12. Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNESCO)
De Voorzitter. Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNESCO).
Dimas, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, allereerst moet ik zeggen dat ik het roerend eens ben met hetgeen de Voorzitter zojuist zei over de verschrikkelijke ramp in Zuidoost-Azië. Ook wil ik het Europees Parlement van harte complimenteren met zijn prompte reactie op het vraagstuk van de steun die de Europese Unie ter beschikking zal stellen.
Ik moet zeggen dat de Europese Unie niet alleen gul is geweest maar ook snel en efficiënt heeft gereageerd op deze ongekende tragedie. Zij is onmiddellijk in actie gekomen. De dag na de ramp waren reeds deskundigen van het bureau voor humanitaire hulpverlening ECHO, en van het comité voor civiele bescherming, aanwezig in Sri Lanka en Thailand om daar te helpen bij de coördinatie, de identificatie van de problemen, de inschatting en evaluatie van de schade en van de behoeften aan specifieke goederen, en de verbetering van levering van die goederen. Zij zullen ongetwijfeld nog lange tijd in dat gebied blijven, aangezien voor het herstel van de schade en de wederopbouw van het gebied nog grotere inspanningen zullen worden gedaan. De hulp van de Europese Unie moet derhalve ononderbroken worden voortgezet.
Ik wil u, mijnheer de Voorzitter, allereerst bedanken voor het feit dat u mij de gelegenheid biedt om vanavond samen met u de resultaten van de tiende Conferentie van de Partijen bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering te bespreken. Deze Conferentie vond afgelopen maand in Buenos Aires plaats. Ik wil van meet af aan zeggen dat de voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de heer Florenz, en zeven andere afgevaardigden aanwezig waren, en dat hun bijdrage heel erg belangrijk was. Zij hebben ons tot gedurende deze onderhandelingen tot het laatste moment met raad en daad bijgestaan. Vooral de laatste dag, toen er bijzonder hard werd onderhandeld, hebben wij voortdurend contact met elkaar gehad. De resultaten zijn niet opzienbarend, maar wel beter dan wij hadden verwacht, vooral vergeleken met de resultaten die wij konden verwachten voordat Rusland het Protocol van Kyoto had geratificeerd, toen wij dus nog niet zeker wisten of het Protocol wel in werking zou treden. Al met al kunnen wij zeggen dat de resultaten positief waren, en ik kan u dat aantonen aan de hand van een aantal punten.
Het eerste en belangrijkste punt was misschien wel de discussie over wat er na Kyoto moet gebeuren. Volgens het Protocol van Kyoto zou dit debat in 2005 moeten beginnen. Daarbij stuitten wij echter op groot verzet. De Verenigde Staten en bepaalde ontwikkelingslanden wilden het er zelfs bijna niet over hebben. Sterker nog, zij wilden zelfs niet spreken over de mogelijkheid om in 2005 besprekingen te beginnen. Na keiharde onderhandelingen - zoals ik zojuist al zei - zijn wij tot een akkoord gekomen op grond van een voorstel van de Argentijnse ambassadeur, de heer Estrada. Er werd afgesproken dat er in mei een seminar gehouden zal worden over twee essentiële vraagstukken: ten eerste de huidige stand van zaken en ten tweede de toekomstige ontwikkelingen. Op dat laatste hebben wij sterk aangedrongen. Daarmee kunnen wij een eerste - zij het aarzelende - stap zetten in de richting van onderhandelingen, van een debat over hetgeen na 2012 moet gebeuren in verband met de gevolgen van de klimaatveranderingen. Ik moet hierbij vermelden dat wij tijdens deze onderhandelingen een bondgenoot vonden in een groot aantal ontwikkelingslanden - Brazilië, Zuid-Afrika en tal van andere Afrikaanse landen - en dat is een belangrijke ontwikkeling. Deze hadden zich in het verleden nogal aarzelend opgesteld, maar dit keer schaarden zij zich achter onze inspanningen voor het op gang brengen van de besprekingen.
Een ander belangrijk punt betreft het akkoord over een vijfjarenprogramma voor de aanpassing van de ontwikkelingslanden aan de uit de klimaatverandering voortvloeiende behoeften. Ik kan zeggen dat wij veel steun hebben gekregen van deze landen. Zij hebben trouwens zelf ook baat bij dit programma.
Het derde punt heeft betrekking op bepaalde verduidelijkingen in het mechanisme voor schone ontwikkeling, een van de mechanismen waarin het Protocol van Kyoto voorziet. Ook dat is een belangrijke kwestie. Dit mechanisme zal namelijk zeer belangrijk zijn als eenmaal een begin is gemaakt met de toepassing van het Protocol en het systeem voor de emissiehandel in de Europese Unie in werking treedt. Het Uitvoerend Comité in Bonn zal een groot aantal aanvragen te verwerken krijgen, en daarom moet dit orgaan versterkt worden. Het moet transparanter worden en het heeft meer geld nodig, opdat het efficiënt kan functioneren en bijdragen aan de goede werking van de Kyoto-mechanismen.
Een ander belangrijk vraagstuk in verband met het mechanisme voor schone ontwikkeling is het inschrijvingsstelsel. Er is behoefte aan een dergelijk stelsel omdat anders het handelssysteem niet goed kan werken. Er zijn ook andere belangrijke technische vraagstukken, maar die traden niet altijd op de voorgrond. Ze zijn evenwel allemaal besproken, en er zijn oplossingen gevonden en akkoorden gesloten.
Zeer belangrijk was mijns inziens ook de presentatie van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie. Dit systeem is inmiddels op 1 januari 2005 officieel in werking getreden. Deze presentatie heeft aangetoond dat de Europese Unie een voortrekkersrol vervult bij het vraagstuk van de klimaatverandering. Die rol wordt ook alom erkend en wekt grote belangstelling. Ministers uit bijna alle landen hebben het debat over de emissiehandel gevolgd. Ook daarna hebben wij talrijke bilaterale ontmoetingen gehad met de landen die belangstelling hebben voor samenwerking. Ik noem bijvoorbeeld Noorwegen - dat eveneens een handelsstelsel heeft per 1 januari - Japan en Canada. Ook vanuit de Verenigde Staten was er belangstelling, maar de Verenigde Staten kunnen niet deelnemen omdat zij het Protocol van Kyoto niet hebben ondertekend. Dit systeem beperkt zich namelijk tot de landen die het Protocol van Kyoto wel hebben ondertekend.
Tot slot wil ik er nog op wijzen dat wij en de leden van het Europees Parlement via bilaterale ontmoetingen betrekkingen hebben kunnen ontwikkelen met ofwel afgevaardigden van nationale parlementen of andere delegaties. Dat was het belangrijkste. Daardoor krijgen wij namelijk de mogelijkheid om de landen te overtuigen die met ons moeten samenwerken, als wij onze doelstellingen voor de periode na 2012 willen verwezenlijken. Ik denk dan met name aan de Verenigde Staten, China en India. Wij moeten hoe dan ook een communicatiekanaal met deze landen zien te vinden.
Tot slot geeft het debat in Buenos Aires en de resultaten daarvan - die door de bank genomen positief waren – ons de kans om ook de besprekingen binnen de Europese Unie over hetgeen na 2012 moet gebeuren, aan te zwengelen. Daartoe hebben wij twee gelegenheden. De eerste is in feite al achter de rug. Dat was namelijk de Raad van 20 december jongstleden, toen de verplichting van de Europese Unie ten aanzien van de temperatuurstijging van de planeet opnieuw werd geformuleerd. Deze luidt nu dat de temperatuur van de aarde de komende jaren niet meer dan 2 graden mag stijgen en kwantitatieve doelstellingen moeten worden opgelegd aan de verhoging van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen. De tweede gelegenheid is de Europese Voorjaarsraad. De bijdrage van de Commissie daaraan zal bestaan uit twee documenten: een werkdocument over de kosten en baten van optreden en niet-optreden ten aanzien van de klimaatverandering en een mededeling van de Commissie over de strategieën voor de periode na 2012 en over de vraag wat er tot 2012 moet gebeuren. Natuurlijk wachten wij ook met spanning op de bijdrage van het Europees Parlement hieraan.
De resultaten van Buenos Aires waren beter dan de pers en de media deden voorkomen, die er eigenlijk ook maar weinig aandacht aan hebben besteed. Nogmaals, de resultaten zijn minder dan wij hadden gewenst maar beter dan wij hadden verwacht voordat wij naar de conferentie gingen. Wij kunnen dus zeggen dat de resultaten over de hele linie positief waren.
Florenz (PPE-DE), namens de fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, graag wil ik uw verklaring ondersteunen. Al met al mogen we stellen dat de conferentie geslaagd is, ook al zijn de cijfers en de doelstelling waarnaar we streefden misschien niet volledig behaald. Op deze plaats wil ik tevens de Nederlandse voorzitter van de Raad nogmaals nadrukkelijk danken. Hij heeft deze drie verschillende instellingen in Europa, met behulp van uw inspanningen, mijnheer de commissaris, daadwerkelijk tot een team samengesmeed, zodat Europa in de toekomst niet alleen met de euro maar ook wat betreft het milieu- en klimaatbeleid op wereldniveau een belangrijke rol kan spelen. Mijns inziens geven wij op dit terrein niet alleen de toon aan, maar vervullen wij ook een sturende rol. Het is onze doelstelling om in Europa – en in de wereld – mee te beslissen over de wijzen waarop doelen bereikt worden.
Het Milieuagentschap in Kopenhagen heeft een aantal weken geleden duidelijk verklaard dat wij met onze instrumenten op de juiste weg zijn en u heeft zojuist gesproken over de tenuitvoerlegging. Het was derhalve logisch dat onze drie instellingen in Buenos Aires invloed hebben uitgeoefend op de vraag wat er na 2012 gebeurt. Dan zijn de eerste tien jaar van Kyoto immers ten einde, en onze industrie heeft gegevens nodig waarmee zij kan berekenen of zij in staat zal zijn om de investeringen van na 2012 van een rechtsgrondslag te voorzien. Het is derhalve van belang dat wij, ook hier in dit Parlement, verdere stappen ondernemen teneinde de doelen te kunnen bereiken die wij ons gesteld hebben.
Dit is uiteraard niet alleen een taak van de Europese en de wereldwijde industrie. Wij dienen het lef te hebben eveneens de reis-, vervoer- en huisbrandsector hierin te betrekken. Ik ben mij ervan bewust dat deze kwestie in de politiek zeer moeilijk ligt, maar als in de toekomst alleen de Europese en wereldwijde industrie ervoor moet zorgen dat de doelstellingen van Kyoto behaald worden, gaat dit de industrie veel geld kosten. Deze last moet door meerdere schouders worden gedragen.
Hieruit volgt, mijnheer de commissaris, dat het terecht is dat u de energiebesparingsmaatregelen in Europa ter sprake brengt. Het is juist dat u een betere energie-efficiëntie wilt bereiken en uiteraard moeten wij daarbij ook de toepassing van hernieuwbare energie naar goed inzicht stimuleren. Ik sta hier volledig achter en hoop dat er op dit gebied vooruitgang wordt geboekt.
