Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 13 januari 2005 - Straatsburg Uitgave PB

5. Ontslag van taaldocenten van de Commissie
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Hughes, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, aan de Commissie over het ontslag van taaldocenten van de Commissie (O-0082/2004 - B6-0137/2004).

 
  
MPphoto
 
 

  Hughes (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, op 9 juni 2004 besloot het College van de Commissie 43 taaldocenten met vrijwel onmiddellijke ingang te ontslaan. Negen dagen later brachten de verantwoordelijke functionarissen dit besluit over aan de docenten zelf, tijdens een algemene vergadering in Brussel. Ik wil graag rechtstreeks citeren wat twee van de docenten bij die gelegenheid zeiden:

“Wij hekelen het flagrante gebrek aan openheid van de kant van de Commissie, die er tot vandaag mee heeft gewacht aan te kondigen dat de contracten van de docenten worden ontbonden. Wij hekelen eveneens het cynisme van de Commissie, die, in een Europa dat zogenaamd sociaal is, deze werknemers in grote moeilijkheden heeft gebracht – werknemers, veelal vrouwen, van wie sommigen hoofdkostwinner zijn en kinderen hebben. De meesten van deze docenten zijn op een leeftijd dat het buitengewoon moeilijk is passend werk te vinden. In het trialoogakkoord van maart 1997 toonden de docenten hun bereidheid om mee te werken in ruil voor een belofte van de Commissie dat hun contracten gehandhaafd zouden blijven tot hun pensioen. Het is nog niet zo lang geleden dat mevrouw Morelli, die binnen de Raad verantwoordelijk is voor opleidingen, in het bijzijn van vertegenwoordigers van de Commissie bij verschillende gelegenheden heeft bevestigd dat de banen van de docenten gegarandeerd waren tot hun pensioen. Wij willen officieel laten vastleggen dat de Commissie deze beloften gebroken heeft.”

Mijns inziens geeft dit lange citaat een zeer goede samenvatting van een triest verhaal. Ik heb de ontslagen docenten de afgelopen maanden vele malen gesproken en ik heb een grote hoeveelheid documentatie uit de periode voorafgaand aan hun ontslag gelezen. Daaruit komt een aantal zaken duidelijk naar voren. Ten eerste, dat dit besluit voor de docenten als een donderslag bij heldere hemel kwam. Zij hebben van tevoren geen enkele informatie gekregen over de plannen om hen te ontslaan. Er is over deze plannen in het geheel niet met hen overlegd. Uit documenten uit heel 2003 en de eerste helft van 2004 blijkt dat tegenover de docenten tijdens een hele reeks bijeenkomsten de indruk werd gewekt dat er niets aan de hand was, dat alles gewoon zijn gangetje ging. Halverwege 2003 worden, in een bepaald pakket documenten, geruchten over een op stapel staande reorganisatie zelfs weggewuifd. Andere documenten laten een volkomen normale planning zien van taaltrainingen voor het volgende jaar, 2004-2005, maar plotseling, in juni 2004, krijgen de docenten dus te horen dat ze ontslagen worden.

Ten tweede valt op dat de Commissie klaarblijkelijk meent dat zij ver boven de wet staat. Iedere particuliere entiteit die zich zou gedragen als de Commissie heeft gedaan, zou de EU-wetgeving inzake informatie en raadpleging, collectief ontslag en de overgang van ondernemingen overtreden. Er zal ons vandaag ongetwijfeld verteld worden dat de Belgische wetten waarin deze EU-richtlijnen zijn omgezet, niet gelden voor de Commissie als overheidsorgaan – maar deze docenten zijn wel in dienst genomen op basis van Belgische arbeidscontracten waarop de Belgische wetgeving van toepassing is. We hebben het hier over dezelfde instelling die van het bedrijfsleven vraagt dat het op een maatschappelijk verantwoorde wijze te werk gaat – maar de wijze waarop zijzelf deze zaak tot nu toe heeft aangepakt, is maatschappelijk volstrekt onverantwoord.

Ten derde heeft de Commissie laten zien dat de moeilijke situatie waarin deze mensen zich bevinden haar volkomen koud laat. Meer dan 60 procent van hen is ouder dan 55. Zes maanden na het besluit van de Commissie is hun grootste vrees, dat zij op hun leeftijd geen werk meer zouden kunnen vinden, maar al te zeer bewaarheid. Erger nog, uit een document dat ik heb ontvangen blijkt dat “de docenten wellicht niet in aanmerking komen voor werkloosheidsuitkeringen, vervroegde uittreding en socialezekerheidsuitkeringen”, vanwege het beperkte aantal arbeidsuren dat hun was toegestaan op grond van de contracten die de Commissie met hen had gesloten. Dat zou betekenen dat zij geen uitkering zouden ontvangen tot hun vijfenzestigste, op welke leeftijd zij recht zouden krijgen op ongeveer vijfhonderd euro per maand. Het behoeft geen betoog dat voor een aantal van de gezinnen die van deze docenten afhankelijk zijn daadwerkelijke armoede in het verschiet ligt.

Wat betreft het trialoogakkoord uit 1997, ten slotte, wisten de docenten en hun vertegenwoordigers niet beter dan dat zij tot hun pensioen in dienst zouden blijven; in ruil daarvoor stemden zij in met nieuwe werkpraktijken en met de uitbesteding van werk aan externe bureaus als er docenten vertrokken. Dit is destijds op vele plaatsen gepubliceerd – in nieuwsbrieven van vakbonden, bijvoorbeeld – en niemand van de Commissie lijkt dat te hebben tegengesproken. Een functionaris van de Commissie maakte een veelzeggende opmerking toen wij haar in de commissie over deze kwestie ondervroegen. Zij zei dat de juridische dienst van de Commissie, enige tijd nadat het trialoogakkoord was gesloten, verzocht was advies uit te brengen over de vraag of een dergelijke garantie wel gegeven kon worden. De dienst verklaarde dat dit niet mogelijk was. Dit roept een belangrijke vraag op. Waarom zou men de juridische dienst om advies vragen als een dergelijke garantie niet gegeven was tijdens de trialoog?

Het heeft er alle schijn van dat een dergelijke garantie inderdaad, al dan niet schriftelijk, gegeven is en dat de Commissie tijdens de vele vergaderingen waarop de garantie sindsdien ter sprake is gekomen, haar mond gehouden heeft en er geen been in heeft gezien iedereen in de waan te laten tot het haar gelegen kwam zich op dat juridisch advies te beroepen.

