21. Evaluatie van de Doha-Cyclus na de overeenkomst van de WTO van 1 augustus 2004
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0095/2005) van de heer Moreno Sánchez, namens de Commissie internationale handel, over de evaluatie van de Doha-ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004 (2004/2138(INI)).
Javier Moreno Sánchez (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, om te beginnen wil ik mijn dank uitspreken aan al degenen die hebben bijgedragen aan de verrijking van dit verslag, dat morgen in stemming zal worden gebracht. De tekst weerspiegelt het evenwicht tussen enerzijds de absolute steun van dit Parlement voor de bescherming van de belangen van de Unie in de aan de gang zijnde onderhandelingen en anderzijds ons streven naar een gunstige afloop van de huidige ontwikkelingsronde, die moet uitmonden in de volwaardige integratie en deelname van de ontwikkelingslanden aan de wereldeconomie.
Het Parlement wil met dit verslag een vastberaden politieke boodschap van steun uitdragen. Wij willen het verloop van de onderhandelingen bevorderen, waarin de Commissie een essentiële rol vervult. Anders gezegd, wij spreken hiermee nogmaals onze steun uit voor de WTO en haar multilaterale handelssysteem, dat ongetwijfeld het beste instrument is om een eerlijke en solidaire handel tot stand te brengen, waarmee iedereen gebaat is. Deze boodschap komt overigens bijzonder gelegen aangezien het Doha-programma zich op een kruispunt bevindt. De huidige fase is van wezenlijk belang voor het welslagen van de onderneming, zodat er zeker geen stap terug mag worden gezet.
Het akkoord van 1 augustus 2004 is vanuit politiek oogpunt bijzonder belangrijk, vooral ook na de mislukking van de ministerconferentie van Cancún. Sinds augustus 2004 staan de onderhandelingen weer op het spoor en wordt expliciet gestreefd naar een volwaardige integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie. Toch gaat het hier slechts om een stappenplan. De gunstige afloop van de onderhandelingen is afhankelijk van de politieke wil van alle betrokken partijen om in Hong Kong een fundamenteel akkoord te bereiken.
Op die bijeenkomst moet een ambitieus en evenwichtig voorstel gepresenteerd worden waarin de verschillende onderdelen van het akkoord aan bod komen: ontwikkeling, landbouw, industriële producten (NAMA), diensten en het bevorderen van de handel, waarbij evenwel niet mag worden vergeten dat de ontwikkeling de spil van de onderhandelingen vormt, ofschoon de landbouw ongetwijfeld de motor is. Om dit doel te bereiken moeten er concrete afspraken worden gemaakt en duidelijke tijdschema’s en termijnen worden vastgesteld. Dat moet gebeuren via een transparant, doeltreffend en alomvattend onderhandelingsproces waaraan alle lidstaten van de WTO actief deelnemen.
Op ontwikkelingsgebied moeten wij ervoor zorgen dat tijdens de onderhandelingen de nodige aandacht wordt besteed aan de problemen die gerelateerd zijn aan armoede, ondervoeding en honger in de wereld, zodat wij deze tegen 2015 met de helft kunnen terugdringen, overeenkomstig de doelstelling van de Millenniumverklaring. Om in deze opzet te slagen moet de band tussen de WTO en de overige internationale organisaties worden aangehaald.
Het zou tevens nuttig zijn als de Commissie voorstellen zou formuleren om mechanismen te ontwikkelen voor handelsintegratie, waarmee eventuele verliezen van de ontwikkelingslanden ten gevolge van de liberalisering van de handel kunnen worden gecompenseerd.
Ook de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de technische bijstand en de capaciteitsopbouw en de bevordering van de zuid-zuidhandel zijn van essentieel belang om de integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie te waarborgen en de exportcapaciteit van deze landen op te drijven.
Op landbouwgebied moeten de leden van de WTO hun werkzaamheden met betrekking tot de drie pijlers - exportsubsidies, binnenlandse steun en markttoegang - op evenwichtige wijze voortzetten, gedetailleerde handelsrichtsnoeren voor Hong Kong vaststellen en een gelijktijdige ontwapening door alle leden van de WTO waarborgen.
In verband met de toegang tot de markten voor niet-agrarische producten, de zogeheten NAMA, moet gestreefd worden naar flexibiliteit en gedeeltelijke wederkerigheid voor de ontwikkelingslanden, waarbij op deze landen het beginsel van de speciale en gedifferentieerde behandeling moet worden toegepast.
Op het gebied van de dienstverlening moeten er in de loop van deze maand herziene voorstellen van hoge kwaliteit worden ingediend. Verder is het mijns inziens ongepast van de ontwikkelingslanden te verlangen dat zij de diensten die betrekking hebben op de basisbehoeften van de burgers liberaliseren.
Dames en heren, mijnheer de commissaris, het welslagen van deze ronde en de legitimiteit en geloofwaardigheid van de WTO zijn ongetwijfeld ook afhankelijk van de mate waarin het maatschappelijk middenveld daadwerkelijk profijt trekt van de internationale handel.
Gelet op het feit dat dit proces sinds Seattle bijzonder veel maatschappelijke belangstelling geniet, lijkt het noodzakelijk om de rol van democratische parlementen in internationale fora, zoals de WTO, te versterken, als uitdrukking van de standpunten van de burgers, en in het geval van dit Parlement, als instelling die belast is met de democratische controle op het handelsbeleid van de Unie en, zodra de Europese Grondwet in werking treedt, als toekomstige wetgever op dit gebied. Staat u mij toe in dit verband even een brandende kwestie aan te kaarten. Het voornoemde argument moet worden toegevoegd aan de lange lijst van voordelen die aan de Grondwet verbonden zijn en die een ja-stem rechtvaardigen, zowel in Frankrijk als in andere landen.
Dames en heren, mijnheer de commissaris, ik zal het zeggen met de woorden van de Spaanse dichter Antonio Machado: "Wandelaar, er is geen weg; je baant je al gaande een weg". Wij bevinden ons halverwege Genève en Hong Kong. Enerzijds kijken wij vol heimwee terug naar wat achter ons ligt, en anderzijds zijn wij ongeduldig om het einddoel te bereiken. Wij moeten naar Hong Kong gaan met een ambitieus en evenwichtig voorstel, waarin alle burgers en alle lidstaten van het WTO zich kunnen terugvinden en waarin voor iedereen aanvaardbare resultaten vervat zijn.
Peter Mandelson,lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Moreno Sánchez bedanken voor zijn uitstekende verslag, dat een goede afspiegeling vormt van zijn standpunten en die van het Parlement als geheel. Ik ben blij met dit debat, omdat ik het Parlement beschouw als een voorname partner van de Commissie bij het voeren van ons handelsbeleid, met name in de aanloop tot de Doha-ronde, die onze topprioriteit blijft.
De heer Moreno Sánchez heeft erop gewezen dat vooruitgang moet worden geboekt op alle punten van deze ruime agenda, waarbij - en daar ben ik het roerend me eens - een sterk accent moet komen te liggen op de doelstellingen van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. Deze doelstellingen vormden de kern van het handvest ter oprichting van deze ronde, en ze zijn vandaag nog even belangrijk als toen ze voor het eerst werden geformuleerd.
Sinds mijn aantreden heb ik mijn uiterste best gedaan om de ontwikkelingsagenda van Doha vooruit te helpen en op koers te houden. Ik wil dat met Doha de handel in dienst van de ontwikkeling wordt gesteld. Daar geloof ik in, en daar sta ik voor: het is de kern van het beleid dat ik nastreef.
Europa kan dit echter niet in zijn eentje. Zoals ik al in Genève zei, op de allereerste dag van mijn optreden als commissaris van Buitenlandse handel, kan de EU niet de enige bankier van de WTO zijn. Afgelopen zomer had Europa de moed om zijn landbouwexportsubsidies bespreekbaar te maken aan de onderhandelingstafel. Nu zijn de anderen aan de beurt. Concreet gesteld moet deze ronde zorgen voor opener markten en een beter ondernemingsklimaat over de hele linie, niet alleen voor de ontwikkelingslanden - ik verwacht en wil dat zij de grootste winnaars van deze ronde zullen zijn -, maar ook voor onze eigen industrie en dienstverleners in Europa. Daardoor zullen wij voort kunnen bouwen op Europa’s sterke punten in de kenniseconomie, waar iedereen profijt van zal hebben.
De toegang tot de markt van niet-agrarische producten - NAMA - en tot de dienstenmarkt staan hoog op de agenda van de ronde. Als er geen vooruitgang op deze terreinen wordt geboekt, kan de ronde niet worden afgesloten. Om afsluiting mogelijk te maken probeer ik de verder gevorderde ontwikkelingslanden aan te zetten tot meer engagement op het gebied van de niet-agrarische onderwerpen. Tot dusver hebben zij zich zeer sterk gemaakt voor hun landbouw, waar zij overigens het volste recht toe hebben en wat ik ook normaal vind van die landen, maar hebben zij weinig bereidheid getoond om van hun kant echt in beweging te komen op het gebied van NAMA en diensten, ook al lijkt objectief onderzoek erop te wijzen dat dit in hun eigen economisch belang is. Dit moet veranderen. We moeten ons allemaal bereid tonen om ons aan te passen en rekening te houden met de belangen van anderen. Daarom hebben wij een stap gezet op landbouwgebied.
De andere grote industrielanden moeten ons voorbeeld nu volgen en een pro-actievere houding aannemen op dienstengebied. Ook moeten zij werken aan hun eigen landbouwhervormingen om gelijke tred te houden met wat wij in Europa hebben voorgesteld.
