting gehad met de heer Saakasjvili in Tbilisi en ik heb toen kunnen vaststellen dat hij Georgië op het pad van de vernieuwing, de groei en de ontwikkeling wil zetten, in een pluralistische en gezonde, democratische context.

In november 2003 werd de beslissing van het volk echter teniet gedaan door de verkiezingsfraude die geregisseerd werd door de voormalige president Edoeard Sjevardnadze; deze werd vervolgens gedwongen op te stappen door een volksopstand die zonder bloedvergieten plaatsvond. De geschiedenis herhaalt zich nu, en zoals alle internationale en ook Europese waarnemers bevestigen, bestaat er geen enkele twijfel dat de beslissing van het Oekraïnse volk schaamteloos is veranderd en vervalst door overduidelijke, in het oog springende onregelmatigheden.

Vandaag heeft het Oekraïnse parlement, de Rada, een motie van wantrouwen aangenomen tegen premier Janoekovitsj. Ofschoon deze motie juridisch gezien niet bindend is, heeft zij wel een grote symbolische en politieke waarde en bevestigt zij het succes van de volksdruk van de afgelopen dagen. Europa mag zich niet als een doofstomme gedragen. Wij moeten ervoor zorgen dat Europa zijn stem laat horen in dit land dat direct aan onze Unie grenst, opdat de gespannen situatie niet degenereert en uitmondt in een burgeroorlog of een escalatie van geweld. Laten wij tot slot ook luisteren naar de talloze jonge burgers die met zoveel moed en trots de oranje vlag of de Georgische vlag omhoog hielden, die een toekomst van vrede, rechtvaardigheid, de rechtsstaat, democratie en vrijheid verlangen en een nieuwe, andere bladzijde in de geschiedenis willen opslaan. Laten wij ervoor zorgen dat er vanuit dit Parlement een kreet van solidariteit naar de demonstranten in Kiev uitgaat: vandaag zijn wij allen Oekraïners.

 
  
MPphoto
 
 

  Tannock (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement mag er trots op zijn dat enkele van zijn leden tot de eerste buitenlanders behoorden die de verzamelde menigte op het Onafhankelijkheidsplein in het centrum van Kiev toespraken. Ik werd persoonlijk diep geraakt door het geloof van de jonge Oekraïners op dat plein in een Oekraïne dat in de toekomst vrij, democratisch en Europees georiënteerd zal zijn, en door hun geloof dat het recht, via de macht van het volk, uiteindelijk zal zegevieren.

Het staat als een paal boven water dat er met de verkiezingsuitslag geknoeid is en dat de president van hun eigen keuze hierdoor van de zege is afgehouden. We kunnen als Westerse wereld dan ook niet als neutrale toeschouwer blijven toekijken terwijl er een worsteling aan de gang is tussen een groot Europees land met een toekomst als potentiële EU- en NAVO-lidstaat – dat ook nog eens democratisch is – en een invloedrijke kliek corrupte, postcommunistische, antidemocratische machtswellustelingen die bereid is de verkiezingsuitslag te stelen, zonodig door middel van fraude, en die bescherming geniet van Moskou.

Ik juich de motie van wantrouwen toe die vandaag is aangenomen door het parlement van Oekraïne, dat zich onderscheiden heeft als het enige orgaan dat over het algemeen de opvattingen van het volk vertolkt. Ik doe een beroep op premier Janoekovitsj en zijn regering, die onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van staatsmiddelen ter bevordering van hun eigen campagne, om onverwijld af te treden en ik verzoek de heer Janoekovitsj de verkiezingsstrijd aan te gaan als privé-persoon zodat vrije, eerlijke en transparante verkiezingen, waarbij voor iedereen dezelfde regels gelden, gewaarborgd kunnen worden.

De recente oproepen van apparatsjiks uit het oosten van Oekraïne om het land in tweeën te splitsen zijn wel bijzonder cynisch in een land dat zich in 1991 nog met een overweldigende meerderheid uitsprak voor de eenheidsstaat. Met deze agenda beogen zij immuniteit van strafrechterlijke vervolging te verkrijgen wegens verkiezings- en andere vormen van fraude. Daarnaast pogen zij te garanderen dat de oligarchen in de regio Donetsk, die enorme fortuinen hebben vergaard waarmee de campagne van de heer Janoekovitsj is bekostigd, ongestoord hun gang kunnen blijven gaan zonder dat er onderzoeken worden ingesteld of dat zij zich zorgen hoeven te maken over de eventuele confiscatie van bepaalde voormalige staatsbedrijven die gedurende de afgelopen paar jaar in Oekraïne onder schimmige omstandigheden zijn geprivatiseerd.

We willen niet nog een Transdnjestrië in Oost-Europa, maar dan dertig keer zo groot. Laten we dus hopen dat er in de nabije toekomst een verenigd, democratisch en vrij Oekraïne ontstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilves (PSE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, in een interview op de Russische televisie van vrijdag beschuldigde de heer Sergei Yastrzhembsky, de man die door Vladimir Poetin is aangewezen als verantwoordelijke voor de betrekkingen met de Europese Unie, de nieuwe leden van het Europees Parlement en hun lidstaten van inmenging in Oekraďne. Hij voegde daar nog aan toe dat Solidarność twintig jaar geleden door het Westen was opgezet en dat de Polen nu hetzelfde deden in Kiev.

Ondanks de uitgekauwde sovjetretoriek over Solidarność, stelt hij een belangrijk punt aan de orde, dat ook ik hier vandaag opnieuw te berde wil brengen. De nieuwe afgevaardigden leven, zowel in negatieve als in positieve zin, intens mee met de loop die de geschiedenis vandaag in Oekraïne neemt. Net zoals de oprichters van de EU soms de gebeurtenissen in herinnering roepen die geleid hebben tot de oprichting van de Unie, zo herinneren wij ons wat ons is aangedaan en waarom wij vele tientallen jaren lang niet konden toetreden tot de Unie.

Wij herinneren ons de schijnverkiezingen in de drie Baltische staten in 1940, toen bijvoorbeeld, net als nu met het felicitatietelefoontje van de heer Poetin aan de heer Janoekovitsj, zelfs nog voor de aankondiging van de voorlopige uitslagen, de definitieve uitslagen van de schijnverkiezingen in Letland per ongeluk al gepubliceerd werden daags voordat deze zouden plaatsvinden. Wij herinneren ons maar al te goed hoe er geknoeid werd tijdens de verkiezingen die na de oorlog plaatsvonden in Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije. We hebben dit allemaal al eens eerder gezien en we weten wat ervan komt. Maar we hebben ook de andere kant gezien, hoe tienduizenden en honderdduizenden mensen vreedzaam samenkomen om hun solidariteit met de democratie te betuigen.

We hebben dit gezien met Solidarność in Gdansk en Warschau en met Charta ’77 in Praag; we hebben het zien gebeuren op de straten van Berlijn en tijdens de zingende revolutie in de Baltische staten. In andere woorden, we weten wat daar aan de hand is, we hebben het allemaal al eens meegemaakt. De 75 miljoen mensen die in maart jongstleden EU-burgers zijn geworden beleven een déjà vu. Ons inzicht in deze gebeurtenissen, onze empirische kennis, moet door mensen zonder dergelijke kennis en inzichten niet terzijde worden geschoven.

De heer Yastrzhembsky, maar naar ik vrees ook bepaalde mensen in het Westen, schilderen de directe ervaring en kennis van de nieuwe leden het liefst af als iets wat de betrekkingen met Rusland in de weg staat of wat een bedreiging vormt voor de illusies over hetgeen zich afspeelt in Oekraïne.

Wij herinneren ons echter nog die mensen in het Westen die zeiden dat we voorzichtig moesten zijn met Solidarność, omdat Breznjev wel eens gepikeerd zou kunnen raken. Wij herinneren ons ook de Westerse politici die zeiden dat de Baltische staten niet moesten streven naar onafhankelijkheid omdat zij zo de positie van Michail Gorbatsjov in gevaar zouden kunnen brengen.

Ik ben hier niet om partij te kiezen in een politieke strijd tussen kandidaten en partijen in Oekraïne, maar ik teken wel protest aan tegen het manipuleren van verkiezingen.

We kunnen de Oekraïnse bevolking niet aan haar lot overlaten omdat we bang zijn om investeringen en markten in Rusland te verliezen. Democraten proberen altijd de gulden middenweg van Aristoteles te vinden, zelfs in de politiek, maar er is nu eenmaal geen compromis mogelijk tussen de waarheid en een leugen, tussen de democratie en haar vele tegenstanders.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Staniszewska (ALDE). – (PL) Ik wil de Europese Commissie en het Nederlandse voorzitterschap van harte bedanken voor hun vastberaden optreden vorige week.

Eerlijk gezegd had ik hier niet op durven hopen. Nu de Europese Unie zo snel, reeds drie dagen na de verkiezingsfraude, de heren Javier Solana en Aleksander Kwasniewski alsmede president Adamkus naar Oekraïne heeft gezonden, kan ik voor het eerst volmondig zeggen dat onze toetreding tot de Europese Unie de moeite waard is geweest en dat wij behoren tot een club die in staat is om een weerloos volk te verdedigen dat zich met moeite een weg baant naar onafhankelijkheid en vrijheid.

Ik wil u hier van harte voor bedanken. Vooralsnog konden wij, tenminste in mijn land, Polen, een zo snelle reactie alleen verwachten van de Verenigde Staten. Het doet mij groot genoegen dat de Europese Unie deze keer kordater en doeltreffender is opgetreden. Intussen is de Europese Unie bemiddelaar in het conflict in Oekraïne. Dames en heren, ik ben waarnemer bij de presidentsverkiezingen in Oekraïne en ik wil u het volgende ter overweging meegeven: afgelopen zaterdag heeft zich op het Plein van de Onafhankelijkheid een menigte verzameld van een miljoen mensen. Hier waren ook veel Polen bij, want de Polen herinneren zich de grote uitbarsting van Solidariteit in 1980. Nu zien zij een herhaling van deze gebeurtenissen in Oekraïne.

Op het Plein van de Onafhankelijkheid zijn daarnaast veel Georgiërs en veel Georgische vlaggen, want de Georgiërs zien dat zich hier herhaalt wat zich onlangs bij hen heeft afgespeeld. Verder zijn er op het Plein van de Onafhankelijkheid veel groepen jongeren en studenten uit Rusland en Wit-Rusland die naar een dergelijke ontwikkeling verlangen. Zij willen de vrijheid inademen die zij in Kiev vinden, maar niet bij hun thuis.

Ik ben ervan overtuigd dat als de Europese Unie de ontluikende democratie en het maatschappelijk middenveld in Oekraïne ondersteunt, de democratische regels ingang kunnen vinden in het gehele oosten, in het gebied ten oosten van Oekraïne en ten oosten van de Europese Unie. Dit is niet een kwestie van een verdeling in invloedssferen, maar een kwestie van democratische regels, waarvan wij allen wensen dat zij in heel Europa gelden.

Dames en heren, morgen ben ik met de delegatie in Kiev. Daarom wil ik u nu met klem verzoeken om het amendement dat ik aansluitend voorlees, aan te nemen. Dit amendement is van mij en de heer Geremek en roept de Oekraïnse regering op om zich te onthouden van druk op de media, met name de publieke media, opdat het Oekraïnse volk objectieve en onpartijdige informatie krijgt over de kandidaten en de situatie in het land.

 
  
MPphoto
 
 

  Pavilionis (UEN).(LT) Mijnheer de Voorzitter, als Litouwer en als vertegenwoordiger van het Litouwse volk – wiens president, samen met de heren Kwasniewski, de Poolse president, en Solana vandaag in Kiev is – wil ik uw aandacht vestigen op het feit dat de gebeurtenissen in Oekraïne en het succes van de vreedzame revolutie belangrijke gevolgen zullen hebben, niet alleen voor Oekraïne en zijn volk, en niet alleen voor de verdere ontwikkeling van de Europese Unie, maar ook voor het dichtstbijzijnde buurland van Oekraïne – Wit-Rusland. Het is derhalve zeer belangrijk dat iedereen zich op dit moment solidair toont. Met onze steun voor de democratie vandaag in Oekraïne geven wij immers ook een signaal af aan de dictator van Wit-Rusland. Ik ben er zeker van dat de grote aandacht en hoop waarmee het Wit-Russische volk volgt hoe de gebeurtenissen in Oekraïne zich ontwikkelen, overeenstemmen met de aandacht en de angst in de blik van de heer Loekasjenko. Laat het Oekraïnse succes van vandaag dan ook de voorbode zijn van de overwinning van de democratie in het Wit-Rusland van morgen. Bedankt voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Buzek (PPE-DE). – (PL) Het valt niet mee om vandaag in deze zaal nog iets origineels te zeggen. Vandaag is een goede dag voor het Europees Parlement, want wij spreken over kwesties die voor ons, voor de Europese Unie, van het allergrootste belang zijn. Bovendien gaat het om ons grootste buurland, waarmee de Europese Unie een grens van 700 kilometer deelt. In onze 25 lidstaten van de Europese Unie kampen wij met het probleem van de apathie bij de burgers. Nu is er een land in Europa waar de opkomst bij de verkiezingen bijna 80 procent bedraagt en waar honderdduizenden mensen in vele steden tien dagen lang in de vrieskou staan om hun recht op vrije en eerlijke verkiezingen op te eisen. Na de afgelopen tien dagen begint het geduld van de mensen in Oekraïne op te raken en ongetwijfeld raken zij uitgeput.

Nu is het aan ons, de internationale gemeenschap, om het initiatief te nemen, druk op de machthebbers uit te oefenen en eerlijke verkiezingen te eisen. Ons standpunt moet wat dit betreft duidelijk zijn. Vier punten zijn volgens mij van het grootste belang. In de eerste plaats moeten de machthebbers elke gewelddadige ontknoping vermijden. Ten tweede moet de territoriale integriteit van Oekraïne behouden blijven. Ten derde moet de tweede verkiezingsronde overgedaan worden onder toezicht van de OVSE en met een kieswet die onregelmatigheden op grote schaal, zoals het stemmen buiten de eigen woonplaats, onmogelijk maakt. Ten vierde moeten de kandidaten gelijke toegang tot de media hebben. Het lijkt wel of wij alweer zijn vergeten dat dit zelfs al voor de eerste verkiezingsronde onze fundamentele eis was.

Daarnaast moeten wij ook van onszelf het een en ander verlangen: er zijn bijvoorbeeld onvergelijkbaar veel meer waarnemers nodig dan wij totnogtoe hebben uitgezonden. Bij de volgende verkiezingsronde moeten er duizend waarnemers komen, uit de 25 lidstaten van de Europese Unie, van de Europese Commissie, van het Europees Parlement. Ik stel voor dat wij dit aantal waarnemers sturen en de kosten delen. Daarmee kunnen wij aantonen dat wij ons openstellen voor Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Fava (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Raad voor het feit dat hij ons eraan herinnerd heeft dat de Europese Unie geen enkele kandidaat heeft in de verkiezingen in Oekraïne, en dat het zonder meer onze taak is bij te dragen aan democratische verkiezingen en aan te dringen op een vreedzame en politieke oplossing voor het institutionele conflict in Oekraïne.

Wij vragen om herhaling van de stemronde en uiten onze solidariteit met alle Oekraïners, met heel het Oekraïnse volk. Wij zitten hier niet om steun te geven aan Joesjtsjenko of Janoekovitsj, die tussen twee haakjes beiden al een keer premier zijn geweest in Oekraïne. Wij zitten hier evenmin om Oekraïne in tweeën, in een oostelijk en westelijk gedeelte, op te splitsen, maar om de territoriale integriteit van het land te garanderen.

Deze tegenstelling tussen goede en slechte mensen irriteert mij enigszins. Wie zijn wij dat we de studenten in Kiev goed en democratisch noemen, en de mijnwerkers die in Kiev zijn gaan protesteren, slecht? Wij moeten oppassen dat wij de gebeurtenissen in Oekraïne niet al te simplistisch interpreteren. Geografisch gezien is Oekraïne, als land, helaas al verdeeld: de Russische bevolking maakt 33 procent van het totaal uit. Deze cijfers lijken op de situatie in Irak waar de soennieten 33 procent van de Irakese bevolking uitmaken. Gezien deze geografische situatie hebben wij een politieke oplossing nodig, een oplossing waarmee de twee delen van het land samengehouden kunnen worden en de te kiezen president - en wij eisen dat de president op democratische wijze wordt gekozen - de president kan zijn van heel het land.

Tweedeling, mijnheer de Voorzitter, is niet het enige risico: er bestaat ook een risico van een burgeroorlog. Ik heb het verontrustende gevoel dat de geest van Jalta in dit Parlement rondwaart en dat het enige doel is om Oekraïne, of een gedeelte daarvan, binnen de westelijke invloedssfeer te brengen. Ik ben het daar niet mee eens. De kracht en verantwoordelijkheid van de Europese Unie is juist gelegen in het feit dat wij niet vechten voor de zaak van het Westen maar voor de zaak van de democratie. Laten wij eraan bijdragen dat de president van Oekraïne daadwerkelijk de president zal zijn van heel het Oekraïnse volk.

 
  
MPphoto
 
 

  Väyrynen (ALDE). - (FI) De gezamenlijke resolutie van de fracties is helder en krachtig. De wil van het Oekraïnse volk moet volgens democratische principes worden uitgevoerd. Ik onderstreep ook het belang van de paragrafen van de resolutie waarin de eenheid en territoriale integriteit van Oekraïne wordt gesteund. Oekraïne is in veel opzichten verdeeld, maar het zou schadelijk en gevaarlijk zijn als het land in twee staten uiteen zou vallen. Dat zou eerder nieuwe problemen veroorzaken dan dat het oude zou oplossen.

Oekraïne moet de mogelijkheid krijgen daadwerkelijk onafhankelijk te zijn. Het moet recht hebben op samenwerking en goede betrekkingen met zowel de Europese Unie als Rusland. Het zou het beste zijn als wij tot een vorm van multilaterale samenwerking konden komen, waarin de Europese Unie, Rusland en Oekraïne op voet van gelijkheid betrokken zijn.

Ik ben niet tevreden met de tiende paragraaf van de resolutie. Naar mijn mening moeten wij duidelijk stellen dat Oekraïne als Europees land het recht heeft op het lidmaatschap van de Europese Unie, zodra het aan de toetredingscriteria voldoet.

Wat Europa betreft moet het nieuwe beleid inzake goed nabuurschap niet worden gezien als alternatief voor het lidmaatschap, maar als instrument waarmee onze Europese buren op het lidmaatschap worden voorbereid. Nu ook Turkije in principe als lid van de Europese Unie is aanvaard, moet de deur ook worden geopend voor Oekraïne, dat een echt Europees land is.

 
  
MPphoto
 
 

  Kelam, Tunne (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind de duidelijke conclusies die getrokken zijn door de Raad en mevrouw Ferrero-Waldner bemoedigend. Ik ben namens de Raad van Europa rapporteur geweest voor Oekraïne en wat daar op dit moment gebeurt is niets nieuws: destijds werden de verkiezingen ook al gemanipuleerd, werd de pers ook al gemuilkorfd en werden mensen ook al van hun rechten beroofd. Het is jammer dat de aanhoudende berichten over de tekortkomingen bij het vestigen van de rechtsstaat en een transparante maatschappij in het Westen niet altijd zonder meer werden geloofd.

Jarenlang werd toch nog de hoop gekoesterd dat naar verloop van tijd en met het nodige geduld alle moeilijkheden overwonnen zouden worden. Het tegenovergestelde is echter gebeurd: het gevoerde verzoeningsbeleid en de pogingen om postcommunistische heersers te vriend te houden – de prijs die we daarvoor betaalden was dat we ernstige schendingen van de democratische spelregels door de vingers moesten zien – hebben slechts geleid tot een dramatische verslechtering van de situatie. Ook de EU mag dit zich ten dele aanrekenen, aangezien zij niet op tijd heeft gereageerd en niet duidelijk de zijde heeft gekozen van de echt democratische krachten.

In plaats daarvan heeft het Oekraïnse volk ons een lesje geleerd. Nu mag er geen minuut meer worden verspild. Sommige mensen pleiten nog steeds voor verklaringen ter ondersteuning van de democratie, maar zeggen ook: laten we voorzichtig zijn en niemand voor het hoofd stoten, laten we de situatie niet erger maken dan die al is door partij te kiezen. Het is zeker goed om geen partij te kiezen voor een specifieke kandidaat – dat recht is immers exclusief voorbehouden aan het Oekraïnse volk. Maar kijk eens om u heen in deze vergaderzaal en dan ziet u dat wij reeds partij gekozen hebben – kijk eens naar al dat oranje. Dat is onze plicht. Het is tevens onze plicht om de belangrijke ontwerpresolutie die wij hebben opgesteld zeer binnenkort aan te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Attard-Montalto (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen het ons niet veroorloven de gevoeligheid van de situatie te onderschatten. Er staat immers zeer veel op het spel, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Welke boodschap moeten we sturen aan de Oekraïners, of zij nu de ene of de andere kandidaat steunen? We zullen de boodschap moeten afgeven dat wij staan voor democratische waarden, territoriale integriteit, mensenrechten en fundamentele vrijheden, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de rechtsstaat, en vreedzame en rechtvaardige oplossingen.

Maar welke boodschap krijgen wij van de Oekraïners? Wij ontvangen de boodschap dat de aspiraties van een volk wellicht gefrustreerd worden. Misschien zullen er hindernissen worden opgeworpen op de weg van de democratie, maar uiteindelijk zal de gerechtigheid zegevieren. Wat is de boodschap van de EU aan de internationale gemeenschap? Ik wil tot slot zeggen dat ons standpunt ertoe doet omdat wij met één stem kunnen spreken. Als de democratie in het geding is, zijn compromissen immers onaanvaardbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Chiesa (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik ga tegen de stroom in, want mijns inziens is er in Oekraïne niet alleen sprake van een revolutie, maar voltrekt zich daar tevens de laatste etappe in de afbraak van Rusland. Rusland is namelijk in Kiev geboren.

Net als in Rusland hebben in Oekraïne oligarchische bendes zich meester gemaakt van de macht en met de zegen van het Internationaal Monetair Fonds een criminele staat opgebouwd. Wat in Moskou gebeurt bevalt niemand, maar er zijn wel honderden miljoenen dollars door het Westen geïnvesteerd om Georgië, Wit-Rusland en Oekraïne aan de Russische invloed te onttrekken. Dat is de waarheid, en de idealen van vrijheid en democratie hebben daar weinig mee uit te staan: 49 miljoen Oekraïners zijn het slachtoffer van deze situatie.

Viktor Joesjtsjenko en Julia Timosjenko zijn echt geen grotere democraten dan Janoekovitsj. Zowel de een als de ander is een kind van Leonid Koetsjma. Het is overduidelijk dat het Rusland van Poetin enkele steentjes terug wil leggen in het mozaïek van het grote Rusland, en dat is zeker niet minder legitiem dan de pogingen om Oekraïne in het Westen op te nemen. De vraag is of dat met of tegen de wil van de betrokken bevolkingen gebeurt. Alle Oekraïners binnen een nieuw Galicië houden zal heel moeilijk zijn en kan op bloedvergieten uitdraaien. Janoekovitsj heeft een compromis voorgesteld om tijd te winnen en een confrontatie te voorkomen. Joesjtsjenko heeft dat geweigerd.

Het is duidelijk dat zonder Oekraïne de strategische opzet van Poetin in duigen valt, en het is eveneens duidelijk dat Poetin niet gemakkelijk van die opzet zal afzien. Misschien willen sommigen hem daartoe dwingen, maar dan moeten ze wel denken aan de gevolgen, en die gevolgen zullen zwaar wegen op de toekomst van de betrekkingen tussen Rusland en Europa. Mijns inziens mag Europa zich niet met dit avontuur inlaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Laschet (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, collega Battilocchio riep zojuist de rozenrevolutie in herinnering, die een jaar geleden plaatsvond in Georgië. Vandaag de dag in Tbilisi is het mogelijk om in de kabinetszaal, in de straten en in de werkkamer van de president de Europese vlag te zien hangen naast de vlag van Georgië, als ware Georgië lid van de Europese Unie. Wie op het Vrijheidsplein in Kiev staat, ziet daar de Georgische en de Europese vlag wapperen. Ze hangen daar, omdat al deze landen zich bij Europa willen aansluiten. Maar niet al onze buren kunnen lid van de Europese Unie worden. Wij moeten ons al bij het besluit in december bezinnen op de opnamecapaciteit van de Europese Unie. Het is dan ook zaak zo spoedig mogelijk duidelijkere consequenties te verbinden aan het Europees nabuurschapsbeleid. De commissaris bestempelde dat in de hoorzitting voor de commissie vrij duidelijk als een van haar prioriteiten. Maar als het inderdaad zo is, als de verwachting is dat aansluiting wordt gezocht met Europa en wij daarmee instemmen, dan zijn wij met onze reactie van de afgelopen weken tekortgeschoten.

Het was fout dat de Hoge Vertegenwoordiger pas na aandringen van het Parlement bereid was naar Kiev af te reizen. Hij had er al vóór de verkiezingen moeten zijn. Hij had moeten laten zien dat Europa belang hecht aan eerlijke verkiezingen. Als het daarnaast klopt dat – zoals onze collega’s zeggen – de Commissie gevraagd moest worden of zij niet een grotere delegatie wilde sturen, of zij niet bereid was zich met meer toewijding voor de verkiezingen in te zetten, dan beschouwen wij ook dit als een tekortkoming die ons met droefheid vervult. Ik heb er alle begrip voor dat er op dit moment vele medewerkers worden ingezet voor en grote bedragen worden gestoken in de voorbereiding van de Palestijnse verkiezingen op 9 januari, maar dit soort betrokkenheid had juist getoond moeten worden ten aanzien van een land met vijftig miljoen inwoners dat direct aan de Europese Unie grenst en zijn blik gericht heeft op Europa.

Ik denk dus dat er nieuw leven moet worden geblazen in ons Europees nabuurschapsbeleid, met ons verslag waarover wij binnen enkele weken gaan beraadslagen. Deelname aan de interne markt, deelname aan Europese programma’s - wij moeten Oekraïne nu, bij wijze van signaal, laten weten wat wij het land kunnen bieden.

We moeten niet denken in termen van invloedssferen. Ons optreden is niet tegen Rusland gericht, want ook voor een democratisch Oekraïne zijn goede betrekkingen met Rusland onontbeerlijk. Die moeten wij als Europeanen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Beglitis (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, elke progressieve burger heeft de vanzelfsprekende plicht om de democratische vrijheden in Oekraïne te verdedigen. Inmenging van buitenaf is uit den boze. De Europese Unie heeft de plicht om voet bij stuk te houden als het om principiële zaken gaat. Zij-- mag het probleem niet op selectieve wijze benaderen, zoals anderen hals over kop hebben gedaan.

De Europese Unie mag maar één doel hebben: bijdragen aan een vreedzame en democratische oplossing. De tweede verkiezingsronde moet worden overgedaan, en wel onder omstandigheden van volledige vrijheid. Alleen dan kan Oekraïne een uitweg vinden uit het politieke probleem en het gevaar van destabilisatie vermijden. Destabilisatie zou immers dramatische gevolgen hebben voor de veiligheid en de vrede in Europa. Onze boodschap moet duidelijk zijn, ook aan het adres van Rusland: men mag de situatie in geen enkel geval nog ingewikkelder maken. Oekraïne mag voor de Europese Unie geen speelbal worden in de strijd om de tegengestelde belangen. Als de Europese Unie zich laat verstrikken in een dilemma tussen Europa en Rusland, maakt zij zelfs een strategische fout.

Dit zijn kritieke tijden. De Europese Unie moet spreken met alle politieke krachten in Oekraïne. Zij moet het vertrouwen van heel het Oekraïnse volk zien te verkrijgen en mag zich niet scharen achter deze of gene partij. Onze collectieve houding moet tot doel hebben de democratische wilsuiting van het volk te waarborgen en de onafhankelijkheid, eenheid en territoriale onschendbaarheid van het land te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kacin (ALDE). (SL) Dames en heren, velen van u in dit Parlement zullen meer dan eens de retorische vraag hebben horen stellen tot hoever de grenzen van Europa reiken. Na de recente gebeurtenissen in Oekraïne is duidelijk geworden dat Europa zonder meer groter is dan veel mensen tot dusverre hadden aangenomen.

Ondanks de strenge oosterse winter, is de geest van de Europese democratie wederom bezig aan een beslissende opmars. De vastberadenheid van de demonstranten in Kiev is geen poging om de oppositieleider, de heer Joesjtsjenko, te beschermen, maar om de territoriale integriteit van Oekraïne te verdedigen en blijk te geven van hun steun voor de rechtsstaat, alsmede voor een wettige staat.

Ook ik ben voorstander van een verenigd Oekraïne, een land dat zowel een partner als een sterk buurland van ons is.

Het was niet alleen een kwestie van kiezers die hun stem uitbrachten op één van de twee kandidaten. Het was met name een stem tegen één van hen. Zij stemden namelijk tegen de minister-president, de heer Janoekovitsj, die, in de ogen van velen, een vertegenwoordiger is van de oligarchie en van een corrupte staat.

Het was en is nog altijd een opstand van de vernederden en verontwaardigden. Een opstand uit naam van de menselijke trots en waardigheid. Het is een opstand uit naam van de fundamentele mensenrechten en dat is de reden dat de mannen en vrouwen van Oekraïne niet alleen onze steun en onze solidariteit verdienen, maar ook dat wij hun te hulp schieten en actie ondernemen.

Dit verzet van mensen die niets te verliezen hebben is zowel voor hen als voor ons een laatste teken van hoop. Voor ons betekent dit verzet op de eerste plaats ook de verantwoordelijkheid om onze Europese instellingen op orde te brengen.

Ik feliciteer de commissaris en zou graag nog één ander punt maken. Oekraïne heeft een grote bijdrage geleverd aan democratie en vrede. Het heeft zijn kernwapens opgegeven en dat was zonder meer een enorme bijdrage. Het land verdient het nu hiervoor beloond te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Klich (PPE-DE). – (PL) Te oordelen naar het aantal oranje sjaals in deze zaal is de oranje revolutie ook tot ons, tot het Europees Parlement, doorgedrongen. Dit mag niemand verwonderen, want het virus van de vrijheid is uiterst besmettelijk en verspreid zich razendsnel. Dit is wel gebleken in mijn land, Polen, en in andere Midden-Europese landen die een heel aantal jaren terug aan de ziekte van de democratie en de vrijheid ten prooi zijn gevallen. Wat onmogelijk leek wordt vandaag in Oekraïne bewaarheid. De Oekraïnse samenleving verheft zich uit haar lethargie. De Oekraïners herinneren zich hun rechten en willen niet langer bedrogen worden. Zij willen zelf over hun lot beslissen. Voor onze ogen zien wij hoe de Oekraïnse samenleving een van de zwaarste examens moet afleggen, en wel het examen burgerlijke verantwoordelijkheid.

Maar ook wij moeten vandaag examen afleggen, namelijk het examen solidariteit. Wat moeten wij doen om een goed cijfer te halen? In de eerste plaats moeten wij in heldere en duidelijke bewoordingen spreken over waarden, de waarden die ons verbinden met de honderdduizenden mensen die in Kiev de straat op zijn gegaan. Wij moeten de taal spreken van de ontwerpresolutie. In de tweede plaats moeten wij mythes doorprikken, zoals die vandaag onder meer door de heer Fava naar voren zijn gebracht. In tegenstelling tot wat velen hier vandaag beweren is Oekraïne namelijk niet geografisch verdeeld. Oekraïne is verdeeld tussen diegenen die het juk van de angst hebben afgeworpen en diegenen die nog niet zover zijn. De eerste groep moeten wij politiek steunen, de tweede groep moeten wij een plaats in het nieuwe Oekraïne garanderen. Ten derde moeten wij, de Europese Unie, ook in de toekomst betrokken blijven bij de politieke dialoog in Oekraïne. Zonder ons internationale engagement dreigt voor Oekraïne immers het ergste, namelijk chaos en burgeroorlog. Dit is vandaag de belangrijkste uitdaging. Om dit scenario te vermijden moet het Europees Parlement de ontwerpresolutie zonder amendement bij acclamatie aannemen en met de missie van afgevaardigden naar Kiev sturen. De Raad dient zich ervoor uit te spreken dat Hoge Vertegenwoordiger in Kiev blijft en tijdens de Top in december zijn visie voor de Europese toekomst van Oekraïne voor te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vatanen (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik ben vandaag trots op ons Parlement. Wij zijn ons bewust geworden van onze verantwoordelijkheid. Het gaat nu om recht, rechtvaardigheid, vrijheid en de gezamenlijke toekomst van Oekraïne en de Europese Unie.

Het verbreiden van democratie is onze grootste uitdaging. Het is onze missie. Op een dag moeten de wapens van de mensheid dezelfde kant op worden gericht. Die weg is lang, maar in moreel opzicht juist en gerechtvaardigd. Het gaat nu niet alleen om Oekraïne, maar ook om de ontwikkeling van Rusland, dat zich op nooit eerder vertoonde wijze met de verkiezingen in Oekraïne heeft bemoeid.

De toekomst van Rusland is nauw verbonden met onze toekomst. Nu ontwikkelt Moskou zich in snel tempo de verkeerde kant op en raakt het verder verwijderd van de democratie. Als wij de ontwikkeling van Oekraïne de goede kant op kunnen sturen, zou dat ook Moskou helpen de juiste weg in te slaan. Wij kunnen geen verschillende interpretaties van democratie hanteren. Het gaat om universele begrippen. Wij kunnen Europa en Rusland geen verschillende kanten uit laten gaan. Rusland moet een ommezwaai maken. Wat dit betreft moeten wij kordaat optreden. Aangezien het om zulke grote zaken gaat, moeten de Verenigde Staten en de Europese Unie samenwerken.

Ik ben trots op de Oekraïnse democraten. Nu staat nog te bezien of zij trots zullen kunnen zijn op ons omdat wij tot het einde toe voet bij stuk hebben gehouden. Voor Oekraïne en ook voor de Europese Unie is er sprake van een waterscheiding en een historisch moment. Aan de andere kant van de waterscheiding bevinden zich de duistere wateren van een totalitair bewind die in de richting stromen van het verleden waar melk en honing slechts weggelegd zijn voor oligarchen en het huidige bewind. Aan de andere kant stromen de schone, democratische wateren in de richting van morgen, de morgen waaruit het Oekraïnse volk kracht kan putten voor een betere toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Pīks (PPE-DE). (LV) Dames en heren, het is aangenaam te horen dat we vandaag in dit Parlement redelijk eensgezind zijn. Niet alleen mensen met uiteenlopende politieke voorkeuren zijn eensgezind, hetzelfde geldt ook voor de Raad en de Commissie. Toch wil ik uw aandacht vestigen op bepaalde vaststaande feiten waarmee we rekening dienen te houden.

Het is enigszins paradoxaal dat we vaak genoeg beter zien wat er ver van ons bed gebeurt dan bij de buren. Ik was eerlijk gezegd verrast dat we zelfs vóór de eerste ronde van de verkiezingen in Oekraïne al zeer veel signalen ontvingen dat er sprake was van bepaalde schendingen en dat de oppositiekandidaat niet de mogelijkheid kreeg om openlijk campagne te voeren. Er kwam toen geen reactie van onze kant en pas toen deze flagrante onrechtvaardigheden zich ook in de tweede ronde manifesteerden kwamen we allemaal in beweging. Ook dat is goed.

Het beleid van de Europese Unie is nooit agressief en zal dat ook nooit worden, maar de EU is en moet meer zijn dan een adviserend forum. De Europese Unie is een politieke unie met voldoende striktheid en macht en daarom moet zij, op alle niveaus – Raad, Commissie en Parlement – een strikte en vastberaden politieke wil tonen. Daarom kan de Europese Unie ook niet alleen maar wijzen op de fraude waarvan sprake was tijdens de Oekraïnse verkiezingen. We kunnen immers niet doen alsof we niet zien welke krachten er achter de manipulatie van de verkiezingen in Oekraïne zitten. Die krachten hebben uitsluitend respect voor vastberaden en krachtig beleid en harde maatregelen. Anders zullen we een situatie krijgen waarin op de ene helft van het veld een tenniswedstrijd wordt gespeeld, terwijl op de andere helft word gerugbyd.

Ik doel hier niet simpelweg op de Europese Unie en Rusland, of het Westen en het Oosten. Ik ken Rusland zeer goed en weet dat daar bijzonder veel democratische en intelligente mensen rondlopen. De dominante politieke stroming is echter antidemocratisch en die zint op wraak. We moeten de democratie in Oekraïne dan ook absoluut steunen, de ontstane situatie analyseren en inspelen op de toekomst. Ik ben het derhalve eens met mijn collega, de heer Brok, dat ook de Raad en de Commissie zeer snel en uiterst vastberaden moeten reageren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hökmark (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, wat wij nu in Oost-Europa zien, is een tweede golf van de strijd voor democratie. Het gaat om dezelfde zaak als vijftien jaar geleden, en de gebeurtenissen zullen even cruciaal zijn voor Europa en voor de situatie in Europa over tien tot vijftien jaar en daarna, als de gebeurtenissen van vijftien jaar geleden.

Het is van cruciaal belang dat wij de ernst inzien van de crisis die optreedt waar de oude dictatuur het volk van de nieuwe democratie probeert te beroven. We moeten op onze hoede zijn voor een herhaling van een ontwikkeling die tot een nieuwe Balkan kan leiden. De gebeurtenissen plaatsen ons voor een aantal belangrijke vragen, vooral zoals collega Vatanen benadrukte – de vraag hoe we tegen Ruslands eigen democratische ontwikkeling moeten aankijken, iets wat consistentie en duidelijkheid vereist. De gebeurtenissen plaatsen ons voor de vraag hoe we zelf respect kunnen hebben voor ons eigen gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en dat is een cruciale test voor ons vermogen om op te treden.

Ik vind het belangrijk dat ons optreden niet alleen gebaseerd is op de ernst van de huidige gebeurtenissen, maar ook gericht is op het voorkomen van wat er in het ergste geval in de komende dagen en maanden kan gebeuren, en wat de situatie zeer ernstig maakt en onmiddellijk optreden vereist. Er moet een ondubbelzinnige boodschap uitgaan naar Rusland en de machthebbers in Oekraïne. Wij moeten uitsluitend consideratie hebben met het volk en de democratie van Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, waarde Oekraïners die waarschijnlijk nauwgezet naar dit debat luisteren. Het staat onomstotelijk vast dat er bij de verkiezingen in Oekraïne zodanig is gefraudeerd, dat het verkiezingsresultaat niet geaccepteerd kan worden. Zelfs premier Janoekovitsj heeft zelf verzocht het resultaat van de verkiezingen nietig te verklaren vanwege met name onregelmatigheden in het westen van het land. Oppositieleider Joesjtsjenko en internationale waarnemers hebben daarentegen onregelmatigheden in het oosten van het land geconstateerd. Beiden zijn het echter met elkaar eens dat de verkiezingen niet rechtvaardig waren; dat erkent iedereen.

De eersten die in de spiegel zouden moeten kijken, zijn degenen die als eersten de resultaten van de frauduleuze verkiezingen hebben erkend, zoals Rusland, Turkmenistan, Kazachstan en Wit-Rusland. Ik wil de oppositionele krachten in Oekraïne bedanken voor het feit dat zij er op bezonnen en geduldige wijze in geslaagd zijn onder moeilijke omstandigheden een democratisch geluid te laten horen. Ook de Europese Unie zou de situatie in Oekraïne op bedachtzame maar vastberaden wijze tegemoet moeten treden. Het is onze taak de democratie en de mensenrechten te bevorderen. Dat hebben wij in het geval van Oekraïne gedaan.