Natuurlijk waren er in Buenos Aires ook donkere momenten. Ik kom er openlijk voor uit dat ik een vriend van Amerika ben en het heeft mij pijn gedaan dat de Amerikanen met betrekking tot dit vraagstuk een dergelijke, werkelijk destructieve houding hebben aangenomen. Daarover was ik zeer teleurgesteld. Maar er is ook hoop. Weliswaar niet zo zeer van de kant van de Amerikaanse regering, maar wel van tien staten in de Verenigde Staten die nu proberen om buiten het beleid van Washington om een broeikasgasinitiatief te ontplooien. Daarnaast tekenen zich bijvoorbeeld aan de grens met Canada uitgesproken hoopvolle ontwikkelingen af. Ik wil zelfs nog verder gaan: Europa kan met betrekking tot het vervoerbeleid leren van deze staten, zoals Californië. Ik ben van mening dat de democratie van onderaf begint en er ook in de Verenigde Staten toe zal leiden dat er schot in deze zaak komt. En dat kan ik alleen maar ondersteunen.
Ik wil de heer Dimas en de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Van Geel, hartelijk danken. U heeft het Europese gewicht in de weegschaal geworpen. Dat de wijzer van de weegschaal niet is uitgeslagen zoals wij dat wilden lag niet aan ons. Wij zetten onze strijd evenwel voort, omdat wij ervan overtuigd zijn dat wij het juiste veld beploegen. Ik gebruik graag dit voorbeeld, omdat ik nu eenmaal landbouwer ben.
Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank voor uw geduld.
VOORZITTER: DE HEER ONESTA Ondervoorzitter
Corbey (PSE), namens de fractie. – Voorzitter, ik begin ook graag met een woord van dank aan de heer Florenz voor zijn voorzitterschap van de delegatie, aan de heer Dimas en aan het Nederlands voorzitterschap voor de prettige samenwerking.
Collega's, ik begin bij de noordpool. De opwarming verloopt daar sneller dan verwacht: gletsjers smelten, permafrost ontdooit, de boomgrens schuift op,... De bevolking van de noordpoolgebieden is nu gedwongen haar leefwijze aan te passen aan de opwarming. De samenlevingen in de noordpoolgebieden beleven op kleine schaal wat de wereld als geheel te zien zal krijgen. Wij staan voor de tweeledige taak om ons aan te passen aan de klimaatverandering en tegelijkertijd de klimaatverandering zo beperkt mogelijk te houden.
Tegenover deze enorme uitdaging is de uitkomst van de klimaatconferentie in Buenos Aires bijzonder teleurstellend. Natuurlijk is het goed dat het Kyoto-proces door een seminar nog net op de rails kon worden gehouden. Natuurlijk is het goed dat de Europese Unie haar zin heeft gekregen, en dat op dit seminar ook naar de toekomst kan worden gekeken, maar het is allemaal wel beschamend mager.
Wij moeten ook vaststellen dat de EU steeds meer geïsoleerd is geraakt. Natuurlijk, een aantal Amerikaanse staten is bereid werk te maken van het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en er is inderdaad belangstelling voor ons systeem van verhandelbare emissierechten. En inderdaad, wetenschappers die de invloed van de mens op het klimaat ontkennen, zijn nauwelijks nog te vinden. Wij moeten onze zegeningen tellen, maar de kern van Buenos Aires is dat de urgentie die in Europa wordt gevoeld, niet in andere delen van de wereld wordt gedeeld. Hoe komt dat? Is het een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef bij de Amerikaanse regering? Is het een gebrek aan inzicht bij de rest van de wereld of is het een gebrek aan diplomatieke vaardigheden bij ons? Hebben wij een gebrek aan overtuigingskracht?
Wij moeten helaas vaststellen dat de EU niet de uitstraling had die nodig was. Bindende doelstellingen na 2012 zijn nastrevenswaardig, maar ze zijn helaas een Europees stokpaardje geworden. De EU zal zich zeer goed op het seminar in het voorjaar moeten voorbereiden. Er zijn praktische voorstellen nodig en dat vraagt leiderschap en overtuigingskracht, maar vooral ook moed. Het is zaak om snel met goede, productieve en onderbouwde voorstellen op tafel te komen. De EU zal ook open moeten staan voor de benadering in andere landen. Ik zie tenminste drie uitwegen die wij allemaal moeten verkennen.
Ten eerste, meer werk maken van aanpassing en hulp voor aanpassing, zeker voor ontwikkelingslanden. De bijdragen van Afrikaanse en Midden-Amerikaanse delegaties in Buenos Aires begonnen allemaal met vermeldingen van onaangename klimaatveranderingen. Aanpassing is niet eenvoudig, maar mag zeker niet worden beperkt tot hulp bij grote rampen. Aanpassing van de leefwijze is ingrijpend en daarvoor moeten geloofwaardige programma's worden opgezet.
Ten tweede, de technologieoverdracht. Wij moeten onze ideologische reserves tegenover het clean development-mechanisme laten varen en juist voluit investeren in de overdracht van technologie.
Ten derde, we zullen veel minder moeten focussen op een nationale aanpak, de doelstellingen per land. Wij moeten juist veel meer de nadruk leggen op sectorale doelstellingen. In de gesprekken die wij als parlementaire delegatie hebben gevoerd, kwam de sectorale aanpak als een begaanbare weg naar voren. Wij zullen met de staal-, de cement- en de papierindustrie aan tafel moeten. De concurrentie in deze sectoren is wereldwijd en wereldwijde doelstellingen die uitgaan van de best toepasbare techniek liggen dan voor de hand. De WTO kan hierin een rol spelen.
Davies (ALDE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als de resultaten van de conferentie van de partijen in Buenos Aires beter zijn dan verwacht, moeten de verwachtingen van de Commissie bij aanvang wel bijzonder laag zijn geweest. De commissaris is nu ingewijd in de harde wereld van de klimaatonderhandelingen. Ik hoop dat hij de smaak te pakken heeft gekregen van het oplossen van de problemen en het verenigen van de wereld voor een gemeenschappelijk doel.
De inwoners van Carlisle kampen op dit moment met de ergste overstromingen uit de geschiedenis van de stad; er is de afgelopen dagen een ongekende stortvloed aan regen gevallen. Ik hoop dat het Parlement zich aansluit bij mijn eerbetoon aan de hulpdiensten, de vrijwilligersorganisaties en de vele individuele burgers voor het werk dat zij hebben verricht om de ernst van de situatie te verzachten en, in het bijzonder, voor hun inspanningen om ouderen en anderen die in zeer ernstige nood verkeerden te helpen.
Het is onmogelijk om met zekerheid te beweren dat deze overstromingen een aanwijzing zijn voor de opwarming van de aarde, maar men heeft er wel op gewezen dat extreme weersomstandigheden een van de gevolgen van klimaatverandering kunnen zijn. De gebeurtenissen in Carlisle zijn een van de redenen waarom het zo belangrijk is dat de EU wereldwijd het voortouw blijft nemen bij het ontwikkelen van beleid om de gevolgen van de opwarming van de aarde tegen te gaan.
De Britse regering heeft de afgelopen weken verklaard dat zij vastbesloten is het onderwerp klimaatverandering hoog op haar agenda te plaatsen als zij het voorzitterschap overneemt. Het is dan ook ronduit onthutsend dat dezelfde regering de succesvolle inwerkingtreding van de regeling voor de handel in emissierechten in gevaar brengt, aangezien het hier gaat om een van de belangrijkste Europese maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.
Het nationaal toewijzingsplan van het Verenigd Koninkrijk werd in juli jongstleden ingediend door zijn regering en goedgekeurd door de Commissie. Drie maanden later kwam Groot-Brittannië terug met een herzien plan waarin gevraagd werd om grotere en royalere rechten, veel groter dan de rechten waar de andere regeringen om hadden verzocht. De regering dreigt met juridische stappen als de plannen niet worden goedgekeurd. Dat lijkt een buitengewoon vertoon van ofwel incompetentie ofwel gebrek aan vertrouwen. In ieder geval klinken de mooie woorden van de Britse regering hierdoor wel buitengewoon hol.
Voordat de commissaris dit debat afrondt, zou ik hem het Parlement graag willen horen vertellen hoe de actuele stand van zaken precies is. Doet het Verenigd Koninkrijk, zoals de zaken er nu voor staan, mee aan de regeling voor de handel in emissierechten of niet? Heeft het Verenigd Koninkrijk, mijnheer de commissaris, volgens uw juridische afdeling hier nu echt een zaak, of berust de definitieve goedkeuring van de toewijzing van rechten voor de regeling voor de handel in emissierechten bij de Commissie, zoals ook in de richtlijn staat? Leveren het huidige standpunt en de vertraging die is opgelopen daadwerkelijk problemen op voor het succes van de regeling voor de handel in emissierechten op de lange termijn?
Ik hoop dat de commissaris opheldering kan verschaffen over deze punten. Ik hoop dat hij begrijpt dat niet alle Britse afgevaardigden hem zullen veroordelen als hij met betrekking tot dit onderwerp een bijzonder vastberaden standpunt inneemt.
Frassoni (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Tiende Conferentie van de Partijen (COP-10) markeerde het tienjarig jubileum van de inwerkingtreding van de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering en was de eerste COP die werd gehouden in de zekerheid dat het Protocol van Kyoto van kracht zal worden. Deze bijeenkomst werd door een waarnemer omschreven als “praten over praten over de toekomst”.
We kunnen niet om de overduidelijke problemen heen die gepaard gaan met het aanzwengelen van een discussie over de periode na 2012. Dit verbaast ons niet, aangezien ook de Raad er niet in geslaagd is overeenstemming te bereiken over de cijfers, en het altijd moeilijk is om over de toekomst te praten als de huidige situatie nog zo onbevredigend is als thans het geval is.
De COP-10 bood ook een forum voor honderden nevenevenementen, persconferenties, vergaderingen, NGO’s en belanghebbenden. Wij vinden dit belangrijk omdat, als we willen dat het Protocol van Kyoto werkelijkheid wordt, we veel meer partijen dan alleen regeringen nodig zullen hebben om het daadwerkelijk ten uitvoer te leggen.
Ik wil twee resultaten van de COP-10 benadrukken. Het eerste is de overduidelijke en openlijke tegenwerking door de VS. Commissaris, u heeft het hierover niet gehad, maar ik denk dat u dat wel zou moeten doen. U zou ons vervolgens ook moeten vertellen wat u eraan gaat doen. Dit was immers niet alleen een grote teleurstelling, het was ook een groot obstakel, een verandering van strategie. De VS zeggen niet meer dat zij het Protocol niet zullen tekenen maar ook niet zullen hinderen. Hun standpunt is nu geheel tegengesteld: zij zullen het Protocol juist wel hinderen. Zij hinderen het feitelijk al en zullen dat in de toekomst ook blijven doen.
Mijnheer de commissaris, we willen graag weten hoe u staat tegenover het idee dat de EU bereid moet zijn de onderhandelingen in het kader van het Protocol van Kyoto verder te voeren zonder dat de VS vraagt om de uitsluiting van die landen die het Protocol niet hebben ondertekend. Dit is een zaak waarover we moeten praten.