Afgelopen week vonden er in Parijs verschillende informele bijeenkomsten van WTO-handelsministers plaats. Ik heb mijn oprechte bezorgdheid kenbaar gemaakt over het trage tempo van de lopende onderhandelingen. Ik heb alle leden opgeroepen om hun terughoudendheid te laten varen en de kaarten op tafel te leggen. Dat geldt voor iedereen; ik wijs niet alleen naar anderen. Wij moeten dat allemaal doen, niet alleen Europa.
Ik heb ook uiteengezet wat een ambitieuze ronde volgens ons moet opleveren. Er moet gelijktijdig vooruitgang worden geboekt bij de drie pijlers van de landbouwonderhandelingen, niet alleen bij exportsubsidies maar ook bij de tarieven en de quota die de markttoegang beperken. Er moeten concrete inspanningen worden geleverd door alle industrielanden - niet alleen binnen de EU - om hun landbouwbeleid te hervormen, en er moet een substantiële en echte - dat wil zeggen: niet alleen papieren - verlaging van de industriële tarieven komen van de kant van alle landen die dit financieel op kunnen brengen, met inbegrip van de verder gevorderde ontwikkelingslanden, waarbij steeds rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden waarin de zwakkeren verkeren. Er moet gepraat worden over voorstellen inzake diensten die echt nieuwe businesskansen bieden, en de WTO-regels moeten aanzienlijk worden versterkt, of het nu gaat om het vergemakkelijken van de handel, antidumping of geografische aanduidingen.
Ook heb ik opnieuw gepleit voor extra inspanningen om de specifieke problemen van de ontwikkelingslanden aan te pakken, en dan met name - doch niet uitsluitend - die van de arme en kwetsbare landen, via een speciale en gedifferentieerde behandeling in de ronde en een substantiële verhoging van de handelshulp door de rijkere delen van de wereld. U noemt terecht capaciteitsopbouw - de essentiële steun die wij moeten verlenen - om handel mogelijk te maken en daarmee die aanpassing te vergemakkelijken, zodat ontwikkelingslanden, en dan met name de zwakkere, daadwerkelijk kunnen profiteren van de handelsmogelijkheden die we via deze ronde willen bevorderen.
We hebben vooruitgang geboekt in Parijs. We hebben een akkoord bereikt over het uiterst belangrijke, doch zeer technische thema van de omzetting van specifieke heffingen - zoveel euro per bushel voor het ene product, zoveel euro per kilo voor het andere - in hun procentuele ad valorem equivalenten. Er moet nog verder overleg worden gevoerd over het kernpunt van de mate en de grondslag van de verlaging van deze tariefequivalenten - dit is evenwel van later zorg - maar we hebben nu een basis waarmee we verder kunnen bij het thema van de landbouw, en in het verlengde daarvan bij alle andere aspecten van de ontwikkelingsagenda van Doha. Op dit punt wil ik hulde betuigen aan het werk dat mevrouw Fischer Boel heeft verzet. Landbouw is een moeilijk onderwerp, en ik heb grote waardering voor haar aanpak.
Ook op het gebied van de industriële tarieven mogen we de komende maanden vooruitgang verwachten. Veel leden hebben toegezegd vóór het eind van deze maand met betere voorstellen op het gebied van diensten te komen. Tussen nu en de mini ministerbijeenkomst op 12 en 13 juli in China verwachten we intensief overleg tussen de belangrijkste spelers. Vóór het zomerreces zouden we een eerste indruk moeten hebben van hoe het eventuele pakket van Hongkong eruit gaat zien. Als er ook maar enig zicht is op een ambitieus resultaat in Hongkong eind dit jaar, en daarmee op een ambitieuze ronde, dan moet die eerste indruk, die we naar ik hoop in juli zullen hebben, op zijn allerminst en in de allereerste plaats, thema voor thema, duidelijk maken op welke terreinen de WTO-leden naar elkaar toe groeien. Daarmee zal dan ook duidelijkheid verschaft moeten worden over ons gemeenschappelijke ambitieniveau met betrekking tot de sectoren waar het onderwerp markttoegang nu het meest speelt: landbouw, NAMA en diensten, en tot slot moet duidelijk worden waar de grootste problemen liggen waarover een akkoord moet worden bereikt als men van Hongkong een succes wil maken en de ronde daarna wil afsluiten.
Ik ben blij dat deze ideeën terugkomen in de samenvatting van de voorzitter van de mini ministerbijeenkomst in Parijs. U kunt er zeker van zijn dat de Commissie op deze zeer ambitieuze voet verder zal gaan op weg naar Hongkong.
De Commissie is het roerend eens met het grootste deel van het verslag, maar ik wil er twee punten uitlichten. De Commissie is het eens met de strekking van paragraaf 6 van het verslag, waar expliciet wordt ingegaan op de flexibiliteit voor ontwikkelingslanden. Wij zijn bereid en gereed om de ontwikkelingslanden flexibiliteit te verzekeren middels een speciale en gedifferentieerde behandeling. Dit geldt zowel voor de minst ontwikkelde landen als voor andere, zwakke en kwetsbare landen. We kunnen dit echter alleen maar doen als we rekening houden met het ontwikkelingsniveau, en dat betekent dat we per thema moeten differentiëren tussen de ontwikkelingslanden. Een aanpak die voor alle landen hetzelfde is, werkt hier niet.
Het tweede punt betreft de suggestie in paragraaf 9 met betrekking tot een ‘ontwikkelingsbox’ in de landbouwonderhandelingen. De Commissie is het ermee eens dat het kader de EU-belangen zou moeten beschermen, en ook kan beschermen. Het is echter al te optimistisch om te zeggen dat ‘… de EU in staat zal zijn om op een comfortabele wijze aan die verminderingen het hoofd te bieden’ waar het gaat om binnenlandse steun die handelsverstorend werkt. Met betrekking tot markttoegang wordt er in het verslag van uitgegaan dat een zeer positieve behandeling van gevoelige producten de EU in staat zal stellen haar marktorganisaties te beschermen. Dit is zeker wat de EU hoopt, maar voor sommige producten moeten er, zelfs in het meest gunstige geval, nog altijd lastige concessies worden gedaan.
Hier wil ik het bij laten. Ik wil luisteren naar wat de leden van het Parlement te zeggen hebben en daarop reageren, indien en wanneer ik in de gelegenheid ben om dat te doen. Ik dank de heer Moreno Sánchez nogmaals voor zijn verslag, en ik bedank het Parlement dat het de gelegenheid biedt om over dit uiterst belangrijke onderwerp te debatteren.
Maria Martens (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. - De onderhandelingen van de Doha-ontwikkelingsronde zijn bedoeld om de economieën van de ontwikkelingslanden te stimuleren en een eerlijke plaats in de wereldeconomie te geven. Ze zijn gericht op een rechtvaardiger verdeling in de wereld.
Om de armoede in de wereld te bestrijden hebben we de zogeheten millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling afgesproken. Goede handelsomstandigheden voor ontwikkelingslanden kunnen daar een belangrijke bijdrage toe leveren. Dat moet ook ons doel in Hong Kong zijn. Ik wil op een paar punten ingaan. Enkele zijn al door de commissaris genoemd.
In ons handelsbeleid zouden we meer onderscheid tussen de verschillende ontwikkelingslanden moeten kunnen maken. De onderlinge verschillen zijn te groot voor één uniform raamwerk. Er zijn sterke en zwakke, grote en kleine economieën. Er zijn landen met veel en weinig productie- en groeimogelijkheden. We moeten meer beleid op maat kunnen voeren. Daarom dient een speciale en differentiële behandeling van de ontwikkelingslanden een hoofdpunt bij de besprekingen in Hong Kong te zijn.
Vaak is gesproken over de consequenties die de afspraken in Hong Kong voor de aan de ontwikkelingslanden gegeven handelsvoordelen zullen hebben. Men vreest erosie. Ik vraag de commissaris het Europees Parlement na de onderhandelingen op de hoogte te stellen of er erosie heeft plaatsgevonden.
Ten derde: het blijkt dat de ontwikkelingslanden nog altijd nauwelijks in staat zijn om echt te profiteren van de kansen die worden geboden. Vandaar mijn volgend punt: het belang van capaciteitsopbouw en technische assistentie. Daar moeten we ook hard aan werken, om de export- en handelscapaciteit van de landen te versterken. Ook van belang is het om waar landen afhankelijk zijn van een of twee exportproducten, te proberen ze te stimuleren hun inkomen uit een diversiteit van producten te halen.
Dan exportsubsidies. De commissaris ging er ook al op in. De nadelige effecten hiervan op de lokale markten zijn bekend. We moeten dringend werken aan een tijdspad om exportsubsidies af te bouwen. Het is jammer dat er geen einddatum in de tekst is opgenomen.
Tot slot: de Europese Unie heeft een belangrijke taak in Hong Kong. We weten allemaal hoe de onderhandelingen in Cancún zijn verlopen. Dit mag niet nog een keer gebeuren. Tenslotte dank aan de rapporteur voor het goede verslag en de goede samenwerking.
Joseph Daul (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het debat van vandaag is zeer belangrijk omdat de onderhandelingen in Genève in een stroomversnelling komen. U hebt gezegd dat tijdens de ministersbijeenkomst vorige week in Parijs vooruitgang is geboekt. Ik wil van mijn kant, commissaris, vier kanttekeningen plaatsen.
In de eerste plaats baart mij de houding van sommige landen, die niet echt deelnemen aan de onderhandelingen, grote zorgen. Dit blijkt uit het feit dat er afgezien van de landbouw op geen enkel dossier werkelijk vooruitgang is geboekt. De discussies over de toegang tot de markt van de industriële producten en van de diensten, alsmede die over de regels zijn vastgelopen. Wij kunnen dergelijke onevenwichtige onderhandelingen niet accepteren, waarbij de landbouw zou betalen voor alle andere sectoren, terwijl de Europese Unie reeds aanzienlijke inspanningen heeft geleverd in deze sector.
