De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0106/2005) van de heer Dombrovskis, namens de Begrotingscommissie, over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Parlement voor het begrotingsjaar 2006 (2005/2012(BUD)).
Valdis Dombrovskis (PPE-DE), rapporteur. - (LV) Mevrouw de commissaris, dames en heren, in de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2006 wordt een aantal prioriteiten naar voren gebracht.
De eerste prioriteit is de succesvolle afronding van de uitbreidingsronde van 2004, door middel van een volledige integratie van de afgevaardigden uit de nieuwe lidstaten in de instellingen van de Europese Unie, en de voorbereidingen voor de uitbreidingsronde van 2007, met de toetreding van Roemenië en Bulgarije. De huidige situatie is zorgwekkend. Hoewel al ruim een jaar is verstreken sinds de uitbreiding, zijn veel vaste, voor de nieuwe lidstaten gereserveerde posten nog altijd vacant. De secretaris-generaal van het Europees Parlement zal daarom verslag moeten uitbrengen over de redenen van de vertraging en voorstellen moeten doen om deze situatie aan te pakken. Een van de problemen die in dit verband nadruk verdient, is de overmatige bureaucratie en de langzame procedures voor het aannemen van personeel.
De tweede prioriteit is een efficiënt en doelgericht gebruik van de begrotingsmiddelen van het Europees Parlement. Deze prioriteit houdt onder andere in dat de institutionele uitgaven van de Europese Unie moeten worden toegespitst op de fundamentele taken, dat verzoeken om nieuwe, vaste posten slechts met de begroting mogen worden ingewilligd indien is vast komen te staan dat er geen mogelijkheden zijn tot herschikking van posten en hulpbronnen binnen de bestaande begroting, en dat nieuwe initiatieven alleen mogen worden gesteund indien is vast komen te staan wat de gevolgen zijn voor de begroting en de interinstitutionele samenwerking, met het oog op een zuinig en doeltreffend gebruik van begrotingsmiddelen.
Natuurlijk is de kwestie van het bedrag van meer dan 200 miljoen euro, dat jaarlijks, naast al het andere, moet worden uitgegeven om het Europees Parlement een zetel in Straatsburg te bieden, nog steeds actueel. Het belangrijkste probleem bestaat in het tegelijkertijd handhaven van twee gebouwen voor het Europees Parlement, in Brussel en in Straatsburg. Erkend moet echter worden dat dit onder de bevoegdheid van de Europese Raad valt.
De derde prioriteit is het verbeteren van de communautaire begrotingsterminologie door deze vollediger en transparanter te maken, zodat de belastingbetalers duidelijker kunnen zien hoe hun middelen worden gebruikt. Er zullen verbeteringen moeten worden aangebracht in het voorgestelde ontwerp voor de terminologie, om deze beter aan deze criteria te laten voldoen.
Nu ik het over de begroting van het Europees Parlement heb, wil ik benadrukken dat het totale plafond voor de begrotingsuitgaven zal worden bepaald aan de hand van een zorgvuldige raming van de gerechtvaardigde behoeften. Het bereiken van een plafond van 20 procent van de totale administratieve uitgaven is geen doel op zich. De secretaris-generaal van het Europees Parlement stelt in zijn voorstel de begroting voor het Europees Parlement voor 2006 op 1,3416 miljard euro. Wij zijn ingenomen met de steun van de Begrotingscommissie voor het voorstel van de rapporteur om dit bedrag met 20 miljoen euro terug te brengen. De ervaring van voorgaande jaren, waarin grote sommen ongebruikte middelen zijn herverdeeld of in het geheel niet zijn gebruikt, leert dat wij zorgvuldiger zouden kunnen omspringen met het geld van de Europese belastingbetalers. Het uiteindelijke plafond voor de uitgaven op de begroting van het Europees Parlement zal bij de eerste lezing worden vastgesteld. Als belangrijke aspecten van het werk van het Parlement in 2006 zou ik willen wijzen op, ten eerste, een betere uitleg aan onze burgers van het werk van het Europees Parlement, waarbij ik in het bijzonder de nadruk wil leggen op de rol van de informatiebureaus van het Europees Parlement in onze lidstaten, en ten tweede op de voorbereidingen door het Europees Parlement op het spelen van een grotere rol op wetgevingsgebied, zoals voorzien in het Grondwettelijk Verdrag van de Europese Unie.
