De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
- het verslag (A6-0164/2005) van Rosa Díez González, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, houdende een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad betreffende het EU-actieplan ter bestrijding van het terrorisme (2004/2214(INI));
- het verslag (A6-0166/2005) van Jaime Mayor Oreja, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, houdende een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad betreffende het voorkomen van, het zich voorbereiden op en het beantwoorden van terroristische aanvallen (2005/2043(INI));
- het verslag (A6-0161/2005) van Stavros Lambrinidis, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, houdende een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad inzake de bescherming van kritieke infrastructuur in het kader van de terrorismebestrijding (2005/2044(INI));
- het verslag (A6-0159/2005) van Mario Borghezio, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, houdende een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad over de strijd tegen de financiering van het terrorisme (2005/2065(INI));
- het verslag (A6-0162/2005) van Antoine Duquesne, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden (10215/2004 - C6-0153/2004 - 2004/0812(CNS));
- het verslag (A6-0160/2005) van Antoine Duquesne, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (15599/2004 – C6 0007/2004 – 2004/0069(CNS));
- het verslag (A6-0165/2005) van Antoine Duquesne, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, houdende een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en inlichtingen op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard (2005/2046(INI));
- het verslag (A6-0174/2005) van Alexander Nuno Alvaro, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van de Franse Republiek, Ierland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad over de bewaring van gegevens die zijn verwerkt en opgeslagen in verband met het aanbieden van openbare elektronische-communicatiediensten of gegevens in openbare communicatienetwerken met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, daaronder begrepen terrorisme (8958/2004 - C6-0198/2004 - 2004/0813(CNS));
- en de mondelinge vragen (B6-0243/2005 en B6-0244/2005) van Karl-Heinz Florenz, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Raad en de Commissie over het reactievermogen van de EU op bedreiging van de volksgezondheid door bioterrorisme.
Rosa Díez González (PSE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is inderdaad een belangrijke dag. In dit algemene debat neemt het Parlement opnieuw het politieke voortouw in de strijd tegen het terrorisme. Wij zijn een politiek Huis en dit debat is een politiek debat over de maatregelen die we in Europees verband moeten nemen om de mensenrechten te beschermen en het terrorisme te verslaan; verder heeft dit debat ook de bedoeling om de puntjes op de i van de democratie te zetten.
Wij zijn ervan overtuigd dat Europa voor een doeltreffende bestrijding van het terrorisme ook op dit gebied een gemeenschappelijk beleid moet voeren dat meer omvat dan de steeds nauwere en efficiëntere samenwerking tussen de landen van de Unie enerzijds – waarvan Spanje en Frankrijk een goed voorbeeld geven – en tussen de Unie en derde landen anderzijds; het moet een beleid zijn dat tegemoet komt aan de bezorgdheid van de burgers en als voorbeeld kan dienen voor de hele wereld.
Om het terrorisme te verslaan, moet je in de eerste plaats vertrouwen hebben in het overwicht van de democratie. Om het terrorisme te verslaan, moet je bereid zijn om alle instrumenten van de rechtsstaat te gebruiken, allemaal, maar ook niet één meer dan die welke de rechtsstaat ons verschaft. Om het terrorisme te verslaan, moet je de straffeloosheid van terroristische acties bestrijden en hun rechtvaardiging ontkrachten. Om het terrorisme te verslaan, moeten we de herinnering aan de slachtoffers levend houden, in ons geheugen en in ons hart.
Dames en heren, terrorisme is een vorm van totalitarisme, van fanatisme. Het terrorisme stelt zich ten doel de vrije, pluralistische samenleving te vernietigen. Het is onverenigbaar met de democratie. Daarom zal alleen een sterke, vitale en gecommitteerde democratie het terrorisme kunnen verslaan.
In dit Huis hebben wij op dit gebied meer dan eens het voortouw genomen. Op 6 september 2001, een paar dagen voor de aanslag op de Twin Towers, werden hier twee aanbevelingen aangenomen: de eerste voor het arrestatie- en uitleveringsbevel, en de tweede voor een gemeenschappelijke definitie van terroristische misdrijven, die in december van datzelfde jaar door de Raad konden worden aangenomen dankzij het feit dat wij, het Europees Parlement, op tijd ons huiswerk hadden gedaan. Sommige landen van de Unie hebben die aanbevelingen inderdaad nog niet in hun wetgeving omgezet en andere landen hebben dat niet op adequate wijze gedaan. Daarom wordt er in het verslag waarvan ik rapporteur ben, verzocht om zo snel mogelijk tot een evaluatie te komen. Die twee beslissingen tonen in elk geval aan hoezeer de Europese burgers behoefte hebben aan een Parlement dat bij politieke beslissingen het voortouw weet te nemen.
Europa is een model van democratie en van eerbiediging van de mensenrechten. Daar ligt onze roeping, de betekenis van onze politieke Unie. Daarom, om de democratie te beschermen en te bevorderen, om de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen, bestrijden we het terrorisme, omdat we weten dat het terrorisme de democratie vijandig gezind is. Daarom bepleiten wij de instelling van een Europees beleid ter bestrijding van het terrorisme om de eerbiediging van de collectieve en de individuele mensenrechten te waarborgen, het recht op leven, op vrijheid van meningsuiting, op vrijheid van bewegen, en het recht op ideologische vrijheid of op vrijheid van godsdienst: een Europees beleid dat het terrorisme bestrijdt om de collectieve veiligheid te kunnen verenigen met de vrijheid en waardigheid van het individu.
Ik ga u niet vermoeien met de details van alle aanbevelingen van het verslag. Al die aanbevelingen zijn vooruitstrevend maar ook haalbaar. Het enige wat nog ontbreekt, is de politieke wil. Verder zijn alle voorstellen noodzakelijk, van de versterking van de functie van de Europese coördinator voor terrorismebestrijding tot de instelling van de functie van Europese aanklager.
Extra aandacht verdient de aanbeveling om de erkenning van terrorismeslachtoffers in Europa te institutionaliseren. Politiek relevant ook is onze toezegging om de internationale definitie van een terroristisch misdrijf te verbeteren, een noodzaak die steeds dringender wordt als we echt willen dat deze misdrijven wereldwijd worden vervolgd en bestraft, zoals Kofi Annan op de Agenda van Madrid heeft voorgesteld.
Tenslotte zou ik uw aandacht willen vestigen op de werkelijk ambitieuze aanbeveling met het verzoek aan de lidstaten zich ervoor in te zetten dat terroristische misdrijven niet kunnen verjaren, waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de afkeuring van de internationale gemeenschap, die deze misdrijven als de ernstigste en minst toelaatbare misdrijven tegen de mensheid beschouwt.
Dames en heren, tot slot zij opgemerkt dat de stap die we vandaag vooruitzetten misschien niet heel groot maar wel heel belangrijk is. Ik ben er trots op ertoe te hebben bijgedragen dat het Europees Parlement opnieuw de toon aanvoert in de strijd tegen de straffeloosheid van degenen die deze misdrijven begaan, en dat het opnieuw het voortouw neemt bij de bescherming van de mensenrechten. Ik wil al mijn collega’s, van alle fracties, bedanken voor hun bijdragen aan dit langdurige debat. Dankzij al die bijdragen zal dit Huis de Raad nu een aantal proactieve initiatieven voorleggen die de dynamiek van het verleden zullen veranderen. Doel van al deze initiatieven samen is om een Europees interventiebeleid op te zetten om terroristische aanslagen, voorzover mogelijk, te vermijden.
Verder ben ik er als socialiste, als Baskische, Spaanse en Europese trots op dat dit Parlement opnieuw de nagedachtenis aan de slachtoffers van het terrorisme erkent.
De regeringsleider van Spanje, José Luis Rodríguez Zapatero, heeft zaterdag jongstleden op een officiële diploma-uitreiking aan de Spaanse militaire politie zijn belofte herhaald dat de slachtoffers altijd, allemaal, in ons geheugen zullen voortleven. Democraten zien deze gecommitteerdheid - het levendhouden van de herinnering aan de slachtoffers – als de beste manier om te voorkomen dat er een samenleving ontstaat zoals die welke de terroristen met hun misdrijven hebben nagestreefd.
Europa weet maar al te goed wat totalitaire systemen inhouden en het weet hoe belangrijk het is, herinneringen levend te houden om te vermijden dat de geschiedenis zich herhaalt. Primo Levi heeft ons dat haarfijn uitgelegd in een prachtig boek. “Het is onmogelijk sommige dingen te begrijpen” – zei Levi – “maar het is noodzakelijk ervan op de hoogte te zijn, en het is onze plicht om de herinnering eraan levend te houden”.
De Voorzitter. –Graag wil ik mijn oud-collega, de heer De Vries, welkom heten. Hij volgt het debat vanaf de banken van de Raad.
Jaime Mayor Oreja (PPE-DE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik commissaris Frattini en de coördinator voor terrorismebestrijding van de Raad, de heer Gijs de Vries, bedanken voor hun aanwezigheid hier vanochtend. Verder wil ik alle Parlementsleden bedanken die, soms vanuit een heel ander en soms vanuit hetzelfde standpunt, hebben meegewerkt aan dit verslag over preventie van en reacties op terroristische aanslagen. Met name mijn goeie vrienden Rosa Díez en Antoine Duquesne zou ik willen bedanken voor hun medewerking en de bijdragen die zij aan het onderhavige verslag hebben geleverd.
In deze paar minuten wil ik de doelstellingen van dit verslag samenvatten en de redenen waarom ik het hier vandaag aan het Europees Parlement heb voorgelegd. Wat heb ik hier vandaag in deze instelling willen bijdragen met het onderhavige verslag? Gewoon het weinige dat ik kán inbrengen, namelijk de beperkte en bescheiden ervaring die ik gedurende 25 jaar heb opgedaan in de bestrijding van een terroristische organisatie in Spanje, mijn land, en in Baskenland.
Daarom is het belangrijkste punt vandaag dat we overschakelen van de traditionele vorm van terrorismebestrijding in de Europese Unie, die bestaat in een hele reeks maatregelen, op een vorm van terrorismebestrijding die volgens mij zou moeten worden vastgelegd in een Europees beleidsplan.
Nu vraagt u mij misschien wat het verschil is tussen een reeks maatregelen en een beleidsplan. Welnu, een beleidsplan is veel ambitieuzer dan een reeks maatregelen. Een beleidsplan vloeit altijd voort uit een bepaalde prioriteit, een bepaald accent, en vooral uit een adequate en correcte denkrichting. En bovenal kan een beleidsplan worden samengevat en tegelijkertijd worden begrepen door een publieke opinie, die beseft waarom de politicus zich inspant om die reeks maatregelen in een beleidsplan om te zetten.
De meest recente ontwikkelingen in Europa tonen aan dat we geen behoefte hebben aan talloze beleidsplannen maar dat hun aantal moet worden beperkt. Er moeten een paar beleidsplannen zijn, die begrijpelijk moeten zijn voor de Europese burgers en waarmee de problemen van de Europeanen kunnen worden aangepakt. Volgens mij staat vast dat een van die problemen het terrorisme is.
Terrorisme is niet op een algemene wijze te bestrijden. We kunnen onze veiligheidstroepen niet de juiste mentale training geven in een algemene vorm van terrorismebestrijding. Er wordt altijd een bepaald soort terrorisme bestreden, een bepaalde organisatie. We moeten daarbij wel steeds uitgaan van dezelfde beginselen van vrijheid en naleving van de mensenrechten en van datgene waar Europa voor staat, maar voor elk geval apart moet een bepaald, concreet beleidsplan worden opgesteld. Daarbij dient het type organisatie dat bestreden wordt, ook steeds duidelijk te worden geïdentificeerd, onder meer, zoals hier al gezegd is, omdat dit de enige manier is om de veiligheidstroepen te stimuleren, zodat ze een bepaalde organisatie vanuit volle overtuiging kunnen bestrijden.
Wat is de voornaamste bondgenoot van een terroristische organisatie? Dat is haar eigen diffuse karakter: je weet nooit op welke sociale structuren zij berust, en welke staten er, in sommige gevallen, achter zitten. Maar er is altijd sprake van maatschappelijke steun, en een van de sleutelelementen in de bestrijding van het verschijnsel van het terrorisme is het weten te achterhalen en vast te stellen tot hoever een organisatie reikt, welk sociaal netwerk haar ondersteunt.
Daarom betreur ik een aantal amendementen die hierop betrekking hebben, ik betreur het dat we de organisatie waarmee wij Europeanen geconfronteerd worden niet bij name durven te noemen, namelijk een radicale islamitische organisatie, een organisatie die zegt de islam te beschermen, ofwel Al-Qaeda, zoals haar naam luidt. Het is van fundamenteel belang dat we haar bij haar naam noemen, omdat dat de enige manier is om een organisatie te bestrijden: door duidelijk te stellen waarmee we, op dit moment, in de Europese Unie geconfronteerd worden.
Het voornaamste risico dat de Europese Unie loopt, is verlamming, inertie, het risico dat we de beginselen en waarden wel duidelijk voor ogen hebben en het daarover ook wezenlijk eens zijn, maar dat we geen gemeenschappelijk Europees beleidsplan opzetten om dit belangrijke probleem aan te pakken dat bepalend is voor ons heden en onze toekomst, en dat andermans probleem lijkt te zijn, bijvoorbeeld van de Amerikanen, op elf september een paar jaar terug of, om bepaalde redenen, van de Spanjaarden, op elf maart van het vorig jaar. Maar ik vind dat een verkeerde benadering van het probleem.
Dan wil ik er tot slot, denkende aan de slachtoffers van het terrorisme die steeds een centrale plaats in onze debatten moeten innemen en in het brandpunt van onze aandacht moeten staan, nogmaals op wijzen dat deze slachtoffers ons de morele kracht geven om dit vraagstuk, dat van fundamenteel belang is voor onze toekomst, bij de wortel aan te pakken.
Stavros Lambrinidis (PSE),rapporteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in de strijd tegen het terrorisme is angst de grootste vijand en de slechtste raadgever. Door angst wordt de bevolking lamgeslagen en haar veiligheidsgevoel beïnvloed. De terroristen trekken dan aan het langste eind. Door angst wordt ook de weerstand van de bevolking aangetast en gaan regeringen nerveus naar repressiemaatregelen grijpen, die maar al te vaak een schending van de grondvrijheden betekenen. De terroristen trekken ook dan aan het langste eind. De beste manier om deze angst te verminderen is ervoor te zorgen dat Europa paraat is, om enerzijds terreuraanslagen en de gevolgen daarvan te voorkomen, en anderzijds, als dan toch een terreuraanslag plaatsvindt, de gevolgen van een dergelijke aanslag zo goed mogelijk op te vangen en te beperken voor heel de betrokken bevolking, en in het bijzonder de slachtoffers.
Waarom moeten wij deze dingen samen doen? Waarom niet eenieder voor zichzelf?
Ten eerste omdat terreur geen grenzen kent en ook onze kritieke infrastructuur vaak geen grenzen kent. Niemand kan op eigen houtje een vraagstuk aanpakken dat een weerslag heeft op heel Europa.
Ten tweede omdat wij ons aaneen hebben gesloten in deze Unie. Onze banden zijn niet alleen van economische aard, maar ook gegrondvest op solidariteit. Wat met name terrorisme betreft, hebben wij op 25 maart 2004, in de nieuwe Europese Grondwet, verklaard dat wij onze krachten absoluut moeten bundelen. Maar waarvoor? Wat moeten wij doen? Preventie bijvoorbeeld en de bescherming van de kritieke infrastructuur. Met het oog daarop is het mijns inziens zeer belangrijk dat op voorstel van de Commissie en met goedkeuring van het Parlement een programma wordt opgezet ter bescherming van de kritieke infrastructuur. Elke lidstaat moet zelf, in samenwerking met degenen die deze infrastructuren beheren - en dat zijn meestal particulieren - bepalen welke infrastructuur kritiek is. De methode daarvoor moet echter Europees worden geharmoniseerd. Wij moeten onderzoeken hoe kwetsbaar bepaalde infrastructuren zijn; wij moeten de bedreigingen evalueren, en dus moeten wij met elkaar inlichtingen uitwisselen over deze systemen. Het kan best zijn dat mijn land inlichtingen heeft over een bedreiging die tegen een ander land is gericht. Wij moeten oplossingen zien te vinden om de landen niet alleen te beschermen maar ook in staat te stellen te reageren in geval van een aanslag. Tegelijkertijd moeten wij vertrouwelijkheid garanderen, opdat de eigenaars van deze infrastructuur bij voorbaat inlichtingen kunnen uitwisselen. Dat wil zeggen dat de een de ander op de hoogte moet kunnen stellen van eventuele aanslagen. Verder moeten wij zorgen voor financiële middelen, eerst en vooral om de grondvrijheden in heel dit proces te kunnen beschermen: het doel heiligt de middelen niet. Wij moeten ook zorgen voor een herkenbaar en haalbaar tijdschema en voor onafhankelijk toezicht door Europa op het naleven van dit tijdschema in verband met de infrastructuur. Geld geven zonder tijdschema kan niet.
Wat kunnen wij doen voor crisisbeheer? Daarvoor moeten wij een Europese macht voor civiele bescherming oprichten en Europese financiële middelen uittrekken voor het overbrengen van deze macht van de ene plek naar de andere. Daar gaan de grootste kosten mee gepaard. Je kunt een databank opzetten om op Europees vlak te coördineren - als een bepaald land wordt getroffen door een ramp, welke landen gaan dan helpen, en met welke hulpmachten -, maar dat is duur. Daarom moet worden samengewerkt met niet-gouvernementele organisaties en lokale autoriteiten. Als een ramp plaatsvindt, een terreuraanslag of een natuurramp, blijft niemand aan de zijlijn staan. Dan moeten alle systemen voor vroegtijdige waarschuwing worden aaneengeschakeld in het zogenaamde ARGUS. In Europa moet er een centrum zijn voor crisisbeheer, coördinatie, bewaking en verwerking van inlichtingen.
Als Europa moeten wij eveneens te rade gaan bij de nationale autoriteiten die over ervaringen beschikken. Ik zeg dit omdat wij in Griekenland, ter gelegenheid van de Olympische Spelen van 2004, de misschien wel grootste operatie op het gebied van civiele bescherming en infrastructuurbescherming in de geschiedenis van deze wereld op touw hebben gezet. De Europese Commissie kan nooit een dermate groot programma opzetten zonder dergelijke autoriteiten te raadplegen.
Wat moeten wij niet samen doen, mijnheer de Voorzitter? Wij mogen geen groene, rode of oranje waarschuwingen geven aan de mensen. Wij mogen geen paniek zaaien. Als wij een sfeer van paniek teweegbrengen, spelen wij de terroristen in de kaart. Dan wekken wij die angst, waar ik het aan het begin over had. Wij mogen ook geen preventieve oorlogen voeren tegen het terrorisme, of dat nu oorlogen zijn tegen landen of tegen de grondrechten. In veel landen ter wereld is momenteel de verleiding groot om de grondrechten te beperken, zogenaamd om het terrorisme te bestrijden. Wij mogen bij de strijd tegen het terrorisme ook niet doen alsof dit uitsluitend een zaak voor de politie is. Dat is het niet, en zo mogen wij het ook niet aanpakken. Wij mogen terroristen ook niet demoniseren, want dan maken wij er nog helden van ook. Wij mogen de slachtoffers niet negeren, maar moeten ze veeleer altijd in gedachten houden. De terroristen willen namelijk dat wij ze negeren.
Mijnheer de Voorzitter, ik dank u hartelijk voor uw aandacht en ik dank alle collega’s voor de unanieme goedkeuring van mijn verslag in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Ik hoop dat wij in de toekomst samen heel wat kunnen bewerkstelligen.
Mario Borghezio (IND/DEM), rapporteur.- (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de maatregelen die in het Haags Programma worden opgenoemd, vooral de maatregelen tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en voor de uitwisseling van informatie tussen de landen van de Europese Unie, moeten snel en doeltreffend ten uitvoer worden gelegd. Dat is een van de doelstellingen van mijn verslag. Deze doelstelling moet worden verwezenlijkt onder inachtneming van de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens – een punt waarop veel collega’s tijdens dit debat hebben gehamerd – teneinde de vrijheid, de veiligheid en de rechtvaardigheid in de Europese Unie, die door internationaal terrorisme ernstig worden bedreigd, te versterken.
Terrorisme wordt voornamelijk gefinancierd door de wapen- en drugshandel. Het is evident dat bij transacties van groeperingen die dit soort handel drijven, officiële banken en financiële instellingen betrokken zijn. Daarom moeten deze instellingen centraal staan bij maatregelen om de financiering van terrorisme te voorkomen en tegen te gaan. Vanuit dit oogpunt zijn we verheugd over de toezegging van commissaris Frattini (die we bedanken voor zijn rapport), namens de Commissie, dat zij tijdig een voorstel voor een verordening over de traceerbaarheid van financiële transacties bij het Parlement zal indienen. Dit initiatief, waarvoor we de Commissie erkentelijk zijn, lijkt ons concreet, snel en doeltreffend.
Daarnaast is er het eveneens omvangrijke thema van de justitiële samenwerking. Hoe kan een magistraat in zijn eentje optreden – en in Italië zijn er heel veel die geëngageerd en doeltreffend terrorisme bestrijden – zonder een adequaat instrument voor samenwerking en uitwisseling van informatie? Dat is een probleem dat nog moet worden opgelost.
Ik wil de bezwaren van veel collega’s op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens niet bagatelliseren, maar we moeten prioriteiten stellen: het gaat erom terroristische organisaties die de burgers bedreigen de kop in te drukken. We moeten goed nadenken over de noodzaak van samenwerking bij het uitwisselen van gegevens, over het vereiste van een instrument waarmee we direct, met doeltreffende maatregelen en interventies, terrorisme kunnen voorkomen, om op een later tijdstip krokodillentranen over de honderden slachtoffers van aanslagen, of erger nog, bioterrorisme, te vermijden.
Het is evident dat de organisatie en de operationele ontwikkeling van terroristische netwerken een aanhoudende evolutie van middelen en methoden, waaronder infiltratie, veronderstellen. Vanuit dit oogpunt is het volgens mij nodig te wijzen op het reële gevaar van infiltratie van non-profitorganisaties door terroristische groeperingen, dat al door veel onderzoeken is gedocumenteerd, hoezeer ik het werk en de offers van non-profitorganisaties ook waardeer. Deze organisaties moeten een zo transparant mogelijk beheer van hun fondsen garanderen, uitsluitend officiële bankrekeningen en reguliere financiële circuits gebruiken en hun begroting openbaar maken – ook om de non-profitsector, de trots van het Europese maatschappelijk middenveld, te beschermen.
Laten we de uitvoering van de aanbevelingen van de FATF (Financial Action Task Force on Money Laundering) niet vergeten. Deze zijn van groot belang voor de uitwerking van nieuwe regels voor bankoverschrijvingen, en die zijn absoluut noodzakelijk om te zorgen dat de herkomst en de begunstigden getraceerd kunnen worden, zodat zij zich niet achter spookvennootschappen kunnen verschuilen. Tot slot wil ik wijzen op het probleem van de financiële en belastingparadijzen, binnen en buiten de Europese Unie, dat nog in het geheel niet is opgelost. Zij kunnen nog steeds een dekmantel bieden aan internationale terroristische organisaties die de veiligheid en de rust van de Europese burgers bedreigen.
Antoine Duquesne (ALDE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het terrorisme is een schimmig verschijnsel met vele gezichten dat Europa zwaar heeft getroffen en dat helaas een belangrijke bedreiging zal blijven vormen voor onze democratieën als wij geen zeer brede overeenstemming weten te bereiken over de bestrijding ervan, als de oprechte wil om samen te werken uitblijft en als wij geen gezamenlijke strategie aannemen om het uit te roeien.
Reageren alleen is niet voldoende; we moeten anticiperen, we moeten de terroristen te vlug af zijn en bovenal moet het terrorisme unaniem worden veroordeeld op politiek niveau en moet Europa zich doelmatige middelen daartoe verschaffen.
Ik ben dan ook verheugd over de vijf verslagen die vandaag in stemming worden gebracht, omdat in elk daarvan zeer concrete middelen worden ontvouwd om tegen dit kwaad op te treden. Het stelt mij gerust dat wij, mevrouw Diéz González, de heren Mayor Oreja, Lambridinis en Borghezio en ikzelf, dezelfde overtuiging zijn toegedaan. Ik hoop dat deze verslagen zullen worden aangenomen, zo niet unaniem – de ideale situatie – dan toch tenminste bij overgrote meerderheid.
Voor het tegengaan van de terroristische dreiging en voor een effectieve bestrijding van de zware criminaliteit is de uitwisseling van informatie en inlichtingen een essentieel punt. Maar om deze uitwisseling van informatie goed te laten verlopen moet dringend orde en samenhang worden aangebracht in onze regelgeving en moet worden gecontroleerd, door middel van een serieuze evaluatie, dat deze inderdaad een meerwaarde levert. We mogen de veiligheid niet opofferen aan de doeltreffendheid, maar we mogen evenmin de doeltreffendheid schaden met dooddoeners.
Laat hierover geen misverstand bestaan: als het erom gaat het terrorisme te bestrijden vormt niet de democratische strijd, die vastberaden wordt gevoerd in overeenstemming met de rechtsstaat, een gevaar, maar het uitblijven van reacties. Wat dat betreft denk ik dat het ontwerpbesluit van de Raad nuttig is, omdat het de verticale samenwerking versterkt door Europol en Eurojust erbij te betrekken, en het een analyse mogelijk maakt. Het Zweedse voorstel op zijn beurt is nuttig omdat het daarmee mogelijk wordt heel snel op bilaterale basis informatie uit te wisselen in een verband van horizontale samenwerking tussen de diensten van de lidstaten. Naar mijn mening vullen deze voorstellen elkaar aan.
De in de commissie goedgekeurde amendementen komen de doeltreffendheid van de maatregelen ten goede, met als belangrijkste punten dat het mogelijk wordt inlichtingen over te dragen betreffende de antecedenten van criminelen, dat de spontane uitwisseling van relevante informatie wordt bevorderd, dat er termijnen worden vastgesteld voor de uitwisseling van informatie, dat het verplicht wordt gesteld eventuele weigeringen te motiveren, dat voorzien wordt in het indienen van een jaarverslag bij het Parlement en dat het Hof van Justitie uitleggingsbevoegdheid krijgt. Bovendien is het voor het eerst dat wij een samenhangend geheel van controlemiddelen voorstellen waarmee gemeenschappelijk normen voor gegevensbescherming worden vastgesteld in het kader van de derde pijler die gelijkstaan aan de normen in het kader van de eerste pijler, met name door een gemeenschappelijke controleautoriteit in te stellen. Op basis daarvan zullen we eindelijk de politiediensten heel eenvoudig en heel concreet kunnen voorschrijven, bijvoorbeeld in de vorm van een code, wat de goede praktijken zijn die zij dienen te volgen. Op die manier zullen de bezwaren kunnen worden weggenomen die maar al te vaak als rechtvaardiging worden aangewend om niets te doen.
Natuurlijk worden wij slechts geraadpleegd voor advies, maar wij trekken het initiatief naar ons toe door precieze voorstellen uit te werken. Als een grote meerderheid in het Parlement voorstemt, zoals het geval was in de commissie, zullen de Raad en de Commissie hier niet zomaar aan voorbij kunnen gaan zonder rekening te houden met onze voorstellen die, naar ik meen, evenwichtig zijn. We spelen hiermee een rol van groot politiek belang en ik ben ervan overtuigd dat de heren Frattini en De Vries naar ons zullen luisteren en onze standpunten zullen vertolken.
Ook inzake andere fundamentele vraagstukken moeten wij dringend reageren, zoals het Europees strafregister en de bestrijding van de financiering van terrorisme, want het terrorisme kan niet zonder geld. Daarom is het ook zo belangrijk dat er regels komen om het witwassen van geld te bestrijden en de identiteit vast te stellen van de houders van bankrekeningen die gebruikt worden voor de zware criminaliteit.
Dames en heren, het terrorisme heeft vele gezichten. De grootste dreiging wordt op dit moment gevormd door het geweld van schimmige terroristische groeperingen die zich het recht aanmatigen zich te beroepen op de islam. Er bestaan echter nog andere dreigingen. In onze strijd moeten we zorgen dat we goed onze verschillende doelen vaststellen. We moeten bedacht zijn op banden tussen het terrorisme en de zware criminaliteit. We moeten ook een systeem invoeren om tijdig te waarschuwen, door de samenwerking op het niveau van de inlichtingendiensten te versterken en te zorgen voor een betere bescherming van de meest bedreigde locaties.
Op het gebied van preventie moet nog veel gebeuren. We laten ons geen rad voor ogen draaien door de terroristen die allerlei voorwendselen aanvoeren om te rechtvaardigen wat niet te rechtvaardigen is. Niettemin verwijzen zij vaak wel degelijk dikwijls naar reële problemen die moeten worden opgelost en die een voedingsbodem vormen voor mensen die geen uitweg meer zien en openstaan voor de waanzin van het terrorisme. Preventie veronderstelt ook dat we mensen voorlichten over de gevaren van bepaalde redeneringen en vereist dat we het belang van democratie duidelijk maken in termen van tolerantie, debat en respect voor de ander.
We moeten eveneens zorgen dat we in staat zijn adequaat op een eventuele ramp te reageren. In zo’n geval moet solidariteit aan de orde van de dag zijn, dan is een concrete politieke solidariteit nodig waarbij al onze middelen en al onze energie worden ingezet voor hulpverlening en repressie.
De slachtoffers van het terrorisme verdienen nog meer aandacht. Zij moeten betrokken worden in het proces om tegemoet te komen aan hun zorgen, maar ook om hun te laten zien dat alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat dergelijke tragedies nooit meer voorkomen.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ons belangrijkste wapen tegenover de barbarij is onze hartstocht voor de vrijheid en voor de democratie, waarbij de mens en de mensenrechten centraal staan. Nogmaals: als we wilskrachtig en eensgezind zijn, zullen we kunnen zegevieren over degenen die de droom koesteren de idealen waarop ons Europa is gebouwd te verwoesten.
Alexander Nuno Alvaro (ALDE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer De Vries, dames en heren, we hebben van de heer Duquesne al uitvoerig gehoord welke noodzaak er bestaat voor het treffen van maatregelen om het terrorisme in Europa en wereldwijd in te dammen, te bestrijden en te voorkomen.
In verband met de verslagen die nu worden behandeld, maar vooral in verband met het verslag waarvoor ik verantwoordelijk ben, dat over de bewaring van gegevens, wil ik u herinneren aan wat het Europees Hof van Justitie heeft gezegd over terrorismebestrijding, namelijk dat regeringen bij alle middelen die ze inzetten, bij alle maatregelen die ze uitvaardigen, hoe legitiem ook, altijd moeten nagaan of ze met deze maatregelen niet in gevaar brengen wat ze eigenlijk proberen te beschermen. Dit zou in sommige gevallen de vrije samenleving, in andere het recht op privacy kunnen zijn.
Ik ben het volledig eens met de schaduwrapporteurs, die ik hier ook nog eens wil bedanken, dat wij niet wezenlijk gekant zijn tegen het voorstel van het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Frankrijk en Zweden. We willen er echter wel op aandringen dat we bij maatregelen die een grote inbreuk op de grondrechten betekenen, die juridisch gezien – en dat leren studenten al in het eerste semester aan iedere universiteit in Europa – een zekere rechtvaardiging vragen, dat we deze rechtvaardiging in de vorm van een noodzakelijkheidanalyse krijgen voorgelegd. Hierin moet niet alleen de pure noodzaak worden gemotiveerd, maar ook de meerwaarde worden omschreven van het principieel bewaren van de gegevens van 450 miljoen mensen in openbare telecommunicatienetwerken – internet, telefoon, mobiele telefoons, sms.
Het probleem waarop ik in dit verband nogmaals wil wijzen, is met name de procedure. Bedankt voor de communicatie die we hierover hadden. De procedure was – met alle respect – duidelijk voor verbetering vatbaar. Het verslag waarover u vandaag zult stemmen, is gebaseerd op een voorstel van april vorig jaar. Intussen zijn er verschillende zaken in het voorstel van de Raad gewijzigd. Het laatste voorstel dateert van 24 mei. Intussen heeft de Commissie het initiatief genomen om eigen voorstellen in te brengen. In dit licht kan men echt niet verwachten dat het Parlement erg blij zal zijn over de samenwerking met de andere instellingen, want het beschikt niet over de meest recente informatie, het werd niet betrokken bij de actuele discussies door de officiële overhandiging van een nieuw document. Misschien moeten we er dus over nadenken hoe we de samenwerking kunnen vormgeven als we het terrorisme willen bestrijden.
Om kort in te gaan op het verslag: in de oude versie hadden we – en misschien zijn er ook in de nieuwe versie vergelijkbare problemen – technische knelpunten vastgesteld bij de mogelijkheden voor handhaving. Bijvoorbeeld als het gaat om het opzetten van de databanken die zoveel gegevens opslaan als mogelijk en nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om hoe gemakkelijk de voorschriften uit het onderhavige voorstel omzeild kunnen worden, bijvoorbeeld als het gaat om hoe gemakkelijk of hoe moeilijk het voor de betrokken industrie moet of mag zijn om de structurele veranderingen door te voeren zonder dat ze – dat is het economische aspect – hiervoor wordt gecompenseerd. Misschien staan hierover in nieuwe voorstellen nieuwe regelingen, maar in het voorstel waarover wij advies moeten geven, werd een compensatieregeling niet genoemd.
De andere kwestie waarover wij een standpunt moesten innemen, had een juridisch karakter: in hoeverre is dit verenigbaar met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens over de bescherming van de privacy? In hoeverre is het verenigbaar met de nationale grondwetten, met de nationale grondrechten – in Duitsland bijvoorbeeld met het grondrecht op informatie, in waarschijnlijk iedere lidstaat met het telefoongeheim – om de gegevens van alle burgers van Europa te bewaren? Waar en op welk constitutioneel recht zal dit kaderbesluit, zo dit wordt aangenomen, uiteindelijk stranden?
Een ander aspect is de politieke boodschap die in de motivatie van het eerste document is beschreven, namelijk dat heel bewust de mensen moeten worden geregistreerd die tot op heden nog niet verdacht zijn, om indien mogelijk overal en efficiënt terrorisme en georganiseerde criminaliteit te kunnen bestrijden. Hier moet wellicht naar alternatieven worden gekeken die op de markt zijn. We hebben de overeenkomst inzake netwerkcriminaliteit die voorstellen presenteert hoe men gegevensopslag en gegevensbescherming in een enigszins evenwichtige verhouding kan brengen door bijvoorbeeld te werken met datafreeze of datapreservation. We hebben een overeenkomst inzake netwerkcriminaliteit waarin meerdere voorstellen staan die tot dusverre in geen enkel land zijn uitgevoerd. Je vraagt je op zo’n moment af of hier niet sprake is van het motto “niet denken, maar doen”, vooral als je bedenkt dat de opdracht op 25 maart vorig jaar aan de Raad werd gegeven, precies twee weken na de verschrikkelijke aanslagen in Madrid.
Ik hoop dat onze boodschap goed zal worden ontvangen. Wij zijn bereid om samen te werken! Wij willen dan alleen wel dat de juiste procedure wordt gevolgd en dat is – zoals men uit het verslag kan opmaken – volgens ons en volgens de juridische diensten de eerste pijler waarbij het Parlement als medebeslisser en niet alleen als raadgevend orgaan moet worden betrokken. Misschien kunt u hiermee rekening houden en misschien kunnen wij het respect krijgen dat wij in onze werkzaamheden ook voor u hebben.
Karl-Heinz Florenz (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, ik vraag me bij dit debat af in hoeverre de Europese Unie en de Raad zich concentreren op de kwestie bioterrorisme. Het is mij duidelijk dat de beste preventie een goed en functionerend buitenlands beleid is. Een deel van de Europese kiezers heeft dit de afgelopen weken helaas niet goed begrepen en dat ligt zeker ook aan ons.
Toch kunnen wij onze ogen er niet voor sluiten dat ook wij te maken krijgen met het probleem bioterrorisme. We hopen het niet, maar als het zover is, zou ik heel graag van de Commissie en van de Raad willen weten hoe zij zich daarop voorbereiden. Ik zou ook heel graag willen weten hoever we het afgelopen jaar en de afgelopen maanden – sinds wij hiervoor een gemeenschappelijke Europese coördinator hebben – zijn gevorderd met de voorbereidingen. Als de geruchten kloppen – wat ik niet hoop – dat de samenwerking in het hele gebied rondom mijn land rampzalig is, dan zou ik heel graag willen weten welke stappen de Commissie en de Raad ondernemen voor een serieuze behandeling van deze kwestie. Het staat buiten kijf dat dit een Europese taak is en dat de Europese dimensie meerwaarde biedt. Ik ben erg benieuwd naar de toelichtingen van de Commissie.
Franco Frattini,vice-voorzitter van de Commissie.- (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal de talrijke en delicate vragen van de rapporteurs samen behandelen. Ik heb aandachtig geluisterd en ik bedank de rapporteurs van harte voor het feit dat zij aspecten van buitengewoon belang voor de democratie in Europa hebben opgeworpen.
Volgens mij is terrorisme werkelijk de nieuwe dictatuur van de 21e eeuw, een dictatuur die beoogt onze vrijheden te beperken en het op de grondrechten – het recht op leven en het recht op persoonlijke veiligheid - heeft gemunt. Ik ben het dus eens met uw invalshoek. Onze reactie moet gebaseerd zijn op een Europese actie en nauwe internationale samenwerking. Het gaat niet om een noodmaatregel: we moeten terrorisme zien als een permanente bedreiging, waartegen een strategie noodzakelijk is en vooral concrete maatregelen, zoals velen hebben gezegd.
Op die grondslag heeft de Raad afgelopen vrijdag in Luxemburg het actieplan van de Commissie goedgekeurd, dat enkele nieuwe en mijns inziens doeltreffende voorstellen bevat die vanaf de komende maanden, naast de al getroffen maatregelen, ten uitvoer zullen worden gelegd. Zoals de heer Mayor Oreja terecht stelt, gaat het om onderdelen van één enkele strategie en niet om een lijst losse maatregelen. Dit is een politiek project waarvoor het Parlement, de Raad en de Commissie natuurlijk kunnen en moeten samenwerken.
Een van de fundamentele beginselen is mijns inziens dat de bestrijding van terrorisme niet betekent dat de vrijheid van de burgers moet worden ingeperkt, integendeel! Het zou een kolossale politieke fout zijn als de fundamentele vrijheden van de burgers ook het slachtoffer zouden worden van terrorisme – als ze zouden worden opgeofferd of zelfs geschrapt. Evenwicht tussen preventie en onderdrukking enerzijds en de bescherming van de vrijheden en grondrechten anderzijds is dus een koers die alle verslagen aanhouden.
Laat me nu enkele korte opmerkingen maken over de ingediende verslagen. Mevrouw Díez Gonzálezheeft zeker gelijk wanneer ze benadrukt hoe belangrijk het is dat er een actieplan beschikbaar is, dat het mogelijk maakt toezicht te houden op wat de lidstaten doen om de aangenomen maatregelen ten uitvoer te leggen. Het zou paradoxaal zijn als na de vaststelling van een strategie de elementen zouden ontbreken om de toepassing van de in de strategie uiteengezette maatregelen te controleren. Het actieplan en de tenuitvoerlegging ervan zijn dus een prioriteit voor de Commissie. Zoals velen van u al weten, is de instelling van een permanent toezichthoudend instrument juist een van de in het oog springende elementen van het actieplan dat vrijdag in Luxemburg is goedgekeurd.
De Commissie neemt zich voor periodiek – ik meen om de zes maanden – een verslag op te stellen, dat natuurlijk openbaar zal worden gemaakt, over de methoden en de kwaliteit van de tenuitvoerlegging van alle maatregelen door de lidstaten. Bijvoorbeeld inzake enkele punten die in het verslag-Díez González worden genoemd, werken we aan een mededeling over ontplofbare stoffen, ontstekers en vuurwapens en aan een tweede mededeling over de radicalisering en rekrutering van terroristen. Naast deze maatregelen zullen we natuurlijk op zeer korte termijn enkele voorstellen indienen over de financiering van terrorisme, ook met bijzondere aandacht voor enkele organisaties die terrorisme flankeren en ondersteunen. Daar kom ik later op terug. We zullen natuurlijk het ARGUS-systeem in bedrijf nemen, dat velen van u al kennen. Ik ben ervan overtuigd dat daarmee alle snelle-waarschuwingssystemen bij de Commissie in een netwerk kunnen worden opgenomen. De bedoeling daarvan is een Europees netwerk op te zetten waardoor bij een terroristische aanslag onmiddellijk - in real time -informatie kan worden uitgewisseld tussen de lidstaten.
In het verslag van de heer Mayor Oreja wordt de nadruk gelegd op het belang van betere informatie-uitwisseling, samenwerking met derde landen, dialoog met het maatschappelijk middenveld – een fundamenteel aspect – en de hulp en steun aan slachtoffers van terrorisme, een ander aspect waaraan de Commissie intensief zal werken. Dat is terecht. Ik geloof dat we in deze werkperiode, die het Parlement vandaag opent met deze verslagen, steeds meer aandacht zullen moeten besteden aan de slachtoffers van terrorisme, naast de daders natuurlijk.
De sleutel voor het slagen van deze strategie is het inclusiviteitsbeginsel: alle maatschappelijke actoren, zowel publiek als privaat, moeten aan het democratisch debat over terrorisme kunnen deelnemen. Passende voorlichting aan het publiek, niet dreigend of dramatiserend, maar duidelijk, kan een geruststellend antwoord zijn. Als wij de burgers uitleggen dat er concrete maatregelen worden genomen en dat we ze samen aan het uitwerken zijn, kunnen de burgers zich gerustgesteld voelen doordat de grote instellingen van Europa actief optreden en zullen blijven optreden.
Ik heb grote waardering voor het verslag van de heer Lambrinidis over de bescherming van kritieke infrastructuur. Infrastructuur is zeker een van de voornaamste terroristische doelwitten. Juist in deze sector blijkt samenwerking tussen openbare instellingen, alle niveaus van de overheid en de privé-sector onmisbaar. De Commissie is voornemens voor het einde van dit jaar bij het Parlement een voorstel voor een Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur in te dienen. Een van de punten van het programma is de mogelijkheid om toegang te bieden tot onmiddellijke en actuele informatie, een soort vroegtijdige waarschuwing, in geval van een dreigende terroristische aanslag.
Ik kan u meedelen dat in Brussel juist op dit moment een belangrijk seminar over dit thema wordt gehouden, waaraan honderdvijftig vertegenwoordigers uit de vijfentwintig lidstaten deelnemen. Die bijeenkomst biedt een positieve reactie: er is brede overeenstemming over de voornaamste elementen van dit toekomstige programma. Wij houden in september een tweede Europees openbaar seminar, om voor het einde van het jaar een concreet programma te kunnen indienen. In deze context beschikken we over een krediet van 1,5 miljoen euro voor onderzoek naar de beste praktijken voor de uitwisseling van informatie over veiligheidsnormen voor kritieke infrastructuur tussen de lidstaten. Het is evident dat elke lidstaat moet investeren in de bestaande structuren op zijn grondgebied.
Op het vlak van de financiering van terrorisme, het thema dat in het verslag van de heer Borghezio wordt behandeld, ben ik het eens met de belangrijkste punten die zijn aangegeven. De Commissie werkt aan een soort Europese gedragscode voor de non-profitsector, om iets te doen aan de kwetsbare punten van deze sector, nu is ontdekt dat in enkele gevallen direct of indirect terroristische organisaties werden gesteund. Daarvoor is de medewerking nodig van de non-profitsector zelf en het maatschappelijk middenveld, dat er, net als wij, belang bij heeft iedereen te elimineren die op welke manier dan ook terrorisme ondersteunt. Ook wat de financiering van terrorisme betreft, denken wij zeker aan een betere uitwisseling van informatie tussen de nationale autoriteiten. Wij zijn dit aspect aan het onderzoeken en een mededeling van de Commissie is in voorbereiding.
Er zit nog een zeer delicaat aspect aan deze zaak: de traceerbaarheid van financiële transacties. Het is evident dat wij, zonder de noodzakelijke instrumenten om het traject van financiële transacties te volgen, geen doeltreffend middel hebben om de financiering van terrorisme tegen te gaan. Op dat vlak zijn wij daarom van plan voor het einde van deze zomer bij het Parlement en de Raad een ontwerpverordening over de informatie en de instrumenten voor de traceerbaarheid van financiële transacties in te dienen.
Dan de drie verslagen van de heer Duquesne, die een thema aansnijden dat mij bijzonder na aan het hart ligt: de verhouding tussen bestrijding van terrorisme en bescherming van persoonsgegevens. Ik geloof dat de amendementen om het Zweedse voorstel te integreren en te verbeteren, steun verdienen. Het betreft amendementen die rekening houden met de belangrijke conferentie die enkele dagen geleden in Polen is gehouden en waarin benadrukt wordt hoe belangrijk het recht van ieder mens op bescherming van zijn persoonsgegevens is, ook wanneer we geconfronteerd worden met terrorisme. Dat betekent dat we een evenwicht moeten vinden: niemand kan zich voorstellen af te zien van preventie en bestrijding van terrorisme, maar de grondrechten moeten worden gewaarborgd.
Ik ben het eens met het standpunt van de heer Duquesne over Europol en Eurojust. Het is belangrijk deze organen toegang te bieden tot een breed scala aan gegevens, zodat zij daadwerkelijk gegevens kunnen uitwisselen en coördineren. Dat is immers de taak van Europol, zoals blijkt uit het nieuwe mandaat voor dat orgaan, dat ons enkele dagen gelden door de nieuwe directeur is toegezonden.
De heer Alvaro heeft zich bezig gehouden met het beginsel van eerbiediging van de grondrechten, een thema waarover ikzelf meermaals heb gesproken. Het bewaren van persoonsgegevens moet aan reële behoeften tegemoetkomen. Er kunnen geen persoonsgegevens worden opgeslagen als dat niet beantwoordt aan vastgestelde doelstellingen en voor een vastgestelde periode. Daarnaast mag alleen toegang tot die gegevens worden verleend aan de bevoegde politie- en onderzoeksautoriteiten die daartoe een wettelijk recht hebben. We zijn hierover een maatregel aan het voorbereiden op basis van een rechtsgrondslag die mijns inziens juister is dan de huidige en die ik afgelopen vrijdag in de Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken heb toegelicht. Voor het einde van deze zomer zal ik een concrete tekst indienen.
Het laatste thema waar ik kort bij stil wil blijven staan is bioterrorisme. De rapporteur weet dat de Commissie beschikt over enkele bevoegdheden, maar niet over alle. Zij kan zich bezighouden met de veiligheid van levensmiddelen, handel in medicijnen, coördinatie tussen de lidstaten, civiele bescherming en financiering van onderzoek. Dat is niet weinig. Het is echter aan de lidstaten concrete preventieve maatregelen te nemen en eventueel maatregelen als reactie op een terroristische aanslag. U weet dat naar aanleiding van de bioterroristische aanslag in 2005 met miltvuurelementen een comité op hoog niveau voor de veiligheid op het terrein van de volksgezondheid is opgericht, met een doeltreffend samenwerkingsprogramma voor preventie en snelle reactie. De ingestelde samenwerking functioneert en we kunnen u mededelen dat er een systeem is dat vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week snel kan waarschuwen in geval van een aanval met biologische, chemische of radioactieve substanties. Veel acties van de Commissie zijn erop gericht het voorbereidings- en preventieniveau te verhogen: we zijn simulatieoefeningen aan het ontwikkelen voor mogelijke bioterroristische aanslagen, waarvan er twee nog dit jaar zullen worden gehouden, om het niveau van preventie en snelle reactie concreet te evalueren.
Daarnaast zijn we richtsnoeren aan het uitwerken voor medische diagnoses in geval van substanties die door bioterroristen worden verspreid; samen met Europol zijn we bijscholingscursussen aan het voorbereiden en we ondersteunen de nationale rampenplannen die beogen een adequaat aantal vaccins en noodhulp beschikbaar te houden. Zoals u weet heeft de heer Kyprianou nog maar een week geleden een belangrijk Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding geopend. Op dit gebied blijf ik de lidstaten aanmoedigen.
Ik wil wijzen op twee definitieve en concrete voorstellen: in de eerste plaats een nieuw Europees programma voor de gezondheid en de bescherming van consumenten. In het kader daarvan willen we de financiering voor preventie en snelle reactie bij urgent gevaar voor de volksgezondheid verhogen. Daarnaast hebben we voorgesteld dat de kosten voor noodmaatregelen bij gevaar voor de volksgezondheid in het kader van het Solidariteitsfonds tot maximaal een miljard euro worden vergoed. In de tweede – en laatste – plaats wil ik wijzen op een belangrijk initiatief dat we als kaderprogramma hebben aangewezen. Het gaat om een programma dat is voorzien en goedgekeurd voor de volgende communautaire begroting, gericht op voorbereiding en preventie op het gebied van de veiligheid. Het omvat natuurlijk fondsen die in geval van een eventuele bioterroristische aanslag kunnen worden ingezet.
(Applaus)
Jaime Mayor Oreja (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou in dit bijzonder korte betoog willen onderstrepen hoe belangrijk informatie-uitwisseling is voor het bestrijden van de vorm van terrorisme die hier aan de orde is.
Vandaar dat het verslag van de heer Duquesne, waarin deze buitengewoon belangrijke kwestie centraal staat, bijzonder op zijn plaats is. We moeten de moed opbrengen om de organisatie die we bestrijden bij haar naam te noemen en het lijdt geen twijfel dat we met een aantal fundamentalistische groeperingen te maken hebben die niet toonaangevend zijn voor de islam maar die wel zeggen voor de islam op te komen.
Daarom is informatie naar mijn idee zo belangrijk, omdat we met een nieuw verschijnsel te maken hebben waarover we vrijwel niets weten en bij dit soort verschijnselen speelt informatie een essentiële rol. De handelwijze van deze organisaties is ons onbekend en vooral hun begrip van de tijd is ons onbekend. In die zin verschillen ze van andere organisaties, die een tijdsbegrip hebben zoals wij. Daarom ook is het zo belangrijk dat we leren om kennis te vergaren over de maatschappelijk steun voor deze organisaties, in de wetenschap dat deze mensen in staat zijn om bij dergelijke aanslagen hun leven op te offeren, iets wat bij andere organisaties niet het geval is.
Daarom is het zaak dat we extra aandacht schenken aan de uitwisseling van informatie tussen de nationale politiediensten, en niet alleen die met Interpol. Het Europese actieplan moet voldoende zijn toegerust om de uitwisseling van informatie tussen de nationale politiediensten te bevorderen, want dit verschijnsel ligt voornamelijk op het werkgebied van deze diensten.
De Raad, de Commissie en dit Parlement moeten dan ook zoveel mogelijk fora in het leven roepen voor het uitwisselen van informatie tussen alle politiediensten die zich met dit delicate en gecompliceerde vraagstuk bezighouden.
István Szent-Iványi (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. – (HU) Een van de grootste en meest complexe uitdagingen waar de liberale democratieën zich voor geplaatst zien is het internationale terrorisme. Het terrorisme heeft het in de eerste plaats op onze veiligheid gemunt, maar vormt ook een wezenlijke bedreiging voor onze vrijheid. We moeten manieren zien te vinden om onszelf tegen terrorisme te verdedigen en onze veiligheid te beschermen, zonder dat dit ten koste gaat van onze burgerrechten, onze mensenrechten en onze vrijheid. De heer Duquesne gaat in zijn verslag de confrontatie aan met dit dilemma en ik feliciteer hem daarmee, omdat hij weet dat enerzijds snelle en doeltreffende uitwisseling van informatie de sleutel vormt van dit probleem, terwijl tegelijkertijd juist deze informatie-uitwisseling bezwaren doet rijzen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens. Wat dat aangaat doet de heer Duquesne het uitstekende voorstel – dat mijn steun heeft – een orgaan op te richten om toezicht te houden op de ontwikkelingen over de hele linie van het proces. Echter, totdat we deze nieuwe maatregelen hebben ingevoerd moeten we als onze norm de wettelijke bepalingen aanhouden, die gelden in de landen die de persoonsgegevens van hun burgers het best beschermen.
Voor de tweede maal stellen wij voor de landen die nog geen lid zijn maar wel kandidaat voor het lidmaatschap, te betrekken in deze informatie-uitwisseling – of laten we het tenminste als optie in overweging nemen hen erin te betrekken. Het gaat hierbij om de landen die weldra zullen toetreden tot de Europese familie en de buurlanden die hiermee te maken hebben. Tot slot doen wij de aanbeveling en het dringende verzoek aan de lidstaten van de Europese Unie om de uiteenlopende internationale overeenkomsten en verdragen met betrekking tot terrorismebestrijding zo spoedig mogelijk te ratificeren. Veel lidstaten hebben helaas veel van deze internationale overeenkomsten nog niet geratificeerd, waardoor het ons ontbreekt aan gemeenschappelijke instrumenten om het terrorisme doeltreffend te bestrijden.
Antonio López-Istúriz White (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Europese Unie dient in deze tijd maar één prioritaire doelstelling te hebben en dat is de bestrijding, preventie en uitroeiing van het terrorisme.
De dag elf maart mag nooit vergeten worden, toen Spanje en Europa het doelwit werden van een laffe, wrede aanslag, omdat zij gestalte geven aan de vrijheden die wij vanuit dit Parlement steeds proberen te verdedigen. Die dag, elf maart, gaf een wending aan de geschiedenis van Spanje en die van Europa, en dus die van de Europese Unie. Vanaf dat moment moesten we wel erkennen dat het terrorisme geen uniforme, homogene of monolithische realiteit is.
Deze aanslag heeft juist aangetoond dat er vele vormen van terrorisme bestaan, die dus niet langs algemene weg maar op specifieke, op elke vorm toegesneden wijze moeten worden bestreden. Het terrorisme van Al-Qaeda moet op andere wijze worden aangepakt dan het terrorisme van de ETA of dat van de IRA. En natuurlijk kunnen deze organisaties niet worden bestreden door hun bestaan te ontkennen, zoals sommige collega’s hier in het Europees Parlement doen door de naam Al-Qaeda te schrappen uit de documenten over terrorismebestrijding van het Europees Parlement. Als er één les is die ik van de geschiedenis geleerd heb, dan is het wel dat wie de geschiedenis ontkent, gedoemd is haar te herhalen.
Als we willen dat onze aanpak effectief is, moeten we ons concentreren op de preventie, op dat punt ben ik het volkomen met de commissaris eens. De bestrijding van het terrorisme mag niet alleen maar gebaseerd zijn op een reactief beleid; het is duidelijk dat preventie de beste manier is om deze organisaties te bestrijden. Die preventie, en hierin ben ik het volkomen eens met de heer Mayor Oreja, dient te berusten op de bilaterale en snelle informatie-uitwisseling tussen de gespecialiseerde diensten van de lidstaten, op het bevorderen van de systematische informatieoverdracht aan Europol en Eurojust en op de instelling van registers, zoals het Europese strafregister, dat de onderzoekswerkzaamheden vergemakkelijkt.
Geen enkel probleem mag de efficiënte bescherming van de vrijheid en het recht op leven in de weg staan. Onze prioriteit in deze strijd moet altijd liggen bij de bescherming van het leven en van de vrijheid.
Angelika Niebler (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik was rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie over de bewaring van gegevens en ik zou ook graag alleen op dat onderwerp willen ingaan.
Om te beginnen wil ik echter de rapporteur en alle betrokkenen bedanken voor hun werk. Het staat buiten kijf dat de democratieën in de Europese Unie een standpunt moeten innemen ten aanzien van de bedreiging door criminaliteit en terrorisme en de bestrijding daarvan. Het voorstel van de Commissie voor de bewaring van gegevens zou hieraan een bijdrage kunnen leveren, maar niet in deze vorm. Het voorstel voor het kaderbesluit heeft in dit Parlement door alle fracties heen terecht veel kritiek gekregen. Ik zou graag een paar punten willen noemen.
Op de belangrijke vraag in hoeverre de bewaring van gegevens echt noodzakelijk en geschikt is, geeft het voorstel geen antwoord. Er wordt helaas nergens aannemelijk gemaakt dat de bestrijding van de criminaliteit en het terrorisme daadwerkelijk zal verbeteren door de voorgestelde maatregelen. Dit is echter wel een eerste vereiste om de grote gevolgen te rechtvaardigen die deze wijze van gegevensopslag heeft voor zowel de burgers als de ondernemingen.
Ik weet dat de Commissie momenteel aan een eigen voorstel werkt. Ik wil de Commissie echter verzoeken – en dienaangaande heb ik commissaris Frattini ook persoonlijk geschreven – om een onafhankelijke inschatting van de gevolgen te laten uitvoeren, om te controleren of kosten en baten bij de geplande maatregelen daadwerkelijk in een redelijke verhouding tot elkaar staan.
Over de huidige procedure wil ik graag ook nog iets kwijt: ik had liever gezien dat het Parlement in een andere vorm bij deze gevoelige kwestie zou zijn betrokken. Privacybelangen, die echt iedere burger en iedere onderneming aangaan, vereisen een goede wetgevingsprocedure. Daartoe behoort volgens het EG-Verdrag ook de volledige deelname van het Europees Parlement.
Dit alles brengt me tot de conclusie dat het voorstel voor een kaderbesluit grondig moet worden herzien, waarbij rekening moet worden gehouden met de door het Parlement genoemde kritiekpunten.
(Applaus)
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Manuel Medina Ortega (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het onderhavige debat is bijzonder belangrijk en om te beginnen zou ik de rapporteurs willen gelukwensen met hun verslagen, met name mijn collega’s de heer Mayor Oreja en mevrouw Díez González. Vooral het verslag van mevrouw Díez González is bijzonder ambitieus en stelt zich ten doel de bescherming van de burgers tegen het terrorisme op een heel hoog peil te brengen.
Het is een van de verworvenheden van de moderne staat dat de burgers tegen elke vorm van criminaliteit beschermd worden. Op het ogenblik hebben we met een wel heel specifieke vorm van criminaliteit te maken, het terrorisme, en dit verschijnsel maakt het niet alleen noodzakelijk dat nationale instanties in actie komen maar ook dat er op internationaal niveau wordt samengewerkt.
Wat betreft onze rol is de samenwerking in het kader van de Europese instellingen in mijn ogen van fundamenteel belang en ik zou er in dit verband op willen wijzen hoe belangrijk het voor de burgers van Europa is dat de Europese Grondwet spoedig geratificeerd wordt. Hierin is namelijk een kader voor terrorismebestrijding vastgelegd, dat om te beginnen de erkenning van het recht op leven en op persoonlijke veiligheid als grondrecht omvat, alsook een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Het is zaak dat deze teksten gelezen worden – er zijn blijkbaar burgers in de Unie die ze nog niet kennen.
In de solidariteitsclausule in artikel I-43 van de Europese Grondwet staat dat “de Unie en de lidstaten uit solidariteit gezamenlijk optreden indien een lidstaat getroffen wordt door een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp .”
Verder staat er in deze clausule dat “de Unie gebruik maakt van alle tot haar beschikking staande instrumenten, waaronder de door de lidstaten ter beschikking gestelde militaire middelen, om
a) - de dreiging van het terrorisme op het grondgebied van de lidstaten te keren,
- de democratische instellingen en de burgerbevolking tegen een eventuele terroristische aanval te beschermen
- op verzoek van de politieke autoriteiten van een lidstaat op diens grondgebied bijstand te verlenen in geval van een terroristische aanval;
b) - op verzoek van de politieke autoriteiten van een lidstaat op diens grondgebied bijstand te verlenen in geval van een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp.”
Verder is er in de Europese Grondwet een mechanisme vastgelegd voor samenwerking tussen de lidstaten.
Ik kom dan ook tot de conclusie, mijnheer de Voorzitter, dat de burgers van Europa op dit moment van ons als Europese politici verwachten dat we het ratificatieproces van de Europese Grondwet stimuleren, zodat we binnen niet te lange tijd de goede instrumenten hebben om deze vloek te bestrijden.
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst mijn gelukwensen aan de zes rapporteurs, die een bijzonder complexe job op zich hebben genomen als deel van de zware taak om het terrorisme te bestrijden, om een gemeenschappelijke discussiedocument op te stellen over terrorismebestrijding met de wet, de eerbiediging van de mensenrechten en de gegevensbescherming als uitgangspunten. Ik wil hier dan ook bij name gelukwensen: Rosa Díez, Jaime Mayor, Stavros Lambrinidis, Antoine Duquesne, Mario Borghezio en Alexander Nuno Alvaro.
Mijn betoog betreft een weliswaar bescheiden maar toch duidelijk bevestigde gecommitteerdheid aan de bestrijding van het terrorisme en de bescherming van de slachtoffers. Mijnheer de Voorzitter, het is zaak dat de slachtoffers worden gehoord, dat er naar hen wordt geluisterd, dat ze worden gerespecteerd en beschermd, en hiervoor zijn middelen nodig.
Aan terreur kunnen geen concessies worden gedaan. Met terreurmisdrijven kan nooit iets worden afgedwongen en ze moeten overal ter wereld worden vervolgd.
Maar vanuit mijn gecommitteerdheid aan de slachtoffers, mijnheer de Voorzitter, heb ik een amendement ingediend op het verslag van de heer Borghezio: amendement 4, dat betrekking heeft op de kanalen waarlangs het terrorisme gefinancierd wordt.
In mijn land bestaat de zogenoemde “revolutionaire belasting” die wordt geëist door de terroristische organisatie ETA. Het is de meest grootschalige vorm van afpersing die in de Europese Unie bekend is en die erop neerkomt dat de ETA Baskische ondernemers aanschrijft en verzoekt om financiering van hun criminele, misdadige activiteiten. Die financiering wordt geschat op zo’n twaalf tot vijftien miljoen euro per jaar. Als dat wordt doorbroken en onmogelijk gemaakt, zou deze terroristische bende het loodje leggen.
Op die afpersing wordt op drie manieren gereageerd: je hebt degenen die betalen, degenen die het land verlaten, en degenen die niet betalen en daar zwaar voor boeten. Het Nationaal Gerechtshof heeft rechtszaken en de rechtsvervolging op grond van dit soort misdrijven vastgelegd. Daarom rust mijn blik vanochtend vooral op mevrouw Roure en ik verzoek haar dringend om mijn woorden in aanmerking te nemen, want het is bijzonder belangrijk dat de op twee na grootste fractie van dit Parlement en de overige fracties dit amendement ondersteunen. Ik verzoek u met klem dit amendement te aanvaarden en te ondersteunen en ik zou bereid zijn het te wijzigen door meer aanvaardbare termen te gebruiken, zoals “vorm van afpersing die de terroristische organisatie ETA revolutionaire belasting noemt”, maar waar het hier om gaat, is de solidariteit met de Baskische en Spaanse ondernemers die onder deze vorm van afpersing te lijden hebben.
Tenslotte, mijnheer de Voorzitter, richt ik mij tot de heer Gijs de Vries om te zeggen dat de dreiging nog steeds bestaat. En de heer De Vries, die weet dat de dreiging nog steeds bestaat, moet kunnen rekenen op de nodige middelen, niet alleen om strategische verslagen te maken maar om een bureau te hebben van waaruit de terreur doeltreffend kan worden bestreden.
(Applaus van rechts)
Martine Roure, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteurs feliciteren en alle leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, die zich buitengewoon hebben ingezet voor dit werk en voor dit debat.
Wij moeten onze vastberadenheid tonen door een gezamenlijk antwoord te vinden in de strijd tegen het terrorisme, want de terroristische organisaties laten zich bij het plegen van hun misdaden aan grenzen niets gelegen liggen. Voor ons is het enige effectieve antwoord op het terrorisme dan ook een Europees antwoord.
Het actieplan van de Europese Unie tegen het terrorisme moet het politieke basisinstrument van de Unie zijn op dit gebied. We moeten dus ambitieus zijn en met concrete antwoorden komen voor de problemen die de basis vormen van het terrorisme en de verschillende vormen van fundamentalisme. We kunnen echter niet volstaan met louter een veiligheidsbeleid, want terrorisme staat gelijk aan de ontkenning van de burgerlijke vrijheden.
Daarom moeten we er bovenal de bescherming en de bevordering van de grondrechten tegenoverstellen. Deze prioriteit uit het Haagse Programma moet eveneens een centrale plaats krijgen in ons beleid. We moeten de waarden van de democratie en de solidariteit verbreiden om te strijden tegen de oorzaken van het terrorisme. We moeten situaties van extreme armoede en sociale uitsluiting aanpakken, daar deze al te vaak een voedingsbodem scheppen voor extremistische opvattingen. Binnen de Unie moeten wij discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat bestrijden. Maar het zou evengoed onaanvaardbaar zijn wanneer de strijd tegen het terrorisme nieuwe vormen van discriminatie in de hand zou werken.
We moeten eveneens een manier vinden om het beleid ter bestrijding van het terrorisme binnen en buiten de grenzen van de Europese Unie te coördineren. Het is van essentieel belang dat we de dialoog met de derde landen stimuleren, in de eerste plaats om gezamenlijke ontwikkeling mogelijk te maken. Niemand mag zich door een hachelijke situatie gedwongen zien tot wanhoopsmaatregelen.
Daarnaast moet de beveiliging van het vervoer zeker een belangrijke rol spelen in de strijd tegen terrorisme, maar daarbij moeten wel de privacy van de burgers en de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. In dat opzicht moeten we verderwerken aan de goedkeuring van wetgevende en operationele maatregelen, met inbegrip van het Europees arrestatiebevel, dat een fundamenteel instrument is.
De derde richtlijn over het witwassen van geld, die ook de financiering van terrorisme beslaat, zal ons eveneens middelen bieden om de netwerken te bestrijden die het terrorisme bevoorraden. Wij dringen dus aan op een versterking van Europol en Eurojust, opdat deze de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad in Europa werkelijk kunnen coördineren.
Aan de andere kant moeten we de burgers garanties bieden met betrekking tot de bescherming van hun privacy. Dat zal alleen mogelijk zijn als de bewaring van gegevens een plaats krijgt als instrument in de eerste pijler, teneinde de bescherming van de persoonsgegevens te waarborgen. Helaas loopt dit proces vertraging op doordat het bij de lidstaten aan de politieke wil ontbreekt om ervoor te zorgen dat de Europese besluiten werkelijk effectief zijn.
Ter afronding wil ik zeggen dat de rede altijd het slachtoffer is geweest van haat, geweld en angst. We leven in een tijd van fundamentalisme dat gepaard gaat met fanatisme en terrorisme. De wereld lijkt in politiek en economisch opzicht in brand te staan en wij als Unie moeten absoluut zorgen dat het vertrouwen in de democratie terugkomt en vechten tegen alle vormen van onrecht die de voedingsbodem zijn voor geweld.
Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet zeker of ik spreek namens de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie of namens mezelf – ik geloof eerder dat ik alleen namens mezelf spreek.
Het lijdt hoe dan ook geen twijfel dat dit een belangrijk debat is. Vandaag krijgt dit Huis verschillende verslagen voorgelegd, die elk hun eigen weg in commissie hebben afgelegd, en die alle samen vrij volledig in beeld brengen hoe belangrijk het Europees Parlement dit debat vindt.
Het zijn verslagen geworden waarmee we hun rapporteurs geluk mogen wensen, zoals we het ook mogen toejuichen dat deze rapporteurs oog hebben gehad voor de noodzaak om een groot aantal amendementen over te nemen die de verslagen hebben verrijkt en die sommige verklaringen in de oorspronkelijke teksten aanzienlijk hebben genuanceerd. In elk geval zal vandaag duidelijk worden dat het Parlement gecommitteerd is aan een vorm van terrorismebestrijding die niet alleen volstrekt overtuigend is als het gaat om politionele maatregelen en juridische doelmatigheid, maar waarin ook de mensenrechten en de gegevensbescherming volledig worden geëerbiedigd, alsook de garanties die onontbeerlijk zijn om het terrorisme op zinvolle wijze te bestrijden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de slachtoffers van het terrorisme, vanuit respect voor hun leed – natuurlijk krijgen zij geen toegang tot de politieke besluitvorming, want dat is hun taak niet, maar het spreekt vanzelf dat ze een stem moeten hebben en rechtstreeks moeten worden gehoord. Deze vorm van terrorismebestrijding, die op geen enkele wijze het terrorisme rechtvaardigt noch degenen die hun leven opofferen of die in staat zijn om zonder onderscheid mensen te vermoorden, deze vorm van terrorismebestrijding die dit alles op geen enkele wijze rechtvaardigt, is wél een antiterroristisch beleid dat de oorzaken aanpakt die iemand ertoe kunnen brengen om terrorist te worden.
Je kunt niet zeggen dat het terrorisme een verschijnsel is dat uit de lucht lijkt te komen vallen. Er zijn situaties die mensen zover brengen dat ze bereid zijn om te doden, wat degenen die dat doen allerminst vrijpleit, maar wat voor ons, als politiek verantwoordelijken, de verplichting schept om na te gaan waarom zij dat doen, uit welke concrete situaties deze gedragingen voortkomen.
Er is dan ook sprake van evenwicht tussen deze overtuigende vorm van terrorismebestrijding en het onderzoek van de concrete werkelijkheid en de eerbiediging van de mensenrechten. Al die aspecten zijn daadwerkelijk in evenwicht in deze verslagen die, mochten ze in beleid worden omgezet, tot belangrijke resultaten kunnen leiden.
De behandeling van een aantal amendementen is nog niet afgerond; sommige daarvan heb ikzelf ingediend, in dit geval namens mijn fractie, en twee daarvan zou ik onder uw aandacht willen brengen.
In de eerste plaats hebben we het over terrorisme met allerlei achtergronden, en als we de islam noemen, ook al is het alleen maar om te zeggen “kijk, met de islam hebben we eigenlijk helemaal geen moeite, maar het zijn de islamitische terroristen die ons zorgen baren” , dan wordt terrorisme verward met de islam. Daarom stellen wij voor om elke verwijzing naar de islam in dit document te schrappen, omdat we anders wel een hele lijst van potentiële terroristen zouden kunnen gaan opstellen. Dat hebben we niet gedaan en het zou heel gevaarlijk zijn om dat wel te doen, want er zou altijd wel iemand op de lijst ontbreken. Laten we terrorisme en islam dus niet met elkaar verwarren, al was dat alleen maar door een clausule in te lassen waarin staat dat “de islam eigenlijk goed is”, wat deze verslagen lijken te zeggen als dit amendement niet wordt aangenomen.
In de tweede plaats stellen wij voor om alle verwijzingen naar het Internationaal Strafhof te laten vallen. Dat hof heeft zijn activiteiten nu op de rails staan, en als we die gaan belasten met een debat over de bevoegdheden van het hof op antiterroristisch gebied, dan zouden we het slechts schaden in zijn rol. Daarom moet die discussie buiten het onderhavige debat worden gehouden, ze heeft haar eigen kanalen al en laten wij ons beperken tot wat hier vandaag speelt.
Tenslotte zou ik de heer Gijs de Vries willen zeggen, die ons de eer heeft aangedaan hier vandaag in ons midden te zijn, dat het erom gaat dat dit alles in politieke actie en concrete maatregelen wordt omgezet.
Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, met zeven verslagen probeert dit Parlement vandaag gezamenlijk om een veelomvattend standpunt te vinden ten aanzien van het terrorisme en om de strijd tegen dit terrorisme te organiseren.
De taak die wij hiermee op ons nemen, is enorm. Ik zal hem eens benoemen: onze taak is om een strijd te winnen tegen een tegenstander die volstrekt niet menselijk is, die iedere regel en wet breekt, die iedere nationale en morale grens minacht, die geen matiging kent en die geobsedeerd het criminele doel voor ogen heeft om de vrijheid van de mensen af te schaffen. Bij deze strijd gaat het erom dat we hem winnen zonder zelf de matiging te verliezen, onmenselijk te worden, onze eigen wetten te verraden en de vrijheid van de mensen in ons eigen gebied in gevaar te brengen.
Dit is onze taak, en die is ongelofelijk moeilijk. Zelfs voor oorlogsvoering heeft men door de eeuwen heen gemeenschappelijke regels ontwikkeld en hier moeten we ten strijde trekken tegen een tegenstander uit het donker – ongrijpbaar en zonder grenzen. Daarom moeten we heel vastberaden zijn en gezamenlijk handelen. Tegelijkertijd moeten we inzien dat we met het woord terrorisme niet onze sensibiliteit laten afstompen en geen carte blanche mogen geven voor iedere vorm van bestrijding. De heer Alvaro heeft dit ter sprake gebracht. Ik vind het erg belangrijk om erop te wijzen dat ik de indruk heb dat de grondrechten, de democratie, het principe van de rechtsstaat hier onvoldoende beschermd worden.
We hebben echter te maken met een nieuwe situatie. Het verslag-González gaat ervan uit dat de Europese Grondwet van kracht zal worden. De Grondwet vormt de basis met het Handvest van de grondrechten, de medebeslissingsbevoegdheid van het Parlement, de open wetgevingsprocessen, de solidariteitsclausule, het recht van de burgers om zelf te beslissen over het openbaar maken en gebruik van persoonsgegevens, de parlementaire controle en rechterlijke toetsing, de opheffing van de pijlerstructuur ten gunste van een gemeenschappelijk Europa. Dit is geen wens en geen droom die misschien voor onze ogen uit elkaar spat, dit is de absolute, noodzakelijke en onmisbare voorwaarde voor dit pakket maatregelen, voor de legitimatie ervan en voor het behoud van de grondrechten!
Zonder deze voorwaarde, zonder de Europese Grondwet, kunnen wij niet instemmen met dit pakket maatregelen, zien wij hier geen garantie voor het evenwicht tussen recht, veiligheid en vrijheid. Als we dan nog bedenken dat over de omzetting van Europol in een agentschap en over de overbrenging van de coördinator voor terrorismebestrijding naar de Commissie tot dusverre alleen onze eis op tafel ligt – en verder geen toezegging, geen oplossing – dan dreigen we hier het evenwicht kwijt te raken en de vrijheid van de burgers in gevaar te brengen.
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie.- (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de eerste zin van het strategisch document voor nationale verdediging dat in maart 2005 door de Verenigde Staten is goedgekeurd, luidt: Amerika en de wereld zijn in oorlog. Dat is de ideologische vooronderstelling die in de afgelopen jaren heeft geleid tot de theorievorming over de preventieve oorlog, de schending van de individuele vrijheden, het einde van de bescherming van persoonsgegevens en de obsessie met veiligheid.
Terrorisme is een zeer ernstige misdaad die veroordeeld en bestreden moet worden. Het kan echter niet met militaire middelen worden bestreden. Daarom vind ik dat Europa afstand moet nemen van deze benadering. We moeten de spiraal oorlog-terrorisme zorgvuldig analyseren: de militaire reactie heeft terrorisme sterker gemaakt, we kunnen dit thema niet negeren. In Afghanistan heeft de militaire bezetting geleid tot een exponentiële groei van de opiumproductie, die Al-Qaeda financiert. In Irak heeft de oorlog terroristische groeperingen versterkt. Die zijn niet alle religieus geïnspireerd en daarom is de obsessieve anti-islamitische strekking in enkele van de verslagen die in behandeling zijn bij dit Parlement, niet op zijn plaats.
Uit die obsessie blijkt ook een culturele onderdanigheid tegenover de Verenigde Staten van Amerika. President Bush heeft de islamitische regimes namelijk gevraagd alle donaties van moslims aan liefdadigheidsinstellingen te beperken, controleren en registreren. Desondanks kunnen we de non-profitorganisaties niet beschouwen als de belangrijkste financieringsbron van terroristen, zoals sommige rapporteurs in dit Huis doen. Te simplistische gelijkstellingen, bijvoorbeeld terrorisme met immigratie of terrorisme met islam, moeten we vermijden.
Terrorisme moet worden bestreden en overwonnen: de doelstelling is nobel, maar de methoden te vaak oneigenlijk en soms crimineel. Terrorisme is een misdaad tegen de mensheid, maar mijns inziens is het niet nodig een Internationaal Strafhof aan te wijzen om deze misdrijven te berechten, ook omdat het onaanvaardbaar is dat slachtingen onder de burgerbevolking tijdens militaire acties door niemand worden berecht.
Te vaak leidt soevereiniteit tot de strafrechtelijke onschendbaarheid van de vorst. Een gezaghebbend jurist stelde ooit dat de juridische geschiedenis van de staat in het Westen bestaat in de consolidatie van de idee dat de staat niet schuldig kan zijn aan misdrijven. Om terrorisme te kunnen bestrijden, moeten we het klassieke juridische adagium dat de koning altijd gelijk heeft, ter discussie stellen.
James Hugh Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit debat over terrorisme spreek ik graag mijn genoegen uit over het feit dat in Belfast afgelopen zaterdagochtend een lid van de IRA, Terry Davison, in staat van beschuldiging is gesteld voor de moord op Robert McCartney en dat een tweede IRA-lid, Jim McCormick, de poging tot moord op Brendan Devine, een vriend van de heer McCartney, ten laste is gelegd.
Mijn complimenten aan de politie van Noord-Ierland, die zich er niet door de voortdurende, door de IRA georkestreerde intimidatiecampagne van heeft laten weerhouden een begin te maken met het laten geschieden van gerechtigheid in deze beruchte zaak. Ik reken erop dat er nog veel meer aanklachten zullen volgen, want dat is de enige manier om de terrorismeprocessen aan te pakken.
Het moet de missie van democratieën zijn het terrorisme te verslaan, en het niet slechts in toom te houden of te temperen. Als we terrorisme met fluwelen handschoenen aanpakken en een verzoenende houding aannemen, wordt dat alleen maar uitgebuit door de terroristen, die vervolgens steeds meer eisen gaan stellen. Dat hebben we ondervonden in Noord-Ierland: onze regering was zo dwaas om no go areas voor haar eigen veiligheidstroepen te tolereren, er was sprake van een zogenaamd aanvaardbaar geweldsniveau, gevangenen kregen een politieke status, er vonden geheime overlegrondes plaats, er werden onderhandse overeenkomsten gesloten, de politie werd gereorganiseerd en kreeg een andere naam, paramilitaire georganiseerde criminaliteit werd gebagatelliseerd, en daar kwam nog de ultieme schande bij dat terroristen vervroegd werden vrijgelaten op grond van de onzalige Overeenkomst van Belfast. En niets daarvan heeft het beoogde resultaat gehad: uit het meest recente rapport van het internationale comité van toezicht blijkt dat de IRA nog altijd functioneert, werft, opleidt, bedreigt en actief is en nauw samenwerkt met zijn kleine broertje Sinn Féin, waarvan de leden zoals gewoonlijk schitteren door afwezigheid nu we in dit Parlement over terrorisme debatteren.
Ik doe een klemmend beroep op de rest van Europa lering te trekken uit deze ervaring. Zorg dat u sneller van begrip bent dan de Britse regering is geweest en neem de les ter harte dat je terrorisme niet kunt temperen of saneren. Het moet resoluut worden verslagen en met wortel en tak worden uitgeroeid, inclusief alle criminele nevenactiviteiten.
Frederika Brepoels (PPE-DE). – Voorzitter, collega's, ik zou vooreerst ook de zes rapporteurs willen danken voor hun verslag. Ik heb als schaduwrapporteur voor mijn fractie gepoogd een positieve bijdrage te leveren aan het verslag-Borghezio om de financiering van het terrorisme te helpen bestrijden. Uit alle tussenkomsten blijkt dat iedereen het erover eens is dat het bestrijden van het internationaal georganiseerde terrorisme en de financiering ervan een gecoördineerde aanpak behoeft. De bevolking verwacht een krachtig Europees antwoord. Er is immers geen discussie over de meerwaarde van Europese samenwerking op dit vlak. Het traceren en bestrijden van de financiering van terroristische netwerken en/of aanslagen is geen gemakkelijke opdracht, want het gaat immers vaak om kleine bedragen.
Naast de misbruiken via de reguliere financiële sector, blijken vooral de liefdadigheidsorganisaties het geliefde terrein voor het internationaal terrorisme. Zo blijkt, collega's, uit recente Belgische politiestatistieken dat meer en meer vzw's misbruikt worden voor criminele activiteiten. Na de aanslagen van 11 september 2001 werd plots iedereen wakker geschud en werden in ons land niet minder dan 86 dossiers geopend. De betrokken organisaties verklaren allemaal dat ze aan liefdadigheid doen, maar hun enige reden van bestaan is echter het inzamelen en doorsluizen van fondsen ten voordele van een terroristische organisatie. Dergelijke statistieken, maar ook het resultaat van het onderzoek naar de moord op Van Gogh bijvoorbeeld in Nederland, tonen aan dat dringend werk moet worden gemaakt van een preventief beleid dat gestoeld is op informatie-uitwisseling, betere traceerbaarheid van financiële transacties en een grotere transparantie van rechtspersonen. Daarom verdienen de concrete aanbevelingen in dit verslag ook onze steun, zowel het opzetten van gemeenschappelijke kaders voor grensoverschrijdend onderzoek, het uitbouwen van een netwerk voor gestructureerde uitwisseling van informatie, het verbeteren van de samenwerking met Sustrans alsook het uitwerken van minimumnormen voor de verificatie van de identiteit van klanten.
Tenslotte willen wij ook liefdadigheidsorganisaties de nodige middelen geven om zich beter te beschermen tegen misbruik door terroristische organisaties. Wij hopen dan ook dat dit verslag een aanzet kan geven tot een structurele en duurzame aanpak van de bestrijding van de financiering van het terrorisme in de Europese Unie.
Wolfgang Kreissl-Dörfler (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij zijn het er allemaal over eens dat we vastberaden moeten optreden tegen het internationale terrorisme en de georganiseerde misdaad. Ik wil echter ook vandaag weer benadrukken dat we passende maatregelen moeten treffen.
Het voorstel voor de bewaring van gegevens is hier volgens mij en mijn fractie niet geschikt voor. Dit hebben we in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken met onze stem ook klip en klaar laten merken. Ik wil mijn collega, de heer Alvaro, ook hartelijk feliciteren met zijn verslag.
De bescherming van persoonlijke gegevens van het individu is door het voorstel van de Raad niet gegarandeerd. De Europese telecommunicatiebedrijven worden belast met enorme kosten en de bewaring staat niet in een redelijke verhouding tot de baten. Er zijn teveel mogelijkheden om de maatregelen te omzeilen waarop het voorstel van de Raad geen antwoord geeft. Hoe zit het met all-intarieven, met het gebruik van mobiele telefoons uit het buitenland, uit Brazilië, Azië, om maar eens te noemen?
Zelfs het BDK, de vakbond van de Duitse recherche, zegt dat de kwaliteit van de gegevens doorslaggevend is, niet noodzakelijkerwijs de hoeveelheid of de duur van bewaring. We hebben in dit geval te maken met een onbeheerste reactie, die alleen maar tot meer schijnveiligheid leidt. We kunnen toch niet serieus de gegevens van meer dan 400 miljoen mensen willen bewaren die ontstaan bij het internetten, telefoneren en sms’en. Kijk toch eens over de oceaan, kijk toch eens naar het land dat in zijn strijd tegen het terrorisme heel vaak onzinnige maatregelen treft.
Het Amerikaanse Congres heeft een vergelijkbaar ontwerp voor de bewaring van gegevens afgewezen, en wel – u zult het niet geloven – omdat het deze maatregelen te ver vond gaan. In plaats daarvan heeft men gekozen voor de wellicht zinvolle maatregel quick freeze. Waarom kan dit niet ook in Europa? Het Duitse parlement heeft het voorstel van de Raad afgewezen. Ook Finland heeft onlangs nog gewaarschuwd voor het bewaren van gegevens. Maar waarvan ik echt in vuur en vlam raak, zijn de actuele plannen van de Europese ministers van Justitie om, tegen het advies van onze commissie in, de plannen van de Raad voor de bewaring van gegevens toch door te zetten, en wel zonder de medebeslissing van het Parlement.
Elke poging om het Parlement uit de medebeslissingsprocedure te drukken is met het oog op de onlangs gehouden referendums in Frankrijk en Nederland volslagen onbegrijpelijk en in één woord gevaarlijk. Het gaat hier niet om één maatregel voor de bestrijding van het terrorisme, het gaat ook om de bescherming van de burgers en de rechten van het individu in deze Europese Unie. Door dan te zeggen: “dat beslissen we zoals altijd wel alleen”, zal de Europese Unie niet vooruit worden geholpen.
Veel van wat er in de Europese Unie is misgelopen en wat veel mensen onzeker maakt, is immers juist het vaak egoïstische beleid van de ministers van de afzonderlijke lidstaten.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst enkele opmerkingen maken over EU-maatregelen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. De kritiek dat in het Haags Programma te veel nadruk wordt gelegd op veiligheid ten koste van de eerbiediging van de grondrechten, is terecht. Het is niet de een of andere linkse opruier die dat zegt, het is het nuchtere oordeel van Hogerhuis van het Britse parlement – het respectabele House of Lords.
Uiteraard vormen bedreigingen van onze veiligheid ook een bedreiging van onze vrijheid, maar het omgekeerde is eveneens waar. Als er overmatig inbreuk op onze burgerrechten wordt gemaakt, zijn we als individu minder veilig. Ik sta volledig achter de inspanningen van de afgelopen vier jaar om ervoor te zorgen dat onze wetshandhavingsdiensten niet meer als bureaucratische eilandjes opereren en dat er een wisselwerking mogelijk wordt tussen onze justitiële en rechtsstelsels, zodat van terrorisme verdachte personen niet door de mazen van de wet kunnen kruipen. Maar, zoals de Europese gegevensbeschermingsautoriteiten enkele weken geleden tijdens hun bijeenkomst verklaarden: “Het terrorisme wordt gebruikt als een rechtvaardiging voor nieuwe initiatieven, waarvan er vele betrekking hebben op een scala aan overtredingen en een aantal daarvan is van beduidend minder ernstige aard. Het is belangrijk te erkennen dat derogaties van grondrechten die wellicht gerechtvaardigd zijn wanneer het erom gaat terrorisme te bestrijden, niet noodzakelijkerwijs gerechtvaardigd zijn wanneer het andere criminele activiteiten betreft”. Zij kijken vooruit, net als ik, naar wat er gebeurt als er uitvoering wordt gegeven aan de suggestie die commissaris Frattini te berde heeft gebracht in een toespraak tot de gemeenschappelijke controleautoriteiten, namelijk dat de Commissie zou overwegen de proportionaliteit van maatregelen die in de toekomst eventueel worden ingevoerd, vooraf te beoordelen, waarbij het effect van het voorstel inzake de grondrechten, met inbegrip van het vraagstuk van de bescherming van persoonsgegevens, zou worden bestudeerd.
Wat betreft de uitwisseling van informatie, wordt in het Haags Programma het beginsel van beschikbaarheid als norm gehanteerd. Dat is volkomen redelijk, zolang het betekent dat er een einde komt aan de onvergeeflijke territoriumgevechten en kinnesinne tussen agentschappen die samenwerking in de weg staan, maar uiteraard mag het niet worden opgevat als het prijsgeven van de strenge controle op het opslaan en de overdracht van persoonlijke informatie en de toegang ertoe.
Ik ben bezorgd over de mogelijkheid dat mensen als potentiële terroristen worden getypeerd op grond van hun ras, godsdienstige overtuiging of politieke opvattingen. De gegevensbeschermingsautoriteiten zijn rotsvast van mening dat de verwerking van dergelijke gegevens normaal gesproken verboden dient te worden.
Het andere gebied dat aanleiding geeft tot ernstige zorg betreft de rechten van vermoedelijke terroristen. De richtsnoeren van de Raad van Europa inzake het vasthouden van verdachten zonder eerlijk proces zijn zonder twijfel geschonden in het Verenigd Koninkrijk en waarschijnlijk ook in andere EU-lidstaten. Er wordt in toenemende mate afgegaan op bewijs dat verkregen is door middel van foltering en er vindt steeds meer uitlevering plaats aan die landen, in strijd met het beginsel van non-refoulement.
De lidstaten beoordelen elkaars maatregelen op het terrein van terrorismebestrijding en veiligheid, maar ze zijn er nog altijd niet in geslaagd alle lidstaten zelfs maar het kaderbesluit uit 2002 over terrorisme ten uitvoer te laten leggen – en dat is nu juist de wet die het verplicht stelt terrorisme strafbaar te stellen. Zolang het zo is dat de lidstaten hun eigen wetten niet ten uitvoer leggen, vind ik het werkelijk onaanvaardbaar dat we persoonlijke vrijheden blijven schenden.
Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE). – Voorzitter, het is een lastig dilemma en het lijkt een beetje op de kip en het ei, namelijk wat was er eerst: de kip of het ei. Moeten we eerst de democratie volledig hebben geregeld met de democratische en juridische controles of moeten we eerst daadkrachtige besluiten nemen waardoor burgers ook het belang van een Europese democratie en masse ondersteunen. Het antwoord is natuurlijk dat het allebei moet. Collega Oreja zei al dat terrorisme en de bestrijding daarvan bij uitstek grensoverschrijdend zijn en dat we ook daarvoor beter moeten gaan samenwerken. Maar dat is lastig. Want met 25 landen zijn er ook 25 vetorechten. En besluiten worden getraineerd, er komt een wollig compromis of ze worden gewoon simpelweg niet uitgevoerd. En landen moeten denk ik nu over hun eigen schaduw heen springen.
Maar tegelijkertijd moeten we ook erkennen dat het hele gevoelige besluiten zijn die in de Raad van ministers worden genomen, besluiten die burgerrechten raken. En daarom is het ook fout dat ze zo mistig worden genomen. Ik vind dat de Raad ook voortaan in het openbaar moet vergaderen en ook in het openbaar moet gaan stemmen. En daar is helemaal geen verdragswijziging voor nodig. Maar dat is gewoon een kwestie van het openen van deuren. En ik hoop dat het Parlement een gezamenlijke actie onderneemt om hierover met de Raad in overleg te gaan treden.
Er is al veel gesproken over dat terrorisme juist een aanval is op onze fundamentele vrijheden en dat we dus niet de fout moeten maken om zelf ook die burgerrechten te gaan ondermijnen. Ook een voorbeeld dat veel gegeven wordt, is de privacy. De privacy is natuurlijk an sich niet heilig maar inbreuken daarop moeten altijd proportioneel, noodzakelijk, effectief en controleerbaar zijn. En het voorstel voor de opslag van verkeersgegevens is dan ook inderdaad buiten elke proportie. Als de Raad het aanneemt dan zou het Europees Parlement naar het Hof van Justitie moeten stappen. Het is bovendien weinig bemoedigend dat de Raad de democratische controle probeert te omzeilen door dit besluit in de derde pijler te nemen in plaats van in de eerste. Want inderdaad ook hier geldt dat als we de democratie willen beschermen tegen terrorisme, we deze niet eerst zelf om zeep moeten helpen.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle rapporteurs bedanken voor hun verslagen. Als wij het over terrorisme hebben, moeten wij bijzonder voorzichtig zijn en een glashelder standpunt innemen ten aanzien van de inhoud van deze term.
Tekenend voor de gevaren die loeren als wij overdrijven in onze definities, zijn de moeilijkheden die de internationale gemeenschap en de Organisatie van de Verenigde Naties ondervinden als zij terrorisme op een geheel objectieve manier moeten interpreteren.
Terrorisme is een misdaad en die veroordelen wij zonder enige terughoudendheid, mits de term niet abusievelijk wordt gebruikt om bevrijdingsbewegingen en radicale groeperingen te vervolgen. Helaas overdrijft men met de maatregelen uit het actieplan, en men overdrijft om de maatregelen die door de conservatieve krachten worden genomen, te kunnen rechtvaardigen. Met die maatregelen wordt geen veilige omgeving geschapen, integendeel! Tegelijkertijd moeten wij heel voorzichtig zijn met het wetgevingskader waarin wij het terrorisme proberen op te nemen. Wij moeten voorkomen dat dit een springplank wordt voor militaire interventies, want dat zou haaks staan op de beginselen van het volkenrecht en het Handvest van de Verenigde Naties.
De meeste maatregelen die de Europese Unie heeft genomen in de strijd tegen het terrorisme zijn gegrondvest op de noodzaak een klimaat van veiligheid tot stand te brengen. Dat is in feite de prioriteit die is vastgesteld. Maatregelen waarmee een vreedzame samenleving en een gevoel van veiligheid onder de burgers van de Europese Unie kunnen worden verzekerd, zijn niet van bijkomend belang, maar deze doelstelling kan onmogelijk worden bereikt als men uitgaat van de belangen van het kapitaal, als men het bewustzijn van de burgers aan banden legt en het klimaat van angst en onveiligheid versterkt. Dat is namelijk het resultaat als men overdreven maatregelen treft, of bij de mensenrechten de lat lager legt.
Het actieplan is afgestemd op een kunstmatige definitie van terrorisme en heeft niet tot doel de onderliggende oorzaken daarvan aan te pakken. Het speelt vooral in op de behoeften van de huidige heersende klasse en bekommert zich niet om wat terrorisme voortbrengt: honger, armoede, sociale onrechtvaardigheden, niet-eerbiediging van de politieke en nationale waardigheid, discriminatie, racisme, schending van de mensenrechten in het algemeen en staatsterrorisme. Wij zetten grote vraagtekens bij de pogingen om steun te krijgen voor dit plan, opdat het de doelstellingen bereikt waarvoor het is opgesteld. Wij zijn namelijk van mening dat dit actieplan, zoals het nu is, geen oplossing kan zijn voor de verwezenlijking van een echte ruimte van vrijheid en veiligheid.
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zelf slachtoffer geweest van terroristen. Ik ben directeur van een televisiestation in Athene en ben twee keer het doelwit geweest van bomaanslagen. Het station ging in vlammen op. Het is verschrikkelijk om te moeten toezien hoe mensen zich uit een brand proberen te redden. Ook op mijn huis is een aanslag gepleegd. Ik rijd in een gepantserde auto rond en heb altijd veiligheidsagenten bij me. Ik slaap met een Ouzi op mijn kussen. Het besef dat je op elk ogenblik aangevallen kunt worden is verschrikkelijk.
Ik moet evenwel bekennen dat het terrorisme zijn eerste zege op de democratie al behaald heeft. Welke zege? Televisiecamera’s, afgetapte telefoongesprekken, beknotting van de mensenrechten, biometrische paspoorten: het is allemaal deel geworden van ons leven. De terroristen zegevieren als wij onze democratie beknotten.
Er zijn er die het terrorisme aangrijpen om heel de wereld onder controle te brengen. Zij voeden het terrorisme. Als wij beweren dat de terroristen meestal fanatieke islamisten zijn, en als anderen dan plassen of spugen op de koran, wordt dan niet juist het fanatisme van de islamisten gevoed? Dus, als wij hierover nadenken moeten wij ook oog hebben voor de andere kant. Wij mogen het terrorisme niet zien vanuit onze stoel hier in het Europees Parlement. Laten wij het terrorisme ook eens bekijken vanuit een grot in Afghanistan. Hoe ziet iemand daar het terrorisme? Misschien kunnen wij dan op een gegeven ogenblik een communicatiecode tot stand brengen en het vraagstuk oplossen. Waarom zou een prins die miljoenen bezit, niet in de casino’s in Londen verblijven, of op de Bahamas, in het gezelschap van mooie vrouwen? Waarom leeft en sterft hij liever in een grot? Dit “waarom” moeten wij onderzoeken. Is dit fanatisme? Fanatisme is als antwoord een dooddoener. Waardoor wordt fanatisme echter gevoed? Waren wij in de geschiedenis zelf altijd onberispelijk? Hebben wij deze gebieden van de aarde misschien niet jarenlang aan ons onderworpen gehouden? Heeft onze bondgenoot in de terroristenjacht zich niet eeuwenlang schuldig gemaakt aan een nog grotere etnische zuivering, door een heel ras, de roodhuiden, uit te roeien? Heeft hij zijn vooruitgang soms niet gegrondvest op de foltering van negers en op hun werk?
Misschien zijn ook wij niet altijd even correct. Wat zeggen wij vandaag? Zijn onze uitspraken over het Midden-Oosten niet eenzijdig? Wat zullen wij daarbij opstrijken? Wij zeggen dat Khadafi - die een vliegtuig van de Pan American uit de lucht heeft geschoten, waarbij tientallen doden vielen - nu een vriend is omdat zijn politiek is veranderd. Tegelijkertijd jagen wij echter op Castro, die geen vliegtuig uit de lucht heeft geschoten. Goed is de dictator van Pakistan, omdat hij onze vriend is, maar die andere dictator, die is slecht, en dus voeren wij oorlog tegen hem. Wij moeten dus nagaan of wij wel fair zijn als het om het vraagstuk van het terrorisme gaat. Laten wij nagaan hoe de vork echt in de steel zit. Laten wij onze oren openen, want als wij aspirientjes blijven nemen, zal de hoofdpijn nooit overgaan. Wij moeten nagaan waardoor die hoofdpijn wordt veroorzaakt. Dus moeten wij onze ogen openen en geen eenzijdig beleid voeren. Wij moeten deze volkeren meer stimulansen, meer kansen bieden om het fanatisme te verminderen, om terrorisme te verminderen. Dat is de oplossing.
Frank Vanhecke (NI). – Voorzitter, dames en heren, waarde collega's, sta mij toe in een korte spreektijd toch drie fundamentele opmerkingen te maken.
1. Het is toch eigenlijk hemeltergend dat de concrete samenwerking en de verregaande uitwisseling van gegevens inzake terrorismebestrijding tussen de verschillende Europese lidstaten enerzijds en tussen de Europese lidstaten en de andere landen van het vrije Westen anderzijds tot op vandaag nog zo stroef en moeizaam verlopen. Ik ben een geïnformeerde euroscepticus, maar op zijn minst op dat gebied, denk ik, kan er niet genoeg samenwerking zijn. Het gaat om de concrete veiligheid van onze burgers.
Wij weten inmiddels dat de aanslagen van 11 september op zijn minst gedeeltelijk waren gepland in Hamburg. Wij weten dat na de bomaanslag van Madrid terrorismecellen over heel Europa zijn ontmaskerd. Het is duidelijk dat het terrorisme grensoverschrijdend is en terrorismebestrijding moet dat bijgevolg ook zijn.
2. Er mag geen koudwatervrees zijn. Men moet een man een paard durven noemen. Terrorisme in Europa is bijna exclusief een zaak van de islam geworden. Amerikaanse experten waarschuwen ons vandaag voor de terugkeer uit Irak en andere brandhaarden van islamitische militanten die daar geradicaliseerd zijn en die daar terrorismetechnieken hebben aangeleerd. De opmars van de onverdraagzame islam in Europa is absoluut een sterke voedingsbodem voor terrorisme. Niet elke islamiet is een terrorist maar bijna elke terrorist is wel een islamiet.
3. Ik vraag ook uw aandacht voor het feit dat nu al sinds vele jaren Europees steungeld voor Palestina wordt gebruikt, niet enkel om mevrouw Arafat een luxe leven in Parijs te laten leiden maar ook om het terrorisme in Israël te financieren. Wij kunnen niet in Europa het terrorisme bestrijden en het in Israël stomweg financieren. Indien er niet meer duidelijkheid en doorzichtigheid komt over het gebruik van die fondsen in Palestina moeten ze maar opgeschort worden.
Panayiotis Demetriou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben vandaag kunnen luisteren naar de meningen en voorstellen van de rapporteurs. Die waren heel nuttig, en ik wil hen daarmee gelukwensen. Ook wil ik de vice-voorzitter, de heer Frattini, gelukwensen met zijn programma voor de strijd tegen het terrorisme.
Terrorisme is een abstract begrip, maar is op concrete politieke leest geschoeid. Terroristen zijn mensen van vlees en bloed, maar je loopt ze niet tegen het lijf: ze zijn onzichtbaar. De mondiale antiterreurcampagne zal dus enkel kunnen welslagen als wij ofwel alle - maar dan ook alle - terroristen uitroeien, ofwel een einde maken aan de politieke leest waarop terreur is geschoeid. Het eerste is onmogelijk maar het tweede is haalbaar.
Terrorisme is absoluut verwerpelijk als politieke tactiek of als tactiek om oorlog te voeren. De onmenselijke terreuraanslagen kunnen onmogelijk worden gelegitimeerd; men kan ze op geen enkele wijze en om geen enkele reden goedpraten. Degenen echter die barbaarse terreuraanslagen begaan, roepen daarvoor speciale religieuze of soms ook sociale redenen in, en zij hebben daarbij de morele en politieke steun van bepaalde samenlevingen. Tot die samenlevingen moeten wij ons richten. De Europese Unie is in staat tot deze samenlevingen door te dringen en daar een rol van doorslaggevend belang te spelen. De Arabieren - maar ook anderen - zien Europa als de grote duivel, of als de vijand van de volkeren. Juist daarom moeten de taken worden verdeeld over de Europese Unie, de Verenigde Staten, Rusland en de andere betrokken landen.
Wij moeten als Europese Unie niet alleen verklaringen afleggen en veroordelingen uitspreken, of onze wetgevende en andere maatregelen voor de strijd tegen het terrorisme opvoeren, maar ook een eigen campagne opzetten met de gematigde elementen van die samenlevingen. Ik ben er zeker van dat met een dergelijke strategie de Europese Unie in staat zal zijn het tapijt onder de voeten van de terroristen weg te trekken. Dat is de enige manier om het terrorisme uit te bannen; verminderen helpt niet. Dat is de richting waarin de Europese Unie, de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie gezamenlijk moeten gaan.
Edith Mastenbroek (PSE). – Voorzitter, ik wil alle rapporteurs bedanken voor het werk dat zij hebben geleverd aan deze verslagen. In de verslagen die wij vandaag bespreken komt meerdere malen aan de orde dat het verdedigen en het promoten van mensenrechten de belangrijkste en de beste strategie is om terreur te voorkomen en te bestrijden. Commissaris Frattini heeft aangegeven dat de strijd tegen terreur juist een versterking van de mensenrechten zou moeten inhouden en daar ben ik het volledig mee eens. Het verdedigen, het promoten van belangrijke waarden als democratie, vrijheid, pluralisme en menselijke waardigheid zijn cruciaal in de strijd tegen terreur. Om dat ook echt waar te kunnen maken zullen wij grote delen van ons beleid en dan met name ons buitenlands beleid fundamenteel moeten heroverwegen, dat staat natuurlijk buiten kijf.
De radicalisering en de polarisatie die zo vaak zowel een onderdeel als een gevolg zijn van terrorisme, zijn voor de Europese Unie een minstens even groot gevaar als terrorisme zelf. Wij politici moeten ons daar scherp van bewust zijn en te allen tijde proberen ons hoofd koel te houden, we moeten realistisch zijn, wij moeten de angst niet onnodig aanwakkeren en voorkomen dat we zelf een onderdeel worden van de hysterie die de spanningen waar terrorisme door wordt gevoed, alleen maar aanwakkert.
In ieder geval moeten we niet in de val trappen om mee te gaan in de bizarre redeneringen die terroristen hanteren om hun mensonterende acties goed te praten. Wij moeten maatregelen nemen die de vrijheid van alle burgers ook echt vergroten en verre blijven van maatregelen die slechts de schijn van veiligheid vergroten. Twee van de hier besproken maatregelen verdienen wat dat betreft wat extra aandacht, denk ik.
Ten eerste, het idee om terrorisme strafbaar te stellen bij het Internationaal Strafhof. Ik vraag me af voor welk probleem dat precies een oplossing is? Moeten we de plegers van terreur nu echt gaan behandelen zoals we ex-dictators als Milosovic behandelen? Een ding weet ik zeker, de moordenaar van Theo van Gogh, een bekend filmmaker en een spraakmakende columnist en opiniemaker uit mijn land, Nederland, zou het fantastisch vinden om gebruik te kunnen maken van het platform dat zo'n zaak hem zou bieden. Ik vind dat dus helemaal geen goed idee.
Dan de opslag van verkeersgegevens. Als er nu een voorbeeld is van maatregelen die slechts leiden tot schijnveiligheid dan is dit er een. Hier is al heel veel over gezegd. Ik zal er dus niet verder over uitweiden. Het is disproportioneel, het beperkt onze vrijheid en ik denk dat het juist die vrijheid is die we moeten promoten in de Europese Unie. Er zijn risico's aan verbonden, je kunt wel allerlei beperkingen stellen aan de toegankelijkheid van dat soort gegevens maar laten we wel wezen, alles wat aan internet hangt, is voor iedereen toegankelijk, hoe goed je dat ook beveiligt. Er zijn dus risico's aan verbonden die waarschijnlijk groter zijn dan de voordelen die ermee gemoeid zijn. Ik denk niet dat we dat moeten gaan doen. In plaats daarvan - want internet is inderdaad verreweg in opkomst als het gaat om communicatiemiddelen voor mensen die zich bezig willen houden met terroristen voor rekruteurs - zouden wij juist onze veiligheidsdiensten moeten laten specialiseren in het participeren op internet, in het meelezen, in het meediscussiëren, in het gewoon actief volgen van wat daar gebeurt; dat zou pas echt wel helpen!
Achteraf gaan kijken welke websites de pleger van een bomaanslag heeft bezocht, lijkt mij niet de beste strategie. Wij moeten juist proberen te voorkomen dat die bomaanslagen worden gepleegd. Ik denk dat zo'n maatregel - de rechtsgrondslag is hier al meerdere malen aan de orde geweest en de manier waarop dit besluit genomen wordt, is ook nog eens een flagrante schending van de democratie - het vertrouwen in de Europese democratie ondermijnt; de gevaren daarvan zijn de laatste tijd al pijnlijk duidelijk geworden.
Sophia in ’t Veld (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat ik het Franse en het Nederlandse “nee” tegen de Grondwet betreur, omdat de EU het terrorisme nu met één hand op de rug zal moeten bestrijden.
De burgers hebben een zeer duidelijk signaal afgegeven in het debat over de referenda. Ik zou de Raad daarom willen oproepen te werk te gaan in de geest van de Grondwet, en dat betekent dat drie hoofdbeginselen dienen te worden geëerbiedigd. Het eerste is democratische controle. Dat wil zeggen dat de Raad het Europees Parlement niet mag negeren en buiten spel mag zetten, maar rekening moet houden met de aanbevelingen van het Parlement, ook als hij daartoe nog niet verplicht is. De twee andere beginselen, die door veel collega’s al genoemd zijn, zijn proportionaliteit en effectiviteit. Nogmaals, de Raad zou wat deze aspecten betreft nog eens heel goed moeten nadenken over bepaalde maatregelen.
Uit het verslag van de Raad zelf over de tenuitvoerlegging van het actieplan ter bestrijding van het terrorisme blijkt dat die tenuitvoerlegging aanzienlijke leemten vertoont. Voordat we nieuwe maatregelen aannemen, zouden we eerst eens moeten kijken naar de uitvoering. In het geval van de wederzijdse controle, bijvoorbeeld, hebben tot nu toe slechts 10 van de 25 landen hun uitvoeringsrapport ingediend! Hoe kunnen we nieuwe maatregelen nemen als we niet eens weten of de oude werken?
Dan wil ik nu ingaan op drie specifieke kwesties. Ten eerste, het bewaren van gegevens. Daar is al veel over gezegd en ik zou de Raad nogmaals willen oproepen in de geest van de Grondwet te handelen en het Europees Parlement niet te negeren. Hij dient evenmin de signalen te negeren die worden afgegeven door vele landen. De Verenigde Staten zijn hier al genoemd, maar ik zou aan de gegeven voorbeelden het Nederlands parlement nog willen toevoegen, dat een vergelijkbare maatregel betreffende het bewaren van gegevens wilde aannemen. Toen het parlement echter ontdekte hoe die maatregel in de praktijk zou werken – of beter gezegd, dat hij niet zou werken – kwam het Nederlands parlement op zijn voornemen terug, omdat het besefte dat de voorgestelde bewaring van gegevens eenvoudigweg niet werkbaar was. De Raad zou hier niet aan moeten voorbijgaan. Het valt te betreuren dat de Raad niet bij deze gelegenheid aanwezig is.
Er hebben ook verscheidene incidenten plaatsgevonden met passagiersgegevens. Ons was beloofd dat deze maatregel een jaar na de inwerkingtreding ervan geëvalueerd zou worden. Ik zou graag van de Commissie willen horen wanneer wij deze evaluatie kunnen verwachten.
Ten derde zouden wij meer willen weten over het SitCen, het Situatiecentrum. Wat doet het precies, met wat voor soort informatie houdt het zich bezig en zal het verslag uitbrengen aan het Europees Parlement?
Tot besluit vraag ik het Europees Parlement kleur te bekennen. We hebben vandaag veel gesproken over de bescherming van persoonsgegevens en grondrechten. Ik roep dit Parlement op niet alleen alle verslagen over antiterrorismemaatregelen aan te nemen, maar ook het verslag-Moraes over antidiscriminatiebeleid en de rechten van minderheden, want grondrechten gelden voor alle burgers.
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, onze uitdaging is om het terrorisme effectief te bestrijden zonder dat daarbij de mensenrechten en de fundamentele vrijheden ook maar in het minst worden geschonden. Wat dat betreft denk ik dat we niet alleen – zoals zojuist al is gezegd – in onze bewegingsvrijheid zijn beperkt door het Franse “nee” maar dat we tegelijkertijd ook met een belangrijk probleem, een belangrijke handicap zitten, namelijk dat er geen internationale definitie is van terrorisme. We hebben dus geen gerechtelijke beroepsmogelijkheid, geen rechtszekerheid, geen rechtswaarborg en geen rechtsbescherming. Ik ben dan ook van mening dat de Europese Unie zich, voor zichzelf en op internationaal niveau, sterk moet maken opdat er daadwerkelijk een erkende definitie komt.
De heer Van Hecke stelt een simpele definitie voor: een terrorist is een moslim. Die van de heer Poetin is anders: een terrorist is een Tsjetsjeen. De Chinezen hebben weer andere definities. Ik denk dat dat overmatige, ongerechtvaardigde en willekeurige gebruik van het begrip terrorisme ten koste gaat van onze mogelijkheden om effectief op te treden in de strijd tegen dat terrorisme. Ik vind dus dat wij, als Europese Unie, alles op alles moeten zetten, en snel ook – bijvoorbeeld tijdens de komende algemene vergadering van de VN –, om te zorgen dat deze definitie van het terrorisme er komt. Deze is van essentieel belang en zal bovendien een daadwerkelijke samenwerking tussen staten mogelijk maken, zowel op Europese als op wereldschaal.
Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u graag herinneren aan Benjamin Franklin, de vader van de Amerikaanse grondwet, die terecht heeft gezegd dat elke mens die vrijheid opgeeft voor wat meer veiligheid, ze allebei zal verliezen.
Sinds de misdadige aanslagen in Madrid weten we dat Europa een direct doelwit van het internationale terrorisme is geworden. Met deze situatie moet de politiek absoluut rekening houden. Iedere vorm van terrorisme is een misdaad die de grondvesten van onze democratie in gevaar brengt en deze misdaden moeten worden bestreden en als zodanig worden bestraft. Ze moeten echter wel met de juiste middelen worden bestreden, zonder de vrijheid op te geven. De opsporingsdiensten van onze lidstaten moeten uiteraard nauwer samenwerken. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat er steeds willekeuriger informatie en gegevens worden verzameld, gelinkt en uitgewisseld tot binnenkort de glazen burger is ontstaan. We mogen ons niet begeven in de richting van een controlestaat à la Orwell. De grondrechten van de burgers mogen niet in de uitverkoop worden gedaan.
Wat we nodig hebben is een doelgericht beleid dat iedere vorm van terrorisme veroordeelt en tegelijkertijd gericht is op de bestrijding van de verschillende oorzaken van terrorisme. Alleen op die manier zullen we er uiteindelijk in slagen om de voedingsbodem ervan weg te nemen.
Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Frattini, dames en heren, het terrorisme is geen nieuw verschijnsel, maar de tragische gebeurtenissen van de laatste jaren hebben er evenwel het destructieve vermogen van laten zien. De strijd tegen het terrorisme is een van de belangrijkste uitdagingen waar wij in de 21e eeuw mee te maken hebben.
Ik juich de inspanningen en het werk van alle rapporteurs over dit onderwerp toe. Het doet er niet toe welke vorm het terrorisme aanneemt, waar de daad gepleegd wordt, wie de daders zijn, welke motieven zij ter rechtvaardiging van hun daden aanvoeren en welke zaak zij verdedigen. Terroristische daden, methoden en praktijken vallen met geen enkel politiek of moreel motief te rechtvaardigen en dienen op ondubbelzinnige wijze veroordeeld en bestreden te worden.
Door de tragische gebeurtenissen van 11 maart in Madrid is de Unie vraagtekens gaan plaatsen bij de doeltreffendheid van haar beleid en de instrumenten die zij ter beschikking heeft. Toen werd ook aangetoond dat er met spoed een nieuwe, meer dynamische, systematische en doeltreffende aanpak moest komen. Daarom is de functie van de Europese coördinator voor terrorismebestrijding gecreëerd. Daar de coördinator, de heer De Vries, bij onze vergadering aanwezig is zou ik hem willen groeten.
Ik steun een duidelijke strategie voor de strijd tegen het terrorisme die het evenwicht tussen de collectieve veiligheid en de individuele vrijheden kan handhaven. Deze strategie vereist op de eerste plaats een verbetering van de preventie, paraatheid en reactiecapaciteit van de Europese Unie. Ten tweede dient de financiering van het terrorisme aangepakt te worden. Het is gebleken dat het aantal financieringsbronnen aanzienlijk is gestegen. Het is van belang het waarschuwingssysteem voor de handel in goederen en diensten te verbeteren teneinde een degelijker controle te garanderen van alle verdachte transacties, zonder evenwel de normale dynamiek van de markt in gevaar te brengen.
Tegelijkertijd dient de samenwerking tussen de overheid en de particuliere instanties verbeterd te worden, met name in de banksector. De informatiecapaciteit dient vergroot te worden, met inbegrip van de noodzakelijke verbetering van de uitwisseling van informatie met Europol. Preventie van terroristische daden en het beheer van de gevolgen van terroristische aanslagen dienen eveneens verbeterd te worden. Hetzelfde geldt voor de bescherming van kritieke infrastructuur in het kader van de terrorismebestrijding. Daarvoor moeten er hogere veiligheidsnormen komen en dienen de lidstaten solidair te zijn met elke lidstaat waar een terroristische aanval plaatsvindt.
Tot slot wil ik de uiterst belangrijke kwestie van de solidariteit met de slachtoffers van het terrorisme aan de orde stellen. Wanneer onschuldigen het doelwit zijn van moord, ontvoering, marteling, afpersing, chantage of bedreiging zijn niet alleen de doden of degenen die deze daden aan den lijve ondervinden het slachtoffer maar ook alle familieleden en vrienden en de samenleving in haar geheel.
VOORZITTER: INGO FRIEDRICH Ondervoorzitter
Genowefa Grabowska (PSE).– (PL) Mijnheer de Voorzitter, het terrorisme is een dodelijke ziekte die rond de laatste eeuwwisseling een epidemie op wereldschaal is geworden. Wij leven in een wereld van twee extremen, en daarmee doel ik niet alleen op de extremen van armoede en rijkdom in de wereld, maar tevens van goed en kwaad. Het goede is de veiligheid van de burgers, het kwaad is het terrorisme.
Wij hebben geleerd het terrorisme wetenschappelijk te bestuderen en een onderscheid te maken tussen staatsterrorisme, individueel terrorisme, mondiaal en lokaal terrorisme en fundamentalisme. In werkelijkheid bestaat er maar één soort terrorisme en dat is een onvoorstelbaar kwaad dat een mens een ander mens aandoet.
Het verzekeren van een hoog niveau van veiligheid van de burgers is een fundamentele verdragsverplichting van Europese Unie, die is neergelegd in artikel 29 van het Verdrag van Maastricht. Komt de Europese Unie deze verplichting na? Voelen onze burgers zich veilig? Dit laatste is wellicht niet altijd het geval. Wij weten immers wat er op 11 maart in Madrid is gebeurd en ik zou nog talloze gebeurtenissen kunnen noemen.
Misdadigers benutten de voordelen van de integratie, want door het wegvallen van de binnengrenzen verplaatsen zij zich vrij binnen de Europese Unie. Vaak worden zij niet bestraft, omdat er in de Europese Unie 25 verschillende rechtsstelsels en strafrechtstelsels gelden. De Europese Unie moet nieuwe, doelmatigere instrumenten ontwikkelen om hier een einde aan te maken. Dit is dan ook het doel van het pakket voor de terrorismebestrijding dat thans aan de orde is. Ik ben blij dat dit pakket naast voorstellen voor de terrorismebestrijding tevens nadrukkelijk oproept tot de eerbiediging van de mensenrechten. Het pakket houdt rekening met alle eerdere overeenkomsten en maatregelen, van de TREVI-groep uit 1975 via Wenen, Tampere en het na 11 september 2001 aangenomen actieplan tot het Haags Programma. Aan deze besluiten hebben wij het Europees arrestatiebevel, Eurojust en de benoeming van de Europese coördinator voor terrorismebestrijding te danken.
Als wij evenwel echt iets willen bereiken, moet de Europese Unie echter meer doen dan voortdurend en systematisch haar instrumenten voor de terrorismebestrijding verbeteren. Nieuwe maatregelen en nauwere samenwerking zijn vereist om een antwoord te bieden op het zogenaamde megaterrorisme, dat wil zeggen het terrorisme met massavernietigingswapens. In plaats van op een aanval te wachten en de scherven te lijmen, moeten wij sneller zijn dan de terroristen en op hun acties anticiperen. Wij moeten sneller en doeltreffender optreden en de terroristen moeten dat beseffen en de gevolgen ervan ondervinden. Dit vereist nauwere internationale samenwerking, evenals de toepassing van de bepalingen van artikel 43 van het Grondwettelijk Verdrag, dat wil zeggen de toepassing van de solidariteitsclausule, die voor ons zo belangrijk is.
Tot slot wil ik erop wijzen dat ik er als Poolse bijzonder trots op ben dat juist aan Polen de bescherming van de buitengrenzen van de Europese Unie is toevertrouwd. Ook langs die weg zullen wij onze bijdrage leveren aan de strijd tegen het terrorisme.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de strijd tegen het terrorisme is het van belang zowel op nationaal niveau de krachten te bundelen als de samenwerking tussen de communautaire instellingen doeltreffender te maken. Wij kunnen niet alleen op terrorisme reageren door nauwe samenwerking tussen politie- en inlichtingendiensten, ook al nemen die een belangrijke plaats in. De strijd tegen het terrorisme is fundamenteel verbonden aan maatregelen die sowieso de kwetsbaarheid van onze samenleving verminderen. Een voorbeeld hiervan is het waarborgen van de veiligheid van industriële activiteiten alsmede doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de hulpdiensten.
Terreurdaden zijn tragisch en zijn, zoals hun naam al zegt, bedoeld om angst en paniek te zaaien. Daarom moeten de Europese samenlevingen van binnenuit zodanig worden versterkt wat hun structuren en beleidscultuur betreft, dat het samenlevingen worden waarin het potentieel van het terrorisme kleiner wordt. De openheid van het bestuur en het bij de burgers bestaande besef van hun leefmilieu, alsook van de risico's ervan, nemen hierbij een belangrijke plaats in. Wij moeten ook in staat zijn juist en doeltreffend te handelen in noodsituaties. De kwetsbaarheid van de infrastructuur moet met doelbewuste maatregelen worden verminderd en binnen de verschillende administratieve sectoren moet meer uitwisseling plaatsvinden van informatie over manifeste risico's.
Het is van wezenlijk belang dat ook het onderzoek in de Europese Unie op de juiste manier wordt ontwikkeld om de strijd tegen het terrorisme te ondersteunen. Wij moeten ervoor zorgen dat de communautaire investeringen in onderzoek op het gebied van interne en externe veiligheid in voldoende mate in dialoog met elkaar zijn. Doeltreffende maatregelen tegen terrorisme kunnen pas geslaagd zijn als zij een combinatie zijn van de beste Europese deskundigheid, onderzoek op het gebied van defensie en hulpdiensten alsmede overig onderzoek op het gebied van veiligheid.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, met de besluiten van de Raad en de onderhavige verslagen worden pogingen ondernomen om, onder het voorwendsel van de strijd tegen het terrorisme, ten eerste meer vaart te zetten achter de totstandbrenging en toepassing van een nog autoritairder institutioneel bestel en achter de verscherping van de repressie en de invoering van nieuwe repressiemechanismen, bewakingssystemen, enzovoort. Het ware doel is echter niet de strijd tegen hetgeen u terrorisme noemt, maar de onderdrukking van de opkomende volksbeweging en van de volksstrijd tegen de nieuwe imperialistische orde.
Ten tweede wil men - door onder meer het dogma van de preventieve oorlog tegen het terrorisme over te nemen - de volkeren voorbereiden op nieuwe interventies en oorlogen. Het is typerend dat in geen enkel verslag het staatsterrorisme van de Verenigde Staten en andere landen in Afghanistan en Irak en het terrorisme van Israël in Palestina, enzovoort, aan de kaak worden gesteld. Integendeel, dat wordt vrijgesproken. Vertelt u ons eens: die afslachting in Fallujah van 100 000 burgers, in één week tijd, door de Amerikaanse troepen - was dat terrorisme of niet?
Tot slot wordt in het besluit van de Raad van afgelopen november en het verslag-Oreja het standpunt gehuldigd dat radicale bewegingen of extreme ideologieën een bron van terrorisme zijn. Dat betekent dat sociale bewegingen en de volksstrijd het etiket terrorisme krijgen. Wij willen echter erop wijzen dat u bang bent voor de op til zijnde strijd van de volkeren die ….
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de verbintenis die wij allen zijn aangegaan om elke vorm van terrorisme te bestrijden, is onwrikbaar en vormt trouwens ook een van de prioriteiten van het Haags Programma.
Als de lidstaten terrorisme echter daadwerkelijk willen voorkomen en efficiënt willen bestrijden, moeten zij stelselmatig samenwerken, bij de wetgeving, het uitwisselen van inlichtingen, het bestrijden van de financiering van terrorisme en het beschermen van het internationaal vervoer. Kortom, er moet een nauwgezet en coherent preventiebeleid worden opgezet. De Europese Unie moet nu een stap verder zetten. Ze mag zich niet meer beperken tot het reageren op tragische gebeurtenissen.
Het eerste wapen in de strijd tegen het terrorisme zijn inlichtingen. Aangezien het terrorisme een internationale dimensie heeft en terroristen op internationaal vlak opereren, moet men op internationaal vlak inlichtingen vergaren en uitwisselen en zorgen voor een betere evaluatie van de bedreigingen. Daarbij moet evenwel altijd rekening worden gehouden met de noodzaak van eerbiediging van het privé-leven en de bescherming van de grondrechten en de vrijheden, die onderdeel vormen van onze beschaving.
De verslagen van alle rapporteurs komen, vanuit uiteenlopende invalshoeken, tot dezelfde vaststellingen. Ik ben het daar roerend mee eens. Mijns inziens is er door het bestaan van zoveel teksten - en dan heb ik het niet alleen over de acht onderhavige verslagen, maar ook over de andere teksten die in de loop der tijd zijn uitgebracht - gevaar voor verwarring en inefficiëntie. Ik wil de aanwezige commissaris, de heer Frattini, en de bevoegde diensten van de Commissie dan ook voorstellen alle relevante teksten te codificeren. Mijns inziens is dat een gelegenheid om de teksten niet alleen te vereenvoudigen maar ook eens op een rijtje te zetten en samenhangend te maken. Anders is er verwarring, en verwarring moet juist worden voorkomen. Met verwarring krijgt men nooit de voorwaarden voor een juiste aanpak van het terrorisme.
Erika Mann (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Frattini, dames en heren, ik wil eigenlijk slechts één punt bespreken. Helemaal aan het eind van uw toespraak hebt u gezegd dat u binnenkort twee simulatieoefeningen zult houden. Ik zou u willen vragen om het Parlement hiervan tijdig op de hoogte te stellen, want het zal heel belangrijk zijn om samen te werken.
Ik heb zelf, samen met mijn collega, Jerzy Buzek, op 14 januari deelgenomen aan zo’n oefening in Washington. Dit was de operatie Atlantic Storm, waarbij het ging om bioterrorisme. We hebben dit vervolgens op 25 april in Brussel nog eens besproken in het kader van de New Defence Agenda. We hebben kort samengevat drie punten gevonden waarover we het gewoon meer moeten hebben.
Het eerste punt is dat we hebben ingezien dat de samenwerking veel intensiever moet zijn dan tot nu toe het geval was. Dan bedoel ik zowel de samenwerking tussen de lidstaten, als die tussen Europa en de Verenigde Staten en andere staten die relevant zijn en erbij betrokken zouden moeten worden. Deze samenwerking is zeer belangrijk, want ze is momenteel op sommige terreinen nog zeer sporadisch. Ze is niet systematisch en ze is ook in haar methodiek niet zo dat we met het huidige systeem echt tevreden kunnen zijn. Ze is ook niet betrouwbaar en ze is niet transparant. Ze is overigens ook voor het Parlement niet transparant genoeg. Alleen als de samenwerking transparant is, kunnen we de lacunes herkennen en bijwerken. Dat is het ene aspect.
Het tweede aspect dat nog niet voldoende is gegarandeerd, is de preventie. Juist inzake het bioterrorisme zou ik u willen vragen hoever we nu eigenlijk zijn met de preventie door vaccins. Bij onze oefening in Washington hebben we vastgesteld dat de lidstaten van de Europese Unie in zeer verschillende mate over vaccins beschikken. Mijnheer de commissaris, dit zal tot conflicten leiden als er daadwerkelijk ooit een aanval zal zijn – wat we niet hopen. Ik wil u vragen om hierover nog iets te zeggen.
Het laatste punt dat ik wil noemen, heeft betrekking op een geheel ander aspect. We moeten er in ons debat altijd op letten dat we het hebben over moslimfundamentalisten en hen niet verwarren met de islam in het algemeen. Dat zou een grote hulp zijn in onze politieke discussie.
Alexander Stubb (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik een persoonlijk woord richten tot commissaris Frattini. Ik wil hem bedanken voor zijn inspanningen als minister van Buitenlandse Zaken van Italië tijdens de Intergouvernementele Conferentie over de Grondwet, die in de tweede helft van 2003 gehouden is. Ik was toen ambtenaar in de Finse delegatie. Hij heeft uitstekend werk verricht, en ik denk daarbij met name aan de communautisering van justitie en binnenlandse zaken. Ik hoop dan ook dat we deze Grondwet erdoor krijgen.
Ik heb vijf zeer korte opmerkingen. Ten eerste, er is een uiterst delicaat evenwicht tussen individuele vrijheid en veiligheid en we moeten heel voorzichtig zijn wanneer we het daarover hebben in verband met terrorisme. Om die reden verwerp ik het initiatief over de bewaring van gegevens en steun ik het standpunt van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.
Mijn tweede punt is dat de strijd tegen het terrorisme absoluut een terrein is waar de Europese Unie meerwaarde heeft; het is een gebied waarop de lidstaten niet afzonderlijk mogen opereren, en daartoe ook niet in staat zullen zijn.
Mijn derde punt is dat op dit gebied werkelijk actie geboden is. Als we kijken naar de Eurobarometer-opiniepeilingen, dan zien we dat de Europese Unie hier veel goeds kan doen.
Mijn vierde punt is dat dit ook ons volgende succesverhaal zou kunnen zijn, maar dat hangt helemaal af van ons vermogen om de betreffende maatregelen in praktijk te brengen. Ik doe dan ook een beroep op de Commissie om flink druk uit te oefenen zodat ernst wordt gemaakt met de agenda van Tampere en nu ook de agenda van Den Haag, en de lidstaten maatregelen nemen om de strijd tegen het terrorisme voort te zetten.
Mijn vijfde en laatste punt betreft de Grondwet. Artikel 43 van de Grondwet is een cruciaal artikel. Het handelt over solidariteit. Als één lidstaat getroffen wordt door een terroristische aanval, wordt van alle andere lidstaten gevraagd dat zij bijstand verlenen. Die solidariteitsclausule werkte prima na de aanslagen in Madrid, ook al was hij nog niet officieel van kracht. Ik zou zeer verheugd zijn als de lidstaten en de Commissie dat beginsel bleven huldigen.
Marek Maciej Siwiec (PSE).– (PL) Ik wil het woord richten tot commissaris Frattini, die een uitstekende inleiding tot dit debat heeft gegeven. Mijnheer de commissaris, uw benadering is volkomen juist, maar gaat op één punt mank. Ik heb het over het feit dat u spreekt over de voorbereidingen op een oorlog die reeds heeft plaatsgevonden. Het allerbelangrijkste in de oorlog tegen het terrorisme is verbeeldingskracht, en dan heb ik het over een enorme verbeeldingskracht, want daaraan ontbreekt het de terroristen in elk geval niet. Ik wil de commissaris een paar suggesties voor meer verbeeldingskracht aan de hand doen.
Ik wil hem vragen om een antwoord op de volgende vragen. Als zou blijken dat een passagier aan boord van een vliegtuig aan een besmettelijke ziekte zou lijden, bijvoorbeeld aan pokken of aan enige andere ziekte, waar zou dat vliegtuig dan landen? Zijn er in de lidstaten luchthavens voor dergelijke gevallen aangewezen? Wat zijn de te volgen procedures wanneer een van mens tot mens overdraagbaar pathogeen wordt ontdekt? Wat zijn de te volgen procedures wanneer een pathogeen wordt ontdekt dat niet van mens tot mens overdraagbaar is? Wanneer wij dergelijke vragen stellen, moeten wij bedenken dat het gaat om een conflict van de toekomst. Bioterrorisme is een wapen dat van onze kant verbeeldingskracht vereist. Ik reken erop dat de Europese Unie een organisatorische rol zal spelen bij de coördinatie van de inspanningen van de staten en de volkeren.
Mijn tweede en laatste opmerking betreft het feit dat de leden van dit Parlement tijdens het huidige debat vele klinkende veroordelingen van het terrorisme hebben uitgesproken. Nu vraag ik mij af hoe wij een instelling moeten betitelen die een televisiezender van een terroristische organisatie uit het Midden-Oosten technisch in staat stelt om uit te zenden. Moeten wij zeggen dat een dergelijke instelling het terrorisme steunt of niet?
Wij moeten ons afvragen of er op de achtergrond geen financiële of media-instellingen zijn die de voorwaarden scheppen waarin het terrorisme wordt verspreid en zelfs uitstekend kan gedijen. En intussen leunt het Parlement achterover en veroordeelt het terrorisme.
Timothy Kirkhope (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, terrorisme bedreigt ons allemaal. Het Verenigd Koninkrijk heeft zich meer dan drie decennia lang teweer moeten stellen tegen het Iers republikeins terrorisme van Sinn Féin/IRA, en zoals ze zelf zeggen: ze zijn er nog, hoor.
We moeten het terrorisme vastberaden tegemoet treden. Zwakheid en om de dingen heen draaien, maken degenen die de democratie proberen te ondermijnen alleen maar sterker. We moeten echter ook een duidelijk beeld hebben van de dreiging waar we mee te maken hebben en van de maatregelen waarmee we die dreiging het beste kunnen aanpakken. Daarom zijn wij verheugd over de voorstellen in het verslag van de heer Duquesne voor het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen de betreffende autoriteiten.
Zoals we hebben gezien, zijn er goede resultaten geboekt door lidstaten die, zonder dat ze verlamd werden door nodeloos zware institutionele beperkingen, op bilaterale basis samenwerkten. In het vorige Parlement heb ik de eer gehad een verslag op te mogen stellen over gemeenschappelijke onderzoeksteams, en mevrouw Díez González verwijst in haar verslag ook naar het goede werk dat deze teams die op dit gebied hebben verricht. Dergelijke flexibele, doelgerichte, op maat gesneden en passende reacties zijn een goed voorbeeld van wat mogelijk is. Maar we moeten ons ook bewust zijn van de aard van de dreiging waarmee we te maken hebben. De IRA is anders dan de ETA, die weer anders is dan Al-Qaeda, maar ze zijn allemaal kwaadaardig en moeten overtroefd en uitgeschakeld worden. Met onduidelijkheid is niemand gebaat en ik begrijp werkelijk niet waarom sommigen in dit Parlement bezwaar maken tegen het gebruik van de term “moslimfundamentalistische organisaties” om Al-Qaeda en dat soort groeperingen te beschrijven.
Evenzo zijn wij ingenomen met de oproep in het verslag-Borghezio om aandacht te schenken aan het probleem van de liefdadigheidsorganisaties die weinig méér zijn dan een dekmantel voor het werven van fondsen voor terrorisme. Het is betreurenswaardig dat de Raad het niet juist heeft geacht Hezbollah als terroristische organisatie aan te merken.
Maar bovenal moeten we samenwerken, informatie uitwisselen en elkaar helpen met deze voortdurende bedreigingen om te gaan, de onmiskenbare bedreigingen van onze vrijheid en onze democratie.
(Applaus)
Nikolaos Sifunakis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, wij weten allen dat het terrorisme een realiteit is in ons tijdperk en wij daaraan helaas niet kunnen ontkomen.
In de jaren zeventig was het terrorisme een marginaal verschijnsel. Toen hield het zich binnen de grenzen van bepaalde landen en had het concrete doelstellingen. De laatste jaren is dit verschijnsel helaas gegroeid. Er worden aanslagen gepleegd waarbij een groot aantal slachtoffers valt en gebruik wordt gemaakt van geavanceerde technologische middelen.
De oorzaak van deze toename is dat men politieke en sociale problemen laat aanslepen en niet oplost. De internationale gemeenschap is er niet in geslaagd blijk te geven van standvastigheid en een onwrikbare wil om processen op te zetten voor een vreedzame samenleving in bepaalde door religieuze, politieke en nationalistische geschillen gevoede conflicthaarden.
Het terrorisme werd aangewakkerd daar waar de georganiseerde internationale gemeenschap - of een deel daarvan in zijn eentje - een oplossing probeerde op te leggen onder gebruik van geweld, waardoor nieuwe, door nog groter geweld gekenmerkte conflicten ontstonden. Het is bekend dat geweld geweld niet onderdrukt maar veeleer versterkt.
Zolang geen oplossing wordt gevonden voor bijvoorbeeld het Palestijns vraagstuk, zal het terrorisme blijven toenemen en extremisme blijven voeden. Dat extremisme is inderdaad de fundamentele oorzaak van terrorisme.
Het terrorisme kan men echter niet alleen het hoofd bieden met justitiële en politiële maatregelen. De geïntegreerde systemen voor crisisbeheer, bewaking en elektronische verwerking van verdachte inlichtingen, bestrijding van de financiering van terrorisme, efficiënte uitwisseling van inlichtingen of de aanneming van een gemeenschappelijk definitie van terrorisme zijn preventieve en repressieve mechanismen. Daarmee wordt het kwaad niet bij de wortel aangepakt.
Het is belangrijk dat vandaag in het Europees Parlement gesproken en gestemd wordt over de acht verslagen over de strijd tegen het terrorisme. Wij weten echter allen dat deze niet volstaan. Dergelijke maatregelen stellen ons niet in staat om het terrorisme uit te bannen. Als men een definitieve oplossing wil vinden voor deze plaag, moet men verder gaan dan een gecoördineerd communautair preventie- en repressiebeleid. Dan moet men de voorwaarden creëren voor vrede, gelijkheid en welvaart in heel de wereld.
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Frattini, mijnheer De Vries, ik zou in de eerste plaats de rapporteurs willen bedanken voor hun verbeteringen op de voorstellen van de Raad ter bestrijding van het terrorisme, waardoor die bestrijding zeker in een duidelijk aantal opzichten effectiever zal worden. Er moet echter een evenwicht blijven tussen vrijheden en rechten, en ons Europese democratische systeem moet worden verbeterd.
Op dit moment heeft de auto bijna betere rechten dan de mens, want voor auto's kunnen door het Europees Parlement en het Hof van Justitie van de EG ontheffingen worden verleend van financiële verplichtingen. Deze onderwerpen benadrukken de noodzaak van een nieuwe Grondwet die ons beter in staat zal stellen misdaad en terrorisme te bestrijden.
Het onderwerp van de gegevensopslag illustreert op schitterende wijze dat het pijlerstelsel heeft afgedaan. We hebben een nieuw verdrag nodig ter bescherming van de privacy en ter voorkoming van buitenproportionele maatregelen en opgelegde plichten. Gegevensbescherming is een vereiste in alle wetgeving en niet, zoals nu, in slechts een deel daarvan. Mevrouw Niebler heeft een constructieve uitleg gegeven van de kritiek van het Europees Parlement op dit terrein en ik ben het eens met wat zij heeft gezegd. We hebben geen bewijzen gezien voor de noodzaak van de voorgestelde maatregelen op het terrein van de bewaring van gegevens.
De Raad heeft zich provocerend opgesteld en heeft besloten wetgeving te implementeren waar het Europees Parlement tegen was. Dergelijk handelen verzwakt onze democratie. Dat is niet wat we nu nodig hebben. Wat we nodig hebben is een beweging in de tegenovergestelde richting. Wat we nodig hebben is een versterkte democratie en daadkrachtig handelen van de Raad, en ik hoop dat de Raad in de toekomst veel beter zal luisteren naar het Europees Parlement dan hij tot dusverre heeft gedaan.
Proinsias De Rossa (PSE).– (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is me opgevallen dat de heer Kirkhope de IRA niet beschreven heeft - en zelfs de heer Allister heeft dat niet gedaan - als een fundamentalistisch rooms-katholieke organisatie, en terecht. Mijns inziens zou het een ernstige vergissing zijn als we hier zouden beginnen organisaties als behorend tot deze of gene religie te bestempelen. Wat ze allemaal gemeen hebben, is het verlangen politieke doelen te bereiken via antidemocratische middelen. Dat is in mijn ogen de basisdefinitie van terrorisme: het gebruik van geweld op een antidemocratische manier om een politiek doel te bereiken.
Ik zou de heer Kirkhope en anderen in herinnering willen brengen dat de ervaring in Noord-Ierland en waar dan ook ons leert dat je door onderdelen van de samenleving een etiket op te plakken de vervreemding juist versterkt en mensen in de armen van terroristische organisaties drijft.
We moeten het terrorisme een politiek, economisch en maatschappelijk antwoord bieden. Natuurlijk moeten we onze democratische leefwijze verdedigen wanneer deze door geweld wordt bedreigd, maar dan wel op een manier die geen ontkenning of verzwakking inhoudt van fundamentele mensenrechten, niet alleen voor de samenleving in haar geheel, maar ook voor die delen van de maatschappij die vervreemd zijn van de samenleving in het algemeen. We moeten ons actief bezig houden met al onze burgers en ze proberen te integreren. We moeten ervoor trachten te zorgen dat zij in hun leven bereiken wat ze willen bereiken, en dat ze niet van ons vervreemd raken.
Het is dan ook enorm belangrijk dat de maatregelen die we hier vandaag voorstellen proportioneel en gerechtvaardigd zijn, en dat ze effectief zijn, niet alleen in het aanpakken van terrorisme, maar ook in het voorkomen dat terrorisme kan gedijen. We moeten dus meer doen dan simpelweg veiligheidsmaatregelen treffen.
Tot slot een opmerking over bioterrorisme. Ik zou degenen die proberen de angst voor bioterrorisme aan te wakkeren, willen verzoeken de realiteit van het terrorisme te onderkennen. De wapens waarvan terroristen zich bij voorkeur bedienen, zijn een paar ons semtex in een weekendtas, een auto, halfautomatische geweren en handwapens – kijk maar naar het terrorisme waar dan ook in de wereld – dát zijn de wapens die gebruikt worden. Het spectaculaire dood-en-verderf dat de terroristen nodig hebben om het nieuws van 6 uur te halen, wordt niet teweeggebracht door sarin-gas.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stem van harte in met het verslag van de heer Alvaro. Het zou dwaasheid zijn om de voorgestelde regeling voor het bewaren van gegevens in de huidige vorm doorgang te laten vinden.
Cybercriminaliteit vormt een ware plaag, die de stabiliteit en de veiligheid van onze informatiesystemen in gevaar dreigt te brengen. Ze moet doelgericht worden aangepakt door middel van zinnige controlemaatregelen. We moeten echter niet telecommunicatiebedrijven en internetproviders opzadelen met de kosten van het een jaar lang bewaren van alle gegevens die zij verwerken. Dat is een slecht doordachte respons, een slag in de lucht.
Of die transacties en communicaties nu wel of niet worden vastgelegd, een echte crimineel, iemand die erop uit is te vermijden dat men hem gemakkelijk kan ontdekken, weet hoe hij zijn sporen moet uitwissen. Gezien de hoeveelheid gegevens die bewaard zou moeten worden, met name internetgegevens, is het in elk geval onwaarschijnlijk dat de uitgebreide gegevensanalyse op tijd zou worden uitgevoerd om nog van enig nut te zijn. We hebben duidelijke tekenen gezien dat het niet door een gebrek aan gegevens kwam dat de veiligheidsdiensten van de VS belangrijke aanwijzingen over het hoofd zagen in de periode die voorafging aan de aanslagen van 11 september, maar dat ze personeel te kort kwamen om het materiaal te transcriberen, vertalen en analyseren. Er is door sommigen betoogd dat de kosten van het bewaren van gegevens gedragen zouden moeten worden door regeringen, en niet door bedrijven. Het is hoe dan ook geldverspilling.
Nog afgezien van de negatieve financiële gevolgen zou met het systeem inbreuk worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, zoals vele collega’s ook al hebben gezegd. Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens geeft duidelijke antwoorden op de vraag wanneer deze gegevens mogen worden bewaard, en het Europees Hof van Justitie ziet toe op de naleving van die richtsnoeren. In de voorgestelde regeling voor allesomvattende bewaring van gegevens staan geen behoorlijke criteria die in overeenstemming zijn met het Europees mensenrechtenverdrag.
Ik doe een beroep op mijn collega’s om het voorbeeld van de heer Alvaro te volgen en korte metten te maken met dit voorstel. Elders zijn voorstellen voor terrorismebestrijding gedaan die overeenstemden met het proportionaliteitsbeginsel, maar dat is niet het geval bij het voorstel dat in het verslag van de heer Alvaro wordt behandeld.
Lasse Lehtinen (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de aandacht vestigen op één detail, dat vaak wordt vergeten als wij over terrorisme spreken. Terroristen financieren hun activiteiten op traditionele wijze, met traditionele misdaden. Daarom is het gewone politiewerk ook belangrijk in de strijd tegen het terrorisme.
Het traditionele politiewerk functioneert nog steeds niet goed op Europees niveau. Europol is geen autoriteit geworden die in de hele Europese Unie actief is, zoals haar naam doet voorkomen. Het is nog steeds een agentschap zonder toereikende middelen en doeltreffende bevoegdheden. De nationale politiemachten houden informatie geheim voor de autoriteiten in andere landen, omdat er nog geen echt vertrouwen tussen de lidstaten bestaat.
Informatie-uitwisseling en het vergroten van het vertrouwen zouden ook de transparantie doen toenemen, waar in dit debat om is gevraagd. In het huidige klimaat kan geen slagvaardig Europol ontstaan. Die is echter noodzakelijk om andere vormen van Europese samenwerking te waarborgen.
John Bowis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het met name hebben over de mondelinge vraag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid over bioterrorisme. De antrax-incidenten in de Verenigde Staten, de aanslagen in de Japanse metro en de chemische aanvallen op de Koerden maken duidelijk dat we kwetsbaar zijn als we geen voorzorgsmaatregelen nemen tegen dit soort bioterrorisme.
In 2004 spraken de Verenigde Staten en de Europese Unie af constructieve, gezamenlijke maatregelen te treffen om onze capaciteiten in dit opzicht te vergroten. De Amerikanen hebben een begin gemaakt met Project BioShield en wij willen weten wat de Europese Unie doet.
Tijdens de internationale conferentie over veiligheidsbeleid, in februari, werd verklaard dat Europa in rampzalige mate onvoorbereid was op terroristische aanslagen. In 2001 begon Europa stappen te ondernemen om te zorgen dat het voorbereid zou zijn. Doel was een mechanisme voor informatie-uitwisseling op te zetten, een systeem te ontwikkelen voor de detectie, identificatie en diagnose van chemische agentia in heel Europa, een voorraad geneesmiddelen en vaccins aan te leggen, een database van medisch specialisten op te zetten en richtsnoeren te verschaffen aan gezondheidsautoriteiten, zodat deze zouden weten hoe ze zouden moeten reageren en hoe ze zouden kunnen samenwerken met internationale organisaties. Maar het wil allemaal nog niet erg opschieten. We hebben weliswaar een systeem voor snelle waarschuwing in het leven geroepen dat via de lucht verspreide chemische agentia moet opsporen, maar de bruikbaarheid ervan is beperkt, omdat het alleen functioneert voor bepaalde stoffen en geen bescherming biedt tegen de besmetting van water of voedselvoorraden. We hebben geen vaccinvoorraad die verspreid is over de gehele EU en in de meeste landen is de quarantainewetgeving verouderd.
De Europese Unie heeft tevens het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding opgericht om, onder andere, “Europa te beschermen tegen bioterrorisme”. Het is van essentieel belang dat het Centrum wordt versterkt en effectief wordt gemaakt. De verhalen over bezuinigingen op de begroting van het Centrum die momenteel de ronde doen, zijn onaanvaardbaar en ik hoop dat in dit verband een ondubbelzinnig signaal zal worden afgegeven aan de Commissie en de Raad.
Luís Queiró (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dit debat toont aan dat het Parlement zich bewust is van de ernst van de terroristische dreiging en bereid is er standvastig tegen op te treden. Daarom wens ik de rapporteurs geluk met hun verslagen.
Op de bedreiging van onze samenleving, levenswijze en vrijheid kunnen wij alleen reageren met intensieve samenwerking op zowel Europees als internationaal niveau en met een consequent beleid. Dat beleid moet verder reiken dan een loutere opsomming van initiatieven, zoals de commissaris en de heer Oreja al terecht hebben gezegd. Degenen die echter een strategie voorstaan waarbij we veinzen dat wij geen doelwit zijn, vergissen zich twee keer.
Op de eerste plaats speelt een dergelijke houding het terrorisme in de kaart, doordat angst verlammend werkt. Op de tweede plaats is er slechts één weg die ons in de praktijk beschermt tegen deze gewelddadige en uiterst concrete dreiging. Maar als wij ons bewust zijn van het gevaar en bereid zijn te handelen, beseffen wij ook dat er nog veel moet worden gedaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor het bioterrorisme, waar hier zojuist op is gewezen. Dat is nu een gevaar waar wij moeten mee zien om te gaan, maar waar wij zijn er blijkbaar nog onvoldoende op voorbereid.
Het gaat hierbij om goedkope wapens, die klein van omvang en gemakkelijk verkrijgbaar zijn en een enorme verwoestende kracht hebben. Het simuleren van het gebruik van die wapens alleen al is voldoende om algemene paniek te zaaien. Daarom moet Europa zowel op het niveau van de lidstaten als met specifieke communautaire programma’s een antwoord geven op de verschillende behoeften. Naast het verstrekken van veel informatie dienen er onder andere voorraden medicijnen en vaccins te worden aangelegd, moeten de systemen voor opsporing en vroegtijdige en snelle waarschuwing worden verbeterd en de mechanismen voor civiele bescherming worden versterkt, met inbegrip van nationale rampenplannen.
Overigens heeft de Commissie verklaard deze zorgen te delen. Het is belangrijk voor ogen te houden dat de Europese Unie verplichtingen is aangegaan. Nu moeten wij ook in het kader van onze internationale verplichtingen de daad bij het woord voegen. Ik denk dan met name aan de door de Verenigde Staten aangegane verplichtingen bij de strijd tegen het bioterrorisme. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan wordt er nu werk gemaakt van het Bioshield-project.
Ik wil afsluiten, mijnheer de Voorzitter, met de opmerking dat het terrorisme, en meer in het bijzonder het bioterrorisme, geen grenzen kent. Daaruit vloeit voort dat ook de bestrijding grensoverschrijdend dient te zijn.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in veel van onze landen gaan terroristische organisaties door met rekruteren, opleiden, fondsen werven, informatie verzamelen en, niet te vergeten, terroristische daden uitvoeren. Op een ander niveau zijn er nog steeds personen die ernaar streven onze democratieën te teisteren met massavernietiging. De strijd tegen deze organisaties gaat continu door en het is goed dat hij niet in het openbaar wordt gevoerd. Wij als politici hebben de plicht ervoor te zorgen dat onze politie-, veiligheids- en inlichtingendiensten alle mogelijke middelen en alle mogelijke steun krijgen voor hun moeilijke en vaak gevaarlijke werk, waarbij de vrijheden van burgers die zich aan de wet houden op gepaste wijze beschermd moeten worden.
Het is eveneens onze plicht terrorisme vastberaden te veroordelen. Te vaak zijn er personen die proberen terrorisme te vergoelijken of te rechtvaardigen en die de mensenrechten, burgerlijke vrijheden of discriminatieargumenten misbruiken om terroristen die een doel nastreven dat toevallig hun goedkeuring wegdraagt, te beschermen of te rechtvaardigen.
Onze eigen regeringen geven een verwarrend signaal af wanneer ze onderhandelen en compromissen sluiten met terroristen en zelfs de reputatie van onze veiligheidsdiensten en individuele functionarissen opofferen om een wit voetje te halen bij organisaties als de Provisional IRA in het Verenigd Koninkrijk.
De zogeheten Tamil Tijgers – de LTTE – blijven in het Verenigd Koninkrijk en andere Europese landen gewoon fondsen werven voor hun activiteiten. Hezbollah, een terroristische groepering die naar schatting betrokken is geweest bij 80 procent van de terroristische aanslagen tegen Israël, komt nog altijd niet voor op de EU-lijst van verboden organisaties.
Het is goed dat we nieuwe terrorismebestrijdingsmaatregelen aan ons arsenaal toevoegen zodat we het hoofd kunnen bieden aan een bedreiging die steeds een andere vorm aanneemt, en dat deze maatregelen naadloos onderdeel vormen van een strategie. Maar als we niet bereid zijn de terroristen met politieke middelen en daadwerkelijke vastberadenheid te bestrijden, dan zullen de praktische maatregelen op niets uitlopen.
In het Verenigd Koninkrijk hebben we uiterst professionele en ervaren veiligheidsdiensten, maar hun inspanningen worden ondergraven doordat de regering verzuimt ook maar de meest basale maatregelen te nemen. In een vorige maand verschenen rapport over het functioneren van de Britse wetgeving inzake terrorisme verklaarde Lord Carlisle dat er in sommige havens in feite geen beveiliging was ten aanzien van nieuwkomers.
In de allereerste plaats moeten we in onze eigen landen onze zaken op orde krijgen. De EU dient uitsluitend een rol te spelen als dat echt aantoonbaar meerwaarde oplevert; het mag geen middel zijn om de bevoegdheden van EU-instellingen uit te breiden naar nog meer gebieden.
Herbert Reul (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, terrorisme is een enorm gevaar. Dat is ook de reden waarom wij ons er hier vandaag mee bezighouden en er maar liefst zeven verslagen over dit onderwerp voor ons liggen. Het is een probleem dat we alleen gezamenlijk, samen met de verschillende staten in Europa, kunnen oplossen.
Tijdens dit debat dacht ik soms weleens: wanneer veel burgers die in Frankrijk en Nederland hebben gestemd, iets hadden meegekregen van waar wij ons hier mee bezighouden, was de uitkomst van het ene of andere referendum misschien anders geweest, wanneer we duidelijk hadden kunnen maken dat bij dergelijke problemen alleen een oplossing mogelijk is, als we samen handelen.
Misschien zijn de zeven verschillende verslagen en het grote aantal modellen ook een indicatie dat we ons moeten concentreren op de kern van de zaak, als we willen dat mensen het begrijpen en eraan meedoen. Het gaat er niet om dat we permanent met nieuwe voorstellen en nieuwe programma’s komen – en dus ook verwachtingen wekken –, nee, we moeten ervoor zorgen dat de mensen merken dat wat wij op het gebied van terrorismebestrijding doen ook effect heeft, dat het resultaat heeft, dat de Europese coördinator voor terrorismebestrijding niet alleen een autoriteit is, maar dat hij samen met de Commissie ook effectief is, dat Europol en Eurojust kunnen handelen, dat er democratische controle plaatsvindt.
Het is van groot belang – en dat staat ook in een van de verslagen – dat het Parlement zich ertoe verplicht ervoor te zorgen dat de instrumenten die wij inzetten ook tijdens het gebruik ervan worden gecontroleerd. Hadden ze effect? Welk effect hadden ze? Kunnen we de ene of andere maatregel intrekken? Is het misschien niet belangrijker om ons op de kern van de zaak te concentreren?
Dit brengt mij bij mijn laatste belangrijke punt. Een voorbeeld waaraan we kunnen zien hoe vertrouwen wordt verkwanseld en hoe niet goed wordt omgegaan met een belangrijke zaak, is wat hier als bewaring van gegevens op tafel ligt en voor de zoveelste keer wordt behandeld. Dit is actie puur omwille van actie, hiermee worden mensen schijnbaar gerustgesteld, maar uiteindelijk verandert er misschien wel niets aan hun veiligheid. Dit zorgt er niet voor dat de mensen Europa goed en belangrijk vinden en ons werk ook accepteren. Ik wil niet verantwoordelijk worden gehouden voor de perceptie die de mensen van Europa hebben; voor de vijfde of zesde keer zeg ik hier al dat de verantwoordelijkheid bij de nationale regeringen ligt, wier dadendrang bedoeld is om hun geweten te sussen zonder dat er effectief iets wordt bereikt.
Nicolas Schmit,fungerend voorzitter van de Raad. (FR) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe allereerst de zeven rapporteurs te bedanken voor het voorbeeldige werk dat zij hebben geleverd. Daaruit komt duidelijk naar voren dat we voor de strijd tegen het terrorisme een alomvattende benadering nodig hebben, een benadering die zich over veel terreinen uitstrekt. Ik denk dat uit deze zeven verslagen ook het belang spreekt dat uw Parlement hecht aan het vraagstuk van de strijd tegen het terrorisme.
Nog altijd voelen wij de schok van de gebeurtenissen van 11 september 2001 en de aanslag van 11 maart 2004 in Madrid. Deze laffe aanslagen hebben ons allen getroffen, als burgers van Europa en als wereldburgers. Het waren aanvallen gericht tegen de democratie, tegen de waarden die wij voorstaan, en daarom moet de strijd tegen het terrorisme een genadeloze strijd zijn, maar ook een strijd voor de democratie. We kunnen de democratie niet verdedigen door haar in gevaar te brengen. In veel betogen die wij vanmorgen hebben gehoord werd opgeroepen de strijd tegen het terrorisme en de terroristische netwerken doeltreffender te voeren en ons er onvoorwaardelijk op toe te leggen, terwijl werd benadrukt dat deze strijd onze democratische rechten en onze burgerlijke vrijheden niet in de verdrukking mocht brengen. Wij hebben hier te maken met een voortdurende evenwichtsoefening: we moeten onze rechten en onze vrijheden beschermen maar tegelijkertijd onverzoenlijk zijn tegenover degenen die deze rechten en deze vrijheden in gevaar willen brengen.
We zijn ver verwijderd van het orwelliaanse beeld van een staat die alles wil controleren. We moeten echter wel waakzaam blijven om te voorkomen dat de balans naar die kant doorslaat. Anderzijds mogen we niet uit het oog verliezen dat het terrorisme zich bedient van alle mogelijke middelen en nieuwe technologieën, dat het een wereldomspannend en geglobaliseerd verschijnsel is geworden, dat het om een netwerk gaat dat het internet gebruikt zoals om het even welk geglobaliseerd bedrijf. Om die dreiging het hoofd te bieden kunnen we het ons niet langer veroorloven onszelf in de strijd tegen dit verschijnsel het gebruik van bepaalde instrumenten zoals gegevensbewaring te ontzeggen.
Desalniettemin moeten we in dit verband de privacy respecteren. Het is altijd een kwestie van proportie. Ik ben het eens met de notie van de privacybescherming die ter sprake is gebracht. Als we deze strijd tegen het terrorisme doeltreffend willen blijven voeren kunnen we bepaalde technieken echter niet missen. Wat dat aangaat moet Europa voorop lopen. Elders is een tendens merkbaar het minder nauw te nemen met de bescherming van de privacy en de rechten van het individu. Europa moet laten zien dat de strijd tegen het terrorisme en de eerbiediging van onze rechten hand in hand kunnen gaan, zonder dat de doeltreffendheid van deze strijd wordt opgeofferd of verwaarloosd.
Ik heb eveneens kritiek gehoord aan het adres van de Europese Unie met betrekking tot de coördinatie en de uitwisseling van gegevens. Sinds deze gebeurtenissen hebben plaatsgegrepen, vooral die in Madrid, is de coördinatie aanmerkelijk verbeterd, met name dankzij de heer De Vries, die met de speciale opdracht is belast alle activiteiten van de Europese Unie en haar lidstaten op het terrein van terrorismebestrijding te coördineren. Ik zou hem willen bedanken voor zijn werk en voor zijn toewijding op dit vlak.
Daarnaast heb ik bij sommigen de vrees vastgesteld dat Europa niet is voorbereid op andersoortige, nog ernstiger bedreigingen dan die van de twee aanslagen die ik al heb genoemd. Zo is er bijvoorbeeld het bioterrorisme, een dreiging die ons voorstellingsvermogen, ons begrip te boven gaat. Zij behoort echter tot de mogelijkheden en we kunnen haar niet zomaar negeren. Wij moeten ons er dus op voorbereiden deze dreiging het hoofd te bieden.
Ik zou deze gelegenheid te baat willen nemen om te antwoorden op de vraag van de heer Florenz. Hij stelde juist dit onderwerp van de dreiging van bioterrorisme aan de orde, alsmede van de dreiging van nucleair terrorisme. Het is duidelijk dat het chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) terrorisme een bedreiging vormt voor de vrede en de internationale veiligheid. We weten dat terroristische netwerken een voortdurende belangstelling aan den dag leggen voor deze stoffen en wapens, en dat, als zij de hand zouden weten te leggen op dergelijke massavernietigingswapens, zij in staat zouden zijn ongekende schade toe te brengen en de democratische grondvesten van onze samenleving te ondermijnen.
Daarom verdient deze dreiging van het biologisch, nucleair en chemisch terrorisme extra aandacht van de kant van de Europese Unie. U hebt een vergelijking getrokken met de Amerikaanse wetgeving op dat terrein. Het staat vast dat Europa veel van de Verenigde Staten kan leren, met name als het gaat om het vormen van speciale teams, het aanleggen van vaccinvoorraden, het doen van onderzoeks- en ontwikkelingswerk op het gebied van medische tegenmaatregelen, enzovoorts. De lidstaten hebben al soortgelijke initiatieven genomen en ook de instellingen van de Europese Unie hebben zich al toegelegd op dit soort activiteiten. Zo beschikt de Unie over een systeem voor snelle waarschuwing voor alle soorten terroristische aanslagen, waarvoor binnen de Commissie een centraal toegangspunt zal worden gecreëerd onder de naam ARGUS. Dankzij de richtlijn tot wijziging van de richtlijn tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik hebben de lidstaten nu het recht om tijdelijk de verspreiding van toegelaten geneesmiddelen mogelijk te maken in geval van een aanslag met verspreiding van pathogenen, toxinen, chemicaliën of radioactieve straling. Met de anti-CBRN-opleiding van het medisch personeel is een aanvang gemaakt.
In het kader van civiele beschermingsmaatregelen wordt informatie uitgewisseld over civiele beschermingscapaciteiten en bloedbanken. Bovendien worden in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling zeer brede onderzoekswerkzaamheden uitgevoerd om beter op dergelijke acties te kunnen reageren. De strategie van de Raad tegen de proliferatie van massavernietigingswapens is erop gericht te voorkomen dat terroristen dit soort wapens in handen krijgen, en het valt te betreuren dat men op de conferentie in New York geen overeenstemming heeft weten te bereiken over een gemeenschappelijke tekst, aangezien een van de onderdelen van de non-proliferatieconferentie de terroristische dreiging op deze gebieden behelsde.
Als onderdeel van een andere opdracht, voortvloeiend uit de verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme die op 25 maart 2004 door de Europese Raad is goedgekeurd, hebben de Raad en de Commissie op 2 december 2004 hun goedkeuring gehecht aan het solidariteitsprogramma van de Europese Unie betreffende de gevolgen van terroristische dreigingen en aanslagen, waarmee het CBRN-programma werd herzien en uitgebreid tot alle vormen van terrorisme.
Een van de basisprincipes van de strategie van de Europese Unie is dat de bescherming tegen de gevolgen van terroristische aanslagen in de eerste plaats een zaak is van de lidstaten. Niettemin heeft de Europese Raad in zijn verklaring inzake solidariteit tegen terrorisme, goedgekeurd op 25 maart 2004, bevestigd dat de Europese Unie en de lidstaten het vaste voornemen hebben alle tot hun beschikking staande middelen in te zetten om een lidstaat op diens grondgebied bijstand te verlenen op verzoek van de politieke autoriteiten. Wat dat aangaat wil ik niet nalaten te verwijzen naar een bepaling in de Grondwet waarmee de solidariteit, met name in geval van terroristische aanslagen, wordt versterkt.
Het CBRN-programma en de opvolger daarvan, het solidariteitsprogramma, zijn multidisciplinaire programma’s waarbij politieke, technische, economische, diplomatieke, militaire en juridische instrumenten worden ingezet. Dat is tamelijk lastig, maar enfin.
In het kader van het huidige solidariteitsprogramma is het optreden van de Europese Unie tegen het CBRN-terrorisme gebaseerd op zes strategische doelstellingen die ik graag kort zou willen noemen.
Dreigingsanalyse en dreigingsbeoordeling: Europol en het Gemeenschappelijk Situatiecentrum van de Europese Unie (SitCen) hebben meerdere analyses ten aanzien van deze dreiging uitgevoerd.
Preventie en vermindering van de kwetsbaarheid: er zijn wetgevingsmaatregelen genomen voor een betere overeenstemming met de internationale normen op het gebied van bioveiligheid.
Detectie van CBRN-aanslagen: de Commissie heeft maatregelen getroffen om de communautaire systemen voor de detectie, communicatie en informatie inzake chemische en biologische dreigingen en de gezondheid van mensen, dieren en planten uit te breiden en te coördineren.
Tot slot de paraatheid om de gevolgen van eventuele aanslagen te beheersen: de Commissie beoordeelt welke capaciteiten op het gebied van civiele bescherming en van medische en farmaceutische voorzieningen de lidstaten elkaar wederzijds ter beschikking kunnen stellen en stelt regelgeving op voor de behandeling van ziekten die door deze stoffen worden veroorzaakt.
De Raad op zijn beurt heeft een gegevensbank opgesteld van de militaire middelen en capaciteiten die van belang zijn voor de bescherming van de burgerbevolkingen tegen de gevolgen van terroristische aanslagen, waaronder CBRN-aanslagen. In het kader van de EVDB-dimensie van de terrorismebestrijding wordt een onderzoek uitgevoerd naar de civiel/militaire interoperabiliteit op CBRN-gebied.
De Raad werkt eveneens aan een geïntegreerde regeling voor crisisbeheer. Daarbij is uiteraard een doorslaggevende rol weggelegd voor de internationale samenwerking. Over het geheel genomen is die gericht op dezelfde doelstellingen als het solidariteitsprogramma, te weten de uitwisseling van epidemiologische informatie over de grensoverschrijdende verspreiding van besmettelijke ziekten en de samenwerking inzake rampenplannen, technieken voor het opsporen van laboratoria, non-proliferatie, wederzijdse hulp en de coördinatie van de respons. De Verenigde Staten doen hier ook aan mee. Een verdere dialoog zal te gelegener tijd worden aangegaan. Wij beschouwen deze internationale samenwerking, met name met de Amerikanen, maar ook met al onze andere partners, als buitengewoon belangrijk in dit verband.
Voor we overgaan tot de stemming en voor mijn collega, vice-voorzitter Frattini, het woord neemt, wil ik bij wijze van conclusie slechts dit nog zeggen: mijns inziens is de Europese Unie betrokken bij een wereldwijd voorbereidingsproces voor de strijd tegen alle vormen van terrorisme. Zoals ik aan het begin al zei en zoals duidelijk in uw verslagen te lezen valt, vergt de strijd tegen het terrorisme een alomvattende benadering. Er is één thema dat we in het bijzonder ter harte moeten nemen: we moeten de terroristisch groeperingen de rekrutering binnen onze eigen samenlevingen beletten. In deze rekrutering binnen onze eigen samenlevingen, met name onder ontwortelde, slecht in onze samenlevingen geïntegreerde jongeren, is namelijk de grootste terroristische dreiging gelegen. Deze jongeren vormen in zekere zin een voedingsbodem voor daden die het voorstellingsvermogen en het denkvermogen te boven gaan. Uit deze daden spreekt een soort wanhoop. Daarom moet onze strategie voor het bestrijden van terrorisme ook een sociale dimensie omvatten, een dimensie die de integratie en de behandeling van deze groepen, met name van jonge mensen uit moslimlanden, bestrijkt. Op die manier zullen we deze strijd op onze eigen grondgebied, binnen de Europese Unie, kunnen winnen, en dat is absoluut van levensbelang.
De Voorzitter. Ik zou nu graag op mijn beurt onze oud-collega, de heer Gijs de Vries, willen verwelkomen. Ik wens hem alle sterkte die hij voor zijn grote opgave nodig heeft. Welkom in het Europees Parlement, mijnheer De Vries.
Franco Frattini,vice-voorzitter van de Commissie.- (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik kan natuurlijk in een paar minuten niet ingaan op alle belangrijke interventies van een drie uur durend debat.
Ik wil het houden bij een paar korte overwegingen. Ik geloof dat er brede consensus bestaat over het feit dat er tegen terrorisme maatregelen op Europees niveau moeten worden getroffen, acties die zijn gekoppeld in een allesomvattende Europese strategie, en evenwichtige maatregelen, die in de eerste plaats gericht zijn op preventie, samenwerking, ook internationaal, en op eerbiediging van de grondrechten van de burgers, waaronder natuurlijk vooral het recht op privacy, dat door velen in dit Parlement is genoemd.
Ik moet nog een ander principe benadrukken: niemand kan om etnische of religieuze redenen van terrorisme worden verdacht; dat zou betekenen dat terroristen die religies en beschavingen tegen elkaar willen opzetten, hebben gewonnen. Het is dus weliswaar nodig de diepere gronden van terrorisme te begrijpen, maar er mag geen twijfel over bestaan dat terrorisme nooit gerechtvaardigd kan worden. We moeten de oorzaken kennen om ze te kunnen uitroeien, niet om ze te rechtvaardigen. Tussen deze twee concepten is een groot verschil.
De maatregelen die op Europees niveau zijn vastgesteld, het actieplan, moeten bovendien volledig ten uitvoer worden gelegd. U weet waarschijnlijk dat in veel lidstaten een groot aantal maatregelen uit het actieplan nog niet ten uitvoer is gelegd. Ik kan tot nog toe slechts twee positieve voorbeelden noemen, namelijk Denemarken en Hongarije: twee lidstaten die daarentegen alle maatregelen hebben ingevoerd. Zij kunnen als voorbeeld dienen voor de andere lidstaten van de Europese Unie.
Er is nog een beginsel waarover iedereen het eens is, namelijk het solidariteitsbeginsel. In de eerste plaats solidariteit tussen de lidstaten – op dit punt ben ik het volledig eens met de fungerend voorzitter, de heer Schmit: ik geloof dat we moeten vooruitlopen op het beginsel, neergelegd in het Grondwettelijk Verdrag, dat wederzijdse solidariteit tussen de lidstaten voorschrijft indien een van hen door terroristen wordt getroffen. In de tweede plaats solidariteit met de slachtoffers van terrorisme, een andere actielijn waarop Europa zich moet concentreren.
Er is lang gediscussieerd over bioterrorisme: de Europese Commissie kan in de eerste plaats ertoe aanzetten de ondernomen actie voort te zetten en te versterken. Zij zet zich in om de lidstaten aan te moedigen alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor een adequate voorbereiding op een bioterroristische aanslag en hoopt dat dit Parlement haar volledig zal steunen bij haar pogingen de lidstaten te overreden doortastender op te treden, meer te investeren, want in geval van een bioterroristische aanslag kunnen en mogen we niet onvoorbereid zijn. We zullen het Parlement op de hoogte stellen van alle maatregelen die we hebben genomen, inclusief simulaties van terroristische aanslagen en de internationale samenwerkingsacties die we hebben opgezet.
Mijnheer de Voorzitter, volgens mij is gezamenlijk optreden van de instellingen – de Commissie, het Parlement en de Raad – en het maatschappelijk middenveld het beste wapen tegen terrorisme. We moeten onze burgers uitleggen dat een werkelijk Europees antwoord op de uitdaging van terroristen, een uitdaging waarvoor we allemaal worden gesteld, alleen mogelijk is als de instellingen en de samenleving gezamenlijk optreden.