De Commissie heeft zich schandelijk gedragen, maar het is nooit te laat. Ik heb begrepen dat er morgen in Brussel een bijeenkomst zal plaatsvinden tussen de Commissie en de vakbonden. Ik hoop dat daar de eerste stap zal worden gezet om de docenten weer in hun functie te herstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Potočnik, Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 9 juni 2004 besloot de vorige Commissie de contracten van 43 taaldocenten te beëindigen. Dit besluit is door bepaalde partijen ervaren als “ondoorzichtig” en “ongerechtvaardigd”. De vragen van de voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken weerspiegelen in dit opzicht de bezorgdheid die de docenten zelf te kennen hebben gegeven. Voordat ik in detail inga op de vragen die de geachte afgevaardigde heeft gesteld, wil ik graag vier inleidende opmerkingen maken.

In de eerste plaats is het besluit genomen met het oogmerk te voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer. Sinds 1997 worden taaltrainingen binnen de Commissie gegeven door ofwel interne docenten die rechtstreeks onder contract staan bij de Commissie, ofwel door taleninstituten die via een openbare aanbestedingsprocedure zijn geselecteerd. Beide werkwijzen nemen elk circa 50 procent van de trainingen voor hun rekening.

Uit enquêtes is gebleken dat er in kwalitatief opzicht geen verschil bestaat tussen de trainingen die gegeven worden door interne docenten en de trainingen die door de taleninstituten worden verzorgd. In budgettair opzicht is er echter een aanzienlijk verschil: één uur taaltraining door een interne docent kost viermaal zoveel als één uur training door een taleninstituut. Op jaarbasis – ik neem 2003 als referentiejaar – zijn de kosten respectievelijk ongeveer 3,5 miljoen euro en 900 000 euro.

In de tweede plaats hebben de taaldocenten een royale schadeloosstelling gekregen. De Commissie heeft een compensatieregeling aangeboden die ver boven het wettelijk minimum lag. De minimumvergoeding zou drie maanden salaris per vijf dienstjaren zijn geweest. Dat zou neerkomen op een compensatie van tussen de 12 en 19 maanden salaris.

De Commissie heeft er echter voor gekozen de compensatie te berekenen op basis van het hoogste bedrag dat ooit door een Belgische rechtbank is toegewezen. Dit resulteerde in een compensatie van tussen de 14 en 24 maanden salaris. We hebben het dan over brutobedragen van tussen de 19 000 en 152 000 euro. Bovendien heeft de Commissie besloten deze vergoeding te betalen zonder dat de docenten hun opzegperiode hoefden uit te dienen.

In de derde plaats is het besluit de contracten in kwestie te beëindigen geen unilateraal initiatief van de Commissie, maar het resultaat van maatregelen die in het midden van de jaren negentig in gang zijn gezet door de begrotingsautoriteit. Om het besluit van 9 juni 2004 te kunnen begrijpen, moeten we teruggaan naar het begin van deze zaak.

Het hele proces vindt zijn oorsprong in de vroege jaren negentig, toen het Parlement zijn taaltrainingen in Luxemburg ging uitbesteden. In die tijd werden de taaltrainingen binnen de Commissie en de Raad verzorgd door interne docenten met een privaatrechtelijk contract, zonder dat er een aanbestedings- of selectieprocedure werd gehouden.

Halverwege de jaren negentig bekritiseerde de Begrotingscommissie zowel de Commissie als de Raad vanwege de kosten die aan deze werkwijze verbonden waren. Na ellenlange discussies kwam de trialoog – bestaande uit de voorzitter van de Begrotingscommissie, de secretaris-generaal van de Raad en de voor personeelszaken verantwoordelijke commissaris – tot de conclusie dat het wenselijk was de taaltrainingen geleidelijk volledig uit te besteden. Als eerste stap kwamen de partijen overeen een aanbestedingsprocedure voor het verzorgen van taaltrainingen te starten. Bij wijze van derogatie van dit beginsel werd tevens besloten de interne docenten die destijds in dienst waren, toe te staan hun activiteiten voort te zetten binnen het kader van het contract dat zij op dat moment hadden.

In de vierde plaats hield het trialoogakkoord niet de belofte in dat docenten levenslang in dienst zouden kunnen blijven. Meer specifiek: de trialoog kwam overeen dat de taaldocenten mochten blijven werken op basis van contracten voor onbepaalde tijd zonder dat zij hoefden deel te nemen aan de aanbestedingsprocedures. Dit is destijds uitdrukkelijk kenbaar gemaakt aan de vakbonden, zoals blijkt uit de notulen van bepaalde vergaderingen. Tegelijkertijd is het volgens de Belgische wetgeving mogelijk een contract voor onbepaalde tijd te beëindigen, en van deze mogelijkheid kan geen afstand worden gedaan. Iedere overeenkomst tussen partijen om de wet niet toe te passen is van nul en gener waarde.

Dit gezegd hebbende, wil ik nu overgaan tot de specifieke vragen die gesteld zijn. De eerste vraag is: heeft de Commissie de Raad en het Parlement op de hoogte gesteld en geraadpleegd voordat zij het trialoogakkoord unilateraal schond? Er zijn drie aspecten die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen. Ten eerste heeft de Commissie het trialoogakkoord niet geschonden, want dit akkoord hield niet de belofte in dat docenten levenslang in dienst zouden kunnen blijven. Ten tweede geeft de Commissie toe dat zij de medeondertekenaars van het trialoogakkoord – de Begrotingscommissie en de Raad – op de hoogte had kunnen stellen van haar voornemen de tweede fase van de uitbesteding van start te laten gaan. Niettemin is de Commissie de mening toegedaan dat haar besluit in grote lijnen overeenstemde met de afgesproken oriëntaties van de trialoog en de begrotingsautoriteit.

De tweede vraag is: wanneer heeft de Commissie de vertegenwoordigers van de docenten, de vertegenwoordigers van de vakbonden en het lokale Personeelscomité op de hoogte gesteld van het ontslag? De Commissie heeft de vertegenwoordigers van de docenten, alsmede de betrokken docenten zelf, op de hoogte gesteld op 18 juni 2004 tijdens de algemene vergadering, voordat het besluit werd bekendgemaakt. In overeenstemming met het akkoord betreffende de sociale dialoog worden werknemers op wie het Statuut van de ambtenaren van toepassing is, vertegenwoordigd door personeelsvertegenwoordigers en het lokale Personeelscomité. Aangezien taaldocenten niet onder deze categorie vallen, waren er in dit geval geen personeelsvertegenwoordigers aanwezig.