De tweede kwestie, die reeds genoemd is, is het besluit een seminar van regeringsdeskundigen bijeen te roepen. Het mandaat is buitengewoon zwak, zoals veel mensen reeds hebben opgemerkt, maar als de politieke wil er is, moet het mogelijk zijn een serieuze discussie aan te gaan – met degenen die dat willen – over de verplichtingen voor na 2012.
Wat verwachten we van de Commissie en de Raad? Wij zijn van mening dat zij de bijeenkomst die in mei zal plaatsvinden te Bonn moeten voorbereiden door een uitgebreid voorstel over het toekomstige klimaatbeleid uiteen te zetten dat strookt met de EU-doelstelling om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot maxima van minder dan 2°C boven het peil van voor de industrialisering, waarbij de mondiale broeikasgasemissies in de komende twee decennia hun piek bereiken.
Ten tweede moet de EU-trojka een serieuze diplomatieke inspanning verrichten om de ontwikkelingslanden aan boord te krijgen en rekening te houden met hun legitieme zorgen. We moeten op dit punt geen illusies koesteren. Als er geen serieuze financiële ondersteuning komt voor aanpassingsmaatregelen, zullen we de ontwikkelingslanden nooit aan boord krijgen, en we willen juist dat zij aan onze zijde meestrijden.
Ten derde moet de EU haar inspanningen verdubbelen om Kyoto en toekomstige toezeggingen na te leven. Het staat immers als een paal boven water dat, als onze eigen lidstaten nu niet in staat zijn het Protocol van Kyoto te eerbiedigen, zij in de toekomst niet geloofwaardig zullen overkomen.
(IT) Mijnheer de commissaris, in uw betoog heeft u nog iets anders weggelaten dat echter volgens mij belangrijk is te benadrukken in dit debat: de houding van de Italiaanse minister Matteoli die zich van de andere leden van de Europese delegatie heeft gedistantieerd. Ik meen dat u in dat opzicht niet diplomatiek hoeft te zijn, want wij zijn allemaal gebonden aan het Europese standpunt. Minister Matteoli heeft er op een onjuiste en volledig opportune wijze afstand van genomen en daarmee u en de andere leden van de Europese delegatie danig in verlegenheid gebracht. De reden van het gedrag van de Italiaanse minister is heel simpel: hij en de Italiaanse regering geloven niet dat het werkelijk prioritair is om voor of na 2012 via het Protocol van Kyoto de effecten van de klimaatsveranderingen te beperken.
De Commissie, de Raad en dit Parlement dienen erover na te gaan denken hoe de Europese landen die het Kyoto-Protocol niet respecteren overtuigd kunnen worden de juiste weg in te slaan.
Musacchio (GUE/NGL), namens de fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, recentelijk heeft de verschrikkelijke tsunami ons nog eens laten zien dat de band met de natuur fundamenteel is om het leven en de beschaving te beschermen. Klimaatsveranderingen brengen dat juist in gevaar en daarom is een drastische vermindering van de uitstoot van CO2 een absolute prioriteit, die als leidraad zou moeten dienen voor alle keuzes op economisch en sociaal vlak.
Europa heeft zich zowel ingezet voor de verplichtingen die uit het Kyoto-protocol voortvloeien als voor de periode na het verstrijken van dat protocol. Dat maakt de verantwoordelijkheid van de Amerikaanse regering nog groter daar zij zowel weigert Kyoto te ratificeren als de periode daarna onder ogen te zien, zoals in Buenos Aires had moeten gebeuren. Wij moeten echter ook zeggen dat Europa nog lang niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Europa heeft zich niet verzet tegen de ingrijpende verandering van het protocol door de introductie van verhandelbare emissierechten en is met name nog ver verwijderd van de concrete naleving van de doeleinden inzake de vermindering van de uitstoot. De uitstoot neemt zelfs in bepaalde landen, zoals Italië, nog toe.
Het is absoluut noodzakelijk na te denken over de redenen van deze ontwikkeling. Het realiseren van de doeleinden van Kyoto is toevertrouwd aan pure marktmechanismen die tot nu toe niet gefunctioneerd hebben. Tegelijkertijd heeft het ultraliberale mondialiseringsproces het aantal verstorende effecten vermenigvuldigd: de productie wordt verplaatst naar landen waar de milieuwetgeving soepeler is met een toename van de emissies als gevolg; de rijke landen verkwisten meer energie voor vervoer en civiele doeleinden; privatisering en liberalisering van de energiesector die als gevolg hebben dat de vervuilende, traditionele energiedragers met elkaar concurreren in plaats van dat er energie bespaard wordt en er schone energie wordt geproduceerd.
Indien men echter Kyoto concreet wenst toe te passen en ook de periode daarna wil regelen - wat nodig zou zijn - zijn volledig andere zaken nodig. Alle inspanningen op het vlak van wetenschappelijk onderzoek, energiebeleid en infrastructuur dienen gericht te zijn op het halen dan dat doel. Daartoe is een grootschalig, goed gestructureerd strategisch plan nodig met voldoende geld en democratische participatie.
Wij moeten de oude en achterhaalde marktformules achter ons laten en werk maken van een nieuwe sociale, milieuvriendelijke economie die structureel democratisch is en solidair met de hele wereld. Dat is de echte uitdaging van de duurzame toekomst. Het wordt allemaal nog duidelijker en onvermijdelijker als wij bedenken dat Kyoto slechts een eerste kleine stap is. In Buenos Aires heeft de Amerikaanse regering een debat over wat er na Kyoto moet gebeuren, en hiermee doel ik op een historische en noodzakelijke trendbreuk, tegengehouden. Ik moet toegeven dat de Italiaanse regering zich achter dat reactionaire standpunt heeft geschaard.
Dat is de echte taak voor het andere Europa, dat zich tot de hele wereld moet kunnen richten en zich vooral concreet moet inzetten om een ander scenario te creëren dan zich nu helaas aan het voltrekken is.
Blokland (IND/DEM), namens de fractie. – Voorzitter, dit Parlement heeft in de afgelopen jaren veel debatten gevoerd over de noodzaak van het klimaatbeleid. Volgende maand zal het Protocol van Kyoto daadwerkelijk in werking treden en daarom is het goed om eens terug te kijken op wat we in de afgelopen jaren besloten hebben. Het valt mij op dat klimaatbeleid minder in de belangstelling staat. Het wordt steeds moeilijker om een meerderheid te krijgen voor noodzakelijke maatregelen. De oorzaak hiervan is volgens mij dat we weinig merken van klimaatverandering en dat de negatieve gevolgen het sterkst zullen optreden in ver weg gelegen landen. Ook wordt gedacht dat terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen economische groei gaat kosten.
Voorzitter, ik wil de leden graag wijzen op een onderzoek van het IIASA, het internationaal instituut voor toegepaste systeemanalyse uit het Oostenrijkse Laxenburg. De wetenschappers die hierbij betrokken waren, hebben aangetoond dat klimaatbeleid veel goedkoper kan, op voorwaarde dat het beleid voor de verbetering van de luchtkwaliteit wordt gekoppeld aan het klimaatbeleid. De nettokosten worden daarmee enorm gereduceerd, maar dan moeten we ook naar de regulering van andere gassen dan alleen CO2 kijken. Een effectief beleid hoeft dus niet duur te zijn.
Voorzitter, ik wil van deze gelegenheid tevens gebruik maken om de Commissie te wijzen op problemen met het systeem van emissiehandel. In de lidstaten is de richtlijn sterk verschillend geïnterpreteerd, waardoor grote problemen dreigen te ontstaan. Zo is in een aantal landen de chemische industrie buiten de toepassing van de richtlijn gebleven. Dit was voor andere lidstaten een reden om ook daar de chemische industrie buiten toepassing te laten om concurrentievervalsing te voorkomen.
Daarnaast zijn boetes die bedrijven krijgen bij het overschrijden van hun emissie-quotum in bepaalde lidstaten aftrekbaar van de belasting. Ook hier is geen gelijk speelveld op de interne markt. Graag zou ik van Commissaris Dimas horen of hij hiervan op de hoogte is en of er een wijziging van de richtlijn kan worden voorgesteld die deze mogelijkheden blokkeert. Daarnaast is er in een aantal lidstaten sprake van staatssteun aan de industrie. In mijn eigen lidstaat, Nederland, is door een nationale overheid 600 miljoen euro uitgegeven om emissierechten aan te kopen in het buitenland, waardoor de industrie een geringere reductie heeft gekregen. Graag zou ik op dit punt ook van de Commissaris willen weten hoe hij er tegenaan kijkt.
Voorzitter, bij de behandeling van de richtlijn zijn twee amendementen van mij in dit Huis aangenomen die deze problemen hadden moeten voorkomen. Ik moet nu constateren dat de problemen toch zijn ontstaan. Ons klimaatbeleid moet tot doel hebben dat de kwaliteit van ons leefmilieu verbetert, dat hebben we afgesproken en daar moeten we ons dan ook aan houden. Wij zijn geen eigenaar van de aarde, maar slechts tijdelijke gebruikers.
Aylward (UEN), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verheug mij over het feit dat het Protocol van Kyoto op 16 februari in werking zal treden en dat 132 landen de bepalingen van de overeenkomst hebben geratificeerd. De recente ratificatie van Kyoto door de Russische regering betekent dat het Protocol nu een juridische status heeft. Op grond van het akkoord dient de Europese Unie de uitstoot van broeikasgassen vóór het jaar 2012 te verminderen met 8 procent, ten opzichte van de niveaus in 1990. Ik verheug mij daarnaast over de bekrachtiging van de Richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, die ertoe zal bijdragen dat de Europese Unie haar serieuze internationale verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto nakomt.
De enige teleurstelling is dat een aantal landen, waaronder Australië en Amerika, de bepalingen van dit verdrag niet heeft ondertekend. Amerika is, zoals we allemaal weten, op jaarbasis verantwoordelijk voor ruim 24 procent van de gehele uitstoot van broeikasgassen. De doeltreffendheid van Kyoto wordt dus ondermijnd doordat Amerika het akkoord niet heeft ondertekend. Toch komen uit Amerika niet alleen maar onheilspellende en sombere verhalen inzake deze politieke kwestie. Californië – de grootste Amerikaanse staat gemeten naar bevolkingsomvang – heeft inmiddels de zogeheten Pavley-belasting ingevoerd, die bedoeld is om de uitstoot van broeikasgassen in die staat vóór 2012 met 22 procent te verminderen. Het doet mij deugd te kunnen constateren dat dit voorbeeld door andere staten gevolgd wordt. Op dit moment ontplooien negentien Amerikaanse staten dergelijke initiatieven om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het is duidelijk dat steeds meer Amerikaanse bedrijven en burgers positief staan tegenover het aanpakken van de klimaatverandering.