Tot slot zou ik willen beklemtonen dat 2006 het laatste jaar is van de huidige financiële vooruitzichten. In dat opzicht is de vraag betreffende het bedrag aan betalingskredieten op de gezamenlijke EU-begroting bij uitstek actueel. Het is van belang dat het totaalbedrag aan vastleggings- en betalingskredieten op de begroting van 2006 overeenkomt met de verbintenissen die de Europese Unie is aangegaan, met inbegrip van de verbintenissen in verband met de uitbreiding.
Ik wil de Europese Raad oproepen zijn houding ten aanzien van de communautaire begroting voor 2006, waarbij hij het bedrag aan betalingskredieten kunstmatig geblokkeerd heeft, te heroverwegen. Als wij willen dat de Europese Unie een betrouwbare partner is, is het van belang dat zij haar verbintenissen nakomt, met inbegrip van de verbintenissen die zij is aangegaan in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie. Het is van belang dat de verbintenissen binnen deze financiële vooruitzichten, waarmee al rekening is gehouden, op evenredige wijze terugkomen op de begroting voor 2006.
Markus Ferber, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de secretaris-generaal, dames en heren, om te beginnen wil ik onze rapporteur, mijnheer Dombrovskis, hartelijk bedanken voor het feit dat hij zich heeft beziggehouden - en nog bezighoudt - met de begroting van het Parlement. Dit is een ondankbare taak, een zware taak, en daarbij kan hij rekenen op meer dan alleen maar lof en enthousiasme van de collega’s. Hij heeft zich vol overgave van deze taak gekweten en wij van de PPE-DE-Fractie zijn hem daar buitengewoon erkentelijk voor.
Ik wil slechts ingaan op één specifiek thema dat mij na aan het hart gaat, en dat is de vraag hoeveel geld het Europees Parlement nu eigenlijk nodig heeft. Er waart hier een getal rond dat als een evangelie wordt verkondigd: 20 procent van de administratieve uitgaven. Alleen al dit jaar, in 2005, mijnheer de secretaris-generaal, is er circa vijftig miljoen euro meer dan we nodig hebben, gewoon omdat we ons moeten houden aan dit magische getal van 20 procent. Er is echter niets waaraan het kan worden besteed.
In 2006 zal hetzelfde gebeuren. Er is nu al in uw raming, die het Bureau heeft goedgekeurd, een bedrag van 90 miljoen euro vastgesteld voor ongebruikte middelen. Ik vraag me echt af wat het daar doet. Is het nu echt nodig om geld uit de zakken van de burgers te kloppen en in een opgeblazen begroting op te nemen, terwijl men heel goed weet dat we dat geld helemaal niet kunnen uitgeven? Ik vraag mij af of we daarmee op den duur het juiste pad volgen.
Ik stel voor om het geld dat we niet nodig hebben, het geld waarvan nu al blijkt dat we het in het komend jaar niet nodig hebben, niet in de begroting op te nemen.
Ik had graag gewild dat de heer Onesta, die amendementen over dit onderwerp heeft opgesteld, vandaag aanwezig was geweest om verantwoordelijkheid te nemen voor de voorstellen die hij heeft gedaan. Deze middelen worden bovendien niet aangewend, en ook niet voor andere dingen uitgegeven, omdat we heel goed weten dat wij bedragen in deze orde van grootte nodig hebben als er een Statuut komt. Ik stel toch echt voor een afgeslankte begroting op te stellen!
Louis Grech,namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe allereerst de rapporteur te bedanken voor zijn verslag. In grote lijnen zijn we het eens met de hoofdmoot van zijn betoog. Uiteraard zijn we het met hem eens dat er meer moet worden gedaan om de middelen rationeel te gebruiken, de begroting goed te verantwoorden en de begrotingsdiscipline in acht te nemen.
De personeelswerving lijkt een problematisch punt te zijn. Mijns inziens kan terecht worden gesteld dat de verzoeken om posten gebaseerd waren op gerechtvaardigde en reële behoeften. Daarom is het nauwelijks te begrijpen, en te rechtvaardigen, waarom de selectie- en aanwervingsprocedure voor uitbreidingsgerelateerde posten zo langzaam verlopen. Er moet actie worden ondernomen om wat aan deze situatie te doen en dit dringende probleem aan te pakken. Overigens ben ik het er niet mee eens dat een geïmproviseerde tussenoplossing in de vorm van het aanstellen van tijdelijk personeel een levensvatbare optie of reëel alternatief is. Op zich kan ik een heel eind meegaan in de redenering die hierachter zit, maar ik ben bang dat dergelijke compromissen, wanneer ze eenmaal zijn aanvaard, kunnen leiden tot het ontstaan van een verkeerde praktijk, en af en toe ook de kop kunnen opsteken in onze toekomstige begrotingen.