Bij deze verkiezingen staat veel op het spel. Bij deze verkiezingen wordt beslist of Oekraïne een groot Polen wordt - een West-Europees, openlijk op democratie gericht land - of een klein Rusland dat zich richt op het Oosten en een autoritaire pseudo-democratie. Ik hoop dat wij het er in de Europese Unie op dit punt met elkaar over eens zijn wat wenselijker is. Wij respecteren echter het staatkundig zelfbeschikkingsrecht van de Oekraïners. Als de tweede ronde van de verkiezingen democratisch en eerlijk verloopt, moeten wij het resultaat respecteren, of het naar onze persoonlijke mening nu positief of negatief is. Als de naar mijn mening wenselijker situatie uitkomt en Joesjtsjenko wint, dan zal de verliezende partij, ofwel de aanhangers van Janoekovitsj, echter niet naar de achtergrond verdwijnen. Wij moeten ook met hen kunnen samenwerken. Het Oekraïnse volk is nu al sterk verdeeld en wij mogen deze deling, deze scheidslijnen, niet vergroten of verscherpen. Wij moeten een vreedzame oplossing garanderen, waarmee alle Oekraïners in een ongedeeld land de opbouw van hun maatschappij kunnen voortzetten op basis van democratie, de mensenrechten en de gemeenschappelijke rechtsstaatbeginselen van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolaï, Raad. Mag ik beginnen met dank te zeggen voor de complimenten voor het Nederlandse voorzitterschap en - belangrijker - mijn waardering uit te spreken voor de uit alle interventies hier naar voren komende grote betrokkenheid vanuit de Europese Unie met het belangrijke buurland, de Oekraïne. Ik vind het heel verheugend dat dit ook blijkt uit het feit dat uw Parlement vanavond een delegatie naar Oekraïne stuurt. Ik denk dat Commissaris Ferrero-Waldner en anderen heel goed hebben aangegeven wat de in veel opzichten belangrijke rol van de Europese Unie is geweest bij de ontwikkelingen in de Oekraïne. Omdat er enkele wat kritischer vragen zijn gesteld en opmerkingen zijn gemaakt, is het misschien ook goed om erop te wijzen dat Europa natuurlijk al vóór de eerste ronde in Oekraïne aanwezig was, al signalen heeft gegeven en al heeft gewaarschuwd, bijvoorbeeld in verband met de toegang tot de media tijdens de voorbereidingen van de verkiezingen. Zoals u weet - en ik zeg dat omdat er misschien enige onduidelijkheid over bestond -, hebben wij na de eerste ronde ook al onze stappen gezet, onze verklaringen gegeven en onze activiteiten ontplooid.

Ik ben het eens met een aantal leden van uw Parlement - zoals de heer Schulz die het als eerste duidelijk zei, maar later ook mevrouw Staniszewska - dat dit ook een moment is om trots te zijn op wat de Europese Unie doet, om trots te zijn op de manier waarop wij het democratische model ook buiten Europa ingang proberen te laten vinden. Het is waar - de heren Saryusz-Wolski, Schulz, Geremek, Kaminski en vele anderen zeiden het al - dat er in uw Parlement grote overeenstemming bestaat over wat de positie is en moet zijn, en dat er ook grote overeenstemming is met Commissie en Raad.

Begrijpelijkerwijs is ook gewezen op het historisch belang van wat hier gaande is. Er is verwezen naar onder andere Polen in 1980 en door de Commissaris naar 1989 in veel andere voormalige Oost-Europese landen. Zelden heb ik de Raad, de Commissie en het Parlement zo met één stem horen spreken, want wij accepteren de uitslagen die de centrale verkiezingscommissie bekend heeft gemaakt, niet. Wij willen een nieuwe tweede ronde voor de verkiezingen. De heer Saryusz-Wolski, de heer Brok en anderen waren daar zeer duidelijk over. Daar is absolute overeenstemming over. Wij willen allemaal vrije, eerlijke en transparante verkiezingen, en een vreedzame oplossing die ook de territoriale integriteit van Oekraïne garandeert.

Wat betreft het tijdstip van de nieuwe tweede ronde van verkiezingen, want daarover is een opmerkingen gemaakt en die komt ook terug in de resolutie, is er eerst wel verder overleg nodig tussen beide partijen. Aan de ene kant is er enige tijd nodig om zicht te krijgen op de juiste omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met voorzieningen om voldoende waarnemers daarheen te laten gaan. Anderzijds heb ik ook zeer veel begrip voor de zorg dat er tijd wordt gerekt of vertragingstactieken worden gehanteerd. Dat moeten wij niet accepteren, want iedereen, maar vooral de bevolking in de Oekraïne, heeft er recht op zo snel mogelijk een nieuwe vrij en eerlijk gekozen president te krijgen.

Begrijpelijkerwijs zijn er ook opmerkingen gemaakt over de omvang van de waarnemersmissie. Laat mij, in aansluiting op een aantal opmerkingen van uw kant, bij deze uitspreken dat ook ik hoop dat de Commissie initiatieven zal nemen, zodat wij met een ruime afvaardiging van de Europese Unie daar aanwezig zullen zijn. Uiteraard in samenwerking met de OVSE en de Raad van Europa, om zeker te stellen dat de verkiezingen ook echt vrij, transparant en eerlijk zullen zijn.

Uiteraard is Rusland door een aantal van u genoemd als andere belangrijke partner in deze ontwikkelingen en in dat verband is het goed om u te melden dat wij als voorzitterschap natuurlijk de zeer nauwe contacten met Rusland zullen voortzetten en dat premier Balkenende, als voorzitter van de Europese Raad, ook vandaag weer met de heer Poetin heeft gebeld en dat beiden constructief hebben geconcludeerd dat er maar één weg is, en dat is een vreedzame oplossing binnen de juridische kaders door middel van dialoog. Natuurlijk, zeg ik tegen de heer Wiersma en anderen, zijn er veel verbeteringen nodig voor die komende verkiezingen. Eén wil ik er met nadruk noemen al in de eerste fase op weg naar nieuwe tweede verkiezingen daar, namelijk de toegang tot de media voor alle partijen, zoals wij ook al voor de eerste ronde hebben aangegeven. Dat zou moeten betekenen dat in de media dan ook meer uitingen te zien zullen zijn die duidelijk maken: the future is bright, the future is orange. En oranje dan niet als kleur van het Nederlandse voorzitterschap, want zoals u weet voert Nederland oranje als nationale kleur. Ook niet als kleur voor een bepaalde kandidaat, zoals door een aantal van u is opgemerkt, maar, zoals de heer Geremek en anderen hebben gezegd, als kleur die symbool staat voor de solidariteit met alle Oekraïners die vrije en eerlijke verkiezingen willen.

 
  
  

VOORZITTER: DE HEER OUZKÝ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Ferrero-Waldner, Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, op mijn hoorzitting sprak ik de wens uit dat Europa meer met één stem gaat spreken. Het doet me dan ook zeer deugd dat het eigenlijk al die kant opgaat, en dat terwijl dit pas de eerste keer is dat ik voor de plenaire vergadering het woord mag voeren. Het komt zelden voor dat de Raad, de Commissie en het Parlement het zo met elkaar eens zijn. Hopelijk zal dat vaker gebeuren. En als het dan lukt om met één stem te spreken, hoop ik dat dit gevolgd wordt door de positieve maatregelen die hier vandaag geopperd zijn en die ik niet nog eens zal herhalen.

Ik heb uiteraard goed naar u geluisterd, dames en heren. Er waren ook enkele kritische kanttekeningen en op een paar daarvan wil ik ingaan. Om te beginnen zeiden vele sprekers dat de Europese Commissie en de Europese Unie zich te afzijdig hebben gehouden van onder meer de waarneming van de verkiezingen. Daar kan ik het volgende over zeggen. Ik ben in 2000 voorzitter geweest van de OVSE. We beschikken over een grote organisatie in Europa die zich intensief bezighoudt met verkiezingswaarneming. ODIHR, een zeer belangrijke instelling, is een andere organisatie die daar actief is. Ik ben van mening dat de OVSE, ODIHR en de Europese Unie elkaar moeten aanvullen in hun werk, maar in dit specifieke geval heeft de OVSE de verkiezingen waargenomen.

Desalniettemin neem ik uw oproep graag ter harte en heb ik reeds enig vooronderzoek gedaan op dit vlak. We zijn graag bereid mee te doen. We zullen kijken wat we allemaal kunnen doen, en zoals gezegd zal ik gebruikmaken van het snellereactiemechanisme, dat voorziet in middelen die bijvoorbeeld ook in Georgië zijn ingezet. Al twee jaar houden wij ons bezig met een scala van activiteiten. Het gaat daarbij om ondersteuningsprojecten voor de opleiding van bijvoorbeeld plaatselijke verkiezingswaarnemers, projecten voor het informeren van kiezers, voor het instrueren van leden van lokale kiescommissies, voor de opleiding van journalisten, voor berichtgeving over verkiezingen of projecten voor steun bij hervorming van de kies- en mediawet. U ziet dus dat wij niet hebben stilgezeten. Ik blijf echter van mening dat de verschillende instellingen waarin we immers allemaal samenwerken, elkaar moeten aanvullen.

Voorts is herhaaldelijk beweerd dat Europa niet ver genoeg is gegaan en dat ook wij een zekere verantwoording dragen voor de positie waarin Oekraïne thans verkeert. Daar kan ik het echt niet mee eens zijn. Als minister van Buitenlandse Zaken in Oostenrijk heb ik getracht zo nauw mogelijke contacten te onderhouden met Oekraïne. Ik kan u vertellen dat er helaas te weinig gedaan is met de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst van de Europese Unie, die met name dankzij de Commissie na onderhandelingen tot stand is gekomen. Ik heb me daar voortdurend mee beziggehouden en gezegd dat men zelf actie moest ondernemen. Ik denk dat nu het moment is aangebroken om het nabuurschapsbeleid in het middelpunt van mijn beleid te plaatsen – ik ben ook van plan dat te gaan doen. Vanzelfsprekend hangt een en ander af van de reactie van Oekraïne en van de wijze waarop wij in de toekomst met de actieprogramma’s zullen omgaan. Ik ben van plan ze pas op tafel te leggen als we er snel een begin mee kunnen maken.

Iemand van u zei dat Europa een gemeenschappelijke ziel heeft en dat die gemeenschappelijke ziel ook te vinden is in Oekraïne. Laten wij ons allen hierdoor laten inspireren en deze gemeenschappelijke ziel samen vleugels geven!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik heb zes ontwerpresoluties ontvangen.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

Het debat is gesloten.

SCHRIFTELIJKE VERKLARING (Artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Pafilis (GUE/NGL). - (EL) Het beleid van de EU is een brutale, onaanvaardbare en provocerende inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Oekraïne. Het Oekraïnse volk verkeert in een kritieke toestand, die te wijten is aan zowel de kapitalistische restauratie en de daaropvolgende inmenging van de imperialistische machten en hun onderlinge wedijver, als de beleidsvoering door de “favorieten” van de nieuwe imperialistische orde die het land de afgelopen jaren hebben geregeerd.

De onverhulde inmenging van de EU, via de aanwezigheid van de heer Solana, en van de Poolse en Letse regering toont aan dat korte metten wordt gemaakt met elk begrip van nationale onafhankelijkheid. Deze inmenging moet gezien worden in het licht van de pogingen die de EU onderneemt om een gunstige positie voor de controle over het gebied te verwerven in de touwtrekkerij tussen de VS en Rusland.

De EU zegt dat zij geen enkele kandidaat steunt, maar dit is het toppunt van hypocrisie, aangezien de EU als verkiezingsbureau van Joesjtsjenko fungeert. Ook de VS-regering provoceert met haar verklaringen over het regime in Oekraïne, aangezien zij precies een jaar geleden Oekraïne nog loofde voor zijn houding ten aanzien van de oorlog tegen Irak.

De EU, de VS en Rusland willen enkel hun belangen in Oekraïne veiligstellen. Zij slaan munt uit het ongenoegen van het volk over het gevolgde beleid, waar beide machtspretendenten evenwel achter staan.

Het is in het belang van het Oekraïnse volk - dat als enige gemachtigd is om een oplossing te vinden voor zijn problemen - dat een eind wordt gemaakt aan het huidige beleid en de buitenlandse inmenging en de huidige machthebbers opstappen.

 

11. Financiële vooruitzichten
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de financiële vooruitzichten met een mondelinge vraag aan de Raad over de voorbereiding van de volgende financiële vooruitzichten.

 
  
MPphoto
 
 

  Wynn (PSE), ter vervanging van de auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ondervoorzitter van de Tijdelijke Commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 stel ik hier namens de Voorzitter, de heer Borrell Fontelles, deze vraag aan de Raad. Het verheugt mij overigens dat de heer Nicolaï hier aanwezig is. Zoals de Raad weet, heeft het Parlement deze tijdelijke commissie ingesteld en de heer Böge aangewezen als haar rapporteur; tot dusverre beschikken wij over acht werkdocumenten en omdat het vooralsnog slechts gaat om werkdocumenten, hebben wij nog geen formele standpunten ingenomen.

Hopelijk zullen de vragen die wij aan de Raad voorleggen en de antwoorden die wij hierop krijgen ons helpen bij het trekken van conclusies. Dat gezegd hebbende, hoop ik als ik heel eerlijk ben, dat wanneer het Parlement inderdaad besluiten neemt, er bepaalde kwesties zullen zijn met betrekking waartoe het voet bij stuk houdt.

In het vorige Parlement hebben wij, in een verslag dat onder mijn naam in stemming is gebracht, bepaalde voorwaarden en prioriteiten gesteld. Eén daarvan was heel eenvoudig: er komt geen Interinstitutioneel Akkoord zonder instemming van het Parlement. De Raad weet dit maar al te goed, maar desondanks dient dit nogmaals benadrukt te worden, zoals ook gebeurt in de tekst van deze mondelinge vraag. Dan hebben we ook nog de kwestie van de termijn voor de voorgestelde financiële vooruitzichten, die het Parlement – daar ben ik vrij zeker van – terug zal brengen tot een jaar of vijf in plaats van zeven.

Belangrijker nog is het standpunt over een noodoplossing. De heer Böge stelt in een van zijn werkdocumenten de vraag wat de mogelijkheden zijn als er geen overeenkomst wordt bereikt met de Raad. Vallen we dan terug op artikel 26 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) of op artikel 272 van het Verdrag?

Op basis van de ervaring die ik in de afgelopen vijftien jaar in dit Parlement heb opgedaan en op basis van mijn lidmaatschap van de Begrotingscommissie gedurende die gehele periode, ben ik er vrij zeker van dat het Parlement zal kiezen voor artikel 272. Die boodschap moet aan de Raad worden overgebracht. Ik weet dat u, mijnheer Nicolaï, zich daarvan terdege bewust bent, evenals van de gevolgen die het zou hebben als we geen overeenstemming bereiken. Daarom dragen onze beide instellingen de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat we tot overeenstemming komen.

Ik laat de mondelinge vraag nu even voor wat die is. Ik ben op het moment namelijk ook rapporteur voor de kwijting, en het wordt duidelijk dat de begroting van het Parlement ieder jaar in november als het jaarverslag van de Rekenkamer wordt opgesteld flink bekritiseerd wordt. Ik hoop dat de instellingen – en zo niet de instellingen, dan toch in ieder geval het Parlement – het besluit kunnen nemen dat we geen Interinstitutioneel Akkoord zullen sluiten totdat de begrotingsautoriteit ingestemd heeft met een oplossing voor de accountantscontrole, voor de legitimiteit en de regelmatigheid van de begroting van de Europese Unie.

Het heeft immers geen zin om financiële vooruitzichten overeen te komen wanneer het algemene publiek meent dat de daarin vastgestelde uitgaven de komende vijf, zes, zeven jaar - of wat voor periode we ook overeenkomen - verkwistend, onjuist en onregelmatig zullen zijn.

Dan kom ik nu weer terug op de vragen; iedereen kan ze lezen en ze zijn eigenlijk heel eenvoudig. De eerste is: “Hoe denkt de Raad met het Parlement samen te werken?” We hebben het hier dus over de manier waarop we onze samenwerking zullen vormgeven. Hopelijk zullen we niet als twee aparte organisaties langs elkaar heen werken en zullen we met betrekking tot bepaalde werkzaamheden een tandem vormen, zodat we ideeën kunnen uitwisselen en ervoor kunnen zorgen dat de “building block”-benadering van de Raad aansluit op onze eigen benadering, zoals die uiteengezet wordt in de werkdocumenten van de heer Böge.

Er is ook een vraag die betrekking heeft op de agenda van het voorzitterschap. Wanneer hoopt u hetgeen uw huidige Nederlandse voorzitterschap probeert te bereiken, tot stand te hebben gebracht, en wat denkt u dat het volgende voorzitterschap medio volgend jaar bereikt zal hebben?

We hebben de kwestie van trialogen aan de orde gesteld, maar ik denk dat ik, na een informele ontmoeting die wij vanochtend hebben gehad, in alle redelijkheid kan concluderen dat u, mijnheer Nicolaï, daar wellicht op in zult gaan. Het standpunt van het Parlement is op dit moment dat er maandelijkse trialogen georganiseerd moeten worden, maar ik ben ervan overtuigd dat uw antwoord ons uw ideeën hieromtrent duidelijk zal maken. Persoonlijk kan ik mij tot op zekere hoogte vinden in uw gedachten over dit onderwerp.

Een belangrijke kwestie is de vraag over het “Prodi-pakket”. We moeten echt weten hoe de Raad hierover denkt. Wat is de grondslag voor uw building blocks? Wat is de grondslag voor uw werkdocumenten? Is dat het “Prodi-pakket” of staat u een andere benadering voor?

Tot slot, de laatste vraag: “Welk verband bestaat er volgens de Raad tussen de voorstellen van de Commissie voor het nieuwe financiële kader en het probleem van de eigen middelen?” Sommigen, namelijk de Britten onder ons, maken zich hierover niet druk, maar voor de meerderheid in dit Parlement is dit een kwestie van doorslaggevend belang. Wij zouden het op prijs stellen, mijnheer Nicolaï, als u deze vragen voor ons wilt beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolaï, Raad. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal beginnen met de opmerking van de heer Wynn over wat er zal gebeuren als er geen overeenstemming wordt bereikt over de financiële vooruitzichten. Er zijn aardiger manieren om een debat in het Europees Parlement te beginnen, want ik ga er namelijk vanuit dat we op tijd overeenstemming over het financiële kader zullen bereiken met het Parlement. Zoals de heer Borrell en de heer Wynn hebben benadrukt, vormt het komende financiële kader thans een van de gewichtigste en belangrijkste dossiers voor de Unie. De Raad maakt dan ook dankbaar gebruik van de mogelijkheid die hem wordt geboden om kort uiteen te zetten op welke wijze dit dossier zijns inziens dient te worden behandeld.

Zoals u zult weten, werd het tijdschema voor het voltooien van de werkzaamheden vastgelegd in het strategisch meerjarenprogramma voor de periode 2004-2006, dat de Europese Raad in december 2003 heeft aangenomen. Daarom worden er, nu het merendeel van de financiële en wetgevingsvoorstellen van de Commissie inmiddels op tafel ligt, in de Raad allerlei werkzaamheden verricht die tot doel hebben mogelijk nog deze maand besluiten te nemen over beginselen en richtsnoeren. Het is de bedoeling hierover politieke overeenstemming te bereiken vóór de Europese Raad van juni 2005, zodat zowel het kader zelf als de uitgewerkte wetgeving definitief kan worden goedgekeurd tegen het einde van 2005. De voorbereidende werkzaamheden voor nieuwe communautaire programma’s dienen dan vervolgens in de loop van 2006 te worden verricht, zodat deze vanaf het begin van de nieuwe periode voor het financiële kader ten uitvoer kunnen worden gelegd.

Zoals reeds is opgemerkt heeft de Commissie, na eerst twee algemene mededelingen te hebben opgesteld – één in februari en een follow-up in juli – ook een pakket gedetailleerde voorstellen gepresenteerd, waarin het rechtskader voor de voornaamste beleidsterreinen uiteengezet wordt. Het gaat onder meer om voorstellen inzake cohesiebeleid, behoud en beheer van natuurlijke hulpbronnen, kwesties die verband houden met de Lissabon-strategie en externe betrekkingen, die aangevuld zullen worden met een klein aantal extra voorstellen die met name betrekking hebben op vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en onderzoek en ontwikkeling.

De Raad verzekert de heer Borrell dat het voorstel van de Commissie de grondslag vormt voor het werk in de Raad, overeenkomstig de gebruikelijke institutionele praktijken. Ik denk echter dat u het met mij eens zult zijn dat het, wederom overeenkomstig de gebruikelijke institutionele praktijken, elke lidstaat vrijstaat het eens dan wel in mindere of meerdere mate oneens te zijn met de financiële implicaties van een voorstel van de Commissie en dienovereenkomstig te trachten het dossier zodanig bij te stellen dat dit voor de betreffende lidstaat aanvaardbaarder wordt. Dit maakt immers deel uit van het normale onderhandelingsproces.

Met betrekking tot de eigen middelen van de Unie heeft de Commissie, als onderdeel van haar wetgevingspakket, een verslag ingediend over de werking van het stelsel van eigen middelen, alsmede twee voorstellen. In deze voorstellen wordt onder meer de mogelijkheid voorzien dat een nieuw stelsel, gebaseerd op fiscale eigen middelen, vanaf 2014 in werking zou kunnen treden. Daarnaast voorzien de voorstellen in een algemeen correctiemechanisme. De voorbereidende werkzaamheden in verband met deze voorstellen zijn inmiddels van start gegaan en er bestaat algemene overeenstemming over het feit dat het algemene karakter van de onderhandelingen over het financieel kader niet alleen betekent dat afzonderlijke beleidsterreinen in samenhang gezien moeten worden tegen de achtergrond van de totale uitgaven, maar ook dat de uitgaven gezien moeten worden tegen de achtergrond van de volledige onderhandelingen, met inbegrip van het vraagstuk van de eigen middelen in al zijn facetten. De Raad roept in dit verband verder in herinnering dat de eigen middelen een integraal onderdeel vormden van het akkoord dat in 1999 in Berlijn werd gesloten en waarop de huidige financiële vooruitzichten zijn gebaseerd.

Met betrekking tot de samenwerking tussen de Raad en het Europees Parlement moet niet vergeten worden, zoals ook in de door de heren Wynn en Borrell genoemde gezamenlijke verklaring van juli wordt benadrukt, dat de Raad zich verplicht tot het uitwisselen van informatie met het Europees Parlement gedurende het proces. De exacte regelingen om dit in de praktijk te realiseren zullen op basis van gemeenschappelijke overeenstemming tussen de partijen tot stand moeten komen. De Raad zal zich blijven opstellen overeenkomstig de bepalingen die zijn vastgelegd in de verklaring van juli, op grond waarvan over het financiële kader onderhandeld dient te worden in een sfeer van loyale institutionele samenwerking, waarbij de instellingen bereid zijn alle maatregelen te treffen die nodig zijn om te garanderen dat de goedkeuringsprocedure succesvol wordt afgesloten.

De partners moeten dienovereenkomstig bepalen op welke wijze zij het best concrete invulling kunnen geven aan deze sfeer van samenwerking, die zich zonder meer zal moeten verdiepen naarmate de onderhandelingen binnen de Raad intensiever worden en er zich binnen de Raad steviger standpunten zullen gaan aftekenen. De Raad zou daartoe inspiratie kunnen putten uit de constructieve werkwijzen die gehanteerd werden tijdens de vorige onderhandelingen over de financiële vooruitzichten, die een bevredigende dialoog met het Europees Parlement mogelijk maakten, met als hoogtepunt de goedkeuring van het huidige Interinstitutioneel Akkoord in mei 1999.

In dit verband wil ik tot besluit ingaan op het idee van een maandelijkse trialoog, dat ook door de heer Wynn is genoemd. Op basis van mijn ervaringen als fungerend voorzitter van de Raad, zou ik willen benadrukken dat de Raad, en derhalve de fungerend voorzitter van de Raad, geen standpunt zal kunnen innemen in een dergelijke formele context. De onderhandelingen in de Raad zijn aan de gang en verlopen moeizaam, zoals u weet. Tegen een dergelijke achtergrond verdient het de voorkeur de huidige werkwijze, die gebaseerd is op informele contacten tussen het voorzitterschap en vertegenwoordigers van het Europees Parlement, voort te zetten.

Ik ben ervan overtuigd dat deze contacten vruchtbaar zullen zijn en onze instellingen in staat zullen stellen onze respectieve rollen te vervullen. Bovendien kunt u er zeker van zijn dat de Raad de inhoud van relevante resoluties zeer nauwkeurig zal bekijken en deze zal gebruiken tijdens zijn beraadslagingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Böge (PPE-DE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, het klopt dat we bij de onderhandelingen op tijd overeenstemming willen bereiken over de financiële vooruitzichten en de politieke prioriteiten van de Europese Unie, maar die overeenstemming moet wel recht doen aan de eisen die aan de nieuwe, uitgebreide Europese Unie worden gesteld. Als rapporteur van de tijdelijke commissie verklaar ik daarom dat de kwaliteit van het resultaat voorrang geniet boven het tijdpad.

Op basis van overleg met de technisch comités van het Parlement moeten de politieke prioriteiten voor de komende jaren binnen de tijdelijke commissie worden vastgelegd en dient het plafond van de Europese begrotingsstructuur te worden aangeduid om zo een onderhandelingspositie te verwerven voor het Europees Parlement bij de besprekingen met de Raad. Enerzijds willen wij daarmee garanderen dat traditionele beleidsvormen tot hun recht komen, maar wij willen ook dat de Europese Unie zich zowel naar binnen als naar buiten toe beter presenteert en zich uiteindelijk ontwikkelt tot een unie van de burgers en de staten, zoals dat wordt beschreven in het Constitutioneel Verdrag. Het is dan ook zaak om bij de discussie over de politieke prioriteiten op basis van de Europese meerwaarde met elkaar te overleggen hoe de doelstellingen van Lissabon inzake groei, werkgelegenheid en duurzaamheid beter dan tot nu toe is gebeurd in de Europese begroting kunnen worden geïntegreerd.

Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, gezien de ervaringen tot nu toe acht ik het van groot belang nogmaals te onderstrepen dat wij op tijd overeenstemming willen bereiken om te voorkomen dat er problemen ontstaan – niet zozeer bij de begroting, als wel bij de wetgevingsprocedures. Ik sluit echter niet uit dat zich in de loop van volgend jaar een worst case-scenario aandient. In dat geval moeten we er gezamenlijk voor zorgen dat we vangnetten gereed hebben. De Verdragen en regelingen, meer bepaald, artikel 26 van het Interinstitutioneel Akkoord en artikel 272 van het Verdrag, voorzien in vangnetten voor de begroting. Tegelijkertijd moet er in het uiterste geval duidelijk worden gesteld dat juridische grondslagen voor structuurfondsen en voor meerjarenprogramma’s, zo nodig en als het werkelijk niet anders kan, worden geprolongeerd. Wellicht draagt alleen al de aankondiging van en de discussie over dit soort vangnetten en alternatieven ertoe bij dat alle betrokkenen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid. Met het oog op de referenda van komend jaar moet duidelijk zijn dat de Europese instellingen bereid en in staat zijn op het juiste moment tot een succesvol akkoord te komen inzake de financiële vooruitzichten.

Ik schaar mij achter de woorden van de eerste plaatsvervangend voorzitter van de tijdelijke commissie, de heer Wynn. De verklaring van betrouwbaarheid en de omgang met het Financieel Reglement, dat onlangs in werking is getreden, zijn belangrijke vraagstukken die in deze context een parallelle oplossing vergen. Het gaat niet enkel om de plafonds, verplichtingen en betalingskredieten, maar ook om het totale begrotingsbeheer door zowel de Commissie als de lidstaten. We moeten het in dit verband dus ook hebben over de verklaring van betrouwbaarheid van de Rekenkamer, het Financieel Reglement en de vraag of er uiteindelijk een financiële planning moet komen voor een periode van vier of van zeven jaar. Ook deze thema’s zullen we grondig met elkaar moeten bespreken.

Het is zeer belangrijk dat er een flexibel en permanent tripartiet overleg wordt gevoerd, steeds wanneer dat nodig is, naast de noodzakelijke informele en vertrouwelijke besprekingen, om chaotische toestanden aan het slot van de onderhandelingen te voorkomen. Wij roepen de Raad op hier zorg voor te dragen. We zullen tevens een mondelinge vraag hierover stellen aan de Commissie in Straatsburg.

 
  
MPphoto
 
 

  Dührkop Dührkop (PSE), namens de fractie.(ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, laat ik maar op safe spelen en meteen onderstrepen dat oprechtheid en vriendelijkheid elkaar in geen geval uitsluiten.

Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers, maar daar ga ik niet over uitweiden. Het ligt in mijn bedoeling om hier andere kwesties aan de orde te stellen.

Soms is de informatie die wij van de Raad ontvangen onduidelijk en onvolledig. Dat is vaak te wijten aan het feit dat die instelling geneigd is tot grote terughoudendheid. Daarom ben ik van oordeel dat deze mondelinge vraag een uitstekende gelegenheid biedt om een en ander op te helderen.

Het is ons allen bekend dat sommige lidstaten verzocht hebben de betalingskredieten voor de komende financiële vooruitzichten onder een bepaald percentage van het bruto nationaal inkomen van de Unie te houden. Tevens doet het gerucht de ronde dat andere landen dit plafond willen toepassen op de vastleggingskredieten. Het is echter niet duidelijk of het om een proefballonnetje gaat of dat die landen er echt van overtuigd zijn dat het voorgestelde bedrag voldoende is om de reële behoeften van de Europese Unie te dekken.

Het ziet ernaar uit dat de pleitbezorgers van de twee voornoemde standpunten zich een fundamentele politieke doelstelling hebben gesteld: zij willen waarborgen dat hun minimalistische voorstellen worden goedgekeurd zodat zij "de kortingen" kunnen doorvoeren die nodig zijn om hun voorstellen in de praktijk te brengen. Ik zou graag van u vernemen, fungerend voorzitter van de Raad, of deze methode, waarbij in een eerste fase de financiële middelen worden vastgesteld en in een tweede fase het snoeimes wordt gehanteerd, ook gebezigd wordt in het kader van de deliberaties van de Raad. Wij zullen niet schrikken als het antwoord op deze vraag positief is, aangezien wij elk jaar weer met dit probleem geconfronteerd worden bij de goedkeuring van de ontwerpbegroting.

Dit is wat in het Engels bekend staat als de “building block”-methode, waarvan u tot dusver bij uw werkzaamheden voornamelijk gebruik gemaakt heeft, en wat heeft die benadering opgeleverd?

Anderzijds wordt ons in de brief die in december vorig jaar door de desbetreffende zes landen is ondertekend het volgende verzekerd. Ik citeer de Engelse tekst aangezien dat de originele versie van het document is:

 
  
  

(EN) Het nieuwe financiële kader dient ons in staat te stellen te profiteren van het buitengewone potentieel van de uitgebreide Unie en de mogelijkheden die zij onze burgers biedt. De uitgaven van de EU dienen daadwerkelijke toegevoegde waarde te hebben en moeten actiever bijdragen aan de verwezenlijking van het doel de EU om te vormen tot de meest concurrerende en innovatieve economie ter wereld. Andere kerntaken zijn de verdere ontwikkeling van het buitenlands en veiligheidsbeleid, de bescherming van onze buitengrenzen en het beheer van migratiestromen.

Wij zullen ons volledig inzetten voor het beginsel van Europese solidariteit en voor het behoud van cohesie in de uitgebreide Unie.

 
  
  

(ES) Onderschrijft het voorzitterschap deze prioriteiten? Zo ja, in welke mate en ten koste van welke financiële inspanning?

Ten slotte dringt het Parlement ook aan, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, op de totstandkoming van een echte, permanente dialoog tussen de Raad en het Parlement. Dat verzoek is hier al geformuleerd door afgevaardigden die voor mij het woord hebben genomen. Een dialoog die zijn naam waardig is. Of denkt de Raad misschien dat hij ons voor een voldongen feit kan stellen en het Parlement ertoe kan bewegen zomaar zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel van de Raad?

Als u die mening bent toegedaan, moet ik u erop attenderen dat de apocalyptische beschrijvingen van een communautaire wereld zonder financiële vooruitzichten waarop de begrotingscommissaris ons deze dagen heeft vergast, niet hebben kunnen verhinderen dat steeds meer afgevaardigden zich verzetten tegen financiële vooruitzichten die geen garanties bieden - en nu citeer ik de heer Böge - voor een "correcte tenuitvoerlegging van de beleidsmaatregelen die wij in de Europese Unie hebben ontwikkeld".

Er is nog een punt waarop ik de Raad attent wil maken. Het Parlement heeft als geen ander belang bij het bestaan van financiële vooruitzichten, maar niet tot elke prijs. Het Europees Parlement stelt al sinds Maastricht voor om de financiële vooruitzichten op te nemen in de Verdragen. De Raad heeft hiermee echter pas ingestemd nadat de Conventie een nieuw financieel hoofdstuk had opgesteld.

Als er iemand is die een akkoord wenst te bereiken over de financiële vooruitzichten na 2006, dan zijn wij het wel. Wij hebben echter geen boodschap aan louter boekhoudkundige financiële vooruitzichten. Per slot van rekening mogen wij niet vergeten, mijnheer de Voorzitter, dat de financiële vooruitzichten een instrument zijn, geen doel op zich.

 
  
MPphoto
 
 

  Jensen (ALDE), namens de fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, wij weten allen hoe moeilijk het is om overeenstemming tussen de staatshoofden of regeringsleiders van de EU tot stand te brengen wanneer het over het begrotingskader van de Unie gaat. Ieder waakt over zijn eigen belangen en elk staatshoofd of elke regeringsleider wil worden beoordeeld worden op de vraag hoe goed de bekrompen belangen in het uiteindelijke onderhandelingsresultaat zijn gerespecteerd. Gelukkig kunnen we echter zeggen dat niet uitsluitend deze strijd tussen nationale belangen bepalend is voor het begrotingskader van de komende jaren, de financiële vooruitzichten. Het Europees Parlement heeft op dit punt immers ook veel te zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Buitenweg (Verts/ALE), namens de fractie. – Voorzitter, de voorzitter van de Raad heeft een positieve instelling. Hij gelooft in dialoog en hij is ervan overtuigd dat we wel tot een akkoord zullen komen. De enige conclusie die ik daaruit kan trekken, is dat hij afstand heeft genomen van de onzalige eis om de begroting maar 1 procent van het bruto nationaal product te laten zijn, want dat zou een akkoord immers onmogelijk maken. Gelukkig heeft hij dat pad verlaten, want een grotere Europese Unie, die meer problemen moet aanpakken, kan natuurlijk niet voor minder geld. Helemaal gerustgesteld ben ik natuurlijk nog niet, want er zijn genoeg ministers van Financiën die voor de begroting voor 2007 vooral kijken naar het jaar 2006 en dan denken dat het in 2006 vooral niet een tikje meer mag zijn.

Mijn fractie kijkt daar echter heel anders tegenaan. Wij kijken naar 2013 en naar wat we in die tijd bereikt willen hebben. Voor de Verts/ALE-Fractie is het voorstel van de Europese Commissie een goede basis, maar dan wel een die nog flink aangevuld moet worden. Bijvoorbeeld met investeringen op het gebied van plattelandsontwikkeling, milieu, duurzame energie, onderzoek en uitwisselingsprogramma's voor jongeren, leraren en artiesten. Daarnaast hechten wij aan flexibiliteit. We hebben een raamwerk nodig dat ons ook in 2013 in staat stelt om de uitdagingen van de Europese Unie aan te gaan.

Voor mijn fractie is het duidelijk dat we niet alleen over de uitgaven, maar ook over de inkomsten van de Europese Unie moeten praten. De voorzitter van de Raad had het net al over een aantal kleine aanpassingen, zoals de netto-begrenzer, maar er is natuurlijk iets veel fundamentelers nodig. Die hele discussie over netto betalerschap leidt nu vaak tot irritatie, tot irrationele uitgaven, omdat er weer van alles gecompenseerd moet worden, en tot een veel te lage begroting.

Laten we dus gewoon eens wat serieuzer over de inkomsten gaan praten. Laten we praten over een minimumtarief op milieuvervuiling of vennootschapsbelasting, dat rechtstreeks naar de Europese Unie gaat. Dat komt dan niet bovenop de nationale belasting, maar in plaats daarvan. Dat zal een rationele discussie over de uitgaven van de Europese Unie alleen maar ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Seppänen (GUE/NGL), namens de fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is het Parlement al duidelijk geworden wat het standpunt van de nieuwe Commissie over het voorstel van de Commissie-Prodi is. De Commissie-Barroso zal geen nieuw voorstel indienen. Voor het Parlement zelf is het nog niet duidelijk of het in de nieuwe financiële vooruitzichten alleen een standpunt inneemt over de communautaire uitgaven of ook over de baten van de begrotingen ofwel de eigen middelen.

Kan het voorzitterschap al in deze fase aangeven of het bereid is met het Parlement over de eigen middelen te praten?

In het voorstel van de Commissie-Prodi staat de eis om de speciale verlaging van de bijdrage van Groot-Brittannië te schrappen. Die eis is gerechtvaardigd. Heeft de Raad werkelijk de steun van het Parlement nodig om deze kwestie aan te kaarten?

Hoe stevig houdt de Raad vast aan het maximum van 1 procent? Kunt u, als vertegenwoordiger van het Nederlandse voorzitterschap, met zekerheid zeggen of het bij deze 1 procent gaat om betalingsverplichtingen of om feitelijke betalingen?

En tot slot nog dit: veel leden van onze fractie staan negatief tegenover de financiering van communautaire maatregelen met een speciale Europese belastingen en wat dit betreft staan wij achter het standpunt van enkele leden van de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Wohlin (IND/DEM), namens de fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, als lid van de tijdelijke commissie heb ik mij onthouden van stemming over een resolutie die ik vooraf niet had kunnen bestuderen en die ik niet kan steunen. Ik wil hier mijn standpunt samenvatten, dat afwijkt van het standpunt dat in de tijdelijke commissie naar voren gekomen is.

Ik steun de gedachte dat er een plafond moet zijn voor de uitgaven tijdens de komende periode van zeven jaar tot 2013. Het is volgens mij belangrijk dat er zo’n plafond is, dat niet alleen moet gelden voor uitgaven en betalingen, maar ook voor verplichtingen. Ik vind dat we deze opvatting, die slechts door zes van de vijfentwintig landen is gesteund, niet zomaar moeten verwerpen, want de betrokken landen zijn de grote nettobetalers. Het is van nadrukkelijk belang dat men het over deze kwestie eens wordt, wil men een financieel kader kunnen aannemen, en dat er een zeer sterke wil is om geen buitengewoon grote lasten op de schouders van de nationale belastingbetalers te leggen.

Het valt ook te betreuren dat het oude verslag van de Commissie-Prodi als grondslag voor het Commissievoorstel is gehanteerd. Ik vind dat men had moeten uitgaan van het doel van 1 procent, maar dat het Parlement daarentegen grote invloed moet hebben op de verdeling van de middelen binnen dit kader. Het is met andere woorden geen tactiek om middelen naar het ene of andere terrein te verhuizen. Uitsluitend binnen zo’n kader kan men zorgen voor een echt prioritaire behandeling van de middelen.

Ik steun het zevenjarenplan ook omdat dat het voorschriften geeft voor de budgettering in elk land, een activiteit die niet wordt gefinancierd door het Parlement, maar door de nationale parlementen. Wij zijn er absoluut tegen dat de EU eigen belastingen invoert, want dat zou ertoe leiden dat men de totale greep op de belasting verliest.

Ook wil ik ons standpunt benadrukken dat de landbouw niet mag worden uitgezonderd van de beleidswijzigingen die noodzakelijk zijn om in nieuwe terreinen te investeren. Dergelijke beleidswijzigingen zullen ruimte maken voor vele nieuwe initiatieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin, Hans-Peter (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, uit het verloop van de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten is volgens mij duidelijk geworden dat de Europese Unie voor een lakmoesproef is komen te staan. Nu zal blijken of de vaststellingen die steeds weer worden gedaan en de intentieverklaringen zich daadwerkelijk in reëel beleid laten omzetten.

Een lakmoesproef biedt kansen om oordelen te vellen. Zal men er werkelijk in slagen de financiële middelen voor onderzoeksinspanningen te verhogen – dat is namelijk wat nodig is – en hun zwaartepunt te verleggen van grote, door omvangrijke lobbygroepen ondersteunde ondernemingen, naar kleine en middelgrote bedrijven? Zal het lukken om de doorbraken op onderwijsgebied te bereiken die nodig zijn? Zal men erin slagen te bezuinigen op bestuurlijk terrein zonder dat men weer stuit op nieuwe verborgen kanalen? Daarvan zal afhangen om hoeveel geld het werkelijk kan gaan. Mijn uitgangspunt is anders: eerst moeten we het hebben over de uitgaven die echt nodig zijn, daarna kunnen we spreken over een plafond.

 
  
MPphoto
 
 

  Galeote Quecedo (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, dit is het eerste debat over de financiële vooruitzichten. Ik hoop dat wij bij gelegenheid opnieuw de kans zullen krijgen om over dit thema van gedachten te wisselen, zodat ook de voorzitter van onze parlementaire commissie aan het debat kan deelnemen.