De Europese Unie moet alle diplomatieke kanalen waarover zij beschikt gebruiken om de Amerikaanse regering te verleiden en te overreden tot het introduceren van maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Dit kan en moet worden gedaan via de structuren van de transatlantische topconferenties tussen Amerika en de Europese Unie. We hebben behoefte aan een gecoördineerde internationale benadering om de klimaatverandering aan te pakken. Het Protocol van Kyoto is op internationaal niveau momenteel het enige beschikbare kader waarbinnen de landen die het Protocol geratificeerd hebben hun aanpak van deze kwestie op elkaar kunnen afstemmen.
De Britse regering zal het voorzitterschap van de Europese Unie later dit jaar bekleden, en ik hoop dat zij, als zeer hechte bondgenoot van de huidige Amerikaanse regering, in een goede diplomatieke positie zal verkeren om de Amerikaanse regering te verleiden op constructievere wijze voortgang te maken met betrekking tot deze aangelegenheid.
Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de opwarming van het klimaat is een onderwerp waarbij onwetendheid samengaat met zeer uitgesproken meningen. Ik zal mij beperken tot het stellen van een aantal vragen.
Eerste vraag: is er werkelijk sprake van een significante, aanhoudende opwarming? Mij dunkt dat dat nu wel vaststaat, met name dankzij de metingen die zijn uitgevoerd aan de watermassa’s van de oceanen of de grote gletsjers.
Tweede vraag: heeft deze opwarming negatieve gevolgen? Niet noodzakelijkerwijs. In Siberië bijvoorbeeld zouden de taiga en de toendra plaats kunnen maken voor andere soorten landschap, maar dingen als de vreselijke voortschrijding van de verwoestijning in Afrika of meteorologische rampen van het type El Niño zijn natuurlijk een ander verhaal.
Derde vraag: als we besluiten de strijd aan te gaan met dit verschijnsel, betekent dat dan dat het vaststaat dat dit voornamelijk te wijten is aan menselijk handelen? In de loop van het Quartair is er vier maal sprake geweest van opwarming en glaciatie, zonder dat deze verschijnselen konden worden toegeschreven aan de mens.
Vierde vraag: als de opwarming van de aarde inderdaad het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen als kooldioxide in de atmosfeer, doordat de mens fossiele brandstoffen als energiebron gebruikt, dan zijn beslist maatregelen geboden. Maar heeft het zin dat West-Europa zich ten koste van zijn eigen concurrentievermogen gaat inspannen, wanneer andere grootmachten zoals de Verenigde Staten en China, respectievelijk de eerste en de tweede vervuiler van de wereld, hun handen van de zaak aftrekken en zo onvermijdelijk het succes van de hele onderneming frustreren, alle bemoedigende signalen vanuit sommige Amerikaanse staten waarop de vorige spreker wees ten spijt?
Ten slotte mijn vijfde en laatste vraag: systematische herbebossing en het gebruik van nieuwe of hernieuwbare energiebronnen dienen beslist te worden aangemoedigd. Maar laten we wel realistisch blijven. Het zal veel tijd kosten voordat we daarmee aan de energiebehoefte zullen kunnen voldoen. Zouden we dus in de tussentijd, zelfs vanuit een milieuoogpunt, niet moeten nadenken over de diversificatie van de energiebronnen en vooral ook over het gebruik van kernenergie? Het Franse Front National was 25 jaar geleden de eerste politieke beweging die terecht de aandacht vestigde op de gevaren van kernenergie, een voorspelling die helaas bewaarheid werd door de ramp in Tsjernobyl. De wetenschap staat echter niet stil en de technologische ontwikkeling gaat door: bij kernfusie zouden de brandstoffen worden opgebruikt zonder dat het langdurig gevaarlijke afval overblijft van de huidige procédés. In afwachting van een doorbraak, misschien zelfs met het procédé van kernsplijting, valt er te denken aan elementen als thorium, die minder gevaarlijk zijn dan de stoffen die vandaag de dag worden gebruikt. Daar ligt ongetwijfeld een opdracht voor de wetenschap. Er is op dat vlak een aanzienlijke inspanning nodig en deze moet verschoond blijven van iedere vorm van dogmatisme.
Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gebruik van het woord “succes” in deze context hangt af van de verwachtingen die men koestert; het betekent voor verschillende mensen verschillende dingen. Persoonlijk vind ik het, als we de gedachtewisselingen en debatten die zich in Buenos Aires in de marge afspeelden buiten beschouwing laten, moeilijk om het woord “succes” te gebruiken. Het succes dat ik in Buenos Aires heb gevonden, was gelegen in besprekingen met andere collega’s – in het bijzonder met de enorme aantallen vertegenwoordigers van de Amerikaanse politiek en het bedrijfsleven en van andere Amerikaanse organen – over de grote hoeveelheid steun die bestaat in het veld, zowel in de Verenigde Staten als in Australië, ondanks het standpunt van de regering-Bush en ook dat van de Australische premier over het Protocol van Kyoto en klimaatverandering. Dat is het gevoel van succes dat ik uit Buenos Aires mee teruggenomen heb. Er is sprake van enorme en toenemende steun van negen of tien verschillende staten in Amerika, en zelfs van een aantal energie- en brandstofmaatschappijen en het Amerikaanse bedrijfsleven in het algemeen. Die steun blijft groeien.
Ik meet het succes daarnaast af aan de voortgang die China maakt en aan de houding van de Chinese autoriteiten – China is immers een staat die zich snel ontwikkelt en te maken heeft met enorme demografische uitdagingen. Dan is er nog de verandering in de opstelling van Brazilië, dat zich aan onze zijde schaart. Daaraan meet ik het daadwerkelijk succes van Buenos Aires af; ik zie de conferentie als een indicator van de vooruitgang die is geboekt sinds de vorige COPs die ik heb bijgewoond.
Om ons nog meer in verwarring te brengen, was dit COP 10, en volgend jaar zal COP 11 plaatsvinden. We krijgen ook de bijzondere bijeenkomst om de besprekingen voort te zetten; we mogen die niet post-Kyoto of post-2012 noemen, maar we kunnen er niet omheen dat dit een onderwerp van debat zal zijn. Volgend jaar vindt ook MOP 1 plaats, om de niet-ingewijden nog verder te verwarren! Ik geloof dat dit staat voor de bijeenkomst van de partijen die Kyoto hebben geratificeerd, om een onderscheid te maken met de conferentie van de partijen die allemaal de oorspronkelijke kaderovereenkomst hebben ondertekend. Het gaat om twee verschillende, hoewel gelijksoortige, groepen bijeenkomsten die, waarschijnlijk, hand in hand zullen gaan. Misschien kan de commissaris ons hierover meer vertellen.
Ik wil de heer Florenz bedanken voor zijn leiderschap van de parlementaire delegatie. En ik bedank u, mijnheer de commissaris, voor het opnemen van de leden van het Parlement. Ik zou nog steeds graag zien dat er meer structuur wordt aangebracht in de betrokkenheid van het Parlement bij de diverse COP’s, met name in de fase van MOP 1. Ik hoop dat u onze bijdrage bruikbaar en nuttig vond. Ik zou graag zien dat onze bijdrage nog verder gestructureerd wordt, ook al weet ik dat er op dit punt op het niveau van de Raad enige terughoudendheid bestaat. Toch is dit een suggestie die op dat niveau dringend serieus moet worden overwogen.
We kunnen het ons niet veroorloven niet succesvol te zijn. Het Protocol van Kyoto is het enige wat we hebben. Een nog grotere nadruk op kosten-batenanalyses en een transparante prijsstelling van de milieu-effecten van klimaatverandering en de opwarming van de aarde zullen die markten die nog twijfelen aan het economische belang van Kyoto helpen overtuigen. Uit dergelijke analyses zal namelijk blijken dat ongemakken en kosten op de korte termijn meer dan gecompenseerd zullen worden door de winst op de middellange- tot lange termijn, zowel voor de geïndustrialiseerde als voor de ontwikkelingslanden.
Tarand (PSE). –(ET)De ramp in Zuidoost-Azië heeft gedurende de afgelopen twee weken enorme gevolgen gehad voor de wereld. Tussen de oorzaken van de tsunami en van de mondiale klimaatveranderingen bestaat natuurlijk geen verband, tenzij we denken in miljoenen jaren en rekening houden met de verschuiving van continenten, die zowel aardbevingen als klimaatveranderingen tot gevolg heeft. Maar perioden van miljoenen jaren zijn voor mensen niet te bevatten en het heeft voor ons politici weinig zin om in dergelijke termen te spreken. In 2004 kregen we een groot aantal nieuwe signalen dat de opwarming van de aarde steeds sneller voortschrijdt: het onverwacht hoge tempo waarin de ijskap van Groenland wegsmelt, om er maar een te noemen, waardoor de oceaanspiegel in totaal zeven meter zou stijgen. Afgelopen september heeft de Britse premier Tony Blair een van zijn toespraken gewijd aan de mondiale klimaatverandering. Hierin stelde hij dat de oceaanspiegel in het jaar 2100 88 centimeter gestegen zal zijn, wat met het oog op de demografische verspreiding van de bevolking een bedreiging zou vormen voor honderd miljoen mensen. Dan hebben we het dus over een hele andere orde van grootte dan het aantal slachtoffers van de recente tsunami. De tijd die we hebben om ons voor te bereiden is echter ook niet dezelfde – in plaats van twee uur, hebben we nu bijna een eeuw de tijd. Desalniettemin hebben we 10 procent van de tijd die we hadden, rekenend vanaf de conferentie van Rio, al verbruikt, en dat niet bepaald op de meest constructieve wijze.
Ik wil vermelden dat ik heb deelgenomen aan de conferentie van Rio, en dat ik in mijn vorig leven van historisch klimatoloog heb achterhaald in welke jaren vanaf 1500 de haven van Tallinn is dichtgevroren. Tallinn is gesitueerd aan een gevoelig deel van de Oostzee, waar de zee zich ieder jaar in de stijl van Hamlet afvraagt: “To freeze or not to freeze?” Van de zestiende tot de twintigste eeuw zijn er iedere eeuw zes tot acht volledig ijsvrije winters geweest. In de twintigste eeuw, met name vanaf de jaren zeventig, zijn er zestien ijsvrije winters geweest, en in het nieuwe millennium waren reeds vier van de vijf winters ijsvrij. Het is ironisch en droevig tegelijk dat, terwijl verschillende opeenvolgende Estische regeringen hebben gezeteld in een gebouw met een magnifiek uitzicht over de baai van Tallinn, geen van deze regeringen zich bewust is geweest van deze essentiële indicator van klimaatverandering, of in ieder geval niet in staat is gebleken om hieruit conclusies te trekken met betrekking tot het energiebeleid. Het beleid van het nationale energieproductiebedrijf van Estland, dat is geïnspireerd door het voorbeeld van de olie- en koolmonopolieën van de Verenigde Staten, wordt nog altijd gevoerd in de geest van de piekperiode van industrialisering van 50 jaar geleden. Het waterverbruik in verband met de stroomopwekking uit oliehoudende leisteen wordt zodanig gesubsidieerd dat Estland tot de grootste waterverbruikers ter wereld behoort, samen met een aantal woestijnstaten die irrigatielandbouw toepassen. Als we bedenken dat drinkwater op de luchthaven van Tallinn drie euro per liter kost, dan wordt het duidelijk waarom de stroomopwekking in Estland jaarlijks met een bedrag van ongeveer drie miljard euro wordt gesubsidieerd. Tegelijkertijd loopt Estland achter ten opzichte van andere Europese landen in het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, ondanks het grote potentieel voor zowel biobrandstoffen als windenergie. Wat ik wil zeggen is dat ik, hoewel ik de vooruitgang die op COP-10 in Buenos Aires en de leidersrol van de EU in de strijd tegen de mondiale klimaatverandering erken, vind dat het tijd is dat de Europese Commissie en het Parlement gezamenlijk gaan optreden om lidstaten die achterblijven over te halen hun energiebeleid te wijzigen, zo nodig met behulp van de structuurfondsen.
