De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0022/2005) van mevrouw Elspeth Attwooll, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2004) 289 - C6-0021/2004 - 2004/0108(CNS)).
Borg,lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag om te beginnen de geachte afgevaardigde bedanken voor haar verslag over een voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid.
De Commissie acht de oprichting van het Bureau cruciaal voor het realiseren van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. U weet dat de oprichting van dit Bureau bedoeld is als een duidelijk signaal dat er in het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid een hoge prioriteit wordt gegeven aan een uniformere en effectievere uitvoering van de regels. We zijn van mening dat een goed functionerend Bureau niet alleen essentieel is om de controlerende rol van de lidstaten te verbeteren, maar ook om onszelf verder te kunnen toeleggen op de bestrijding van illegale visserij. Bovendien zijn we ervan overtuigd dat onze wetenschappelijke adviseurs door een verbetering van ons controleapparaat betrouwbaardere gegevens krijgen, waardoor wij een deugdelijker advies krijgen voor onze beslissingen ten aanzien van een duurzaam visserijbeleid. Daarom wil de Commissie graag een effectief en betrouwbaar Bureau.
Op operationeel niveau zien we het Bureau als een middel om de controle-instrumenten en -methoden van de lidstaten te versterken.
De Commissie is bijzonder verheugd over de nauwe samenwerking met de rapporteur en de leden van de Commissie visserij gedurende de periode dat we met dit belangrijke voorstel bezig waren. Ik kan u tot mijn vreugde meedelen dat we meer dan de helft van de amendementen van de Commissie visserij aanvaarden. Het gaat om amendementen die ons voorstel aanmerkelijk verbeteren en die we met genoegen in de Raad zullen verdedigen.
Dan ga ik nu in op de amendementen die in het voorliggende verslag zijn voorgesteld.
De Commissie kan amendement 1 aanvaarden.
De Commissie heeft moeite met het aanvaarden van amendement 2. Het is niet raadzaam om prioriteiten vast te stellen voor taken in de verordening, aangezien prioriteiten in de toekomst kunnen veranderen doordat er taken zijn volbracht en doelstellingen zijn gehaald. De Commissie ziet echter wel in dat het zinvol is om de controle van illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij op te nemen in het werkprogramma van het Bureau.
De Commissie kan amendement 3 aanvaarden.
De Commissie kan amendement 4, 25 en 27 niet aanvaarden. Bij de stemprocedure moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van dit orgaan, dat belast is met controletaken. Uitgangspunt van het voorstel is dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen de rol van de lidstaten en de plicht van de Commissie om te zorgen dat het Bureau zich volgens de vastgelegde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid ontwikkelt.
De Commissie heeft moeite met het aanvaarden van amendement 5. Met dit amendement worden de bevoegdheden van het Bureau uitgebreid tot andere gebieden dan alleen controle en inspectie. De Commissie is ervan overtuigd dat de reikwijdte van haar voorstel in de huidige vorm voldoende is en dat het gericht moet blijven op de kerntaken van het Bureau, te weten controle en inspectie. Uiteraard kunnen onderzoeksactiviteiten die rechtstreeks verband houden met de controletaken wel in overweging worden genomen.
De Commissie kan amendement 6 aanvaarden.
Wat betreft amendement 7 heeft de Commissie moeite met het aanvaarden van de inhoud van het amendement zoals die nu is geformuleerd. Het amendement is te beperkend, aangezien op het moment niet alle visserijovereenkomsten voorzien in een controleregeling.
Hoewel de Commissie amendement 8 niet kan aanvaarden, kan het Bureau uiteraard wel de bevoegdheid hebben om vaartuigen te controleren die betrokken zijn bij illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij, zolang dat valt binnen het kader van regelingen die zijn aangenomen door regionale visserijorganisaties.
De Commissie kan amendement 9, 10, 11, 12 en 13 aanvaarden.
De Commissie heeft echter problemen met het aanvaarden van amendement 14, dat betrekking heeft op de informatieverstrekking over de toepasbaarheid en de kosten-batenverhouding van de GVB-voorschriften met betrekking tot controle en inspectie, aangezien daarmee de missie en de taken van het Bureau wezenlijk worden veranderd.
De Commissie kan amendement 15 niet aanvaarden, aangezien artikel 7 uitsluitend betrekking heeft op de verplichtingen van de lidstaten. De Commissie kan echter verzoeken dat het Bureau diensten verleent die, krachtens artikel 5 van het voorstel, verband houden met de verplichtingen van de Gemeenschap.
Ik ben het er zonder meer mee eens dat het Bureau een belangrijke rol heeft op opleidingsgebied. Ik heb echter moeite met het aanvaarden van amendement 16, aangezien het Bureau niet moet worden verplicht om een opleidingscentrum op te richten. De lidstaten kunnen er om praktische en operationele redenen voor kiezen om cursussen en seminars op lokaal niveau te organiseren. De opdracht van het Bureau moet er niet toe leiden dat deze mogelijkheid wordt ingeperkt.
De Commissie kan amendement 17 aanvaarden.