In de tweede plaats kan deze onderhandelingsronde slechts slagen indien nieuwe industrielanden zoals Brazilië, India en China hun verantwoordelijkheid nemen in de onderhandelingen. Ook deze landen moeten hun markten openstellen voor de andere ontwikkelingslanden, omdat de ware drijvende kracht achter de ontwikkeling de komende jaren wordt gevormd door de groei van de handel tussen de landen van het zuiden.
In de derde plaats worden we door het recente besluit van de beroepsinstantie voor suiker met de neus op het feit gedrukt dat goede trouw niet bestaat bij onderhandelingen. Het is derhalve van fundamenteel belang dat wij elk punt van de onderhandelingen toetsen aan het recht van de WTO, om te voorkomen dat het compromis dat we hebben aanvaard, over enkele jaren wordt vernietigd door een besluit van de arbiters van de WTO en waarschijnlijk tevens, commissaris, de arme landen treft. Wij moeten deze kwestie weer bespreken.
In de vierde plaats wil ik u, commissaris, ten slotte wijzen op het belangrijkste punt: de onderhandelaars die nu besluiten nemen, hebben een zware verantwoordelijkheid ten opzichte van de toekomst van miljoenen vrouwen en mannen. Het is gemakkelijk om onderhandelingen af te sluiten, maar ik stel vast dat de problemen misschien pas in een verre toekomst aan de dag zullen treden, wanneer u niet meer aan het roer staat. Ik vertrouw u. Laat echter vooral niet de oplossing van de moeilijkheden aan uw opvolgers over. Voordat we ondertekenen en ja zeggen, moeten we ons derhalve twee keer bedenken en een opgeschoond dossier doorgeven aan uw opvolgers.
Georgios Papastamkos,namens de PPE-DE-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de conferentie van Hong-Kong is een uitdaging die de geloofwaardigheid, de werking en de dynamiek van de WTO op de proef stelt.
Ik zie vijf structurele redenen die de onderhandelingen van de Doha-ronde bemoeilijken.
Ten eerste kunnen de belangrijkste handelspartners zich maar moeilijk neerleggen bij het tanen van hun interne beslissingsmacht op economisch vlak.
Ten tweede wordt het steeds lastiger beslissingen te nemen vanwege het enorme aantal leden van de WTO en de groeiende heterogeniteit van de organisatie.
Ten derde verloopt de liberalisering tussen de ontwikkelde handelsstelsels onderling onevenwichtig. De Unie heeft relatief gesproken de meeste concessies gedaan, waardoor de Europese markt de meest open markt ter wereld is.
Ten vierde willen andere internationale actoren ook geen leidende rol spelen in de onderhandelingen.
Ten vijfde stellen de ontwikkelingslanden zich defensief op tegenover nieuwe onderhandelingsitems.
De uitbreiding en versterking van de multilaterale regelgeving van de WTO - een strategie van de Unie - staat haaks op het beginsel dat internationale organisaties zich moeten specialiseren. Dat beginsel bepaalt wat de grenzen zijn van de verdere ontwikkeling van de WTO tot een internationale organisatie voor sociaal beleid en een internationale milieuorganisatie.
Bijgevolg moet volgens mij een nieuwe internationale architectuur, een koepelorganisatie, worden opgezet, bestaande uit volgende pijlers:
- de WTO, die op tevredenstellende wijze een efficiënte verdeling van de middelen moet bevorderen;
- een internationale financiële instelling ten behoeve van de economische stabiliteit op wereldvlak;
- een internationaal ontwikkelingsmechanisme voor de herverdeling van middelen en het ondersteunen van het groeiproces van arme landen;
- een internationale milieuorganisatie ter bescherming van het internationale milieu en de natuurlijke hulpbronnen.
De globalisering vergt een alomvattende hervorming van de internationale economie op basis van een sociale en ecologisch verantwoorde markteconomie, een hervorming die zal zorgen voor herverdeling van de middelen, stabiliteit, internationale solidariteit, milieubescherming en bescherming van de consument.
Erika Mann, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil de aandacht vestigen op een paar punten waarop in de context van dit verslag moet worden gelet. Het is het eerste verslag dat de commissie dit jaar voorlegt. In de tweede helft van het jaar komt er dan een tweede verslag, een follow-up met beschouwingen en commentaar op de overpeinzingen en onderhandelingen van de Commissie.
Daarbij doemen voor de commissie en mijn fractie de volgende vragen op. Hoe kunnen wij om te beginnen ervoor zorgen dat we nuttig zijn en steun bieden aan de bewerkstelliging van een gunstig resultaat in Hongkong? Er zal wel geen definitieve afsluiting komen, maar het zou fijn zijn als er een positief resultaat uit de bus zou komen, zodat de onderhandelingen succesvol kunnen worden voortgezet. Wat kan er vervolgens worden gedaan om ervoor te zorgen dat onze belangrijkste doelstelling, die tot uiting komt in de titel “ontwikkelingsronde”, wordt verwezenlijkt en, ten slotte, om ervoor te zorgen dat de belangen van de Europese Unie worden behartigd?
Die vragen zijn heel moeilijk te beantwoorden als men voor ogen houdt dat Cancún niet zo best is afgelopen, we een buitengewoon moeizame start doormaken en de onderhandelingen momenteel op nogal wankele voet staan. Daar komt het probleem bij dat de drempellanden staan te popelen om hun voortrekkersrol, hun mondiale rol in de wereld in te nemen. Dat zien we heel duidelijk aan China - waarover we morgen zullen debatteren -, aan Brazilië en natuurlijk ook aan India. De situatie is dus buitengewoon moeilijk en gecompliceerd.
Voorts is er nog een aspect waar we bij stil moeten staan. Ik zou u willen verzoeken, mijnheer de commissaris, nog eens toe te lichten welke vorm het samenspel tussen het Europees Parlement, de Commissie internationale handel en uzelf in de loop van het jaar zal aannemen. Mocht het nieuwe Verdrag er komen, dan krijgt het Parlement veel meer macht en zouden we beschikken over mechanismen voor een meer rechtstreekse raadpleging. De mechanismen waarvan we ons thans bedienen voldoen weliswaar, maar zijn informeel van karakter.
Tegelijkertijd willen de burgers dat wij directer bij de werkzaamheden worden betrokken en dat we over meer macht en bevoegdheden beschikken bij de onderhandelingen over de landbouw en bepaalde takken van dienstverlening. Dat zijn bijzonder gevoelige terreinen waarover de meningen in de discussies sterk uiteenlopen en waarbij in onze fractie, noch in het Parlement of onder de bevolking eenduidige standpunten bestaan.
Hoe kunnen we dus verzekeren dat dit cruciale proces tussen de Europese Commissie, de commissie en het Europees Parlement in een vorm wordt gegoten die uitmondt in een vruchtbare samenwerking, in een samenwerking die verder gaat dan wat er reeds is bereikt en eveneens de cruciale terreinen omvat?
Als het onderhandelingsproces daadwerkelijk moet worden herzien, als er dispositiewijzigingen in aangebracht moeten worden - daar zult u zeker mee te maken krijgen, mijnheer de commissaris -, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat de samenwerking dermate nauw is dat wij onze verantwoordelijkheid tegenover de burgers kunnen waarmaken?
Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie. - Voorzitter, ik zou eerst en vooral de rapporteur willen gelukwensen met zijn verslag, dat volgens mij een zeer goed overzicht van de huidige stand in de onderhandelingen na het WTO-raamakkoord van Genève en aan de vooravond van de conferentie in Hong Kong geeft. Het is duidelijk dat het welslagen van de Doha-onderhandelingsronde cruciaal is voor een verdere liberalisering van de wereldhandel. Na de mislukking van Cancún staat immers de geloofwaardigheid van het multilaterale handelssysteem op het spel. Het welslagen van Hong Kong is essentieel voor verdere economische groei, maar zal ook een ernstige test voor de legitimiteit van de WTO zijn. Ik deel de mening van commissaris Mandelson dat de Doha-ronde in de allereerste plaats als een ontwikkelingsronde moet worden beschouwd. Handel én ontwikkeling moeten hand in hand gaan en een grotere betrokkenheid van de ontwikkelingslanden in het kader van een faire wereldhandel is een essentieel onderdeel van de strijd tegen honger en armoede in de wereld.
Het is hoopgevend dat vorige week een compromis over de invoerheffingen op landbouwproducten werd bereikt en dat daarmee een dreigende mislukking van de Doha-ronde werd afgewend. De omzetting van lineaire importheffingen in gemeenschappelijke procentuele tarieven, gebaseerd op de waarde van de producten, is een voorzichtige, maar niettemin belangrijke stap in de richting van een alomvattende overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten.
Mijn fractie blijft er evenwel van overtuigd dat op termijn alle exportsubsidies in de landbouw moeten worden afgeschaft. Het is en het blijft immers onaanvaardbaar dat het huidige EU-landbouwbeleid een gemiddeld Europees gezin ongeveer 100 euro extra per maand kost en het de ontwikkelingslanden tegelijk moeilijk maakt om uit de armoedeval te geraken. De Wereldbank heeft onlangs berekend dat succes bij deze handelsronde kan zorgen voor een toename van het wereldwijde inkomen met 385 miljard euro per jaar. Als Afrika zijn aandeel in de wereldhandel van 2 naar niet meer dan 3 procent kan opvoeren, verhoogt het zijn jaarinkomen met 70 miljard dollar. Dat is veel meer dan het nu krijgt aan ontwikkelingshulp. Daarom alleen al kunnen we ons geen tweede mislukking permitteren.