Schlyter (Verts/ALE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, op hetzelfde moment dat wij hier over Kyoto discussiëren, bereiden de kleine eilandstaten zich voor op hun conferentie over klimaatproblemen die aan de andere kant van de wereld wordt gehouden, in alle obscuriteit, ondanks het feit dat hun gehele bevolking gevaar loopt te worden verdreven als gevolg van de vernietiging van het milieu.
Vijftien grote ijsbergen drijven noordwaarts in de richting van Nieuw-Zeeland. De winters in de plaats waar ik vandaan kom, duren veertig dagen korter dan toen ik klein was. Bijna alle gletsjers smelten weg. Er steken steeds meer stormen op, zoals die van afgelopen weekeinde boven Noord-Europa. We kunnen de ogen niet langer sluiten voor deze gevolgen. Al kan niet elke storm en schade aan de klimaatverandering geweten worden, toch is de toegenomen frequentie een vaststaand gevolg van het onverantwoordelijk gedrag van de mensen.
De EU moet zich nu toespitsen op de wereld van vandaag. We kunnen niet volstaan met seminars en met streefcijfers, maar we moeten reële krachtsinspanningen leveren door wetten aan te nemen die praktische effecten hebben. Laten wij daarvoor de weg wijzen. Alleen u, de Commissie, hebt het recht om voorstellen te presenteren voor een verhoging van de minimumbelastingen op fossiele brandstoffen. U hoeft niet langer te wachten met de invoering van een kooldioxideheffing op vliegtuigreizen binnen de EU, of een klimaatheffing op de invoer uit geïndustrialiseerde landen die niet voldoen aan de doelstellingen van Kyoto. Daarmee zal er ongetwijfeld druk ontstaan op het regime-Bush, vooral als voor progressieve deelstaten van de VS een uitzondering wordt gemaakt.
Kyoto is echter niet genoeg; we hoeven niet te wachten tot 2012 om dat in te zien. Reeds nu moeten we een actieplan opstellen voor een emissiereductie van ten minste 30 procent in de periode tot 2020. We weten al dat dat het minste is wat we kunnen doen voor de behoefte van toekomstige generaties aan grondstoffen, en voor de behoefte van arme landen aan grondstoffen en een stabiel klimaat.
McDonald (GUE/NGL). – (Spreekster spreekt in het Iers)
(EN) Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de Conferentie van Buenos Aires over klimaatverandering toe te juichen als een serieuze poging om de opwarming van de aarde aan te pakken. De Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering blijft de hoeksteen van het internationale antwoord op veranderingen in ons milieu. Ik spreek mijn steun uit voor de resolutie en wil de rol prijzen die de Europese Unie heeft gespeeld en blijft spelen in het aandragen van vooruitstrevende antwoorden met betrekking tot het bestrijden van de klimaatverandering.
Ik wil in het bijzonder mijn bezorgdheid uitspreken over het feit dat de Verenigde Staten – het land dat de meeste koolstofdioxide uitstoot – niet bereid was te praten over verdere manieren om de klimaatverandering een halt toe te roepen, hoewel het zeker bemoedigend is dat een aantal individuele staten in de VS diverse initiatieven heeft ontplooit op het gebied van klimaatverandering. Desalniettemin ondermijnen de VS het Protocol van Kyoto actief door de overeenkomst niet te ondertekenen. Het Protocol van Kyoto is een overeenkomst waaraan we collectief onze volledige steun moeten geven. Het is een kleine maar veelbetekenende stap in de goede richting. Als we echter succes willen boeken bij het bestrijden van de klimaatverandering, zal dit op de langere termijn een veel grotere inspanning vergen van de afzonderlijke landen, alsmede van de industrie.
De doelen die zijn gesteld met betrekking tot de stabilisatie van de concentraties broeikasgassen zijn nauwelijks ambitieus te noemen, maar ondanks dat zijn deze doelen van doorslaggevend belang voor het teweegbrengen van een duidelijke afname in de emissieniveaus in onze atmosfeer. Ik juich de bevestiging in de resolutie toe dat de mondiale emissies tegen 2050 met de helft moeten zijn gedaald, om de opwarming van de aarde te beperken. Dit is een doelstelling waaraan wij allemaal moeten werken.
Klimaatverandering blijft een cruciale kwestie voor de mensheid die een mondiaal antwoord vereist; dat geldt misschien nergens zo sterk als in Europa. In een recent verslag van het Europees Milieuagentschap werd gewaarschuwd dat Europa sneller opwarmt dan de rest van de wereld, met mogelijk verwoestende gevolgen als frequentere hittegolven, overstromingen, een stijgende zeespiegel en smeltende gletsjers. In het verslag wordt een deprimerend beeld geschetst van een Europa dat verwoest wordt door een veranderend klimaat.
We hebben dus een mondiaal plan nodig om de concentraties van gevaarlijke broeikasgassen te beperken. Het stellen van ambitieuzere doelen om de concentratie van die broeikasgassen te beperken vereist daadwerkelijke inzet en hiervoor zijn ingrijpende veranderingen noodzakelijk in productieprocessen, in de manier waarop we energie opwekken en zelfs in onze gezamenlijke levensstijl.
(Spreekster vervolgt in het Iers)
Krupa (IND/DEM).– (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het proces van de opwarming van de aarde, dat al geruime tijd aan de gang is, kan Europa uiteraard een grote rol spelen. Een voorwaarde is wel dat zelfdiscipline, solidariteit en de waarheid zegevieren boven de onduidelijkheid van de geldende wetgeving en de misleiding en manipulatie op velerlei gebied, waaronder de emissiehandel.
Het protocol van Kyoto is een internationale mijlpaal die de geïndustrialiseerde landen ertoe verplicht de emissie van broeikasgassen te verlagen. De omvang van die vermindering moet echter worden aangemerkt als een politiek compromis. Dit compromis weerspiegelt niet de bevindingen van wetenschappers, want die hebben berekend dat een vermindering van de kooldioxide-uitstoot van 60 procent vereist is om de klimaatverandering te stoppen en niet de 5 procent of 8 procent, waarover de Europese Unie zich op de borst klopt. Deze vermindering wordt bovendien helaas bereikt over de rug van de landen waar in het kader van de voorbereidingen op de toetreding de industrie de nek is omgedraaid. Daarnaast wordt in het kader van het protocol van Kyoto een wijziging van het bodemgebruik in de vorm van bosbeheer toegepast als instrument in het klimaatbeleid.
Vooralsnog beschikken wij echter niet over volledig geloofwaardige kennis over de hoeveelheid kooldioxide die door de aanplant van bomen wordt gebonden. Dit moet nog blijken uit nader onderzoek. Sommige bebossingsplannen in het kader van het "schone-ontwikkelingsmechanisme" zijn dan ook omstreden. Deze plannen verdienen uiteraard onze aandacht, maar in Polen verzetten wij ons tegen de transformatie van ons land in een oerbos waar de rijke elite kan komen jagen.
De last van de bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering moet evenwichtig en in overeenstemming met de verantwoordelijkheid van de verschillende landen voor die verandering worden verdeeld. De rijke, ontwikkelde en sterk geïndustrialiseerde landen hebben in vergelijking met de zich ontwikkelende landen enorme voordelen behaald en zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de verwoesting van het milieu. Zij zijn echter buitengewoon terughoudend als het erom gaat hun financiële verplichtingen na te komen. Dit geldt voor zowel de Verenigde Staten als de lidstaten van de Europese Unie. Velen vragen zich ook af of de verplichtingen van Kyoto niet eerder een hinderpaal zijn dan een hulpmiddel op weg naar snellere veranderingen. Wij erkennen dat het nuttig is om, ondanks de tekortkomingen, akkoorden vast te leggen, maar wat de vermindering van de uitstoot betreft zouden de verplichtingen veel strikter moeten zijn.
Martin, Hans-Peter (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft als een van de eerste sprekers de resultaten van Buenos Aires als succesvol omschreven. Daaruit blijkt eens te meer hoe groot de bescheidenheid op dit moment is geworden, wanneer dergelijke minimale ontwikkelingen reeds als een positief gegeven beschouwd moeten worden.
In principe ben ik het hier wel maar mee eens, maar we hebben met nog een andere factor te maken, te weten de tijd, die op begint te raken. Als wij eens voor een kort ogenblik de ogen zouden sluiten en naar dit debat zouden luisteren, waarbij we de naam Kyoto even buiten beschouwing zouden laten, dan zouden wij kunnen constateren dat alles wat hier tot dusver is gezegd, tot in detail herinnert aan de grote wereldmilieuconferentie in Rio de Janeiro in 1992. Toen waren de problemen al bekend. Toen wisten wij al welke kant het op ging. Toen waren wij echter nog veel optimistischer en gingen wij ervan uit dat de algemene klimaatopwarming beperkt zou kunnen worden tot een halve graad ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Nu zijn we al blij als we de klimaatopwarming tot maximaal twee graden kunnen beperken. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling, aangezien – los van het democratische aspect waarmee velen in dit Parlement zich nu moeten bezighouden en los van het sociale aspect dat vanwege de hernieuwde opmars van de globalisering een steeds grotere rol speelt - het ecologische probleem nog steeds niet is opgelost.
Het klinkt misschien vreselijk, maar we zouden bijna gaan hopen dat er aanwijzingen waren geweest dat de catastrofale zeebeving in Azië op enige wijze te maken heeft gehad met de klimaatopwarming. Dan zou er immers wellicht een kans bestaan dat wereldwijd de krachten gebundeld zouden worden, zoals dat nu bij de aanpak van de gevolgen van deze ramp is gebeurd.
Het grote probleem met de klimaatopwarming is mijns inziens het feit dat wij geen gemeenschappelijke opvatting van de vijand hebben. Daardoor gaan wij niet op zoek naar alternatieve oplossingen en blijven wij maar redevoeringen houden zonder daadwerkelijke actie te ondernemen.
Oomen-Ruijten (PPE-DE). – Voorzitter, de klimaatconferentie in Buenos Aires gaf niet het resultaat dat wij wilden zien. Bij de ratificatie hadden wij een grote doorbraak verwacht en wij wilden, als het eventjes kon, graag ook nog precies vastleggen wat er na 2012 zou moeten gebeuren. Als ik dit vaststel en dan kijk naar wat er in de afgelopen weken in de media is verschenen, heb ik soms het gevoel dat wij elkaar in de put praten als we ons alleen op deze twee zaken concentreren.