De derde vraag is: welke informatie is er aan de vertegenwoordigers van de docenten verschaft? De Commissie heeft de docenten en hun vertegenwoordigers op de hoogte gesteld van het besluit dat op 9 juni 2004 genomen was, de redenen voor dit besluit gegeven en uitgelegd wat de praktische consequenties zouden zijn en welke regelingen getroffen waren, waarbij ook de plannen van de Commissie aangaande de compensatieregelingen genoemd werden.

De vierde vraag luidt: is de Commissie van opvatting dat haar behandeling van deze zaak een goed voorbeeld is van de toepassing van de beste praktijken ten aanzien van voorafgaande raadpleging en tijdige verstrekking van informatie? Vanuit juridisch oogpunt bekeken, zou ik zeggen van wel: de Commissie is alle relevante verplichtingen volledig nagekomen, al had zij, zoals ik reeds gezegd heb, de medeondertekenaars van het trialoogakkoord op de hoogte kunnen stellen voordat zij het besluit goedkeurde.

De vijfde vraag luidt: is de Commissie van opvatting dat zij haar sociale verantwoordelijkheden ten opzichte van de betrokken docenten volledig is nagekomen? De Commissie heeft niet alleen voldaan aan haar wettelijke verplichtingen, zij heeft deze verplichtingen bovendien geïnterpreteerd op de wijze die het meest gunstig was voor de betrokken personen.

De zesde en laatste vraag is: kan de Commissie commentaar geven op en kopieën beschikbaar stellen van eventuele adviezen van haar juridische dienst over het ontslag van de docenten, zoals gevraagd door DG ADMIN? Op de adviezen van de juridische dienst van de Commissie zijn de regels van toepassing die gelden voor advocaten en hun cliënten. De Commissie zal de adviezen of opmerkingen van haar juridische dienst dan ook niet openbaar maken.

Tot besluit: het standpunt van de Commissie kan als volgt worden samengevat. Ten eerste, wat het onderwerp van deze kwestie betreft, is de Commissie van mening dat het besluit om de contracten te beëindigen rechtmatig was. Het was niet langer verdedigbaar een duaal systeem te handhaven waarbij de ene helft van de trainingen, gegeven door interne docenten, viermaal zoveel kostte als de andere helft van de trainingen, die door taleninstituten werd verzorgd, terwijl er geen sprake was van kwaliteitsverschil.

Ten tweede is de Commissie bij de tenuitvoerlegging van dit besluit haar wettelijke verplichtingen ten volle nagekomen.

Ten derde erkent de Commissie dat zij de medeondertekenaars van het trialoogakkoord had kunnen inlichten voordat zij het besluit goedkeurde. De Commissie is evenwel de mening toegedaan dat haar besluit in grote lijnen overeenstemde met de afgesproken oriëntaties van de trialoog en de begrotingsautoriteit.

Tot slot is de Commissie niet van zins het aantal taaltrainingen te verlagen. Zij onderstreept dat zij meertaligheid hoog in het vaandel heeft staan en zich wil blijven inspannen om haar personeel in de gelegenheid te stellen hoogwaardige taaltrainingen te volgen, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit. Het moge duidelijk zijn dat het verkrijgen van meer waar voor ons geld, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit, een middel is om dat doel te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mann, Thomas (PPE-DE), namens de fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is vrijdagmiddag vier uur, ergens in juni 2004. Drieënveertig taaldocenten zijn bijeen om het volgende leerjaar te plannen. Dan barst de bom: ze worden op staande voet ontslagen. Deze gekwalificeerde krachten zijn sinds tientallen jaren voor de Commissie werkzaam, ruim de helft van hen is tussen de 55 en 59 jaar. De toenmalige Commissie-Prodi ging tot actie over zonder voorafgaande waarschuwing en zonder de werknemers tijdig te raadplegen en te informeren. Dat is sterk in strijd met de afspraken in het trialoogakkoord van 1997 dat ik hier in mijn hand heb. Dit interinstitutionele akkoord is ondertekend door de heer Samland van de Begrotingscommissie namens het Europees Parlement, de heer Trumpf namens de Raad en de heer Liikanen namens de Commissie. Hierin wordt gewaarborgd dat de contracten van de docenten tot hun pensioen blijven doorlopen.

Aan het zojuist door u genoemde goede financiële beheer droegen de taaldocenten overigens hun steentje bij. Naar eigen zeggen zorgden zij voor de geëiste kostenbesparingen door vier uur per week meer te werken zonder daarvoor betaald te krijgen. Namens de Fractie van de Europese Volkspartij en na gesprekken met de gedupeerden blijft mijn vraag: welk uitzicht op ander werk hadden de taaldocenten eigenlijk, gezien het feit dat de termijnen voor indienstneming bij andere instellingen reeds eind juni waren verstreken?

Ook na uw bijdrage van zojuist betwijfel ik of men zich wel aan het Belgische recht heeft gehouden, op grond waarvan ontslag zonder sociaal plan niet rechtsgeldig is. De zorgplicht voor werkgevers werd geschonden. Is de advocaat van de taaldocenten bijvoorbeeld op tijd gehoord? Ik heb mijn twijfels. Strookt uw handelwijze wel met het beginsel van good governance, dus met verantwoord beleid en met de plicht van het openbaar bestuur om rekenschap af te leggen? Is de Commissie eigenlijk wel goed op de hoogte van de exacte bepalingen in haar eigen mededeling over de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen? De Commissie heeft als hoedster van de Verdragen immers een voorbeeldfunctie, mijnheer de commissaris; zij dient normen vast te stellen, niet te ondermijnen. Op dit punt moet dringend tot actie worden overgegaan!

 
  
MPphoto
 
 

  Jöns (PSE), namens de fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, beste collega’s, de commissaris heeft mij met zijn uiteenzettingen inderdaad niet overtuigd. Ik heb nog steeds de indruk dat de Commissie met haar besluit van juni vorig jaar het trialoogakkoord van 1997 werkelijk heeft geschonden. Ook wij als Parlement zijn er bij mijn weten vooraf niet over op de hoogte gesteld. Bovendien wekt het toch wel enige bevreemding dat het besluit over het ontslag van de taaldocenten uitgerekend tijdens de laatste vergadering van de Commissie vóór de Europese verkiezingen werd genomen, alsof men ervan uitging dat wij van deze gang van zaken geen lucht meer zouden krijgen.