Caroline Lucas,namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Moreno Sánchez voor het werk dat hij voor dit vraagstuk heeft verricht, maar ik denk dat het voor hem niet als een verrassing komt als ik zeg dat onze fractie het verslag in deze vorm helaas niet kan steunen. Het bevat zeker een aantal goede onderdelen. Zo wordt bijvoorbeeld de nadruk gelegd op de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, maar deze worden helaas ondermijnd door de algemene teneur van het verslag, dat zonder een spoor van kritiek bevestigt dat gedereguleerde vrijhandel het belangrijkste middel is om die doelen te bereiken.
De vooronderstelling hierbij is blijkbaar nog steeds dat meer handel automatisch leidt tot meer groei, die op zijn beurt automatisch leidt tot minder armoede, terwijl de realiteit ter plekke er heel anders uitziet en, zoals blijkt uit het onlangs verschenen UNDP-rapport over de minst ontwikkelde landen, een grotere mate van integratie van sommige van de armste landen in het internationale handelsstelsel in de meeste gevallen niet heeft geleid tot vermindering van de armoede onder de allerarmsten.
Een andere aanname die ten grondslag ligt aan het verslag, is dat, als de WTO-critici deze instelling ook maar iets beter zouden begrijpen, zij er op de een of andere mysterieuze wijze verliefd op zouden worden, of om het in de woorden van het verslag te zeggen: ‘de WTO moet voldoende informatie en uitleg […] aan het maatschappelijk middenveld geven om te voorkomen dat het proces van globalisering en de rol die de WTO daarin vervult op grote schaal verkeerd wordt begrepen of weergegeven’. Dit is eerlijk gezegd niet bijster constructief, en het is ook nog eens paternalistische nonsens. Een steeds groter deel van dit maatschappelijk middenveld weet precies waar de WTO voor staat, en weet precies hoeveel schade het proces van economische globalisering kan aanrichten. We hebben geen cosmetische PR-operatie nodig, maar een fundamentele, ingrijpende hervorming van de instellingen en de regels van de wereldhandel, en wel zodanig dat er écht een plaats wordt ingeruimd voor duurzaamheid en billijkheid.
Na deze algemene opmerkingen wil ik ingaan op een aantal specifieke punten. Onze fractie heeft haar oorspronkelijke amendement over de grondstoffenprijzen opnieuw ingediend. Dalende grondstoffenprijzen zijn er in belangrijke mate debet aan dat armere landen geen eerlijker aandeel in de wereldhandel krijgen. Maar liefst 43 ontwikkelingslanden zijn voor meer dan 20 procent van hun totale exportinkomsten afhankelijk van één grondstof. Als de prijzen voor de tien belangrijkste agrarische grondstoffen die door ontwikkelingslanden worden uitgevoerd, sinds 1980 gestegen zouden zijn met hetzelfde percentage als de inflatie, zouden deze exporterende landen in 2002 ongeveer 112 miljard Amerikaanse dollar méér hebben ontvangen dan nu, ofwel tweemaal het bedrag van de officiële ontwikkelingshulp. Eerlijk gezegd vind ik het buitengewoon vreemd dat de Commissie internationale handel, die zo trots is op haar stelling dat handel armoedebestrijding moet ondersteunen, een amendement heeft kunnen verwerpen dat stabilisering van de grondstoffenprijzen beoogt. Ik hoop dat de plenaire vergadering ons daar morgen in zal steunen.
We hebben ook een amendement ingediend op het mandaat van de Commissie. We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe de Commissie het feit kan rechtvaardigen dat zij werkt met een zes jaar oud mandaat. In dat mandaat kan immers onmogelijk rekening zijn gehouden met de belangrijke veranderingen die hebben plaatsgevonden sinds de goedkeuring van dat mandaat. Misschien kan de heer Mandelson ons vertellen welke redenen daarvoor bestaan, omdat we vanuit institutioneel gezichtspunt niet net kunnen doen alsof het business as usual is, nadat er van de laatste drie ministersbijeenkomsten twee op een fiasco zijn uitgelopen. We kunnen niet voorbijgaan aan de weerstand die veel landen in het zuiden hebben tegen het creëren van alsmaar meer nieuwe bevoegdheden voor de WTO.
Nu er een nieuwe Commissie is aangetreden en de nieuwe WTO-ministerbijeenkomst naderbij komt, moeten we een signaal afgeven aan de internationale gemeenschap waaruit blijkt dat Europa deze veranderingen ter harte neemt en in staat is lering te trekken uit de fouten die in Seattle en Cancún zijn gemaakt.
Vittorio Emanuele Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik stond werkelijk versteld toen ik hier hoorde dat de WTO het instrument is om een gelijke en solidaire handel te bevorderen en te verbeteren. Hoe halen we zoiets in ons hoofd?
Kijkt u maar eens naar de concrete resultaten die tijdens de onderhandelingsrondes geboekt zijn en nog steeds geboekt worden! Hoe kun je spreken over wederkerigheid in het geval van een reus en een dwerg, in het geval van David en Goliath? Hoe kun je de hoop uitspreken dat de ontwikkelingslanden deze ronde gaan winnen als wij onze koers niet omgooien?
Waarom wordt niet tot de kern van de resultaten doorgedrongen? Waarom wordt niet gezegd dat de subsidies die aan 25.000 katoenkwekers in de Verenigde Staten zijn verstrekt, miljoenen mensen in Centraal-Afrika tot de bedelstaf hebben gebracht? Waarom wordt niet gezegd dat dankzij de TRIPS, de trade-related aspects of intellectual property rights, 30 miljoen mensen - waarvan verreweg de meesten in Afrika leven - geen aidsbestrijdingsmiddelen meer hebben? Waarom wordt niet gezegd dat nog maar half zoveel mensen in de derde wereld toegang hebben tot anti-aidsmiddelen nu de TRIPS India zijn opgedwongen?
Waarom wordt niet gezegd wat voor rampspoed is teweeggebracht door de subsidies die Europa en de Verenigde Staten aan hun intensieve landbouw hebben gegeven? Daardoor hebben Brazilië, India en de zuidelijke landen van de wereld tijdens de top van Cancún een coalitie gevormd tegen Europa en de Verenigde Staten.
En hoe bereiden wij ons eigenlijk voor op de nieuwe top van de WTO in Hong Kong? De indruk bestaat dat er een liberalisering van de sociale en gezondheidsdiensten komt. Uit naam van het liberalisme worden deze diensten in de zuidelijke landen van de wereld op den duur alleen nog maar tegen betaling verricht; dat alles onder controle van de grote multinationals. Op die manier wordt het gros van de bevolking de toegang tot die diensten volledig ontzegd.
Waarom praten wij niet over de economische partnerschapsovereenkomsten? De dramatische uitkomst daarvan hebben wij in de Paritaire Vergadering ACS-EU, die in Bamako is bijeengekomen, besproken. Door aan te dringen op volledige liberalisering van de handel met het zuiden van de wereld - met name Afrika - en te pleiten voor afschaffing van de douaneheffingen van die landen, hebben deze overeenkomsten bijgedragen aan de economische vernietiging van de zuidelijke landen. Daarbij wordt die landen niet de mogelijkheid gegeven om eigen strategieën voor een andere ontwikkeling te kiezen.
Ik vind juist dat wij moeten streven naar terugdringing van de rol van de Wereldhandelsorganisatie. Wij moeten ervoor ijveren dat een hele reeks producten onder het beheer van andere agentschappen komt, bijvoorbeeld de agentschappen van de Verenigde Naties, te beginnen bij landbouwproducten en farmaceutische producten. Om al die redenen geeft mijn fractie een uiterst negatief advies over het verslag dat in het Parlement is voorgelegd.
Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de conferentie in Cancún in september 2003 is uitgelopen op een mislukking, verloopt het multilaterale handelsoverleg binnen de WTO nog steeds via het Doha-programma. In augustus 2004 heeft de Algemene Raad van de WTO een akkoord bereikt waarmee dit overleg opnieuw van start is gegaan, en ik juich dit van harte toe.
Laat ik allereerst zeggen dat ook ik het een goed verslag vind en de rapporteur feliciteer met zijn werk. Het is met name positief dat met het voorstel van de Commissie internationale handel het oorspronkelijke document aanzienlijk wordt verbeterd. Het gaat hierbij vooral om de manier waarop ontwikkelingslanden toegang wordt geboden tot de wereldhandel, en om het belang dat wordt gehecht aan de liberalisering van bepaalde niet-essentiële diensten. Ook is het belangrijk dat het voorstel oplossingen aandraagt voor het verminderen van de landbouwbescherming.
Ik ben van mening dat de compromisamendementen die de commissie heeft goedgekeurd, de tekst hebben verbeterd. Dit verslag biedt een eerlijke analyse, waarin duidelijk rekening wordt gehouden met de Europese verwachtingen en belangen in verband met de lastige onderhandelingsronde die ons ongetwijfeld te wachten staat.
Wat het overleg binnen de WTO betreft, maak ik me zorgen over de landbouw en met name over de toekomst van kleine gezinsbedrijven in mijn eigen land. We mogen gerust stellen dat zij de ruggengraat vormen van de Ierse samenleving. Het Europees landbouwmodel en het Akkoord van Luxemburg over de hervorming van het GLB mogen niet op losse schroeven worden gezet. De Europese landbouwers hebben ingestemd met een hervorming die, wat mij betreft, in steen staat gebeiteld en geldig blijft tot 2013. Zij hebben ingestemd met een hervorming die het GLB beter moet afstemmen op de WTO, en die voor de sector diepgaande veranderingen met zich meebrengt. Onze landbouwers hebben behoefte aan een stabiel beleid, zodat zij de toekomst van hun bedrijven kunnen plannen en in het onderhoud van hun gezinnen kunnen blijven voorzien. Er mag niet aan deze afspraken worden gemorreld. Mijnheer de commissaris, ik moet toegeven dat u mij zojuist een hart onder de riem hebt gestoken. Ik geloof dan ook dat u onze belangen op dit vlak vurig zult verdedigen.