We weten natuurlijk allemaal dat de Verenigde Staten niet hebben geratificeerd. Wij stellen tevens vast dat de snelle groei in India en China ook gevolgen moet hebben voor het betrekken van deze landen bij het klimaatbeleid. Toch tellen we niet vaak genoeg onze zegeningen. Ik ben het eens met de Commissaris, die zonet heeft gemeld dat het goede is dat er wel resultaten zijn geboekt. Er zijn nu al 128 lidstaten die het klimaatverdrag hebben ondertekend. Ook in de Verenigde Staten en Canada - mevrouw Doyle heeft daarover zonet ook nog even gesproken - zijn er steeds meer staten die onze lijn steunen en die mee willen gaan doen met Europa.
Wanneer wij echter een langetermijnbeleid willen voeren voor het klimaat, dan kunnen we alleen maar werkelijk resultaat krijgen als we de discussie niet alleen verbreden, maar ook verdiepen. Dat betekent dus dat wij de ontwikkelingslanden erbij moeten betrekken, in grotere mate dan wij tot nog toe hebben gedaan. Wij zouden hun eigenlijk - en daarover heeft de Commissaris ook gesproken - met onze hulp die schone technologie moeten aanbieden, zodat zij meteen met schone technieken kunnen beginnen en een grote sprong voorwaarts kunnen maken.
Voorzitter, datzelfde geldt eigenlijk ook voor China en India, ook hen moeten we stimuleren. Voor de rest zullen we, wat het verdiepen betreft, de bestuurlijke krachten in Noord-Amerika die op dit moment al een ander beleid willen gaan voeren, moeten blijven stimuleren. Ik heb er eigenlijk vertrouwen in dat onder leiding van deze Commissaris - maar ik moet ook Pieter Van Geel feliciteren met de manier waarop hij dat heeft gedaan, hij heeft hiervoor al vele complimenten gekregen - niet langer zal worden beweerd dat het alleen Europa is die iets voor het klimaatbeleid doet, want dan dringen we ons verder in het isolement. Neen, we moeten door verdere verbreding en een betere verdieping ervoor zorgen dat iedereen meedoet. Ik heb er vertrouwen in dat de situatieschets die we straks gaan krijgen, de nota over de toekomstige ontwikkelingen, ons uit het isolement kan halen.
Lichtenberger (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het nieuwe millennium is nog maar net begonnen of we hebben al twee rampzomers achter de rug. In een van die zomers is geheel Midden-Europa geteisterd door overstromingen en tijdens de andere zomer zuchtte het grootste deel van Europa onder een hittegolf. Dit heeft echter niet mogen leiden tot betere resultaten op de afgelopen conferentie, resultaten die noodzakelijk zijn voor een definitieve oplossing van de problemen.
Vandaag wil ik het hebben over een van de centrale probleemkwesties inzake Kyoto: het vervoer. Bij de warmtevoorziening en ook in de industrie is een zekere vooruitgang te bespeuren, zijn bepaalde problemen reeds opgelost en zijn er technische oplossingen beschikbaar. Het vervoer daarentegen is de sector waarin de groeipercentages het hoogst zijn en waarin alle oplossingen die in de andere sectoren waar sprake is van uitstoot van schadelijke stoffen zijn ontwikkeld en toegepast, worden bedreigd en teniet worden gedaan. Het vervoer heft alle successen van de klimaatbescherming weer op en daarom moeten onze maatregelen vooral op deze sector worden gericht.
Mijnheer de commissaris, ik hoor u nooit spreken als Europese landen die zich verplicht hebben tot het nastreven van klimaatdoelstellingen het tegenovergestelde doen en hun emissies juist laten toenemen. Ik hoor u nooit spreken als deze landen verzuimen om gerichte maatregelen tegen emissies door het vervoer te treffen. Van ons allemaal, en dus ook van u, wordt verwacht dat wij binnen de Europese Unie een concreet beleid opstellen en dat betekent in dit geval: volledige steun aan het openbaar vervoer en beëindiging van de groei van de mobiliteit, die alleen goed is voor de auto, terwijl alle andere zaken de dupe zijn.
Manolakou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, helaas blijven de Europese Unie en de andere imperialistische industrielanden krampachtig vasthouden aan de filosofie van een zo groot mogelijke winst voor het kapitaal. Daardoor wordt de daadwerkelijke verwezenlijking van een wezenlijk en bevredigend doel met betrekking tot verlaging van de uitstoot en beperking van de klimaatverandering, met alle bijbehorende rampzalige gevolgen voor de toekomst van onze planeet, bij voorbaat uitgesloten, zoals ook uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken.
De Commissie verzekert ons dat het systeem voor de emissiehandel en de andere soepele mechanismen het concurrentievermogen van de economie van de Europese Unie niet zullen aantasten maar juist beschermen. Wij zijn daar echter allesbehalve van overtuigd. Ofschoon het doel was de uitstoot te verminderen, is deze toegenomen met drie eenheden. Daarmee wordt weer eens bewezen hoe ingewikkeld, onstabiel en uiteindelijk inefficiënt de methode voor de aanpak van de klimaatverandering is die in Kyoto werd afgesproken. Er bestaan wel oplossingen, maar deze moeten direct en niet indirect worden toegepast. Ik denk aan maatregelen voor aanzienlijke vermindering van de uitstoot, aan de bevordering van hernieuwbare energiebronnen, aan het gebruik van biobrandstof en aan een beter gebruik van de door krachtcentrales geproduceerde thermische energie, maar ook aan de daadwerkelijke bescherming van onze bossen, die in staat zijn de CO2 uit de lucht te absorberen. Wij zien evenwel dat in plaats daarvan wordt aangedrongen op inefficiënte maatregelen zoals emissiehandel. Daaruit blijkt eens te meer dat, zodra de winst van het kapitaal in het geding is, men er niet over peinst om echte maatregelen te nemen en een ommezwaai te bewerkstelligen in de voor onze planeet zo gevaarlijke ontwikkelingen.
Giertych (IND/DEM).– (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, klimaatveranderingen zijn een natuurlijk feit. Er zijn warmere en koudere periodes. Is het menselijk handelen hierop van invloed? Ik heb ernstige twijfels. Deskundigen zijn het hier niet over eens en er zijn geen overtuigende bewijzen voor. Tegelijkertijd lijdt het geen twijfel dat verhoging van het kooldioxidegehalte van de lucht gunstig is voor de plantenteelt en dat verhoogde CO2-concentraties in de atmosfeer efficiënt worden opgenomen in de biosfeer, waaronder de bossen, humus, de zeeën enzovoort.
Het is echter een feit dat de CO2-uitstoot in industriële verbrandingsprocessen gepaard gaat met de uitstoot van andere gassen, die zonder meer schadelijk zijn voor het milieu, en wel voor de bossen, de landbouwproductie, architectonische monumenten en bovenal voor de menselijke gezondheid. Daarom verdienen alle technologische inspanningen om verbranding te beperken erkenning. Aangezien de negatieve gevolgen van verbranding grensoverschrijdend zijn, moeten de hiermee verbonden kosten worden gedeeld op basis van internationale overeenkomsten. Het Protocol van Kyoto stoelt op het logische mechanisme van verlegging van de kosten van de landen die inspanningen ondernemen naar landen die op dit gebied te weinig doen.
Klimaatveranderingen zijn er altijd geweest en zullen blijven optreden. Daar hebben wij weinig invloed op. De door de mens veroorzaakte uitstoot van gassen in de atmosfeer is echter een probleem dat de mensheid met vereende krachten moet aanpakken. Een dergelijke gezamenlijke inspanning verdient alle steun. In het bijzonder moeten wij het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparende technologie bevorderen. Hier zijn kosten aan verbonden, en zonder internationale solidariteit zal er op dit vlak geen vooruitgang worden geboekt. Wij mogen ons echter niet laten aanpraten dat elke natuurramp, elke storm, overstroming, droogte of tsunami aan de uitstoot van broeikasgassen te wijten zou zijn. Laten wij met beide benen op de grond blijven staan en ons aan de feiten houden. Dank u wel.
VOORZITTER: DE HEER MOSCOVICI Ondervoorzitter
Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, een jaar geleden was ik op de klimaatconferentie in Milaan en ik moet zeggen, dat er daarna enige vooruitgang is geboekt. Net als nu in Buenos Aires hebben wij ook toen leden van de Amerikaanse delegatie ontmoet. Maar terwijl de Amerikaanse afgevaardigden destijds de bijdrage van de mens aan de klimaatverandering nog categorisch ontkenden, hebben zij nu hun standpunt gematigd. Zij hebben de feiten al zodanig erkend, dat zij nu bereid waren te praten over het mogelijke aandeel van de mens in de klimaatverandering.
Deze toegeving ten spijt is er nog een lange weg te gaan voordat we de Verenigde Staten van Amerika zullen hebben overtuigd zich aan te sluiten bij de wereldwijde inspanning tegen klimaatverandering. Meer gezond verstand is hier geboden. Er zijn talrijke voorbeelden te noemen waarbij preventieve maatregelen veel goedkoper zijn dan het achteraf bestrijden van rampen. Het is in economisch opzicht dan ook absurd dat de Verenigde Staten geen enkele haast maken om mee te doen aan de bestrijding van klimaatverandering, en in plaats daarvan de hele planeet in gevaar brengen door te proberen de eigen concurrentiekracht te beschermen.
De tweede stap vooruit in Milaan was het meedoen van Rusland, wat de inwerkingtreding van het Protocol van Kyoto mogelijk heeft gemaakt. Dit is een belangrijk politiek gebaar, maar of het ook meer dan dat is, valt nog te bezien. Ik vrees het ergste, namelijk dat de klimaatdoelstellingen met het huidige Protocol van Kyoto geen stap dichterbij zullen komen.
Waarom? De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van het Nederlandse voorzitterschap zei op de conferentie zeer terecht dat het probleem voor de toekomst vooral de emissies van China zijn, die toenemen in een tempo dat voor de partijen bij de overeenkomst als een totale verrassing kwam. Er kunnen hiertegen uit hoofde van Kyoto geen disciplinaire maatregelen worden genomen, omdat China niet tot de industrielanden wordt gerekend waarop de uitstootbeperkingen in de eerste fase van toepassing zijn. Er zijn dus twee enorme problemen die niet door Kyoto kunnen worden opgelost: de Verenigde Staten, een land dat momenteel verantwoordelijk is voor een kwart van de broeikasgasemissies in de wereld, en China, wiens uitstoot over tien jaar naar schatting vier keer groter is dan de uitstoot in de Verenigde Staten. Dat betekent dat de wereldwijde uitstoot binnen tien jaar zal zijn verdubbeld. Als dit zo is, zullen wij letterlijk verdrinken.