Wat amendement 18 betreft heeft de Commissie moeite met het aanvaarden van de inhoud van het amendement zoals die nu is geformuleerd. De voorgestelde rol van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA) kan niet worden aanvaard, aangezien dit orgaan, dat slechts een adviserende taak heeft, dan een positie krijgt die vergelijkbaar is met die van de instellingen van de Gemeenschap, zoals het Europees Parlement, de Commissie en de Raad. Hoewel de Commissie graag voorstellen ziet waardoor het Parlement beter kan worden geïnformeerd over de activiteiten van het Bureau, kan zij niet goedkeuren dat raadgevende organen, zoals het RCVA en de regionale adviesraden, dezelfde status krijgen. Om diezelfde reden kan de Commissie evenmin de amendementen 22, 42 en 43 aanvaarden.
Hoewel de Commissie amendement 19 niet kan aanvaarden, is zij het er wel mee eens dat de tekst van de tweede overweging zodanig moet worden gewijzigd dat deze zowel betrekking heeft op activiteiten binnen de wateren van de Gemeenschap als daarbuiten.
De Commissie heeft geen opmerkingen over amendement 20, aangezien de locatie van het Bureau onder de bevoegdheid van de Spaanse autoriteiten valt.
De Commissie kan amendement 21 niet aanvaarden.
De Commissie heeft moeite met amendement 23 en 24. In de eerste plaats is het RCVA een raadgevend orgaan en moet het geen beheertaken gaan vervullen. In de tweede plaats sluit het voorstel van de Commissie ten aanzien van de benoeming van vertegenwoordigers van de visserijsector aan bij de werkwijze die wordt gevolgd bij andere bureaus waar belanghebbenden uit de sector zitting hebben in de raad van bestuur. In dergelijke gevallen is het gewoonlijk de Commissie die vertegenwoordigers van de sector benoemt.
De Commissie heeft moeite met het aanvaarden van amendement 26, aangezien de raad van bestuur bepaalde onderwerpen moet kunnen bespreken zonder de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de sector als er sprake is van een vertrouwelijke kwestie of een belangenconflict.
De Commissie kan amendement 28, 29, 30 en 31 aanvaarden.
De Commissie heeft moeite met amendement 32. De Commissie is van mening dat het in het belang van de Gemeenschap is dat zij de bevoegdheid behoudt om aan de raad van bestuur voor te stellen de uitvoerend directeur te ontslaan en dat hiervoor een eenvoudige meerderheid van stemmen voldoende moet zijn; anders wordt de positie van de Commissie verzwakt.
De Commissie kan amendement 33 niet aanvaarden, omdat zij vindt dat drie jaar een te korte periode is voor een externe evaluatie.
De Commissie heeft moeite met het aanvaarden van amendement 34, aangezien de tekst van het Commissievoorstel voldoet aan de overeengekomen standaardregels voor het opstellen van voorstellen, en dat geldt niet voor de tekst van het amendement.
Hoewel de Commissie zich in beginsel kan vinden in amendement 35, kan zij dit amendement niet aanvaarden, aangezien het controversieel en moeilijk uitvoerbaar zou zijn.
De Commissie kan amendement 36, 38, 39, 40 en 41 niet aanvaarden. Door deze amendementen wordt het voorstel verzwakt. Zoals ik in het begin al zei, gaat het erom dat we erin slagen een Bureau voor visserijcontrole op te richten dat effectief is en goed kan functioneren. Ik heb in elk geval begrepen dat de Commissie visserij tijdens haar vergadering van 2 februari tegen vergelijkbare amendementen heeft gestemd.
De Commissie kan amendement 37 niet aanvaarden. Zoals ik eerder al heb gezegd, hebben regionale adviesraden een adviserende taak en moeten zij geen beheertaken gaan vervullen.
Attwooll (ALDE), rapporteur. –(EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Commissie visserij is bijzonder ingenomen met het voorstel voor de oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole. Wij denken dat dit een belangrijke bijdrage zal kunnen gaan leveren aan een uniforme en kosteneffectieve uitvoering van de controle- en inspectieprogramma’s. De Visserijcommissie is van mening dat het Bureau ook een belangrijke rol moet gaan spelen bij de bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserijactiviteiten, ook als die activiteiten buiten de communautaire wateren plaatsvinden.
Andere amendementen beogen ervoor te zorgen dat het Bureau de juiste informatie en ondersteuning kan verstrekken aan de Commissie en de lidstaten, bijvoorbeeld met betrekking tot de veiligheid en hygiëne op het werk, de ontwikkeling van technische oplossingen op het gebied van controle en inspectie, en de kosteneffectiviteit van de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid inzake de controle en inspectie. Zoals de commissaris al opmerkte, dringt de commissie er ook op aan dat het Bureau niet slechts in staat wordt gesteld om een kerncurriculum te ontwikkelen, maar ook om eenopleidingscentrum voorvisserij-inspecteurs op te richten.