Tot slot zijn we het er denk ik allemaal over eens dat de WTO het beste forum is om de rechten van alle landen te beschermen. Hiermee bedoel ik zowel de rijke als de arme, zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden. Ook ik geloof dat we multilateralisme moeten nastreven en ik ben daarom tevreden dat de Commissie bij dit standpunt blijft. Ik verheug me op de conferentie in Hong Kong in december van dit jaar.
Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, we zullen nu toch echt vorderingen moeten maken met deze onderhandelingsronde, met de hervorming en liberalisering. Volgens berekeningen van de Wereldbank - waar de heer Van Hecke zojuist al over sprak - zou een succesvolle afsluiting van de Doha-ronde de wereldwijde inkomsten met ten hoogste vijfhonderd miljard euro per jaar doen stijgen. Een succesvolle Doha-ronde betekent derhalve dat armoede wordt bestreden, uitgebreide en effectieve ontwikkelingshulp wordt verleend en alle mensen op aarde zodoende de kans wordt geboden op welvaart en sociale rechtvaardigheid. Het is een kans die we moeten aangrijpen in het belang van de mensen in Europa en van de mensen in de rest van de wereld.
Ik wil inhaken op een onderwerp dat reeds ter sprake is gebracht door mevrouw Mann en mevrouw Lucas, te weten de betrokkenheid van de burgers. De beelden van de Battle of Seattle staan ons nog in het geheugen gegrift. We zien dat het begrip globalisering door een groeiend aantal mensen niet als een kans maar als een gevaar wordt beschouwd. We zien hoe in Europa hele generaties scholieren de school verlaten zonder ook maar enige basiskennis te hebben opgedaan van de sociale markteconomie en de wereldhandel, waardoor ze vaak ontvankelijk zijn voor valse voorstellingen en leugenachtige campagnes. We zien dat ook in onze media bijna uitsluitend wordt bericht over de verplaatsing van productie en niet over het ontstaan van nieuwe arbeidsplaatsen of extra welvaart als gevolg van de wereldhandel. We zien dat de mensen hierdoor steeds onzekerder worden. We zien dat radicale groeperingen, zoals Attac, Europees geld ontvangen en met dit geld activiteiten financieren die tegen het gemeenschappelijk belang ingaan en de mensen verkeerde informatie verstrekken en bang maken.
Waarde commissaris Mandelson, tegen deze achtergrond verzoek ik de Commissie een programma op te stellen waarin parallel aan de onderhandelingen een lans wordt gebroken voor een vrije en rechtvaardige wereldhandel, een programma dat de mensen in Europa en de wereld overtuigt van de zegeningen van de wereldhandel, die ze op de ingeslagen weg, die juist en noodzakelijk is, goed kunnen gebruiken.
(Applaus)
Kader Arif (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, geachte dames en heren, sinds haar oprichting staat de WTO bloot aan kritiek. Het tienjarig bestaan van deze organisatie is een aanleiding om een balans op te maken en ons de vraag te stellen of wij de WTO nodig hebben.
Met het oog op de alsmaar toenemende mondialisering valt het niet te ontkennen dat wij een multilaterale organisatie nodig hebben. Op die andere vraag: "Hebben wij deze organisatie nodig, met de huidige manier van functioneren?", geef ik echter een veel gereserveerder antwoord. De wereld slaagt er vandaag de dag nog steeds niet in haar rijkdommen evenwichtig te verdelen. De handel speelt een grote rol bij het tot stand brengen van dit evenwicht, maar de huidige regels gaan tot nu toe grotendeels voorbij aan de eisen en de behoeften van een groot deel van onze planeet. Voortbordurend op deze constatering hoop ik soms in al mijn naïviteit dat de conferentie van Hongkong, die eind van dit jaar gehouden wordt, verandering zal brengen in deze situatie en vooral eindelijk tegemoet zal komen aan de verwachtingen die zijn gewekt door het in gang gezette Doha-ontwikkelingsprogramma.
Van 10 tot 16 april hebben honderden NGO’s en andere organisaties overal ter wereld gepleit voor een rechtvaardigere handel. Ik ben het met hen eens wanneer zij zeggen dat een handel die enkel en allen gebaseerd is op het principe ‘iedereen zijn gang laten gaan’, niet zal leiden tot een betere verdeling van de rijkdommen. Integendeel!
Onze prioriteit moet zijn de internationale handel te heroriënteren, zodat deze zowel in sociaal als in economisch opzicht werkelijk fair wordt. Als wij de arme landen echt willen helpen en willen laten profiteren van de mondialisering, moeten wij alle regels voor de wereldhandel herzien en rechtvaardiger maken, en handel en duurzame ontwikkeling meenemen in onze overwegingen. Naar mijn mening moeten de leden van de WTO deze principes derhalve zien als onderdeel van hun doelstellingen, maar zij moeten vooral de consequenties trekken uit de praktijken en de uitgevaardigde regels, zodat zij in staat zijn het gevoerde beleid in een rechtvaardigere en billijkere zin aan te passen.
Ik ben eveneens voorstander van een transparante WTO, een geloofwaardige en legitieme organisatie, waarvan de besluiten kunnen rekenen op de steun van haar leden en het maatschappelijk middenveld. Als door de Europese burgers gekozen lid van het Europees Parlement kan ik slechts constateren, en vooral betreuren, dat ik nu het slachtoffer ben van een gebrek aan informatie, zodat ik mijn taak als democratisch controleur niet goed kan uitoefenen. Nog betreurenswaardiger is het dat wij, leden van het Europees Parlement, geen stem in het kapittel hebben ten aanzien van het onderhandelingsmandaat van de Commissie. Het gaat per slot van rekening om onze toekomst.
Ik maak me zorgen over de consequenties en de gevolgen van de dienstenrichtlijn voor onze Europese openbare diensten, maar ik maak me ook bij het minste of geringste boos over de effecten van de liberalisering van de diensten op mondiaal niveau, waardoor vaak openbare diensten in het gedrang komen die betrekking hebben op de basisbehoeften van de burgers in de landen die deze het hardste nodig hebben. Wij zij het er weliswaar in het algemeen over eens dat diensten met betrekking tot gezondheidszorg, onderwijs en de audiovisuele sector moeten worden uitgesloten van de onderhandelingen, maar wij mogen daarbij niet de diensten vergeten die te maken hebben met basisbehoeften zoals water en energie. Het zou immers ongepast zijn van de ontwikkelingslanden te verlangen dat zij deze diensten liberaliseren op een manier die tot hun ontmanteling leidt.
Ik wil erop wijzen dat wij ons in het jaar 2000 in New York hebben verbonden tot de verwezenlijking van acht millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Deze doelstellingen kunnen niet los worden gezien van het Doha-ontwikkelingsprogramma en van de lopende onderhandelingen. Wij kunnen niet vandaag beloftes doen en deze morgen snel weer vergeten. Het geval van de Filippijnen is een van de vele waaruit de schadelijke effecten blijken van de liberalisering van de diensten op het gebied van de watervoorziening. Als gevolg van de liberalisering van deze dienst in 1997 is de prijs van water niet alleen gestegen met 600 procent, maar het water is ook dermate in kwaliteit achteruitgegaan dat het nu ziekten veroorzaakt.
Ik vrees met grote vreze dat wij er tegen 2015 niet in zullen slagen het percentage van de bevolking dat geen duurzame toegang heeft tot water, met de helft terug te brengen. En wanneer er geen toegang is tot water, is er geen leven.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, er is vanavond met veel woorden gesproken over een rechtvaardige en solidaire handel. De rapporteur wil een dergelijk handel, tot eenieders nut, en de heer Caspary heeft ons voorgerekend hoe vijfhonderd miljard euro iedereen rijk en gelukkig zal maken. Ook commissaris Mandelson wekt bij mij de indruk te denken dat, als wij hier stoppen met de landbouwproductie, de welvaart vanzelf zal binnenstromen in de derde wereld.
Ik deel deze idealistische opvattingen niet. Handel vult de maag niet en maakt armen niet rijk. Degenen die eraan verdienen zijn voornamelijk de belangengroepen die pleiten voor een vrije handel, vanuit de wens ervan te profiteren en anderen ervan uit te sluiten. De heer Caspary spreekt onbekommerd over een “vrije en rechtvaardige handel”, maar misschien bergt vrije en rechtvaardige handel wel een contradictio in terminus in zich. Dit vraagt om een nadere beschouwing, die ik op mij wil nemen.
De heer Mandelson verklaarde dat wij met name een einde moeten maken aan de beperkte markttoegang voor voedingsmiddelen. Mijnheer Mandelson, de Europese Unie is het grootste invoergebied voor voedingsmiddelen ter wereld. Het gaat dus niet om de markttoegang, maar om de voorwaarden waarop producten hier op de markt komen. Als de Europese Unie de minst ontwikkelde landen vrije toegang tot de markt verleent, maakt dat hen nog niet automatisch rijk; de vraag is onder welke voorwaarden men zich vrij op de markt mag begeven. Als zij hun producten verkopen tegen prijzen die overeenkomen met ons prijsniveau kunnen ze hun economieën ontwikkelen. Als de multinationals van deze wereld hun producten echter kopen tegen prijzen onder de armoedegrens gaan ze eraan te gronde! Ze komen dan met prijzen op onze markt die onze landbouw ruïneren.