Verder heeft de rapporteur ons een verlaging van de marge in de reserve voor onvoorziene uitgaven voorgesteld. In principe zijn we het ermee eens dat de kredieten betrekking moeten hebben op specifieke activiteiten, en we moeten voorkomen dat er kredieten worden geannuleerd aan het eind van het begrotingsjaar.
Toch moeten we ook rekening houden met de uitdagingen waar we in de nabije toekomst voor komen te staan en de onzekerheden die er nog steeds zijn, onder meer met betrekking tot de vertaaldiensten, de investeringen in onroerend goed, het Statuut van de leden en de invoering van het statuut voor assistenten, waar wij volledig achter staan.
Het zou in dit licht bezien verstandig zijn om in te stemmen met het amendement waarin wordt voorgesteld om pas later een definitief besluit hierover te nemen. Eigenlijk denk ik dat de rapporteur er goed aan heeft gedaan om het definitieve besluit over het gentleman’s agreement betreffende het niveau van 20 procent van rubriek 5 uit te stellen. Ik ben het ermee eens dat dit percentage geen wet van Meden en Perzen is, en we moeten niet aarzelen om dit akkoord te herzien als we ervan overtuigd zijn dat dat nodig is. Toch denk ik niet dat dit het geval is, en het zou onverstandig zijn om deze richtsnoeren nu aan de kant te zetten.
Ironisch genoeg kan de stabiliteit van het 20 procent-richtsnoer, mits doelmatig toegepast, zelfs in zekere mate zorgen voor een gezonde begrotingsdiscipline en voor begrotingsefficiëntie. Uiteraard zijn we het ermee eens dat we, om meer begrotingsefficiëntie te bewerkstelligen, kritisch moeten kijken naar alle vormen van uitgaven, dat we de middelen efficiënter moeten benutten en verspilling en doublures moeten voorkomen.
We moeten ons blijven richten op onze kerndiensten en -activiteiten, wat mij op een ander belangrijk punt brengt. Hoewel daar best wel een aantal redenen voor aan te voeren zijn, hebben we tot dusver nog niet kunnen zien dat het ‘Raising the game’-project alle gewenste resultaten heeft opgeleverd. Naar mijn idee zijn er tot nu toe pas een paar doelstellingen bereikt. Gezien het feit dat de noodzakelijke structuren er zijn, mogen we er normaal gesproken van uitgaan dat de meeste doelstellingen in het komende begrotingsjaar gehaald zullen worden en dat er een hervorming doorgevoerd zal worden om al dan niet zichtbare knelpunten op te lossen.
Een ander punt: wij staan zeer positief tegenover het voorstel ter verbetering van de bezoekersdienst. Sprekend vanuit mijn zeer korte en beperkte ervaring in het Europees Parlement denk ik dat de programma’s een praktisch en direct instrument zijn waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan een positievere kijk op de EU. Bovendien hebben ze een multiplicatoreffect, dat niet mag worden onderschat.
Ik ben ook een vurig pleitbezorger van het voorstel ter verbetering van de communicatie- en voorlichtingsstrategie. We zijn door de jaren heen niet goed met dit probleem omgegaan. We weten dat er tussen de EU en haar burgers een kloof bestaat, of die nu echt is of alleen maar zo gevoeld wordt. Op dit belangrijke punt kan en moet er meer worden gedaan. Als we echt willen dat onze burgers het gevoel hebben dat het Europees Parlement hun parlement is en hun idealen tracht te verwezenlijken, moet er snel een doeltreffende voorlichtings- en communicatiestrategie ten uitvoer worden gelegd. Dat moet een van onze belangrijkste prioriteiten zijn. Als we op dit punt falen, zullen we gefaald hebben op het vlak van een even echte als fundamentele hoofddoelstelling.
Tot slot feliciteer ik de heer Dombrovskis nogmaals, en dan niet gewoon met zijn verslag, maar met het feit dat hij ons, als nieuw lid uit een nieuw land, een voorbeeld heeft gegeven en heeft aangetoond dat dit integratieproces vruchtbaar en doeltreffend kan zijn.