Er moeten nu zo snel mogelijk herstellende maatregelen worden genomen om het klimaatbeleid doeltreffender te maken, vooral in China en India, zodat er in afwachting van de tweede fase geen onomkeerbare fouten worden gemaakt. Enkele taboes rondom het Protocol van Kyoto moeten worden doorbroken en men moet erkennen dat het in sommige opzichten geen geschikte manier is om het probleem van klimaatverandering op te lossen.
Het lijkt erop dat de per land vastgestelde reductiedoelen de partijen bij de overeenkomst ertoe brengen voortdurend voor hun eigen belang te strijden. Daarom is er een bindende internationale "koolstofdynamiek" nodig, waarvan niemand mag worden uitgesloten. In de mondialiserende markteconomie is dat de enige mogelijkheid om te voorkomen dat het internationale kapitaal zijn productie overhevelt naar gebieden waar de emissiemaxima de milieunormen niet te boven gaan. Als emissiecriteria van de industriële productie moeten daarom de emissies per productieton worden vastgesteld en voor de verschillende sectoren is een nauwkeurige vaststelling van het theoretische minimum van emissies nodig. Wij hebben snel een geheel nieuw energiedenken nodig dat vooral gebaseerd is op het vergroten van energiebesparing en energie-efficiëntie alsmede schone en hernieuwbare energievormen.
Tot slot wil ik uiting geven aan mijn grote dankbaarheid jegens commissaris Dimas, die gedurende de gehele conferentie goed rekening heeft gehouden met de standpunten van de leden van het Europees Parlement.
Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van oordeel dat de Europese Commissie zich op het vlak van klimaatverandering meer dan wie ook heeft ingezet. Zij is het die de wereld bewust heeft gemaakt van dit probleem, maar juist die eer en verantwoordelijkheid verplichten haar ertoe de nodige wetenschappelijke inspanningen te doen om haar ambities waar te maken. Wij moeten de overgang maken van een Europa van mooie woorden naar een efficiënter en wetenschappelijker Europa.
Nu de vergaderingen in Kyoto en elders achter de rug zijn, moet de klimaatverandering mijns inziens dringend aan een allesomvattende analyse worden onderworpen. De negatieve factoren zijn uitvoerig bestudeerd, maar wij weten nauwelijks hoe we de klimaatontwikkeling gunstig kunnen beïnvloeden. In die zin hoop ik dat tijdens de huidige zittingsperiode dieper zal worden ingegaan op de band tussen landbouw en milieu.
Met landbouw bedoel ik ook herbebossing. Laat ik dit even met een voorbeeld verduidelijken. Is het bevorderlijk voor de klimaatverandering dat een hectare sinaasappelbomen jaarlijks 40 000 kilo of 4 ton loof en hout voortbrengt? Anders gezegd, in hoeverre oefent de mediterrane landbouw een gunstige invloed uit op de klimaatverandering?
Het conflict tussen landbouw en milieu moet eens en voor altijd uit de wereld worden geholpen. Er bestaan diverse manieren om die doelstelling te bereiken. Ten eerste moeten wij inzien dat de landbouw ook positieve gevolgen heeft door middel van de koolstofputten die het creëert. Verder moeten wij kijken welke vorm van herbebossing de meest gepaste is en het milieu het meest ten goede komt. Kortom, wij moeten een reeks positieve beleidsacties ontwikkelen waarin alle activiteiten aan hun trekken komen, niet alleen de industriesector, maar ook de landbouw, want op dat gebied hebben wij nog een enorme achterstand in te halen.
Volgens het jongste verslag zullen met name Spanje, Griekenland en het Middellandse-Zeegebied het zwaarst getroffen worden door de gevolgen van de klimaatverandering. Daarom is het aan de Commissie om met studies en oplossingen te komen.
Jordan Cizelj (PPE-DE). –(SL)Dames en heren, het lijdt geen twijfel dat klimaatverandering de grootste en ernstigste uitdaging is waartegenover de wereld zich momenteel gesteld ziet. Het is een uitdaging die de landsgrenzen die in het verleden door naties en politici zijn vastgelegd, te boven gaat.
Als we ons nu gaan inspannen om klimaatveranderingen te voorkomen, of op zijn minst te verminderen, mogen we ons niet laten beperken door het concept van landsgrenzen. Als wij klimaatveranderingen succesvol willen tegengaan, moet we zonder enig voorbehoud inzien dat wij er allen verantwoordelijkheid voor dragen.
In dit verband kunnen we spreken van een politieke verantwoordelijkheid op meerdere politieke niveaus – allereerst de verantwoordelijkheid van ieder afzonderlijk land dat bijdraagt aan de collectieve druk op het milieu, en daarnaast de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de solidariteit tussen de ontwikkelde en onderontwikkelde regio's van de wereld. Maar de belangrijkste verantwoordelijkheid is misschien wel de verantwoordelijkheid van de ene generatie voor de andere, want de gevolgen van de klimaatverandering zijn van lange termijn en zullen van invloed zijn op het leven van vele toekomstige generaties.
De politici en de landen van de Europese Unie moeten de uitdaging om een voorvechtersrol te blijven spelen in dit proces zonder meer aangaan. Wij moeten kiezen voor een serieuzere benadering wanneer het gaat om de tenuitvoerlegging van het protocol van Kyoto en wij moeten alles doen om ervoor te zorgen dat dit akkoord ook wordt nageleefd door niet-Europese landen die zich nog niet aan de uitvoering van het akkoord hebben verbonden, maar die wel een relatief groot effect hebben op het mondiale milieu.
Er zijn twee belangrijke redenen waarom de Europese Unie een leidersrol moet spelen in de strijd tegen klimaatverandering. Zij beschikt over waardevolle ervaring op het vlak van milieubeleid en heeft ook serieuze onderzoeksinspanningen gedaan die de druk op het milieu kunnen helpen verminderen. Daarom verwacht ik van de Europese Unie dat zij ook na Kyoto uitdrukkelijk hoge milieunormen blijft eisen. Een dergelijke benadering zal de Unie in staat stellen haar reputatie bij de burgers in Europa en over de hele wereld te verbeteren.
Caspary (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijke veranderingen van het wereldklimaat doen zich al miljoenen jaren voor. Een meerderheid van de wetenschappers die de afgelopen maanden zijn geciteerd, is van mening dat de mens vooral door de uitstoot van kooldioxide het klimaat van onze planeet beïnvloedt. Zij beweren dat mogelijk 3 procent van de totale CO2-uitstoot die door de mens wordt veroorzaakt, het klimaat op aarde beïnvloedt.
Met name de jonge generatie van nu en toekomstige generaties zullen het slachtoffer worden van deze klimaatverandering. Volgens de huidige stand van de wetenschap dienen wij derhalve voorzichtig te zijn: energie moet efficiënter worden gebruikt en tegelijkertijd moet de CO2-uitstoot over de gehele wereld worden gereduceerd. Dit kan worden gerealiseerd door meer rendement uit de energie te halen en door meer gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen en kernenergie. Met betrekking tot de laatste optie kan ik u een cijfer presenteren: het aandeel van kerncentrales in het totale energiepakket heeft in 2004 wereldwijd de uitstoot van circa 2,5 miljard ton kooldioxide voorkomen. Dat is het dubbele van hetgeen in de Kyoto-doelstellingen voor de periode 2008-2012 is afgesproken. Het dubbele, dames en heren.
Hoeveel waarde mogen wij evenwel hechten aan onze huidige kennis over de klimaatverandering? Wordt het klimaat inderdaad extra door de mens beïnvloed? Is dit percentage van 3,5 procent van de CO2-uitstoot waarvoor de mens verantwoordelijk is inderdaad van belang? Hoe sterk wordt het klimaat door de variërende stralingsintensiteit van de zon beïnvloed? Wat zijn de gevolgen van het broeikasgas waterdamp? Welke andere factoren spelen nog meer een rol bij de klimaatverandering? Is een eventuele temperatuurstijging op aarde het gevolg van een verhoogde CO2-uitstoot of is precies het tegenovergestelde het geval? Al deze vragen kunnen wij nog niet met zekerheid beantwoorden. Hoewel in vele modellen wordt gesuggereerd dat het broeikaseffect door de mens wordt veroorzaakt, is het doorslaggevende bewijs hiervoor nog niet geleverd.
Zoals gezegd dienen wij voorzichtig te zijn en de CO2-uitstoot zo veel mogelijk terug te brengen. Tegelijkertijd moeten wij evenwel dringend meer investeren in het klimaatonderzoek en ook steun geven aan onderzoekers die niet met de grote stroom meegaan.
Wij hebben een breed spectrum aan meningen nodig teneinde in het belang van de burgers zo spoedig mogelijk en op basis van betrouwbare gegevens de juiste beslissingen te kunnen nemen. Als wij immers over betrouwbare gegevens beschikken, zullen wij ook de andere landen ervan kunnen overtuigen ons hierin te steunen.
Belet (PPE-DE). – Voorzitter, hoe u het ook draait of keert, de resultaten van Buenos Aires zijn in mijn ogen teleurstellend. Kyoto loopt tot 2012, dat is vlakbij en voor daarna is nog niets gepland. Het vervolgseminar in Bonn is helaas niet veel meer dan een doekje voor het bloeden.
Mijnheer de Commissaris, de Europese Unie mag niet langer wachten op weerbarstige staten als de Verenigde Staten. Wij moeten zelf het voortouw nemen, zonder evenwel in eigen vlees te moeten snijden. Wij moeten meer dan ooit een beloningsbeleid voeren voor die industriële ondernemingen die kordaat investeren in milieuvriendelijke technologieën. Daarnaast zullen wij vooral in de transportsector veel grotere inspanningen moeten leveren. De heer Florenz zei het hier bij het begin van het debat ook al. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling biedt in dit verband uitstekende mogelijkheden om ambitieuze programma's op te zetten. Waarom niet de lat hoog leggen en concrete deadlines naar voren schuiven? Waarom bijvoorbeeld niet de ambitie hebben om - ik maak het maar heel concreet - tegen 2020 in Europa 100% emissievrij transport over de weg te hebben?
Nog een laatste vraag, mijnheer de Commissaris. Bent u het ermee eens dat wij extra middelen moeten vrijmaken, bijvoorbeeld een fiscaal nultarief - om het maar zo te noemen - om het gebruik van biobrandstoffen aan te moedigen en resoluut te promoten? Mijnheer de Commissaris, u kunt de geschiedenis ingaan als de grootste vriend van moeder aarde. Ik zou, als ik in uw plaats was, die gelegenheid niet laten voorbijgaan.
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, jazeker, we hebben succes, maar niet genoeg. Jazeker, er gebeurt wel wat, maar te weinig. Jazeker, er worden honderden symposia georganiseerd, maar er worden lang niet zoveel maatregelen genomen. Wij hollen achter onze doelstellingen aan en de tijd vliegt voorbij. De klimaatverandering is een van de grootste problemen van de 21e eeuw, zo staat in onze resolutie, maar ik vraag mij af of dit feit daadwerkelijk tot ons doordringt of dat wij dit slechts ter kennisgeving hebben aangenomen. En kan het ons ook echt wat schelen?