Ten tweede: het is naar mijn mening onverteerbaar dat de Commissie, die tenslotte samen met ons voor een sociaal Europa strijdt, haar sociale verantwoordelijkheid en zorgplicht overboord gooit zodra dat haar vanuit werkgeversoogpunt goed uitkomt. Hoe kan anders verklaard worden dat de betrokkenen, zoals al werd opgemerkt, niet eens vooraf van hun ontslag op de hoogte zijn gesteld, om nog maar te zwijgen van het feit dat ze bij de Belgische autoriteiten jarenlang werden opgevoerd als parttimewerknemers, terwijl zij in werkelijkheid langer werkten.

Ten derde: het is de bedoeling dat het taalonderwijs voortaan alleen nog door taleninstituten wordt verzorgd. Een eerste aanbestedingsprocedure is al afgerond en de eerste contracten zouden al zijn vergeven. Zo zal naar het zich laat aanzien – interessant genoeg – nu ook de British Council, die zoals bekend een nieuw hoofd heeft, binnenkort de mogelijkheid krijgen om taaltrainingen voor de Commissie te verzorgen.

Ik wil de Commissie verzoeken de hele gang van zaken aan een onafhankelijk onderzoek te onderwerpen en, indien mogelijk, de beschuldigingen geheel en al te weerleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jensen (ALDE), namens de fractie.(DA) Om te beginnen wil ik de commissaris bedanken voor zijn antwoorden op de vragen die de heer Hughes namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft gesteld. De kwestie is diverse malen in de Commissie werkgelegenheid behandeld, maar ze is feitelijk ook in de Begrotingscommissie behandeld. In de laatstgenoemde commissie hadden we misschien een wat moeilijker invalshoek met betrekking tot deze zaak, omdat ook wij graag zouden zien dat het beheer zo doelmatig en goedkoop mogelijk plaatsvindt. Nu de Commissie als reden voor het ontslag van de 43 docenten aanvoert dat zij moet letten op een goed financieel beheer en dat zij er zowel voor moet zorgen dat de kosten niet uit de hand lopen als dat de taaltrainingen voor een derde of een kwart van de prijs worden ingekocht, valt het voor begrotingsmensen moeilijk te ontkennen dat er sprake lijkt te zijn van een verstandig besluit.

Daarom hebben wij in de Begrotingscommissie allereerst stilgestaan bij de manier waarop een en ander is verlopen. Het beheer moet natuurlijk doelmatig en goedkoop zijn, en van de kant van het Parlement hebben wij de laatste jaren grote druk uitgeoefend om ervoor te zorgen dat de Commissie hervormingen doorvoert en dat er door deze hervormingen een opener, transparant systeem ontstaat. Dat wil ook zeggen: een systeem dat misschien beter in de pas loopt met de wereld om ons heen. Zoals bekend is het een algemeen vooroordeel bij onze kiezers dat werknemers van de Commissie zeer verwend en geprivilegieerd zijn en hoge salarissen verdienen. Daarom moeten wij ons best doen om ervoor te zorgen dat er sprake is van redelijkheid in de salariëring en dat zaken niet duurder worden ingekocht dan nodig is. Dat is een belangrijk uitgangspunt.

Dit gezegd hebbende, wil ik erop wijzen dat de Commissie ook een aantrekkelijke werkgever moet zijn en zich moet houden aan de geldende spelregels ter bescherming van de werknemers. Men heeft ons verzekerd dat de Belgische regels in acht zijn genomen. Ik neem aan dat dit tot uiting komt in de compensatie die men de docenten verstrekt heeft en die – volgens de commissaris – kennelijk veruit de hoogste compensatie ooit is. Daaruit blijkt ongetwijfeld dat het in deze zaak niet gegaan is zoals het hoort.

Zoals de heer Hughes heeft aangegeven, moet de Commissie ook voldoen aan een aantal van de eisen die wij aan werkgevers buiten de muren van de Commissie stellen. Ook de Commissie moet dus blijk geven van haar sociale verantwoordelijkheid en van goed bestuur. Daarom beveel ik aan dat men in deze zaak een minnelijke schikking treft en daarmee zorgt dat er een verantwoorde oplossing komt. Men moet echter ook bekijken hoe men in de toekomst kan zorgen voor een fatsoenlijk beheer, waarin de wettelijke eisen worden geëerbiedigd en de kosten laag worden gehouden, terwijl men zich naar behoren houdt aan de sociale verantwoordelijkheid van de organisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Bennahmias (Verts/ALE), namens de fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, deze zaak lijkt ons zowel inhoudelijk als procedureel onaanvaardbaar. We hebben het antwoord van de Commissie gehoord: het is het gebruikelijke antwoord van een werkgever op vragen van ontslagen werknemers, namelijk dat er voldaan is aan alle procedurele normen. Dat is hier echter niet het geval. Er is veeleer sprake van een echt arbeidsconflict. Deze taaldocenten hebben tientallen jaren voor de Commissie gewerkt. Ze hebben zelfs verschillende commissarissen in de talen van de diverse landen onderwezen, en toch worden ze als grof vuil aan de kant gezet! Dat is onaanvaardbaar.

Ik geloof nog geen seconde dat de Commissie vergeleken zou kunnen worden met wat in het Frans pejoratief patrons genoemd worden. Dat is onmogelijk. Het gaat hier om een arbeidsconflict, hetgeen dus betekent dat er verdere onderhandelingen en besprekingen moeten plaatsvinden. Ik geloof best dat de gestage toename van het aantal taken dat wordt uitbesteed onvermijdelijk tot geschillen leidt, maar de Commissie had ook een aantal jaar kunnen wachten. Op die manier had zij immers kunnen voorkomen dat de taaldocenten bij de Commissie ontslagen moesten worden als gevolg van deze uitbesteding. Voor de meerderheid van de docenten was het voldoende geweest om vijf, zes of tien jaar te wachten. In een conflict als dit is het dan ook belangrijk om in gesprek te blijven.