Op één punt verschilt dit verslag wezenlijk van het voorstel van Commissie. De Visserijcommissie is namelijk van mening dat niet de Commissie, maar de visserijsector zelf zijn eigen vertegenwoordigers in de raad van bestuur moet benoemen en dat deze vertegenwoordigers ook stemrecht moeten hebben.
Nu kom ik op de amendementen die zijn ingediend door de ALDE-Fractie. Twee daarvan betreffen de rol van de regionale adviesraden. Naar onze mening is er veel voor te zeggen om bij de opstelling van de gezamenlijke inzetplannen deze raden te raadplegen. Zij moeten in ieder geval worden geïnformeerd over de uitkomsten van de beoordeling van de doeltreffendheid van dergelijke plannen door het Bureau. De overige amendementen betreffen vooral de gezamenlijke inzetplannen. Dit is echter geen poging om het voorstel af te zwakken, commissaris.
Het lijkt erop dat er sprake is van verschillende interpretaties van het begrip operationele coördinatie. Volgens één interpretatie zal het Bureau zich alleen gaan bezighouden met de praktische aspecten van de inzet van de middelen die reeds door de lidstaten zijn toegezegd en moet het ervoor zorgen dat deze middelen inderdaad worden ingezet op de manier zoals die in het betreffende plan is vastgesteld. Gezien het door de Commissie verstrekte schema is dit het model dat de Commissie voorstaat.
Helaas komt dit model echter niet duidelijk tot uiting in de huidige formulering van artikel 12. Ook komt het niet overeen met artikel 11, lid 1, onder b) van het voorstel dat, en ik citeer: “het Bureau de bevoegdheid geeft om te bepalen op welke wijze de controle- en inspectiemiddelen dienen te worden gebundeld in overeenstemming met de criteria in artikel 11, lid 2.” Bovendien bepaalt artikel 13 dat de lidstaten, en ik citeer weer: “die controle- en inspectiemiddelen beschikbaar dienen te stellen welke in het gezamenlijke inzetplan zijn vastgesteld.”
Dit is een veel ruimere interpretatie van de taken met betrekking tot de operationele coördinatie. Als we het schema van de Commissie lezen, al is het dan niet de wettelijke tekst, lijkt die ertoe te leiden dat de directeur van het Bureau wel heel erg veel zeggenschap krijgt over de feitelijke toewijzing van de financiële middelen. De amendementen van de ALDE-Fractie zijn bedoeld om deze interpretatieverschillen weg te nemen en ervoor te zorgen dat de regels en de praktijk met elkaar in overeenstemming zijn.
Ik hoop van harte dat het Parlement deze amendementen zal aannemen, maar ook als het dat niet doet, ben ik van mening dat de Commissie en de Raad voor deze punten zelf een oplossing moeten zoeken. Ik wil mijn collega’s nogmaals geruststellen dat ik absoluut niet bezig ben met wat voor subversieve activiteiten dan ook. Integendeel, ik ben juist een groot voorstander van de ruimere interpretatie van de operationele coördinatie, mits met gepaste waarborgen omkleed.
Mijn belangrijkste zorg is dat slechte wetgeving niet zal resulteren in een goed Bureau. Om die reden zal ik mijn eigen fractie aanbevelen zich van stemming over het verslag te onthouden tenzij op zijn minst de amendementen 38 en 39 worden overgenomen. Uiteraard zullen wij wel de wetgevingsresolutie steunen.
Maat (PPE-DE), namens de PPE-DE-Fractie. – Dank u Voorzitter, ik wil ook de rapporteur bedanken voor haar inspanningen. Het is misschien wel symbolisch dat na het ja voor de grondwet in Spanje het Visserijcontrolebureau toegewezen wordt aan Vigo en dat lijkt me een terechte beloning, gezien ook de grote politieke inspanningen van onze collega's voor het ja voor de grondwet.
Tegelijkertijd ben ik wat teleurgesteld in de reactie van de commissaris, want op heel veel amendementen die waren goedgekeurd door de Visserijcommissie zei hij dat ze niet te accepteren waren of niet uitgevoerd konden worden. Ik mis toch wel wat ambitieniveau bij de commissaris op die punten. En ik denk even terug aan die grondwet, want wanneer dit verslag over vijf jaar zou worden behandeld, zou de Commissie er niet zo makkelijk mee weg kunnen komen om te zeggen dit is niet te accepteren of dat kan ik niet; op dat punt zou het goed zijn wanneer de commissaris iets meer ambitie zou hebben ook met betrekking tot de uitvoering van de amendementen, ook ingediend vanuit mijn fractie.
Een van de hoofdpunten van mijn fractie is toch dat wij constateren dat er in het hele visserijbeleid toenemende mate sprake is van gebrek aan vertrouwen tussen enerzijds de visserijsector en anderzijds Brussel. Die kloof moet worden gedicht, en juist de inzet van de sector zelf, de inbreng van de sector zelf, van de visserijorganisaties in het bestuur van dit visserijcontrolebureau zou ertoe kunnen bijdragen dat de kloof wordt gedicht tussen de Europese Unie en de visserijsector.
Er zijn goede voorbeelden buiten de Europese Unie waar het wel goed gaat. Kijk naar IJsland, kijk naar Noorwegen, waar de visserijsector meer invloed heeft op het beleid en meer betrokken wordt bij het uitzetten ervan en een goede controle erop. Op dit punt zou de Commissie wat meer ambitie kunnen tonen en ook meer begrip kunnen hebben, ook voor de inzet van de EVP-Fractie om juist die kloof te dichten.
Nogmaals, Voorzitter, ik roep hier met name de commissaris op om eigenlijk te handelen alsof de nieuwe grondwet al een feit is en ook de inzet van het Parlement meer serieus te nemen, dan weet ik zeker dat het ook met deze nieuwe commissaris en met het nieuwe bureau goed kan komen.
Kindermann (PSE),namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de controle is nu al een belangrijk onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid en wint in de toekomst nog meer aan belang. Voor het Europees Parlement stond en staat voorop dat de controle in de visserijsector efficiënter wordt georganiseerd. Wij steunen daarom het voorstel voor de oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole.
Er bestaan in de Europese Unie echter grote verschillen tussen de diverse visserijregio’s. Daarom vinden wij het zinvol dat er in de organisatiestructuur van het Bureau rekening wordt gehouden met regionale verschillen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft zich de afgelopen jaren verder ontwikkeld, maar ook internationale verplichtingen van de Europese Unie in het kader van de visserij vormen een wezenlijk bestanddeel van dit beleid. Dat alles vraagt effectieve, maar ook uniforme controleprocedures en een uniforme coördinatie daarvan. De oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole moet dit garanderen. Het doel moet zijn de nationale controlestructuren te verbeteren, waarbij de lidstaten zeggenschap moeten houden over de inzet van hun controlemiddelen. We gaan ervan uit dat met de oprichting van organisatiestructuren op communautair niveau bestaande wetgeving consequenter kan worden nageleefd.
Enkele amendementen van de rapporteur beantwoorden naar onze mening niet aan dit doel en zijn te breed opgezet. De bevoegdheid van het Bureau moet duidelijk afgebakend blijven. Om die reden zijn wij ertegen dat de regionale adviesraden in de organisatiestructuur worden opgenomen. Hoewel de rapporteur zeer goed werk heeft verricht, kunnen we amendementen van die strekking niet steunen.
Booth (IND/DEM), namens de IND/DEM-Fractie. –(EN) Mijnheer de Voorzitter, overal ter wereld blijkt dat de instandhouding van de visbestanden alleen effectief is wanneer die onder nationaal toezicht staat. Ik heb met tientallen vissers in Devon en Cornwall gesproken die precies weten hoe je visbestanden moet beschermen, maar aan wie nooit advies wordt gevraagd. Ik stel voor dat wij het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid, met zijn volstrekt onwerkbare quotasysteem dat is bedacht door bureaucraten die nooit achter hun bureau vandaan komen, met onmiddellijke ingang afschaffen en vervangen door een nieuw visserijbeleid, op te stellen door de vissers zelf.
Het probleem in Groot-Brittannië is steeds de absurd strenge handhaving van het GVB, in de eerste plaats door het ministerie van Landbouw en Visserij en vervolgens door dat van Milieu, Voedsel en Plattelandszaken. Een voorbeeld daarvan was hun eis dat een bepaalde visser, Ken Bagley, die ik toevallig heel goed ken, met zijn duim over de buik van vijf ton sprot moest wrijven om zich ervan te vergewissen dat zijn vangst geen onvolwassen haring bevatte. In het Verenigd Koninkrijk hebben wij een spreekwoord dat zegt “je moet een sprotje uitgooien om een makreel te vangen.” Misschien moeten we dat veranderen in “je moet een sprotje uitgooien om een haring te vangen.” Het is geen wonder dat in Groot-Brittannië het BBP voor de visserij is gedaald van 561 miljoen pond in 1964 tot 520 miljoen pond in 2003, ondanks de inflatie. In Noorwegen, dat over zijn eigen visserijbeleid gaat, zijn deze bedragen in dezelfde periode juist gestegen van 7,5 miljard Noorse kronen tot 10,1 miljard Noorse kronen.
De milieucrisis in de Noordzee is het gevolg van menselijk handelen. Het is een klassieke truc van de Europese Commissie om een dergelijke crisis uit te buiten ten behoeve van verdere Europese integratie. Deze crisis komt de Commissie wel heel erg goed uit. De Europese oplossing voor iets dat niet werkt, is er nog meer Europa tegenaan te gooien. Vandaar dat wij nu een nieuw Bureau voor de visserij oprichten, met als zetel Vigo in Spanje. En, surprise, surprise, in de toekomst zullen de Britse vissersschepen in onze eigen territoriale wateren worden gecontroleerd door patrouilleboten die onder dit nieuwe Bureau opereren en die erop uit worden gestuurd onder het gezag van het inspectoraat van de EU in Madrid. Als die arme Francis Drake dat wist, zou hij zich in zijn graf omdraaien. Misschien wordt het tijd om de bakens te ontsteken!
(Applaus)
Allister (NI).–(EN) Mijnheer de Voorzitter, om te kunnen geloven in een communautair bureau voor visserijcontrole moet je geloven in een communautair visserijbeleid. Ierland heeft hier uiterst slechte ervaringen mee. Met dank aan het GVB en met name als gevolg van overregulering en sluiting van visgebieden op straffe van boetes hebben wij onze visserijvloot drastisch moeten inkrimpen. Ik sta niet achter het visserijbeleid en zal daarom het voorstel voor de oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole niet steunen. Naar mijn mening behoort de visserij onder toezicht te staan van de nationale autoriteiten, en niet onder dat van de EU. Derhalve dienen alle inspectiemechanismen op nationaal niveau te worden geïnitieerd en uitgevoerd. Dit Bureau is helaas het zoveelste staaltje van de machtspolitiek waar Brussel zich zo graag van bedient.
Aangezien er echter naar alle waarschijnlijkheid toch een Communautair Bureau voor visserijcontrole komt, zal ik, net als ik in de commissie heb gedaan, mijn stem in dit Parlement gebruiken om te proberen de macht van dit Bureau te beperken en de nationale inbreng te vergroten.
Fraga Estévez (PPE-DE). –(ES) Commissaris, in tegenstelling tot de vorige spreker sta ik volkomen achter de oprichting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole die ik van harte toejuich, en het enige wat ik nog zou willen vragen is om dit Bureau zo gauw mogelijk van start te laten gaan.
Wat de concrete taken van het Bureau betreft worden zowel het oorspronkelijke Commissie-voorstel als ook het verslag van de rapporteur aanzienlijk verbeterd en aangevuld door de amendementen van de Commissie visserij, zonder dat er getornd is aan de huidige bevoegdheden van de lidstaten.
Het onderhavige verslag bevestigt mij in mijn overtuiging dat duurzame natuurlijke rijkdommen en sanering van de visserij alleen mogelijk zullen worden met een eerlijk controlebeleid zonder een spoor van schijnheiligheid. Uit dit voorstel is helaas eens te meer gebleken dat sommige landen die hun mond vol hebben van controle zich in tweede instantie het minst bereidwillig tonen door serieuze, doeltreffende voorstellen af te wijzen.
Met dit Bureau zij we weer een stapje verder gekomen om dergelijke houdingen aan het licht te brengen. Ofschoon we, vooral met het oog op de transparantie en de controlecriteria van de zijde van de lidstaten en met het oog op de Europese harmonisatie van wetgevingen en sancties, nog veel werk voor de boeg hebben, is het bestaan van dit Bureau de beste garantie dat we deze problemen in een nabije toekomst zullen kunnen aanpakken.
Verder heeft de Commissie visserij verbeteringen aangebracht in de wijze waarop de sector in het voorstel wordt behandeld. Commissaris, ik ben het niet met de Commissie eens als zij deze amendementen afwijst, want die beogen de sector werkelijk een stem in het kapittel te geven en hem vertegenwoordigd te doen zijn op een voor hem zo vitaal gebied waarop het absurd zou zijn als we zijn steun zouden moeten ontberen. Het takenpakket van het Bureau werd uitgebreid om de Commissie zover te krijgen dat zij eindelijk haar verantwoordelijkheden neemt inzake de niet-gemelde, niet-gereglementeerde illegale visserij.
Verder ben ik de rapporteur erkentelijk voor haar inspanningen om compromisoplossingen te vinden en tenslotte moet gezegd dat ik blij ben dat dit Bureau zijn zetel zal krijgen in Spanje, in een stad als Vigo, die zo’n symbolische betekenis heeft voor de visserij overal ter wereld.
Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat op de lange lijst amendementen die de commissaris genoemd heeft ook het amendement voorkomt waarin wordt voorgesteld om de zetel van het Bureau in Vigo te vestigen, want ik ben een van degenen die daarvoor gepleit heeft.
Commissaris, het lijkt me heel duidelijk dat de Commissie visserij zich enorm voor dit verslag heeft ingezet, zowel via de inbreng van de rapporteur, mevrouw Attwooll, die zich grote moeite heeft getroost en een in mijn ogen lovenswaardige prestatie heeft geleverd vanuit een mijns inziens absoluut Europese invalshoek, als via de inspanningen van degenen die zoals ik met de allerbeste bedoelingen hebben geprobeerd om vanuit twee gezichtspunten amendementen in te dienen op haar verslag.
Aan de ene kant heeft onze commissie snelheid betracht om ervoor te zorgen dat het Bureau zo snel mogelijk kan worden opgericht en van start kan gaan, terwijl we aan de andere kant hebben geprobeerd om het Commissie-voorstel te verbeteren. Het is immers een feit dat het oorspronkelijke voorstel, dat niet van deze Europese Commissie maar wel van een eerdere Europese Commissie was, in onze ogen van meet af aan te bescheiden is geweest, en met het oog daarop hebben wij amendementen ingediend.
Dit Bureau is inderdaad het eerste bureau dat we hebben opgericht waarvan de taken uitsluitend op het terrein van de visserij liggen. Wat dit punt betreft hebben we gekeken naar de ontwikkelingen bij andere bureaus die misschien ook met een bescheiden missie gestart zijn maar die in korte tijd een steeds breder takenpakket hebben gekregen. Ik denk hierbij bij voorbeeld aan het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
U mag niet vergeten, commissaris, dat het Bureau bij uitbreiding van zijn taken zou winnen aan populariteit bij de visserijsector. Het voorstel tot oprichting van dit Bureau is immers voortgekomen uit de discussie over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid als methode om te komen tot een betere coördinatie tussen de lidstaten in een aantal bijzonder concrete aspecten van de inspectie en controle. Maar tegelijkertijd proberen we die bevoegdheden uit te breiden om te bewerkstelligen dat de lidstaten en de Commissie technische en wetenschappelijke steun krijgen zodat zij de regelingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op de juiste wijze ten uitvoer leggen.
Stevenson (PPE-DE).–(EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Borg heeft inmiddels naar ik aanneem gemerkt dat het een twijfelachtig genoegen is om op aan het eind van een dinsdagavond een lege vergaderzaal van het Parlement te mogen toespreken over het onderwerp visserij, maar hij heeft tenminste nog het voorrecht langer dan twee minuten te mogen spreken. Ik was ook bepaald aangenaam verrast commissaris Borg te horen zeggen dat hij meer dan de helft van de door de commissie ingediende amendementen kon aanvaarden. Dat was waarschijnlijk meer dan enige andere commissaris voor visserij in de afgelopen tien jaar heeft kunnen zeggen.
Mijn partij, de Britse Conservatieve Partij, heeft zich in haar partijprogramma altijd duidelijk uitgesproken voor terugtrekking van Groot-Brittannië uit het GVB en voor het teruggeven van het visserijbeheer aan de nationale en lokale autoriteiten. Niettemin erken ik dat, ook in een situatie dat Groot-Brittannië geen deel meer zou uitmaken van het GVB, er nog steeds veel Britse vissersschepen buiten de 200-mijlszone van het Verenigd Koninkrijk en in de wateren van de EU en de internationale wateren zouden vissen. Dat zo zijnde, en ervan uitgaande dat dit voorstel een fait accompli is, is het belangrijk dat wij ons achter een werkbaar voorstel voor de oprichting van een Europees Bureau voor visserijcontrole scharen. Ik wil mevrouw Attwooll feliciteren met het vele werk dat zij voor dit verslag heeft verzet.
Het is ontegenzeggelijk waar dat de verschillen in de wijze waarop de visserijcontrole door de verschillende lidstaten wordt aangepakt, in het verleden tot veel irritatie hebben geleid. Ik heb vissers in Schotland vaak horen zeggen dat de vissers in Spanje veel te slap worden aangepakt. Als je dan naar Spanje gaat, zeggen de vissers daar dat de vissers in Schotland veel te slap worden aangepakt. Het is duidelijk dat er op dit gebied een voor iedereen gelijke uitgangspositie moet komen.
Ook moeten de regels op een evenwichtige wijze worden toegepast. De voorstellen van de Commissie zijn erop gericht dat doel te bereiken. Ik ben echter van mening dat wij niet moeten proberen de pil te vergulden door de plannen van de Commissie te verfraaien door middel van amendementen waardoor het nieuwe Bureau nog meer bevoegdheden krijgt. In dat verband maak ik mij grote zorgen over het feit dat de Commissie de raadpleging van de regionale adviesraden heeft afgewezen. Deze adviesraden vormen een buitengewoon belangrijke pijler van de hervormingen van het GVB, waardoor stakeholders zoals vissers, wetenschappers en andere belanghebbenden in de sector op een zinvolle wijze bij dit beleid kunnen worden betrokken. Ik hoop dat de Commissie zich hierover nog eens zal beraden.
Casaca (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik sluit mij aan bij degenen die onze collega mevrouw Attwooll al gefeliciteerd hebben met haar uitstekende werk. Zoals de heer Kindermann al zei, bestaan er hier tussen ons enkele meningsverschillen maar het werk is zonder twijfel van hoog niveau en wij dienen dat hier ook zo te zeggen.
Om te beginnen zou ik willen opmerken dat er tegenwoordig elektronische middelen bestaan om op efficiënte wijze de hele communautaire vloot te controleren en tevens snel toegang te verlenen tot data die wetenschappelijk gezien uiterst belangrijk zijn voor de handhaving van de duurzame visserij. Juist daarom vind ik het volstrekt onbegrijpelijk dat wij aan de ene kant een exclusieve bevoegdheid hebben - die onze Visserijcommissie terecht abnormaal en ongerechtvaardigd heeft genoemd - en aan de andere kant bij de controle op afstand over geen enkele concrete bevoegdheid beschikken terwijl dat daar het meest noodzakelijk en efficiënt zou zijn.
In verband hiermee wil ik de volgende punten aan de orde stellen. Op de eerste plaats valt het voorstel natuurlijk toe te juichen, zoals verscheidene collega’s al gedaan hebben. Daarbij denk ik aan de praktische aspecten, zodat het instrument een operationeel instrument wordt en niet slechts een papierfabriek en een bureaucratische draaischijf die niets tot stand brengt en niets oplost. Ten tweede vind ik het erg belangrijk dat dit Bureau niet gaat betekenen dat het Europees beleid wordt uitgeleverd aan machtspolitiek en gevestigde belangen, want dan zijn het meestal de kleinste regio’s die aan het kortste eind trekken en met hen de hele duurzame visserij.
Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het was de Europese Raad van december 2003 die op voorstel van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten het initiatief heeft genomen om een Europees Bureau voor de visserij op te richten. Dat is een goed idee gebleken.
De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan, dat duidelijk voor verbetering vatbaar was. Onze Visserijcommissie heeft een ontwerpverslag opgesteld dat eveneens voor verbetering vatbaar was. Het ontwerpverslag dat nu voor ons ligt, is dan ook een stuk beter dan de oorspronkelijke documenten.
Wezenlijke verbeteringen zijn dat de sector met volledige inspraakrechten in het voorstel is opgenomen, dat de bevoegdheden zijn uitgebreid met de IUU-visserij, en dat de opleidingstaken van het Bureau in het voorstel zijn opgenomen.
Ik betreur het hoe dan ook dat de bevoegdheden van het Bureau beperkt zijn gebleven tot het onderzoeken en ontwikkelen van technische oplossingen in verband met de controle en de inspectie, en dat de Sociaal-democratische Fractie niet akkoord is gegaan met onze amendementen om het Bureau concrete bevoegdheden te geven op het gebied van het wetenschappelijk visserijonderzoek. Dergelijke bevoegdheden zouden het Bureau in staat stellen om de verslagen te verbeteren op grond waarvan de Commissie haar wetgevingsvoorstellen opstelt inzake technische maatregelen, het behoud van de natuurlijke rijkdommen, de TAC’s en quota. Op die manier zouden het Bureau en zijn deskundigen dus actiever bij het gemeenschappelijk visserijbeleid worden betrokken, waardoor dit beleid aan geloofwaardigheid zou winnen in de ogen van de visserijsector.
Het Bureau is versterkt uit de vergadering van de Visserijcommissie gekomen en ik hoop dat dit morgen ook het geval zal zijn in de plenaire vergadering, ofschoon die versterking nog niet is wat ik had gewild. Ik vertrouw erop dat de Raad de situatie zal weten recht te trekken.
Stihler (PSE).–(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat wij het er allemaal wel over eens zijn dat de oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole in beginsel een goede zaak is. Wij hebben veel gehoord over het grote belang van eerlijke concurrentieverhoudingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De oprichting van het Bureau in Vigo kan een bijdrage leveren aan de instelling van meer uniforme, doeltreffender controle- en inspectieprocedures, en dus aan betere naleving. Het zou voorts kunnen leiden tot een daling van de totale kosten die worden gemaakt voor controle- en inspectiemaatregelen.
Een haalbaarheidsstudie die is gepubliceerd nadat de verordening was opgesteld, suggereert echter dat de genoemde potentiële resultaten alleen zullen worden gerealiseerd als aan bepaalde organisatorische en operationele criteria wordt voldaan. Om die reden heeft de rapporteur, mevrouw Attwooll, een aantal amendementen voorgesteld als toelichting op de tekst. Veel leden van de Commissie visserij waren van mening dat door de amendementen van de rapporteur de rol van het Bureau werd afzwakt. Ik was het daar niet mee eens en ik heb het ontwerpverslag in de commissie dan ook gesteund. Naar mijn oordeel betekende dit ontwerpverslag een verheldering van de rol en de verantwoordelijkheid van de lidstaten, de Commissie en het Bureau, en een versterking van de betrokkenheid van de regio’s.
Veel hangt af van de gezamenlijke inzetplannen, waarbij de lidstaten hun controle- en inspectiemiddelen bundelen. Het amendement dat de rapporteur nu opnieuw heeft ingediend, had tot doel duidelijk te maken dat het Bureau vooral een stimulerende rol moet gaan spelen.
Ik heb steeds gepleit voor een zinvolle rol voor de regionale adviesraden bij het visserijbeheer. Ik ben dan ook van mening dat de RAR’s ook bij de opstelling van de gezamenlijke inzetplannen moeten worden betrokken. Dat zou de naleving zeker ten goede komen.
Alle informatie over de werkzaamheden van het Bureau moet ruim bekend worden gemaakt en het Europees Parlement, de lidstaten, het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuuren de regionale adviesraden moeten een jaarlijkse rapportage ontvangen. Ik heb op een aantal punten met collega’s van de PSE-Fractie van mening verschild over de precieze rol van het Bureau, maar ik ben het helemaal met hen eens als zij de oprichting ervan toejuichen en uitzien naar een doeltreffender naleving op het terrein van de visserij.
Borg,lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen in mijn slotwoord kort in te gaan op alle opmerkingen die zijn gemaakt.
In antwoord op de rapporteur, mevrouw Attwooll, herhaal ik nog eens dat het van groot belang is dat de illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserijactiviteiten in het werkprogramma worden opgenomen. De Commissie is het echter niet met haar eens als zij zegt dat deze taak prioriteit moet krijgen. Prioriteiten kunnen immers veranderen, en als we die nu vastleggen, zou dat een nadere prioritering door het Bureau zelf onnodig belemmeren.
Wat betreft de opmerkingen over de bevoegdheid van het Bureau om een opleidingscentrum op te zetten: ook op dit punt is de Commissie van mening dat deze taak niet centraal door het Bureau moet worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de Commissie is flexibiliteit op dit punt gewenst en dient de situatie te blijven zoals die is. De Commissie beschouwt de voorgestelde wijzigingen in de formulering – ik doel hierbij op de amendementen 36, 38, 39, 40 en 41, bijvoorbeeld van “voorbereiden” in “opstellen”, de toevoeging “via zijn uitvoerenddirecteur”of de eis van “goedkeuring van de desbetreffende lidstaten”en de wijziging van “instructies” in “operationele begeleiding” – als een afzwakking van de tekst, ondanks de goede bedoelingen van mevrouw Attwooll. Zo zou aanvaarding van amendement 39 bijvoorbeeld leiden tot een intergouvernementeel proces.
Ik wil nu ingaan op de opmerkingen van de heer Maat. De periode van vijf jaar is nodig omdat de Commissie meent dat drie jaar te kort is om de noodzakelijke evaluatie uit te voeren. Wat het gebrek aan vertrouwen tussen de vertegenwoordigers van de visserijsector en de Commissie betreft, wil ik hier opmerken dat het Bureau visserijcontrole een eerste stap is. Met betrekking tot de samenstelling van de raad van bestuur en de taken daarvan – we hebben het hier over controle, niet slechts over bestuur – merk ik op dat de visserijsector hierbij direct belanghebbende is en dat hij, indien hij stemrecht zou krijgen, om zo te zeggen rechter in eigen zaak zou worden.
Met betrekking tot de opmerking van de heer Kindermann, die, als ik hem goed heb begrepen, zei dat de bevoegdheden van het Bureau helder moeten blijven en dat derhalve de RAR’s er geen deel van moeten uitmaken, kan ik zeggen dat de Commissie het met dit standpunt eens is.
De heer Booth en de heer Allister pleitten voor afschaffing van het huidige GVB en de ontwikkeling van een nieuw beleid door de vissers zelf, met andere woorden dus voor nationalisering van het visserijbeleid. Daarop is mijn reactie dat dit een veel bredere discussie betreft, die derhalve buiten het kader van dit voorstel valt. De heer Allister maakte weer dezelfde opmerkingen als de heer Booth.
Wat betreft de opmerkingen van mevrouw Fraga Estévez en mevrouw Miguélez Ramos dat de amendementen de algemene strekking van het voorstel versterken, merk ik op dat een deel ervan dat inderdaad doet, en, zoals ik al zei, hebben wij dan ook meer dan de helft van de amendementen overgenomen. De andere doen dat naar het oordeel van de Commissie echter niet, aangezien zij in het algemeen min of meer buiten het kader van het voorstel en van het Bureau vallen, of anderszins de noodzakelijke balans van de controlemechanismen verstoren.
Wat betreft de punten met betrekking tot de sector verwijs ik nogmaals naar hetgeen ik zojuist heb gezegd naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Maat.
Tegen de heer Stevenson, die bereid is een werkbaar voorstel te steunen, zou ik willen zeggen dat dat precies is wat de Commissie met het onderhavige voorstel, met de door haar overgenomen amendementen, heeft bereikt. De Commissie verwerpt het idee van verplichte raadpleging van de RAR’s, aangezien de RAR’s, althans tot nu toe, een adviserende en geen besturende taak hebben.
Wat betreft het punt van de heer Casaca dat dit werkelijk een controlebureau moet worden en niet de zoveelste bureaucratische instelling: de Commissie is het daarmee eens, en het voorstel beoogt het Bureau een doeltreffende rol te geven.
De heer Varela Suanzes-Carpegna merkte op dat een lijst van bevoegdheden niet voldoende is. Dit staat genoteerd. Op dit moment kan ik alleen zeggen dat bijvoorbeeld het feit dat een specifieke technologische ontwikkeling die voor controledoeleinden kan worden gebruikt, niet is genoemd, niet betekent dat dat niet mogelijk zou zijn.
Wat betreft de opmerking van mevrouw Stihler over het al dan niet afzwakken van de rol van het Bureau, kan ik slechts verwijzen naar mijn antwoord aan mevrouw Attwooll. Wat de regionale adviesraden betreft, wil ik opmerken dat ik vrijwillige raadpleging van de RAR’s niet wil uitsluiten, en datzelfde geldt voor de opstelling van nieuwe inzetplannen. Ik ben er echter niet voor om de raadpleging van de RAR’s verplicht voor te schrijven, althans niet op dit moment