Ik vrees dat er nog een lange weg te gaan is voordat we ons er niet alleen bewust van zijn maar er ook door geraakt worden en tot daadwerkelijk handelen overgaan. Ook al worden wij door afzonderlijke gebeurtenissen wakker geschud en alert gemaakt, zijn wij niet bij machte de noodzakelijke politieke maatregelen door te voeren. De ecologische, economische en sociale gevolgen zijn evident, maar worden door ons nog niet als voldoende bedreigend ervaren. We leggen de schuld dan weer bij het vervoer, de huisbrand of de industrie, dan weer bij de industrielanden of de ontwikkelingslanden, maar nog steeds ontbreekt het aan een algemene visie. Zouden we het in het kader van Lissabon niet van de gelegenheid gebruik moeten maken om ook de groeimogelijkheden en het concurrentievermogen van Europa te bekijken in plaats van alleen de schade? Wij leveren oude in plaats van nieuwe technologieën aan andere continenten en hebben het over globale verantwoordelijkheid. Daarbij vergeten wij echter het gezegde “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”.
Wij hebben het over het jaar 2012, maar wij kunnen het bedrijfsleven nu nog niet met zekerheid zeggen binnen welke kadervoorwaarden het in 2012 dient te handelen. Om tijdig te kunnen handelen, hebben wij deze kadervoorwaarden nodig; wat we ook nodig hebben zijn Kyoto-effectenstudies voor iedere maatregel met betrekking tot de industrie en het vervoer.
Dimas,Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn hier vanavond vele bruikbare suggesties gedaan. Tijdens de komende Europese Raad in het voorjaar, waar de eerste belangrijke stap zal worden gezet met betrekking tot het debat binnen de Europese Unie over onze toekomstige klimaatveranderingsstrategie, zal de Commissie een mededeling presenteren, die mijn collega’s en ik momenteel voorbereiden. Deze mededeling zal zeer belangrijk zijn voor de besprekingen tijdens de Raad in het voorjaar. Ik ben voornemens in deze mededeling een reeks specifieke aanbevelingen te doen en daarbij zal zeker ook een groot aantal suggesties zijn dat vanavond is gedaan. Ik bedank de afgevaardigden die mij deze constructieve suggesties aan de hand hebben gedaan.
Wat Buenos Aires betreft, kan het succes van de conferentie worden afgemeten aan objectieve criteria en, zoals ik al heb gezegd, waren onze objectieve verwachtingen niet erg hoog gespannen. Dat betekent echter niet dat we geen hoge doelen nastreven of dat onze wensen niet ambitieus zijn. We zullen alles in het werk stellen om deze doelen te bereiken omdat dit nodig is voor de wereld.
We hebben in Buenos Aires wel degelijk enige vooruitgang geboekt. Het besluit om in mei een seminar te organiseren om huidige en nieuwe antwoorden op klimaatverandering te bespreken, biedt een veelbelovende start van de dialoog en het debat over een mondiaal klimaatbeleid na 2012. Ook het akkoord over het opzetten van een werkprogramma voor aanpassingsmaatregelen is een zeer belangrijke doorbraak, niet alleen voor de geïndustrialiseerde landen, maar ook, en zelfs nog in meerdere mate, voor de ontwikkelingslanden.
Over het algemeen denk ik dat we een succesvolle conferentie van de partijen achter de rug hebben. Ik ben het echter met u eens dat we onze dialoog met sleutellanden als India, China, de Verenigde Staten uiteraard, en Rusland moeten intensiveren. De Verenigde Staten zeggen dat zij voor een andere benadering hebben gekozen, met grote investeringen in onderzoek en ontwikkeling, maar toch zie ik hun instemming met de deelname aan het seminar en de presentaties over de toekomst als een kleine doorbraak.
We moeten onze dialoog met deze landen voortzetten en verdiepen – zoals ook door vele van de geachte afgevaardigden werd gesuggereerd – zowel in een multilaterale als in een bilaterale context. Zoals mevrouw Frassoni zei, zullen wij met de trojka een groot aantal ontmoetingen hebben met landen als de Verenigde Staten, China, India en de ontwikkelingslanden. We moeten verder voortdurend laten zien dat het ons ernst is en dat we de strijd tegen klimaatverandering serieus nemen. We moeten het voortouw nemen, zoals mevrouw Corbey voorstelde.
De regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en haar succes zullen in dit verband bijzonder belangrijk zijn en we moeten de noodzaak blijven benadrukken dat anderen zich aansluiten bij onze inspanningen. Zoals ik eerder reeds heb gezegd, hebben Noorwegen, Canada en Japan interesse getoond en we zullen moeten bekijken hoe we kunnen samenwerken met de Verenigde Staten die – met uitzondering van de negen noordoostelijke staten en Californië – al beschikken over regelingen voor andere broeikasgassen, maar niet voor koolstofdioxide. Het probleem daarbij is echter dat zij het Protocol van Kyoto niet hebben ondertekend.
Laten we eens zien hoe we dit obstakel kunnen omzeilen. Samenwerking met lokale en regionale autoriteiten zou zeer interessant kunnen zijn, met name voor het verkrijgen van steun bij de bestrijding van klimaatverandering in landen overal ter wereld, en op het gebied van onze contacten met ontwikkelingslanden, zoals India en China – en op dit punt moet ik erkennen, zoals iemand al gezegd heeft, dat de kleine eilandstaten onze bondgenoten waren. Het is ook heel belangrijk dat zij ons volledig steunen bij alles wat wij proberen te bereiken.
In onze contacten met deze landen is het belangrijk de voordelen van het aanpakken van klimaatverandering in de bredere context van de duurzame ontwikkeling te plaatsen. Met betrekking tot lokale luchtverontreiniging stelde de heer Blokland voor om de voordelen in andere sectoren te benadrukken, en het aanpakken van klimaatverandering zal zekere belangrijke voordelen opleveren voor deze landen. Om ervoor te zorgen dat zij echt op een milieuvriendelijke manier zullen innoveren, is het zeer belangrijk de nadruk te leggen op innovatieve en milieuvriendelijke technologieën die bijzonder concurrerend kunnen zijn en de Europese industrie en de industrieën in die landen innovatievoordeel kunnen opleveren.
Er werd gesuggereerd dat we de minst ontwikkelde landen minder hielpen dan zou kunnen. Ik moet benadrukken dat bijna de helft van de financiële middelen voor deze landen verschaft wordt door de Europese Unie. De Verenigde Staten leveren hieraan helemaal geen bijdrage, aangezien zij dit beschouwen als een onderdeel van het Protocol van Kyoto. We moeten projecten financieren, dat wil zeggen geplande projecten, geen eenmalige, op zichzelf staande projecten die niet doeltreffend zijn.
Er waren zo veel vragen dat ik mij zal beperken tot het beantwoorden van enkele zeer specifieke. Mijnheer Blokland vroeg of de chemische industrie zou worden opgenomen in de richtlijn voor de regeling van de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. Dat is op dit moment niet mogelijk. We voeren echter gesprekken over wat er zal gebeuren als de eerste fase van de emissiehandel is afgelopen. Waarschijnlijk zal de chemische industrie dan wel in de regeling worden opgenomen. De verbranding die in chemische fabrieken plaatsvindt valt al wel onder de regeling.
De heer Davies vroeg naar het Verenigd Koninkrijk en zijn nationale toewijzingsplan. Het besluit over het plan van het Verenigd Koninkrijk is genomen op 7 juli 2004, en het Verenigd Koninkrijk kan voorkomen dat de onzekerheid voor Britse bedrijven aanhoudt door op basis van dat besluit stappen te ondernemen. De regering heeft ons op 23 december een brief gestuurd die bepaalde informatie verschaft over twee kwesties: Gibraltar en nieuwe deelnemers. Bovendien wordt in deze brief verzocht om de toewijzing van aanvullende, hogere rechten. We beraden ons nog over de technische en juridische details dienaangaande. In principe is de Commissie van mening dat een lidstaat slechts één nationaal toewijzingsplan kan voorleggen.
Met betrekking tot biomassa en biobrandstoffen beschikken wij reeds over een aantal instrumenten om het gebruik van biomassa te stimuleren. Het gaat onder meer om een richtlijn over biobrandstoffen en een richtlijn over elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen. In de mededeling van de Commissie van vorig jaar over hernieuwbare energie werd een actieplan op het gebied van biomassa aangekondigd, dat vóór het einde van 2005 moet worden gepresenteerd. Biomassa-emissies zijn neutraal. Er zijn geen rechten nodig voor emissies die worden veroorzaakt door het verbruik van biomassa.
In de tijd die mij hier ter beschikking staat kan ik niet ingaan op alle vragen en suggesties die ik tijdens het debat heb genoteerd. Ik wil echter nogmaals benadrukken hoe belangrijk het is om ontwikkelingslanden als China en India bij de samenwerking te betrekken. Zij maken zich zorgen over hun toekomst en zijn erg bang voor eventuele beperkingen of verlagingen. We zullen dan ook met prikkels voor hen moeten komen om hen te laten weten dat hun ontwikkeling niet zal worden gehinderd door toekomstige overeenkomsten. We zullen een manier moeten vinden om met elkaar samen te werken en het doel te bereiken dat we eerder al hebben genoemd: een temperatuurstijging van maximaal 2C.
Wat de Verenigde Staten betreft, zij investeren veel in onderzoek. Zelfs daar – ik heb bepaalde mensen horen zeggen dat er vraagtekens worden gezet bij het wetenschappelijk bewijs voor de antropogene oorzaken van klimaatverandering en de gevolgen ervan – zijn zeer recent rapporten verschenen, gepubliceerd in 2004, waarin zonder onomstotelijk wordt bewezen dat de huidige klimaatverandering veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten. In de Verenigde Staten zeggen ze dat hun benadering anders is. Ze hebben het Protocol van Kyoto niet ondertekend en zullen dat ook niet doen. We zullen echter een manier moeten vinden om hen te betrekken bij onze pogingen de klimaatverandering te bestrijden. Dit is geen probleem dat betrekking heeft op één enkel land of uitsluitend op het Middellandse-Zeegebied, waar de gevolgen erger zullen zijn dan in andere gebieden ter wereld: wetenschappers zeggen dat de temperatuur daar omstreeks het eind van 2100 meer dan vijf graden gestegen zal zijn. Dat is een fikse toename. Men kan zich voorstellen wat voor gevolgen dit zal hebben voor bijvoorbeeld de landbouw en het toerisme, evenals voor de manier waarop mensen leven. Ik heb gehoord dat zich positieve gevolgen zullen voordoen in Siberië. Dat is niet waar. We weten niet wat voor gevolgen klimaatverandering precies zal hebben, noch welke gebieden hierdoor getroffen zullen worden.
Het is wetenschappelijk bewezen dat klimaatverandering ten gevolge van menselijke activiteiten moet worden bestreden. Dat moeten we en zullen we dan ook proberen te doen. In samenwerking met u zal de Europese Unie een voortrekkersrol blijven spelen in de strijd tegen de klimaatverandering.
(Applaus)
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat deel ik mee één ontwerpresolutie te hebben ontvangen(1). Het debat is gesloten.