Ik ben van mening dat als de Commissie wil dat er acht wordt geslagen op haar visie op de sociale dimensie die het Europees Parlement en Europa als geheeld voorstaan, hierover gesproken moet worden. De Commissie dient daarbij op dit niveau, zeker vandaag, als onberispelijk voorbeeld te dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Figueiredo (GUE/NGL), namens de fractie.(PT) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben het hier over een ernstig politiek probleem binnen de sfeer van het arbeidsrecht. Deze gebeurtenissen zouden aanleiding moeten zijn voor een felle veroordeling onzerzijds. Op 30 juni van het afgelopen jaar heeft de voorzitter van mijn fractie, de heer Wurtz, in brieven aan de voorzitter van de Commissie en die van het Europees Parlement reeds aangegeven dat het plotselinge besluit om 43 aan de Europese Commissie verbonden taaldocenten met een contract voor onbepaalde duur te ontslaan niet verenigbaar was met de verplichtingen die de Commissie, de Raad en het Parlement in het kader van de op 18 maart 1997 gehouden trialoog op zich hadden genomen.

In dit akkoord wordt bepaald dat “vertegenwoordigers van de drie instellingen overeenkomen het contractuele kader aan te houden zoals dat geldt voor de taaltraining bij de Commissie en de Raad voor werknemers die nu met een contract voor onbepaalde duur werken.”

Hoe geloofwaardig zullen dit soort interinstitutionele akkoorden in de toekomst nog zijn als één van de partijen een dergelijk akkoord nu unilateraal schendt met het argument dat men zich houdt aan de Belgische wet. Hoe geloofwaardig is een instelling die beweert dat ze sociale dumping bestrijdt, terwijl ze tegelijkertijd om kosten te besparen overgaat op het uitbesteden van diensten? Zo zet ze de sociale rechten van mensen met tien, twintig of dertig dienstjaren op de helling en behandelt ze deze werknemers als een wegwerpproduct dat men na gebruik gewoon kan weggooien. Daarbij gaat de Commissie ook nog eens voorbij aan het feit dat deze werknemers door het verrichten van niet betaald werk een reële besparing van 25 procent hebben gerealiseerd.

Hoe kan de Commissie blijven volhouden dat zij voorstander is van de sociale dialoog en dat zij de rechten van werknemers, vrouwen en gezinnen beschermt als zij zonder enige waarschuwing vooraf, zonder enig overleg en zonder een alternatieve betrekking te bieden mensen ontslaat die bijna allemaal verplichtingen jegens hun gezin hebben en nu te oud zijn om nog gemakkelijk nieuw werk te vinden? Is dit het nieuwe beheersmodel en het nieuwe model voor een sociaal Europa dat de Commissie beweert te verdedigen, terwijl ze haar eigen sociale verplichtingen en het recht op werk aan haar laars lapt? Probeert ze zo een voorbeeld te geven van een verantwoordelijk overheidsorgaan, met aandacht voor taalonderricht en cultuur, terwijl zij goed opgeleide en cultureel onderlegde mensen van wie bekend is dat ze hun werk goed doen ontslaat met de bedoeling om vervolgens andere werknemers aan te trekken tegen zulke lage lonen dat zij een gerede kans loopt zich aan het uitbuiten van docenten schuldig te maken?

Hoopt de nieuwe Commissie soms de werknemers die door de vorige Commissie onterecht ontslagen zijn wederom aan te stellen? Onze groep zal zich rechtstreeks tot de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, richten om uit te vinden …

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Masiel (NI). (PL) Mijnheer de Voorzitter, ontslagen worden is een van de meest traumatische ervaringen die een mens kan meemaken en ik wil de betrokken docenten er dan ook van verzekeren dat ik begrip heb voor hun omstandigheden. Deze mensen zijn op een kwalijke manier ontslagen. De Commissie moet derhalve haar verontschuldigingen aanbieden voor de manier waarop zij zijn ontslagen. Ik herhaal: voor de manier waarop. Juridisch gezien had de Commissie immers het recht dit te doen en zij heeft dit niet gedaan voor haar eigen plezier of om door ons op de vingers te worden getikt. Met de vrijkomende middelen kunnen meer arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Het is immers een feit dat de Europese Unie een te gulle werkgever is. Voor hetzelfde werk wordt buiten de muren van de Europese instellingen in België gemiddeld dertig euro per uur betaald, dat wil zeggen een kwart van het bedrag dat wij hier hebben gehoord. Wij hebben deze mensen onrecht aangedaan door hen op een dergelijke tactloze manier te ontslaan en hiervoor verdienen zij compensatie. Het is evenwel de vraag of schuldgevoel voldoende reden is om een besluit van de Commissie terug te draaien. Dank u wel.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Lulling (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik vind het antwoord van de Commissie niet bevredigend. Zij beweert voldaan te hebben aan alle juridische verplichtingen en gehandeld te hebben in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer: het inkopen van kwalitatief goede cursussen tegen een redelijke prijs.

Ik vraag me wel af hoe de kosten van uitbesteding of privatisering van deze dienst zijn berekend en hoe deze zijn afgezet tegen de eerdere personeelskosten die werden gemaakt voor de docenten. Allereerst wil ik graag opmerken dat wij elke gelegenheid aangrijpen om ons in deze vergaderzaal uit te spreken tegen het uitbesteden of privatiseren van diensten door nationale en internationale ondernemingen in onze lidstaten. Het bevreemdt dan ook dat onze eigen instellingen ook privatiseren en uitbesteden, en nog wel zonder sociaal plan, terwijl wij een dergelijk sociaal plan wel opleggen aan onze ondernemingen na onderhandelingen met de vakbonden, althans zo is dat in mijn land geregeld.

Ik vind dus dat er voor de betrokkenen een sociaal plan moet worden opgesteld, om zodoende een eind te maken aan de financiële achteruitgang waarmee de betrokken gezinnen feitelijk geconfronteerd worden; mijn collega’s hebben daar al uitvoerig over gesproken.

Verder heb ik nog een zeer specifieke vraag. Hoe is de onderhandse aanbestedingsprocedure georganiseerd, die tot doel heeft die bedrijven te selecteren die de oud-docenten vanaf februari 2005 moeten gaan opvolgen ? Klopt het dat één van de inschrijvers op deze aanbesteding van 30 juni de British Council is, waar één van de meest verantwoordelijke functies op dit moment wordt vervuld door de oud-commissaris onder wiens leiding besloten is tot dit plotselinge ontslag?