Kyösti Tapio Virrankoski,namens de ALDE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, de heer Dombrovskis, bedanken en hem complimenteren met zijn uitstekende verslag. De begroting van het Parlement is een gecompliceerde administratieve begroting, die een grondige kennis van de werkwijzen en procedures van het Parlement vereist. De rapporteur is hier goed in geslaagd, wat onder andere te zien is aan het kleine aantal amendementen. Ik wil hem ook voor de toekomst succes wensen.
De begroting van het Parlement kenmerkt zich nog steeds door de tekortkomingen van de recente uitbreiding. Hoewel de nieuwe lidstaten nu al meer dan een jaar meedoen, is een aanzienlijk deel van de posten die voor hen zijn gecreëerd, nog steeds onbezet. De quaestoren schatten zelfs dat misschien nog geen 80 procent daarvan voor het einde van het jaar zal zijn bezet. De situatie ziet er vooral in de talensector problematisch uit. Aangezien het democratisch functioneren van het Europees Parlement meertaligheid en goede vertaaldiensten vereist, moet er op adequate wijze aandacht worden besteed aan het soepel en doeltreffend functioneren van de vertaaldiensten.
De rapporteur besteedt zeer terecht aandacht aan de presentatie van de begroting. Die moet voortdurend worden ontwikkeld. De begroting van het Parlement moet net als de begroting van de Commissie steeds meer op activiteiten worden gebaseerd, zodat de persoonlijke verantwoordingsplicht duidelijker en sterker wordt. De doeltreffendheid van de activiteiten moet duidelijk uit de presentatie kunnen worden afgeleid. In de toekomst moeten er dan ook verschillende indicatoren komen op basis waarvan wij de activiteiten kunnen analyseren.
Het is vooral van belang aandacht te schenken aan de doeltreffendheid van de werkzaamheden van het Parlement zelf. De raising the game-hervorming is van groot belang voor de Parlementsleden. Zij moeten besluiten nemen over zaken die steeds ingewikkelder worden. Het is daarom noodzakelijk dat er aanvullende steun komt voor het wetgevingswerk.
De begroting van het Parlement is traditiegetrouw op het niveau gehouden dat overeenkomt met ongeveer 20 procent van de administratieve uitgaven. Aangezien men er in geslaagd is de uitgaven van het Parlement in de hand te houden, vooral dankzij een goed onroerend-goedbeleid, lijkt er momenteel vrij veel speelruimte te zijn: maar liefst 90 miljoen euro. Omdat er ook van vorig jaar nog een overschot is, is het in deze fase onmogelijk te voorspellen wat de daadwerkelijke behoeften zullen zijn. Daarom moeten wij het definitieve besluit over de reserve pas in het najaar nemen. Het is niet nodig de begroting van het Parlement te vergroten als daar geen goede redenen voor zijn. Een grens van 20 procent is geen doel waar wij naar moeten streven, maar een zelf opgelegd plafond. Het onderhavige verslag biedt een goede basis voor een voortzetting van de werkzaamheden.
Sergej Kozlík (NI). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte afgevaardigden, de conclusie uit de meest recente opiniepeiling naar de houding van de Slowaakse burgers ten aanzien van de Europese Unie was duidelijk: een jaar na de toetreding tot de Europese Unie heeft 83 procent van de bevolking van Slowakije een positief oordeel over die stap, en vandaag heeft het Slowaaks parlement de ontwerp-Grondwet voor Europa geratificeerd. Anderzijds worden de burgers van Slowakije steeds gevoeliger voor de problemen die voortvloeien uit de beperkingen die zijn opgelegd aan de uitoefening van het lidmaatschap van het Europees Parlement, in het bijzonder als het gaat om het mandaat van de leden die de nieuwe lidstaten vertegenwoordigen. Deze beperkingen zijn toe te schrijven aan de tijdrovende administratieve procedures binnen het Europees Parlement bij het leveren van taalkundige ondersteuning en toereikende vertaalcapaciteiten en bij het beschikbaar stellen van tolkdiensten in parlementaire commissies en fracties.