U zei dat er pro-actief moet worden toegewerkt naar dienstverlening. Mijnheer Mandelson, we komen er niet met het knippen van elkaars haren; we zullen toch ook wat moeten produceren! In de landbouw hebben we behoefte aan diensten die via productie tot stand komen. We bewijzen de Europese maatschappij een grote dienst door de instandhouding van cultuurlandschappen en daarvoor moeten de boeren op basis van de betreffende voorwaarden worden beloond.
Op de wereldmarkt zijn professoren, bankiers en zelfs commissarissen goedkoper te krijgen dan landbouwproducten. Daarom moeten we ons buigen over eerlijke voorwaarden en compensatie. Dat is geen gemakkelijk onderwerp. Het is eenvoudig om het woord “vrij” in kwantitatieve termen te definiëren, maar in kwalitatieve termen is dat een stuk moeilijker.
Het was een goede stap om exportsubsidies af te schaffen in een van de grootste importsectoren, maar het zou natuurlijk waanzin zijn om nu te zeggen: we geven onze productie op en laat de wereld maar op ons afkomen. We hebben een bepaalde vorm van externe beveiliging nodig, waarbij de voorwaarden die aan de productie hier en onze boeren worden opgelegd ook in de landen daar moeten gelden. Bovendien moeten we de voorwaarden, de prijzen en het niveau op een zodanig peil brengen dat deze landen hun economieën kunnen ontwikkelen. We moeten voorkomen dat zij onder de armoedegrens worden gedrukt en onze boeren het loodje leggen.
Mijnheer Mandelson, ik hoop dat we dit onderwerp binnenkort in de Landbouwcommissie wat langer en intensiever met u kunnen bespreken.
Helmuth Markov (GUE/NGL). -(DE)Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, gebleken is dat de Commissie het mandaat dat haar in 1999 is verleend voor de onderhandelingen in Seattle en Cancún niet heeft kunnen waarmaken. Ik vind dat een goede zaak. De Commissie had vervolgens een ander mandaat moeten krijgen, niet gericht op liberalisering en openstelling van de markten maar op de organisatie van echt rechtvaardige handel tussen de landen in de wereld, die een zo verschillend ontwikkelingsniveau hebben.
Rechtvaardige handel omvat de invoering van een systeem waarin alle deelnemers reële ontwikkelingskansen krijgen en benutten. Dit zou voor bepaalde landen kunnen betekenen dat hun markten worden beschermd totdat de regionale economie zodanig is versterkt dat ze de concurrentie met het buitenland aankan. In andere regio’s kan het betekenen dat de markt wordt opengesteld om andere aanbieders exportmogelijkheden te scheppen. Een en ander zou erop neerkomen dat de voortdurende druk om markten open te stellen, moet worden verminderd in plaats van opgevoerd. Overeenkomsten als GATS of NAMA kunnen ontwikkelingslanden beroven van de kans om hun eigen industriële en dienstverleningsstructuren op te bouwen en tegelijkertijd hoge sociale en milieunormen te ontwikkelen.
Wat openstelling van de markten voor de industrielanden betekent, kunnen we zien aan het debat over de invoer van textiel. Bij de Doha-ontwikkelingsagenda - het woord zegt het al - moet het gaan om ontwikkeling en niet enkel om openstelling van markten. Vraagstukken as preventieve gezondheidszorg, onderwijs, sociale bescherming en milieuvriendelijke productiemethoden zijn daar onlosmakelijk mee verbonden.
Dit is voor ons belangrijker dan de Singapore-onderwerpen, zelfs nu het erop lijkt dat het aantal is afgenomen van vier naar twee. Er moeten handelsstelsels tot stand worden gebracht die zorgen voor stabiele prijzen voor koffie, cacao, textiel, bananen, katoen, suiker en nog vele andere producten. De juiste aanpak is volgens mij niet gelegen in meer concurrentie maar in meer samenwerking.
De exportsubsidies voor grootschalige landbouwbedrijven moeten worden geschrapt. Er mogen geen pogingen worden ondernomen tot liberalisering van openbare diensten, in het bijzonder de watervoorziening. Naast de WTO moeten ook de relevante VN-organisaties, zoals UNCTAD of ILO, meer gewicht krijgen op het gebied van ontwikkelingsvraagstukken. De Europese Unie moet een ander antwoord formuleren dan zij tot dusver heeft gedaan als reactie op de oproepen van de ontwikkelingslanden voor de tenuitvoerlegging van “Mode4”.
Er kan geen sprake zijn van gelijke rechten als van de ontwikkelingslanden wordt verlangd dat ze hun markten voor goederen, diensten en kapitaal openstellen, terwijl de Europese Unie tegelijkertijd haar arbeidsmarkten - waarop zogenaamd vrij verkeer van werknemers geldt - voor minder geschoolde arbeidskrachten gesloten houdt. Wie wereldhandel wil, moet eerst zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling, anders zal de handel niet de vooruitgang bevorderen, maar de kloof tussen arm en rijk vergroten.
Mijnheer Caspary, dit wil ik u nog even tegen u zeggen: wie Attac een radicale groepering noemt, heeft niet begrepen dat democratie bestaat bij de gratie van verschillende standpunten!
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we moeten ons ook afvragen welke bijdrage Hong Kong en de Doha-ronde kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. We streven in de eerste plaats naar groei en werkgelegenheid, in de wetenschap dat vakbonden, verenigingen van gepensioneerden en kinderen meer zakgeld willen. Groei is voor onze maatschappij essentieel en ik denk liever niet aan het debat dat we hier zouden voeren als we zouden zeggen dat we het tegendeel van Lissabon willen bereiken. We zijn het eens over het belang van de doelstellingen van Lissabon, en daarom is het belangrijk dat de WTO-ronde goed wordt voorbereid. Er is behoefte aan een betere organisatie binnen de WTO, maar we moeten er ook voor zorgen dat we met een verantwoord minimumcompromis naar Hong Kong afreizen, want daar ontbrak het aan in Cancún. Als onze deskundigen in Genève er niet in slagen een minimumcompromis uit te werken, riskeren we opnieuw het gevaar van mislukking.
Het centrale thema van de ontwikkelingsagenda is dat er voor welvaart moet worden gewerkt. De verdeling ervan is slechts één keer mogelijk. Degenen die duurzame welvaart willen, zullen er zelf voor moeten werken. Daarom is het nodig dat kleine en middelgrote ondernemingen toegang krijgen tot de markten. Er zijn kredieten nodig voor de oprichting van bedrijven, voor onderwijs en infrastructuur. We moeten ons buigen over de vraag hoe we er in deze ronde voor kunnen zorgen dat de welvaart in de betrokken landen toeneemt, niet door herverdeling van welvaart, maar door hulp te verlenen aan de mensen, zodat zij zichzelf kunnen helpen via de klassieke structuren van het gezinsbedrijf, via de structuren waaraan men in die landen gewend is. We moeten de armste landen toegang verlenen tot niet alleen lokale en regionale markten, maar ook tot mondiale markten en daarvoor is de parlementaire dimensie nodig. Mijnheer de commissaris, we hebben geen behoefte aan meer macht, we hebben simpelweg behoefte aan een wedstrijd tussen de beste ideeën. Wij van het Parlement zijn bereid u de helpende hand toe te steken en met u de dialoog aan te gaan om samen te verwezenlijken wat het beste is voor Europa.
Katerina Batzeli (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het akkoord van 2004, dat in grote mate het gevolg was van de inspanningen van de Gemeenschap, is voor ons allemaal een positief uitgangspunt. Hopelijk maakt het eindresultaat het initiatief en de inspanningen van de Gemeenschap lonend.
Landbouw is het belangrijkste hoofdstuk geworden in de onderhandelingen, al hebben wij van meet af aan aangedrongen op een evenwicht tussen alle facetten van deze ronde, met billijke resultaten voor alle partners en sectoren.
Het definitieve akkoord mag echter geen enkel aspect van de recente hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op de helling zetten en moet gelijke verbintenissen vragen van alle handelspartners.
De markttoegang voor landbouwproducten en vooral de technische aspecten van de methode ter berekening van de ad valorem-heffingen bleken essentiële onderhandelingspunten te zijn. De technische verbintenissen moeten van dien aard zijn dat ze de levensvatbaarheid van de gemeenschapsproducten verzekeren.
De bescherming van geografische aanduidingen en ook de integratie van de niet-handelsaspecten vormen niet alleen een streefdoel, maar tevens een voorwaarde voor een definitief akkoord. Die elementen zijn bepalend voor het multifunctionele karakter van de Europese landbouw.
Katoen bleek bij het stimuleren van de onderhandelingen met de minst ontwikkelde landen van cruciaal belang te zijn. Wij hopen dat de aanvullende verbintenissen voor katoen ook zullen worden gesteund door andere handelspartners. Het verslag van Javier Moreno Sánchez heeft evenwichtige voorstellen opgeleverd voor de WTO-onderhandelingen.
Mijnheer de commissaris, ik zou u willen voorstellen het “kwaliteitsbeginsel” van de rapporteur te volgen. De tussentijdse overeenkomst is inderdaad een stap op een nog onbestaand pad: dat ontstaat pas als men het bewandelt. Maar de doelstellingen bestaan wel degelijk en de mogelijke afwijkingen mogen niet oneindig zijn.
Antolín Sánchez Presedo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, ik feliciteer de heer Moreno Sánchez met zijn uitstekende verslag, dat blijk geeft van visie en van een vermogen om gemeenschappelijke doelstellingen te identificeren in een breed en complex dossier als dat van de Doha-onderhandelingen.