De vraag die hier vandaag aan de orde is, is gericht op een paar kwesties waarover ongetwijfeld geen fundamentele neutraliteit heerst. Ten eerste is er de deelname van het Europees Parlement, een punt dat hier reeds door de heer Böge en nog andere collega’s is aangesneden. Mijn dank overigens aan het fungerend voorzitterschap van de Raad voor zijn intentieverklaring. Het tweede element betreft het werkschema.

Mijnheer de Voorzitter, het maakt om tal van redenen een groot verschil of de werkzaamheden uitlopen op een akkoord in 2005 of in 2006. Immers, als wij ons genoodzaakt zien de begroting te verlengen, zoals de bevoegde commissaris gisteren heeft toegegeven, zal met name het cohesiebeleid daarvan de dupe zijn. Daarom wil ik sommigen van onze collega’s erop attenderen dat een onverantwoorde krachtmeting tussen het Europees Parlement en de overige instellingen de solidariteit binnen de Europese Unie in het gedrang kan brengen.

Wij zouden willen dat er tijdens het Luxemburgse voorzitterschap een akkoord werd bereikt. Daarom zou ik graag van het Nederlandse voorzitterschap vernemen of de werkzaamheden zodanig gevorderd zijn dat de grote lijnen van de herziening tijdens de Europese Raad van 17 december aanstaande kunnen worden goedgekeurd. Het verheugt ons dat het voorzitterschap heeft toegezegd om het voorstel van de Europese Commissie als uitgangspunt voor dit debat te nemen. Maar hoe denken degenen die zich voorvechters van Europa noemen in hemelsnaam de kosten van de uitbreiding te dekken en de interne en externe communautaire beleidsinstrumenten uit te breiden als er tegelijkertijd gesnoeid wordt in de begrotingsuitgaven van de Europese Unie?

Wellicht beschikken zij over een toverstokje of bezitten zij wonderbaarlijke gaven, of misschien is het eenvoudigweg hun bedoeling te verhinderen dat de oude landen aanspraak kunnen maken op cohesiesteun. Dat zou betekenen dat de arme regio’s van de uit effectief of statistisch oogpunt rijke landen de kosten van de economische ontwikkeling van de arme regio’s van de nieuwe lidstaten voor hun rekening moeten nemen.

U hebt nog twee weken de tijd om op deze vragen te antwoorden en te vermijden dat het Nederlandse voorzitterschap alsnog in mineur eindigt. Begint u maar vast te zoeken naar argumenten om te verklaren hoe minder geld tot meer Europa kan leiden, want dat begrijpt niemand. Wat wel voor iedereen duidelijk is, is dat minder geld gelijkstaat aan minder Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Walter (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, het doet mij deugd dat ik u zo snel weer kan begroeten en met u van gedachten kan wisselen. Er is al herhaaldelijk op gewezen dat wij in verband met het jaarlijkse begrotingsoverleg voor een enorme uitdaging staan.

Er zijn heel wat verhitte uitspraken gedaan, er zijn vele secundaire fronten geopend waarbij gestrooid is met getallen, maar bij een uitdaging van deze proporties is het zaak het hoofd koel te houden en de dingen systematisch af te werken. Ik kan u verzekeren dat er in het Parlement veel mensen zijn die zich niet van de wijs laten brengen en dit vraagstuk met een koel hoofd zullen aanpakken. We moeten erop letten dat dit Parlement adequaat bij de zaak betrokken wordt. Indien nodig zullen wij met de vuist op tafel slaan en die betrokkenheid opeisen via de hiertoe gebruikelijke procedures.

Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik en mijn collega’s zijn u zeer dankbaar dat u afstand hebt genomen van het gegoochel met cijfers en via de "building block"-benadering de inhoud centraal hebt gesteld. U hebt gezegd dat wij de verschillende disciplines onder de loep moeten nemen en moeten zien wat we daadwerkelijk kunnen bereiken – wat wij voor Europa in de toekomst willen bereiken. Op die basis gaat u te werk. Wij zullen dienovereenkomstig te werk gaan en vervolgens komen met passende voorstellen, waarvan wij hopen dat u deze tijdens de procedure meeneemt in de berekeningen en niet pas aan het slot.

Wij moeten onszelf vele vragen stellen, want de Europese politiek van de toekomst dwingt ons hiertoe. Bovendien willen de burgers antwoorden krijgen. We zullen in de toekomst nieuwe taken op onze schouders moeten nemen en we zullen ons moeten afvragen of de gehanteerde beleidsvormen zoals wij die tot stand hebben gebracht, nog wel voldoen.

We zullen geen afscheid nemen van grondbeginselen. De cohesie in Europa is voor ons zo’n beginsel dat niet kan worden opgegeven. Er wordt bijvoorbeeld gediscussieerd over de vraag of wij een alomvattend beleid moeten voeren, zoals we in het verleden hebben gedaan, of dat we ons moeten richten op vuurtorens en op groeicentra. Daarover zullen wij met u in discussie moeten treden en voor een discussie van dit kaliber, die over details en inhoud gaat, is moed nodig. Moed bij de Raad, want de Raad moet zeggen dat er geld op tafel moet komen als tegen de burgers wordt verteld dat bepaalde taken op Europees niveau afgewikkeld moeten worden, zoals het creëren van meer veiligheid na 11 september of samenwerking op het terrein van buitenlandse zaken. Moed bij het Parlement om bepaalde vraagstukken die op Europees niveau niet goed kunnen worden opgelost, voortaan weer over te laten aan de lidstaten. Wij kunnen ons niet onttrekken aan deze discussie.

Ik wil nog even ingaan op de looptijd, die al tweemaal aan de orde is gesteld. Want de zeven jaar tot 2013 waarover we het hebben, is vanaf dit moment dus eigenlijk negen jaar. Denkt u zich eens in: negen jaar waarop we moeten vooruitlopen. Negen jaar geleden stond een zanger als Michael Jackson op nummer 1 in de hitparades met zijn Earth Song, de naam ‘euro’ was toen net uitgevonden en Oostenrijk, Zweden en Finland werden lid van de Europese Unie. Dat is negen jaar geleden! Over een dergelijke tijdspanne in de toekomst moeten we het thans hebben, dus enige voorzichtigheid is volgens mij op zijn plaats. Eigenlijk zouden we ons opnieuw moeten bezinnen op deze termijn. Vier of drie jaar, dat gaat nog. Vier jaar geleden kwam het Verdrag van Nice tot stand. Dat is nog te overzien. Laten we het daarom over de looptijden hebben!

Laten we het ook hebben over flexibiliteit, want die hebben we nodig. De Europese Unie ontwikkelt zich niet lineair. Veranderingen zijn nodig. De laatste maanden moest herhaaldelijk het flexibiliteitsinstrument worden ingezet. U weet net zo goed als wij dat hiertoe overleg gevoerd moet worden.

Van leden van het Parlement wordt gezegd dat zij enkel belang stellen in zo hoog mogelijke uitgaven. Dat hoeven wij ons niet te laten welgevallen; daar klopt niets van! Daarom wil ik de inkomstenzijde aan de orde stellen, want als er gepraat wordt over nettobetalers en nettolasten – en dat gebeurt al – dan vragen wij ons het volgende af. Moet er echt zoveel achter de locomotieven die ons trekken worden gehangen dat ze tot stilstand komen? Hoe kunnen de uitgaven worden bekostigd? Wij willen dus met u in overleg treden over de desbetreffende mechanismen aan de inkomstenzijde. In dit verband heb ik de volgende vraag. Bent u bereid om verder te gaan dan het Verdrag voorschrijft en ons te betrekken bij zaken betreffende de inkomsten- en uitgavenzijde, of wilt u ons ter plekke volledig buitensluiten? Ik roep u op met ons samen te werken want in dat geval zullen er resultaten worden geboekt. Onderweg zullen er de nodige conflicten tussen ons worden uitgevochten, maar ik geloof dat als zelfbewuste mensen met elkaar omgaan en iedereen weet wat hij kan en moet doen, de resultaten vanzelf komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Virrankoski (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, de nieuwe financiële vooruitzichten van de Europese Unie maken deel uit van een grondige herziening van het hele communautair beleid. Tegelijkertijd met de financiële vooruitzichten wordt ook het systeem van eigen middelen van de Europese Unie en verscheidene meerjarenprogramma's, waaronder het regionaal- en structuurbeleid, herzien. Dit alles vereist enorm veel werk en inzet van het Parlement alsmede een goede samenwerking tussen de Europese instellingen.

Er staan ons moeilijke onderhandelingen over de financiële vooruitzichten te wachten. Het is van belang dat het Parlement bij deze onderhandelingen niet onder druk wordt gezet. Er zijn al tekenen te bespeuren dat dit wel gebeurt. Als er binnen de termijn geen overeenstemming over de financiële vooruitzichten wordt bereikt, kan de Europese begroting redelijk goed worden opgesteld op basis van artikel 272 van het Verdrag. Hierdoor lopen de maatregelen ter verbetering van de werkgelegenheid echter wel vertraging op.

Dat de financiële vooruitzichten nog niet klaar zijn, mag geen voorwendsel zijn om de wetgevingsvoorstellen te vertragen. De lidstaten hebben hierbij een grote verantwoordelijkheid en hun onderlinge meningsverschillen mogen niet zichtbaar zijn in de dagelijkse werkzaamheden van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Schroedter (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de fungerend voorzitter van de Raad zeggen dat wij het eens zijn met zijn tijdschema, zelfs al heeft hij verzwegen dat er enkele dagen geleden op de Spaans-Duitse Top een ander tijdschema is genoemd, namelijk de periode tot 2006, om tot overeenstemming te komen. Dat betekent dat er met twee verschillende tijdschema’s wordt gejongleerd en als regionaal politicus kan ik alleen maar zeggen dat dit onverantwoord is! De regio’s hebben behoefte aan zekerheid qua planning. Als eind 2006 de regionale planning ten einde loopt, is er enkel nog sprake van verplichtingen voor een jaar. Om een stipte besteding van de structuurmiddelen te waarborgen, is er echter een periode van twee jaar nodig, anders valt er een gat in de steunverlening.

Voor regionale politici is de jaarperiodiciteit ook geen oplossing. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid in de ogen van de burgers bij ons gezamenlijk ligt. Het Europees Parlement zal volgend jaar echter tot overeenstemming komen en in dit verband stel ik u de volgende vraag. Wat onderneemt de Raad en meer bepaald, wat onderneemt u zelf in de laatste dagen van uw voorzitterschap om de lidstaten eindelijk in beweging te krijgen? Aangenomen dat u zelf in actie bent gekomen – althans, dat heb ik vandaag begrepen – hoe krijgt u de anderen zover dat ze dat ook doen? We kunnen de discussie enkel op een verantwoorde wijze voortzetten als u een aantal serieuze stappen onderneemt en zich niet, zoals u tot dusver hebt gedaan, beperkt tot behoedzame diplomatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Ribeiro (GUE/NGL).(PT) Toen er eind jaren tachtig, begin jaren negentig over de sociale en economische cohesie werd gesproken, zagen de percentages er heel anders uit. Die schommelden tussen de 1,22 en 1,32 en werden uiteindelijk vastgesteld op 1,27. Nu wordt alles afgerond naar 1 procent, al zijn er duizenden die kunnen beweren dat men tenminste verzet heeft aangetekend.

De meest recente uitbreiding heeft nog meer sociale ongelijkheid en de regionale asymmetrie voortgebracht, en dat heeft van die 1 een ongelukkig symbool gemaakt, een symbool dat weerklank begint te vinden bij het bredere publiek.

Nu de militaristische en handelsaspecten van het beleid op één lijn worden gebracht en de “eenheid” met betrekking tot het Stabiliteitspact het gebrek aan eenheid op sociaal en regionaal vlak alleen maar verergert, betekent de aanvaarding van 1 procent in de financiële vooruitzichten een keuze voor egoïsme en tegen solidariteit en cohesie.

Om dat tegen te gaan heeft onze fractie een aantal amendementen ingediend. We zijn daarmee de enigen geweest, en alleen onze amendementen zijn een duidelijk teken van verzet. We verzetten ons vooral tegen die 1 procent, een symbool van wat wij niet willen: een egoïstisch Europa van ieder voor zich, een Europa van gemilitariseerde financiële groepen en handelsbelangen, zonder sociale solidariteit of regionale cohesie.

Ik had uiteraard nog veel meer willen zeggen, maar ik had slechts één minuut spreektijd tot mijn beschikking.

 
  
MPphoto
 
 

  Grabowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij zijn tegen de Europese Unie, want de problemen waar de Europese samenlevingen en staten mee worstelen, worden door de Europese Unie niet opgelost. Integendeel, de Europese Unie verergert deze problemen en maakt ze nog nijpender. Zij veroorzaakt toenemende ongelijkheid, verdeeldheid en conflicten. Op economisch vlak kent Europa twee fundamentele problemen. In de eerste plaats de economische groei, die in de regel achterblijft bij die van de Verenigde Staten en Azië, met alle gevolgen van dien: hoge werkloosheid en een verslechterende concurrentiepositie van de ondernemingen. In de tweede plaats een toenemende inkomenskloof tussen het oude, rijke Europa en het nieuwe, arme Europa.

Ook op sociaal vlak zijn er twee fundamentele problemen. Het eerste is van kwalitatieve aard, namelijk de crisis van het gezin als belangrijkste instelling. Het tweede probleem is hiervan het gevolg, namelijk de vergrijzing van de samenleving en de dalende bevolking van Europa. Deze demografische problemen betreffen zowel België, Duitsland en Frankrijk als ook arme landen, zoals Oekraïne, Roemenië en Polen. Als wij in dit verband het optreden en de voorstellen van de Europese Unie bekijken, treft ons vooral het gebrek aan visie om de problemen in verband met de economische groei, het overbruggen van de ongelijkheid en vooral het ombuigen van de tendens tot ontvolking aan te pakken.

Heeft de toetreding van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie - een toename van de bevolking van 380 miljoen tot 450 miljoen, dat wil zeggen van ongeveer 20 procent - geleid tot een aanpassing van de ontwerpbegroting voor de jaren 2005-2006? Dit is niet het geval. De begroting voor de jaren 2005-2006 voorziet in een verhoging van de uitgaven met minder dan 10 procent, gecorrigeerd voor de inflatie zelfs minder dan 7 procent. Dit is een verhoging die overeenkomt met de bijdragen van de nieuwe lidstaten. De jaren 2005 en 2006 zijn derhalve uit het oogpunt van de integratie van de Europese Unie verloren jaren en, erger nog, de ongelijkheid kan zelfs toenemen. Met het oog op de begrotingsprognoses voor de jaren 2007-2013 is dit een buitengewoon slecht teken. Is er met de nieuwe lidstaten onderhandeld over de begroting voor de jaren 2007-2013 en zijn ze ermee akkoord gegaan? Uiteraard was dit niet het geval. Zij is door de vertrekkende commissarissen aan het Parlement voorgelegd. Sterker nog, de behandeling van dit voorstel vindt plaats in een tijdelijke parlementaire commissie om de bestaande Begrotingscommissie te ondermijnen en de verantwoordelijkheid voor de genomen besluiten te spreiden. Dit getuigt van een gebrek aan openheid en transparantie in de procedures van de Europese Unie en bovendien van de koehandel die plaatsvindt binnen de Raad, de Commissie en het Parlement.

De voorstellen voor de financiële vooruitzichten voor de jaren 2007-2013 vormen geen antwoord op de fundamentele problemen van Europa. Als we instemmen met het beginsel dat de begroting op 1 procent van het bbp wordt gesteld, zal de economische kloof zelfs nog dieper worden. En erger nog, door de agenda van Lissabon stijgen de uitgaven voor onderzoek met 300 procent. Deze middelen stromen vooral naar de oude lidstaten. Daarentegen stijgen de middelen voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds met slechts 30 procent, waardoor de achterstand van de achtergebleven landen op de hoogontwikkelde landen nog groter wordt dan hij al is. Wij pleiten voor een vrij, veilig en zich snel ontwikkelend Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Kozlík (NI). (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, men zegt dat de weg naar de hel geplaveid is met goede voornemens. Veel kerndocumenten van de Europese Unie staan vol goede voornemens. Dit geldt voor de Lissabon-strategie en nog tweemaal zo sterk voor de financiële vooruitzichten, waarin het nieuwe financiële kader voor de uitgebreide Europese Unie in de periode 2007-2013 uiteengezet wordt.

Misschien is dit de reden dat we nu getuige zijn van een vertraging van de economische groei van de eurozone in vergelijking met onze voornaamste mondiale concurrenten. In de jaren negentig, toen de vijftien lidstaten van de Europese Unie zich vooral toelegden op het overspoelen van de markten van de Oost-Europese landen, groeide de productiviteit jaarlijks met gemiddeld 2,3 procent. Nu bedraagt deze groei per jaar slechts 1,2 procent en de productiviteit in de eurozone is meer dan een derde lager dan die in de VS.

In dit opzicht verheug ik mij over het optreden van de Voorzitter van het Europees Parlement, de heer Borrell Fontelles, tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad, waar hij expliciet heeft gewezen op de discrepanties tussen de Lissabon-strategie en de werkelijkheid. Het ontstaan van dergelijke discrepanties vormt een reële bedreiging voor ieder financieel pakket als dat niet ondersteund wordt door daadwerkelijke tenuitvoerlegging. Discussies over de nieuwe financiële vooruitzichten kunnen dan ook niet beperkt blijven tot de financiële kaders en de voornemens van de Europese Unie. Hier zullen tevens het doeltreffend gebruik van gemeenschappelijke hulpbronnen en concrete maatregelen om het concurrentievermogen van de EU te vergroten in overweging moeten worden genomen.

Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Hatzidakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik koester persoonlijk twee zorgen ten aanzien van de financiering van de Unie in de periode 2007-2013. De eerste zorg houdt verband met de omvang van de financiële middelen en de tweede met het tijdschema voor de besluitvorming.

Wat de omvang van de financiële middelen betreft is wel duidelijk dat door de uitbreiding van de Europese Unie de behoeftes toenemen. Daarom moeten wij eerst kijken naar de prioriteiten van de nieuwe, uitgebreide Unie en pas daarna beginnen te spreken over de bedragen voor de financiering daarvan. Ik vrees echter dat in sommige gevallen precies het omgekeerde wordt gedaan. De uitbreiding mag hoe dan ook, mijnheer de Voorzitter, niet ten koste gaan van de huidige cohesielanden, en evenmin van het cohesiebeleid. Ik ben dan ook ingenomen met het standpunt van het Europees Parlement waarin staat dat de Unie in de toekomst over voldoende financiële middelen moet kunnen beschikken, ofschoon ik er persoonlijk niet veel voor voel om nu al concrete cijfers te noemen.

Mijn tweede zorg houdt verband met het tijdschema. De heer Nicolaï heeft ons gezegd dat de Raad voet bij stuk houdt en de zaak in juni wil beklinken. Hopelijk lukt dat. U weet echter - en veel collega’s zeiden het al - dat uit de geruchten die de ronde doen, eerder het tegendeel blijkt. Mijns inziens is dat niet goed voor de begroting van de Unie, en met name niet voor de meerjarenprogramma’s, zoals de programma’s van de structuurfondsen, waar vertraging een negatieve weerslag zou hebben. Wij moeten namelijk de verordeningen lang van tevoren kennen, en de lidstaten en regio’s moeten de noodzakelijke voorbereidingen treffen om geen tijd te verliezen, zoals in 2000 gebeurde met betrekking tot de huidige programmaperiode.

Alternatieve oplossingen zijn er mijns inziens eigenlijk niet voor de verlenging van de begroting, en zelfs indien ze zouden bestaan, zouden ze een zeer negatieve weerslag hebben op de werking van de structuurfondsen en het cohesiebeleid na 2007. Daarom wil ik graag een duidelijk standpunt van de Raad ten aanzien van het tijdschema en de alternatieve oplossingen, die mijns inziens wat de structuurfondsen betreft, onaanvaardbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Xenogiannakopoulou (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het debat over de financiële vooruitzichten is van strategisch belang voor de toekomst van Europa. Daarin gaat het namelijk om de vraag of de Europese Unie in staat is tegemoet te komen aan de behoeften van haar volkeren en het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw. De voorstellen die de vorige Commissie heeft gedaan, zijn volgens ons een goede en evenwichtige basis voor de discussie. Onaanvaardbaar zijn echter de boekhoudersmentaliteit en de restrictieve aanpak van bepaalde regeringen, evenals de vaststelling van een bovengrens van 1 procent en het dogmatisch eerbiedigen daarvan in deze onderhandelingsfase. Wij maken ons grote zorgen over het feit dat de Raad kennelijk niet in staat is om op efficiënte wijze te streven naar een communautaire begroting die in het teken staat van groei en herverdeling. Helaas hebben wij ook tijdens de begrotingsprocedure 2005 een staaltje van dit onvermogen gehad.

Het gaat om onze geloofwaardigheid. Hoe kunnen wij de volkeren van Europa vragen om ratificatie van de Europese Grondwet als wij niet geloofwaardig zijn? Hoe kunnen wij over de versnelling van de strategie van Lissabon spreken als wij niet bereid zijn de noodzakelijke verplichtingen aan te gaan in verband met de financiële middelen die nodig zijn om deze doelstellingen ook daadwerkelijk te bereiken? Op die manier drijft men de spot met de burgers van de Europese Unie. De communautaire begroting die de Europese Unie van de 15 dekte, volstaat niet voor de Unie van de 25 - en binnenkort 27. Als Europees Parlement willen wij dat er tijdig, nog in 2005, een akkoord wordt gesloten over de financiële vooruitzichten en dat met dat akkoord voldoende middelen worden vrijgemaakt voor de beleidsvormen van de Europese Unie. Dat is het doel waarnaar wij streven, mijnheer de Voorzitter, en wij vragen de Raad zijn verantwoordelijkheid volledig op zich te nemen. Laat echter duidelijk zijn dat enkel een goed en doelmatig akkoord politiek aanvaardbaar zal zijn, en dat dit akkoord op efficiënte wijze moet kunnen instaan voor groei, werkgelegenheid, samenhang en solidariteit onder alle burgers en alle regio’s van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mulder (ALDE). – Voorzitter, net als velen in dit huis ben ook ik van mening dat het belangrijk is om een overeenkomst te hebben over de financiële vooruitzichten voor de toekomst. Dat is beter dan terug te vallen op welk artikel van het Verdrag of welk ander artikel dan ook. Ik denk daarom dat het goed is dat de Raad voornemens is om deze nieuwe financiële vooruitzichten in goed overleg en consensus met het Parlement te ontwikkelen en daartoe regelmatig bij elkaar te komen. Wat, denk ik, voor de financiële vooruitzichten van de toekomst meer moet worden toegepast, is flexibiliteit tussen de hoofdstukken. De Raad zou zich echter kunnen afvragen of dat gevaarlijk is. Ik denk van niet. Tenslotte zijn wij met de huidige vormen van flexibiliteit steeds ver onder de normen gebleven die het akkoord toelaten.

Een ander punt van aandacht is de cofinanciering. Nog niet alle onderdelen van de begroting worden "gecofinancierd". Bij sommige kan het wel, bij andere niet. Ik denk dat dit ook een mogelijkheid is om tot flexibiliteit te komen, onder andere door verschillen in toepassing in de arme en in de rijke lidstaten van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement staat aan het begin van moeilijke en harde onderhandelingen. Daarom moeten wij drie duidelijke boodschappen de wereld in sturen. Ten eerste moeten wij de chantagebrief van de Zes zonder meer van de hand wijzen, aangezien deze leidt tot minder Europa met meer interne ongelijkheid, tot een Europa dat niet in staat is het door de Europese Unie zelf vastgestelde beleid te ondersteunen.

Ten tweede moet het een meerjarig begrotingskader eisen dat tijdige beleids- en programmaplanning mogelijk maakt. De scenario’s met een vierjarig of vijfjarig kader moeten natuurlijk van de hand worden gewezen.

Ten derde, en dit is het laatste punt, moet het Europees Parlement duidelijk verklaren dat het niet bereid is hals over kop een akkoord te sluiten als er niet eerst garanties komen dat de beleidsvormen voor de economische en sociale samenhang in het uitgebreide Europa van de 25 ook daadwerkelijk kunnen worden gefinancierd.

Wij hebben ambitieuzere en niet armetierigere plannen nodig voor de opbouw van ons gemeenschappelijk Europa van de toekomst. Het Prodi-pakket is enkel een goed uitgangspunt en wij zullen allen moeten toegeven dat meer Europa met minder geld niet kan.

 
  
MPphoto
 
 

  Karas (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, in veel landen ontstaat onder de burgers de indruk dat ze te veel bijdragen aan de EU-begroting en er te weinig voor terugkrijgen.

Maar al te vaak weten de burgers niet waarvoor en hoe het geld wordt besteed. Door een groot aantal lidstaten, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wordt deze negatieve stemming willens en wetens gevoed. De lidstaten dragen steeds meer verantwoordelijkheid over op de Europese Unie – en ik zeg, terecht en godzijdank –, maar ze willen er steeds minder voor betalen. Ze wekken de indruk dat ze te veel betalen, maar zeggen er niet bij dat de Europese Unie het financieel kader, waarover zij zelf hebben meebeslist, nog nooit ten volle heeft benut. Deze dubbele moraal noem ik onverantwoordelijk. Ze zoeken hun toevlucht in gegoochel met cijfers en stellen zich formalistisch op. In het Europa van de toekomst moeten de Raad, het Parlement, de burgers van Europa en de Commissie op basis van eerlijkheid met elkaar samenwerken.

Voor de toekomst van Europa is het echter noodzakelijk dat er een antwoord komt op de vraag hoeveel geld er nodig is om onze politieke prioriteiten succesvol te kunnen verwezenlijken. Hoeveel geld hebben we nodig voor groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid, onderzoek, het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, nabuurschapsbeleid, sociale samenhang, duurzaamheid, regionaal beleid, kleine en middelgrote ondernemingen, de uitbreiding, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, informatie en communicatie, om maar enkele punten te noemen die behoren tot de taakopvatting van de Europese instellingen?

Wij roepen u op te praten over de politieke prioriteiten en het nodige geld daarvoor ter beschikking te stellen, zodat wij onze taken in het belang van de burgers op professionele wijze kunnen uitvoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Letta, Enrico (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, in dit cruciale debat moeten mijns inziens vier punten prioritair zijn. Ten eerste moeten de financiële vooruitzichten worden afgestemd op de parameters en doelstellingen van Lissabon. Het hoofdstuk over de representativiteit is de belangrijkste innovatie uit het voorstel van de Commissie en moet door het Parlement krachtig worden ondersteund. Ten tweede is de financiering van het landbouwbeleid geen weerspiegeling meer van de nieuwe vereisten van de Europese Unie, ofschoon de Commissie ook op dit punt natuurlijk niet kon afwijken van de door de Raad vastgestelde richtsnoeren. Ten derde moet voorzien worden in een overgangsfase om benadeling te voorkomen van de regio’s die vanwege het zogenaamd statistisch effect de ontwikkelingssteun uit de Europese structuurfondsen verliezen, hetgeen met een aantal regio’s van Zuid-Italië het geval is. Ten vierde mag volgens ons de kwestie in verband met de hervorming van het stelsel van nationale bijdragen aan de begroting van de Unie niet tot in het oneindige blijven aanslepen.

Tot slot hebben wij een positief oordeel over het pakket-Prodi, met name vanwege de daaraan ten grondslag liggende nieuwe filosofie, die de opbouw van een concurrerende en groeiende Unie beoogt. Om alle doelstellingen te bereiken mag ons inziens het plafond van de middelen niet worden verlaagd tot beneden de 1,27 procent.

 
  
MPphoto
 
 

  Dombrovskis (PPE-DE). (LV) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde in verband met de volgende financiële vooruitzichten de aandacht vestigen op het regionaal beleid. De eerste kwestie die vragen doet rijzen is deze – waarom heeft het regionaal beleid in het voorstel van de Commissie-Prodi secundaire status en waarom is hieraan geen prioriteit gegeven, zoals tot dusverre het geval is geweest? Een mogelijk antwoord is: om het feit te verdoezelen dat het bedrag dat de Commissie-Prodi als percentage van het bruto binnenlands product van de Europese Unie aan regionaal beleid wenst te besteden ieder jaar daalt.

Het percentage van het bbp dat in de begroting van de Europese Unie voor de volgende financiële vooruitzichten voor regionaal beleid wordt bestemd ligt in de buurt van het eerdere niveau. Omdat de situatie echter zo is dat er inmiddels tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie zijn toegetreden en dat Roemen7ië en Bulgarije in 2007 zullen volgen, moeten de fondsen die beschikbaar zijn voor regionaal beleid worden verhoogd.

Daarom willen wij graag een antwoord van de Europese Raad van ministers op de volgende belangrijke vraag: acht de Europese Raad van ministers het mogelijk opnieuw prioriteit toe te kennen aan het regionaal beleid en is hij van mening dat het bedrag dat in het voorstel van de Commissie-Prodi wordt toegewezen aan fondsen ten behoeve van Europees regionaal beleid toereikend is?

 
  
MPphoto
 
 

  Kelam, Tunne (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de Raad nog een aantal specifiekere vragen willen stellen over het financiële kader. Ook ik ga ervan uit dat solidariteit het leidende beginsel moet zijn voor de verdeling van de cohesiefondsen in de uitgebreide EU. Ik zou daarom de aandacht van de Raad willen vestigen op twee aspecten van het voorstel van de Commissie die naar mijn mening verdere overdenking behoeven.

Ten eerste: acht de Raad de door de Commissie voorgestelde methode voor het berekenen van het gemiddelde bni in verband met de aftopping van 4 procent voor de gehele periode van zeven jaar van de financiële vooruitzichten adequaat? Tegelijkertijd wordt immers, voor het andere aspect van het cohesiebeleid, een tussentijdse evaluatie voorzien om de subsidiabiliteit van de regio’s aan te passen aan hun reële ontwikkeling. De situatie is op dit moment zo dat de voorstellen van de Commissie aan de ene kant flexibel zijn ten aanzien van het geleidelijk in- en uitsluiten van regio’s, maar aan de andere kant worden de landen en regio’s waarvoor aftopping wordt voorgesteld gedurende de gehele periode van zeven jaar in een soort dwangbuis geperst. Ik stel voor dat bij de tussentijdse evaluatie overwogen wordt of er niet ook voor landen waarvoor aftopping is overeengekomen sprake moet zijn van flexibiliteit en aanpassing aan de reële groei van het bni.

Ten tweede: acht de Raad het wetgevingsvoorstel van de Commissie dat ertoe zou leiden dat projecten van lokale overheden niet langer zijn vrijgesteld van de belasting toegevoegde waarde haalbaar? Een dergelijk voorstel zou de mogelijkheden van de minstontwikkelde gemeenten om te profiteren van Europese projecten immers verder beperken, aangezien dit een aanzienlijke aanslag zou betekenen op hun toch al karige middelen. Ik vestig uw aandacht op het feit dat zij onder het huidige stelsel wel vrijgesteld zijn van btw.

 
  
MPphoto
 
 

  Samaras (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, misschien moeten wij het probleem ook eens vanuit een andere invalshoek bekijken. Het Parlement moet de Commissie, maar ook de Raad, duidelijk maken dat er niet alleen een kwantitatieve manier is om de strategie van Lissabon te versterken. Er is ook de kwestie van de Europese betrokkenheid bij de kwaliteit van de economische ontwikkeling op wereldschaal. Als wij kwantitatieve maatstaven aanleggen, zien wij alleen de statische ontwikkeling van de economie en veronachtzamen wij de positieve of negatieve coëfficiënten. Daarom moeten wij de voorstellen van de Commissie vanuit een dynamische invalshoek bekijken.

Er is één voorbeeld dat zonder meer duidelijk maakt wat ik bedoel: onderzoek en technologie. Volgens de Commissie zullen de uitgaven voor deze sector in Europa oplopen tot 23 miljard euro in 2013. Hoeveel is dit, gemeten aan de ons omringende wereld? In de VS hebben wij momenteel 2,7 procent. Daar kon het ondernemerschap echter aanzienlijk versterkt worden dankzij de koppeling - de zogenaamde “linkages” - tussen bedrijfsleven, regering en economische omgeving in het betrokken gebied. De Amerikaanse 2,7 procent heeft een hogere coëfficiënt dan onze 2 procent. In Europa hebben wij nu namelijk 2 procent en wij zullen dit optrekken tot 3 procent. 3 procent heeft bijvoorbeeld ook Japan. In Japan bestaan die linkages echter niet en juist daarom bevindt het land zich in een recessie, waar het zelfs met onderzoek en technologie niet uit kan geraken. Met andere woorden, onderzoek en technologie zijn zeer belangrijk en zelfs onontbeerlijk voor de groei, maar ze volstaan niet. Er zijn nog twee andere voorwaarden waaraan voldaan moet worden, namelijk verspreiding van technologie - de door mij genoemde linkages - en herstel, en daar wringt volgens mij de schoen. In een tijd van recessie bekijken de ondernemingen - en ik heb het nog steeds over onderzoek en technologie - de problemen alleen vanuit de invalshoek van het cash flow management, en zijn niet in staat om echte, grote technologische innovaties door te voeren.

Daarom moeten wij, mijnheer de Voorzitter, ook werken aan een ander onderdeel van het probleem, aan de zogenaamde vraagzijde. Wil de vraagzijde goed functioneren, dan moet er een samenwerking tot stand worden gebracht tussen het gemeenschappelijk monetair beleid en het begrotingsbeleid. Met andere woorden, als landen moeten wij de globale richtsnoeren voor het economisch beleid meer aandacht schenken dan het begrotingsbeleid, en dat niet één keer om de drie of vier jaar, maar elk jaar. Dan zullen wij misschien een economisch herstel te zien krijgen, en zonder economisch herstel zal al het geld waar wij nu over spreken in een bodemloos vat vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kuźmiuk (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, in dit debat betreffende de vragen aan de Raad over de financiële vooruitzichten 2007-2013 spreek ik tot u als vertegenwoordiger van de grootste nieuwe lidstaat, Polen. Ik wil dit benadrukken omdat tot dusver hoofdzakelijk vertegenwoordigers van de oude vijftien in dit debat aan het woord zijn gekomen. Het gaat hier om een wezenlijk onderscheid, want de zienswijzen aangaande de financiële vooruitzichten 2007-2013 van de eerste en de tweede groep lopen sterk uiteen. Ik ben van mening dat de bestendiging van de economische opleving in de tien nieuwe lidstaten een van de hoofdprioriteiten van deze vooruitzichten moet zijn. Daarmee kunnen wij immers cohesie en evenwicht in de gehele Europese Unie realiseren. De juridische en institutionele integratie is een feit, maar dit proces moet vergezeld gaan van een inhaalslag waarin de tien armste landen en de twee landen die spoedig zullen toetreden, binnen enkele jaren hun achterstand ten opzichte van het ontwikkelde deel van Europa kunnen inlopen.

Zonder geleidelijke beperking van de ontwikkelingskloof tussen rijke en arme landen zal de integratie in de gehele Unie op heftige weerstand stuiten en ontstaat het gevaar dat het Europa van twee snelheden een permanente realiteit wordt. Daarom zijn wij ook voorstander van het voorstel van de Commissie-Prodi voor een begroting op het niveau van gemiddeld 1,27 procent van het bbp van de Unie. Daarentegen zijn wij tegen het voorstel van de zes grootste nettobetalers om het niveau van de begroting tot 1 procent van het bbp te beperken. Alleen een ruimere begroting van de Europese Unie dan het huidige biedt een realistische mogelijkheid om de middelen van de structuurfondsen en het Cohesiefonds aanzienlijk te verhogen en daarmee in de nieuwe lidstaten projecten te realiseren die daadwerkelijk de ontwikkeling bevorderen. Dit is des te nijpender in verband met de naar het zich laat aanzien royale behandeling van de regio’s van de oude lidstaten die ten gevolge van het zogenaamde statistische effect vanaf 2007 het niveau van 75 procent van het gemiddelde bbp van de Europese Unie overschrijden.

Wij verlangen niet het onderste uit de kan. Sinds halverwege de jaren negentig geldt immers de beperking dat de middelen voor de landen die van de structuurfondsen en het Cohesiefonds profiteren niet meer dan 4 procent van hun bbp mogen bedragen. Voor de tien nieuwe lidstaten tezamen komt dit neer op ongeveer 17 miljard euro per jaar. Dit wil ik onder de aandacht brengen van de vertegenwoordigers van de Raad die aan dit debat deelnemen. Het gaat hier immers om een van de belangrijkste prioriteiten van de uitgebreide Europese Unie en wel de beperking van de ontwikkelingskloof tussen de oude en de nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  van Nistelrooij (PPE-DE). – Voorzitter, het is belangrijk dat wij vandaag in dit Parlement de kans grijpen om dit openingsdebat te voeren. Het is dan ook heel goed dat de heer Nicolaï vanuit de Raad heeft aangegeven dat we dat in de toekomst frequenter met elkaar zullen doen en dat we maandelijks de kans krijgen om de vinger aan de pols te houden. Toch heeft dit nieuwe Parlement heel duidelijk prioriteiten gesteld met het oog op voortzetting van het cohesiebeleid, omdat dat in het verleden effectief is gebleken en omdat daarmee de onderlinge verschillen in Europa kleiner zijn geworden. Ook zijn er nieuwe zaken, zoals de Lissabon-agenda, aangevat.

Wij doen het echter nog niet goed. Uit het rapport-Kok is heel nadrukkelijk gebleken dat we niet achterover kunnen leunen, maar moeten investeren. Dat moeten we doen op Europese schaal in een nieuwe dynamiek en op de geografische schaal die Europa heeft. Daarbij komt dat er nieuwe uitdagingen zijn - vandaag hebben wij bijvoorbeeld met elkaar over Oekraïne gesproken. Het nieuwe nabuurschapsbeleid vraagt om invulling en investeringen. Dat zijn nieuwe uitdagingen en dit Parlement wil daarmee vooruit.

Voorzitter, mijn boodschap is dat we moeten leren van wat er in 1999 is gebeurd, met name in het regionaal beleid. Omdat wij toen te aarzelend en te langdurig met elkaar spraken, was dat eerste jaar, 1999, geen productief jaar. Het mag niet zo zijn dat straks blijkt dat 2007 opnieuw een aarzelend jaar is, terwijl de grote doelstellingen juist vragen om versnelling. Het gaat dus om doorzettingskracht, die we met elkaar moeten opbrengen. Juist het aan elkaar koppelen van instrumenten, het op meer integrale wijze benaderen van zaken zoals onderzoek biedt mogelijkheden. De kiezers verwachten van ons een dergelijke opstelling. Nieuw beleid en nieuwe perspectieven, dat kan niet met 1 procent. Dat zal meer moeten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Siekierski (PPE-DE). – (PL) De uitwerking van de financiële vooruitzichten voor de jaren 2007-2013 vindt plaats in een uitzonderlijk lastige periode. Er is een nieuw Parlement, een nieuwe Commissie, sinds nog maar zeven maanden functioneert de Europese Unie met 25 lidstaten, de volgende uitbreiding staat al voor de deur en dan is er nog de strategie van Lissabon. In het tijdschema en de werkmethoden van de tijdelijke commissie moet de bestudering van de standpunten en de prioriteiten van de Commissie-Prodi en het vorige Parlement worden ingepast. Verder moet de laatste uitbreiding worden geëvalueerd en de volgende worden gepland. Dit is de taak van de nieuwe Europese Commissie, waarbij de lidstaten een belangrijke rol moeten spelen. Hun voorstellen moeten zorgvuldig onder de loep worden genomen. Hier moet het komende voorzitterschap op toezien.