Aangezien ik uit hoofde van mijn functie van quaestor verantwoordelijk ben voor de talencursussen bij het Parlement, wil ik daar nog aan toevoegen, mijnheer de Voorzitter, dat wij met een soortgelijk probleem te maken heb. Ik hoop dat wij dit op een veel socialere manier zullen oplossen en dat daarbij de basisbepalingen van het arbeidsrecht zoals die van toepassing zijn in al onze lidstaten in acht zullen worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cercas (PSE).(ES) Ik ga mijn schaarse tijd niet gebruiken voor het herhalen van de argumenten die andere collega’s al naar voren hebben gebracht en waar ik mij volledig in kan vinden.

Ik maak dan ook gewoon van de gelegenheid gebruik, mijnheer de commissaris, om u te zeggen dat uw antwoord teleurstellend en onbevredigend is. Daarnaast wil ik u erop wijzen dat u ook de mogelijkheid hebt om te luisteren naar hetgeen hier vanochtend wordt gezegd en daar over na te denken, in plaats van simpelweg documenten voor te lezen die afkomstig zijn van de vorige Commissie, dan wel analyses die uw ambtenaren voor u hebben geschreven. Ik zou graag willen dat u onder ogen ziet dat u alleen over de begrotingsaspecten van deze kwestie hebt gesproken, waarmee u totaal voorbij bent gegaan aan de sociale facetten van dit probleem. Ik zou graag willen dat u daar over nadenkt. Daarnaast, mijnheer de commissaris, – en nu volgt mijn bijdrage – kunt u misschien ook eens nadenken over de culturele aspecten. Deze totale uitbesteding van diensten berust volledig op begrotingsargumenten, waarbij enkel met deze argumenten rekening wordt gehouden.

Dit Parlement kent ook een Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en een Commissie cultuur en onderwijs, waarnaar u moet luisteren. Wat de Commissie cultuur en onderwijs betreft, mijnheer de commissaris, bestaat het reële risico dat de hooggekwalificeerde meertaligheid door dit besluit wordt aangetast. U kunt geen besluiten van dit formaat blijven nemen door enkel naar monetaire motieven te kijken. Meertaligheid is een juweel dat we moeten koesteren en het is allesbehalve zeker en bewezen dat in alle behoeften uit externe bronnen kan worden voorzien; ook het kwaliteitsbehoud is niet gegarandeerd, mijnheer de commissaris, aangezien alle analyses die hebben plaatsgevonden gebaseerd zijn op ongelijke gegevens, waarbij verschillende situaties en talen werden vergeleken.

Mijnheer de commissaris, wij zijn er zeer alert op dat deze Commissie niet op dezelfde voet doorgaat als de vorige, waarbij alleen in begrotingstermen werd gedacht en niet werd gekeken naar kwaliteit, werkgelegenheid en de meest kwetsbare werknemers in deze Unie.

Luister daarom naar de maatschappelijke en culturele argumenten, mijnheer de commissaris, en werp dan een nieuwe blik op de documenten die uw hoge ambtenaren voor u hebben geschreven.

 
  
MPphoto
 
 

  Toussas (GUE/NGL).(EL) Mijnheer de Voorzitter, in haar poging om een antwoord te geven op de goed gedocumenteerde klachten en vragen van de afgevaardigden en de werknemers gebruikte de Commissie het argument dat het ontslag van de 43 docenten geen schending van het akkoord betekent, aangezien nergens in dat akkoord een bepaling voorkomt die zegt dat deze leraren hun hele leven lang kunnen aanblijven. Met dit antwoord geeft de Commissie duidelijk aan dat ze helemaal geen argumenten heeft, en daardoor staat zij voor schut in de ogen van de werknemers. In feite heeft zij in de plenaire vergadering van het Europees Parlement aangekondigd dat geen enkele werknemer in de diensten van de Europese Commissie zeker kan zijn van zijn of haar baan.

Dames en heren, het ontslag van 43 taaldocenten na een betrekking van vijftien tot dertig jaar is een onaanvaardbare daad van de Commissie. De Commissie demonstreert hiermee haar totale sociale ongevoeligheid, die kenmerkend is voor heel haar volksonvriendelijk beleid.

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Novak (PPE-DE). (SL) Als mensen worden ontslagen, om wat voor reden dan ook, heeft dat altijd effect op hen en op hun levensstijl. Het heeft meestal ook effect op de levensstijl van hun gezinsleden. Daarom mag dit ontslag ons niet onverschillig laten, ongeacht de redenen die tot het onderhavige besluit hebben geleid.

De informatie die ik heb gekregen over het ontslag van taaldocenten door de Commissie loopt nogal uiteen en ik vind het dan ook moeilijk om te bepalen welke partij in haar recht staat. Desondanks lijkt me dat de status van de ontslagen docenten moet worden gereglementeerd, met name omdat ze contracten hadden voor onbepaalde tijd, vanwege al het werk dat ze in het verleden hebben verricht en vanwege het feit dat enkelen onder hen meer dan twintig jaar voor de Commissie hebben gewerkt. In de Europese Unie streven we naar gelijke behandeling van alle instellingen. Dat zou dus ook van toepassing moeten zijn op de Commissie en het Europees Parlement. Bovendien staat in artikel II-90 van de nieuwe Grondwet, die de meerderheid in dit Huis steunt, het volgende: “Iedere werknemer heeft overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken recht op bescherming tegen iedere vorm van kennelijk onredelijk ontslag.”

Ik stel in ieder geval voor de zaak van de 43 docenten opnieuw te onderzoeken en, met het oog op hun arbeidsverleden, een passende oplossing voor hen te vinden. Door de uitbreiding is het aantal lidstaten toegenomen, dus ik kan mij niet voorstellen dat er plotseling geen behoefte meer zou zijn aan deze docenten. Ik begrijp best dat de Commissie spaarzaam moet omgaan met de beschikbare middelen, maar dit mag er niet toe leiden dat de wet wordt overtreden. De contracten zijn opgesteld op basis van het trialoogakkoord; het ligt dus voor de hand om binnen een dergelijk kader tot een oplossing te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bösch (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de nieuwe commissaris Potočnik een goede raad geven: lees niet alles op wat uw ambtenaren voor u opschrijven, dan zal het u veel beter vergaan!

Ten tweede: wat de Commissie hier heeft gedaan, valt niet goed te praten. Mijnheer Potočnik, wij zijn politici genoeg om te weten wat het betekent als je een trialoogpartner vier dagen voor de Europese verkiezingen voor voldongen feiten stelt. Namelijk dat het de bedoeling was om ons te beduvelen, om het kort en bondig uit te drukken.