De ontwerpresolutie over de begroting van het Europees Parlement, die is ingediend door de heer Dombrovskis - en ik maak van de gelegenheid gebruik om hem te bedanken voor zijn prima werk - vormt een passend antwoord op deze situatie. Het valt slechts te betreuren dat de oorspronkelijke formulering van de ontwerpresolutie, waarin de vertragingen bij het aannemen van nieuw personeel “onaanvaardbaar” werd genoemd, in de huidige versie is vervangen door een minder harde bepaling: “betreurenswaardig”. Ontoereikende vertaalcapaciteiten vormen een ondermijning van het beginsel van gelijke kansen en beperkt afgevaardigden, met name uit de nieuwe lidstaten, in de uitoefening van hun mandaat. In wezen komt dit neer op discriminatie. Dat is in strijd met de geest van een verenigd Europa, een Europa waar wij ons als nieuwe leden bij hebben aangesloten, en is volstrekt onaanvaardbaar.
Het zou ontegenzeggelijk betreurenswaardig en misplaatst zijn als het draagvlak voor het verenigd Europa in de nieuwe lidstaten zou inkrimpen als gevolg van administratieve tekortkomingen in het Europees Parlement, en niet door financiële beperkingen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me beperken tot drie onderwerpen: de totale omvang van de begroting van het Parlement, het personeelsbeleid en het voorlichtingsbeleid.
Wat de omvang van de begroting van het Parlement betreft wordt in het voorstel van de secretaris-generaal het niveau van de Parlementsbegroting vastgesteld op 20 procent van rubriek 5, ofwel 1.340 miljoen euro. Ik ben een groot voorstander van het voorstel van de rapporteur om de middelen van de reserve voor onvoorziene uitgaven te verlagen met 30 miljoen euro en de reserve voor gebouwen te verhogen met een bedrag van 10 miljoen euro. In het verslag wordt ook benadrukt dat de omvang van de begroting van het Parlement moet worden vastgesteld op basis van gerechtvaardigde behoeften, en er wordt op gewezen dat bemiddelingskredieten moeten worden vermeden.
Het personeelsbeleid van het Europees Parlement moet worden verbeterd, opdat de aanwervingsprocedures voor het vervullen van 750 onbezette posten bij het secretariaat-generaal van het Europees Parlement kan worden versneld en een daadwerkelijk, op verdienste gebaseerd bevorderingssysteem kan worden opgezet.
In het verslag wordt ook uiting gegeven aan de bezorgdheid over de versnelde verschuiving van hulpfunctionarissen naar arbeidscontractanten, en verzocht om gedetailleerde informatie over dit onderwerp. Ik stel voor dat wij, het Europees Parlement, de secretaris-generaal verzoeken om na te gaan hoe de gevolgen van het opheffen van de rechtspositie van bestaande hulpfunctionarissen bij de fracties, die wachten op de afronding van de aanwervingsprocedures, kunnen worden verzacht. Wij moeten de secretaris-generaal verzoeken om bij het Bureau een voorstel in te dienen tot een zodanige wijziging van de op 3 mei 2004 door het Bureau goedgekeurde interne regels voor personeelswerving dat de fracties van dezelfde aanwervingsmogelijkheden kunnen profiteren als de administratie van het Parlement.
En last but not least: het voorlichtingsbeleid. De rapporteur steunt de verbetering van de bezoekersdienst en de versterking van de rol van externe bureaus. Benadrukt wordt dat op het vlak van het communicatiebeleid van de lidstaten rekening moet worden gehouden met nationale verschillen, wil men de burgers beter bereiken.
Tot slot wil ik de heer Dombrovskis bedanken voor zijn uitstekende verslag.
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het onderhavige verslag, dat het meerderheidsstandpunt in dit Parlement weerspiegelt, is een regelrecht schandaal. Daaruit blijkt weer eens duidelijk - en dat is een bittere constatering - van welke trucjes men zich in dit Parlement bedient. Dit is een verslag in zeer algemene bewoordingen, waarin via mondelinge amendementen besluiten zijn ingeslopen die ertoe leiden dat 60 miljoen euro van het geconstateerde overschot van 90 miljoen euro voor 2006 simpelweg in de reserve wordt opgenomen - en we weten hoe men daarmee begrotingstechnisch kan omgaan - en nog eens 10 miljoen euro voor gebouwen wordt gereserveerd. Ik wijs erop dat de secretaris-generaal, die vandaag niet aanwezig is, en anderen herhaaldelijk hebben beweerd dat hier eigenlijk geen behoefte aan is.