De nieuwe financiële vooruitzichten behelzen de planning voor meerdere jaren, mogelijk voor ruim tien jaar. Binnen en buiten de Europese Unie kunnen en zullen de omstandigheden ongetwijfeld veranderen. Dit is immers een lange periode, zeker in de eenentwintigste eeuw. Daarom lijkt het mij geboden om drie jaar na het begin van de looptijd van de nieuwe financiële vooruitzichten een evaluatie en herziening uit te voeren. In 2009 komt er immers een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Europese Commissie. Reeds vandaag moet ervoor worden gezorgd dat deze zo belangrijke Europese instellingen het recht krijgen om hun eigen voorstellen voor te leggen en wijzigingen aan te brengen. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid over de financiële vooruitzichten voor de jaren 2007-2013 berust evenwel bij de lidstaten en de Raad. Europa kan niet worden gereduceerd tot percentages, en zeker niet tot 1 procent van het bbp.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolaï, Raad. Dank aan alle leden van het Parlement voor de opmerkingen en de precieze vragen die zijn gesteld. Laat ik beginnen met te reageren op de kwestie van het tijdpad. Het tijdschema en de planning die wij als Raad hebben en waarover door enkelen van u vragen zijn gesteld, eerst door de heer Böge, maar later ook door mevrouw Schroedter en de heer Hatzidakis. De twee laatstgenoemden spraken ook over geruchten en signalen dat er gemorreld zou worden aan de tijdsplanning die ik zojuist heb gegeven. Er werd verwezen naar een top en naar andere geruchten. Ik kan u uit de droom helpen, Voorzitter. Er is maar één planningsschema en dat is het schema dat ik u heb voorgehouden. Dat komt er vooral op neer dat het inderdaad onze planning en ons voornemen is om in juni 2005 overeenstemming in de Raad te bereiken. Ik kan daaraan toevoegen dat ik de opmerking van de heer Böge over het uitblijven van de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer onderschrijf. Hij weet en u weet dat wij als Raad deze zorg van het Europees Parlement delen. Enkelen van u, met name de heer Galeote Quecedo, hebben gevraagd naar de precieze stand van zaken in verband met het tijdpad en het schema. De stand van zaken is dat wij nu bezig zijn met de voorbereidingen voor de Raad van 17 december en dat wij dan zullen doen wat was afgesproken. Dat betekent dat wij dan een besluit hopen te nemen over de beginselen en de richtsnoeren voor de financiële vooruitzichten alsook over het pakket, het overzicht van wat we met de building-block-benadering hebben bereikt. Dat is wat voorligt in de Raad en de hoop is dat we daarover op 17 december een besluit kunnen nemen. Ik kom zo nog even terug op die building-block-benadering, omdat een aantal vragen daarmee verband houdt.

Ik constateer dat ook hier, niet heel anders dan bij discussies in de Raad, in dit stadium al verschillende inhoudelijke prioriteiten worden genoemd die een plek moeten hebben in de nieuwe financiële vooruitzichten. Daarbij is de discussie over de meerwaarde van wat er op Europees niveau gebeurt een belangrijk algemeen uitgangspunt - de heer Böge noemde dat expliciet. Ik herken uiteraard een aantal van de prioriteiten die hier naar voren zijn gebracht. Bijvoorbeeld de Lissabon-strategie - door velen genoemd - de internationale rol van Europese Unie, het cohesiebeleid, de veiligheid en concreet ook het punt van de 4 procent-cap bij de structuurfondsen. Dat zijn allemaal elementen die hier, net als in de Raad, momenteel nog in discussie zijn en deel uitmaken van de voorstellen die wij aan het formuleren zijn.

Dat brengt mij op de benadering die wij als voorzitterschap hebben gekozen voor de in dit halfjaar te zetten stappen ter voorbereiding van de nieuwe financiële vooruitzichten. Om te beginnen wil ik heel nadrukkelijk afstand nemen van vragen over de 1 procent-benadering van onder andere mevrouw Dührkop Dührkop en ook mevrouw Buitenweg, die reuze verheugd was dat deze benadering zou zijn losgelaten. Als voorzitter van de Raad heb ik helemaal niets losgelaten, maar ook niets vastgehouden. Ik spreek hier niet namens Nederland en ook niet namens de u bekende Groep van Zes die dat standpunt over de 1 procent heeft ingenomen. Ik spreek hier als voorzitter van de Raad. Als voorzitter heb ik precies gedaan wat een aantal van u als kritiekpunt heeft ingebracht. Bijvoorbeeld de heer Karas, die zegt: "praat nu toch eens over prioriteiten", of anderen, die zeiden: "hoe kunt u dit probleem nu toch vanuit een financiële benadering oplossen". Wij hebben de building-block-benadering juist gekozen omdat die de mogelijkheid geeft de politieke prioriteiten, de inhoudelijke prioriteiten, voorop te stellen en niet het geld. Dat is de stap die wij nu tot en met 17 december proberen te zetten. Dus juist in de lijn van vele opmerkingen die ik hiervoor heb gemaakt. Daarbij is wel degelijk - en ik wil dat graag een keer herhalen omdat ik daar enige onduidelijkheid over denk te horen - het Commissievoorstel het uitgangspunt. Wij weten echter allemaal dat de lidstaten het recht hebben om andere posities in te nemen dan door de Commissie wordt voorgesteld. De building-block-benadering is eigenlijk niets anders dan proberen de verschillende posities van verschillende lidstaten per categorie, per inhoudelijk onderwerp, samen te nemen, te ordenen en daar een overzicht van te maken, zodat er juist beter inhoudelijk-politiek kan worden besloten door ons als Raad. Dat is alleen maar behulpzaam voor de hele discussie en misschien ook wel voor u. Ik vind het dan ook verheugend te horen dat, de heer Walter zei het expliciet, het Europees Parlement in feite een vergelijkbare poging zal wagen. Ik denk dat ik hiermee de meeste opmerkingen over de building-block-benadering en de aanpak van het voorzitterschap heb beantwoord.

Dan kom ik op het andere aspect. Niet de uitgaven, maar de inkomsten en de eigen middelen. Daar is door een enkeling van u kort iets over gezegd. Over het belang daarvan zijn we het eens. Het adviesrecht van u als Parlement is onmiskenbaar en overduidelijk en u zult er ongetwijfeld gebruik van maken als het gaat om dit deel van de financiële vooruitzichten. Ook het generieke correctiemechanisme is door enkelen van u genoemd. Dat maakt allemaal onderdeel uit van de voorstellen van de Commissie.

Mevrouw Buitenweg noemde Eurotax als specifiek element. De Commissie heeft voorgesteld om die mogelijkheid te openen voor de volgende financiële vooruitzichten in 2014. Dat is, kan ik u zeggen, onderwerp van discussie in de Raad en die discussie zal verder gaan. Ik kan u als huidige stand van discussie melden dat het er niet naar uitziet dat de Raad zal pleiten om dit eerder dan door de Commissie voorgesteld ingang te doen vinden.

Een ander concreet punt dat door een aantal van u - mevrouw Jensen, geloof ik, als eerste, maar ook de heer Walter en anderen - is genoemd, betreft de duur van de financiële vooruitzichten en de termijn van zeven jaar. De Commissie heeft voorgesteld om nog één keer de zevenjaarstermijn te hanteren en ook dit punt is nog onderwerp van discussie in de Raad. Wij hebben daar nog geen standpunt over. U weet ook dat de begroting, de meerjarenbegroting, een raming, een kader, is waarbinnen natuurlijk de jaarlijkse invulling plaatsvindt. Het is natuurlijk niet zo - maar dat hoef ik u niet uit te leggen - dat wij hiermee voor zeven jaar, of voor hoeveel jaar dan ook, alles precies vastleggen. Het gaat om plafonds waarbinnen jaarlijks, juist als we voldoende marge hebben, mogelijkheden voor invulling zijn.

Tot slot zie ik uit naar de samenwerking met het Europees Parlement, voor zover ik de rol van voorzitter nog ga spelen. Ik kan u zeggen dat de Raad daar evenzeer naar uitziet. Wij zullen niet de lijn kiezen van het fait accompli, zoals door enkelen van u wordt gevreesd. Om te beginnen luistert de Raad altijd, maar zeker nu bij zijn voorbereidingen van deze financiële vooruitzichten, heel goed naar de opvattingen, uitlatingen, signalen, resoluties in het Europees Parlement. Ik kan niet formeel namens het Luxemburgse voorzitterschap spreken, maar ik kan hier wel zeggen dat het mij een heel goed idee lijkt om de informele manier waarop contacten tussen Raad en het Europees Parlement in dit voorbereidingstraject kunnen plaatsvinden, te continueren.

Dat brengt mij tot mijn laatste opmerking. Ik ga niet in op worst case-scenario's die nu al door een enkeling van u zijn gesuggereerd in verband met de vraag wat we gaan we doen als het niet goed gaat. Laten we ons alsjeblieft hoeden voor een self-fulfilling prophesy en laten we eens kijken naar hoe we de confrontatie tussen Europees Parlement en Raad over de jaarlijkse begroting zijn aangegaan. U weet dat het erom heeft gespannen en dat het harde onderhandelingen zijn geweest. En laat ik eerlijk zijn, de beginposities van Raad en Parlement lagen ook behoorlijk ver uiteen, maar we hebben een goed compromis. Een compromis dat goed is voor het Europees Parlement, goed voor de Raad en vooral goed voor Europa, en het is ondanks de spanning van de onderhandelingen toch nog op tijd gelukt. Ik denk dat dat een voorbeeld zou moeten zijn van hoe wij ook de meerjarenbegroting tegemoet kunnen zien.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik heb een ontwerpresolutie (B6-0189/2004) ontvangen namens de Tijdelijke Commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie (2007-2013).

Het debat is gesloten.

 

12. Top EU/Rusland
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Top EU/Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolaï, Raad. Voorzitter, mag ik vooraf naar aanleiding van uw aardige woorden de opmerking maken dat ik gezien de eerdere planning van deze dag in uw Parlement helaas een verplichting heb als gevolg waarvan ik eigenlijk om zeven uur weg had gemoeten. Dus als u het goed vindt, excuseer ik mij na het voorlezen van de verklaring.

 
  
  

(EN) Ik wil om te beginnen zeggen dat ik het volledig eens ben met de heer Cohn-Bendit dat de Top EU-Rusland meer was dan een bespreking van de kwestie-Oekraïne. Het was een gelegenheid om onze betrekkingen op diverse terreinen verder te verdiepen en daarom ben ik ook blij dat we hier vandaag dit debat over de EU en Rusland voeren. Ik hoop dat u mij vergeeft dat ik niet gedurende het hele debat aanwezig zal zijn.

De EU en Rusland zijn in meer dan één opzicht nader tot elkaar gekomen. Met de bekrachtiging van het protocol bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst alsmede de Russische ratificatie van het Protocol van Kyoto, heeft Rusland onderstreept hoeveel belang het hecht aan zijn strategische partnerschap met de Europese Unie. Dit strategische partnerschap is ook belangrijk voor ons. Samen kunnen we immers niet alleen lastige kwesties van wederzijds belang aanpakken, maar kunnen we ons ook richten op belangrijke internationale onderwerpen, zoals het milieu en de strijd tegen het terrorisme.

De vier gemeenschappelijke ruimten vormen een essentieel onderdeel van onze strategische relatie; hieruit blijkt immers dat we meer willen zijn dan alleen maar naaste buren. We willen ook goede buren zijn. In het afgelopen halfjaar hebben we aanzienlijke vooruitgang geboekt; we hebben de onderhandelingen over twee van de vier ruimten min of meer kunnen afronden, te weten over economische zaken en over onderzoek, onderwijs en cultuur.

We hopen dat we op de volgende top in mei 2005 in Moskou overeenstemming kunnen bereiken over alle vier de ruimten. In de EU beschouwen we deze vier ruimten als onlosmakelijk met elkaar verbonden. De EU wil het niveau van de samenwerking tussen de EU en Rusland naar een hoger plan tillen, maar dan wel over de gehele linie. Er kan geen sprake zijn van kieskeurigheid. Bovendien zullen we hieraan blijven vasthouden – ik heb dus geen grondbeginselen of doelstellingen terzijde geschoven om even snel een compromis te sluiten. Het is belangrijk te benadrukken dat, zolang de onderhandelingen op deze grondslag voortduren, we zullen proberen de betrekkingen tussen de EU en Rusland waar mogelijk te intensiveren zonder daarbij onze beginselen uit het oog te verliezen.

Er spelen enkele zeer belangrijke kwesties, zoals het Protocol van Kyoto, met betrekking waartoe we vorderingen moeten boeken en niet kunnen wachten op definitieve overeenstemming over de vier ruimten. Zowel Rusland als de EU zien het belang in van de toetreding van Rusland tot de Wereldhandelsorganisatie. De EU heeft steun aangeboden bij de WTO-onderhandelingen met ander partners, maar we hebben benadrukt dat Rusland de WTO-regels ernstig dient te nemen. Rusland zal op die manier immers het vertrouwen van buitenlandse investeerders moeten vergroten. Dit betekent verder dat Rusland bereid moet zijn economische geschillen op te lossen. Tegen deze achtergrond heeft de EU Rusland op de top herinnerd aan de onopgeloste kwestie van de overvliegrechten over Siberië.

Er moet nog behoorlijk wat werk verricht worden ten aanzien van de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, rechtvaardigheid en justitie. De belangrijkste kwestie is het vraagstuk omtrent de wens van de EU op het gebied van overnameovereenkomsten, die verbonden is met de Russische wens het verlenen van visa te vergemakkelijken, alsmede met de langetermijndoelstelling van vrijstelling van deze visumplicht. Voor de EU vormt een overnameovereenkomst een essentieel onderdeel van deze gemeenschappelijke ruimte en wij zijn derhalve niet bereid tot het sluiten van compromissen louter om een resultaat te bereiken. We willen immers een goed resultaat – en dat is ook in het belang van onze bevolking.

Wij achten de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van het allergrootste belang en dit is derhalve een belangrijk onderdeel van deze ruimte. We hebben tijdens de top zowel de kwestie-Tsjetsjenië als de situatie in de noordelijke Kaukasus bij onze Russische partners aan de orde gesteld, evenals de positie van de media. Helaas hebben we geen wezenlijke vorderingen kunnen boeken, daar onze meningen nog altijd uiteenlopen. Ik hoop echter dat we een frequente dialoog over mensenrechtenkwesties gaande zullen kunnen houden.

Bij dergelijke besprekingen is er sprake van tweerichtingsverkeer, en we hadden er dan ook geen bezwaar tegen dat Rusland de kwestie van de Russischtalige minderheden in de Baltische staten te berde bracht. Naar mijn mening hebben we de Russen een duidelijk en bevredigend antwoord gegeven op hun vragen.

De EU heeft Rusland gevraagd naar zijn bezwaren tegen het concept van een gemeenschappelijke omgeving, welke wij van belang achten voor de gemeenschappelijke ruimte op het gebied van externe veiligheid. Helaas lopen onze meningen hierover uiteen, zoals we met Oekraïne hebben gezien, maar we zullen blijven proberen Rusland ervan te overtuigen dat samenwerken om een stabiele, democratische en vrije gemeenschappelijke omgeving te verwezenlijken niet alleen in het belang van de EU is, maar ook in dat van Rusland: het is een win-winsituatie. We zouden veel meer moeten bekijken waar onze gezamenlijke belangen liggen dan elkaar alleen maar bekritiseren.

Met betrekking tot de gemeenschappelijke ruimte op het gebied van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van culturele aspecten, is een beginselakkoord bereikt over het opzetten van een Europees opleidingscentrum in Moskou. Dit zal de Russische burgers in staat stellen de Europese Unie beter te begrijpen. Andersom heeft de EU zijn waardering uitgesproken voor de Russische steun aan de internationale kernfusiereactor ITER.

Met betrekking tot de strijd tegen het terrorisme heeft president Poetin tijdens een bezoek van de heer De Vries, onze coördinator voor terrorismebestrijding, gezegd dat de heer De Vries door zijn Russische tegenhanger zeer gewaardeerd wordt. Deze zal overigens binnenkort een bezoek brengen aan Brussel. Moskou was buitengewoon geïnteresseerd in bepaalde beleidsontwikkelingen in de EU, zoals de beveiliging van documenten. Rusland wil tevens gegevens uitwisselen met Europol, Eurojust, enzovoort. De EU is hiertoe in principe bereid, maar eerst dient Moskou het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens te bekrachtigen. President Poetin heeft zich hiertoe verbonden en ik hoop dat deze belofte binnenkort zal worden ingelost.

De besprekingen over externe betrekkingen waren primair gericht op wat de EU beschouwt als onze gemeenschappelijke omgeving, met name Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië. Het zal u niet verbazen als ik zeg dat de besprekingen over Oekraïne lang, intens en zeer openhartig waren. Zij namen de gehele werklunch in beslag. We hebben over een aantal belangrijke kwesties overeenstemming bereikt. De huidige situatie dient op een vreedzame wijze opgelost te worden, zonder enig geweld. Ten tweede moet de Oekraïnse wet geëerbiedigd worden. Ten derde moeten we proberen te voorkomen dat de tweedeling binnen de Oekraïnse bevolking zich verdiept. Wie er ook president wordt, hij dient president te worden van het gehele Oekraïnse volk en de territoriale integriteit van Oekraïne dient gerespecteerd te worden.

Ik heb reeds gerefereerd aan het telefoongesprek dat premier Balkenende vanmiddag heeft gevoerd met president Poetin, dus ik denk niet dat ik te lang bij dit onderwerp hoef te blijven stilstaan.

Naast Oekraïne hebben we gesproken over een aantal andere internationale aangelegenheden. Met het oog op de beperkte tijd en gegeven het feit dat de standpunten van de EU en Rusland over bijvoorbeeld Iran en de westelijke Balkan in hoge mate overeenstemmen, zal ik daar nu niet in detail op ingaan.

De betrekkingen tussen de EU en Rusland zijn van strategisch belang. Rusland heeft de EU nodig, net zoals de EU Rusland nodig heeft. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap hebben we onze betrekkingen kunnen intensiveren en de verwezenlijking van de vier ruimten een stuk dichterbij kunnen brengen. Bovendien is de EU de afgelopen maand in staat gebleken met één stem te spreken, hetgeen niet altijd het geval is geweest wanneer het ging om een dusdanig belangrijk dossier als de betrekkingen tussen de EU en Rusland.

Ik vind dat dit als een vooruitgang kan worden beschouwd. De EU en Rusland hadden en hebben nog altijd hun meningsverschillen, maar dat is niet meer dan normaal. Rusland zal eraan moeten wennen dat we in meer dan één opzicht naaste buren zijn geworden, terwijl onze belangen niet altijd met elkaar stroken. Desalniettemin kunnen we deze kwesties op een vrije en zeer openhartige manier met elkaar bespreken, en dat is essentieel voor een strategische relatie.

Ik hoop dat het volgende voorzitterschap u zal kunnen melden dat we volledige overeenstemming bereikt hebben over de vier gemeenschappelijke ruimten die de grondslag vormen voor deze relatie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u, mijnheer Nicolaï, zowel voor uw verklaring als voor de tijd die u met ons hebt doorgebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Ferrero-Waldner, Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, mijnheer Nicolaï, er is natuurlijk al heel veel ter sprake gebracht, maar laat ik beginnen met te benadrukken dat Rusland als partner veel belangrijker voor ons is geworden als gevolg van de uitbreiding. Wij willen dat Rusland, de grote buur van de Europese Unie, een strategische partner wordt. We moeten met Rusland over alle onderwerpen kunnen spreken – over onderwerpen waarop we vooruitgang willen boeken, maar ook over internationale vraagstukken, ook als we misschien van mening verschillen. En op de top van 25 november is gebleken dat we in een uitstekende en zakelijke sfeer konden beraadslagen, waarbij we in hoge mate in detail zijn getreden.

De heer Nicolaï wees er al op dat wij de vier grote ruimtes natuurlijk liever samen in één pakket hadden gehad. Dit pakket stond centraal in onze onderhandelingen. Verder zijn internationale vraagstukken aan bod gekomen, waarbij Oekraïne – dat heeft hij goed opgemerkt – een zeer groot deel van de gesprekstijd in beslag heeft genomen.

Ten aanzien van de vier gemeenschappelijke ruimtes achtte de Commissie het van groot belang dat de kwaliteit en volledigheid van het pakket gehandhaafd bleef. We willen namelijk niet dat er apart over elke afzonderlijke ruimte wordt onderhandeld. Daarover zijn we het eens geworden, en op basis daarvan zal er in de toekomst verder worden gepraat. Ik dank het voorzitterschap van de Raad, maar ik ben van mening dat ook de Commissie er sterk toe heeft bijgedragen dat wij dit standpunt verder hebben kunnen uitdragen. En ik vertrouw erop dat wij er daadwerkelijk in zullen slagen om in mei, na intensieve onderhandelingen, tot een algeheel akkoord over dit pakket te komen.

De inhoud van het pakket is voor een deel reeds ter sprake gebracht. In de gemeenschappelijke economische ruimte moeten de voorwaarden worden geschapen om een versterking van de economische betrekkingen te bewerkstelligen. In dit verband is het nodig de handel en investeringen te bevorderen, de bestaande belemmeringen geleidelijk weg te nemen en vooral de juridische en bestuurlijke voorschriften te harmoniseren of ze zodanig gestalte te geven dat ze compatibel zijn. Daarnaast hebben wij besloten, en volgens mij was dat heel belangrijk, om een energiedialoog op touw te zetten tussen de Europese Unie en Rusland en de succesvolle samenwerking op dit vlak als motor voor kansen op andere terreinen te benutten.

Het investeringsklimaat in Rusland en de kwestie-Yukos is eveneens door ons ter sprake gebracht. Wij hebben daarbij de nadruk gelegd op de noodzaak van transparantie, stabiliteit en voorspelbaarheid. Voorts hebben we besloten, de heer Nicolaï zei het al, dat de milieuvraagstukken ook in het kader van de gemeenschappelijke economische ruimte zullen worden behandeld. Deze strategie zal ons in staat stellen de milieu-uitdagingen gezamenlijk het hoofd te bieden. Vanzelfsprekend is het feit dat Rusland het Protocol van Kyoto heeft geratificeerd door ons allen bejubeld. Het zal ons in staat stellen onze bilaterale samenwerking te versterken, waaronder met name de samenwerking in internationale fora voor klimaatbescherming.

Ten aanzien van de tweede ruimte, de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht, is besloten de intensieve besprekingen voort te zetten. Wij streven daarbij naar evenwicht tussen enerzijds aspecten op veiligheidsgebied en anderzijds aspecten op rechtsgebied. Wij hechten eraan dat principiële vraagstukken ten aanzien van de grondrechten, het rechtsstaatbeginsel en de mensenrechten in deze ruimte worden verankerd. Wij zijn het er allen over eens dat we kwesties inzake de vereenvoudiging van het reisverkeer, asiel en terugleiding binnen deze ruimte aan de orde willen stellen. In het kader van deze ruimte zullen ook onderwerpen als terrorisme, georganiseerde criminaliteit, corruptie en mensenhandel worden behandeld. Voorts hebben we aangeboden onze samenwerking bij de drugsbestrijding te intensiveren. Daaronder valt bijvoorbeeld ook de samenwerking met derde landen als Afghanistan of met een organisatie als de Verenigde Naties, die een belangrijke rol speelt op dit vlak.

Wat Tsjetsjenië betreft, hebben wij Rusland onze hulp aangeboden voor de wederopbouw van het land zodra de veiligheidssituatie dit toelaat. De ruimte voor externe veiligheid dient ons in staat te stellen om bij alle conflicten in onze gezamenlijke naaste omgeving samen te werken en de gezamenlijke inspanningen voor stabiliteit en veiligheid in de regio te bevorderen. Daarbij is duidelijk geworden dat wij Rusland ervan moeten overtuigen dat het in ons beider belang is om samen te werken bij vraagstukken inzake onze gedeelde naaste omgeving. Voorts hebben wij met betrekking tot de non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding en civiele bescherming gesproken over intensivering van onze samenwerking. Tot slot willen wij ook onze samenwerking op het gebied van onderzoek, onderwijs en cultuur uitbreiden. In dit verband richten wij ons er onder meer op contacten tussen onze samenlevingen te bevorderen en in het bijzonder innovatie te blijven stimuleren.

Vanzelfsprekend is er een breed spectrum van onderwerpen aan bod geweest, waarvan ik er drie wil uitlichten. Ten eerste hebben wij op voorstel van de Commissie besloten dit nieuwe forum op te richten waarin wij alle vraagstukken op het vlak van regionale samenwerking willen bespreken. Hiertoe willen wij een nieuw subcomité in het leven roepen in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, waarin wij onder meer overleg kunnen voeren over onderwerpen die verband houden met Kaliningrad. Daarbij is het vanuit onze optiek belangrijk om, naast kwesties op doorreisgebied, de economische en sociale ontwikkeling te bespreken.

Ten tweede, de heer Nicolaï heeft er al op gewezen, hebben we afgesproken op gezette tijden consultaties te laten plaatsvinden over mensenrechtenkwesties, met inbegrip van vraagstukken op het gebied van minderheden en de fundamentele vrijheden.

En ten derde is er een akkoord bereikt over een instituut voor Europese studies in Moskou.

U weet dat de situatie in Oekraïne het belangrijkste onderwerp van gesprek is geweest tijdens de werklunch, waarbij wij zeer duidelijk hebben gemaakt op welk standpunt wij steeds gestaan hebben en nog steeds staan. Ik kan u zeggen dat wij het erover eens waren dat de situatie enkel met vreedzame middelen en in het kader van de Oekraïnse grondwet kan worden opgelost. Wij hebben kenbaar gemaakt dat het Oekraïnse volk het recht heeft zelfstandig te beslissen over zijn eigen toekomst en die van het land.

Ondanks alle meningsverschillen op dit vlak mogen wij niet vergeten hoezeer wij verbonden zijn met Rusland, met dit grote land, met dit partnerland. Wij moeten daarom alles in het werk stellen om verschillen te overbruggen, vooruitgang te boeken en gezamenlijke oplossingen te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE), namens de fractie.(ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, waarde collega’s, om te beginnen wens ik commissaris Benita Ferrero veel succes toe bij de uitvoering van haar belangrijke verantwoordelijkheden. Zij verschijnt hier vandaag voor het eerst voor de plenaire vergadering in Brussel, ofschoon het debat van vanmiddag reeds haar tweede debat is. U bent in deze functie beland op een moment dat de internationale situatie zonder meer moeilijke tijden doormaakt. U hebt deelgenomen aan de internationale conferentie over Irak; in de marge daarvan hebt u overleg gepleegd met het Kwartet in een poging om de routekaart nieuw leven in te blazen en het vredesproces in het Midden-Oosten weer op gang te brengen na de dood van Yasser Arafat; u heeft deze Top Europese Unie-Rusland moeten bijwonen; en bovendien is er ook nog de politieke crisis in Oekraïne. Aan werk zal het u de komende dagen beslist niet ontbreken, mevrouw de commissaris.

Het hoeft hier niet gezegd dat wij ten gevolge van de uitbreiding van de Unie een reeks nieuwe buren hebben gekregen. U hebt het gehad over onze nieuwe noorderbuur, Rusland, en ook Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië zijn aan de orde geweest. Het is een feit dat wij op dit moment met Rusland verbonden zijn via een associatieovereenkomst die gebaseerd is op de beginselen en waarden waaraan de Europese Unie zich ten diepste gecommitteerd heeft. Welnu, mevrouw de commissaris, mijns inziens zijn die beginselen en waarden onverenigbaar met de uitspraken van de Russische autoriteiten over het standpunt dat de Europese Unie ten aanzien van Oekraïne heeft ingenomen. Met name de uitspraak dat het standpunt van de Europese Unie in het land een bloedbad kan teweegbrengen, is bijzonder betreurenswaardig. Ik heb echter vastgesteld dat president Poetin zijn kritiek na de ontmoeting en de gesprekken met de Duitse bondskanselier heeft bijgesteld en dat hij de uitslag heeft aanvaard.

Zoals u weet, mevrouw de commissaris, heeft dit Parlement een duidelijke en onontkoombare verplichting met betrekking tot de mensenrechten. Wij richten ons daarbij niet op één land, op één regio of op één continent, aangezien mensenrechten universele waarden zijn die wereldwijd geëerbiedigd moeten worden. Het spreekt vanzelf dat het niet aangaat om in onze betrekkingen met Rusland de positieve aspecten te benadrukken en de schaduwkanten te verdoezelen. Een van de lichtpunten is uiteraard de ratificatie van het Protocol van Kyoto en tot de schaduwkanten behoren, zoals u gezegd heeft, de situatie van de mensenrechten in Tsjetsjenië en het geval-Yukos.

Het lijkt mij belangrijk, mevrouw de commissaris, dat de Commissie goede en vriendschappelijke betrekkingen met Rusland onderhoudt. Voorwaarde is echter dat onze waarden worden gerespecteerd. Daartoe moeten wij, met het oog op het altijd moeilijke evenwicht tussen veiligheid en vrijheid, nauwlettend toezien op de recente decentraliserende maatregelen die de Russische autoriteiten na de aanslagen in Noord-Ossetië hebben genomen. Daarom vind ik het een zeer goede zaak, mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, waarde collega’s, dat wij die betrekkingen verdiepen. Rusland vervult ten aanzien van onze buren een zeer stabiliserende rol, het heeft een enorm grote invloed in de Balkan en ook in Centraal-Azië, het is een land dat over atoomwapens beschikt, dat samen met ons deel uitmaakt van het Kwartet. Daarom is het van essentieel belang dat wij een samenwerkingsverband en een strategisch partnerschap tot stand brengen, maar niet tegen elke prijs. Voorwaarde is dat de waarden en de beginselen van de Europese Unie geëerbiedigd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Swoboda (PSE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, u heeft aan het slot van uw betoog gewezen op de noodzaak te werken aan een goed nabuurschap en betrekkingen op basis van samenwerking te ontwikkelen en verder uit te bouwen. Dat en alle andere punten die u naar voren hebt gebracht, kan ik alleen maar ten volle beamen.

Dat we nog niet zover zijn, komt doordat de vertrouwensbasis tussen Rusland en de Europese Unie nog niet is zoals die moet zijn, en dat komt weer doordat Rusland zich bijna omsingeld voelt door een uitdijende Europese Unie. De ontwikkelingen in Oekraïne en in de zuidelijke Kaukasus ervaart Rusland in zekere zin als een bedreiging van zijn invloedssfeer en van zijn eigen voortbestaan. Ik zeg dat niet om de positie van Rusland te rechtvaardigen, maar we moeten de situatie ook vanuit psychologisch oogpunt beschouwen.

De Europese Unie – ik ben mevrouw de commissaris en de voorzitter van de Raad dankbaar voor wat zij in dit verband hebben gezegd – moet Rusland duidelijk maken dat democratie en rechtsstatelijkheid in zijn buurlanden er uiteindelijk toe zullen leiden dat er ook in Rusland stabiele economische verhoudingen zullen ontstaan.

Het was dan ook van groot belang om te zeggen dat er in Oekraïne geen sprake was van een Russische kandidaat en een EU-kandidaat, maar dat er enkel kandidaten zijn die tot president worden gekozen door de bevolking van Oekraïne. Het is hier al een paar keer gezegd: waar het om gaat zijn de belangen van Oekraïne zelf.

Ten aanzien van de energiedialoog is het echter heel belangrijk dat de Russische gesprekspartners begrijpen wat voor ons de psychologische kant van de zaak is. We zullen namelijk enkel groot belang stellen in Russische energieleveranties als wij het gevoel hebben dat energie nooit als politiek wapen zal worden ingezet en dat de kraan niet om, laten we zeggen politieke redenen, zal worden dichtgedraaid. Met andere woorden, wij hechten zeer aan een open investeringsklimaat aan de andere zijde. Als dat er is, zal – zoals ik zojuist heb benadrukt – de samenwerking met Rusland op energiegebied des te beter zijn.

Dan nu de bestrijding van het terrorisme. Het klopt, we hebben gemeenschappelijke belangen, alleen houden we er verschillende methoden op na. Ik ontken niet dat militaire of politiemethoden noodzakelijk zijn, maar waar wij steeds in verband met Tsjetsjenië op gehamerd hebben, is dat ook de oorzaken van het terrorisme, zoals zo vaak armoede en een slechte economische ontwikkeling, moeten worden bestreden.

Wat de mensenrechten betreft, stem ik volmondig in met de dialoog. Wij hebben niets te verbergen. Ook als het gaat om de behandeling en de situatie van de Russischtalige minderheden in de Europese Unie hebben wij niets te verbergen, omdat wij veel voor deze minderheden hebben gedaan en hopelijk zullen blijven doen. We zullen echter Rusland bereid moeten vinden deze dialoog aan te gaan.

Tot slot moeten we nog iets heel belangrijks vaststellen. In een gesprek met Russische journalisten dat ik onlangs gevoerd heb in Berlijn, vroegen ze mij waarom zij zich tegenover de Europese Unie zouden moeten rechtvaardigen. Nou, Rusland hoeft zich helemaal niet te rechtvaardigen tegenover de Europese Unie! Rusland moet zich rechtvaardigen tegenover de eigen bevolking en, net als de Europese Unie overigens, tegenover de wereld in het algemeen. Wij weten ons allen gebonden aan de doelstellingen van de democratie en de rechtsstaat. Als Rusland zich hieraan net zo committeert als de Europese Unie zal het ook Rusland beter gaan. Het gaat er dus alleen maar om dat wij werken aan het opbouwen van betrekkingen en dat wij daarbij niet alleen de belangen van de Europese Unie, maar ook die van Rusland in acht nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Malmström (ALDE), namens de fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de betrekkingen met Rusland zijn zeer belangrijk voor de EU. Rusland grenst aan de Unie, en door zijn grootte, geschiedenis en ligging kan dit land een zeer belangrijke rol spelen en een constructieve partner op het Europese continent zijn. We delen vele belangen en gemeenschappelijke problemen die we samen moeten oplossen, en onze fractie steunt het partnerschap met Rusland en wil dat dit wordt versterkt, verdiept en ontwikkeld.

Er moet echter worden geconstateerd dat de strategie met betrekking tot Rusland tot nu toe geen groot succes is geweest. Het voelt min of meer aan alsof we pas op de plaats maken en geen stap verder komen. Rusland wil niet inzien dat samenwerking een kwestie van geven en nemen is en dat het beleid van de EU gebaseerd is op zekere waarden waarover niet te onderhandelen valt en die als een rode draad lopen door alles wat wij doen.

De jongste ontwikkelingen in Rusland geven aanleiding tot grote ongerustheid. Ik denk aan de machtsconcentratie in het Kremlin, aan de toestand op mediagebied er zijn eigenlijk geen vrije media meer en aan het ontbreken van een politieke oplossing in Tsjetsjenië. Ik denk ook aan zeer recente ontwikkelingen, namelijk de steun van Poetin aan Janoekovitsj in Oekraïne en daarvoor aan Loekasjenko in Wit-Rusland. De betrekkingen tussen de EU en Rusland bevinden zich in een kritieke toestand, en de laatste ontmoeting kunnen we niet anders dan als een mislukking karakteriseren, ook al heb ik bewondering en sympathie voor uw optimisme, mevrouw de commissaris.

U zei dat er besloten is om nauwer en in een meer georganiseerde vorm te gaan samenwerken inzake de mensenrechten en minderheden. Ik hoop dat dit tot iets concreets zal leiden, zodat dit forum niet alleen een discussieclub blijft waar luchtig over de problemen wordt gepraat, maar een plek waar moeilijke vraagstukken werkelijk kunnen worden opgelost. Het zou interessant zijn om nog wat nadere details van u te horen over dit besluit.

 
  
MPphoto
 
 

  Staes (Verts/ALE), namens de fractie. – Voorzitter, eerst ook mijn gelukwensen aan mevrouw de Commissaris. Het is haar eerste debat hier en ik hoop op een goede samenwerking. Mevrouw de Commissaris, ik heb goed naar u geluisterd. U hebt gezegd: we hebben de Russen aangeboden te helpen bij de wederopbouw van het land zodra de veiligheid gegarandeerd wordt.

Mevrouw de Commissaris, dat is het paard achter de wagen spannen. Dat is niet de juiste manier van werken. We weten toch allemaal dat er geen vrede is in Tsjetsjenië, dat er een opgelegd vredesproces plaatsvindt dat geen draagvlak heeft en dat de mensenrechten er dagelijks worden geschonden. We weten allemaal dat de toestand in Rusland bijzonder ernstig is. Dat weet ik uit het meest recente boek van Anna Politkovskaya, een onafhankelijke journaliste, die haar nieuwe boek Putin's Russia beschrijft hoe in Rusland de mensenrechten dagelijks worden geschonden, hoe de greep van het centrale gezag op de pers dagelijks wordt versterkt en hoe de macht van de KGB/FSB toeneemt. We zien allemaal dat de toestand ernstig is en dat er in Tsjetsjenië een echt vredesproces op gang gebracht moet worden. Daar heeft de Europese Unie een rol in te spelen. We zijn inderdaad de naaste buren en we kunnen daar een rol spelen. Niet door daar huizen te gaan bouwen, maar door een echte vredesconferentie te laten plaatsvinden. Daarom bevreemdt het mij dat de Russen zelfs niets willen weten van gesprekken tussen gewone burgers, tussen vertegenwoordigers van de soldatenmoeders die bezorgd zijn om het lot van hun kinderen, die bezorgd zijn om vrede en om de naleving van mensenrechten en die willen gaan praten met vertegenwoordigers van de regering-Mashkadov en de heer Sakajev. Dat de Russen zelfs regeringen, de Belgische regering met name, onder druk zetten om de heer Sakajev de toegang tot dit land en tot dit Parlement te ontzeggen.

Dat is onaanvaardbaar. Dat is iets wat wij als parlementsleden niet kunnen aanvaarden en waartegen we moeten protesteren. Als een belangrijke fractie in dit Parlement gesprekken wil laten plaatsvinden tussen soldatenmoeders en de heer Sakajev, dan moet dit onder de parlementaire onschendbaarheid kunnen, anders is België het niet waard de zetel van het Europees Parlement hier in Brussel te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rogalski (IND/DEM), namens de fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wie de ontwikkeling van de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen bekijkt, kan maar één conclusie trekken: de Europese Unie leidt aan Amerika-fobie en aan Rusland-fobie. De afgelopen dagen hebben wij de tweede variant kunnen waarnemen, namelijk de angst voor Rusland als grote partner en groot land in het oosten. Het calimerocomplex van de Europese Unie werpt een schaduw over de betrekkingen met Rusland. Vandaag is er een bizar oordeel over Rusland uitgesproken in verband met de houding tegenover Oekraïne. Er is gezegd dat Rusland zich mengt in interne aangelegenheden van Oekraïne. En wat doet de Europese Unie, wat doen onze vertegenwoordigers? Zij gaan als waarnemers naar het land en steunen een van de kandidaten. Dit zou niet mogen gebeuren.

Democratie is iets heel anders. Als wij van Rusland democratische normen willen eisen, laten wij die dan in de eerste plaats van onszelf eisen en laten wij alles in het werk stellen om aan die normen te voldoen. Wij hebben het recht niet om op dit vlak een oordeel over Rusland uit te spreken. Waarom mengt de Europese Unie zich in de soevereine besluiten van het onafhankelijke Rusland? President Poetin heeft ons gewaarschuwd voor inmenging in de Russische invloedssfeer. Rusland heeft recht op zijn eigen standpunten. Rusland is onze strategische handelspartner. Kaliningrad grenst direct aan de Europese Unie en aan Polen en zou onze absolute prioriteit moeten vormen, want het is op het vlak van de handel een venster op de wereld. Als gevolg van onze paniekreactie op de gebeurtenissen in Oekraïne heeft Rusland de bepalingen voor het personenverkeer over de grens naar Kaliningrad echter aangescherpt. Wij hebben veel te verliezen als wij een dergelijke schizofrene houding aannemen in de betrekkingen met Rusland. De betrekkingen met dit grote land moeten worden uitgebouwd in plaats van beperkt.

Tot slot nog het volgende: laten wij een eind maken aan de inmenging van de Europese Unie in de interne aangelegenheden van onafhankelijke staten, in dit geval van Rusland. Hiermee drijven wij de oostelijke gebieden van Oekraïne in de voor ons ongewenste richting, namelijk in de armen van Rusland. Ik wil afronden met een Romeins maxime: "vooral geen schade toebrengen". Dit geldt in het bijzonder voor onze betrekkingen met Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Fotyga (UEN), namens de fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil reageren op de verklaringen van de deelnemende partijen na de veertiende Top Europese Unie – Rusland, en in het bijzonder op wat er is gezegd over de tenuitvoerlegging van de onderdelen waarover de partijen een akkoord hebben bereikt, dat wil zeggen over de gemeenschappelijke ruimten. Ik ben van mening dat zowel het voorzitterschap als de Commissie door de knieën zijn gegaan voor Rusland, dat voorafgaand aan de top veelvuldig uiting heeft gegeven aan zijn afkeuring van het standpunt van dit Parlement - van afgevaardigden van dit Parlement -, namelijk dat de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst in de onderhandelingen met Rusland als een pakket moeten worden behandeld. Dit betekent dat onze stem in zekere zin terzijde is geschoven. Aansluitend bij het debat over Oekraïne wil ik hier nog het volgende aan toevoegen: het land waarmee wij over een routekaart voor de tenuitvoerlegging van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst onderhandelen, is hetzelfde land dat zich actief inmengt in het verkiezingsproces in Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Czarnecki, Ryszard (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren in mijn land begint om 19.00 het kinderprogramma. Ik begrijp dat de fungerend voorzitter van de Raad een liefhebber is van kinderprogramma’s en kinderverhaaltjes en dat hij ons daarom verlaat. Dit getuigt echter van een zekere minachting voor het Europees Parlement. Ik wil daarom verzoeken dat dergelijke situaties in de toekomst worden vermeden.