Wat het goede financiële beheer betreft: we zullen natrekken, mijnheer de commissaris, wat u daadwerkelijk heeft bespaard. Ik heb hier een kroongetuige uit de Commissie zelf, vice-voorzitter mevrouw Loyola de Palacio. Op 29 juni 2004 schrijft ze haar collega vice-voorzitter Neil Kinnock, ik citeer:

 
  
  

(EN) “In de allereerste plaats heb ik de indruk dat de door u verschafte cijfers geen volledige weergave vormen van de feiten”;

“Op basis hiervan zal het bedrag dat de Commissie in totaal zou kunnen besparen veel lager liggen dan de 20 miljoen euro die in de mededeling wordt genoemd.”

 
  
  

(DE) Mijnheer de commissaris, wij zullen natrekken hoeveel geld u met uw maatregel werkelijk bespaart. Het getuigt wel van lef om te zeggen dat wij als Parlement wilden dat u deze maatregelen zou nemen. Uit punt 7 van het trialoogakkoord, dat niet toevallig door de toenmalige voorzitter van de Begrotingscommissie van dit Parlement is ondertekend, blijkt immers duidelijk dat men de contracten van de huidige taaldocenten niet wil opzeggen. In mijn ogen is het dan ook een sterk staaltje dat u ons nu de schuld in de schoenen probeert te schuiven!

Ik verzoek u deze kwestie in orde te brengen, anders zal er een probleem tussen de instellingen ontstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Graça Moura (PPE-DE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, we zijn hier vanochtend om een reeks problemen te bespreken die zowel in professioneel als in menselijk en juridisch opzicht schokkend zijn. Ik ben het eens met hetgeen mijn collega’s gezegd hebben. Om het kort te houden, zal ik het daarom hebben over andere – mogelijk negatieve – politieke gevolgen die uit de ontstane situatie kunnen voortvloeien.

De meertaligheid is er niet mee gediend als we ophouden gebruik te maken van de diensten van bekwame professionals die ervaring hebben met de complexe problematiek van hun vakgebied en in plaats daarvan dit werk uitbesteden aan mensen over wier bekwaamheid, ervaring en achtergrond nauwelijks iets bekend is. Zo is er geen enkele zekerheid dat deze taken naar behoren worden verricht. Er schijnt zelfs geen precieze informatie beschikbaar te zijn over de wijze waarop deze krachten geworven worden en er zijn geen garanties met betrekking tot hun vakbekwaamheid.

Dit is een onderwerp dat ons eigenlijk allemaal aangaat en niet alleen de docenten waarop dit geval betrekking heeft. Het kan namelijk ook gevolgen hebben voor wat er in het Parlement gebeurt. We zouden eens wat aandacht moeten besteden aan hetgeen hier met de tolken gebeurt, en dan met name met de freelancers. Die leveren hier nu al jaren gespecialiseerde diensten en ik heb de indruk dat ze tegenwoordig niet meer – of steeds minder vaak – worden ingezet.

Eventuele financiële problemen mogen in dit soort situaties niet op deze wijze worden opgelost. De constructie van Europa zoals ons die voor ogen staat zou dan immers niet meer dan fictie zijn in vergelijking met de constructie die de Commissie ons nu voorhoudt, gezien de wijze waarop zij aangeeft dat zij wat in de trialoog overeengekomen is niet als bindend voor de partijen beschouwt. Dat is – de meertaligheid even buiten beschouwing gelaten – een heel ernstige zaak.

 
  
MPphoto
 
 

  Del Turco (PSE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aan één minuut niet genoeg om de heer Potočnik te vertellen hoeveel zorgen zijn verhaal het Parlement baart. We zijn hier niet in een rechtbank, mijnheer Potočnik, we zijn hier in het Europees Parlement. Ik wil slechts twee opmerkingen maken over de cultuur die uit uw betoog spreekt. Ten eerste, als uw argumenten in alle landen van Europa gebruikt zouden worden, dan zouden we geen Handvest van Lissabon hebben, en mogelijk zelfs geen Handvest van de grondrechten. We zouden terugkeren naar een stelsel van arbeidsverhoudingen op basis van regels die volgens mij voor alle fracties in dit Parlement onaanvaardbaar zijn.

De tweede opmerking die ik zou willen maken, luidt als volgt: u dient zich te realiseren dat u met een besluit als dat waaraan u zo halsstarrig vasthoudt een vreselijk signaal afgeeft aan het Parlement, namelijk dat er in Europa, in het Europees Parlement, en in de Europese instellingen een regel van kracht wordt die kenmerkend was voor de volksdemocratieën van het sovjettijdperk in de gehele twintigste eeuw, namelijk “geef weinig en verwacht weinig”. De tekenen daarvan zijn al zichtbaar in de structuren en verhoudingen waar het vertalingen betreft, en dit zijn de gevolgen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Záborská (PPE-DE). (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in deze vergadering, die geen plezierige vergadering is, wil ik om te beginnen een saluut brengen aan alle medewerkers in de lidstaten die onrechtvaardig zijn behandeld op het werk omdat zij behoren tot, al dan niet etnische, minderheden. Wij kennen voorbeelden van medewerkers die zonder geldige reden de laan zijn uitgestuurd, alleen hebben zij de pech dat hun zaak niet wordt behandeld in een plenaire vergadering van het Europees Parlement.

We moeten dankbaar zijn dat het ontslag van de taaldocenten van de Commissie bij ons op de agenda is gezet. Het geef ons de kans om na te gaan hoe we misstanden binnen de Europese instellingen kunnen voorkomen. We hebben het niet over een willekeurig bedrijf dat personeel op straat zet om de winst op te vijzelen, we hebben het over de hoedster van de Verdragen, die belast is met het toezicht op de juiste toepassing van het acquis communautaire. Het probleem met de taaldocenten is slechts één treurig voorbeeld van de bestuurlijke dwalingen in de Europese Commissie. Laten we niet vergeten dat er nog andere problemen zijn. Ik herinner aan het geval van mevrouw Andersen en de heer Van Buitenen en de affaires inzake Eurostat, OLAF en de kwestie “Blue Dragon”. Als wij, als leden van het Europees Parlement, worden belast met het toezicht op de Europese Commissie, dan moeten we ook optreden in dit soort gevallen.