In plaats van dit geld aan de Europese belastingbetaler terug te geven, in plaats van iets te ondernemen dat de reputatie van dit Parlement kan opvijzelen en te zeggen, “ja”, we hebben de boodschap begrepen, we kunnen met minder uit de voeten, is men er via gesjoemel met - let wel, mondelinge - amendementen in geslaagd om dergelijke besluiten via de achterdeur naar binnen te loodsen. Waarom zeg ik gesjoemel? Omdat mijn bezwaren tegen deze mondelinge amendementen domweg genegeerd zijn, en dat terwijl ik volwaardig en stemgerechtigd lid van de betrokken commissie ben. De bezwaren die ik heb geuit tegenover het Bureau en de Voorzitter van het Parlement zijn tot op de dag van vandaag onbeantwoord gebleven. In een ongedateerd schrijven staat dat het allemaal niet zo bedoeld was, maar ik ben van plan dat aan te vechten.
Ik zal alle wettelijke middelen aangrijpen die tot mijn beschikking staan. Deze resolutie, noch dit verslag is rechtmatig tot stand gekomen en zou morgen niet in stemming mogen worden gebracht. In het belang van de Europese belastingbetaler roep ik de weinige aanwezigen op tegen dit verslag en in het bijzonder tegen de genoemde specifieke onderdelen te stemmen. Er zullen hierover ondertekende moties worden ingediend.
De Voorzitter. - Kunt u misschien bevestigen of u het schrijven van de Parlementsvoorzitter in antwoord op uw klachten hebt ontvangen? Zo niet, dan laat ik een bode een kopie brengen.
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vanmiddag per fax een ongedateerd schrijven in het Engels ontvangen. Ik neem aan dat u hierop doelt. Ik stel vast dat, in tegenstelling tot hetgeen gebeurt met andere collega’s, die binnen drie dagen eindeloos lange antwoorden ontvangen, de kwestie in dit geval - ondanks herhaaldelijke waarschuwingen - telkens weer op de lange baan is geschoven. Bovendien heb ik al in een reactie laten weten absoluut geen genoegen te nemen met dit schrijven. Ik vind dat de methoden zoals die hier zijn toegepast, onoorbaar en in strijd met het recht zijn.
Hynek Fajmon (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, in de begroting van het Parlement voor 2006 zou een aantal van de speerpunten die de heer Dombrovski in zijn verslag heeft beschreven, moeten terugkomen.
Als afgevaardigde van een nieuwe lidstaat zou ik het Parlement attent willen maken op een aantal praktische problemen, die rechtstreeks verband houden met het feit dat bepaalde aspecten van de werkwijze van het Parlement nog steeds niet zijn veranderd na de uitbreiding van vorig jaar. Mijn belangrijkste punt van zorg is dat niet alle officiële talen een gelijke status genieten, terwijl er toch inmiddels een jaar is verstreken sinds de uitbreiding, en dat op veel commissie- en delegatievergaderingen geen tolken beschikbaar zijn voor de talen van alle aanwezigen. Ook zijn er aanzienlijke vertragingen bij de verspreiding van documenten in de officiële talen van afgevaardigden.
Deze problemen zijn een direct gevolg van de trage gang van zaken bij het aannemen van ambtenaren uit nieuwe lidstaten in de administratie van het Parlement, en daar hebben niet alleen de tolken- en vertaaldiensten mee te kampen. Het aantal mensen uit de nieuwe lidstaten dat in dienst is van het Parlement, is nog altijd zeer gering en we hebben nog een lange weg te gaan voordat alle posten waarvoor op de begroting middelen waren gereserveerd, ook daadwerkelijk zijn vervuld.
Er is geen enkele rechtvaardiging voor deze vertragingen, die echt niet gering zijn. Volgens het verslag-Dombrovskis zal waarschijnlijk slechts 78 procent van de reeds ingestelde posten ook daadwerkelijk zijn vervuld eind dit jaar. Mijns inziens moeten hoognodig stappen worden ondernomen om verbetering te brengen in deze stand van zaken en ervoor te zorgen dat de burgers van de nieuwe lidstaten in gelijke mate worden vertegenwoordigd in de administratie van het Parlement.
Daarnaast vind ik het onduldbaar dat de opschriften van het Europees Parlement in parlementaire gebouwen nog altijd niet in alle talen van de Europese Unie worden weergegeven. Mijn aandacht werd hierop gevestigd door de eerste groep bezoekers uit de Tsjechische Republiek in november 2004, en hoewel ik de quaestor hier herhaaldelijk op heb gewezen is er vooralsnog niets aan gedaan.
De diensten die bezoekers aan het Parlement worden geboden, functioneren daarentegen betrekkelijk soepel. Al twee keer heb ik een groep burgers uitgenodigd in Straatsburg en uit hun reacties maak ik op dat dergelijke bezoeken buitengewoon belangrijk zijn. Niettemin is de manier waarop wij met de mensen communiceren nog steeds voor verbetering vatbaar. Ik moet helaas zeggen dat er geen voorlichtingsmateriaal beschikbaar is in het Tsjechisch, noch in de andere talen van de nieuwe lidstaten, en dat er geen exemplaren van de Europese Grondwet beschikbaar zijn voor bezoekers uit de nieuwe lidstaten. Ik vind dat daar in de nabije toekomst iets aan gedaan moet worden.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (PPE-DE).- (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik neem het woord over de raming van het Europees Parlement voor 2006 en het verslag van de heer Dombrovskis over dit vraagstuk. Nu is zojuist het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor 2006 aan het Parlement voorgelegd. Ik wil beginnen met drie opmerkingen over dit ontwerp.
In de eerste plaats ben ik als vertegenwoordiger van een nieuwe lidstaat, Polen, ongerust over de extreem geringe omvang van de begroting, die slechts 1,02 procent van het BBP van de Europese Unie bedraagt. Ik wil er in dit verband op wijzen dat het plafond voor de uitgaven in 2006 overeenkomstig de lopende financiële vooruitzichten 1,08 procent van het BBP bedraagt; in absolute bedragen komt dit neer op 7 miljard euro meer.
Ten tweede bedraagt het door de Europese Commissie voorgestelde, en onlangs bevestigde, niveau van de uitgaven voor de financiële vooruitzichten voor de jaren 2007-2013 1,14 procent van het Bruto Binnenlands Product. Het zal mijns inziens moeilijk worden om aan de burgers van de Europese Unie uit te leggen hoe alle uitgaven van de Europese Unie kunnen worden gefinancierd met 112 miljard euro, terwijl de uitgaven al in 2007 naar verwachting tegen de 130 miljard euro zullen bedragen.
Ten derde is het moeilijk te begrijpen waarom er op deze begroting sprake is van een zo sterke stijging van de administratieve kosten, namelijk met 6,2 procent, terwijl de middelen voor het externe optreden tegenover 2005 dalen met 2 procent en voor de pretoetredingsstrategie zelfs met 4 procent.
Deze laatste opmerking brengt mij bij de raming van de begroting van het Europees Parlement voor 2006. Deze zal naar verwachting 20 procent bedragen van de volledige administratieve uitgaven, ofwel 1.342 miljoen euro. Dit komt neer op een stijging van 5,5 procent tegenover 2005. Ik wil erop wijzen dat de belangrijkste reden voor deze verhoging is dat middelen moeten worden verzekerd voor de voltooiing van de uitbreiding van de Europese Unie met de 10 nieuwe lidstaten en voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië in januari 2007, waar ook middelen voor uitgetrokken moeten worden. In dit verband wil ik erop wijzen dat tot het einde van 2005 slechts 78 procent van de posten zal zijn bezet die als gevolg van de uitbreiding op de begrotingen van 2004 en 2005 waren opgenomen. Dit is een onrustbarende situatie.
Tot slot wil ik de heer Dombrovskis gelukwensen met de uitwerking van zijn zeer volledige verslag over de uitgaven van het Europees Parlement in 2006. Het verslag gaat niet alleen in op de kwesties in verband met de uitbreiding, maar ook op de kwaliteit en de productiviteit van het werk van het Parlement, en in het bijzonder op het feit dat de Parlementsleden moeten kunnen werken met documenten in hun eigen taal. Verder gaat hij in op de uitdaging om het Parlement en de resultaten van zijn werk dichter bij de burgers te brengen.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Dombrovskis en de anderen die aan dit verslag hebben meegewerkt, hartelijk bedanken. Er is denk ik geen parlement ter wereld waar in één jaar, vanuit de optiek van de belastingbetaler, een besparing van een uit twee cijfers bestaand miljoenenbedrag wordt verwezenlijkt. Deze zuinige omgang met de middelen verdient grote lof. We dringen sterk aan op de komst van het Statuut, dat de nationale begrotingen in hoge mate zal ontlasten, maar die van het Parlement juist zal belasten. Gelet op de gemiddelde kosten van een ambtenaar verdient deze voorzorgsmaatregel - naast hetgeen het Statuut ons zal brengen - grote steun en lof.
Het is onze taak om Europa in de toekomst nog dichter bij de burger te brengen. We moeten de bevolking informeren over waar het Europees Parlement zich mee bezighoudt. Een van de grootste punten van kritiek in de verkiezingscampagne was dat de mensen te weinig horen over de politieke activiteiten van het Europees Parlement. Ik zou daarom degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn, willen oproepen om de inspanningen in het kader van het informatiebeleid meer dan ooit te intensiveren.
Janusz Lewandowski (PPE-DE),voorzitter van de Begrotingscommissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik reageer op het bezwaar van de heer Martin ten aanzien van de juridische aspecten, niet op de inhoud.
De reeks mondelinge amendementen die hij noemde, werd daags vóór de stemming in de Begrotingscommissie aan de leden voorgelegd, en toen werd er geen bezwaar gemaakt. Na vóór verschillende van die amendementen gestemd te hebben begon de heer Martin bezwaren te maken, echter zonder toe te lichten op grond van welk artikel uit het Reglement hij bezwaar maakte. Daarom ging ik door met de stemming, met de unanieme steun van de Begrotingscommissie. Dit ter verduidelijking.
(Applaus)
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een verklaring afleggen op basis van artikel 145 van het Reglement. Wat de heer Lewandowski zei, klopt absoluut niet. De procedure in dit Parlement, zowel in de plenaire vergadering als in de commissie, is dat als er bezwaar wordt aangetekend tegen een mondeling amendement - en het quorum daarvoor betekent dat in de commissie één persoon bezwaar moet maken en in de plenaire vergadering 37 personen moeten gaan staan - het amendement niet in stemming kan worden gebracht. Ik wil de voorzitter van de Begrotingscommissie erop wijzen dat deze procedure, dit voorschrift, niet is gebonden aan het tijdstip van indiening van zulk een mondeling amendement. We weten allemaal dat een schriftelijk amendement meestal veel dieper op de zaak ingaat.
Precies dezelfde situatie als zojuist door mij beschreven, deed zich afgelopen maandag voor in de Commissie begrotingscontrole. De voorzitter - ook afkomstig uit een nieuwe lidstaat - vroeg verschillende malen op duidelijke toon of er bezwaar was tegen een bepaald mondelinge amendement en het was voor iedereen duidelijk dat er bij een bezwaar geen stemming zou zijn geweest.
Wat hier gebeurt, is dat men zich tracht te onttrekken aan de verantwoordelijkheid te moeten toegeven dat er iets in gang is gezet dat in deze vorm helemaal niet kan. Ik houd vol dat ik, ook met het oog op de inhoudelijke kant van de zaak - deze spreektijd komt mij toe; ik heb er recht op uit hoofde van het Reglement -, een beroep heb gedaan op artikel 150, dat precies ...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. - Het is dat de commissaris voor het volgende debat nog niet is gearriveerd, want anders had ik deze discussie niet toegelaten.
In een schrijven aan de heer Martin heeft de Voorzitter verklaard dat de door de heer Martin aangevoerde bezwaren geen taalkundige problemen betroffen maar de inhoud van elk amendement. De Voorzitter is dan ook van mening dat het door de commissievoorzitter genomen besluit om over te gaan tot de stemming, in overeenstemming was met het Reglement en met de gebruikelijke gang van zaken.
Aangezien de heer Martin heeft aangegeven dit morgen opnieuw aan de orde te willen stellen, stel ik hem voor die procedure te volgen. Ik wil hier nu niet op doorgaan.
Ik wil hier nog het volgende aan toevoegen, mijnheer Martin: ik hoop niet dat ik u de beschuldiging heb horen uiten dat de commissievoorzitter een verkeerde voorstelling van het gebeurde heeft gegeven. U moet goed op uw woorden passen. In de vertaling die ik te horen kreeg leek het alsof u suggereerde dat hij loog. Dergelijke woorden moet u niet in de mond nemen.
De secretaris-generaal heeft zeer aandachtig geluisterd naar wat alle sprekers gezegd hebben. Ik ben u zeer erkentelijk.