Het verheugt mij dat wij dit debat vandaag houden. Dit debat had niet vervangen kunnen worden door het debat over Oekraïne. Oekraïne is immers Oekraïne en Rusland is Rusland, ook al denkt Rusland – tenminste een deel van Rusland – nog steeds in termen van de Sovjet-Unie of het tsaristische imperium, of zou het nog steeds in die termen willen denken. Er is een tweede reden waarom ik blij ben, en wel omdat de heren Barroso en Poetin op de laatste top in Den Haag meningsverschillen hadden en niet alleen met betrekking tot Oekraïne. Het beeld van zelfingenomen politici die elkaar de handen schudden, is voor de gewone burger vaak een veeg teken, zeker in het oosten.

Wat kunnen wij nu concluderen over de betrekkingen tussen Moskou en Brussel of tussen Moskou en de Europese Unie van de afgelopen jaren? De meest voor de hand liggende conclusie luidt dat er eigenlijk geen sprake was van betrekkingen tussen Brussel en Moskou, maar tussen Rusland en afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie, en wel de grootste: tussen Rusland en Frankrijk, Rusland en Duitsland, Rusland en het Verenigd Koninkrijk, en Rusland en Italië. Moskou koos zijn partners uit voor bilaterale betrekkingen en speelde binnen de Europese Unie de grote landen uit tegen de kleine en middelgrote. Onze enige mogelijke reactie hierop is solidair handelen als eensgezinde Unie. Rusland is een belangrijke en moeilijke partner. Wij mogen Rusland niet de kans geven om imperialistische of grootmachttendensen te ontwikkelen. Europa, zowel West- als Midden- en Oost-Europa, mag dit niet laten gebeuren. Het is evenmin in het strategische langetermijnbelang van Rusland zelf.

 
  
  

VOORZITTER: DE HEER COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Protasiewicz (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, waarschijnlijk is iedereen het erover eens dat Rusland een van onze belangrijkste partners is, maar tegelijkertijd zullen slechts weinigen eraan twijfelen dat Rusland een uiterst lastige partner is. Enerzijds zijn wij tot beider voordeel met elkaar verbonden via intensieve economische contacten, anderzijds komen er op politiek vlak steeds vaker spanningen en zeer fundamentele meningsverschillen aan het licht. Ongeacht wat sommigen in Europa, ook in deze zaal, beweren, hoeven wij niet bang te zijn voor die meningsverschillen. Integendeel, alleen duidelijke en vastberaden taal, ook als het gaat om uiterst kritische beoordelingen van onderdelen van het Russische beleid, kunnen tot een hecht partnerschap leiden en bij de Russische partner respect afdwingen. Dit hebben de ervaringen in de landen die jaren lang onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie vielen aangetoond.

In dit verband wil ik premier Balkenende en het gehele Nederlandse voorzitterschap gelukwensen met hun duidelijke en vastberaden optreden tijdens de Top Europese Unie – Rusland op 25 november jongstleden. Tijdens de dagen na de top werd duidelijk dat wij de politieke gebeurtenissen in Oekraïne wel degelijk juist hadden ingeschat en dat geldt nog steeds. De heer Rogalski wil ik erop wijzen dat Oekraïne geen onderdeel is van Rusland. Zich uitspreken voor vrije, democratische verkiezingen voor het Oekraïnse volk is iets heel anders dan inmenging in de interne aangelegenheden van Rusland. Oekraïne is een afzonderlijk land, een afzonderlijk volk, dat mag u niet vergeten. Dankzij de houding van het Nederlands voorzitterschap krijgt de Europese Unie nu in de ogen van de Europese volkeren duidelijke contouren, nadat talloze Europese leiders geen oog wilden hebben of geen oog hadden voor de problemen die zich in het verleden in verband met de betrekkingen met Rusland voordeden, bijvoorbeeld de centralisatie van de macht ten koste van de nog altijd broze democratie, de Russische politiek in de Kaukasus of de wederopbouw van de “Russische invloedssfeer”. Dank u wel, mijnheer Balkenende, voor uw houding tijdens de top met Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de Europese Unie heeft nu problemen in zowel oostelijke als westelijke richting, zowel met de Verenigde Staten als met Rusland. De Amerikaanse regering voert een sterk unilateraal beleid. Dat is te zien in de handelsconflicten, de oorlog in Irak, en heeft geleid tot een zekere vervreemding. Onze betrekkingen eisen nu veel inspanningen. Immigranten vormen een nieuwe Amerikaanse groep die bij de laatste verkiezingen op de republikeinen heeft gestemd. Minister van Defensie Donald Rumsfeld heeft gezegd, dat wij op eenzelfde manier nieuwe Europeanen hebben. Wij zijn inderdaad uitgebreid en hebben zo nieuw bloed in ons midden gekregen. Deze nieuwkomers hebben echter andere relaties met de Verenigde Staten - naar mijn mening niet erg lang meer, omdat ons beleid die zal bijschaven - en met Rusland, door een zware en moeilijke geschiedenis als onderdeel of satellietstaat van de Sovjet-Unie.

Onze eerste parlementaire samenwerkingscommissie kwam vorige week bijeen en daar kwam deze kwestie voor de eerste en waarschijnlijk niet de laatste keer ter sprake. De top van vorige week is naar mijn mening grotendeels mislukt. Wij hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de vier gemeenschappelijke ruimtes, die nog maar een deel van een geheel vormen. Wij kennen de redenen. Er zijn dus problemen in de betrekkingen met zowel de Verenigde Staten als Rusland, maar wat de betrekkingen met Rusland betreft, valt er vrijwel geen vooruitgang waar te nemen. Er zijn wel enige vorderingen geboekt: de ratificatie van de uitbreiding en de partnerschapsovereenkomst, het Protocol van Kyoto enzovoort. Er is echter nog een lange lijst aan problemen, van het verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen in Tsjetsjenië, dat ook hier ter sprake is gebracht.

Wij hebben op veel topconferenties met de Russen over gemeenschappelijke waarden gesproken. Maar hoe gemeenschappelijk zijn onze waarden eigenlijk? Raken wij in onze waarden steeds meer van elkaar verwijderd? Als de waarden zeer lang zeer verschillend zijn, zal de afstand zo groot worden dat er sancties volgen. Wat is de Commissie van plan te doen om ervoor te zorgen dat wij in onze waarden niet verder uit elkaar drijven en dat Rusland niet als het ware wegvaart naar een andere ruimte, bijvoorbeeld naar het oosten, naar Azië? Wat kan de Commissie hiertegen doen?

 
  
MPphoto
 
 

  Andrikienė (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, deze Top EU-Rusland is een zeer belangrijke gebeurtenis omdat het de eerste topconferentie is die plaatsvond na de uitbreiding van de EU met de landen van Midden- en Oost-Europa. Ik geloof oprecht dat over de resultaten van de top in het Europees Parlement gedebatteerd moet worden, en ik zou dan ook een aantal punten die tijdens de top besproken zijn, willen benadrukken.

Het Parlement dient de 14e Top EU-Rusland in Den Haag te verwelkomen, maar moet tegelijkertijd betreuren dat het een mislukking was als het gaat om het boeken van substantiële vooruitgang bij de totstandbrenging van de vier gemeenschappelijke ruimten. We dienen krachtige steun te geven aan de pogingen die de Raad en de Commissie in het werk hebben gesteld om de top aan te grijpen om duidelijk te maken dat Rusland, als partner van de Europese Unie, grote verantwoordelijkheid draagt in onze gemeenschappelijke omgeving en met name in Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland.

Verder moeten wij de recente aantijgingen van de Russische autoriteiten met kracht van de hand wijzen, als zouden de Europese Unie en de internationale gemeenschap geweld in Oekraïne aanmoedigen door hun steun uit te spreken voor het recht van het Oekraïnse volk om gebruik te maken van hun grondwettelijke rechten. Tegen deze achtergrond moeten we onze bezorgdheid uiten over de toenemende centralisering van de macht in het Kremlin ten koste van de democratie, de onafhankelijke media, de regio’s, de rechtsstaat en de mensenrechten, met name in verband met de situatie in Tsjetsjenië en de Yukos-affaire.

Tegelijkertijd denk ik dat de bekrachtiging van algemene overeenkomsten tussen de Russische Federatie en bepaalde lidstaten van de Unie een van de sleutels is tot het verstevigen van het partnerschap van de EU en Rusland en het bevorderen van wederzijds begrip en vertrouwen.

Tot slot is er in Den Haag ook gesproken over de regio Kaliningrad als belangrijke factor voor de algehele ontwikkeling van het Oostzeegebied. Daarom wil ik van deze gelegenheid gebruik maken de Russische Doema en de leiders van de Russische Federatie op te roepen een dialoog te starten over de ontwikkeling van een afzonderlijk actieplan voor de economische en sociale ontwikkeling van de regio Kaliningrad.

 
  
MPphoto
 
 

  Ibrisagic (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe kaart van Europa is herzien met de uitbreiding van dit jaar, en de meeste van de nieuwe lidstaten en de landen die op dit moment over het lidmaatschap onderhandelen, hebben op een of andere manier nauwe banden met Rusland gehad. Soms zijn die banden uit vrije wil aangeknoopt, soms is dat tegen hun wil gebeurd.

Rusland speelt dus nog steeds een grote rol in de stabiliteit, vooral in het gebied rond de oostgrens van de EU. Het moet zich echter niet actief aan de kant van de dictaturen stellen of de ontwikkeling van de democratie tegenwerken. Als dat gebeurt moet de EU daar krachtig stelling tegen nemen.

De gebeurtenissen in verband met de verkiezingen in Servië van een paar jaar geleden, die resulteerden in het aftreden van Milosevic, doen mij sterk denken aan de huidige gebeurtenissen in Oekraïne. Destijds is de crisis op vreedzame wijze opgelost, en we moeten ervoor zorgen dat dat ook deze keer gebeurt. Met het oog daarop moet Europa zich enerzijds bereid tonen om met Rusland samen te werken en anderzijds benadrukken dat Rusland zich niet moet mengen in de interne aangelegenheden van andere landen, ongeacht wat voor gemeenschappelijke geschiedenis deze landen en Rusland voorheen gehad hebben.

Als Rusland serieus een strategische samenwerkingspartner van de EU wil zijn, moet het duidelijk zijn dat het fundament van deze samenwerking moet bestaan uit vrijheid, wederzijds respect en de democratische waarden die de EU-landen delen.

Ik heb geen specifieke vragen aan mevrouw Ferrero-Waldner, maar ik wil er met nadruk op wijzen dat noch de EU noch Rusland ooit andere belangen in een ander land mogen hebben dan het belang van de democratie, en dat dat zowel een uitgangspunt als een doel moet zijn voor de samenwerking tussen de EU en Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Landsbergis (PPE-DE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, Oekraïne wordt recht onder onze ogen en die van Rusland geboren. Rusland en wijzelf verschillen van mening over dit gebeuren, en daarom kwam er tijdens de Top zo weinig naar buiten over deze kwestie. Dit contrasteert met de open evaluaties van Europa. In Oekraïne doet zich een buitengewone ontwikkeling voor. Er wordt een natie van burgers geboren – iets wat Rusland overduidelijk niet is. Dit is het uur van de waarheid voor Oekraïne. Volgens onze documenten draagt Rusland echter grote verantwoordelijkheid – naar mijn mening de grootste. De voorzitter van het Oekraïnse parlement heeft al een begin gemaakt door aan te kondigen dat Oekraïne slechts twee opties heeft – splitsing van de staat of bloedvergieten. Het lijkt erop dat de Russische president er voorstander is van is het verkiezingsproces helemaal opnieuw te laten beginnen, zodat de oppositieleider kan worden uitgeschakeld. Als de scheidend president van Oekraïne zijn oren laat hangen naar een dergelijk advies en per decreet aankondigt dat niet alleen de tweede ronde opnieuw wordt georganiseerd, maar dat er geheel nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven, is Rusland verantwoordelijk voor de gevolgen. Dit zou door honderdduizenden mensen immers opgevat kunnen worden als een provocatie, waardoor zij hun geduld kunnen verliezen, met het ineenstorten van de vreedzame maatschappelijke orde tot gevolg. Als de massa’s het presidentieel paleis zouden bezetten, zoals in Georgië gebeurde, zouden zij beschoten kunnen worden door een buitenlands leger. Het Europees Parlement of de Europese Commissie – ik richt mij nu tot mevrouw Ferrero-Waldner hier – zou de Russische regering, of in ieder geval haar vertegenwoordigers, officieel kunnen vragen of de berichten in de Moskouse pers over Russische speciale legereenheden die, gekleed in Oekraïnse uniformen, naar Kiev gebracht zouden zijn, kloppen. Hoe extreem de situatie ook lijkt, het is moeilijk de sympathie voor de Russische president – die zich zonder enige noodzaak in de kwestie gemengd heeft – te begrijpen, alsof hij niet kan verliezen. Veertien jaar geleden waren we ons in Litouwen er op een vergelijkbare manier van bewust dat een meerderheid in het Westen medelijden had met Michail Gorbatsjov. Dat had een slechte uitwerking op het Kremlin en Gorbatsjov verloor nog veel meer van zijn invloed. Er is nu in Oekraïne reeds een halt toegeroepen aan een politiek waarmee beoogd wordt het Russische rijk te herstellen, al blijft president Poetin in de wereld iemand om rekening mee te houden. Hij heeft twee opties – of hij erkent het recht van de Oekraïners op hun eigen regering en een democratische staat of hij vergiet bloed, dat vervolgens aan zijn handen zal blijven kleven als aan de handen van de heer Gorbatsjov. De vrienden van president Poetin zouden rechtstreeks met hem moeten spreken, in plaats van via de heer Koetsjma, en hem eensgezind moeten adviseren de eerste optie te kiezen. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Ferrero-Waldner, Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil heel kort ingaan op een paar punten. Ten eerste houd ik staande dat deze topconferentie absoluut geen mislukking is geweest; er is juist belangrijke vooruitgang geboekt. De Unie – ik zei het al eerder – heeft ingezet op kwaliteit. De bedoeling was een pakket samen te stellen waarmee wij onze doelstellingen en onze ideeën over waarden waaraan wij vanzelfsprekend hechten, ook echt kunnen verwezenlijken.

De grote vraag is hoe moeilijke problemen kunnen worden behandeld. We hebben al in 2004 onszelf deze tactische vraag gesteld en gezegd dat het belangrijk is duidelijke prioriteiten te stellen, openheid te betrachten, alle problemen te bespreken en gemeenschappelijke standpunten staande te houden – wat ons ditmaal is gelukt. Dat is goed en belangrijk geweest. De Commissie heeft daar grote waarde aan gehecht. Ik ben blij dat alle betrokkenen hun steentje hebben bijgedragen. Het gaat erom oog te hebben voor wederzijdse belangen, al moeten we al te innige banden vermijden. Waarden, niet enkel belangen, dienen in dit verband als fundament te fungeren.

Een voorbeeld van het succes is dat wij bij de WTO-onderhandelingen bilateraal overeenstemming hebben bereikt aangaande het personenvervoer van en naar Kaliningrad. Zoals gezegd hebben wij twee subcomités opgericht en belangrijk is dat een en ander door Rusland is aanvaard. Verder liggen er nog grote taken voor ons: migratie, kwesties inzake de verstrekking van visa, terugleiding, samenwerking in de grensgebieden.

In reactie op de woorden van afgevaardigde Staes wil ik nog iets ter sprake brengen waarover ik het nog niet heb gehad, omdat er op de Top zo veel onderwerpen aan bod zijn gekomen. Ik kan u vertellen dat Commissievoorzitter Barroso tegenover de Russische delegatie in duidelijke bewoordingen heeft verklaard dat een politieke oplossing van de kwestie-Tsjetsjenië vanzelfsprekend wordt ondersteund door Europa, de Commissie en de EU als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u, mevrouw de commissaris. Ik wil het Parlement mededelen dat ik ter afsluiting van het debat twee ontwerpresoluties heb ontvangen. Om technische redenen kan er over deze ontwerpresoluties in geen geval tijdens deze stemming gestemd worden.

 

13. Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Wij zijn nu aangeland bij het onderdeel waarbij leden die hierom gevraagd hebben het woord kunnen nemen. Zoals bekend krijgen ze ieder één minuut de tijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Podkański (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u mededelen dat de salamiproducent Iglomet SA Sokołów Polska heeft verzocht te worden geschrapt uit bijlage 12 bij het Toetredingsverdrag. Uit de gegevens blijkt dat Iglomet SA sinds 13 februari 2004 voldoet aan de normen van Richtlijn 77/99/EEG van de Raad op het gebied van de vleesverwerking. Het bedrijf heeft daarop een verzoek ingediend om te worden opgenomen op de lijst van ondernemingen die naar de landen van de Europese Unie exporteren. Vooralsnog heeft het management van het bedrijf geen besluit ontvangen. Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u derhalve dit concrete geval bij de Europese Commissie aan te kaarten en duidelijk te maken dat de traagheid van de instellingen van de Europese Unie tot gevolg heeft dat de toegang tot de markt van de Europese Unie voor ondernemingen uit de nieuwe lidstaten wordt geblokkeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Lucas (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag aandacht willen vragen voor de situatie van iemand uit mijn kiesdistrict, namelijk John Packwood, woonachtig op het Isle of Wight. Hij zit op dit moment gevangen in Madrid, ten gevolge van een internationaal arrestatiebevel dat tegen hem is uitgevaardigd door de Marokkaanse autoriteiten. De heer Packwood heeft, samen met drie collega’s, in 1997 een privé-vaartuig uit het Verenigd Koninkrijk afgeleverd in Marokko. De boot werd bij aankomst volledig onderzocht en in orde bevonden, waarna de vier mannen naar huis terugkeerden. Maar liefst tien weken later werden aan boord van het vaartuig enkele tonnen cocaïne gevonden. Interpol heeft de mannen daarop verhoord en was er volledig van overtuigd dat zij niet betrokken waren bij wat voor criminele activiteiten dan ook.

De mannen hoorden afgelopen maand – meer dan zeven jaar later – voor het eerst van het bestaan van het internationale arrestatiebevel, toen John Packwood op doorreis op het vliegveld van Malaga gearresteerd werd. Hij wordt nu vastgehouden in een gevangenis in Madrid en dat is volstrekt onaanvaardbaar. Ik wil de Voorzitter van het Parlement verzoeken contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten om deze kwestie aan de orde te stellen en te vragen om intrekking van deze arrestatiebevelen.

Ook Fair Trials Abroad, een internationale NGO, is van mening dat het lijkt te gaan om flagrant misbruik van het internationale arrestatiebevel, aangezien het als een paal boven water staat dat de mannen niet betrokken kunnen zijn bij wat voor smokkeloperatie dan ook.

 
  
MPphoto
 
 

  Moraes (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, vele leden van dit Parlement zullen op 17 november gezien hebben hoe diverse voetbalinternationals tijdens een voetbalinterland tussen Spanje en Engeland, die in Spanje werd gespeeld, op onthutsende wijze werden uitgescholden. Die vreselijke scheldpartij was geen op zichzelf staand incident; we hebben dit eerder gezien tijdens internationale voetbalwedstrijden en bij voetbalwedstrijden overal in de Europese Unie.

Het gaat hier niet alleen om het beledigen van mensen op hun werkplek, het voetbalstadion; de symboliek en de weerklank hiervan dragen veel verder dan dat. Wij vinden – en veel van mijn collega-afgevaardigden vinden met ons – dat de UEFA, de organisatie die het voetbal reguleert, het uitbannen van racistische scheldpartijen in het voetbal niet voldoende serieus neemt.

Voetbal is bij uitstek een Europese sport, het is de belangrijkste kijksport in Europa. In de Verenigde Staten zijn de grote kijksporten familieaangelegenheden. Dat is in de Europese Unie niet het geval. We roepen de UEFA en de FIFA op met regels te komen die het racisme in het voetbal in heel Europa eruit moeten stampen en trappen, waardoor het weer de familiesport wordt waar wij allemaal zo graag naar kijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Villiers (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de aandacht van het Parlement willen vestigen op een besluit dat kort geleden door de Raad genomen is over het vervoer van levende dieren. Ik zou graag willen dat het Parlement zich bij mij aansloot om zijn teleurstelling te uiten over het feit dat de ministers van Landbouw er niet in geslaagd zijn een akkoord te sluiten over het beperken van de reistijden. Daarnaast hebben zij geen overeenstemming kunnen bereiken over rustperioden voor dieren die vervoerd worden voor de vleesindustrie en konden zij het ook al niet eens worden over de veebezettingsgetallen – het aantal dieren dat in één eenheid vervoerd mag worden.

Dit zijn allemaal kwesties die van vitaal belang zijn om te waarborgen dat we een einde maken aan de wreedheid waaraan dieren op dit moment onderworpen worden tijdens hun vervoer door Europa. Het is een bittere teleurstelling dat de Raad van ministers er wederom niet in geslaagd is rekening te houden met het standpunt van het Parlement en dit over te nemen. Het Parlement heeft immers consequent gestemd voor het invoeren van een maximumlimiet van acht uur voor het vervoer van levende dieren.

De Raad heeft het bij het verkeerde eind. Hij had moeten doorzetten en deze belangrijke kwesties moeten aanpakken om zo een einde te maken aan de wrede behandeling van dieren in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin, David (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het is vreemd maar het toeval wil dat ik precies hetzelfde punt aan de orde wilde stellen. Ik heb letterlijk honderden brieven ontvangen van bezorgde EU-burgers over het onvermogen van de Raad om op 24 april een akkoord te bereiken over het voorstel van de Commissie over het vervoer van levende dieren.

Ieder jaar worden ongeveer drie miljoen levende dieren vervoerd door Europa. Veel dieren krijgen te maken met reizen die vijftig tot soms zelfs negentig uur duren. Het lijden van de dieren tijdens deze transporten is vreselijk. Zoals mevrouw Villiers zei, heeft dit Parlement bij vijf gelegenheden voor een maximale reistijd van acht of negen uur gestemd. We zijn door de Raad genegeerd en moeten hem dus onder druk zetten. Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar het vervoer van dieren hangend aan een haak in plaats van staand op hun hoeven, maar als dat niet haalbaar is, moeten er ten minste aanvaardbare omstandigheden voor deze dieren komen en er moet derhalve een einde gemaakt worden aan extreem lange reistijden.

Ik hoop dat de Raad ten langen leste zal reageren, niet alleen op de oproep van dit Parlement, maar ook op die van de burgers van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Czarnecki, Ryszard (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil het Parlement verzoeken om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de invoertarieven voor aluminium uit Rusland en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten naar de nieuwe lidstaten, in het bijzonder naar Polen, worden opgeheven of tijdelijk buiten werking worden gesteld. Deze invoertarieven zijn ingevoerd na de uitbreiding van de Europese Unie en bedragen 6 procent. Zij vormen een ernstige belemmering voor de concurrentiepositie van veel ondernemingen in Midden- en Oost-Europa. In Polen heeft dit onmiddellijke gevolgen voor ondernemingen met in totaal 5000 mensen in dienst en vele duizenden bedrijven die in de aluminiumbranche actief zijn. Er wordt hier veel gesproken over de mensen die met de uitbreiding van de Europese Unie hebben gewonnen, maar er mag ook wel eens op worden gewezen dat er mensen zijn die buiten hun eigen schuld minder reden tot blijdschap hebben. Wij mogen niet egoïstisch zijn. Wij moeten ook de mensen helpen die de verliezers zijn van het feit dat de Europese Unie sinds 1 mei groter is.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik heb geen andere verzoeken geregistreerd van leden die het woord willen nemen. Het debat is dus gesloten.

 

14. Wereldaidsdag
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is verklaring van de Commissie over Wereldaidsdag.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyprianou, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een grote eer voor het eerst hier in de voltallige vergadering aanwezig te mogen zijn, alhoewel ik hier liever voor een aangenamer thema was geweest. Ik maak evenwel mijn debuut in een debat over een zeer belangrijk maar ook verontrustend thema: de HIV/aids-plaag, die een voortdurende bedreiging is van onze samenleving.

Vandaag is het 1 december, de dag die overal ter wereld is gewijd aan de strijd tegen aids. Mijns inziens is het belangrijk dat wij van gedachten wisselen over de manier waarop deze plaag kan worden bestreden en ideeën daaromtrent aandragen. Deze dag is uitgeroepen tot Wereldaidsdag en biedt ons de gelegenheid om niet alleen de vorderingen te signaleren die zijn gemaakt bij de bestrijding van deze plaag, maar ook concreet na te denken over de uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd, onze gemeenschappelijk inspanningen op te voeren en ons af te vragen of wij wel genoeg doen.

De afgelopen jaren hebben wij onze aandacht toegespitst op de tragische situatie in het gebied ten zuiden van de Sahara en meer algemeen op de ontwikkelingslanden. HIV/aids is echter ook in Europa en onze buurlanden een bron van steeds grotere zorg. Deze plaag gaat ons allen aan, hier en nu.

Het thema van de werelddag tegen aids dit jaar was: vrouwen, meisjes en HIV. Dat was ook het thema van de jaarlijkse campagne tegen aids die door de UNAIDS werd gecoördineerd. Dit is een uiterst actueel thema. De recente epidemiologische gegevens tonen aan dat de afgelopen twee jaar het aantal met HIV besmette vrouwen overal ter wereld is toegenomen. De grootste stijging - 58 procent - werd vastgesteld in Oost-Azië en opmerkelijk genoeg deed zich de op een na sterkste stijging in Oost-Europa en Midden-Azië voor, namelijk 48 procent.

Staat u mij toe enkele zeer zorgwekkende cijfers te noemen die pas de afgelopen week werden gepubliceerd. In heel de wereld zijn ongeveer 40 miljoen mensen besmet met HIV, waarvan bijna de helft vrouwen. In de Europese Unie is het aantal HIV-gevallen van 1996 tot 2003 gestegen met 75 procent, waarbij de sterkste stijging zich in de Baltische landen voor deed. In Europa is de Russische Federatie het sterkst getroffen door de epidemie. Men gaat ervan uit dat daar 800 000 mensen besmet zijn met het HIV-virus, waarvan 80 procent jonger is dan 30 jaar. Volgens ramingen van de UNAIDS zijn in de Europese Unie meer dan 500 000 mensen besmet met het virus. Uit deze cijfers blijkt overduidelijk dat het tragische HIV/aids-probleem steeds sneller om zich heen grijpt en niet alleen onze stoep heeft bereikt, maar onze deur al binnen is.

De Europese Commissie probeert het probleem te bestrijden, zowel in de Europese Unie als daarbuiten. Samen met de lidstaten zijn wij de grootste donor van het Wereldfonds, het belangrijkste instrument voor de financiering van de strijd tegen de epidemie in heel de wereld. Ook intensiveren wij onze samenwerking met de buurlanden. Wij beseffen heel goed dat de situatie zeer moeilijk is. In september jongstleden heeft de Europese Commissie het document "Co-ordinated and integrated approach to combat HIV/AIDS within the European Union and its neighbourhoods" gepubliceerd. In dit document wordt ons oordeel gegeven over de huidige situatie. Daarin geeft de Commissie eveneens een overzicht van de beste praktijken voor de bestrijding van de laatste epidemiegolf en wordt vermeld wat de Commissie op korte termijn van plan is te doen om verbetering te brengen in de situatie.

De belangrijkste maatregelen die de Commissie heeft toegezegd betreffen de preventie van nieuwe HIV-besmettingen, de vermindering van de gevolgen van de epidemie, de toegang tot antiretrovirale behandeling tegen betaalbare prijzen, de betrokkenheid van de jeugd, de ontwikkeling van het epidemiologische toezicht op HIV/aids, de versterking van het onderzoek en de deelname van het maatschappelijk middenveld. Ik wil echter uw aandacht vestigen op enkele fundamentele aspecten die verband houden met de strijd tegen HIV/aids. Preventie is en blijft het belangrijkste wapen in de strijd tegen de verspreiding van het virus. Er is grote behoefte aan een voorlichtingscampagne op Europese schaal. Wij mogen niet uit het oog verliezen dat de voorlichtingscampagnes uit de jaren tachtig langs de huidige jeugd heen zijn gegaan, en daarom bestaat er sterke behoefte aan nieuwe inspanningen. Wij moeten namelijk juist deze jongeren bereiken. Er is reeds een begin gemaakt met de planning, en volgende week zal er over dit onderwerp een bijeenkomst zijn met de lidstaten, de internationale organisaties en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Een algemene campagne moet gericht zijn tot het grote publiek en de jongeren, maar als wij gevoelige groepen willen bereiken en op de specifieke behoeften van elke groep willen inspelen, moeten wij specifieke campagnes voeren en zowel bij de planning als de verwezenlijking daarvan samenwerken met anderen.

Het is trouwens volkomen verkeerd te denken dat HIV zich alleen voordoet in de gevoelige groepen. HIV/aids is een vraagstuk dat ons allen aangaat: vrouwen, mannen, meisjes, jongens. Dit vraagstuk gaat ons allen aan, rechtstreeks, hier en nu. Men heeft berekend dat een groot percentage van de met HIV besmette mensen in de Europese Unie niet weten dat zij besmet zijn. Daardoor neemt het gevaar op verspreiding van het virus alleen maar toe, en blijven deze mensen natuurlijk verstoken van behandeling. Over het algemeen gesproken, heeft men in de Europese Unie naar het zich laat aanzien redelijk goede toegang tot antiretrovirale therapieën tegen betaalbare prijzen. Een aantal lidstaten heeft evenwel zorgen geuit over de toekomst, als het aantal HIV-gevallen snel toeneemt – wat in de lijn der verwachting ligt – en de behandelingskosten hoog blijven. Dit is een van de belangrijkste vraagstukken waar de Europese Commissie zich mee bezig houdt, en zij blijft hier op hameren in haar besprekingen met de lidstaten en de farmaceutische industrie. Er moeten namelijk efficiënte manieren worden gevonden om deze problemen te overwinnen. Wij mogen de economische gevolgen van de HIV/aids-epidemie echter niet onderschatten. Deze zijn enorm groot, en de kosten van de antiretrovirale therapieën zijn hier slechts één aspect van. In macro-economisch opzicht leidt HIV/aids eveneens tot verhoging van de uitgaven voor gezondheidszorg en sociale verzekeringen, tot vermindering van het aantal arbeidskrachten en de productiviteit en dus tot verhoging van de arbeidskosten. Dit alles heeft een weerslag op de investeringen, op de productie en het inkomen per hoofd van de bevolking. Met andere woorden, de HIV/aids-epidemie is een zeer ernstige bedreiging van de gezondheid, de ontwikkeling en de veiligheid in heel de wereld.

HIV/aids heeft echter niet alleen economische aspecten. Wij zijn hier ook geconfronteerd met het probleem van de mensenrechten. Stigmatisering en discriminatie zijn verschijnselen die zich overal ter wereld voordoen, ook in Europa, en die wij niet mogen veronachtzamen. De psychologische aspecten van HIV/aids en het daardoor veroorzaakte isolement moeten even vastberaden worden aangepakt. Als wij deze aspecten uit het oog verliezen, tasten wij de efficiëntie van de bovengenoemde inspanningen op het gebied van preventie en medische behandeling aan. Het HIV/aids-probleem mag geen taboe meer zijn. Het is zeer belangrijk dat dit openlijk wordt besproken en dat eindelijk een eind wordt gemaakt aan de sociale stigmatisering. Alleen op die manier kan de plaag efficiënt worden bestreden. Een open discussie moet een vast onderdeel zijn van de voorlichtingscampagne, die op haar beurt kan bijdragen aan optimale preventie. Wij moeten allen als instellingen van de Europese Unie, als Europees Parlement en Europese Commissie, maar vooral ook als lidstaten, de nieuwe, zorgwekkende toename van het HIV/aids-probleem onder ogen zien. Wij mogen de kop niet meer in het zand steken en doen alsof de plaag onder controle is of is ingedamd. Veeleer moeten wij onze inspanningen in de strijd net zolang opvoeren totdat zij echt doeltreffend zijn. Ik ben optimistisch dat wij daar allen tezamen in zullen slagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bowis (PPE-DE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne heeft vandaag onze debatten gedomineerd, en ook in Oekraïne sterven mensen, niet ten gevolge van de politieke crisis, maar vanwege de aids-crisis. Tien jaar geleden stonden in Oekraïne 183 mensen geregistreerd die HIV/aids hadden, vandaag de dag, in 2004, zijn dat er 68 000. Dat is de schaal van dit probleem in ons eigen werelddeel. Wereldwijd zijn bijna 40 miljoen mensen besmet met het HIV-virus en, zoals de commissaris zei, moeten we actie ondernemen om deze problemen te voorkomen en op te lossen.

De nadruk heeft dit jaar vooral gelegen op vrouwen en kinderen. Zoals de commissaris al heeft gezegd, bestaat de groep mensen die besmet is met HIV in de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara voor ongeveer 57 procent uit vrouwen, en is ruim 60 procent van de mensen met HIV tussen de 15 en 24 jaar oud. Het is van cruciaal belang om geschikte vaccins te vinden voor hen voordat zij seksueel actief worden.

Ook de cijfers die betrekking hebben op weeskinderen zijn ontstellend. Er zijn wereldwijd 15 miljoen wezen, waarvan 12,3 miljoen in de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara. In Nigeria zijn het er nu al 1,8 miljoen en rond 2010 zullen het er in Zuid-Afrika 1,5 miljoen zijn. En het gaat zo maar door.

We moeten maatregelen nemen langs de lijnen die in onze resolutie worden uitgezet; we moeten maatregelen nemen met betrekking tot HIV/aids en aandoeningen, stoornissen en ziekten als tuberculose, hepatitis C, psychische aandoeningen en depressie. Er moet meer palliatieve zorg komen voor diegenen die sterven aan aids, met name in de ontwikkelingslanden. We moeten medewerkers in de gezondheidszorg beschermen tegen de gevaren van aids-besmetting ten gevolge van verwondingen met naalden – zie ook de tentoonstelling in dit Parlement hier vandaag.

Ik verheug mij over de verklaring van de commissaris. Ik ben eveneens tevreden over het werk dat Pavel Telicka op dit vlak heeft verricht tijdens zijn termijn als commissaris. We verzoeken commissaris Kyprianou en zijn collega, commissaris Michel, met klem hun schouders eronder te zetten om de epidemie die Europa en de rest van de wereld bedreigt een halt toe te roepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Van Lancker (PSE), namens de fractie. – Voorzitter, ook ik zou de Commissie willen danken voor haar verklaring, hoewel ik hoop dat Commissaris Kyprianou binnenkort met meer nieuws, met meer harde feiten en met meer harde intenties van de Commissie naar hier kan komen. Ik zou vooral ook Human Aids willen danken voor het feit dat zij zich op World AIDS Day van dit jaar richt op vrouwen en meisjes en HIV/aids. Daar zijn goede redenen voor.

De cijfers zijn duidelijk. AIDS krijgt steeds meer een vrouwengezicht, het aantal vrouwen met HIV/aids stijgt angstaanjagend. Wie zijn die vrouwen dan? Zijn dat vrouwen met een zwaar risicogedrag, of zijn dat vrouwen die te veel seks hebben gehad met te veel partners? Helemaal niet. Het zijn meestal gewone, vaak jonge vrouwen, die erg kwetsbaar zijn vanwege hun geslacht. Ze zijn vaak getrouwd, ze zijn heel vaak trouw aan hun partners en het zijn moeders van kinderen. Het is misschien interessant om het Vaticaan er eens van op de hoogte te stellen dat 88 procent van de seropositieve Oegandese meisjes en vrouwen getrouwd zijn en geen andere partner hebben gehad dan de man waarmee ze leven. Die vrouwen zijn kwetsbaar vanwege de sociale ongelijkheid en een gebrek aan toegang tot onderwijs en gezondheid. Ook vanwege van het feit dat ze geen eigen inkomen hebben en vaak niet eens kunnen onderhandelen over hun eigen seksualiteit.

Voor die vrouwen is de ABC-preventiemethode - Abstinence, Being faithful and Condoms - absoluut niet genoeg. Voor een efficiënte strijd tegen aids is meer nodig dan alleen maar ABC. We hebben het hele alfabet nodig. Ik zou er om te beginnen alvast de letter M van microbiciden aan willen toevoegen en de letter V van vaccins, want dat opent veelbelovende perspectieven voor vrouwen, die dan misschien eindelijk controle kunnen krijgen over hun eigen preventiemethode. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de Europese Unie meer gaat investeren in onderzoek en ontwikkeling rond deze nieuwe producten. De E ook van empowerment, want zonder versterking van de rechten van de vrouw en zonder bestrijding van geweld tegen vrouwen is de strijd tegen aids gewoon absoluut onmogelijk.

Mijnheer de Commissaris, ik kijk dan ook met heel veel verwachting uit naar het globale actieplan dat de Commissie ons in de lente van 2005 zal presenteren, want een globale aanpak is inderdaad wat we nodig hebben. Het volstaat natuurlijk niet dat goedwillende Commissarissen, zoals uzelf of Commissaris Michel, zich inzetten in de strijd tegen aids. Het moet ook de zaak zijn van de Commissarissen voor gelijke kansen, buitenlandse handel, justitie en uiteraard ook van die van begroting. Ik hoop dat de Europese Unie het voortouw zal blijven nemen, om meer financiële middelen te mobiliseren voor de strijd tegen HIV/aids, maar ook om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren op basis van een samenhangend meerjarenplan. Ik vind het jammer dat het Nederlandse voorzitterschap niet aanwezig is, want ik zou toch een hommage willen brengen aan de dappere manier waarop het Nederlandse voorzitterschap dit thema aan de orde heeft gesteld. Ik vind ook dat Europa meer moet doen om de financiële engagementen te verhogen. Wij moeten tegen 2008, denk ik, onze financiële engagementen kunnen verdrievoudigen.

Dan een laatste woord. Essentieel lijkt mij bij de opstelling van een dergelijk globaal plan dat vrouwen er persoonlijk bij worden betrokken. Vooral vrouwen en meisjes die leven met HIV/aids, want dat zijn niet alleen slachtoffers van HIV/aids, het zijn ook onmisbare partners bij het uitwerken van een goed beleid. Ik hoop dan ook dat de Europese Commissie hen zal opnemen in haar stakeholders-platform voor de opstelling van dat globale plan.

 
  
MPphoto
 
 

  Krahmer (ALDE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, in de wereld tikt een tijdbom: die van de verspreiding van aids. Sinds enkele jaren is er ook in Europa weer sprake van een zorgwekkende stijging in het aantal nieuw geïnfecteerden. Vooral in Oost-Europa, zowel in de nieuwe lidstaten als Rusland, grijpt de epidemie om zich heen.

Het grootste deel van de nieuw geïnfecteerden bestaat uit jonge mensen tussen de 15 en 25 jaar, merendeels vrouwen. Er is een nieuwe zorgeloosheid geslopen in de omgang met HIV en aids sinds nieuwe medicamenten en behandelingsmethoden de situatie van HIV-patiënten hebben verbeterd. Hierdoor is de angst voor het virus afgenomen en is onbezonnenheid tot gewoonte geworden. Deze onbezonnenheid is dodelijk! De beste bescherming tegen HIV zijn condooms, waarvan het gebruik door alle delen van de maatschappij moet worden ondersteund en bevorderd. Ook seksuele onthouding voorkomt aids, natuurlijk, maar de keuze voor onthouding of condooms moet aan de mensen zelf worden overgelaten.

Moralistische oproepen helpen niet de uitbreiding van het virus te stoppen. In plaats daarvan moet er worden geappelleerd aan de verantwoordelijkheid van het individu tegenover zichzelf en anderen. Iedere man en vrouw moet zelfstandig en vrij kunnen beslissen en het is de taak van de politiek om de randvoorwaarden hiervoor te scheppen.

Voorlichting zonder taboes en toegang tot condooms in met name scholen en voor jongeren zijn de belangrijkste pijlers van preventie. Ik ben blij dat commissaris Kyprianou daar bijzondere waarde aan hecht.

In veel Afrikaanse en Aziatische landen raken hele gebieden ontvolkt als gevolg van aids. Een voorbeeld is Zuid-Afrika. Meer dan de helft van de bevolking is met het virus besmet. Dat is niet alleen een menselijke, maar ook een economische catastrofe. Ik wil in dit verband een beroep doen op de verantwoordelijkheid van de EU-lidstaten, waarbij ik hen wijs op hun reeds van kracht zijnde verplichtingen. Wij juichen toe dat bijvoorbeeld Groot-Brittannië, Zweden en Nederland financieel meer bijdragen aan de internationale fondsen dan waartoe zij verplicht zijn. Het is betreurenswaardig dat enkele EU-lidstaten hun verplichtingen niet of slechts gedeeltelijk zijn nagekomen. Aids is een van de mondiale uitdagingen van de 21e eeuw. Het is in de allereerste plaats een taak van de westerse samenlevingen deze epidemie een halt toe te roepen. In de westerse samenlevingen moet er zonder taboes worden gesproken over nieuwe preventiemethoden. Vooral de samenlevingen in Afrika en Azië zijn aangewezen op hulp van buiten, op hulp van ons.

 
  
MPphoto
 
 

  Schlyter (Verts/ALE), namens de fractie. – (SV) Ik wil de Commissie bedanken voor haar verstandige verklaring. Miljoenen mensen op het zuidelijk halfrond lijden aan HIV/aids, en als ze door HIV verzwakt zijn, worden vaak ze het slachtoffer van andere ziekten, zoals malaria en tuberculose. Miljoenen kinderen die hun ouders verloren hebben, sloven zich af om het benodigde voedsel te verbouwen. Velen van hen hebben geen toegang tot medicijnen en bijna geen van hen heeft medicijnen die voor kinderen zijn aangepast.

Uitzonderingen op de TRIPS-overeenkomst maken export van generische geneesmiddelen mogelijk, maar de EU-landen zijn traag met het implementeren van deze uitzonderingen, een traagheid die menselijk lijden tot gevolg heeft, en die dat lijden en het aantal sterfgevallen met de dag groter maakt.

Nu hebben de Commissie en de Raad de kans om te laten zien dat er een eind komt aan dit wachten. Een betere toegang tot medicijnen moet echter samengaan met meer kennis over HIV en met meer voorlichting over de ziekte, plus een ambitieus hulpbeleid en een rechtvaardige handel, zodat de betrokken landen geld hebben voor een economische groei die de handel tot ontwikkeling brengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnoletto (GUE/NGL), namens de fractie. - (IT) Het scenario dat hier geschetst is, is niet iets dat uitsluitend afhankelijk is van een natuurramp, maar veeleer een dramatische synthese van de agressiviteit van het virus en het ongebreideld winstbejag van bekrompen potentaten zoals de farmaceutische multinationals.

Op dit moment heeft 95 procent van de seropositieve bevolking van de wereld geen toegang tot behandeling, en deze situatie zal vanaf 1 januari 2005 snel uit de hand lopen als de geldigheidsduur van de afwijking van artikel 31 van de TRIPS-overeenkomst verstrijkt. Dan zullen India, met zijn miljard inwoners, en andere ontwikkelingslanden niet meer in staat zijn de geneesmiddelen zelf te produceren. Nu al mogen de landen die deze geneesmiddelen produceren, ze niet verkopen aan andere ontwikkelingslanden en de Afrikaanse landen.

Daarom mag de Europese Unie zich niet beperken tot woorden en principeverklaringen, maar moet zij zich in eerste instantie inzetten voor een nieuwe afwijking van de TRIPS-overeenkomst, in afwachting van een totale wijziging daarvan. Dit is echter niet het enige. De Europese Unie moet zich eveneens verzetten tegen de praktijk van de VS om via bilaterale overeenkomsten de ontwikkelingslanden te chanteren en hen aldus te beletten gebruik te maken van het in de verklaringen van Doha beklonken recht om generieke geneesmiddelen te gebruiken of in te voeren.

Er moet steun worden gegeven aan het Wereldfonds voor de strijd tegen aids via een verhoging van de daarvoor bestemde financiële middelen. Ik stel voor dat de Europese Unie haar bijdrage optrekt tot een miljard euro en dat alle landen, ook Italië, de aangegane verbintenissen nakomen. Volgens Fortune is het gemiddelde salaris van de negen topmanagers, wereldwijd, van de farmaceutische ondernemingen 42 miljoen dollar per jaar. Daartegenover staan tientallen miljoenen mensen, die sterven en geen toegang hebben tot behandeling.

Gezien deze onrechtvaardigheden moeten wij een eind maken aan elke vorm van zedenpreken. Wij moeten eraan herinneren dat condooms nuttig zijn. Ze zijn een gezondheidsmiddel en moeten absoluut gratis gedistribueerd worden. Ze zijn een van de noodzakelijke middelen om over het virus te kunnen zegevieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Belohorská (NI). (SK) Mijnheer de commissaris, vandaag is het Wereldaidsdag en uw verklaring over dit onderwerp was, naar mijn mening, zeer goed, maar nog altijd slechts een verklaring. Ik hoop dat zij gevolgd zal worden door praktische maatregelen van uw kant die de situatie zullen helpen verbeteren. De Wereldaidsdag van vandaag maant ons tot bewustzijn met betrekking tot het soort beslissingen dat wij als politici moeten nemen. Aids is een ziekte die zich verspreidt zonder zich iets aan te trekken van grenzen en daarom is het besluit van vandaag dat gezondheid een zaak van individuele staten dient te zijn geen goed besluit. Aids is onzichtbaar, onmerkbaar, onvoelbaar. Het is een ziekte die grenzen passeert en geen acht slaat op douanepersoneel; een ziekte die begon onder risicogroepen – homoseksuelen, vervolgens hemofiliepatiënten, toen bloeddonoren en drugsverslaafden. Nu zien we dat ook een groot aantal vrouwen geïnfecteerd is. Wat echter nog niet gezegd is, is dat 5 tot 5,5 miljoen van de 40 miljoen geïnfecteerden kinderen en jongeren zijn. Dit zijn alarmerende cijfers. Er is vandaag reeds gezegd dat de ziekte wordt overgedragen via seksueel contact. Ik heb het echter over liefde. Misschien is dat de reden dat vrouwen zo vaak het slachtoffer worden. Bij deze gelegenheid wil ik ook een groep mensen noemen die vandaag nog niet eerder genoemd is. Dit zijn de medewerkers in de gezondheidszorg, mensen die klaarstaan voor anderen en bereid zijn hun leven op het spel te zetten. Het zijn vrijwilligers. Beseffen wij echter dat deze medewerkers waarschijnlijk de eerste slachtoffers zullen worden van de gezondheidshervormingen die in de Europese Unie worden voorbereid? Dit is een wel erg armzalige manier om hen te bedanken voor hun werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Seeber (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, geachte dames en heren, ik wil de Europese Commissie bedanken voor haar strategisch kader van oktober 2003 en het actieprogramma voor volgend jaar dat binnen dat kader in het vooruitzicht wordt gesteld. Het is een actieprogramma dat tevens voorziet in concrete en doelgerichte maatregelen. De Gemeenschap levert circa 18 procent van alle middelen en is daarmee de op een na grootste donor van het mondiale aids-fonds. Toch stellen we vast dat het aantal nieuw geïnfecteerden zowel in de Gemeenschap als in landen daarbuiten zeer sterk toeneemt. Commissaris Kyprianou heeft in een perscommuniqué verklaard dat vele nieuw geïnfecteerde jongeren niet op de hoogte waren van de eerste aids-campagne. Dat is zeker waar. We moeten echter ook bedenken dat vele jongeren gewoon verkeerd zijn ingelicht en dat aids tegenwoordig als een behandelbare ziekte wordt bestempeld. Ook de farmaceutische industrie draagt het hare hieraan bij door het beeld te schetsen van een overwonnen epidemie. Het is echter een feit dat de beschikbare antiretrovirale medicamenten enorme bijwerkingen hebben en dat er van een normaal leven natuurlijk geen sprake meer kan zijn.

Er moet vanzelfsprekend ook rekening worden gehouden met de hoge therapiekosten, die kunnen oplopen van 7 000 tot 12 000 euro per jaar – kosten die een zware druk leggen op de gezondheidszorgbegroting van een land. Daarom pleit ik voor concrete inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling om te komen tot de productie van betere en vooral goedkopere geneesmiddelen, eventueel ook met behulp van generieke medicijnen, die ten goede kunnen komen aan bredere lagen van de bevolking. Ik vind het vooral zorgwekkend dat jongeren zich zo weinig bewust zijn van het probleem. Op de vraag waarom ze zo luchtig omgaan met deze ziekte stellen ze de wedervraag: “voor wat voor leven zou ik me moeten beschermen?”

Daarom denk ik dat ook het plan waaraan de Commissie werkt een holistische aanpak vergt, waarbij met name voorlichting en eventueel ook zingeving wordt betrokken bij de algehele problematiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Van den Berg (PSE). – Voorzitter, 40 miljoen mensen lijden aan aids. Daarvan woont 70 procent in Afrika. De millenniumdoelstellingen zijn een centraal streven om geconcentreerd aan basisgezondheidszorg ter plaatse te werken. Europa geeft van zijn budget voor ontwikkelingssamenwerking een te beperkt deel uit aan basisgezondheidszorg, die moet zijn gekoppeld aan goede voeding, toegang tot schoon drinkwater en basisonderwijs. Commissaris Michel heeft gezegd dat hij met een nieuwe mededeling zal komen waarin de prioriteiten van Europa op het punt van de ontwikkelingssamenwerking worden vastgelegd. Mijnheer de Commissaris, zorg dat de woorden die u net sprak ook daadwerkelijk tot uitdrukking komen in die nieuwe mededeling!

Volgens de VN dreigen 45 miljoen mensen besmet te raken. Hiervan zouden we 27 miljoen gevallen kunnen voorkomen met behulp van een gerichte campagne. We hebben wereldwijd heel veel ervaring met dat soort campagnes. Het vergt echter een enorme inzet en op dat punt moeten we onze actie dus geconcentreerd voeren.

Wij hier in Europa, het is eerder gezegd, kunnen bevorderen dat onze lidstaten tegen de farmaceutische industrie zeggen: jullie mogen goedkope producten maken. Tegen de ontwikkelingslanden kunnen we zeggen: wij zorgen voor een waiver, waardoor de TRIPS-akkoorden jullie niet verhinderen te produceren op de goedkope markt.

Tot slot, Voorzitter, sprak het Vaticaan dezer dagen bij monde van Javier Cardinal Lozano Barragán, voorzitter van de Pauselijke Raad voor het pastoraat in de gezondheidszorg, over immuniteit, moreel tekort en pathologie van de geest als oorzaken van aids die bestreden moeten worden met correcte seksuele praktijken. Ik denk dat dit een discriminerende en stigmatiserende opmerking is en dat Commissaris Kyprianou terecht heeft gezegd dat wij aids-patiënten zo niet mogen stigmatiseren. Ik ben blij dat de Commissaris het Vaticaan daarmee in wezen een duidelijk antwoord heeft gegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Andria (ALDE). - (IT) Het rapport van de UNAIDS over de ontwikkeling van de epidemie is dit jaar nog zorgwekkender dan andere jaren. De verwachtingen met betrekking tot het gebied ten zuiden van de Sahara en zijn overlevingskansen in de nieuwe eeuw zijn uiterst somber. Dit drama komt bovenop andere, even grote menselijke drama’s, zoals de uitbuiting van de prostitutie van volwassenen en minderjarigen, drugsverslaving, het ontbreken van minimale gezondheidsomstandigheden, het uiteenvallen van de gezinnen en het stijgend aantal weeskinderen, afgezien nog van het hoge sterftecijfer onder kinderen. Niet minder dan 500 000 kinderen sterven per jaar in de wereld aan aids, oftewel 1 300 kinderen per dag.

Daarom moeten alle leden van het Europees Parlement, ongeacht hun partij of nationaliteit, met één stem spreken en een krachtig appel richten tot de lidstaten van de Europese Unie, opdat zij - om te beginnen mijn land, Italië - de tot nu toe ondernomen inspanningen niet tenietdoen, maar steun blijven geven aan het werk van het Wereldfonds voor de strijd tegen aids, tuberculose en malaria.

Wij mogen de strijd tegen aids niet op een te beperkte leest schoeien. Wij mogen niet vergeten dat dit virus niet alleen seksueel overdraagbaar is maar zich ook op andere manieren kan verspreiden: via besmette injectienaalden, via borstvoeding of door gebrek aan voldoende medische controle. Wij mogen evenmin vergeten dat condooms slechts een middel zijn om de overdracht te beteugelen; hun nut staat buiten kijf maar ze kunnen slechts beteugelen, niet voorkomen.

Als men deze ziekte echt wil bestrijden, moet men de sociale, economische en ethische wortels daarvan aanpakken, door te zorgen voor meer welvaart, meer preventie en meer behandelingsmogelijkheden in de sterkst getroffen landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aubert (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, wat betreft de tragische situatie in bepaalde zuidelijke landen zijn er twee punten die ik graag wil benadrukken. Allereerst moeten wij onze aandacht niet enkel en alleen focussen op het belangrijke vraagstuk van de medicijnen of een toekomstig vaccin, maar ook op het herstel of de oprichting van de lokale diensten op het gebied van basisgezondheidszorg, diensten waarbij de afstand tot de bevolking zo klein mogelijk is. Deze diensten hebben de afgelopen jaren helaas ernstig te lijden gehad onder de structurele aanpassingsplannen die in deze landen, en bovenal in Afrika, zijn doorgevoerd. Wij moeten ook onze volledige steun geven aan de lokale initiatieven vanuit het maatschappelijk middenveld en aan netwerken ter plaatse van lokale autoriteiten en afgevaardigden, verenigingen, verzorgenden en bemiddelaars uit de betreffende samenlevingen, die met hun optreden tegen aids goede resultaten behalen.

Ten tweede is het groeiende infectiecijfer onder vrouwen niet alleen te wijten aan hun kwetsbare aard of aan een noodlottig toeval. Het is ook te wijten aan allerhande – met name seksuele – gewelddadigheden tegen vrouwen in vele gebieden ter wereld, alsmede aan het feit dat zij hardnekkig gediscrimineerd worden. Deze gewelddadigheden hebben niets te maken met culturele bijzonderheden, zoals soms abusievelijk wordt gesteld. In tegendeel, ze moeten worden benoemd en als zodanig worden bestreden. Uit deze twee aspecten blijkt dus hoe aids evenzeer een sociaal probleem als een medisch probleem is. Laten we dat niet vergeten.

 
  
MPphoto
 
 

  Wijkman (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik herinner me nog goed dat de HIV-epidemie zich begon te ontwikkelen in de jaren tachtig. Reeds in die tijd waren er prognoses die zeiden dat de verspreiding van de epidemie zo ernstig kon worden als op dit moment in delen van de wereld het geval is, speciaal in Afrika.

Die prognoses werden destijds echter afgedaan als je reinste ondergangsprofetieën. Het gevolg was dat de wereld lang –- te lang – de ogen sloot voor de ernst van de epidemie en te weinig deed aan het ontwikkelen van effectieve programma’s voor preventie, inclusief raadgeving over voorbehoedsmiddelen, aan uitbreiding van de ziekenzorg en aan steun voor onderzoek naar effectieve medicijnen en een effectief vaccin.

Nu is de wereld eindelijk ontwaakt, maar de inspanningen voor preventie zijn nog steeds onvoldoende. Als we ons niet meer inspannen dan we nu doen om spreiding te voorkomen, zal de epidemie volgens deskundigen haar biologische culminatiepunt niet voor 2060 bereiken. Ik durf er niet aan te denken wat de gevolgen daarvan zouden zijn in termen van menselijk lijden en van een economische en sociale crisis.

Laten we deze resolutie beschouwen als een krachtige oproep aan de machthebbers, en speciaal aan de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten, om in de toekomst nog meer prioriteit te geven aan de bestrijding van deze epidemie. Dat vereist dat wij aanzienlijk meer middelen reserveren, zowel voor ons eigen HIV-programma als voor het Wereldaidsfonds. Doen wij dat niet, dan zullen de gevolgen rampzalig zijn, zowel uit humanitair, economisch en sociaal oogpunt als uit een oogpunt van veiligheid en stabiliteit.

De Commissie heeft zich de laatste jaren uit alle macht ingespannen in haar strategie voor HIV-bestrijding, maar net als de heer Bowis en mevrouw Van Lancker vind ik dat we de zaak in de toekomst veel ambitieuzer moeten aanpakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Valenciano Martínez-Orozco (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, op deze Wereldaidsdag wil ik allereerst, net zoals andere sprekers voor mij hebben gedaan, de instellingen attenderen op het meest dramatische aspect van deze tragedie: de toename van het aantal aids-gevallen onder meisjes en vrouwen. Dat is niet alleen in overeenstemming met mijn persoonlijke politieke betrokkenheid bij vrouwenvraagstukken, maar ik wil er ook mee benadrukken dat het probleem een enorme omvang heeft, in menselijke zin, in termen van ontwikkeling en met het oog op de toekomst van de wereld.

De helft van de veertig miljoen mensen die met het virus besmet zijn, zijn meisjes en vrouwen. Hun aantal neemt in vrijwel alle regio’s toe. In de landen ten zuiden van de Sahara vertegenwoordigen zij maar liefst 57 procent van het aantal gevallen. Voor de geïndustrialiseerde landen zal ik mij tot één voorbeeld beperken. In de Verenigde Staten is 25 procent van de vrouwen van Latijns-Amerikaanse of Afro-Amerikaanse afkomst. Die vrouwen vertegenwoordigen echter 80 procent van het aantal aids-gevallen.

Vervrouwelijking van aids is de zoveelste vorm, de ultieme vorm van geweld tegen vrouwen. Wij zijn er vooralsnog niet in geslaagd om vrouwen van de nodige middelen te voorzien om zich tegen deze ziekte te beschermen. Ik denk daarbij aan elementaire zaken zoals seksuele voorlichting, bescherming van de reproductieve gezondheidsrechten en informatie over maatregelen om besmetting te voorkomen. De maatschappelijke normen op grond waarvan meisjes en jonge vrouwen in onwetendheid worden gelaten over seksualiteit en seksueel geweld binnen en buiten het huwelijk niet strafbaar wordt gesteld, vermenigvuldigen het risico op uitbreiding van de besmetting.

De socialistische fractie feliciteert de Commissie met de prioritaire rol die zij aan het onderwijs toekent in haar beleid ter bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten.

Ten tweede wil ik hier een aanklacht indienen, mijnheer de Voorzitter. Ik zie mij genoodzaakt de katholieke hiërarchie aan de kaak te stellen aangezien die zich met betrekking tot aids-bestrijding schuldig maakt aan nalatigheid. Ter gelegenheid van de Wereldaidsdag die vandaag wordt gehouden, veroordeelt het Vaticaan de ziekte als een spirituele ziekte, die wordt bestempeld als "moreel immunodeficiëntiesyndroom". Deze houding brengt de katholieke kerk vanuit zowel ethisch als technisch oogpunt in diskrediet. Bij monde van de secretaris van de Spaanse bisschoppenconferentie - Spanje is van alle lidstaten het land met de grootste stijging van het aantal besmettingen -, probeert ze de wereldwijde campagne voor aids-bestrijding met politieke middelen te ondermijnen door de veiligheid van voorbehoedsmiddelen in twijfel te trekken en kuisheid en trouw als preventiemethode aan te bevelen.

Ik zou aan deze uitspraken geen woorden vuil maken, ware het niet dat miljoenen mensen, ook kinderen, sterven aan aids; ware het niet dat seksueel geweld, dat geen ruimte laat voor kuisheid, in vele gemeenschappen in Afrika en Azië een dagelijkse realiteit is; ware het niet dat er 15 miljoen aids-weeskinderen zijn; ware het niet dat het hier gaat om een regelrechte aanslag op de seksuele en reproductieve vrijheid van de mens; kortom, dat het hier gaat om een grove schending van de mensenrechten en een ware genocide.

Dit is een zaak van leven of dood. Wij vragen ons af of de bisschoppenconferentie dat begrepen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Karas (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, staat u mij toe collega Seeber van harte te feliciteren met zijn maidenspeech in het Europees Parlement. Het huidige debat maakt weer eens duidelijk dat we het analytisch gezien bij het rechte eind hebben, de cijfers dramatisch zijn en de intentieverklaringen steun ondervinden, maar dat tegelijkertijd de maatregelen tekortschieten, er geen trendbreuk is bereikt is en het drama niets aan betekenis inboet.

Ik kan alles wat gezegd is, alleen maar beamen. Aids is een ziekte van onze tijd, een spiegel van verkeerde ontwikkelingen in onze samenleving. Bij aids gaat het niet enkel om oproepen als: doe het anders, doe het niet en neem je verantwoordelijkheid! Er is duidelijk gebleken dat aids samenhangt met armoede. Aids-slachtoffers zijn overwegend mensen die honger lijden en van minder dan een dollar per dag moeten leven. Aids is vandaag de dag een ziekte die vooral de zwakkeren treft, kinderen, jongeren en vrouwen. Aids is ook een uiting van gebrekkige preventie, een tekortschietende opvoeding, onvoldoende seksuele voorlichting, gebrek aan werk, van onbalans in de wereld. En daarom is er ook niet één oplossing of één behandeling. Preventie moet het aanknopingspunt zijn en daarom is het van belang dat we aids beschouwen als onderdeel van het gezondheids- en ontwikkelingsbeleid, het onderwijs-, gezins- en werkgelegenheidsbeleid en de algehele visie op onze verantwoordelijkheid.

Ik pleit ervoor invulling te geven aan deze mondiale verantwoordelijkheid en ervoor te zorgen dat wij bij het onderzoek naar de oplossing van het aids-probleem de nummer één van de wereld worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Segelström (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, vandaag schenkt het Europees Parlement aandacht aan de Wereldaidsdag. Het is van belang dat wij de getroffenen onze volledige steun geven en dat wij ons deel van de verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid uiterst serieus nemen.

Voor her eerst sinds de ontdekking van HIV/aids worden nu meer vrouwen dan mannen besmet. In bepaalde gebieden staan jonge vrouwen tot tweeënhalf keer zo vaak aan besmetting bloot als hun mannelijke leeftijdgenoten. In bepaalde landen is bijna 60 procent van de besmette personen vrouw. Veel vrouwen en meisjes zijn vooral kwetsbaar voor besmetting door het riskante gedrag van anderen – dat wil zeggen mannen – en door de wereldwijd toegepaste ongelijke behandeling van mannen en vrouwen qua visie op seksualiteit en seksuele rechten.

De gevolgen van de HIV/aids-epidemie zijn veel groter voor vrouwen en kinderen dan voor mannen en jongens. Het VN-orgaan UNAIDS heeft daarom dit jaar gekozen voor het thema “Vrouwen, meisjes, HIV en aids”. Als familieleden ziek worden of overlijden, zijn het vooral de vrouwen en meisjes die voor hun eigen familie moeten zorgen. Als de ziekenzorgsystemen ten gevolge van HIV/aids overbelast raken of instorten, zijn het de vrouwen en meisjes die dat moeten compenseren door meer verzorging en aandacht bij hen thuis. De vrouwen krijgen ook niet dezelfde toegang tot zorg of ziekteremmende medicijnen als mannen. Oude, traditionele standpunten, zoals dat mannen recht hebben op seks, leiden er eveneens toe dat veel gehuwde vrouwen zich niet kunnen beschermen tegen een besmetting die hun mannen meebrengen nadat ze ontrouw zijn geweest.

Het is dan ook schandalig dat het Vaticaan vandaag in de krant El País aids een morele immuunziekte noemt. Ik vind deze beschuldiging van zieken zowel onmenselijk als onchristelijk. Gelijke rechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten moeten gemeenschappelijke doelen zijn voor alle landen van de wereld, en vooral een verantwoordelijkheid voor alle mannen. De onderhandelingspositie van vrouwen op het punt van condoomgebruik moet versterkt worden, en vrouwen moeten over de hele linie sterkere rechten en betere levensomstandigheden krijgen.

We zijn vandaag allen verliezers, maar in Zweden begint men nu een nieuw HIV-medicijn te testen. Als dat werkt, wordt het een wereldsensatie. Een preventief medicijn is zeker iets waar wij allen van dromen, dus laten we hopen op een positief resultaat.

(Applaus vanuit verschillende banken)

 
  
MPphoto
 
 

  Kyprianou, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb aandachtig geluisterd naar de vraagstukken en meningen die tijdens dit debat naar voren zijn gebracht. Ik moet zeggen dat het mij werkelijk voldoening schenkt en bemoedigt te horen dat de geachte afgevaardigden niet alleen mijn grote ongerustheid over het HIV/aids-vraagstuk delen, maar het ook roerend met mij eens zijn dat wij op efficiënte wijze moeten bijdragen aan de verlichting van de zeer ernstige gevolgen van de epidemie in zowel de Europese Unie als daarbuiten. Wij moeten allen doordrongen zijn van de ernst van dit probleem.

Staat u mij echter toe kort commentaar te geven op enkele punten die door de geachte afgevaardigden aan de orde zijn gesteld. Ten eerste wil ik nogmaals, bij wijze van samenvatting, herhalen dat dit vraagstuk ons allen aangaat. De geachte afgevaardigden zeiden het al: dit probleem beperkt zich niet tot enkel de gevoelige groepen, maar gaat ons allen aan. Het is de gezinnen binnengedrongen en treft ook talloze kinderen, niet alleen in de derde wereld maar ook in de Europese Unie. Ik kan u verzekeren dat heel de Europese Commissie, dat alle collega’s hier uitermate gevoelig voor zijn. Wij delen de zorgen en hebben dezelfde doelstellingen. Ik kan u verzekeren dat er een volledige coördinatie zal plaatsvinden met alle collega’s bij de bestrijding van dit probleem, bij de planning en verwezenlijking van programma’s op dit gebied.

Wat het onderzoeksvraagstuk betreft wilde ik u eraan herinneren dat met name wat het vaccin betreft, via het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, het onderzoek naar het HIV-vaccin een prioriteit heeft gekregen. Naar verwachting zal het bedrag voor onderzoek naar het HIV-vaccin oplopen tot 130 miljoen euro. Wat de geneesmiddelen betreft ben ik, nogmaals, het er volledig mee eens dat eenieder die door de ziekte is getroffen, toegang moet hebben tot goedkope geneesmiddelen. Dit geldt met name voor de arme landen en de arme bevolkingsgroepen die de hoge behandelingskosten niet kunnen opbrengen. Ik wilde u er tevens aan herinneren dat - zoals ook in uw ontwerpresolutie staat - de Commissie recentelijk een voorstel heeft goedgekeurd waarmee het verplicht wordt om een vergunning te verstrekken voor uitvoer van geneesmiddelen naar landen die daar behoefte aan hebben. Dit voorstel bevindt zich momenteel in de medebeslissingfase en ik hoop - en verwacht, te oordelen naar hetgeen in het verleden is gebeurd met gevoelige vraagstukken - dat dit snel zal worden behandeld en het voorstel zo spoedig mogelijk kan worden aangenomen. Dan zal dankzij dit voorstel toegang tot goedkope geneesmiddelen mogelijk worden.

Ik moet er echter nogmaals op wijzen dat er zo snel mogelijk een einde moet komen aan de sociale stigmatisering. Een van de grootste problemen waarmee wij bij de strijd tegen de verspreiding van deze ziekte zijn geconfronteerd, is juist het feit dat degenen die onder de ziekte lijden of met het virus besmet zijn, het zelf niet weten. Door de druk die op hen wordt uitgeoefend, en uit angst voor eventuele stigmatisering, onderwerpen zij zich niet aan de noodzakelijke tests, en op die manier geven zij de ziekte door aan hun gezinsleden. De klemtoon moet worden gelegd op voorlichting, evenals op het feit dat een ziekte nooit een reden mag zijn tot sociale stigmatisering, maar bestreden moet worden als alle andere epidemieën.

Tot slot wil ik u nogmaals verzekeren dat de Europese Commissie zich geheel inzet voor de bestrijding van deze plaag. Ik verheug mij over uw actieve belangstelling en wil het Parlement namens de Europese Commissie hiervoor van harte bedanken. Wij rekenen erop dat wij in deze strijd elkaars bondgenoten zullen zijn en daadwerkelijk zullen samenwerken bij een efficiënte aanpak van dit probleem. Wij mogen onze aandacht geen minuut laten verslappen. Wij moeten onze intensieve inspanningen onverminderd voortzetten, en met dezelfde inzet proberen de verspreiding van deze ziekte te belemmeren en een halt toe te roepen. Tegelijkertijd moeten wij de door de ziekte getroffen personen verlichting brengen en helpen bij de behandeling. Ik kijk met belangstelling uit naar een opbouwende dialoog tussen de Commissie en het Parlement bij het streven naar onze gemeenschappelijke doelstellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter. Ter afsluiting van het debat heb ik vijf ontwerpresoluties ontvangen.(1)

De stemming vindt morgen plaats.

SCHRIFTELIJKE VERKLARING (Artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Szymański (UEN). – (PL) De strijd tegen aids moet alle mensen van goede wil verenigen. Helaas sluit de in de gezamenlijke ontwerpresolutie voorgestelde strategie, gebaseerd op de "seksuele en reproductieve rechten", miljoenen mensen in Europa en overal ter wereld uit. Miljoenen mensen overal ter wereld geloven immers niet in de gunstige gevolgen van de bevordering van abortus en anticonceptie of van seksuele voorlichting aan steeds jongere kinderen, en dit tegen de rechten van ouders in, die niet op de hoogste gesteld of geraadpleegd worden.

Terecht hebben veel mensen in Europa hier morele bezwaren tegen. Bovendien is er geen bewijs dat er een verband zou bestaan tussen de bevordering van de zogenaamde reproductieve rechten en een daling van het aantal aids-besmettingen. Integendeel, in sommige Afrikaanse landen, bijvoorbeeld Oeganda, heeft men het aantal nieuwe besmettingen aanmerkelijk weten terug te dringen, niet door de bevordering van het gebruik van condooms, maar door de bevordering van abstinentie en verantwoordelijker seksueel gedrag.

Vanwege de opdringerige aanprijzing van de "reproductieve rechten" kan ik niet voor deze resolutie stemmen.

 
  

(1) Zie notulen.


15. Paspoorten van EU-burgers
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is verslag van de heer Coelho (A6-0028/2004), namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in paspoorten van EU-burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Frattini, Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik u zeer hartelijk bedanken voor de mogelijkheid die mij geboden wordt om mijn standpunten te geven over het verslag en de amendementen op dit belangrijke voorstel voor een verordening. Verder zou ik graag uw rapporteur, de heer Coelho, willen feliciteren met zijn waardevolle bijdrage aan dit debat.

Alvorens mijn opmerkingen te maken, wil ik graag de achtergrond van het voorstel van de Commissie in herinnering roepen. De primaire doelstelling van de lidstaten was niet alleen om de kwaliteit van bepaalde documenten te verbeteren, maar ook om een betrouwbare koppeling te bewerkstelligen tussen de houder van het document en de identiteitspapieren zelf. Het doel van deze benadering was om de gevaarlijke tendens tegen te gaan die bestaat uit het produceren van valse documenten die gebruikt worden om het grondgebied van de EU illegaal binnen te komen. Deze benadering werd in juni 2003 bekrachtigd tijdens de Europese Raad van Thessaloniki.

In september 2003 heeft de Commissie twee voorstellen gepresenteerd waarin biometrische gegevens geïntroduceerd werden in het uniforme model voor visa en verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. Op 18 februari 2004 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een verordening inzake gemeenschappelijke normen en biometrische gegevens in paspoorten van EU-burgers, aangezien we ervan overtuigd waren dat we niet alleen documenten die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen moesten beveiligen. Anders konden malafide buitenlanders de minder veilige Europese paspoorten immers wel eens gaan misbruiken. In haar voorstel over biometrische gegevens in paspoorten, voorzag de Commissie één verplicht biometrisch identificatiemiddel, de digitale foto, en liet zij het tweede biometrische identificatiemiddel, vingerafdrukken, optioneel. Bij het opstellen van het voorstel over paspoorten was de Commissie zich volledig bewust van de gevoeligheid van deze kwestie.

Aan de ene kant moet de EU maatregelen voorstellen die de lidstaten in staat stellen de veiligheid en bescherming van hun burgers te vergroten; aan de andere kant moet de Commissie zorgen op het terrein van gegevensbescherming en privacy zorgvuldig afwegen. Tijdens de zitting van de Raad van 25 oktober 2004 werd wederom gesproken over de vragen of het tweede biometrische gegeven, de vingerafdruk, op verplichte wijze geïntegreerd moest worden, en wat de termijnen voor de tenuitvoerlegging van de verordening moesten worden. De ministers kwamen tot de unanieme politieke overeenstemming dat het eerste biometrische element, de gezichtsafbeelding, ten minste binnen achttien maanden moet worden ingevoerd en dat ook het tweede biometrische element verplicht ingevoerd moet worden, ten hoogste 36 maanden na de goedkeuring van de technische specificaties.

Dit politieke besluit kan de lidstaten helpen identiteitspapieren te verstrekken waarmee een betrouwbare en rechtstreekse koppeling met alle andere documenten kan worden gelegd. Tegen deze achtergrond is het belangrijk te onderstrepen dat de twee biometrische elementen, de digitale foto en de vingerafdrukken, gebruikt dienen te worden om de productie van valse documenten te bestrijden, en dus niet om zich te mengen in de privé-levens van EU-burgers.

Wat het tijdschema betreft, heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 26 maart over het terrorisme het einde van 2004 vastgesteld als de datum voor de goedkeuring van de voorstellen en de technische specificaties. Wij proberen deze ontwikkelingen actief te bevorderen. Ons technische comité is direct begonnen met zijn voorbereidende werkzaamheden ten aanzien van de technische aspecten die betrekking hebben op de integratie van het biometrische identificatiemiddel in visa en verblijfsvergunningen. Ook de metingen voor het paspoort zijn inmiddels voltooid.

De Commissie moet de technische specificaties goedkeuren via de comitologieprocedure, nadat de Raad de verordening, die de rechtsgrondslag voor de specificaties vormt, heeft aangenomen.

 
  
  

(FR) Mijnheer de Voorzitter, de negentien amendementen die de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft voorgesteld, betreffen met name vraagstukken met betrekking tot de gegevensbescherming. Deze amendementen handelen eveneens over de herziening van de comitologieprocedure, om ervoor te zorgen dat het Parlement en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de gegevensbescherming bij het besluitvormingsproces worden betrokken.

De Groep gegevensbescherming artikel 29 is over het voorstel geraadpleegd en het merendeel van de amendementen inzake de gegevensbescherming zijn al in overweging genomen bij de werkzaamheden van de Raad. De Commissie kan deze amendementen dan ook niet onderschrijven: ofwel ze zijn opgenomen in de versie die bij de Raad in behandeling is, ofwel sommige ervan zijn niet in overeenstemming met de rechtsgrondslag, daar deze slechts de veiligheidskenmerken van paspoorten bestrijkt.

Wat de herziening van de comitologieprocedure aangaat kunnen de amendementen niet worden overgenomen, aangezien deze procedure voortkomt uit een interinstitutionele overeenkomst en een besluit van de Raad van 1998-1999 tot vaststelling van de algemene procedure die op de commissies van toepassing zijn. In deze instrumenten is overigens de participatie van het Parlement vastgelegd en ik zie niet in hoe daarvan zou kunnen worden afgeweken.

Vandaag is in de plenaire vergadering een aanvullend amendement ingediend door de rapporteur, de heer Coelho, namens de PPE-DE-Fractie. Het betreft het tweede in het paspoort op te nemen biometrische identificatiemiddel, namelijk de vingerafdrukken. De Commissie had de lidstaten in haar voorstel de vrijheid gelaten om wel of niet vingerafdrukken in hun nationale documenten op te nemen, aangezien sommige van hen op dit moment om politieke redenen niet tot een dergelijke maatregel wensen over te gaan. De Raad is evenwel op 25 oktober 2004 unaniem overeengekomen om ook de vingerafdrukken verplicht te stellen, uiterlijk 36 maanden nadat de technische specificaties zijn goedgekeurd.

In wezen is de Commissie van mening dat dit unanieme besluit een teken is van een nieuwe, duidelijke wil tot harmonisering, in alle lidstaten, van de mogelijkheden tot het leggen van een verband tussen houder en identiteitsbewijs aan de hand van elementen zoals vingerafdrukken, die betrouwbaarder zijn dan een simpele digitale afbeelding. Met andere woorden, deze aanpak heeft de voorkeur gekregen boven het oorspronkelijke voorstel waarin de vingerafdrukken optioneel waren. De lidstaten van de Unie hebben namelijk de politieke wil getoond om twee biometrische gegevens te op te nemen. Anders gezegd, ze hebben een politieke keuze gemaakt tussen de twee opties.

Ik denk, tot slot, dat een gezamenlijke inspanning van alle instellingen van cruciaal belang is voor het versterken van het veiligheidsniveau binnen de Unie, waarbij er tegelijkertijd zorg voor wordt gedragen dat de wettige rechten van de eerlijke burger geëerbiedigd worden. Ik wil het Europees Parlement bedanken dat het zich zo snel heeft uitgesproken. Op deze manier kan de verordening vóór het einde van het jaar worden goedgekeurd, zodat niet wordt afgeweken van de agenda die de Raad in maart 2004 heeft vastgesteld.

 
  
  

VOORZITTER: DE HEER McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Coelho (PPE-DE), rapporteur.(PT) Mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren, ik wil om te beginnen mijn collega’s van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken bedanken voor de samenwerking. Dat geldt in het bijzonder voor de schaduwrapporteurs, en dan met name de heer Cashman. Wij moeten allemaal samenwerken om zo een antwoord te formuleren op de onzekerheid die dit tijdsgewricht kenmerkt. Het heeft geen zin de kop in het zand te steken. Het is van cruciaal belang dat we de veiligheid van onze burgers verbeteren, maar we mogen daarbij nooit concessies doen met betrekking tot de fundamentele vrijheden, waaronder inbegrepen het recht op bescherming van persoonsgegevens.

Het voorstel dat we nu bestuderen is in februari 2004 aan het Parlement voorgelegd. Het is het resultaat van een consistente benadering van de kwestie biometrische gegevens, met geharmoniseerde oplossingen voor documenten van onderdanen van derde landen, paspoorten van EU-burgers, het VIS-Systeem en de tweede generatie van het Schengen-infomatiesysteem. Het verbeteren van de veiligheid van reisdocumenten en het daarin opnemen van biometrische gegevens zal niet alleen een bijdrage leveren aan de bestrijding van terrorisme en illegale immigratie, maar ook bijdragen tot meer veiligheid bij het uitoefenen van het recht op vrij verkeer. De beste manier om het gebruik van valse identiteiten tegen te gaan is te controleren of de persoon die een document voorlegt al dan niet de rechthebbende houder ervan is. Het gebruik van nieuwe technologieën biedt veel voordelen bij het identificeren van individuen en het tegengaan van de vervalsing van documenten. We moeten iets ondernemen tegen het zogenaamde “visa shopping” en de wederrechtelijke toe-eigening van identiteiten.

Dat het Europees Parlement veel aandacht heeft voor de bescherming van gegevens is volledig gerechtvaardigd. We moeten er altijd voor zorgen dat er een evenwicht bestaat tussen de noodzaak om onze veiligheid te garanderen en het respect voor de individuele rechten en vrijheden zoals die in onze nationale en communautaire wetten zijn vastgelegd. Dat is een absolute voorwaarde en de voorwaarde sine qua non voor het goedkeuren van het gebruik van biometrische gegevens.

Om al die redenen steun ik al de amendementen die de Groep gegevensbescherming artikel 29 in haar schrijven heeft voorgesteld. Ik wijs er verder op dat het belangrijk is dat er normen worden vastgelegd met betrekking tot toegang, met andere woorden, wie toegang krijgt en voor welke doeleinden. De lidstaten dienen een lijst op te stellen met bevoegde autoriteiten. Er moeten bovendien garanties komen voor personen die niet in staat zijn alle geselecteerde biometrische gegevens te verschaffen – bijvoorbeeld vingerafdrukken van mensen met brandwonden of geamputeerde ledematen. Bovendien moet gegarandeerd worden dat er bij de grenscontroles een instantie is waar burgers die onterecht afgewezen worden inlichtingen kunnen verkrijgen over de gronden van de afwijzing en de middelen die hun ter beschikking staan om het probleem snel op te lossen. Tot slot is het van belang dat de autoriteiten op dit terrein nieuwe controletaken krijgen toegewezen en dat er extra middelen worden vrijgemaakt voor de tenuitvoerlegging van die taken.

Ik zal nu ter afsluiting de vier kwesties toelichten die bij het goedkeuren van dit verslag van cruciaal belang zijn. Om te beginnen het feit dat er maar één doel kan bestaan voor het gebruik van deze gegevens. Het is van belang dat iedereen terdege beseft dat deze gegevens alleen mogen worden gebruikt voor het verifiëren van de identiteit van personen en in geen geval voor doeleinden van heimelijke identificatie of om mensen in de gaten te houden.

Tweede punt: de database. In het verslag dat ik u voorleg wijzen we het opzetten van een gecentraliseerde database ten enenmale af. De biometrische gegevens dienen alleen in het paspoort te worden opgeslagen. Het opzetten van een database is niet nodig om te garanderen dat er een betrouwbaarder verband bestaat tussen het paspoort en de houder ervan. Bovendien is het risico van oneigenlijk gebruik - het gebruik van gegevens voor andere doeleinden dan waarvoor zij oorspronkelijk waren bedoeld - te groot. Om verwarring of verdraaiingen te vermijden wil ik graag herhalen dat er geen enkel onderdeel van het wetgevingsvoorstel van de Commissie en nergens in de huidige tekst van de Raad voorgesteld wordt een database op te zetten. Er werd in de toelichting een verwijzing gemaakt naar de mogelijkheid om dat in de toekomst wel te doen, en daarom stel ik voor dat het Europees Parlement nu reeds duidelijk maakt wat zijn standpunt in dezen is.

Derde punt: de gekozen technische oplossing. De technische specificaties moeten goed doordacht zijn, aangezien deze specificaties bepalen of biometrie wel of niet werkt. We moeten geen risico’s nemen en overhaast voor oplossingen kiezen waarvan men later kan zeggen dat ze niet voldoende overwogen, technologisch achterhaald of te duur zijn. Dat zou het vertrouwen van de burgers schaden. Van belang is dat we beseffen, mijnheer Frattini, dat de problemen bij de bescherming van gegevens niet het gevolg zijn van de beginselkeuze, maar van de wijze waarop aan dat beginsel invulling wordt gegeven. Daarom hebben wij voorgesteld dat de deskundigen die de technische specificaties met het oog op gegevensbescherming onderzoeken de mogelijkheid krijgen die specificaties zelf te beoordelen en indien nodig aan te geven dat er correcties dienen te worden uitgevoerd.

Vierde en laatste punt: amendementen op het oorspronkelijke voorstel. De Raad heeft op 26 oktober besloten een wijziging aan te brengen en de opname van vingerafdrukken, tot dan toe facultatief, verplicht te stellen. Politiek gezien is het zo dat de Commissie burgerlijke vrijheden reeds met een ruime meerderheid besloten had dat deze twee biometrische gegevens konden worden gebruikt. Het enige verschil bestaat erin dat de commissie het aan de lidstaten overliet om het tweede type gegevens al dan niet in te voeren. In de Raad zijn alle twijfels weggenomen en de lidstaten zelf hebben besloten het facultatieve karakter van de invoering van deze gegevens op te geven en nu reeds te kiezen voor de opname van beide typen gegevens.

Ik geloof derhalve dat er geen enkele reden is waarom het Parlement niet voor dit verslag zou stemmen. Zo geven we duidelijk aan wat het standpunt van het Parlement is en dringen we aan op al die garanties die we altijd gewaarborgd willen zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Cashman (PSE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als iemand die zich uitgesproken heeft tegen de vorige kandidaat, wil ik tegen commissaris Frattini zeggen hoe blij ik ben te zien dat hij zijn taken opneemt.

Ik juich het verslag van de heer Coelho toe – het is een uitstekend stuk. Namens mijn fractie moet ik echter verklaren dat we ontstemd zijn dat er geen tijd geweest is om opnieuw overleg te voeren met het Parlement over de nieuwe voorstellen van de Raad. We maken ons zorgen – ook al is gelukkig aan een aantal van onze zorgen tegemoet gekomen – over de bescherming en de integriteit van de gegevens, de verificatie van deze gegevens door de houder van het paspoort, de opname van eventueel noodzakelijke correcties, en de beperkingen van het gebruik van het paspoort en de gegevens.

De realiteit is dat onze burgers vrijheid van verkeer willen, niet alleen binnen onze grenzen, maar ook daarbuiten. We moeten dan ook realistisch zijn in onze benadering en ervoor zorgen dat de biometrische gegevens in paspoorten vrij en nagenoeg onbeperkt verkeer over grenzen mogelijk maken, zodat wij ons kunnen richten op het bestrijden van de georganiseerde misdaad, smokkelaars, drugsbaronnen en terroristen.

Een specifieke angst die hieruit voortvloeit, en die regelmatig aan de orde is gekomen tijdens onze debatten, heeft betrekking op het vergaren van gegevens. Op dit terrein moeten we uiterst waakzaam zijn. De toegang tot gegevens dient nauwkeurig vastgelegd te zijn in nationale wetgeving, overeenkomstig de bepalingen van het Gemeenschapsrecht, de Europese wetten en onze internationale overeenkomsten. De opname van biometrische gegevens in paspoorten moet de privacy en de burgerlijke vrijheden versterken en mag niet gebruikt worden als een katalysator om de fundamentele vrijheden en de grondrechten te ondermijnen.

Ik verheug mij, kortom, over de bescherming van de rechten en vrijheden van de burgers, zoals die is vastgelegd in de artikelen 2 en 3 van het document waarover de Raad op 23 november 2004 overeenstemming heeft bereikt. Ik beveel u het verslag van de heer Coelho aan en dan met name de amendementen 2, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11 en 12, waarin de rechten van de burgers versterkt worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alvaro (ALDE), namens de fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, geachte commissaris, het doet me deugd dat u op dit late tijdstip nog aanwezig bent. Om te beginnen wil ik de heer Coelho bedanken voor zijn uit liberaal oogpunt zeer uitgebalanceerde en terecht kritische verslag over het voornemen van de Raad biometrische gegevens op te nemen in identiteitsdocumenten. De heer Coelho heeft in zijn verslag zonder aarzelen en met de nodige duidelijkheid gewezen op de vragen die nog moeten worden beantwoord, bijvoorbeeld inzake het waarborgen van gegevensbescherming of de technische procedure inzake de opslag van gegevens in de identiteitsdocumenten, waarover duidelijkheid moet komen. In aanvulling op de opmerkingen van de heer Coelho vraag ik mij af of de Raad niet al te hard van stapel loopt, ook ten aanzien van de besluitvorming. Zou het niet beter zijn eerst uit te zoeken welke kosten eigenlijk gemoeid zijn met de opname van biometrische gegevens in identiteitsdocumenten? Vervolgens zou men zich moeten afvragen of het financieel verantwoord is.

Ik heb me echter uitermate geërgerd over het schrijnende tekort aan duidelijkheid op inhoudelijke punten, dat mij onvermijdelijk tot de vraag brengt in hoeverre de Raad werkelijk aandacht heeft voor deze zo belangwekkende materie – en dat bedoel ik niet per se in technische zin. Ik kan namelijk niet anders dan me afvragen – de heer Cashman had het er al over – hoe de Raad de verhouding tot het Parlement definieert. Nadat de bevoegde commissie haar standpunt inzake het voorstel had afgegeven, legde de Raad ons namelijk een gewijzigde versie voor van zijn voorstel die duidelijk verder ging dan wat redactionele of cosmetische aanpassingen. Zoals de heer Frattini opmerkte, stond in het oorspronkelijke voorstel van de Raad dat er een verplicht biometrisch kenmerk zou moeten worden opgenomen in identiteitsdocumenten van EU-burgers, waarbij het aan het oordeel van de lidstaten zou worden overgelaten of er nog een ander kenmerk bij moest komen. In het nieuwe voorstel staat er iets geheel anders. Dat werpt twee vragen op en ik verzoek de Raad deze vragen te beantwoorden. Waarom is deze wijziging aangebracht nadat het voorstel in de bevoegde commissie was behandeld? Het antwoord van de commissaris duidt erop dat hiermee het subsidiariteitsbeginsel is omzeild, omdat men er in de afzonderlijke lidstaten geen belang in stelt een en ander persoonlijk aan te pakken. Dan nu de andere vraag – ik weet dat mijn spreektijd er eigenlijk op zit, maar deze vraag wil ik heel graag nog stellen. Wat is dat voor een manier van doen? Door zo nodig het Parlement te dreigen ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het spijt me, mijnheer Alvaro, ik verzoek u uw vraag aan de Commissie in schriftelijke vorm te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ždanoka (Verts/ALE) , namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Verts/ALE-Fractie is van mening dat het voorstel van de Commissie om twee biometrische identificatiemiddelen te introduceren onvoldoende cruciale informatie bevat over belangrijke punten als kosten, proportionaliteit, toegevoegde waarde en veiligheid. De Commissie heeft het Parlement nog niet de gevraagde informatie verstrekt over de omvang en de ernst van het probleem van valse documenten, de resultaten van eerdere verbeteringen in de beveiliging van documenten en de foutmarge van de diverse biometrische opties, in het bijzonder het gebrek aan betrouwbaarheid als het gaat om vingerafdrukken, de inbreuk op de privacy die gepaard gaat met het gebruik van deze techniek en het risico van misbruik.

Gisteren heeft de voorzitter van de Groep gegevensbescherming artikel 29 een brief gestuurd aan de voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, waarin hij erop wees dat de Groep niet over voldoende informatie beschikt met betrekking tot de tests die zijn uitgevoerd, de uitkomsten daarvan, noch over de basis waarop het besluit van de Raad is genomen. Derhalve heeft de Groep kanttekeningen geplaatst bij het gebruik van biometrische procedures waarvan de doeltreffendheid nog niet is bewezen. Het gaat dan met name om het verplichte gebruik van een biometrisch kenmerk als vingerafdrukken.

Voor de Verts/ALE-Fractie is het duidelijk dat de invoering van twee biometrische elementen een bedreiging voor de veiligheid kan betekenen vanwege de risico’s van misbruik, eventuele technologische tekortkomingen en een gebrek aan transparantie en gegevensbescherming. Wij stellen dan ook voor dat er slechts één biometrisch identificatiemiddel in visa, verblijfsvergunningen en paspoorten wordt geïntegreerd, namelijk een digitale foto.

 
  
MPphoto
 
 

  Krarup (GUE/NGL), namens de fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de kritiek die in dit Parlement naar voren is gekomen graag nog versterken. Ik beschouw het verslag als een democratisch schandaal. Allereerst vanwege de inhoud. Het gaat er natuurlijk om of het redelijk is om biometrische gegevens – dat wil in dit geval zeggen: vingerafdrukken – in de paspoorten van de burgers op te nemen. Ja, zegt de Raad, en het verslag sluit zich daar natuurlijk onderdanig bij aan, ook al komen deze eisen neer op een enorme uitbreiding van de politiële bewaking die de EU in deze jaren aan het opbouwen is. Het schandaal bestaat erin dat noch in het verslag noch in het besluit van de Raad serieus wordt ingegaan op de relatie tussen doel en middelen. Er is sprake van invoering van een aantal rigoureuze ingrepen in de burgerrechten, zonder ook maar enige documentatie waaruit blijkt dat deze ingrepen überhaupt helpen om het doel te verwezenlijken. Integendeel: alle competente en deskundige instanties hebben unaniem te kennen gegeven dat de eis inzake biometrische gegevens in paspoorten gewoonweg nergens op slaat. “Operatie gelukt, patiënt overleden,” zoals we in Denemarken zeggen. Dit schandaal heeft de laatste dagen het karakter van een klucht gekregen. De raadpleging van het Parlement, die zogenaamd gebaseerd is op artikel 67 van het EG-Verdrag, is duidelijk onvoldoende, en een komend Raadsbesluit zal daarom ongeldig zijn. Ik verwijs naar het minderheidsstandpunt dat ik met een aantal medeleden van het Parlement heb afgegeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Mastenbroek (PSE). – Mijnheer de Voorzitter, op 25 oktober stemde de Commissie burgerlijke vrijheden over het verslag van de heer Coelho. Dat biometrische gegevens in de nabije toekomst in paspoorten zullen worden opgenomen was al duidelijk en de heer Coelho probeert daaraan een aantal voorwaarden te stellen, zodat de privacy van burgers in ieder geval kan worden gewaarborgd. Daarvoor hulde.

Echter, nog voordat de Commissie erover kon stemmen, kwam de Raad al met een eigen, veel verder gaand voorstel. De Raad had dus niet eens het fatsoen om te wachten op het advies van het Parlement. Aan de gang van zaken sindsdien is duidelijk af te zien dat de Raad zijn eigen visie er koste wat kost doorheen wil drukken en bereid is forse druk op het Parlement uit te oefenen om dit ook mogelijk te maken. Dat is een zeer ondemocratische houding, zeker wanneer men beseft dat het paspoort iedere EU-burger rechtstreeks aangaat.

Ik maak me echter geen enkele illusie. Ik ben ervan overtuigd dat de regeringen, die vertegenwoordigd zijn in diezelfde Raad, in de nationale discussies over deze kwestie naar Europa zullen wijzen als de kritiek eenmaal op gang komt. Het moet nu eenmaal van Europa. Ik wil hier echter duidelijk stellen dat dit geen Europese beslissing is. Het is een besluit dat de nationale regeringen op Europees niveau afdwingen. En dat doen deze regeringen door optimaal gebruik, of misbruik zo u wilt, te maken van het democratische gat dat nog altijd bestaat.

Ik was benieuwd naar de reactie van de verantwoordelijke minister, maar die is er niet. Laten we hopen dat zijn reactie minder cynisch zou zijn geweest dan de reactie van de heer Donner, de Nederlandse minister van Justitie, op kritische vragen over deze gang van zaken in de Nederlandse Tweede Kamer. Volgens hem is dit namelijk niet oneerbaar, zoals hem werd voorgehouden, maar gewoon politiek.

 
  
MPphoto
 
 

  in 't Veld (ALDE). – Voorzitter, ik sluit me aan bij de vorige sprekers, die Commissaris Frattini hartelijk welkom hebben geheten en hun complimenten hebben uitgesproken aan de rapporteur, de heer Coelho.

De vorige sprekers hebben ook al aangegeven dat het democratisch proces in deze zaak nogal rammelt. Het besluit om een tweede kenmerk verplicht toe te voegen, is achter gesloten deuren genomen en daarbij zijn zowel het EP als de nationale parlementen gewoon ijskoud buitenspel gezet. Vervolgens wordt het Europees Parlement min of meer door de Raad gechanteerd om een en ander zo snel mogelijk aan te nemen, terwijl het toch gaat om een heel fundamentele kwestie. Ik moet erbij zeggen dat ik het erg jammer vind dat er vandaag niemand van de Raad aanwezig is om hierop te antwoorden.

Commissaris Frattini heeft gezegd dat het gaat om een veiligheidsmaatregel en dat we betere paspoorten willen. Dat is natuurlijk prima, maar laten we niet vergeten erbij te zeggen dat het ook gaat om een verzoek van de Verenigde Staten. Die willen dat wij één biometrisch kenmerk opnemen. Zij vragen niet om twee en het is mij dan ook niet duidelijk waarom dat tweede kenmerk er ineens verplicht aan toegevoegd moet worden, zeker als de Verenigde Staten zelf helemaal niet bereid zijn om hetzelfde te doen. Ik vraag u dan ook om morgen ons amendement om het tweede kenmerk optioneel te houden, te steunen.

Ten slotte vraag ik me, kijkend naar de voorstellen, af of het nu echt om een verbetering van de veiligheid gaat of dat er sprake is van schijnveiligheid, want terroristen reizen, zoals bekend, gewoon op hun eigen paspoort.

 
  
MPphoto
 
 

  Triantaphyllides (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wij zijn het niet eens met de invoering van biometrische identificatiemiddelen. Ons inziens wordt daarmee een inbreuk gepleegd op de grondrechten, die wij als verworven rechten beschouwen. Daarmee wordt een aanslag gepleegd op de menselijke waardigheid, en wordt de eerbiediging van de mensenrechten, zoals het recht op privacy en op vrije verplaatsing, in gevaar gebracht.

Achter dergelijke maatregelen gaat de beslissing van de Unie schuil om de zogenaamde “oorlog tegen het terrorisme” uit te roepen tot een prioriteit in de doelstellingen van de Unie. Europa mag zich niet laten meeslepen, maar moet zich inzetten voor het belang van de volkeren en de mensen. Daarom juist zou de Unie zich moeten verzetten tegen dergelijke beleidsmaatregelen. De verzameling, opslag en verspreiding van persoonlijke gegevens en de toegang daartoe brengen enorme gevaren met zich mee en betekenen in feite dat men instemt met politiecontrole op wereldschaal en met buitensporige controles.

Bij deze gelegenheid wil ik tevens, mijnheer de Voorzitter, kritiek uitoefenen op de Raad, die deze maatregelen heeft goedgekeurd voordat de procedures in het Parlement waren afgesloten. Ook heeft de Raad op willekeurige wijze de bepaling gewijzigd inzake de verplichte biometrische gegevens in de paspoorten van Europese burgers. Eerst was er enkel sprake van een digitale foto, maar nu gaat het om een foto én vingerafdrukken. De Raad heeft onze rol, de stem van de door ons vertegenwoordigde Europese burgers, op ongerechtvaardigde wijze veronachtzaamd ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het spijt me, mijnheer Triantaphyllides, maar we hebben geen tijd meer. Ik wil de Commissie en alle sprekers bedanken voor het debat over dit uitermate belangrijke onderwerp.

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 

16. Voetbal in de Europese Unie
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de mondelinge vragen aan de Commissie over voetbal in de EU:

– Mondelinge vraag (B6-0133/2004) van de heer Belet en mevrouw Pack, namens de PPE-DE-Fractie, over het kader voor een evenwichtige ontwikkeling van de voetbalsport in de EU;

– Mondelinge vraag (B6-0134/2004) van mevrouw Prets, namens de PSE-Fractie, over de ontwikkeling van het voetbal in de EU;

– Mondelinge vraag (B6-0135/2004) van de heer Takkula, namens de ALDE-Fractie, over het kader voor een evenwichtige ontwikkeling van de voetbalsport in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Belet (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, ik besef dat deze problematiek een beetje verbleekt bij wat hier vanmiddag aan bod is gekomen in dit gremium. Niettemin denk ik dat evoluties in het voetbal ook zeer belangrijke maatschappelijke consequenties hebben. Ik ben zeer blij dat het niettegenstaande het late uur toch nog mogelijk is om hierover vandaag een debat te houden.

De toekomst van ons voetbal staat of valt met de kwaliteit van onze jeugdopleidingen, dat zult u met mij eens zijn. Als die achteruitboeren of stilvallen, dan ondergraven het hele spel zelf. Dat lijkt een schrikbeeld dat onheilsprofeten ons voorhouden, maar helaas is de verwerkelijking van dat scenario veel dichterbij dan de modale voetballiefhebber voor mogelijk houdt. De toestand, mijnheer de Commissaris, is ernstig. De doorstroming van jeugdspelers naar de basisploegen loopt vast, omdat hun plaats in toenemende mate wordt ingenomen door vaak goedkopere spelers van buiten de Europese Unie of zelfs van binnen de Europese Unie. Dit leidt tot bizarre situaties, zoals bij de Belgische eerste-klasseclub SK Beveren, die doorgaans met elf Afrikanen aantreedt in de hoogste Belgische voetbalklasse.

Deze toestand is nefast voor de maatschappelijke functie van ons voetbal. Want voetbal, dat zult u ook met mij eens zijn, is een ideaal instrument voor sociale integratie en tegen maatschappelijke uitsluiting. Ik vind het bijzonder jammer dat juist deze functie van voetbal momenteel in verschillende Europese competities - niet alleen in de Belgische, maar ook elders in Europa - wordt ondergraven. Dat is in deze tijden dubbel jammer. Deze evolutie is bovendien nefast voor de spankracht in de competities. Daarover straks misschien meer in het debat.

Er ligt een aantal concrete voorstellen op tafel om deze evolutie te keren en deze ontwikkeling een halt toe te roepen. Het gaat met name om het voorstel voor een regeling waarbij de clubs de verplichting krijgen opgelegd om een minimumaantal spelers op te stellen dat bij de eigen club, dan wel in de competitie waarin de club actief is, is opgeleid. Een dergelijke maatregel zou, denk ik, een enorme stimulans zijn voor de jeugdwerking van de clubs. Bovendien zou het vanuit moreel oogpunt te verkiezen zijn dat we veel meer investeren in de opleiding van de clubs dan in het kopen en als pure koopwaar verhandelen van spelers.

Vandaar mijn concrete vraag aan de Commissaris of hij dit een goed voorstel vindt. Gaat u, mijnheer de Commissaris, er ook mee akkoord dat het wenselijk is dat de overheid - en ik bedoel daarmee de nationale en de Europese overheid - mede investeert in de jeugdwerken en de sportfaciliteiten van de clubs? Tot slot, mijnheer de Commissaris, vindt u ook dat het noodzakelijk is het maatschappelijke systeem van het voetbal te verdedigen?

 
  
MPphoto
 
 

  Prets (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in deze interventie wil ik de bijdrage onder de aandacht brengen die de sport levert aan de bevordering van de sociale samenhang in de maatschappij. Nu dit jaar – het Europees Jaar van opvoeding door sport – op zijn einde loopt, is het tijd om de verworven inzichten en kritische punten te bespreken en te verwerken.

We weten allemaal dat voetbal een zeer bijzondere plaats inneemt. Daarom moeten we ons bezighouden met het probleem dat steeds meer jonge spelers niet meer de kans krijgen zich te ontwikkelen of hun basisplaats in het team verliezen. Het is dan ook begrijpelijk dat de UEFA een initiatief heeft gelanceerd waarin wordt bepaald dat een minimumaantal jonge spelers en spelers uit eigen land moeten worden opgesteld. Dit initiatief – ik hecht eraan dit te benadrukken – heeft niets te maken met het racisme of de vreemdelingenhaat waar wij de laatste tijd zo vaak mee worden geconfronteerd; het is louter bedoeld om sportende jongeren vooruit te helpen. Daar komt bij dat het de begroting van menige sportvereniging zou ontlasten. Bovendien is het initiatief niet in strijd met het Bosman-arrest.

Hier wordt vaak tegenin gebracht dat we niet beschikken over voldoende goede jeugdspelers. Misschien komt dat wel doordat ze niet zo goed worden behandeld als de gerenommeerde spelers. Sportende jongeren moeten de kans krijgen zich te ontplooien en in de kijker te spelen. Rekenkundige of economische aspecten zouden niet altijd op de voorgrond moeten staan. Het gaat er juist om op verantwoorde en bewuste wijze met jongeren om te gaan.

Vandaar mijn vraag aan de Commissie wat haar mening is over de mogelijke instelling van een minimumaantal binnenlandse spelers per team en over investeringen in lokale trainingsfaciliteiten voor en opleidingen van spelers.

 
  
MPphoto
 
 

  Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, lichaamsbeweging, met inbegrip van Koning Voetbal, is van toenemende betekenis als middel dat het menselijk welzijn, de volksgezondheid, de culturele dimensie, de sociale cohesie en de economie bevordert. Het belang van sport wordt in de Europese Unie in grote mate erkend en daarom krijgt zij nu een rechtsgrondslag in het nieuwe Grondwettelijk Verdrag.

De morele en ethische basis van de Europese bewegingscultuur is "fair play", de regel van eerlijk spel. Ook waarden met betrekking tot democratie, gelijke behandeling en solidariteit zijn belangrijk. Rond deze waarden is het zogeheten Europese sportmodel opgebouwd. Nu het Europees Jaar van opvoeding door sport bezig is, is het van groot belang te kijken naar wat de Commissie op het gebied van bewegingscultuur heeft bereikt. De ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag, die binnenkort in de EU-lidstaten plaatsvindt, verplicht de Commissie ook snel te beginnen met de voorbereidingen om de rechtsgrondslag van sport te verduidelijken. Veel vragen zijn nog onbeantwoord. Wat het voetbal betreft, dat vandaag het speciale onderwerp is, hebben wij onder andere maatregelen nodig om de zuiverheid van de Europese competitie en de bescherming van jonge spelers te garanderen. Wij hebben ook maatregelen nodig ter bestrijding van betreurenswaardige randverschijnselen, zoals doping, racisme en voetbalvandalisme.

Het is van belang dat sportorganisaties en sportclubs hun maatschappelijke verantwoordelijkheid kennen. Bij voetbal is het wenselijk dat clubs speciale maatregelen op het gebied van jeugdwerk nemen. Als wij spreken over mogelijke maatschappelijke steun voor voetbal, moet de steun voor het werk van opleidingsclubs op de eerste plaats komen. Ook voor het verbeteren van de trainingsomstandigheden en het bouwen van sportfaciliteiten voor de burgers is de inzet van de Unie en de samenleving noodzakelijk.

Op Europees niveau zijn er grote verschillen tussen voetbalclubs en voetbalculturen. Een deel van de clubs richt zich op het opleiden en verkopen van spelers aan topclubs en een deel op het bereiken van maximaal succes binnen de groep van topclubs in de wereld. Omdat voetbal een grote industrie is, is het voor natiestaten of de Unie moeilijk toezicht te houden op de keuze van spelers door voetbalclubs. Naar mijn mening is dat ook niet doeltreffend. Voor de spelers ofwel de werknemers van voetbalclubs is een vrij verkeer van Europese spelers…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Mavrommatis (PPE-DE), namens de fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als de ontwikkelingen in de sport in de Europese Unie zo doorgaan, bestaat het gevaar dat het educatieve en sociale karakter daarvan wordt aangetast. Het is in het algemeen belang dat de sport zijn sociale functie blijft vervullen. De laatste jaren gaat de sport echter gebukt onder nieuwe verschijnselen, waardoor het fair play en de verwezenlijking en ontwikkeling van de sportidealen in twijfel worden getrokken. Het geweld op de sportvelden is na een periode van rust weer opgelaaid: de afgelopen twee jaar is het voetbal, de meest populaire en geliefde sport, geteisterd door nieuwe problemen. Het hooliganisme doet zich nu voor in de vorm van racisme, op de voetbalvelden als gekleurde voetballers meespelen, of in de teams als daarvan ook niet-blanke spelers deel uitmaken. Dit zijn uitingen van vreemdelingenhaat en racisme, want naast de slogans die worden geroepen, worden er ook spandoeken en vlaggen hoog gehouden waarop emblemen uit het afschuwelijke verleden voorkomen, emblemen waarmee haat en terreur wordt gezaaid.

De toename van het dopinggebruik, de economische exploitatie met betrekking tot de zendrechten en de marketing hebben ervoor gezorgd dat in de sport, en met name het voetbal, de concurrentie en de belangenconflicten vrij spel kregen. De waarde van voetbalcontracten heeft in de tijd na het Bosman-arrest ongekende hoogten bereikt. De liberalisatie van de markt leek aanvankelijk de voetbalverenigingen ten goede te komen, maar al spoedig bleek deze een onaangename verrassing in petto te hebben, in die zin dat het zogenaamde nationale product zwaar gehavend uit de strijd naar voren kwam.

In veel Europese landen hebben wij met name de afgelopen vijf jaar nog een ander verschijnsel kunnen vaststellen, dat ertoe geleid heeft dat vele bekende, historische verenigingen failliet gingen, maar niet omdat ze teveel geld uitgaven: ze hadden te ambitieuze plannen, jaagden hersenschimmen na, lieten trainers en spelers onbetaald en bouwden enorme schulden op, zelfs bij de FIFA en de UEFA.

De Europese Unie van de 25 is nu geconfronteerd met een nieuw perspectief. De toetreding van tien nieuwe landen maakt een voorwaardelijke harmonisatie noodzakelijk wat betreft het vrije verkeer van voetballers gedurende de overgangsperiode. De UEFA zoekt naar nieuwe methoden voor het redden en produceren van nieuwe talenten. Daarom moet de Europese Unie samenwerken met de bevoegde ministeries van de 25 voor de voltooiing van het plan inzake het nationale karakter.

 
  
MPphoto
 
 

  Sifunakis (PSE), namens de fractie. - (EL) Mijnheer de commissaris, wij moeten allen ervoor zorgen dat het voetbal, een volkssport bij uitstek, kan blijven functioneren als een instrument van sociale integratie. Voetbal is niet enkel een 90 minuten durend spelletje, en evenmin een pure ondernemingsaangelegenheid. Niet zelden is voetbal het beeld van de inspanningen die door een hele lokale samenleving worden ondernomen. Daarom mag het stelsel voor spelers die van club verwisselen niet enkel gebaseerd zijn op het arrest van het Europese Hof van Justitie, dat volledig voorbijgaat aan de maatschappelijke functie van sport.

Het vrij verkeer van werknemers is ook van toepassing op voetballers. Als werkende burgers van de Europese Unie hebben zij dit recht, en moeten zij dit ook hebben. Dat neemt echter niet weg dat de Commissie maatregelen zou kunnen nemen om de banden van de voetballers en de voetbalclubs met de lokale samenleving te versterken. Daar werd zojuist ook al over gesproken. Het voorstel dat een minimumaantal spelers uit het gebied van de club zelf moet komen, is daarom zeer belangrijk. Anderzijds is het ook zo dat door de concentratie van peperdure spelers in financieel sterke clubs de banden van deze clubs met de samenlevingen waaruit zij voortkomen, worden verzwakt, hetgeen de mogelijke ontwikkeling van talentvolle spelers uit hetzelfde gebied belemmert.

Wij moeten absoluut nadenken over het beeld dat veel grote clubs, met name in Europa, afgeven tijdens grote voetbalmanifestaties. Soms verschijnen ze maar met één of twee spelers uit hun eigen land, of zelfs ook geen enkele eigen speler zoals wij zojuist in verband met België hebben gehoord. De sport moet een fundamenteel instrument van sociale integratie zijn en blijven, en ik zou graag zien dat de Commissie zich in die richting begaf. Er is vaak gewezen op het sociale en educatieve karakter van de sport, en daarom moeten wij daaraan werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Bennahmias (Verts/ALE), namens de fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, er zijn twee punten waarop ik wil ingaan. Mij dunkt dat we veel striktere regels nodig hebben voor de aankoop van jonge spelers. Wij hebben onlangs via de pers vernomen dat door twee clubs spelers waren gekocht van 6 en 7 jaar oud. De clubs in kwestie zijn Real Madrid en Manchester United. Mijns inziens is men in dit geval bij de aankoop van jonge spelers veel te ver gegaan, zelfs al zijn de families er natuurlijk bij betrokken.

Ik denk dat we transfers van spelers onder de 16 niet langer moeten toestaan en dat voorrang gegeven moet worden aan de opleidende clubs. In elk land zijn er heel nuttige jeugdopleidingen en we moeten er dus voor zorgen dat zij hun jonge spelers tot een zekere leeftijd kunnen behouden. Ik denk dat we niet langer mogen goedkeuren dat jonge Afrikaanse spelers met charters tegelijk worden ingevlogen in de Europese Unie waar men er slechts enkelen uitkiest en de rest volkomen aan hun lot overlaat.

Mijn tweede punt betreft het onder ogen zien van hetgeen gebeurt in onze stadions, in Italië, Frankrijk, Spanje, Nederland, en nog meer landen, en het onder ogen zien van de xenofobe en racistische handelingen die daar worden gepleegd. Ik ben van mening dat wij daar iets aan moeten doen. Dat is een vraag voor de Europese Raad, maar deze gaat mijns inziens ook de Commissie aan.

 
  
MPphoto
 
 

  Crowley (UEN), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in plaats van bepaalde voetbalclubs hun succes te misgunnen, moeten we juist proberen de allerbeste en succesvolste voetbalclubs ter wereld te evenaren en als voorbeeld te gebruiken dat door de andere clubs gevolgd dient te worden.

Als het noodzakelijk is hiervoor wetswijzigingen of veranderingen in de nationale regels inzake de ondersteuning van voetbalclubs door te voeren, het zij zo. Ik vind het bijzonder irritant als ik mensen hoor klagen dat clubs als Real Madrid of Manchester United hun financiële macht en armslag gebruiken ten nadele van andere clubs. Het is immers een feit dat, zoals we kunnen zien, clubs die minder geld hebben uitgegeven aan spelers dan Manchester United of Real Madrid nu een hogere positie innemen op de nationale ranglijsten en beter presteren in de Europese Champions League. De vraag waar deze hele zaak echter in de kern om draait, is wat we bereid zijn te doen om te waarborgen dat plaatselijk talent de beste mogelijkheden krijgt om binnen de eigen regio hogerop te komen en door te groeien.

Nog belangrijker dan dat is echter – zoals het Bosman-arrest heeft aangetoond – te waarborgen dat diegenen met talent, natuurlijke aanleg en vaardigheden niet beperkt worden en dat zij die aanleg en vaardigheden kunnen gebruiken waar dat voor hen het best is. De realiteit is immers dat de carrières van voetballers alsmaar korter worden door de toegenomen professionalisering en snelheid van de sport. Zij moeten daarom optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden waarover zij beschikken.

Commissaris, ik zou erop willen aandringen dat u kijkt naar het beste model en dat volgt. Kiest u dus vooral niet voor de kleinste gemene deler.

 
  
MPphoto
 
 

  Mann, Thomas (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, sport is een economische en maatschappelijke factor van belang. De sociale rol en de waarde van sport op het gebied van persoonlijkheidsontwikkeling en integratie zijn aanzienlijk. In het huidige Europese Jaar van opvoeding door sport, waarin vele geslaagde grote manifestaties hebben plaatsgevonden, zijn er echter ook probleemgebieden geconstateerd, bijvoorbeeld in het voetbal.

In het Helsinki-verslag kondigde de Commissie aan de rechtszekerheid in het voetbal te bevorderen en nauwer met de verenigingen samen te werken. Het streven is alternatieven te ontwikkelen voor het Europese transfersysteem, waarin de opleiding van jonge spelers vaak een ondergeschikte rol speelt.

Als lid van de werkgroep Friends of Football in het Europees Parlement heb ik overleg gepleegd met een groot aantal spelers en trainers en met vertegenwoordigers van verenigingen en de UEFA over versterking van het zelfbestuur van verenigingen en het langdurig opleiden van spelers op lokaal, nationaal en internationaal niveau. In de meeste Europese voetbalcompetities is het normaal geworden om middelmatige, goedkope spelers uit het buitenland te rekruteren, die de weg versperren voor jonge talenten. Hun wordt veel te weinig tijd gegund zich te ontwikkelen.

Vermogende clubs kopen de grote talenten, wat erg frustrerend is voor de kleine verenigingen. Maar als snel sportief succes in de zogeheten sterrenteams uitblijft, mogen diezelfde talenten op de reservebank plaatsnemen. Zo wordt jeugdig talent gefnuikt.

Het initiatief van Ivo Belet en anderen is juist daarom zo belangrijk, omdat er in de EU veel te weinig wordt geïnvesteerd in de ondersteuning van jonge talenten.

Mijnheer Figel’, is het dus nodig voetbalverenigingen te verplichten ten minste drie zelf opgeleide spelers in de basiself op te stellen? Daarbij mag geen rol spelen waar de spelers vandaan komen, wat hun nationaliteit is en of ze wel of niet uit de EU afkomstig zijn. Of moeten de verenigingen zichzelf de verplichting opleggen eigen talent een kans te geven? Niet alleen trainers, clubs en voetballers willen een oplossing, maar ook de miljoenen voetbalfans in heel Europa, die zich identificeren met creatieve talenten en hun onbekommerde speelwijze.

 
  
MPphoto
 
 

  Titley (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we hebben gehoord, is sport belangrijk voor de fysieke en psychologische gezondheid van onze gemeenschappen. Voetbal vervult hierin, als populairste sport, een bijzonder belangrijke rol. De grootste professionele clubs dienen het voortouw te nemen. Ik moet zeggen dat ik zeer onder de indruk ben van het werk dat de profclubs in mijn eigen regio in het noordwesten van Engeland hebben verricht om uitsluiting te bestrijden, voorlichting te geven en leiderschap te tonen binnen de gemeenschap.

Een buitengewoon belangrijk terrein waarop voetbalclubs actief moeten zijn is de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat. Ik heb tot mijn genoegen de campagne “Geef racisme een rode kaart” in het Verenigd Koninkrijk ondersteund. We moeten die strijd blijven voeren. Ik betreur de taferelen die we onlangs in Spanje, Italië en elders hebben gezien, waaruit blijkt dat het racisme in het voetbal weer toeneemt. We moeten dit niet over onze kant laten gaan. Het is belangrijk dat de nieuwe Commissie initiatieven ontplooit op dit terrein en daarnaast is het belangrijk dat we duidelijk maken aan de voetbalclubs dat ook zij de activiteiten van hun eigen fans niet door de vingers mogen zien.

We mogen echter niet vergeten dat voetbal een bedrijfstak is, die op dezelfde wijze als iedere andere bedrijfstak in staat moet worden gesteld om te functioneren. Ook moeten we niet vergeten dat het oude transfersysteem – welbeschouwd – sterk leek op lijfeigenschap en de profvoetballers allerminst een dienst bewees. Ik hoop dat we niet pleiten voor een terugkeer naar die dagen, maar wel zullen we moeten doen wat we kunnen om plannen te ondersteunen die tot doel hebben meer jonge mensen bij de sport te betrekken en hun meer mogelijkheden te bieden dan zij op dit moment hebben. Daarom moeten we ook kijken naar de voorstellen van de UEFA.

Toch denk ik dat we door te praten over het transfersysteem voorbijgaan aan de kern van de zaak. De punten die op dit moment van het allergrootste belang zijn in het voetbal zijn immers de televisierechten en hun verdeling over de voetbalclubs. Ik zou graag van de commissaris horen of hij voorstellen heeft met betrekking tot deze rechten die ertoe zullen leiden dat het geld dat deze rechten opleveren eerlijker verdeeld zal worden over alle voetbalclubs.

 
  
MPphoto
 
 

  Joan i Marí (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, esport i ciutadania: sport en burgerschap. Dat was de slogan van de autonome Catalaanse regering ten tijde van de tweede Spaanse Republiek. Sport is een instrument van sociale cohesie en sociale integratie, alsmede een instrument van identificatie met de eigen gemeenschap. Om deze redenen moeten we sportbeoefening en een sociale sportorganisatie bevorderen.

Voor statenloze naties wordt identificatie met de eigen gemeenschap via sport heel erg moeilijk. In het Verenigd Koninkrijk is dit probleem opgelost doordat Schotland, Wales en Noord-Ierland over hun eigen nationale teams beschikken. In Catalonië hebben we diverse nationale teams die kunnen meedoen aan internationale competities. Afgelopen zomer mocht het Catalaanse nationale rolhockeyteam deelnemen aan de wereldkampioenschappen voor B-landen in Macau. Catalonië won het toernooi waardoor het automatisch zou promoveren tot A-land. Door tussenkomst van de Spaanse staat werd de uitslag van de stemming echter dusdanig beïnvloed dat ons nationale team niet werd erkend tijdens de bijeenkomst die vorige week in de Verenigde Staten plaatsvond.

Dat is een slecht voorbeeld van de bemoeienis van een natiestaat met een sportbond die actief is op het hoogste internationale niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Beazley (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen jaren hebben de toegenomen aandacht voor het voetbal op televisie en de gestegen financiering uit reclame-inkomsten de aard van de sport en de invloed die ervan uitgaat op de samenleving onherkenbaar veranderd. Aangezien het gaat om een belangrijke vorm van vermaak waarvoor in de samenleving veel interesse bestaat, is het gepast dat de EU-instellingen op de hoogte blijven van de ontwikkelingen, ook al blijven de voetbalautoriteiten en de clubs op de eerste plaats verantwoordelijk voor de organisatie van de sport.

Dit debat doet de vraag rijzen waarover ook de clubs en de UEFA zich hebben gebogen, namelijk of zij jonge sporters moeten aanmoedigen nog harder te streven naar een carrière in de sport, of deze sporters het daadwerkelijke vooruitzicht hebben te gaan spelen voor de clubs die hen opleiden, of dat het – met name op het hoogste niveau – nog slechts gaat om een markt voor een beperkt aantal supersterren van wereldklasse.

Zoals ik het begrijp, streeft de Europese Unie er niet naar bepaalde praktijken op het gebied van de arbeidsvoorwaarden voor te schrijven, waaraan de professionele voetbalclubs zich vervolgens zouden moeten houden, maar kunnen zich wel kansen voordoen; er zouden opmerkingen kunnen worden gemaakt en aanbevelingen kunnen worden gedaan. Ook internationale competities dragen in belangrijke mate bij aan het plezier dat het publiek aan de sport beleeft en aan zijn belangstelling ervoor. Als lokale jongeren niet worden aangemoedigd, zou dit aspect van de sport daarvan heel goed de dupe kunnen worden.

Mijn vraag aan commissaris Figel’ is: wat zou de exacte relatie tussen de Commissie en de Raad van ministers enerzijds en de voetbalautoriteiten anderzijds eigenlijk moeten zijn nu de sport een dusdanig grote invloed heeft op de samenleving als geheel?

 
  
MPphoto
 
 

  Karas (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom het voorstel van de UEFA van juli 2004 dat uitgaat van zelfverplichting op vrijwillige basis. Dat is een stap in de juiste richting. Ik verwelkom dit initiatief aan het einde van het Europees Jaar van opvoeding door sport, omdat hierin met name aandacht wordt besteed aan de educatieve, sociale, gezondheidskundige en gemeenschappelijke betekenis van sport. Bovendien weten we dat sport ook een economische factor van belang is, al draait het niet alleen daarom.

Ik zou de Commissie willen vragen wanneer we het verslag kunnen verwachten met de resultaten en conclusies ten aanzien van het Europees Jaar voor opvoeding door sport. We moeten ons bij voortzetting van dit debat namelijk niet beperken tot één bepaalde sport.

Er is vandaag veel gesproken over dwang, waarbij ik me afvraag of dwang en opvoeding niet met elkaar in tegenspraak zijn. Ik ben daarom meer voor zelfverplichting. De Europese Unie kan de verantwoordelijkheid niet wegnemen van verenigingen, trainers, betalende toeschouwers, betalende leden, controlerende instanties, sponsors en overheidsdiensten. Zouden sponsors, leden en de overheid hun financiële steun niet moeten koppelen aan bepaalde ontwikkelingen in de sport en in de verenigingen? Bovendien vraag ik me af wat de noodzaak is van dit debat en het initiatief van de UEFA, terwijl wij de beschikking hebben over het Helsinki-verslag en de resolutie van het Parlement uit het jaar 2000. Daarom heb ik de volgende vragen aan de Commissie. Wat heeft u met beide verslagen gedaan? Wat is er misgegaan en tot welke maatregelen verklaart u zich andermaal bereid?

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik verzoek de commissaris om deze vragen te beantwoorden maar ik wil hem eraan herinneren dat we ons in de blessuretijd bevinden – er staan nog twee debatten op de agenda vanavond en het is al bijna tien uur.

 
  
MPphoto
 
 

  Figeľ, Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat er zoveel belangstelling is voor sport en voor voetbal. Een groot deel van mijn week ben ik immers bezig geweest met het bespreken van deze onderwerpen, onder meer gisteren in de parlementaire commissie. Vandaag had ik in Den Haag moeten zijn met het voorzitterschap van de Raad en de ministers van Sport. Ik hoop daar morgen aanwezig te zijn voor de officiële afsluiting van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004. Er is op dit moment dus veel belangstelling voor sport, en er worden veel maatregelen genomen die als antwoord zouden kunnen dienen op een aantal van de vragen die ik hier vandaag heb gehoord. Dit zal ongetwijfeld meer waarde en politiek gewicht geven aan de debatten over sport in de Europese Unie, alsmede aan ontwikkelingen op het gebied van samenwerking.

De heer Karas zei dat zelfregulering beter is. Dat is zo, maar de rechtsstaat is een van de grondbeginselen van de Unie, en we zullen ons dus aan alle regels moeten houden, met inbegrip van het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving, zowel lex generalis als lex specialis. Hieronder valt ook het arbeidsrecht, aangezien er verschillende kanten zitten aan sport- en voetbalactiviteiten.

De opvoedkundige en sociale waarde van sport, en met name van voetbal, komt tot uitdrukking in allerlei standpunten van de Commissie en het Parlement. U zult zich het verslag van Helsinki herinneren, alsmede de verklaring van de Europese Raad van Nice over sport van 2000. Toen ontstond het idee om 2004 uit te roepen tot het Europees Jaar van opvoeding door sport. Ik ben ervan overtuigd dat we onze ervaringen zullen evalueren, vooral nu het jaar ten einde loopt. Zoals ik al heb gezegd, zal de sluitingsceremonie morgen plaatsvinden. Ik hoop spoedig terug te keren met enkele evaluaties en voorstellen.

Wat de toekomst betreft, de ontwerp-Grondwet geeft ons een veel bredere rechtsgrondslag voor het ontplooien van activiteiten. Zodra de Grondwet is geratificeerd, zullen wij aan de slag gaan om een Europees sportbeleid te ontwikkelen. Tot het zover is, hebben we nog enige voorbereidingstijd. We zijn voornemens te beginnen met ex ante open raadplegingen, grotendeels op basis van workshops, maar ook via internet, om ervoor te zorgen dat we een zo breed mogelijk publiek bereiken.

De kwestie die het gevoeligst ligt is waarschijnlijk het idee van quota …

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik wil u niet graag onderbreken, mijnheer de commissaris, maar we hebben een probleem met de tijd omdat de andere debatten zijn uitgelopen. Ik vroeg mij af of u de vragen wellicht schriftelijk zou kunnen beantwoorden. Dit is wel ongebruikelijk, maar we zijn een half uur over tijd en de tolken willen er graag mee ophouden. Zou u uw opmerkingen willen afronden en de vragen van de leden schriftelijk beantwoorden?

 
  
MPphoto
 
 

  Figeľ, Commissie. (EN) Ik vind het geen probleem, als dat voor u voldoende is.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het spijt me, geachte collega's, maar ik moet streng zijn. Er moeten nog twee debatten worden voltooid. De commissaris is bereid uw vragen schriftelijk te beantwoorden. Hij zou alle zeven of acht vragen die hem gesteld zijn niet binnen de beschikbare tijd hebben kunnen beantwoorden. Het spijt me vreselijk, collega's. Ik heb de commissaris gevraagd om zijn verhaal af te ronden, en dat zal hij ook doen, en hij zal uw vragen vervolgens schriftelijk beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Figeľ, Commissie. (EN) Ik wil het Parlement eraan herinneren dat de voorwaarden voor specifieke maatregelen altijd in overeenstemming moeten zijn met zowel het Gemeenschapsrecht als de nationale wetgeving, met name het nationale arbeidsrecht. We hebben niet de flexibiliteit om de communautaire wetgeving te interpreteren; dat is immers de verantwoordelijkheid van het Hof van Justitie. Er is sprake van bevoegdheid met betrekking tot bepaalde arresten die heel duidelijk zijn over bepaalde praktijken. Tot nu toe hebben wij geen formele verzoeken ontvangen. De Commissie kan geen garanties geven ten aanzien van de verenigbaarheid van specifieke praktijken met het Verdrag. De Commissie heeft geen bevoegdheid om praktijken goed te keuren die strijdig zijn met het Verdrag.

Ik kijk uit naar onze volgende debatten en naar een nauwe samenwerking met u in de toekomst op het terrein van sport, met inbegrip van voetbal.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u, mijnheer de commissaris. Wij zullen u morgenochtend een transcriptie van het debat doen toekomen zodat u de vragen sneller kunt beantwoorden.

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 

17. Veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0033/2004) van mevrouw Mastenbroek, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Reding, Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, illegale en schadelijke inhoud op internet is een reële zorg, niet alleen voor dit Parlement maar ook voor mensen daarbuiten.

Kinderporno, alsook racistisch en gewelddadig materiaal, is een reëel probleem voor onze maatschappij. Verder hebben we gemerkt dat veel van onze kinderen, hoewel ouders zich hiervan niet altijd bewust zijn, in contact komen met mensen in chatrooms, waarna die mensen vervolgens ook buiten die chatrooms contact met hen willen. Er is dus sprake van een reëel gevaar.

Daarom hebben we behoefte aan dit programma voor een veiliger internet dat een grote rol heeft gespeeld in de activiteiten van de Commissie ter bescherming van minderjarigen op het terrein van audiovisuele en informatiediensten.

Ten eerste – en ik zal het, op uw verzoek, zeer kort houden, mijnheer de Voorzitter – zijn er de netwerken van meldpunten waar gebruikers illegale inhoud kunnen melden; daaraan doen nu achttien lidstaten mee. Dan hebben we het netwerk voor bewustmaking ten aanzien van het veiliger gebruik van internet en nieuwe online-technologieën, waaraan 21 landen deelnemen die zich georganiseerd hebben in bewustmakingsknooppunten. Daarnaast zijn er de technologieën op het gebied van de beoordeling van de inhoud en ouderlijk toezicht. Op dit terrein werken we aan een internationaal systeem voor het beoordelen van internetinhoud en het verbeteren van de filtertechnologie.

Het eerste actieplan omvatte 37 projecten waaraan 136 organisaties uit 70 landen met elkaar hebben gewerkt. Het nieuwe programma zal hierop uiteraard voortbouwen, maar dient tevens om het werk dat we tot nu toe hebben verricht te verbeteren. Het is zeer eenvoudig: er zijn nieuwe technologieën, dus zijn er ook nieuwe manieren voor degenen die een bedreiging vormen voor kinderen. We zullen dan ook met nieuwe antwoorden moeten komen en dat is precies wat we proberen te doen door zeer nauw samen te werken met het Safer internet-forum.

Om een lang verhaal kort te maken – en dit is een verhaal dat van belang is voor zowel ouders als voor de maatschappij in bredere zin – werken het Parlement en de Commissie langs dezelfde lijnen. Alle amendementen van vandaag zijn aanvaardbaar en dat is goed nieuws voor het Parlement. We zullen hierover dus niet met elkaar in aanvaring komen en kunnen een algemene lijn overeenkomen. Dat is ook de manier waarop ik zal luisteren naar de voorstellen van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Mastenbroek (PSE), rapporteur. – Mijnheer de Voorzitter, kinderen moeten veilig gebruik kunnen maken van internet en andere nieuwe media zonder geconfronteerd te worden met illegale en ongewenste inhoud. Dat is de ambitieuze doelstelling van het Safer internet plus-programma.

In het voorstel van de Europese Commissie wordt duidelijk gekozen voor zelfregulering. Er wordt veel verantwoordelijkheid bij ouders, opvoeders en andere eindgebruikers gelegd. Dat is een benadering die ik van harte ondersteun. In het programma wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen illegale inhoud en ongewenste inhoud. Dat is mijns inziens een cruciaal onderscheid. Daarbij wordt de nadruk gelegd op voorlichting van ouders en opvoeders. Ook dat ondersteun ik van harte.

De vier actielijnen van het programma betreffen in de eerste plaats de strijd tegen illegale inhoud en dan met name kinderporno. Het netwerk van kinderpornomeldpunten in de Europese Unie wordt uitgebreid. Het initiatief voor het opzetten van dergelijke meldpunten moet van de lidstaten zelf komen, maar de Europese Commissie kan en moet dit proces stimuleren en versnellen. Het is namelijk van groot belang dat elke EU-lidstaat zo snel mogelijk over een eigen meldpunt beschikt, zodat we de strijd tegen kinderporno op internet in de gehele EU kunnen voeren.

Voorts biedt het programma internetgebruikers de middelen om zichzelf te beschermen tegen ongewenste inhoud. Een voorbeeld van een dergelijk middel is het filteren van inhoud. In nauwe samenwerking met de schaduwrapporteurs heb ik ervoor gekozen vooral in te zetten op onderzoek en evaluatie van deze technologie. Er zijn allerlei inhoudfilters op de markt voor ouders die hiervan gebruik willen maken, maar er is vaak een groot gebrek aan informatie over de prestaties van deze technologie. Op dit punt kan de Europese Unie een goede bijdrage leveren. In het kader van het Safer internet plus-programma kan onderzoek worden gedaan naar de prestaties van de technologie en kan worden onderzocht op basis van welke criteria deze filters precies werken. Ook kan worden onderzocht of de filters überhaupt wel een goed middel zijn om gebruikers te helpen zichzelf te beschermen. Er zijn namelijk legio voorbeelden van filters die veel te veel wegfilteren. Zo zijn er filters die werken op basis van trefwoorden en die onbedoeld informatie, over bijvoorbeeld seksuele voorlichting of borstkanker, ontoegankelijk maken. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Andere filters houden weer niet voldoende tegen, waardoor ze in feite waardeloos zijn. En laten we niet vergeten dat kinderen die lastige filters vaak gemakkelijk, zonder dat hun ouders dat weten, kunnen uitschakelen zodat ze weer vrijelijk kunnen surfen.

Daarmee kom op de derde actielijn, te weten voorlichting. Dat vind ik zelf de belangrijkste actielijn. Veel internetgebruikers, met name ouders, zijn zich totaal niet bewust van de risico's die hun kinderen op het internet lopen. Veel ouders hebben dan ook geen idee wat hun kinderen op internet doen of meemaken. Om een echt veilige omgeving voor kinderen te stimuleren, moet er dus fors worden geïnvesteerd in voorlichting voor ouders. Net zoals ouders hun kinderen in de off-line-wereld weerbaar proberen te maken en hen vertellen dat ze niet met vreemden mogen meegaan, zouden ouders hun kinderen ook beter kunnen begeleiden op internet. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat die ouders zich bewust zijn van het feit dat er risico's zijn.

Een cruciaal punt in de voorlichting is mijns inziens ook de technische beveiliging. Een hoop ongewenste inhoud waarmee internetgebruikers worden geconfronteerd, is het gevolg van een gebrek aan beveiliging van de eigen computer. Denk bijvoorbeeld aan spyware, die je internet-browser telkens naar een bepaalde porno- of gokwebsite leidt, of lastige pop-up's waar je maar niet van afkomt. Een gebrek aan technische beveiliging van de computer kan een internetgebruiker ook zonder dat hij of zij het weet verspreider maken van illegale of ongewenste inhoud, met alle gevolgen van dien. Uit onderzoek blijkt dat de meeste Europese breedbandgebruikers hun computer nog steeds onvoldoende hebben beveiligd. In voorlichtingscampagnes moet daarmee dus ook rekening worden houden.

De vierde actielijn betreft het instellen van het Safer internet-forum. Een uniek gespreksforum voor het bedrijfsleven, internet-providers en software-producenten, maar ook voor organisaties van gebruikers, zoals ouders, kinderbeschermingsorganisaties, consumentenclubs, burgerrechtenbewegingen, enzovoort. In dit forum kan worden gewerkt aan zelfregulering. Er moet worden gewerkt aan gedragscodes om te onderzoeken hoe de sector zelf kan bijdragen tot een veiliger internet, Bijvoorbeeld met behulp van voorlichting voor de eigen gebruikers, maar ook met behulp van via zelfregulering gemaakte goede afspraken over transparante en zorgvuldige notice and take down-procedures, iets waar grote behoefte aan is.

Het is van belang ons te realiseren dat het gebruik van internet altijd verbonden zal zijn aan bepaalde risico's. Het zal nooit en te nimmer lukken om internet volledig te schonen van ongewenste inhoud, en dat is ook helemaal niet wenselijk. Het is de verantwoordelijkheid van ouders om hun kinderen te begeleiden. Zoals elke ouder zijn of haar kind leert dat het niet met vreemden moet meegaan tijdens het buitenspelen, zo gelden er ook voor internet gedragsregels en daarom is de voorlichting, waar in dit programma aandacht voor is, ook zo ontzettend belangrijk.

Daar het programma al in januari volgend jaar in werking moet treden, was een snelle behandeling noodzakelijk. Ik heb de afgelopen tijd, samen met de schaduwrapporteurs, in een zeer constructieve dialoog met zowel de Raad als de Commissie samengewerkt en het onderhavige verslag is het resultaat van onze werkzaamheden. Ik wil de schaduwrapporteurs en de gesprekspartners bij de Commissie en de Raad dan ook hartelijk bedanken. We hebben verreweg de meeste van onze punten binnengehaald. De Europese Commissie en de Raad steunen deze tekst volledig. In de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken is het verslag met algemene stemmen goedgekeurd. Ik hoop op evenveel steun in de plenaire behandeling, zodat het Safer internet plus-programma op 1 januari 2005 voortvarend van start kan gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Kirkhope (PPE-DE) , namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mijn opmerkingen kort houden teneinde de tolken, die ik heel erg bewonder, te vriend te houden.

Het internet is een goede kracht mits het op verantwoordelijke wijze wordt gebruikt, maar een kwade in handen van moreel verdachte personen of criminelen. In dit verslag wordt voortgebouwd op het werk dat ik tijdens de vorige zittingsperiode heb verricht voor mijn eigen verslag, dat handelde over kwesties in verband met kinderporno op het internet.

Dit is een buitengewoon goed verslag dat de basis vormt voor verdere werkzaamheden die wij zullen moeten verrichten, aangezien de technologie voortschrijdt. Op technologisch vlak is de criminele gemeenschap de handhavingsinstanties immers vaak te snel af. We moeten er dus van doordrongen zijn dat het hier gaat om een bedrijfstak die in hoge mate gebaseerd is op technologie. Het is ook een bedrijfstak waarbinnen behoefte bestaat aan meer gedragscodes, die gevolgen zullen hebben voor diegenen die als dienstverleners in de sector aanzienlijke winsten maken. Ik vind het niet erg dat mensen veel geld verdienen, maar ik vind wel dat dit soms extra verantwoordelijkheden met zich meebrengt, vooral op een terrein dat ook een internationale dimensie heeft. Wij in Europa moeten dan ook actie ondernemen.

We hebben ons onlangs beziggehouden met de witwasrichtlijnen. Het lijkt mij dat uit de gedetailleerdheid van de regelgeving op dat terrein, waaraan mensen zich geacht worden te houden, al blijkt dat we veel te flexibel en tolerant zijn met betrekking tot het beheer van het internet. Natuurlijk, laten we het internet vooral stimuleren, laten we zoeken naar nieuwe technologieën, maar laten we er daarbij wel voor zorgen dat de activiteiten van mensen die van zins zijn die technologie aan te wenden voor kwade doeleinden worden tegengegaan. Dat is in ons aller belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Segelström (PSE), namens de fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, welkom, commissaris Reding. Het verslag over een veiliger gebruik van het internet gaat over een onderwerp dat zich onderscheidt van veel andere vraagstukken waarover wij politici gewoonlijk besluiten nemen, maar het internet en nieuwe technologie vereisen politieke kennis en besluiten.

Voordat ik tot lid van het Europees Parlement werd verkozen, was ik als sociaal-democratische vrouw actief betrokken bij het debat over geweld en gewelddadige pornografie op het internet en over de exploitatie en uitbuiting van kinderen en jongeren. Ik ben daar nog steeds bij betrokken, maar nu als lid van het Europees Parlement en als voorzitter van de Raad voor gewelddadige afbeeldingen / Mediaraad in Zweden, die verantwoordelijk is voor deze vraagstukken. Op grond van mijn ervaring in Zweden ben ik speciaal verheugd over het feit dat de EU haar verantwoordelijkheid op zich neemt om ervoor te zorgen dat het internet veiliger wordt voor kinderen en dat het jongeren zowel amusement als informatie kan blijven bieden – en niet alleen kinderen en jongeren, maar iedereen die ervan houdt om op het net te surfen en te chatten.

Ik heb in de parlementaire commissie in het bijzonder gesproken over het internetgebruik door kinderen. Dat is een lucratieve toekomstbranche, waar enorm veel geld in omgaat, en wij als politici moeten eisen dat deze branche zijn verantwoordelijkheid op zich neemt en de kosten draagt van filters en andere middelen om abnormaliteiten op het net te verwijderen en af te schermen.

In Zweden hebben we door de deelname aan dit EU-project voor het internet van de toekomst de verschillen zichtbaar kunnen maken tussen wat ouders weten van het internetgebruik van hun kinderen en wat de kinderen zeggen dat hun ouders weten. Ouders hebben duidelijk steun nodig om de ontwikkeling te kunnen bijhouden, en die steun hebben wij in dit EU-project in Zweden ook kunnen bieden door een handboek te ontwikkelen. Ik vind dat we moeten proberen om door te gaan met dit soort samenwerking en uitwisseling van ervaringen in de EU.

Samenwerking en hervorming van binnenuit zijn dus vereist, en dankzij het verslag van mevrouw Mastenbroek heeft het Parlement goede mogelijkheden gekregen om een veiliger internet te bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyürk (PPE-DE). (HU) Ik zou mijn opmerkingen willen inleiden met een citaat uit een verklaring van het Vaticaan over de rol van het internet. Het internet kan mensen verenigen, maar het kan hen ook verdelen op basis van hun ideologie, politieke opvattingen, bezittingen of religie, indien het wordt gebruikt als een instrument van agressie. Parallel hieraan denk ook ik dat er in principe twee mogelijke paden voor het internet in het verschiet liggen. Het is ons aller verantwoordelijkheid te voorkomen dat het tweede pad wordt ingeslagen: het internet mag nooit een instrument van agressie worden.

Dat is de doelstelling van het Safer internet-programma dat nu aan ons voorligt en daarom steun ik het. In de afgelopen paar jaar heeft dit initiatief zijn waarde reeds bewezen. Op de eerste en voornaamste plaats heeft het programma, door de informatievoorziening te stimuleren, eraan bijgedragen dat de volgende generatie zal bestaan uit bewustere gebruikers van het internet.

In verband met dit aspect van het programma, informatievoorziening, zou ik een aanvullende gedachte aan het verslag willen wijden. In de nieuwe lidstaten van de EU, waaronder in mijn eigen land, Hongarije, ligt het gebruik van internet doorgaans lager dan elders. Een van de redenen hiervoor is een ongerechtvaardigd gebrek aan vertrouwen in het internet. Ik ben dan ook van mening dat het belangrijk is te benadrukken dat het geven van voorlichting over de gevaren van het internet, wat ik, zoals aangegeven, ook belangrijk vind, altijd hand in hand dient te gaan met het vergroten van de algemene kennis over mogelijke oplossingen.

Als dit niet gebeurt, zullen we waarschijnlijk zien dat het groeitempo van het internetgebruik in bepaalde lidstaten zal afnemen. In dit opzicht zijn de meldpunten die in het verslag speciaal vermeld worden van doorslaggevend belang, hoewel de bekendheid van de diensten van dergelijke meldpunten, met name in de nieuwe toetredingslanden, uiterst beperkt is. Men kan zonder meer zeggen dat er in dit opzicht een doorbraak nodig is en dat het noodzakelijk is dat de meldpunten die actief zijn in de verschillende lidstaten een stuk doeltreffender gaan samenwerken. Er moet dus nog een aanzienlijke hoeveelheid werk verzet worden, maar het ontwerp dat aan ons voorligt kan helpen om on line een veiligere en humanere omgeving te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Moraes (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn maar weinig verslagen waarin zo rechtstreeks tegemoetkomen wordt aan het gevoel van de Europese burgers – met name van ouders – dat er echt een oplossing moet komen, als in dit verslag. Mevrouw Mastenbroek heeft een uitstekend verslag opgesteld en mensen die echt deskundig zijn op dit gebied, zoals mevrouw Segelström en de heer Kirkhope, hebben hiervoor hun steun uitgesproken.

Ik wil me concentreren op drie of vier duidelijke punten. Ten eerste feliciteer ik de commissaris met haar woorden over de verspreiding van racistisch en ander gewelddadig materiaal. Die verspreiding neemt toe en baart ons allen hier in de Europese Unie zorgen. Ik wil ingaan op het buitengewoon belangrijke onderscheid dat mevrouw Mastenbroek maakt tussen illegaal materiaal en schadelijk materiaal. Zoals de heer Kirkhope heeft gezegd, hebben we hier te maken met een enorm vindingrijk technologisch product, dat bijdraagt aan onze vrijheid en waarmee we zeer zorgvuldig moeten omgaan als we het hebben over het inperken van bepaalde excessen ervan.

Ik wil aanhaken op een praktische kwestie. Vrijdag zal ik in mijn kiesdistrict een grote charitatieve instelling bezoeken die Childline heet. Veel organisaties in de Europese Unie die zich inzetten voor kinderen roepen al tijden om het soort oplossingen dat we in dit verslag terugvinden: gefinancierde oplossingen, meldpunten. Mevrouw Mastenbroek noemde bijvoorbeeld de mogelijkheid van een meldpunt dat specifiek gericht is op kinderen, in aanvulling op de op meldpunten gebaseerde benadering die in het verslag is vastgelegd.

Er is behoefte aan veiliger internetproviders. Die mensen verdienen aan deze technologie immers veel geld, maar zijn daarvoor dus ook verantwoordelijk. Het is aan ons om ruchtbaarheid te geven aan die behoefte zodat er een zekere groepsdwang onder internetproviders ontstaat.

Ten slotte, voor de oudere mensen onder ons, zal de 3G-technologie internet nog toegankelijker maken. De volgende generatie zal ook hiermee te maken krijgen en moet dus worden beschermd. Met dit verslag wordt een grote stap in die richting gezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, dit programma komt nooit te vroeg. ICT en andere informatietechnologieën alsmede veiligheid op het netwerk zijn noodzakelijk om de doelstellingen van Lissabon te bereiken. Wij mogen niet toestaan dat criminele en onverantwoordelijke computerkrakers en zwendelende zakenlieden internet in hun macht krijgen. Op ondernemingsniveau bestaat er in feite al afpersing op internet.

Ik hoop dan ook dat de Commissie tegen de tijd dat dit programma ten einde loopt een strak beleid durft te voeren en op communautair niveau beperkende regels voor deze sector opstelt, waarmee schadelijke, illegale en ongewenste inhoud bestreden wordt. De nadelen ontwikkelen zich immers sneller dan de bestrijdingsmaatregelen. Hiervoor zouden wij het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, ENISA, kunnen gebruiken. Wij hebben dus nieuwe regels nodig. Europa accepteert geen piraterij op wegen of zeeën, waarom zouden we dat dan wel doen op internet?

 
  
MPphoto
 
 

  Reding, Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw Mastenbroek bedanken. Als alles goed gaat zal zij haar verslag in eerste lezing aangenomen krijgen, hetgeen voor een eerste verslag een heus wapenfeit is. Zij verdient dit succes omdat dit plan – ons gezamenlijke plan en niet een plan van de ene groep personen tegen een andere groep, en een plan dat door de hele samenleving gedragen moet worden – tot doel heeft daadwerkelijke steun te geven aan het beste dat de nieuwe technologieën ons te bieden hebben, zonder de negatieve invloeden waarover de afgevaardigden zo welsprekend het woord gevoerd hebben.

Het is evident dat wij met het nieuwe programma alles in het werk zullen stellen om de veiligheid van de ouders, en dus de veiligheid die zij wensen voor hun kinderen, nog verder te vergroten. We zullen bovendien ons uiterste best doen – en wat dat aangaat heeft de heer Paasilinna gelijk – om een ferm beleid te voeren. We kunnen een dergelijk beleid namelijk niet voeren door alleen met zachte hand op te treden, via de weg van de soft law. We zullen nieuw beleid juist op de derde pijler moeten baseren, die de mogelijkheid biedt tot harder beleid, dat echter ook veel moeilijker tot stand te brengen is.

Volgens mij is de hoofdzaak evenwel, mijnheer de Voorzitter, dat men zich meer bewust wordt van dit op zich bekende probleem. Wat ook van belang is, is de zekerheid – en dat hebben de afgevaardigden heel goed gezegd – dat, als we dit probleem niet stevig aanpakken, als we er niet in slagen het op te lossen, de harmonieuze ontwikkeling van een technologie die van belang kan en zal zijn voor Lissabon, niet in de goede richting zal verlopen. Wij hebben daarom de plicht, jegens onze samenleving en de meest kwetsbare onderdelen daarvan, om deze koe bij de hoorns te vatten. Wat dat aangaat bedank ik het Parlement en zijn leden voor de hulp aan de Commissie en de Raad bij het vervullen van die plicht.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik wil de commissaris en alle collega's bedanken voor hun medewerking bij het eerbiedigen van de tijdslimieten. Ik wil ook van deze gelegenheid gebruikmaken om mevrouw Mastenbroek het allerbeste toe te wensen in haar aanstaande huwelijk.

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Muscardini (UEN). - (IT) Internet is een universum van grenzenloze vrijheden, maar als er geen regels zijn voor het gebruik daarvan, kan internet ook een universum worden van grenzeloze vrijheden voor misbruik, conditionering en schending. Al jarenlang voer ik in het Europees Parlement een politieke strijd. Ik heb tientallen ontwerpresoluties en vragen opgesteld, perscommuniqués uitgegeven en verklaringen afgelegd. Ik wil dat er democratische regels komen, dat wil zeggen regels en wetten die de burgers kunnen beschermen en gericht zijn tegen degenen die het net gebruiken voor misdadige doeleinden.

Dit jaar is het mij gelukt in het Daphne-programma het volgende verzoek te laten opnemen: “de mogelijkheid te bestuderen om filters te creëren die de transmissie van kinderpornografie via internet verhinderen”. Eindelijk hebben de Raad en het Europees Parlement besloten om een nieuw programma in te voeren voor de bevordering van een veiliger gebruik van internet.

Er moet ook een bewustmakingscampagne worden gevoerd. Er is meer geld nodig en men moet op vastberadener wijze de strijd aanbinden tegen het gebruik van internet door criminelen. Daarom wil ik eraan herinneren dat Italië een proefproces op gang heeft gebracht tegen een website waarmee valse informatie over Europese afgevaardigden en over Europa wordt verspreid. Er is nog geen jurisprudentie ter zake. Men weet niet hoe men een burger van een lidstaat kan beletten valse inlichtingen te verspreiden over een burger uit een andere lidstaat. Als vrijheid echte vrijheid wil zijn, moeten daarvoor regels worden vastgesteld!

 

18. Overeenkomst EU-San Marino en Overeenkomst EU-Monaco
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– Verslag (A6-0039/2004) van de heer Gauzès, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

en

– Verslag (A6-0042/2004) van de heer Gauzès, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.

 
  
MPphoto
 
 

  Gauzès (PPE-DE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen ben ik blij dat ik bij mijn eerste interventie in de plenaire vergadering van dit Parlement een zo uitgelezen gehoor tegenover mij heb, en wil ik de heer Kovács, de nieuw-aangewezen commissaris voor fiscaliteit begroeten, die naar ik meen eveneens vandaag zijn vuurdoop ontvangt. Gezien het gevorderde uur zal ik proberen de tien minuten die mij zijn toegewezen niet vol te maken. Ik vraag mij overigens af wat de betekenis is van een dergelijk debat, aangezien er al drie verslagen van dezelfde aard zijn goedgekeurd en de fractie die dit debat heeft aangevraagd volgens mij niet eens vertegenwoordigd is vanavond.

Zolang geen sprake is van coördinatie van de nationale stelsels voor de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, kunnen bepaalde bewoners van lidstaten ontsnappen aan elke vorm van belastingheffing in hun woonstaat op rente die zij ontvangen in een andere staat. Om hierin verandering te brengen, is besloten een richtlijn op te stellen, want deze situatie leidt tot schadelijke fiscale concurrentie omdat de kapitaalstromen de neiging hebben om naar landen te gaan die geen lid zijn van de Europese Unie en waar de belastingen abnormaal laag zijn. Ook wordt de goede werking van de interne markt verstoord door het niet opgeven van deze inkomsten.

De Raad heeft de Commissie daarom bij besluit van 16 oktober 2001 gemachtigd om met Zwitserland, de Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino te onderhandelen over overeenkomsten die ervoor moeten zorgen dat deze landen maatregelen nemen die overeenkomen met die welke in de Gemeenschap zullen worden toegepast, zodat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling belast worden. De Raad heeft sindsdien op 3 juni 2003 Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling aangenomen, welke voorziet in een regeling voor de uitwisseling van informatie. Drie landen (Oostenrijk, België en Luxemburg) hebben echter voorwaarden gesteld aan deze opheffing van het bankgeheim. Zij hebben gedaan gekregen dat er een overgangsperiode komt waarin zij een heffing mogen innen in plaats van informatie uit te wisselen.

Intussen is onderhandeld over overeenkomsten met Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, San Marino en Monaco. Wat de Verenigde Staten van Amerika betreft, kan, gezien de bilaterale betrekkingen van dit land met de lidstaten op fiscaal gebied, gezegd worden dat er nu reeds maatregelen van gelijke strekking bestaan. De overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland, Andorra en Liechtenstein zijn zeer recentelijk aan het Parlement voorgelegd en goedgekeurd. De twee laatste overeenkomsten die aan het Parlement moeten worden voorgelegd zijn de overeenkomst met Monaco en die met San Marino. De punten waaruit deze twee overeenkomsten zijn opgebouwd zijn soortgelijk aan die van de eerder behandelde overeenkomsten. Ik breng ze kort in herinnering: een bronbelasting die wordt gedeeld met de woonstaat, vrijwillige verstrekking van gegevens op initiatief van de ontvanger van de inkomsten, onderlinge toetsing en meer informatie-uitwisseling in het geval van belastingfraude.

Deze twee overeenkomsten vormen, net als de voorafgaande, een belangrijke vooruitgang op het politieke vlak. De overeenkomsten zullen ertoe leiden dat de betrokken landen maatregelen zullen nemen van dezelfde strekking als die welke binnen de Europese Unie worden toegepast om inkomsten uit spaargelden, in de vorm van rentebetaling in een staat die bestemd zijn voor in een andere staat woonachtige ontvangers, te belasten. Belastingheffing is op deze manier verzekerd, zodat schadelijke belastingconcurrentie wordt bestreden en de werking van de interne markt wordt verbeterd. Om dit doel te bereiken is de automatische uitwisseling van informatie tussen de belastingdiensten, zoals voorzien in Richtlijn 2003/48/EG, een geschikt middel.

Met deze twee overeenkomsten komt een eind aan de noodzakelijke fase van het sluiten van overeenkomsten voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de richtlijn voor de staten waar ik het zojuist over had. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat deze overeenkomsten op 1 januari 2005 in werking zouden treden. Bij besluit van de Raad van 19 juli 2004 is de inwerkingtreding echter uitgesteld tot 1 juli 2005, wanneer aan de diverse voorwaarden voor inwerkingtreding voldaan zou moeten of zal zijn. Het is belangrijk dat deze datum wordt aangehouden, opdat de regeling in haar geheel naar behoren toegepast kan worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst rapporteur Gauzès bedanken voor zijn uitstekende werk. Wij hebben met de heer Gauzès een zeer deskundige en vakkundige collega in het Parlement gekregen.

Wat de zaak zelf betreft, ben ik van mening dat de Europese Unie moet streven naar resultaatgerichte overeenkomsten en samenwerking met haar buurlanden. Op die manier kunnen wij er zeker van zijn dat wij met gezamenlijke regels met de buurlanden werken. Het is vooral van belang te investeren in de bestrijding van fraude en het witwassen van geld, ook als onderdeel van de strijd tegen het terrorisme.

De juridische belemmeringen waar financiële diensten op de interne markt mee te maken krijgen, zijn grotendeels al weggewerkt of worden momenteel weggewerkt. Het functioneren en de sterkte van de interne markt hangen af van hoe doeltreffend wij communautaire regelgeving kunnen opstellen en uitvoeren voor zaken waarin zij nodig is. Hiermee bedoel ik ook de uitvoering van besluiten in de lidstaten en de controle op de uitvoering, die vaak zeer te wensen overlaten.

Er moet echter nog veel worden gedaan, vooral op het gebied van de belastingheffing. De Europese Federatie voor Beleggingsfondsen, FEFSI, publiceerde in januari 2003 bijvoorbeeld een onderzoek naar verschillende belastingbelemmeringen die de beheerders van beleggingsfondsen tegenkomen op de interne markt. In het onderzoek werd geconstateerd dat de belastingbelemmeringen een van de belangrijkste obstakels vormen voor een daadwerkelijke interne markt voor beleggingsfondsen. Deze houden natuurlijk niet direct verband met rente-inkomsten, maar wel met beletsels voor beleggingen en kapitaalmarkten.

Er is dus behoefte aan harmonisatie op belastinggebied. Ik geloof echter niet in de gunstige effecten van een volledige belastingharmonisatie. Het zijn eerder een gezonde concurrentie tussen de lidstaten van de Europese Unie en met de buurlanden die de werking van onze markt doeltreffender kunnen maken en de eindgebruikers voordelen kunnen bieden. Samenwerking en harmonisatie moeten plaatsvinden bij zaken die wij belasten en bij administratieve samenwerking.

Tot slot wil ik een wens aan commissaris Kovács kenbaar maken. Bij de hoorzitting wees u op de Tobin-belasting en gaf u aan daar belangstelling voor te hebben. Ik hoop dat u bij uw verdere werkzaamheden echter rekening houdt met het vele malen door het Europees Parlement geuite standpunt dat wij van de Commissie geen enkel initiatief wensen in zaken die betrekking hebben op kapitaalverschuivingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Batten (IND/DEM).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de UK Independence Party maakt in de sterkst mogelijke bewoordingen bezwaar tegen deze richtlijn. In deze richtlijn wordt immers toegegeven dat de Europese Unie in beginsel het recht heeft zich te mengen in het belastingbeleid van de lidstaten. De Britse regering heeft het Britse volk altijd voorgehouden dat zij dit nooit zou laten gebeuren. Sterker nog, de Unie mengt zich nu zelfs in het belastingbeleid van niet-lidstaten, en zij heeft dit voor elkaar gekregen door middel van dreiging, dwang en intimidatie. Het belastingbeleid dient het domein te zijn van onafhankelijke, soevereine staten; ieder wenselijk resultaat dat in deze richtlijn is vastgelegd zou dan ook bereikt moeten worden via internationale overeenkomsten die vrijelijk zijn ondertekend door soevereine staten.

We bespreken vanavond Monaco en San Marino, maar deze richtlijn zal ook gevolgen hebben voor een aantal Britse overzeese gebieden, namelijk de Caymaneilanden, sommige andere Caribische eilanden en Gibraltar, gebieden die voor hun economisch bestaan in hoge mate afhankelijk zijn van het bankwezen en de financiële dienstverlening. In de grootse traditie van de Europese wetgeving wordt door middel van deze richtlijn de macht van de Europese Unie vergroot, terwijl het economische succes en de levensvatbaarheid van de slachtoffers van deze wetgeving hierdoor zullen worden aangetast.

Met betrekking tot de Europese Unie heeft de Britse regering op haar gebruikelijke laffe en verraderlijke manier gehandeld, zoals we dat van haar inmiddels gewend zijn. Net zoals zij haar eigen volk verraadt, heeft zij nu ook de volken verraden die van haar afhankelijk zijn, door voorrang te geven aan haar hogere loyaliteit aan de Europese Unie.

Maar als we het positief bekijken – wie weet? – kan deze richtlijn op termijn misschien helpen de ontelbare miljoenen boven water te krijgen die aan de Europese Unie zijn ontfutseld. Helaas is het echter veel waarschijnlijker dat die miljoenen, evenals vele volstrekt legale miljoenen, te maken zullen krijgen met kapitaalvlucht en geherinvesteerd zullen worden buiten het bereik van de Europese Unie.

Ik verzoek alle afgevaardigden die enige waarde hechten aan de nationale soevereiniteit tegen deze richtlijn te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kovács, László, Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal heel kort het standpunt van de Commissie toelichten. Ik zal als uitgangspunt het feit nemen dat er een zeer duidelijk en groot communautair belang gemoeid is met het hooghouden van het beginsel van eerlijke belastingen en het uitbannen van belastingontduiking. Dat was namelijk het doel van de Richtlijn betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, die meestal wordt aangeduid als de richtlijn belastingheffing op spaargelden, welke destijds op grote steun kon rekenen in het Europees Parlement.

Om de doeltreffendheid van deze maatregelen te waarborgen en het concurrentievermogen van de Europese financiële markten te handhaven, heeft de Raad de Commissie in oktober 2001 een mandaat gegeven om onderhandelingen te beginnen met belangrijke derde landen. Het doel hiervan was overeenstemming te bereiken met de bevoegde autoriteiten over het vastleggen van gelijkwaardige maatregelen in hun eigen richtlijnen betreffende de belastingheffing op spaargelden.

De twee overeenkomsten die vandaag voorliggen volgen op de overeenkomsten met Zwitserland, Andorra en Liechtenstein, die reeds zijn gepresenteerd aan en gesteund door het Parlement. Deze overeenkomsten vormen een essentieel onderdeel van een nieuw samenwerkingkader op het terrein van directe belastingen die gebaseerd zijn op onze eigen richtlijn belastingheffing op spaargelden, maar zij omvatten ook gelijksoortige overeenkomsten die op nationaal niveau zijn ondertekend met afhankelijke of geassocieerde gebieden van lidstaten. Al deze juridische instrumenten zullen per 1 juli 2005 gelijktijdig van kracht worden.

Ik wil het Parlement bedanken voor zijn onmisbare steun voor deze twee waardevolle verslagen waarin de voorstellen voor het sluiten van deze overeenkomsten positief worden beoordeeld.

Tot slot wil ik de hoop en de verwachting uitspreken dat deze overeenkomsten nu van beide zijden zonder problemen bekrachtigd zullen worden, hetgeen zal bijdragen aan het verminderen van de onzekerheid voor marktdeelnemers over de planning van de noodzakelijke voorbereidingen, zodat zij de begindatum van 1 juli 2005 eenvoudig zullen kunnen halen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u, mijnheer de commissaris, voor uw voortreffelijke beknoptheid. Ik wil ook de diensten, en met name de tolken, bedanken voor het feit dat ze vanavond tot zo laat gewerkt hebben.

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 

19. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

20. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 22.40 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid