De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Wereldbank.
Nicolas Schmit, fungerend voorzitter van de Raad. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van deze verklaring van de Raad over de Wereldbank kan ik bevestigen dat de Wereldbank op mondiaal niveau een zeer belangrijke rol speelt bij de financiering van de ontwikkeling. Het politiek en administratief beheer van de Wereldbank is dus zonder meer een zaak van zeer groot belang. Helaas moet ik u echter zeggen dat ik als vertegenwoordiger van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie over dit onderwerp geen standpunt kan innemen namens de Raad, en u evenmin verslag kan uitbrengen over de werkzaamheden van de Raad in dit verband.
De Unie als zodanig speelt - en ook dit moet ik u tot mijn spijt zeggen - simpelweg geen rol bij de beleidsontwikkeling en het functioneren van de Wereldbank. Het is aan de lidstaten van de Europese Unie, die ook vertegenwoordigd zijn in de organen van de Wereldbank, om een standpunt ten aanzien van de Bank te bepalen. De Raad heeft in deze materie geen standpunt ingenomen, daar hem daartoe de bevoegdheid ontbreekt. In geen enkel orgaan van de Raad hebben kwesties als een strategie voor de Wereldbank, de coördinatie van een eventueel gemeenschappelijk Europees standpunt hierover, of de besluitvormingsprocedures binnen deze instelling op de agenda gestaan.
Wel kan ik eraan toevoegen dat de lidstaten proberen hun standpunten op elkaar af te stemmen om zo in de internationale instellingen meer invloed te kunnen uitoefenen. Dat geldt ook voor de internationale financiële instellingen als de Wereldbank. De Raad is hierbij als instelling echter niet betrokken, omdat, zoals gezegd, er geen communautaire bevoegdheid op dit terrein bestaat.
Verder zou ik nog willen wijzen op het bezoek dat de heer Wolfowitz, de voorgedragen nieuwe president van de Wereldbank, heeft gebracht aan Brussel, waar hij een ontmoeting heeft gehad met de voorzitter van de Ecofin-Raad, de heer Juncker, en met de vertegenwoordigers van de andere Europese gouverneurs van de Bank. Tijdens deze - volstrekt informele - ontmoeting met de door de Amerikaanse regering voorgedragen nieuwe Wereldbankpresident is ook gesproken over de toekomstige strategie van de Wereldbank inzake de financiering van de ontwikkeling. Dat is overigens ook gebruikelijk.
Ik kan dus slechts betreuren dat de Raad op dit gebied geen bevoegdheid heeft. Misschien moeten we te gelegener tijd een discussie in gang zetten over de vraag hoe het optreden van de lidstaten van de Europese Unie binnen deze internationale instellingen beter gecoördineerd kan worden. Daar kunnen de lidstaten met hun gezamenlijke stem immers meer gewicht in de schaal leggen, zelfs ten opzichte van de Verenigde Staten.
Joaquín Almunia,lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, als commissaris voor de betrekkingen met de internationale financiële instellingen ben ik u dankbaar dat u mij hebt uitgenodigd om hier de standpunten van de Commissie over de betrekkingen van onze instelling met de Wereldbank te komen uiteenzetten.
De Wereldbank en de Europese Unie zijn de voornaamste actoren op wereldniveau in de strijd tegen de armoede en voor de financiering van de ontwikkelingshulp.
Dit Parlement is zich er terdege van bewust dat bijna de helft van de totale overheidssteun aan de ontwikkelingslanden afkomstig is van de Europese Unie, die bovendien in de meeste gevallen de belangrijkste handelspartner van deze landen is. Hieruit blijkt dat solidariteit in ons internationaal beleid een vooraanstaande plaats inneemt.
Hoofddoel van het communautaire ontwikkelingsbeleid is de armoede terug te dringen en op termijn uit te bannen. Om die doelstelling te verwezenlijken is het nodig dat wij een duurzame economische, sociale en ecologische ontwikkeling ondersteunen, de geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie bevorderen en ongelijkheid bestrijden.
Zoals u weet, heeft de Unie zich er nadrukkelijk toe verplicht om aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen te zullen bijdragen door de financiering van de ontwikkelingssteun te verhogen en te verbeteren, een coherenter ontwikkelingsbeleid ten uitvoer te leggen en met name meer aandacht te besteden aan Afrika.
Op initiatief van mijn collega Michel heeft de Commissie onlangs voor elk van deze punten specifieke acties vastgesteld, die de heer Michel, als ik het goed heb, hier met u besproken heeft.
Ik zou even nader willen ingaan op de eerste twee punten, namelijk de financiële middelen en de noodzaak van een beter gecoördineerd ontwikkelingsbeleid.
Met betrekking tot de financiering heeft de Unie tijdens de Top van Monterrey haar vaste voornemen aangekondigd om de officiële communautaire ontwikkelingssteun op te trekken van 0,33 procent van het BBP in 2002 tot 0,39 procent in 2006, als eerste stap op weg naar de verwezenlijking van de 0,7-procentdoelstelling in 2015.
Afgelopen maand heeft de Commissie twee aanvullende en onderling samenhangende doelstellingen voorgesteld voor 2010: een tussendoelstelling voor de gehele Unie, volgens welke de ontwikkelingssteun in 2010 0,56 procent van het BBP moet bedragen, en een individuele doelstelling voor elk van de lidstaten, volgens welke de officiële ontwikkelingssteun in datzelfde jaar minimaal 0,51 procent moet bedragen in de lidstaten die al voor de uitbreiding tot de Unie behoorden, en 0,17 procent in de nieuwe lidstaten.
Hoe belangrijk deze inspanningen echter ook mogen zijn, er is meer nodig. Behalve de toegekende steun zijn ook de beleidsacties van de ontwikkelde landen van grote invloed op het vermogen van de ontwikkelingslanden om de millenniumdoelstellingen te halen. In dit verband onderstreept de Commissie het belang van een coherent ontwikkelingsbeleid en gaat zij in haar mededelingen voor het eerst ook verplichtingen in die zin aan.
Wat de betrekkingen met de Wereldbank betreft, wil ik hier twee punten nader toelichten: enerzijds de operationele samenwerking tussen de Commissie en de Bank en anderzijds de vertegenwoordiging van de Europese Unie in het bestuur van de Wereldbank.
De betrekkingen tussen de Commissie en de Wereldbank dateren niet van vandaag of gisteren. Wij hebben een gemeenschappelijk agendapunt, namelijk het terugdringen van armoede, en een gemeenschappelijk streefdoel, namelijk de millenniumdoelstellingen. De Wereldbank draagt bij aan de verwezenlijking van deze doelstellingen met haar voornaamste operationele acties en het voortgangsverslag dat in de context van het Global Monitoring Report wordt opgesteld.
De Commissie en de Wereldbank werken nauw samen bij de hulpverlening krachtens het Trust Fund Agreement dat in 2001 ondertekend en in 2003 gewijzigd werd. Op grond van deze samenwerking heeft de Unie deelgenomen aan diverse trustfondsen, met een totale bijdrage van ruim 1.500 miljoen euro sinds 2000.
Andere voorbeelden zijn de fondsen voor aidsbestrijding en specifieke fondsen zoals het HIPC-initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast.
Anderzijds baseren de Commissie en de Wereldbank zich bij hun werkzaamheden steeds vaker op de nationale strategieën voor armoedebestrijding van de ontwikkelingslanden.
Behalve op deze algemene doelstellingen is de samenwerking met de Wereldbank ook gericht op een reeks prioritaire geografische regio’s. In deze context maken wij gemeenschappelijk analysen, voeren wij gezamenlijk gesprekken over het beleid en zetten wij ons in om de financiële programmering voor landen die dichtbij de grenzen van de Europese Unie liggen te coördineren. De beleidscoördinatie tussen de Wereldbank en de Europese instellingen beperkt zich dus niet tot de huidige lidstaten van de Unie, maar strekt zich uiteraard ook uit tot de kandidaat-landen en de landen waarop het nabuurschapsbeleid van toepassing is. Dat is onder meer het geval met de Westelijke Balkan, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de landen die tot de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten behoren.
In dit verband moet de samenwerking tussen de Unie - die daarbij vertegenwoordigd wordt door de Commissie - en de Wereldbank waarborgen dat de ten uitvoer gelegde beleidsacties elkaar aanvullen en bijdragen aan de omzetting van de Europese wetgeving. Daarbij dient de nadruk te worden gelegd op institutionele ontwikkeling, milieu en bijbehorende infrastructuur, economische hervorming en ontwikkeling van de particuliere sector.
Te dien einde heeft de Commissie, of soms ook de Europese Investeringsbank, de laatste vijf jaar drie memorandums of understanding met de Wereldbank ondertekend.
Deze memoranda voorzien in een praktisch kader voor een nauwere samenwerking bij de economische dialoog en het verlenen van technische en financiële bijstand. Zij waarborgen dat onze activiteiten in het kader van het nabuurschapsbeleid van de Unie naar behoren gecoördineerd worden. De komende maanden zal het memorandum of understanding worden uitgebreid naar de nieuwe lidstaten en de kandidaat-landen. Het is de bedoeling dat uiteindelijk ook de Westelijke Balkan in dit kader wordt opgenomen.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de vertegenwoordiging van de Unie in de bestuursorganen van de Wereldbank.
Op dit moment telt de Wereldbank 184 leden, waaronder de 25 landen van de Europese Unie. De 25 EU-lidstaten vertegenwoordigen 28 procent van de stemmen in de Bank, terwijl de Verenigde Staten 16 procent voor hun rekening nemen.
Het genoemde percentage is echter in het geheel niet in overeenstemming met het reële gewicht van de Unie. Het aandeel van de Europese Unie in de toegekende financiering bedraagt zelfs meer dan 28 procent. De financiering van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) spreekt in dit verband boekdelen. Bij de jongste aanvulling van het desbetreffende fonds heeft zich een ingrijpende wijziging voorgedaan in de bijdragen van de donors. Het aandeel van de Europese Unie is gestegen van 48 naar 60 procent, terwijl dat van de Verenigde Staten is teruggezakt tot 13,8 procent, het laagste percentage uit de geschiedenis van de instelling.
Ondanks de hoge participatiegraad van de Unie in zowel het kapitaal als de financiering van de Wereldbank kunnen wij deze bevoorrechte positie niet ten volle benutten, omdat de Unie als zodanig niet vertegenwoordigd is in de bestuursorganen van de Bank. Ofschoon de EU-lidstaten in de Raad van Gouverneurs van de Wereldbank numeriek in de meerderheid zijn, hebben zij algemeen gesproken minder invloed dan de Verenigde Staten.
Op dit moment is de Commissie slechts als waarneemster aanwezig bij de vergaderingen van het Ontwikkelingscomité van de Wereldbank, het voornaamste besluitvormingsorgaan van de instelling. Hetzelfde geldt voor het Internationaal Monetair en Financieel Comité van het Internationaal Monetair Fonds. Deze situatie staat in schril contrast met het gewicht van de Europese Unie in de ontwikkelingssamenwerking, vergeleken met haar reële gewicht in de Wereldbank of in het leven van het internationale monetaire systeem, dankzij onze eenheidsmunt, in het geval van het Internationaal Monetair Fonds.
De Commissie heeft reeds meermaals onderstreept dat de Unie met één stem moet spreken om de huidige kloof tussen haar invloed in de wereld en haar bijdragen te dichten en haar rol op het internationale toneel te versterken. Als de Unie erin slaagt om één enkel Europees standpunt te vertegenwoordigen, zal dat meteen ook haar zichtbaarheid en haar macht vergroten. Op dit vlak is er enige vooruitgang geboekt in het kader van de coördinatie van de Unie met de bestuursorganen van de Wereldbank.
Zo komen de bewindvoerders van de Europese Unie in de Wereldbank sinds vorig jaar jaarlijks bijeen met afgevaardigden van dit Parlement, met de Commissie en met vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties.
De bewindvoerders van de Unie in de Wereldbank hebben afgesproken om wekelijks te vergaderen en van gedachten te wisselen. Aan deze vergaderingen neemt geregeld een ambtenaar van de delegatie van de Commissie in Washington deel.
De Commissie zet zich in om de coördinatie tussen de Europese bewindvoerders in Washington te versterken, maar als einddoel moeten wij streven naar de totstandkoming van een gezamenlijke EU-vertegenwoordiging in de bestuursorganen van de Wereldbank. Voordat wij een dergelijke beslissing nemen, moeten wij weliswaar eerst zorgvuldig nagaan wat daarvan de juridische en budgettaire consequenties zijn, maar dat mag ons er niet van weerhouden om grondig te bestuderen hoe wij deze doelstelling kunnen bereiken.
Kortom, wij werken al lang intens samen met de Wereldbank, vooral op het gebied van de ontwikkelingssteun. De Commissie wenst deze uitstekende werkrelaties in stand te houden en te intensiveren. Bovendien wil zij ook de coördinatie verbeteren, niet alleen op operationeel niveau met de Wereldbank als zodanig, maar ook tussen de vertegenwoordigers van de lidstaten in de bestuursorganen van de Bank. Dat zal de Unie in de gelegenheid stellen om met één stem te spreken en binnen de Bank de invloed uit te oefenen die haar toekomt.
Anders Wijkman, namens de PPE-DE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijn dank voor de bijdragen van de heren Schmit en Almunia. Er is veel te zeggen over de Wereldbank, over de wijze waarop deze bestuurd wordt en vooral over de manier waarop de leiding wordt aangewezen. Uit de recente voordracht van de heer Wolfowitz blijkt dat kwalificaties voor de specifieke taak een minder grote rol spelen dan politieke verdiensten. Daaruit blijkt dat de benoemingen voor de topfuncties in het internationale systeem nog steeds veel te wensen overlaten.
Ik heb echter maar weinig spreektijd en zal mij daarom toespitsen op de betrekkingen tussen de EU en de Wereldbank. Zowel de heer Schmit als de heer Almunia heeft gewezen op het huidige zwakke punt, namelijk dat wij niet eensgezind optreden en met één stem spreken. Van de kant van het Parlement hebben we onlangs vergaderd met de Europese bewindvoerders van de Wereldbank, en die eisten unaniem een eensgezinder optreden van de Unie bij ontwikkelingsvraagstukken, zowel in zijn algemeenheid als specifiek wat het werk van de Wereldbank betrof. We hebben ook ongeveer een maand geleden in de Commissie ontwikkelingssamenwerking een vergadering gehad met Jeffrey Sachs. Die stelde - gezien de enorme stroom geldmiddelen die de EU, in vergelijking met de rest van de wereld, geeft aan hulp - de vraag waarom de EU niet eensgezinder optreedt. Op die manier zouden we volgens hem een groter effect en betere resultaten kunnen bereiken met ons werk, en zouden we ook meer invloed kunnen uitoefenen in heel deze, belangrijke materie.
De heren Schmit en Almunia hebben in hun bijdragen feitelijk benadrukt dat ons huidige optreden gebrekkig is. Hoe kunnen we echter zorgen voor meer eensgezindheid en eenheid in ons optreden op het gebied van het buitenlands beleid, als we zo ons zo versplinterd blijven opstellen in deze internationale instellingen? Het is ook tekenend dat wij in de huidige discussies over de komende samenstelling van de Veiligheidsraad er überhaupt niet over discussiëren of de EU als dusdanig een zetel zou moeten hebben in de Veiligheidsraad, maar dat het nog steeds over de lidstaten op nationaal niveau hebben.
Zoals ik de zaken zie, kan ik alleen maar benadrukken dat we op dit niveau anders moeten gaan optreden. We moeten in onze samenwerking dichter bij elkaar zien te komen, en we moeten onze inspanningen op een heel andere manier op elkaar afstemmen om werkelijk het resultaat te bereiken dat we met het optreden van de Unie willen bereiken. Ook moeten wij in staat zijn om op mondiaal niveau een grotere verantwoordelijkheid op ons te nemen.
Poul Nyrup Rasmussen,namens de PSE-Fractie. - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Schmit en mijnheer Almunia, ik wil graag mijn dank uitspreken voor de discussiebijdragen over de Wereldbank die de twee genoemde heren vandaag hebben geleverd. Naar mijn mening spitsen deze bijdragen zich werkelijk toe op de fundamentele behoeften. Het lijdt geen twijfel dat wij, vijf jaar na de ondertekening van de Millenniumverklaring van 2000 over de fundamentele behoeften van de ontwikkelingslanden tot 2015 - waarvan ik zelf een van de ondertekenaars was -, thans moeten constateren dat de ontwikkeling niet de goede kant is opgegaan. Integendeel, op de meeste gebieden is ze helaas de verkeerde kant opgegaan.
Het lijdt evenmin twijfel dat 54 landen de laatste 15 jaar armer zijn geworden, en dat 1 miljard mensen leven van minder dan twee euro per dag. De Wereldbank functioneert niet optimaal. De Wereldbank is bezig met een aantal belangrijke hervormingen, maar we moeten nog steeds een aantal problemen aanpakken. Ik ben het geheel eens met het door de heer Almunia benadrukte standpunt dat Europa met één stem kan optreden, en ik stel ter overweging vier taken voor die naar mijn mening urgent zijn.
De eerste taak vloeit voort uit de reële noodzaak dat Europa een manier vindt om gemeenschappelijk op te treden in de Wereldbank. Als we dat doen, hebben wij 27,98 procent van de stemmen, tegenover 16,39 procent van de Verenigde Staten. Vandaag is Duitsland het Europese land dat het dichtst bij de Verenigde Staten komt, met 4,49 procent van de stemmen. Ik heb het niet over een nieuw belangenconflict - ik heb het over een veel beter evenwicht in de Wereldbank, en ik heb het over de tweede opgave, namelijk dat we bij de Wereldbank erop moeten aandringen dat er een hervorming komt van de regels en voorwaarden voor leningen van deze bank. We moeten een coördinatie tot stand brengen tussen de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de VN-hulp aan ontwikkelingslanden, zodat onze werkzaamheden elkaar niet overlappen maar in dezelfde richting gaan.
De derde taak houdt in dat de consensus van Washington wordt hervormd. Het is echt nodig dat we nu eens ophouden de arme landen dezelfde eisen te stellen als de rijke landen, en dat we gezonde, sterke staten helpen opbouwen, staten die er een eigen ontwikkelingsbeleid op na kunnen houden. Onze vierde en laatste taak, mijnheer de Voorzitter, houdt in dat wij het jaarverslag van de ILO over de armoede in de wereld echt serieus nemen, iets wat ook de Wereldbank zou moeten doen. “Decent jobs for all” - fatsoenlijke banen voor iedereen - is het cruciale instrument voor het uitroeien van armoede.
Ten slotte sluit ik mij aan bij de woorden van de heren Almunia en Schmit, dat Europa nu ook de reële verantwoordelijkheid moet nemen die voortvloeit uit feit dat wij de grootste ontwikkelingshulporganisatie ter wereld zijn. We zijn er mede verantwoordelijk voor dat de Wereldbank dienovereenkomstig handelt.
Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie. -Voorzitter, bij de oprichting van de Wereldbank in 1944 produceerden de zeven rijkste landen, de G7, nog veruit het grootste deel van alle goederen in de wereld; vandaag is dat nog amper de helft. De Verenigde Staten waren bij de oprichting de grootste geldschieter, vandaag zijn ze de grootste schuldenaar. De ontwikkelingslanden waren zestig jaar geleden nog onmondig, vandaag is hun invloed in multilaterale onderhandelingen, bijvoorbeeld de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, niet langer te negeren.
Dit alles om te zeggen dat de Wereldbank dringend nood heeft aan een drastische hervorming. Zolang de ontwikkelingslanden geen echte inspraak in het beleid en de besluitvorming van de Wereldbank hebben, zal deze gepercipieerd blijven als een controle-instrument in handen van de zogenaamde rijken, in plaats van een internationale instelling die gericht is op stabiliteit en ontwikkeling, in een geest van wederzijds respect en solidair partnerschap.
De Wereldbank heeft nu een departement externe relaties, waar meer dan driehonderd mensen werkzaam zijn. De instelling vindt dit departement een van de belangrijkste om haar imago op te poetsen, maar de vraag rijst of dit niet op een andere manier kan, namelijk door de ontwikkelingslanden beter bij de werking van de instelling te betrekken, door de besluitvorming in de Bank eindelijk transparanter te maken en door de uitgaven beter te controleren. Kortom, Voorzitter, collega's, ik behoor tot diegenen die geloven dat de Wereldbank dringend toe is aan herbronning. Geen financiële herbronning, wel een interne herbronning. Binnen deze internationale organisatie, die als een van de grootste en meest gezaghebbende ter wereld wordt beschouwd, lijkt op het gebied van structuur, werking en mentaliteit de tijd immers meer dan vijftig jaar te hebben stilgestaan.
Monica Frassoni,namens de Verts/ALE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, ik ben de collega’s van de andere fracties dankbaar voor hun steun aan ons voorstel om de kwestie van de Wereldbank te bespreken. Anderzijds besef ik terdege, zoals de meesten onder ons trouwens, dat de verklaring van de Raad niet echt anders had kunnen luiden dan wat minister Schmit vanochtend heeft gezegd. Maar wij moeten er wel van doordrongen zijn dat een onbevredigende situatie kan en moet worden veranderd, ook omdat politieke wil op dit beleidsgebied werkelijk uitkomst kan bieden.
Wij hoeven geen beroep te doen op de artikelen van het Verdrag om ervoor te zorgen dat de Raad en de Commissie, samen met het Parlement - en dat is absoluut van cruciaal belang -, pogingen doen om het vraagstuk van de Europese coördinatie vooruit te helpen of althans op de agenda te plaatsen. Zo’n Europese coördinatie mag echter niet beperkt blijven tot technische en financiële samenwerking, hoe zinvol dat ook moge zijn, maar moet zich tevens concentreren op het beleid van de Wereldbank, op de benoemingsprocedures en de criteria voor het toekennen van financiële middelen, want daar mengen wij ons helemaal niet in. Volgens mij zijn dat de drie elementen waarvoor een beter omschreven optreden van het Europees Parlement vereist is. Dit is mogelijk, maar wij moeten het ook echt willen.
Ik denk, mijnheer de fungerend voorzitter - en u mag me in een eventueel antwoord corrigeren - dat dit geen probleem van bevoegdheden is maar van politieke wil: de Raad kan optreden als hij dat wil, en datzelfde geldt voor de Commissie en het Parlement.
Wat de benoemingsprocedures betreft, weten wij drommels goed dat er van 2000 tot 2001 een aantal richtsnoeren is uitgevaardigd om deze procedures transparanter en toegankelijker te maken. Die richtsnoeren zijn niet in acht genomen, en dat is een onmiskenbaar politiek signaal. Nogmaals, het gaat niet om een procedurele of institutionele kwestie. De Verenigde Staten hebben de eerste kandidaat die de Europeanen voor de directie van het Internationaal Monetair Fonds hadden voorgedragen, afgewezen. De Europese landen hebben niet hetzelfde gedaan toen Wolfowitz werd voorgedragen voor de Wereldbank. De Europeanen hadden best kunnen dwarsliggen, maar twee telefoontjes waren al genoeg om bepaalde Europese regeringsleiders over de streep te trekken. De executive directors zijn in die kwestie overigens helemaal omzeild. Volgens mij had dit alles heel goed vermeden kunnen worden als wij dat echt gewild hadden.
Voor wat inhoudelijk het beleid van de Wereldbank aangaat, hebben wij momenteel geen enkele garantie dat die paar veranderingen die Wolfersohn in gang heeft gezet, ook verder worden uitgewerkt. Ik denk bijvoorbeeld aan governance en aan het corruptieprobleem. Ik geloof dat wij ook op dat vlak moeten proberen de nodige invloed uit te oefenen. Er zijn enkele projecten die uiterst omstreden zijn, zoals de grote dijk van de Nam Theun in Laos en een mijnbouwproject in Guatemala, waartegen algeheel verzet is gerezen. Maar onze executive directors hebben al hun fiat gegeven aan die projecten. Als dit Parlement of de publieke opinie daarvan op de hoogte waren gesteld, had men waarschijnlijk anders gereageerd. Kortom, afgezien van verklaringen van onmacht zou ik ook graag tekenen zien dat men bereid is hier en daar door te zetten.
Luisa Morgantini,namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik waardeer het dat mevrouw Frassoni het onderhavige vraagstuk zo onomwonden heeft besproken.
Ik denk dat de benoeming van Wolfowitz als president van de Wereldbank opnieuw duidelijk heeft gemaakt hoezeer de selectie- en benoemingsprocedure voor de topfunctie van de belangrijkste financiële ontwikkelingsinstelling ter wereld te kampen heeft met een groot tekort aan democratie en transparantie. Ook de Commissie ontwikkelingssamenwerking van dit Parlement heeft daarop gewezen. Natuurlijk zouden wij heel graag zien dat de president van de Wereldbank voor een positieve benadering van interculturele conflicten koos, dat hij zich volledig zou inzetten voor multilateralisme en een persoonlijke betrokkenheid zou tonen bij de armoedebestrijding en de strijd voor sociale gelijkheid.
Echter, de persoon in kwestie staat erom bekend dat hij een van de felste voorstanders is van de doctrine van preventieve oorlogvoering en van de uitvoer van democratie met behulp van wapens. Hoewel, je kunt nooit weten, want ook Sint Paulus werd op weg naar Damascus bekeerd. Maar afgezien van die persoonsgebonden overwegingen ziet het er niet naar uit dat de Wereldbank werkelijk een ontwikkeling heeft doorgemaakt ten opzichte van het kader dat zestig jaar geleden in Bretton Woods werd uitgestippeld. Hetzelfde kan gezegd worden van het stem- en zetelsysteem: dat is werkelijk aan een hervorming toe, onder meer om tegemoet te komen aan de eisen van de zuidelijke landen en de bewegingen die in deze jaren gepleit hebben voor een ander Zuiden en meer participatie.
De Europese Unie heeft toegezegd dat zij zal streven naar een grotere inspraak van de ontwikkelingslanden in de besluitvormingsprocessen van de globale economie, met inbegrip van de financiële instellingen. Maar naast die akkoorden en toezeggingen van de EU - in Monterrey, Barcelona, Johannesburg - zou het consequent zijn als wij probeerden goed bestuur te garanderen voor een instelling die goed bestuur als eerste voorwaarde oplegt om toegang te krijgen tot financiële middelen.
Als de criteria van democratie en transparantie niet worden nageleefd, komen de legitimiteit en de geloofwaardigheid van de internationale instellingen aan het wankelen, en dat is iets wat helemaal niet strookt met de huidige wereld, die juist grote behoefte heeft aan krachtige, wettige internationale instellingen die in het teken staan van inspraak. Leest u wat dat betreft maar het boek van Aminata Toure, die in Mali een dramatische ervaring heeft opgedaan met het optreden van de Wereldbank.
De Europese Unie kan een fundamentele rol spelen om die legitimiteit te verzekeren. Sterker nog, de Unie moet zo’n rol spelen, maar om dat te kunnen, moeten wij met één stem spreken. Er moet dus meer coördinatie komen tussen de Europese bewindvoerders. Europa heeft 30 procent van de stemmen in de Raad van niet alleen de Wereldbank maar ook het Internationaal Monetair Fonds.
De Europese Unie is - ik herhaal - de grootste donor ter wereld, maar dikwijls vergeet zij haar donaties te begeleiden met doeltreffend politiek optreden. De Europese parlementen kunnen in dit opzicht een belangrijke taak vervullen, en dat is in een bijeenkomst in New York al geschied. Er zijn duidelijke antwoorden nodig, maar de democratische hervorming van de procedures moet er ook op neerkomen dat de scheefgetrokken verhouding tussen de economieën van het Noorden en die van het Zuiden wordt rechtgezet.
Ik geloof dat het onze taak is ontwikkeling te brengen. Het beleid van de Wereldbank heeft daarentegen dikwijls een rampzalige invloed gehad op de bevolkingen, met name waar sprake is van privatiseringen en eerste levensbehoeften. Het heeft namelijk geen zin, zoals collega Watson al opmerkte, dat de markten van de ontwikkelingslanden volgestopt worden met goederen, als de bevolkingen die niet kunnen kopen omdat zij geen werk en geen geld hebben.
John Whittaker,namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Europese Unie zijn wij zeer bedreven in schijnheilige retoriek over de noodzaak van armoedebestrijding in arme landen. Maar dat is niet waar de discussie vandaag over gaat, ook al lijkt dat misschien wel zo. Zoals de heer Almunia al duidelijk maakte, gaat het over invloed.
Ik zal niets zeggen over de geschiktheid van de heer Wolfowitz om de Wereldbank te leiden, maar de aanvankelijke vijandigheid van de Europese Unie jegens hem is verminderd. De EU heeft steun nodig voor Pascal Lamy, zodat deze de Wereldhandelsorganisatie kan gaan leiden. Ook moet de Unie steun krijgen voor haar kandidaat – wellicht Barones Amos? – voor het leiderschap van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties. Dit verklaart het commentaar van Action Aid, waarin wordt gesteld dat de steun van de EU voor de heer Wolfowitz onderdeel is van één grote koehandel, en soortgelijke opmerkingen van andere NGO’s.
Ik wil het belang van de hulp die de Wereldbank en de Europese Unie aan arme landen geven niet bagatelliseren, maar eerlijke handelsvoorwaarden zouden veel beter voor hen zijn dan welke hulp, of schuldenverlichting, dan ook. Met handel, en niet met cadeautjes, kunnen arme landen zichzelf helpen, zoals de Indonesiërs stelden na de tsunami.
Helaas lijkt het alsof de EU uitblinkt in armoedecreatie om zo haar eigen belangen te behartigen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de betalingen aan Mauretanië, Angola en Mozambique, voor het recht om hun kustwateren leeg te vissen en hun vissers te laten verarmen. Een ander voorbeeld wordt gevormd door de economische partnerschapsovereenkomsten, waarmee de Europese Unie de instemming van de arme landen voor haar protectionistische beleid probeert te kopen.
Ongetwijfeld zal de retoriek doorgaan. De realiteit is dat de EU wordt voortgedreven door eigenbelang, en niet door filantropie. En dit eigenbelang wordt het meest gediend als de EU haar eigen mensen in de topfuncties heeft.
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe de weinige spreektijd die ik heb, te benutten om een voorstel te doen.
Op 18 mei buigt de Commissie zich over het Europese initiatief inzake transparantie. De meest uiteenlopende ideeën liggen op tafel, waaronder een hervorming van het internetbeleid. Zouden wij geen zeer concrete stap zetten, als we op een verbeterde website van de Raad, de Commissie, en graag ook het Parlement, in glasheldere taal uit de doeken deden waar de Wereldbank zich feitelijk mee bezighoudt, wat wij Europeanen daar tot dusver hebben gepresteerd, hoe wij ter plekke worden vertegenwoordigd, om welke concrete projecten het gaat en welke mogelijkheden er zijn om invloed uit te oefenen?
Waarom vraag ik dat? Ik heb het debat op het tv-scherm gevolgd. Helaas is alles wat we nu hebben gezegd, twintig jaar geleden ook al gezegd. De hervormingen in de Wereldbank, die toch door de meerderheid hier voor noodzakelijk worden geacht, kunnen naar mijn mening enkel worden verwezenlijkt als transparantie en duidelijkheid worden geboden.
Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, uit de bijdragen aan dit debat tot dusver blijkt maar weer dat we mondiaal gezien een big payer, maar politiek gezien geen big player zijn. Het volstaat niet om hierover verklaringen af te steken en onze droefenis uit te spreken. We moeten zo spoedig mogelijk alles in het werk stellen om de kloof te dichten, omdat we anders niet aan onze verantwoordelijkheid op communautair en mondiaal vlak kunnen voldoen.
De beide verslagen van de Raad en de Commissie waren niet zozeer verslagen over de Wereldbank zelf, als wel een correcte analyse van onze zwakke punten. Ze hebben duidelijk gemaakt dat niet de Wereldbank ons probleem is, maar dat het probleem bij onszelf ligt. Ons probleem is dat de bevoegdheid niet ligt bij de Raad maar bij de lidstaten, zoals de voorzitter van de Raad ook al zei. Maar is de Raad dan niet het orgaan van de lidstaten? De lidstaten in de Raad moeten al het mogelijke doen om de Raad ertoe aan te zetten een initiatief te ontplooien waarmee deze tekortkoming wordt verholpen.
Er werd gezegd dat we daar ooit eens aan moeten beginnen: we moeten daar niet “ooit eens” maar “nu onmiddellijk” aan beginnen! De Grondwet geeft ons die mogelijkheid, omdat de Europese Unie met de Grondwet een rechtspersoon wordt. Daar moeten we gebruik van maken om onze tekortkomingen bij onze vertegenwoordiging naar buiten toe weg te nemen.
Ik zie een verband tussen ons beleid in het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank, de WTO, de VN en de EIB. Als wij onze taak in de wereld willen vervullen, moeten wij al onze vertegenwoordigingen in deze instellingen met één stem laten spreken, en moeten wij de coördinatie één gezicht geven. Het is namelijk zo dat hoe sterker de globalisering ons handelen beïnvloedt, des te sterker onze behoefte groeit aan een mondiale orde, aan een sociale en economische orde op basis van beginselen. Als we niet bij onszelf beginnen, kunnen wij onze rol in deze instellingen niet spelen. Wij zijn aan zet, en niet de Wereldbank!
Margrietus van den Berg (PSE). - Voorzitter, in zijn vorige leven was de heer Wolfowitz tamelijk unilateraal gericht en stond hij bij ons bekend als hardliner, nu is hij voorzitter geworden van de Wereldbank, een multilateraal ontwikkelingsinstituut. Dit is toch een wonderbaarlijke witwassing, om het in geldtermen uit te drukken. Er zit ook een pijnlijk kantje aan voor Europa. Zoals daarstraks gezegd, zijn er nieuwe procedures, waarbij wij wel invloed kunnen uitoefenen. Een paar telefoontjes uit de VS waren niettemin voldoende om hem toch benoemd te krijgen. Wij hadden vooraf geen afspraak over een gezamenlijke kandidaat, zoals wel met Lamy voor de WTO. We kwamen, wat de Wereldbank betreft, te laat en waren niet verenigd. Ik denk dat daar het zwakke punt ligt - hierover is een eerlijk bericht van de Raad en van de Commissie gekomen.
Het gaat natuurlijk niet alleen over een gezamenlijke kandidaat, maar ook over beleid. Iedereen weet dat, als het over de Washington-consensus gaat, de internationale, multilaterale financiële instellingen lijnen en prioriteiten hebben die vaak haaks staan op het ontwikkelings- en armoedebeleid dat wij in Europa internationaal graag zouden willen. Nu hoeft het niet allemaal volstrekt het ene of het andere te zijn; je hebt een balans nodig. Om die balans te krijgen en de sociale doelstellingen, armoedebestrijding en millenniumdoelstellingen ook in de Wereldbank centraal te kunnen stellen, is het nodig met één stem te spreken. Dit vergt gezamenlijk optreden. Ik ben het eens met wat net gezegd werd: de nieuwe Grondwet geeft ons misschien meer mogelijkheden en ook wel een opdracht, om als Europa in die instellingen gezamenlijk op te treden en met één stem te spreken.
Het is nogal wat: wij leveren 60 procent van de leningen tegen gunstige voorwaarden en hebben een veel groter stemaandeel, maar zijn tegelijkertijd feitelijk afwezig. Dat zouden we op handelsgebied nooit tolereren. Ik geloof dat dit de kern van de zaak is. Ook coherentie is nodig. In Afrika bijvoorbeeld is de Wereldbank actief met het prioriteitsinitiatief rond educatie. De Commissie wil daar evenwel niet aan deelnemen, omdat de landenstrategiedocumenten voor dit gebied voorzien in wegen en infrastructuur en niet in onderwijs. We leveren dus niet, terwijl wij hier in het Parlement schreeuwen om coherent, gezamenlijk optreden.
Er is dus een probleem aan beide kanten. Kunnen de Raad en de Commissie nog eens nadenken of op basis van de nieuwe Grondwet geen initiatief, op zijn minst in politiek-economische termen, voor de Wereldbank kan worden genomen? Ook wat de manier van samenwerken betreft, moeten we tot een sterkere positie te komen dan nu. De positie nu is al te triest. Die wil noch de Raad noch de Commissie bekleden. Beide hebben immers erg overtuigd gesproken – en triest geklonken. Laten we allegre naar de nieuwe tijd gaan.
Ignasi Guardans Cambó (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat de Wereldbank een doeltreffend instrument is en dat deze doeltreffendheid nog kan worden vergroot. Mijns inziens ligt het probleem niet bij de nieuwe leiders. Ik vrees niet echt dat de nieuwe leiding van de Wereldbank de energie die tot dusver in andere zaken is gestoken, zal ombuigen om de Wereldbank beter te laten functioneren.
Het probleem ligt bij onszelf, in de schijnheiligheid van het Europese discours, in onze inspanningen om aan de Europese burgers uit te leggen hoe wij de invloed van Europa in de wereld willen versterken, hoe wij willen bijdragen aan de vrede in de wereld. Dat is wat de regeringen aan hun kiezers beloven, maar als puntje bij paaltje komt, doen zij niet de minste moeite om deze woorden en beloften om te zetten in reële daden.
De Europese Unie als zodanig heeft niets in de pap te brokken in de Wereldbank. Wij hebben geen nieuwe Grondwet nodig om in deze situatie verandering te brengen, maar politieke wil en coherentie. Commissaris Almunia heeft de spijker op de kop geslagen: de 25 lidstaten van de Unie wisselen geen woord met elkaar in de Wereldbank. Dat moet hier met klem veroordeeld worden. Het is gemakkelijk om protest aan te tekenen tegen de benoeming van Wolfowitz, en misschien is dat ook wel nodig, maar het zou voor ons allen nog veel gemakkelijker moeten zijn om protest aan te tekenen tegen onze regeringen, aangezien die er niet in slagen overeenstemming te bereiken over de beleidsacties, de benoemingen en de financieringscriteria.
Frithjof Schmidt (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het grootste probleem in verband met het beleid van de Wereldbank is het beleid voor structurele aanpassing. De programma’s voor structurele aanpassing, die op last van de Wereldbank decennia lang zijn uitgevoerd, hebben vaak tot groteske resultaten geleid, zoals bij de privatisering van diensten.
Neem bijvoorbeeld de watervoorziening. De waterleidingbedrijven worden geprivatiseerd en er wordt een infrastructuur gecreëerd, maar de prijzen voor water stijgen dermate dat het water voor de armste bevolkingsgroepen onbetaalbaar wordt. Een ander voorbeeld: het handelsbeleid. De gedwongen liberalisering en openstelling van de markt als voorwaarden voor kredietverstrekking leidt ertoe dat de onderhandelingspositie van ontwikkelingslanden in de wereldhandelsrondes van de WTO wordt verzwakt, en dat terwijl wij met het Europees ontwikkelingsbeleid een centrale rol toekennen aan watervoorziening, onder meer in het kader van armoedebestrijding, en de onderhandelingscapaciteiten van de ontwikkelingslanden in de wereldhandelsrondes juist willen versterken. De centrale stelschroef waarmee het beleid van de Wereldbank moet worden veranderd, bevindt zich dan ook hier.
De hervorming die nu in gang is gezet, verandert in wezen niets. De invoering van het zogenaamde selectieve beleid bij kredietverstrekking betekent in feite het faillissement van het beleid dat de Wereldbank meer dan dertig jaar heeft uitgevoerd. Kort gezegd komt het nieuwe beleid op het volgende neer: wie de laatste jaren of decennia heeft meegedaan aan de programma’s voor structurele aanpassing van de Wereldbank, maar geen goede resultaten heeft bereikt en er niet beter voor staat, krijgt geld om de meest schrijnende sociale misstanden weg te nemen. Wie onvoldoende heeft meegewerkt aan het beleid, krijgt minder geld. Deze indeling in good performers en bad performers is zeer problematisch. Het is mijns inziens een taak van de Commissie en de Raad ervoor te zorgen en erop aan te dringen dat deze indeling ten minste op basis van duidelijke, doorzichtige en begrijpelijke criteria plaatsvindt. Daarnaast moeten zij erop aandringen dat de Wereldbank haar strategie voor de armoedebestrijding in het kader van de hervorming van de Verenigde Naties, in het kader van de Millennium Development Goals, fundamenteel verandert.
Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moet bekennen dat ik geschokt ben door de verklaring van de Raad vandaag, dat niet één orgaan van de Raad enige moeite heeft gedaan om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over onze houding tegenover de Wereldbank. Ook is de financiële en getalsmatige invloed die we zeker hebben bij de Wereldbank, niet gebruikt, ondanks het feit dat elk staatshoofd onlangs plechtig de Europese Grondwet heeft ondertekend, waarin staat dat we een einde willen maken aan de armoede op de wereld, en ondanks het feit dat elke lidstaat de Millenniumontwikkelingsdoelen heeft ondertekend.
Nog steeds zijn er landen die hun verplichtingen niet nakomen voor het bereiken van het, reeds decennia van kracht zijnde, streefgetal van 0,7 procent van het BNP dat aan ontwikkelingshulp moet worden besteed. Mijn eigen lidstaat heeft vorig jaar tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties plechtig verklaard dat deze 0,7 procent van het BNP tegen het jaar 2010 zou worden gehaald. Dit jaar werd aangekondigd dat het percentage niet gehaald zal worden, niet omdat we het geld niet hebben, maar omdat de regering het wil gebruiken voor het winnen van de volgende verkiezingen!
Het is duidelijk dat de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie meer in handel zijn geïnteresseerd dan in het uitroeien van armoede. Hun interesse in een sterke positie in de Wereldhandelsorganisatie is groter dan hun verlangen naar hulp van de Wereldbank bij het bereiken van de doelstellingen van de Unie. Zou ik mogen vragen of dit Parlement, in plaats van verklaringen af te leggen, over kan gaan tot de oprichting van een ad hoc-commissie, zodat we een gemeenschappelijk standpunt kunnen bepalen voor de Europese Unie en de Wereldbank? Daarna kunnen we de Raad en de Commissie ertoe brengen het standpunt van het Parlement over te nemen.
Nicolas Schmit, fungerend voorzitter van de Raad. -(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de geachte afgevaardigden bedanken voor dit uiterst interessante debat en voor hun bijzonder waardevolle opmerkingen aan het adres van zowel het voorzitterschap van de Raad als de Commissie. Er spelen hier mijns inziens twee of eigenlijk drie kwesties. In de eerste plaats: de invloed van de Unie in de financiële instellingen, in het bijzonder de Wereldbank. Staat u me toe daarover wat te zeggen namens het voorzitterschap, en dus niet als vertegenwoordiger van de Raad.
Als wij als aandeelhouders van een particuliere onderneming op dezelfde manier te werk zouden gaan als wij op dit terrein te werk gaan, zouden wij ons kapitaal in die onderneming inderdaad erg slecht beheren. Zo eenvoudig liggen de zaken echter niet, zoals u weet. De constellatie waarin we ons hier bevinden, is nu eenmaal een andere. Het is een politieke kwestie. Toch denk ik dat aan de oproep tot betere coördinatie van de standpunten van de Europese Unie binnen de internationale financiële instellingen, en met name de Wereldbank, absoluut gehoor moet worden gegeven, omdat we op dit moment, zoals velen van u hebben gezegd, veel minder invloed uitoefenen dan we zouden kunnen uitoefenen, niet alleen op financieel maar ook op politiek vlak.
Wat dit betreft, zou ik u willen wijzen op een artikel in het Verdrag waar we misschien nog eens heel goed naar zouden moeten kijken, en dat we eventueel zouden kunnen gebruiken om het debat van vanochtend voort te zetten. Ik doel hier op artikel 99 van het Verdrag - een artikel dat overigens in de ontwerp-Grondwet is overgenomen -, dat de lidstaten de mogelijkheid geeft om, op basis van een voorstel, te besluiten hun standpunten binnen de internationale financiële instellingen en conferenties beter te coördineren. De kwestie van de vertegenwoordiging van de Unie in de internationale fora, en met name in de internationale financiële instellingen, blijft wat mij betreft dus op de agenda staan. Ik hoef denk ik niet meer terug te komen op de problemen die hiermee samenhangen.
De tweede kwestie die u aan de orde hebt gesteld, hangt tot op zekere hoogte samen met het eerste punt: de hervorming van de internationale financiële instellingen, en dan ook weer met name de Wereldbank. Naar mijn mening heeft de Europese Unie hier een cruciale rol te vervullen. Wij moeten de nieuwe president van de Wereldbank aansporen het hervormingsproces voort te zetten, niet alleen waar het gaat om het functioneren van de Wereldbank, maar ook op het punt van beleidsontwikkeling. Dat was voor een deel ook het doel van de informele ontmoeting met de heer Wolfowitz. Ik denk dat de EU ook wat dit betreft een grotere rol zal kunnen spelen naarmate ze meer met één stem spreekt. Daarmee komen we eigenlijk weer op de vraag naar de invloed van de Europese Unie in de internationale instellingen. In die instellingen zal zeker meer rekening gehouden moeten worden met de nieuwe machtsverhoudingen in de wereld, en zal meer plaats moeten worden ingeruimd voor een aantal nieuwe spelers op het internationale toneel - de nieuwe economische mogendheden - en natuurlijk ook voor de ontwikkelingslanden.
Mijn laatste opmerking betreft het ontwikkelingshulpbeleid, waarover de commissaris al het nodige heeft gezegd. De Europese Unie neemt meer dan 50 procent van de ontwikkelingshulp voor haar rekening en is daarmee de grootste donor ter wereld. Momenteel bekijken wij welke nieuwe vormen van financiering op dit vlak mogelijk zijn. In de laatste Ecofin-Raad heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden over dergelijke alternatieve financieringsmethoden. Zo kent u allemaal het idee om nieuwe belastingen in te voeren teneinde het niveau van de ontwikkelingshulp te handhaven of zelfs te verhogen. Tijdens zijn informele bijeenkomst op 13 en 14 mei in Luxemburg zal de Ecofin-Raad naar verwachting terugkomen op deze problematiek en nieuwe financieringsopties inzake ontwikkelingshulp onderzoeken met het oog op de voor september geplande Millenniumtop, waar de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen geëvalueerd zal worden.
Joaquín Almunia,lid van de Commissie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen verklaar ik mij akkoord met alle sprekers die hebben aangedrongen op een nauwere samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie bij de werkzaamheden, de besluitvorming en de vaststelling van de beleidslijnen en de strategie van de Wereldbank.
De Commissie wendt alle instrumenten die zij tot haar beschikking heeft aan om het beleid van de Wereldbank op zodanige wijze te beïnvloeden dat het uiteindelijk aansluit bij de doelstellingen van ons ontwikkelingsbeleid en onze officiële ontwikkelingssteun. In mijn inleidende toespraak heb ik u gezegd dat wij via memorandums of understanding en trustfondsen overal ter wereld activiteiten ten uitvoer leggen die deels door de Wereldbank en deels door de communautaire begroting gefinancierd worden, op voorwaarde dat deze acties beantwoorden aan de doelstellingen en de prioriteiten die de Europese Unie heeft vastgesteld in het kader van haar ontwikkelingssteun en ontwikkelingsbeleid ten behoeve van de armste landen van de wereld.
Ten tweede wil ik hier opnieuw uw aandacht vragen voor iets dat ik in mijn inleidende toespraak heb gezegd en dat hier door velen onder u is overgenomen: het is van wezenlijk belang dat er stappen worden ondernomen om de Europese Unie in zowel de Wereldbank als andere internationale instellingen met één stem te laten spreken.
Sommigen onder u hebben benadrukt dat de inwerkingtreding van de Grondwet een belangrijke stap vormt op weg naar de verwezenlijking van deze doelstelling. Het is een feit dat de inwerkingtreding van de Grondwet, die aan de Unie één enkele persoonlijkheid toekent en een stevige politieke impuls betekent, ons moet helpen bij het bereiken van onze doelstelling. Maar zoals het fungerend voorzitterschap van de Raad ook al zei, zou de Unie, gelet op het huidige Verdrag en de bestaande regelgeving, eigenlijk nu reeds in vele instellingen met één stem moeten spreken, onder meer ook in de Wereldbank en het Internationaal Monetair fonds, althans voor wat de eurozone betreft.
Er is echter nog een ander element dat ons van nut zal zijn. Ik weet niet of alle lidstaten er voor te vinden zijn, maar ik geloof wel dat het de gezamenlijke wil is van de Unie, dit Parlement, de Commissie en de Raad. Zoals de heer Karas terecht heeft onderstreept, wil Europa een global player zijn. Het probleem is echter dat bepaalde landen, die zich weldra tot global players zullen ontpoppen, aandringen op hervormingen in de bestuursorganen en met name in de manier waarop de verschillende landen en regio’s van de wereld vertegenwoordigd zijn in de internationale financiële instellingen en inzonderheid in de Wereldbank. Onder deze druk mag de Europese Unie geen versnipperd antwoord geven. Het is absoluut noodzakelijk dat zij een gezamenlijk antwoord formuleert en met één stem leert spreken.
Nog een laatste woord over de benoeming van de nieuwe president van de Wereldbank. Zoals u weet, heeft de Europese Commissie geen enkele inspraak in deze procedure. Zaak is dat de heer Wolfowitz vanaf 1 juni de Wereldbank zal leiden. Wij hebben er alle belang bij dat de Wereldbank onder zijn leiding de positieve punten van het beleid dat de heer James D. Wolfensohn de afgelopen tien jaar ten uitvoer heeft gelegd, verder ontwikkelt. Als lid van de Commissie heb ik de laatste weken tweemaal de gelegenheid gehad om de heer Wolfowitz persoonlijk te spreken. In beide gevallen heb ik hem erop geattendeerd dat de Europese Commissie en de Unie in haar geheel wensen dat de Wereldbank per 1 juni de vorderingen die zij onder leiding van de heer Wolfensohn heeft gemaakt, voortzet. Ik moet u zeggen dat de heer Wolfowitz zich er tot dusver toe verbonden heeft om die positieve punten verder uit te diepen. Ik hoop dat wij vanaf 1 juni kunnen vaststellen dat hij de daad bij het woord voegt.