Het doel van deze ronde, die vanaf het begin in 2001 als "ontwikkelingsronde" bekendstaat, is de basisbeginselen van het multilaterale handelskader te versterken en een doeltreffend antwoord te geven op de problemen van de ontwikkelingslanden.
Het welslagen van de onderhandelingen moet deze landen in de gelegenheid stellen om de handel onder te brengen in hun nationaal ontwikkelingsbeleid. Daarom is het van essentieel belang dat wij de nodige flexibiliteit aan de dag leggen om de precaire situatie van de minst ontwikkelde landen aan te pakken, de nieuwe rol van de opkomende landen te erkennen en de specifieke gevolgen van de liberaliseringsprocessen in de kwetsbare landen te ondervangen.
De rapporteur is zich van deze problematiek bewust en dringt dan ook terecht aan op de noodzaak van specifieke technische bijstand en passende capaciteitsopbouw voor de ontwikkelingslanden, op de mogelijkheid om voor de minst ontwikkelde landen in de landbouwonderhandelingen een ontwikkelingsbox te introduceren, op de bevordering van de zuid-zuidhandel en de noodzaak dat de opkomende landen hun markten verder blijven openstellen voor de minst ontwikkelde landen. Bovendien erkent hij dat het beginsel van de speciale en gedifferentieerde behandeling de ruggengraat van het proces vormt, hetgeen betekent dat in de handelsronden het beginsel van niet-wederkerigheid moet worden toegepast en dat elk ontwikkelingsland een behandeling moet krijgen die in overeenstemming is met zijn profiel.
De toepassing hiervan moet het Internationaal Monetair Fonds en andere organisaties in staat stellen om het mechanisme van handelsintegratie ten uitvoer te leggen. Dat mechanisme is bedoeld om verliezen die deze landen kunnen lijden door handelsliberalisering te compenseren.
Als rapporteur voor het verslag over het stelsel van algemene preferenties verheugt het mij dat de rapporteur kan instemmen met mijn voorstel om rekening te houden met het feit dat de ronde een erosie van de tariefpreferenties kan veroorzaken. Ik vind het dan ook een goede zaak dat hij de Commissie nogmaals verzoekt een speciaal verslag op te stellen waarin de gevolgen van de ronde worden bestudeerd en de nodige maatregelen worden vastgesteld.
Met het voortreffelijke verslag van de heer Moreno Sánchez worden een hoop twijfels weggenomen. Bovendien geeft het een nieuwe impuls aan een ronde waarin alle betrokken partijen vooruitgang willen boeken.
Saïd El Khadraoui (PSE). - Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega's, ik zou om te beginnen de rapporteur willen danken voor het goede werk en het uitstekende verslag. Ik wil ingaan op drie punten die ik belangrijk vind.
Ten eerste: transparantie. Het is al aangehaald door andere collega's. Het is duidelijk dat hetgeen waarover onderhandeld wordt en dat, als de onderhandelingen tot een goed einde worden gebracht, ook effectief beslist zal worden, een aanzienlijke impact zal hebben op heel veel mensen. Daarom is het essentieel dat een democratisch verkozen Parlement als het onze op continue wijze en in detail over de onderhandelingen op de hoogte wordt gehouden en bij de onderhandelingen wordt betrokken. De Grondwet zal ons ter zake meer mogelijkheden bieden, maar ik pleit er toch voor, mijnheer de commissaris, dat u de komende maanden en jaren meer zal doen dan u strikt genomen moet doen om het Parlement en bij uitbreiding het middenveld bij de zaak te betrekken.
Twee: wereldhandel moet ook eerlijk zijn. Hij moet iedereen ten goede komen, maar in het bijzonder de ontwikkelingslanden. Eén van de hoofddoelstellingen moet zijn om met een nieuw en aangepast handelsbeleid de armoede uit de wereld te bannen. Te dien einde moeten we er om te beginnen voor zorgen dat deze landen tijdens de onderhandelingen de nodige technische ondersteuning krijgen, om hun onderhandelingsmogelijkheden verder uit te bouwen en ook aan capaciteitsopbouw te doen. Daarnaast zal het resultaat van de onderhandelingen wat ik zou noemen "ontwikkelingslandenvriendelijk" moeten zijn. Dat zal wat politieke moed en ook toegevingen van onze kant vergen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de geleidelijke afschaffing van onze exportsubsidies, waarvoor volgens mij een duidelijk tijdschema moet worden vastgesteld.
Een derde en laatste punt is dat van de vrijmaking van de handel in diensten. Die is belangrijk en laat mooie opportuniteiten ontstaan, maar we moeten het terrein duidelijk afbakenen. Er zijn nu eenmaal diensten die het beste niet door de vrije markt worden beheerd, namelijk de diensten van algemeen belang. Deze moeten buiten de onderhandelingen blijven. Het gaat daarbij volgens mij niet alleen om onderwijs en gezondheidszorg, maar bijvoorbeeld ook om water, bron van alle leven, zoals eerder al gezegd. Er bestaan intussen in enkele ontwikkelingslanden helaas al voorbeelden waarbij de privatisering van de watervoorzieningen zeer nefaste gevolgen heeft gehad. Ik hoop dan ook, mijnheer de Commissaris, dat u die mening deelt.
Peter Mandelson,lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de opvattingen van de vorige spreker ondersteunen. Ik begrijp exact wat hij zegt over watervoorziening en andere diensten van algemeen belang. Ik verzeker u dat deze elementaire levensbehoeften op geen enkele wijze in het gedrang zullen komen in deze ronde, en zeker niet in het beleid dat de Commissie nastreeft.
Ik wil even reageren op wat mijnheer Rübig zo-even zei, namelijk dat de ronde moet eindigen met een solide minimumcompromis. Hij heeft gelijk, maar het klinkt alsof hij uitkijkt naar een ambitieloze afsluiting van de ronde. Zo bedoelde hij dat echter niet. Een solide minimumcompromis bereiken is namelijk het moeilijkst wat er is. Nu ik hier vanavond deelneem aan dit debat, lijkt deze doelstelling nog erg ver weg. Toch komen we dichter bij, en wel om twee redenen. Ten eerste moeten we ons realiseren dat de onderhandelingsautoriteiten van de Verenigde Staten met hun onderhandelingsmandaat deze ronde niet eindeloos in leven zullen houden. Ten tweede bestaat er zoiets als onderhandelingsmoeheid. Ik begin bepaalde tekenen van vermoeidheid te zien. Men wordt ongeduldig, men wil de zaak afronden en verdergaan. Ik geloof dat ongeduld gezond is, dat hoop ik althans. Ook hoop ik dat de onderhandelingsmoeheid die we beginnen waar te nemen, de mensen ertoe aanzet wat meer open kaart te spelen, zodat we ons kunnen richten op de eindfase van deze ronde. Wanneer alle puzzelstukjes in elkaar vallen, kunnen we de ronde afsluiten met winst voor alle betrokkenen, met name voor de WTO-leden die een succesvol en ambitieus einde het hardst nodig hebben.
Ik heb het volste respect voor de opmerkingen van onder andere mevrouw Lucas en de heer Graefe zu Baringdorf. Ik ben het echter grondig met u oneens wanneer u de beginselen van het internationale handelssysteem verwerpt. Ik hoop dat u mij toestaat te wijzen op de enorme voordelen die het internationale handelssysteem de welvarende landen heeft geboden. De ontwikkelde landen hebben er veel baat bij gehad en zijn momenteel zeer welvarend. Hier in Europa gaat het na decennia van open handel uitstekend. Ik krijg dan ook de indruk dat u de rest van de wereld gewoonweg de kans niet gunt om de achterstand in te lopen, en daar ben ik tegen. Bovendien snijdt u zichzelf hiermee in de vingers. Uiteraard is handel geen toverformule; uiteraard is handel niet het antwoord op de ontwikkelingsbehoeften van elk arm en kwetsbaar land. We moeten echter inzien dat geen enkel land ooit welvarender is geworden door zich af te sluiten van de rest van de wereld. Dat is echter wel wat u voorstaat.
Het klopt dat markttoegang alleen niet voldoende is. De arme landen moeten steun krijgen om producten met een steeds grotere toegevoegde waarde te produceren, zodat zij op winstgevende wijze kunnen deelnemen aan de wereldhandel en -economie. De openstelling van de markten is geen doel op zich. De mensen moeten ook in staat worden gesteld om deze markten van producten te voorzien. Dit was overigens ook de kern van de interventie van mevrouw Martens aan het begin van dit debat. Zij wijst erop dat preferentie-erosie een probleem is voor veel ontwikkelingslanden die afhangen van één handelsartikel. Dit ben ik helemaal met haar eens. Het is een zeer lastig probleem, en het is voor ons in Europa dan ook een grote uitdaging om doeltreffende bijstand te bieden aan de landen die sterk afhankelijk zijn van één product.
Eerder in het debat hebben we over de suikerhervorming gesproken. We weten dat we op dit vlak een verantwoordelijkheid hebben. Enerzijds moeten we deze hervorming beheren en uitvoeren, in het belang van de mensen die u als Parlement vertegenwoordigt, en wiens belangen ik eveneens behartig, maar anderzijds moeten we er ook voor zorgen dat onze herstructureringssteun voor minder welvarende ontwikkelingslanden doeltreffend is. Suiker en aanverwante producten zijn in deze landen namelijk van cruciaal belang voor de economie en de organisatie van de samenleving. We weten dan ook welke verplichtingen en verantwoordelijkheden wij tegenover deze landen hebben.
Landbouw is ongetwijfeld de grootste uitdaging en het meest complexe onderwerp in deze onderhandelingsronde. Ik ben het met de heer Daul eens dat we in deze ronde niet alle lasten op de schouders van de landbouw mogen leggen. Ik heb dit al duidelijk naar voren gebracht in mijn inleiding, en ik ben het dan ook zeker met de heer Daul eens dat de landbouw niet mag opdraaien voor de kosten van alle andere sectoren. We moeten tijdens deze ronde de lange termijn voor ogen houden. Dit betekent dus dat we verder moeten kijken dan het einde van mijn ambtsperiode als commissaris. Niet dat ik hier vol ongeduld naar uitkijk, maar ooit zullen anderen het overnemen. Kortom, u hebt helemaal gelijk. De maatregelen die wij nu treffen en de onderhandelingen die wij in deze ronde voeren, moeten zorgen voor een duurzame toekomst voor de Europese landbouw. Die mogen wij niet op het spel zetten. Noch de Commissie, noch ikzelf zullen in de loop van deze ronde dan ook een dergelijk risico creëren. Dit betekent uiteraard ook dat een en ander moet worden aangepast en men de noodzaak van hervorming en verandering moet inzien. In ieder geval staat vast dat landbouw niet zomaar aan de vrije markt kan worden overgelaten, want we moeten de voedselvoorziening veiligstellen, en we hechten belang aan het voortbestaan van plattelandsgemeenschappen. Zij vormen namelijk een essentieel deel van onze Europese samenleving.
Wanneer we spreken over de landbouw en over de belangen die de mensen op het platteland bij deze ronde hebben, blijkt hieruit steeds weer hoe belangrijk het is om verantwoording af te leggen over wat wij in deze ronde doen. Ik meen dat u in dit verband de term ‘adverteren’ gebruikte. Adverteren is letterlijk wat we moeten doen. We moeten ruchtbaarheid geven aan de enorme potentiële voordelen die binnen handbereik komen als we deze ronde met succes en ambitie afsluiten. We moeten naar buiten brengen wat de drijfveer is achter de onderhandelingen, want zij zijn complex en voor de gewone burger moeilijk te bevatten. Zij gaan soms zelfs boven mijn pet, terwijl ik toch de commissaris voor handel ben. Het zou verkeerd zijn ervan uit te gaan dat wij in deze ronde achter gesloten deuren kunnen praten en besluiten, en aan het eind van de dag de resultaten kunnen opdissen aan een dankbaar publiek. Het zou verkeerd zijn te doen alsof daarmee de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld begint en eindigt.
Enerzijds zeg ik dit omdat ik me zeer wel bewust ben van de gevoeligheden en zorgen die met deze onderhandelingen gepaard gaan. Handel is namelijk een politiek zeer geladen onderwerp. Anderzijds zeg ik dit ook om te wijzen op de belangrijke rol van de parlementsleden, van niet alleen de leden van dit Parlement maar ook de leden van de nationale parlementen. Die zijn allen hierbij betrokken, en wel om twee redenen. Ten eerste is het van groot belang dat de parlementen via hun controlefunctie druk uitoefenen op mensen zoals ik en hun rekenschap laten afleggen. Ten tweede vertegenwoordigt u het maatschappelijk middenveld op een representatieve en authentieke manier. Niet-gouvernementele organisaties slagen hierin niet altijd volledig. Uw controle en representatieve rol verleent legitimiteit aan dit proces. Deze legitimiteit zou ontbreken als dit proces in het geheim zou verlopen, zonder transparantie en zonder verantwoording af te leggen voor wat we tijdens deze onderhandelingen doen en zeggen. Ik ben het dus eens met de afgevaardigden die hebben benadrukt dat de leden van het Parlement in dit proces een rol toekomt. Met een Grondwet zou deze rol inderdaad formeel zijn verankerd, maar onze relatie is ook nu, zonder Grondwet, zeer goed. Ik hoop en verwacht dan ook dat we op termijn formeel kunnen vastleggen wat we nu op basis van onze informele werkzaamheden hebben bereikt.
Het grote publiek maakt zich met name zorgen over de diensten van algemeen belang, zoals watervoorziening. Daarom is het goed dat de burgers zien dat hun Parlement als democratisch forum hun zorgpunten duidelijk verwoordt en vertegenwoordigt. Ik ben degenen die vanavond de diensten op een zo constructieve wijze ter sprake hebben gebracht dan ook dankbaar. Ik hoop dat dit tegemoet komt aan de sprekers die terecht hebben benadrukt dat het maatschappelijk middenveld op dit vlak een rol moet spelen. Dit heeft ook gevolgen voor de toekomstige rol van de WTO zelf. Ook de heer Papastamkos verwees hiernaar in zijn bijdrage en ik ga hier volledig mee akkoord.
Tegen degenen die een nogal scherpe aanval doen op de WTO, zou ik het volgende willen zeggen: ik ken in de wereld van vandaag geen internationale instelling of mondiale bestuursvorm die qua democratisch gehalte kan tippen aan de WTO. Elk lid van de WTO, klein of groot, sterk of zwak, heeft hetzelfde aantal stemmen, namelijk één. Bovendien neemt deze organisatie besluiten en maatregelen tegen de machtigste landen op aarde. Het is de enige internationale instelling op wereldniveau die de soevereiniteit van de Verenigde Staten ongestraft kan betwisten. Het is de enige organisatie die haar besluiten kan afdwingen en tussen landen kan bemiddelen, hoe machtig deze soms ook zijn binnen de internationale gemeenschap. We moeten dit toejuichen en hierop voortbouwen in plaats van het te verwerpen.
Het spijt me dat ik niet alle vragen heb beantwoord. Toch wil ik ter afsluiting benadrukken dat wij ontwikkeling - de kern van Doha - in deze ronde echt centraal moeten stellen. Ik ben het volledig eens met de sprekers die vanavond hebben aangegeven dat handelscapaciteit van cruciaal belang is. Dit betekent dat belemmeringen in havens moeten verdwijnen, want dat bevordert de handel. Dit deel van onze onderhandelingen is dus van groot belang. Het gaat om de mogelijkheid om goederen op de markt te brengen en aan de normen te voldoen. Handelssteun is dus cruciaal. Inderdaad, onze SPS-normen, onze normen ter bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de Europese burgers en consumenten, zijn zeer belangrijk en wij moeten ze zien te handhaven. Dit verwachten de burgers - die u vertegenwoordigt - ook van ons. Anderzijds moeten we inzien dat deze normen in ontwikkelingslanden vaak als belemmeringen worden gezien. Deze strenge regels voor de gezondheids- en consumentenbescherming worden door de rest van de wereld gezien als protectionisme. Er is geen sprake van protectionisme, maar dit betekent wel dat we een grote verplichting hebben. We moeten namelijk niet alleen de integriteit van onze normen behouden, maar ook ter plaatse steun verlenen aan arme landen bij het naleven ervan. Zo kunnen we voorkomen dat de landen voor de normen terugschrikken en achterblijven in het proces, waardoor onze markten voor hen gesloten blijven.
Laat ik afsluiten met het volgende. Ik geef toe dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid in bepaalde opzichten wat problematisch is. In veel opzichten is het beleid echter hard nodig, want het is een bron van leven en inkomsten. Ook is het van groot belang voor het behoud van onze plattelandsgemeenschappen. Met welke problemen hebben we binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid eigenlijk te maken? Het GLB kan werkelijk niet verantwoordelijk worden gehouden voor de mondiale armoedeproblemen van dit moment. Europa heeft de meest open markten ter wereld. Waar het gaat om ontwikkelingslanden hebben sommigen de neiging om het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor te stellen als de duivel zelve. Dit is onterecht en misplaatst, hoewel het GLB uiteraard wel moet worden hervormd. Ik zou nog even willen reageren op de opmerking over gezinsbedrijven van mijnheer Ó Neachtain. Ook ik wil kleine boeren beschermen. Ik vind echter wel dat ik in verband met onze discussies over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid mag wijzen op het feit dat 75 procent van de GLB-betalingen naar boeren met een bovengemiddeld inkomen gaat. Wanneer we dus kleine boeren willen beschermen, wanneer we de inkomens van minder welgestelde mensen - die u als Parlement vertegenwoordigt - willen beschermen, dan mogen we niet vergeten dat ook zij gebaat zijn bij een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We moeten inderdaad het Europees landbouwmodel behouden, maar dit betekent niet dat we het GLB voor eeuwig in steen beitelen. Het kan en moet voor de meest behoeftigen nog effectiever gaan functioneren dan nu het geval is.
Als we, tot slot, brede overeenstemming kunnen bereiken in Doha, Hong Kong en daarna, dan is dat voor de wereld een enorme prestatie. Dit betekent namelijk dat we een ronde afsluiten die maar liefst drie mandaten lang, van drie Commissies, hebben geduurd. Een schitterende beloning ligt binnen handbereik. Daarom mogen en zullen we niet opgeven, hoe zwaar en vervelend deze ronde ook is. Er valt enorm veel te bereiken voor de mensen die dit in deze wereld het hardst nodig hebben en die dit het meest verdienen. Dit geldt ook voor de miljoenen burgers binnen de Europese Unie. Er staat veel op het spel en de inzet is hoog. Op deze basis maken we ons sterk voor een succesvolle afronding.
(Applaus)
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een korte verklaring afleggen. Commissaris Mandelson heeft me niet goed begrepen als hij zegt dat ik de armoede in de wereld niet wil aanpakken. Waar het om gaat is dat mijn fractie en ikzelf nadenken over de vraag hoe we de in armoede levende mensen in onze rijkdom kunnen laten delen. We hebben duidelijke ideeën over hoe we daarbij te werk moeten gaan. Ik hoop dat commissaris Mandelson bereid is om dieper in discussie te gaan met ons, opdat hij een juister beeld van onze opvattingen krijgt.