Om te beginnen roep ik de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken op prioriteit aan deze zaak te verlenen op het allerhoogste niveau, alle gevallen van dergelijke aard te onderzoeken en de nodige stappen te ondernemen. We moeten ervoor zorgen dat het arbeidsrecht wordt toegepast en dat ambtenaren en werknemers van de instellingen worden beschermd.

Ten tweede zou het wenselijk zijn alle ambtenaren, ongeacht hun positie, uit te nodigen contact op te nemen met de leden van het Europees Parlement die zij hebben gekozen, om de leden tekst en uitleg te geven over bestuurlijke tekortkomingen binnen de Europese instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Poli (PPE-DE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijns inziens verdient de discriminatie die dit ontslag kenmerkt vandaag de bijzondere aandacht van het Parlement, te meer daar wij gisteren over het Grondwettelijk Verdrag gestemd hebben, waarin, in Titel II, het Handvest is opgenomen waarin de rechten zijn vastgelegd van ons allemaal, van alle burgers van Europa.

Ik ben derhalve van mening, ook met het oog op de informatie die wij de komende maanden moeten verschaffen, dat de 43 taaldocenten die al deze jaren voor ons gewerkt hebben, niet op een dusdanig discriminerende wijze ontslagen hadden mogen worden, zonder ook maar een enkele rechtvaardiging. Het trialoogakkoord is genegeerd. Er is geen enkele belangstelling getoond voor deze mensen en zelfs de eenvoudigste maatregelen om hen te beschermen, zijn niet genomen. Uitgerekend in het Parlement is er gediscrimineerd.

Ik ben het volkomen eens met wat mijn collega’s reeds gezegd hebben, namelijk dat wij juist vandaag speciale aandacht moeten schenken aan de betekenis van de democratie en stil moeten staan bij de rechten van eenieder van ons, om te beginnen bij de rechten van deze docenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Potočnik, Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb aandachtig geluisterd naar uw opmerkingen en zal kort ingaan op de vier punten die u te berde heeft gebracht.

Om te beginnen zijn er diverse redenen waarom wij de docenten niet opnieuw in dienst kunnen nemen. De eerste reden is van financiële aard. Het zou namelijk in twee opzichten onverenigbaar zijn met het Financieel Reglement, namelijk wat betreft de plaatsing van overheidsopdrachten en ten aanzien van het beginsel van goed financieel beheer.

De tweede reden is van juridische aard. Als de docenten opnieuw in dienst zouden worden genomen, zouden de taaltrainingen gegeven blijven worden door interne docenten en docenten die werkzaam zijn bij taleninstituten. Deze tweeledige structuur is vanuit juridisch oogpunt altijd riskant geweest. Het verschil in salaris en andere arbeidsvoorwaarden was aanzienlijk. Het risico bestaat in dit verband dat een dergelijk verschil in de behandeling van werknemers die in essentie dezelfde taken verrichten door de Belgische rechter beschouwd zou worden als een onrechtmatige contractuele constructie.

De derde reden betreft de vraag of het opnieuw in dienst nemen van de docenten zou betekenen dat er over nieuwe arbeidsvoorwaarden onderhandeld zou moeten worden. De ervaring leert dat interne docenten zich niet bepaald flexibel hebben opgesteld tegenover de Commissie, ondanks de gunstige voorwaarden die zij hun heeft aangeboden.

Het tweede punt betreft de wijze van aanbesteden. Er is geen sprake geweest van een onderhandse aanbestedingsprocedure. Op grond van het Financieel Reglement is de Commissie verplicht een openbare oproep tot inschrijving te doen uitgaan wanneer de waarde van de betreffende opdracht over een periode van vier jaar hoger ligt dan 155 000 euro. De inschrijvingsprocedure voor kandidaten is overigens geopend en bekendgemaakt in het Publicatieblad. De selectieprocedure is uitgevoerd aan de hand van financiële en technische criteria. De succesvolle kandidaten kregen vervolgens de gelegenheid met elkaar te concurreren en uiteindelijk zijn voor verschillende onderdelen contractanten geselecteerd op basis van kosten en kwantiteit.

Ik zal heel kort ingaan op het punt van de totale besparing. De berekening daarvan is gebaseerd op het verschil tussen enerzijds de kosten waarmee handhaving van de contracten van de docenten gepaard zou gaan en anderzijds de kosten van een ontslagvergoeding. Daarbij is uitgegaan van de kosten in 2003. In de berekening van de totale besparing zijn ook de volgende factoren in aanmerking genomen: de totale kosten van het taaltrainingsprogramma wanneer iedere docent die de pensioengerechtigde leeftijd bereikte door een werknemer van de contractant vervangen zou worden, en de totale kosten van hetzelfde taaltrainingsprogramma wanneer dat vanaf september 2004 uitsluitend door contractanten zou worden verzorgd. Tot slot is ook rekening gehouden met het totaal van de jaarlijkse besparingen in de periode 2004-2031, wanneer in theorie het kleinste aantal docenten met pensioen zou gaan. Aan het begin van die periode zouden er veel docenten met pensioen gaan, maar tegen het einde van die periode zou het aantal afnemen. De uiteindelijke berekening wees uit dat de besparing zou oplopen tot 23,8 miljoen euro.

Er is opgemerkt dat dit cijfer overdreven zou zijn. Het tegendeel is waar. Het bedrag van 23,8 miljoen euro dat wordt genoemd in de documenten die zijn opgesteld met het oog op het Commissiebesluit – waarnaar ik verwees – komt overeen met de kosten waarmee voortzetting van de contracten van de docenten gepaard zou gaan, en dat is teruggebracht tot 20 miljoen euro. Op die basis is het besluit genomen.

Het daadwerkelijke bedrag hangt ook af van het besluit van individuele docenten om met vervroegd pensioen te gaan of om te vertrekken wegens persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld invaliditeit of ziekte, en ten slotte van de kostenraming van salarissen en contracten. Wij wilden in deze context liever uitgaan van een te voorzichtige raming dan van een te royale.

Het laatste punt dat ter sprake is gebracht, betreft de British Council en zijn werkzaamheden. Op basis van de informatie die mij verschaft is door de contractanten, kan ik u verzekeren dat geen enkele voormalige of huidige commissaris lid is van de raad van bestuur van welk van de voormalige of huidige contractanten dan ook. In 2004 heeft de British Council ingeschreven op de aanbesteding voor taaltrainingen Engels, maar de contracten zijn toegekend aan CLL en Lerian Communications.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid