Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 6 juli 2005 - Straatsburg Uitgave PB

3. Afrika, globalisering, armoede
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de verklaringen van de Raad en de Commissie over Afrika en de uitdagingen van de mondialisering,

- de mondelinge vraag (B6-0248/2005) aan de Raad van Luisa Morgantini, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking: “Wereldwijde oproep voor een actie tegen de armoede: laat armoede tot het verleden behoren”,

- en de mondelinge vraag (B6-0249/2005) aan de Commissie van Luisa Morgantini, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking: “Wereldwijde oproep voor een actie tegen de armoede: laat armoede tot het verleden behoren”.

 
  
MPphoto
 
 

  Jack Straw, fungerend voorzitter van de Raad. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor de tweede keer vanochtend wil ik zeggen dat het mij een grote eer is het Europees Parlement te mogen toespreken. Ik hecht veel waarde aan de dialoog die ik heb gehad met het Parlement en zijn commissies, niet alleen in de afgelopen vier jaar als Britse minister van Buitenlandse Zaken, maar ook in de vier jaar daarvoor, als Britse minister van Binnenlandse Zaken. Ik maak al zo lang deel uit van de Britse regering dat ik mij zelfs ons vorige voorzitterschap nog herinner, zeveneneenhalf jaar geleden, toen ik de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken mocht voorzitten.

Ik wil het Parlement verder gelukwensen met zijn initiatief om vandaag zijn steun uit te spreken voor de campagne “Laat armoede tot het verleden behoren”. Het is een teken van uw sterke betrokkenheid bij de mondiale ontwikkeling in een jaar dat van vitaal belang is voor Afrika en voor de armste landen in de wereld.

Mevrouw Morgantini heeft mij enkele gedetailleerde vragen toegestuurd. Ik heb haar al een gedetailleerd antwoord op die vragen toegestuurd en ik zal ervoor zorgen dat deze ruimer beschikbaar worden gesteld. In mijn toespraak zal ik op veel van de door haar genoemde punten nader ingaan.

In de afgelopen paar maanden werd het nieuws in Europa vaak bepaald door onenigheid en problemen. De kiezers in twee lidstaten van het eerste uur hebben de vragen waarover alle burgers van Europa zich grote zorgen maken, helder naar voren gebracht. Hoe kan de Europese Unie beter presteren en hun de welvaart en de veiligheid bieden die wij allemaal zozeer wensen in onze snel veranderende wereld?

Sommige antwoorden op die vraag hebben te maken met het interne beleid van de Europese Unie, met inbegrip van de toekomstige financiering. Zoals Tony Blair twee weken geleden hier in dit Parlement zei, neemt het Verenigd Koninkrijk zijn verantwoordelijkheid als EU-voorzitter heel serieus. Wij zullen ons uiterste best doen om aan het eind van het jaar overeenstemming te bereiken over de financiële vooruitzichten. Tegelijkertijd zullen wij trachten op een open en inclusieve manier het bredere debat te voeren over de toekomstige koers en prioriteiten van Europa, met respect voor de verschillende standpunten die in dit Parlement en bij de regeringen en burgers in Europa leven. Als wij echter goed willen reageren op de hoop en vrees die de mensen voor de toekomst hebben, is het minstens zo belangrijk dat de EU haar acties in de rest van de wereld versterkt. Een van de meest opvallende ontwikkelingen van de afgelopen paar jaar is dat wij in de Europese Unie al zoveel hebben gedaan om die uitdaging aan te gaan, op basis van heel brede overeenstemming.

Een paar jaar geleden waren de landen van Europa nog ernstig verdeeld. In het vorige debat, over Irak, zijn we daar nog eens duidelijk aan herinnerd. Vandaag ondernemen wij echter vastberaden en gezamenlijk actie om de vrede in het Midden-Oosten, Sudan en de Democratische Republiek Congo te bevorderen. Wij hebben een uitgebreid programma van engagement met het nieuwe Irak. Wij lopen in de internationale gemeenschap voorop in het moeilijke maar uiterst belangrijke proces van engagement met Iran.

Wat veiligheid en defensie betreft, geldt hetzelfde verhaal. Nog maar een paar jaar geleden ging het bij het debat over het EVDB voornamelijk om de locatie en de personeelsinvulling van een kleine planningsunit in een voorstad van Brussel. Vandaag werkt er echter een EU-troepenmacht samen met de NAVO in Bosnië. EU-missies daar en in Macedonië leiden politiemensen op. Wij trainen ook Iraakse politiefunctionarissen en leden van de rechterlijke macht. Wij hebben twee Europese missies in de Democratische Republiek Congo. Wij verlenen bijstand aan de troepenmacht van de Afrikaanse Unie in Sudan.

We kunnen nu dan ook gerust stellen dat het Europees veiligheids- en defensiebeleid niet zomaar een stukje papier is: het maakt een wezenlijk verschil voor het leven van duizenden mensen overal ter wereld. Mijn wens is dat de periode van het Britse voorzitterschap, en de jaren daarna, een tijd wordt waarin wij voortbouwen op deze successen en waarin wij de invloed en de macht van de Europese Unie verder versterken als een kracht voor het goede in de wereld. Nergens is dat belangrijker dan in Afrika. Het huidige Afrika is armer dan 25 jaar geleden. De helft van de bevolking ten zuiden van de Sahara leeft van minder dan een dollar per dag. Het aandeel van Afrika in de wereldhandel is een derde van wat het in 1980 was. Het totale nationale inkomen van de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara bedraagt minder dan wat de ontwikkelde landen – de EU, de Verenigde Staten, Japan en nog een paar landen – uitgeven aan landbouwsubsidies. Als wij de millenniumdoelen voor ontwikkeling willen halen, is er een enorme doorbraak nodig. In het huidige tempo zal het meer dan honderd jaar duren voordat Afrika ten zuiden van de Sahara de streefcijfers voor basisonderwijs of vermindering van de kindersterfte kan halen. Voor drie van de doelen, die voor honger, armoede en veilig drinkwater, wordt de situatie in de landen ten zuiden van de Sahara met de dag slechter.

Intussen is de levensverwachting in Afrika momenteel amper 42 jaar, minder dan de leeftijd van de meesten hier in dit Huis. De verwachting is dat de levensverwachting in sommige Afrikaanse landen over vijf jaar zal zijn gedaald tot minder dan dertig jaar. Twintig miljoen Afrikanen zijn al overleden aan aids, momenteel doodsoorzaak nummer één op dit continent. Driekwart van het totale aantal mensen met HIV in de wereld woont in Afrika.

Nelson Mandela zei: “Net als slavernij en apartheid is armoede geen natuurverschijnsel. Armoede wordt veroorzaakt door mensen en kan ook door acties van mensen worden overwonnen en uitgeroeid.” Mandela had gelijk. Afrika kent maar al te veel voorbeelden van acties van mensen die andere mensen verhinderen een beter leven voor zichzelf op te bouwen.

Mijn collega en vriend Hilary Benn, de Britse minister van Internationale Ontwikkeling, en ik hebben met eigen ogen gezien hoe de door de regering gesteunde militie in Darfur vele duizenden mensen heeft vermoord. Miljoenen mensen hebben hun huizen moeten ontvluchten.

In Zimbabwe heeft de regering de democratie en de fundamentele mensenrechten al met voeten getreden en de economie, die ooit een van de sterkste was van heel Afrika, om zeep geholpen. De regering van Zimbabwe heeft zich nu tegen de armsten en meest kwetsbaren in dat land gekeerd en honderdduizenden uit hun huizen gejaagd en hun bestaansbronnen vernietigd. Het probleem van Zimbabwe is niet een intrinsiek gebrek aan natuurlijke hulpbronnen of een ongunstig klimaat, maar heel slecht bestuur. Terecht heeft de Europese Unie een niet mis te verstane boodschap afgegeven dat het gedrag van de regering van Zimbabwe volstrekt onacceptabel is. Wij hebben dat gedaan door middel van nieuwe uitgebreide en beperkende maatregelen tegen het regime van Mugabe, en door een krachtige veroordeling van de jongste wandaden.

Maar laten we te midden van al deze sombere verhalen niet vergeten dat de situatie in Afrika veel complexer is dan het op het eerste gezicht lijkt. In de jaren zeventig waren de democratieën van Afrika op de vingers van één hand te tellen, en dan had je nog twee vingers over: er waren er drie. Op dit moment telt het continent meer dan dertig democratisch gekozen regeringen.

Nog maar een paar jaar geleden woedden er overal in Afrika gewapende conflicten, maar tegenwoordig begint in landen als Burundi, Liberia, Sierra Leone en Angola de vrede steeds vastere vorm te krijgen. De boodschap van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid was altijd dat de wereld zich niet moest bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van haar leden. Die van haar opvolger, de nieuwe Afrikaanse Unie, daarentegen, is niet gebaseerd op non-interventie maar op “non-onverschilligheid”. Zij put haar inspiratie uit de Europese Unie en op wat die heeft bereikt in een continent dat zelf ook ooit het toneel was van conflicten, oorlog en bloedvergieten, voordat het zich ontwikkelde tot een gebied dat wordt gekenmerkt door de vrede en stabiliteit zoals wij die nu kennen.

Met het Nieuw Partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD) hebben de Afrikaanse leiders ingestemd met een peer review-mechanisme dat veel regeringen in de ontwikkelde wereld, ook die in Europa, als knap vervelende inmenging zouden ervaren. De economische situatie in Afrika is ook echt niet overal zo slecht als het soms lijkt. Sommige landen, zoals Mozambique en Ethiopië, hebben groeipercentages gehaald van rond de 7 procent, genoeg om heel veel mensen uit de armoede te trekken.

Het continent heeft geweldige hulpbronnen, zowel natuurlijke als in de vorm van menskracht, en uit deze positieve factoren moeten wij hoop putten. De Afrikanen willen een betere toekomst, en wij hier in Europa moeten hen, samen met onze internationale partners, daarbij blijven steunen, zodat de hervormingen in Afrika de kans krijgen aan te slaan en op hun beurt de Afrikanen helpen hun situatie ten goede te veranderen.

Wij hebben dit jaar dan ook tot een jaar van actie gemaakt en wij hebben ook al heel veel bereikt. Als het over de Europese Raad van vorige maand gaat, denkt iedereen op dit moment in de eerste plaats aan de meningsverschillen over de begroting van de Europese Unie, maar het zou best eens kunnen zijn dat onze kinderen zich deze Raad vooral zullen herinneren als de Raad die het besluit nam om de Europese hulp aan Afrika in vijf jaar tijd te verdubbelen. Dat is de duurzame erfenis van die Raad, terwijl met wat geluk en veel inspanning de tijdelijke problemen over de Europese begroting inderdaad tijdelijk zullen blijken te zijn.

Wij zijn ook vastbesloten de hulp beter te coördineren en effectiever te maken, door voort te bouwen op de afspraken die dit voorjaar tijdens de vergadering van de OESO in Parijs zijn gemaakt. Wij moeten ervoor zorgen dat de hulp niet leidt tot nog slechter bestuur en tot verrijking van corrupte ambtenaren, maar wordt gebruikt voor de verbetering van de kwaliteit van het bestuur en voor hulp aan de allerarmsten, voor wie hij immers is bedoeld.

De G8 heeft een akkoord bereikt over volledige kwijtschelding van de schulden van alle arme landen met hoge schuldenlasten, en de leiders van de G8 die vandaag in Gleneagles bijeenkomen en vandaag en morgen zullen vergaderen, zullen met elkaar spreken over verdere steun. Tijdens de top van de Verenigde Naties in september zullen wij de millenniumdoelstellingen evalueren en de internationale actie om die te halen, opvoeren. Wij moeten echter nog meer doen. Onder ons voorzitterschap zal het Verenigd Koninkrijk werken aan een Europese strategie ter ondersteuning van de succesvolle ontwikkeling van Afrika. Dit moet een veelomvattende en ambitieuze strategie worden, die verder gaat dan financiële steun alleen en laat zien hoe Afrika zal investeren in mensen, goed bestuur, groei en vrede en veiligheid. Als onderdeel van deze strategie moeten wij de armste landen van de wereld betere toegang verschaffen tot de ontwikkelde markten, zodat de ontwikkelingsagenda van Doha kan worden gerealiseerd. Wij moeten hiermee een begin maken tijdens de vergadering in Hongkong die in december zal plaatsvinden.

De Europese Unie, de Verenigde Staten en andere rijke landen moeten hun beloften nakomen en de exportsubsidies afschaffen, en wel volgens een duidelijk en expliciet tijdschema. Ook moeten wij het grote belang erkennen van vrede en stabiliteit in Afrika. Duizenden vluchtelingen in Darfur kennen nu al meer veiligheid. Waarom? Dankzij het geld dat door de Europese Unie via haar Vredesfaciliteit beschikbaar is gesteld voor de missie van de Afrikaanse Unie daar. Met deze faciliteit kunnen wij onze steun verder opvoeren door ondersteuning te bieden aan de Afrikaanse Unie en organisaties als de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, ECOWAS, die zelf zo’n belangrijke rol heeft gespeeld bij de oplossing van het conflict in West-Afrika.

De Vredesfaciliteit heeft echt succes gehad, maar nu begint het geld dat ervoor is uitgetrokken, op te raken, en wij moeten afspraken maken om ervoor te zorgen dat er voor de lange termijn voldoende geld beschikbaar komt. Ook de Afrikaanse leiders zelf hebben ingezien dat Europa kan helpen door beter en democratischer bestuur in Afrika te bevorderen.

Ik kom nu terug op het probleem van Zimbabwe. Ik ben bijzonder verheugd over de roep van het Europees Parlement om actie op het gebied van de verkiezingen en om stringente naleving van de sancties van de Europese Unie. De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU heeft zich sterk gemaakt voor beter bestuur in zowel de Afrikaanse landen als de landen in het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. De Overeenkomst van Cotonou maakt het mogelijk dat wij in de ergste gevallen de hulp opschorten. Wij moeten niet alleen bereid zijn om die bepaling ook te gebruiken, maar ik vind ook dat wij veel actiever moeten toezien op de voortgang op het gebied van democratie en bestuur. Het zijn juist de mensen die het meeste baat hebben bij democratie en beter bestuur, de gewone mensen in de ACS-landen in Afrika, die willen dat wij van deze mechanismen in akkoorden als die van Cotonou gebruik maken.

De geweldige Live 8-concerten die afgelopen weekend overal in Europa en in de hele wereld werden gehouden, klinken nog na in onze oren. Deze concerten hebben, samen met de bredere belangstelling die is gewekt door de vergadering van de G8 in Gleneagles, zowel in Afrika als in Europa en de hele ontwikkelde wereld geleid tot hooggespannen verwachtingen: iedereen hoopt dat de hulp voor Afrika dit keer vrucht zal afwerpen. Laten wij hopen dat dat inderdaad het geval zal zijn. Laten wij hopen dat de ontwikkelde landen daadwerkelijk over de brug zullen komen met de hulp die zij beloven, maar laten wij ook goed begrijpen dat het proces alleen kan slagen als de kwaliteit van het bestuur in Afrika beter wordt en er een eind komt aan de corruptie daar.

Bij haar actie in Afrika en elders in de wereld kan de Europese Unie profiteren van drie belangrijke sterke punten. In de eerste plaats de intrinsieke macht en invloed van de EU. Als wij met één stem spreken, kunnen wij de internationale agenda bepalen. Wij doen dat op het gebied van de wereldhandel, maar ik heb het ook gezien tijdens mijn samenwerking met Javier Solana, met Joschka Fischer en nu met Philippe Douste-Blazy in het moeilijke dossier-Iran. Als de Europese Unie als een eenheid optreedt, heeft zij een enorme kracht. Onze kracht is gelegen in onze mondiale connecties. Er is bijna geen land ter wereld dat niet een of andere speciale historische band of vriendschapsrelatie heeft met een van de lidstaten van de Europese Unie. Met de jongste uitbreiding, afgelopen mei, is dat netwerk van partnerschap en vertrouwen nog vergroot, en onze wereldwijde invloed wordt weerspiegeld in dit Parlement en in uw sterke internationale betrokkenheid.

De EU werkt momenteel aan versterking van de betrekkingen met haar buurlanden, zoals Rusland, en nieuwe strategische partners, zoals China en India. Tussen deze landen en de EU zullen tijdens ons voorzitterschap belangrijke topontmoetingen plaatsvinden. Bij dergelijke strategische partners zullen wij uiteraard veel meer invloed hebben als wij gezamenlijk optreden.

De derde, en misschien wel belangrijkste, kracht van de Europese Unie is de kracht van haar waarden. Soft power in het buitenlands beleid is wel omschreven als zorgen dat anderen willen wat wij willen. De uitbreiding van de Europese Unie is een van de meest treffende en krachtigste voorbeelden van die soft power in de praktijk. De magnetische aantrekkingskracht van het succes van de EU, van haar waarden en instellingen, heeft bijgedragen aan grote veranderingen, eerst in Zuid-Europa en vervolgens in Midden- en Oost-Europa, en momenteel leidt het vooruitzicht van een EU-lidmaatschap tot hervormingen en stabiliteit in Turkije en de hele Westelijke Balkan.

Wellicht kennen anderen hier de Westelijke Balkan beter dan ik, maar iedereen die de Westelijke Balkan kent, weet dat de Europese Unie, met haar waarden en haar kracht, in de praktijk de enige is die de verdeelde gemeenschappen daar enig uitzicht op vrede en veiligheid kan bieden. De Raad van ministers van de Europese Unie van afgelopen juni heeft dit erkend door nog eens te bevestigen dat de EU voornemens is haar bestaande toezeggingen inzake uitbreiding volledig uit te voeren, met inbegrip van de start van de onderhandelingen met Turkije op 3 oktober.

Intussen draagt ons nabuurschapsbeleid ertoe bij dat onze waarden nog verder naar het oosten en het zuiden worden uitgedragen, met inbegrip van Oekraïne en de landen rond de Middellandse Zee. Met deze landen zullen wij tijdens het Britse voorzitterschap ook topontmoetingen organiseren. Die waarden vormen het fundament van de transatlantische relatie, het grootste bondgenootschap van vrije democratieën ter wereld, dat van essentieel belang is om de mondiale problemen van de toekomst aan te pakken, van terrorisme en verspreiding van kernwapens tot armoede en klimaatverandering.

Door deze sterke punten – onze eigen kracht, onze mondiale connecties en de kracht van onze waarden – heeft de Europese Unie momenteel nog meer mogelijkheden om haar kracht als een instrument voor het goede in de hele wereld te vergroten. Ik zie ernaar uit om tijdens ons voorzitterschap met u allen samen te werken aan de verwezenlijking van dat doel.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel, lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, toen ik mij kandidaat stelde voor de portefeuille “Ontwikkeling en humanitaire hulp”, wist ik dat Afrika bij mijn activiteiten en mijn betrokkenheid centraal zou staan.

Mijn betrokkenheid is ingegeven door een gevoel van verontwaardiging en door het besef dat er dringend iets moet worden gedaan: Afrika is vandaag de dag nog steeds afgesneden van de wereld; het neemt een marginale plaats in ons bewustzijn in en profiteert niet van de voordelen van de mondialisering.

Mijn betrokkenheid is mede gebaseerd op de rationele constatering dat de context veranderd is en dat zich nu de – waarschijnlijk unieke – gelegenheid voordoet om van Afrika een welvarender, stabieler en beter bestuurd continent te maken. In deze context kan en moet Europa zich onderscheiden, omdat wij nu de voorwaarden kunnen scheppen die gunstig zijn voor het uitbannen van de armoede en omdat we geen enkel excuus meer hebben om het niet te doen.

Afrika is veranderd. De Afrikanen zelf hebben besloten het noodlot de rug toe te keren en hun lot in eigen hand te nemen. Zo heeft het energieke en indrukwekkende optreden van de Afrikaanse Unie in Darfur, Togo en Ivoorkust een nieuwe dimensie gegeven aan het principe dat Afrikaanse crisissituaties om een Afrikaanse oplossing vragen. Dit optreden, dat steunt op solide regionale organisaties, opent nieuwe perspectieven voor vrede, stabiliteit en veiligheid, perspectieven waarvan we eerder niet hadden durven dromen. Bovendien wordt de Afrikaanse Unie gesteund door een krachtig leadership, dat momenteel de grote lijnen aangeeft van een veelbelovende visie.

Afrika mag dan veranderd zijn, Europa is dat ook. Europa profileert zich steeds meer als de spreekbuis van enerzijds een wereld die meer op solidariteit en rechtvaardigheid is gericht, en anderzijds een meer multilateraal systeem. Dit jaar, 2005, het jaar van de ontwikkeling, moet Europa zijn stem laten horen als de belangrijkste donor van ontwikkelingshulp, en in die hoedanigheid kan het de internationale gemeenschap aansporen om concreet en voortvarend op te treden, zodat we binnenkort niet in de situatie terechtkomen dat de millenniumontwikkelingsdoelstellingen synoniem zijn aan niet-nagekomen beloften. Daarnaast verheugt het mij bijzonder te kunnen constateren dat de Europese Raad – zoals zojuist is gezegd – het voorstel van de Commissie heeft overgenomen, waardoor de officiële ontwikkelingshulp binnen nu en 2015 daadwerkelijk kan worden verdubbeld en binnen nu en 2010 een verdubbeling van de steun aan Afrika kan worden gerealiseerd.

Ten slotte is ook de wereld veranderd. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren hebben ons laten zien hoezeer falende staten een bron van instabiliteit kunnen zijn en een veilig toevluchtsoord kunnen vormen voor terroristen en criminelen. Een toenemende mondialisering op alle niveaus vraagt onvermijdelijk ook om een toenemende solidariteit. Mijns inziens is het ontwikkelingsbeleid op dit moment het middel bij uitstek om de mondialisering een menselijk gezicht te geven. Ik zie in ieder geval geen beter instrument. Kenmerkend voor mondialisering is dat dit fenomeen niet, zoals sommigen ons wilden doen geloven, ergens in een achterafkamertje uit een politiek besluit is ontstaan. De mondialisering is niet echt op georganiseerde wijze tot stand gebracht; het is een spontaan proces, dat door sommigen wordt toegejuicht en door anderen gevreesd, maar waarop – en dat is het vervelende – geen enkele autoriteit rechtstreeks invloed lijkt te hebben, noch op nationaal, noch op internationaal niveau. Uiteraard behoor ik tot degenen die menen dat de mondialisering veel goeds kan brengen en dat zij in ieder geval veel meer voordelen dan nadelen oplevert.

Op een toenemende mondialisering op alle niveaus moeten wij natuurlijk reageren met een toenemende solidariteit op alle niveaus. Wat kan mondialisering tenslotte betekenen voor bevolkingsgroepen die geen toegang hebben tot schoon water, voor jongeren die geen toegang hebben tot onderwijs en voor kinderen die sterven aan ziekten die behandeld hadden kunnen worden? Hoewel sommigen het liefst zouden terugkeren naar modellen die – helaas – een déjà-vu oproepen, lijkt het mij verkeerd te denken dat mensen niets van mondialisering willen weten of dat ze de tijd terug willen draaien. Wat wij – als Europeanen – willen, is een mondialisering waar iedereen van profiteert, en die een positieve invloed heeft voor de gehele mensheid, niets of niemand uitgezonderd. In deze context moeten wij er in de allereerste plaats voor zorgen dat mondialisering in Afrika en voor Afrika kan functioneren.

Ik geef toe dat liberalisering van de markten in deze context alleen zin heeft als landen in staat zijn regels uit te vaardigen om uitwassen te beteugelen en het algemeen belang te bevorderen. Om te kunnen profiteren van de kansen die de mondialisering biedt, moeten de regeringen – zoals u weet – een macro-economisch kader waarborgen. Ze moeten tevens effectieve en voorspelbare voorwaarden voor dit macro-economische kader scheppen, en daarnaast moeten ze natuurlijk zorgen voor een bestuurlijk kader dat bevorderlijk is voor de economische bedrijvigheid. Bovendien moeten zij aanmoediging en steun geven aan een alert maatschappelijk middenveld, dat zorgt voor een eerlijke en evenwichtige verdeling van de rijkdommen, evenals van andere diensten, zoals de toegang tot de rechter, overheid, gezondheidszorg en onderwijs. Vanuit dit standpunt en met name voor Afrika vind ik dat wij ons in het bijzonder moeten inspannen om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen.

Om al deze redenen lijkt het mij zinvol een gemeenschappelijke Europese strategie vast te stellen, niet alleen voor ontwikkeling, maar ook voor Afrika. Een strategie waarmee ingespeeld kan worden op de nieuwe geopolitieke situatie in Afrika; een strategie die wij met onze Afrikaanse partners willen opstellen, om op mondiale schaal voort te kunnen bouwen op dit nieuwe elan. Zoals gezegd, is de Afrikaanse Unie in korte tijd een politieke onderhandelingspartner geworden waar we niet omheen kunnen; een stuwende kracht om verandering op dit continent tot stand te brengen.

Tegelijkertijd denk ik dat het goed is te onderstrepen dat deze constructie in haar eentje geen stand zal kunnen houden. Het huis van de Afrikaanse Unie moet op stevige, regionale building blocks worden gebouwd. Er kan geen sprake zijn van continentale integratie zonder een krachtige, ambitieuze en erkende regionale organisatie. Een politiek en ambitieus partnerschap tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie is dus meer dan ooit noodzakelijk. Waarop zou deze verbintenis gebaseerd moeten zijn? Ik heb hier geen alomvattend antwoord op, maar ik wil in ieder geval vier hoofdlijnen voorstellen, die wij gezamenlijk zouden kunnen onderzoeken. Zoals u weet, zal ik aan het eind van het jaar niet alleen een verklaring inzake ontwikkeling presenteren – een aanpassing van het ontwikkelingsbeleid waarover wij natuurlijk samen hebben gedebatteerd en nog zullen debatteren –, maar ook een echt masterplan voor Afrika.

De eerste hoofdlijn is het bestuur. Dat het bestuur van eminent belang is, wordt natuurlijk door niemand betwist. Zoals gezegd: Afrika is niet arm; het wordt helaas slecht bestuurd. Er begint niettemin iets te veranderen in Afrika. Op verschillende niveaus wordt aan het bestuur gewerkt. De afgelopen vijf jaar zijn er in meer dan tweederde van de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara verkiezingen met meerdere partijen gehouden, waarbij sommige verkiezingen vrijer en eerlijker verliepen dan andere, en er hebben verschillende regeringswisselingen plaatsgevonden die langs democratische en vreedzame weg tot stand gekomen zijn, zoals onlangs nog, met de verkiezingen in Burundi. Ik hoop dat wij in maart in de Democratische Republiek Congo eveneens aanzienlijke vooruitgang zullen bemerken. Ik wil u er tevens aan herinneren dat drieëntwintig Afrikaanse landen het Statuut tot oprichting van het Internationaal Strafhof hebben geratificeerd. Dit mag wel eens gezegd worden, temeer daar sommige westerse democratische mogendheden dit nog steeds niet hebben gedaan. Het meest opvallende wapenfeit van de afgelopen jaren is dat Afrika zichzelf een visie, een missie en principes heeft aangemeten. Op het gebied van bestuur betekent dit wapenfeit, dat een rol speelde bij de oprichting van de Afrikaanse Unie en weerspiegeld wordt in de visie van het NEPAD, een breuk met het verleden en met de praktijken van weleer. Deze visie en deze principes zijn niet in het stadium van intentieverklaringen blijven steken, aangezien Afrika met het Peer Review-mechanisme voortaan over een uniek instrument beschikt waarmee de Afrikanen door de Afrikanen zelf kunnen worden begeleid. Dit mechanisme verdient onze volledige steun.

De tweede hoofdlijn wordt gevormd door infrastructuur en netwerken. Wij zullen het er allemaal over eens zijn dat er zonder trans-Afrikaanse netwerken, zonder infrastructuur, geen ontwikkeling mogelijk is. De Europese Unie is hier zelf het bewijs van. De Europese Unie heeft laten zien dat dit daadwerkelijk het geval is. Het is absoluut noodzakelijk de huidige inspanningen te intensiveren, teneinde de duurzaamheid van de infrastructuurnetwerken te verbeteren en te waarborgen, om zowel de groei te versnellen als de handel te bevorderen. Daarom stelt de Commissie voor om een plan te ontwikkelen voor een partnerschap tussen Europa en Afrika op het gebied van infrastructuur en netwerken. Door middel van dit partnerschap zullen wij de ontwikkeling van de trans-Afrikaanse netwerken ondersteunen, die van essentieel belang zijn voor de onderlinge koppeling en de verspreiding van kennis op het continent, voor de trans-Europese telecommunicatienetwerken, de spoorwegen en luchtvaartverbindingen, alsmede voor de infrastructuur om gebieden te ontsluiten, hetgeen eveneens zeer belangrijk is: havens, luchthavens, vaarwegen; kortom, alles wat verband houdt met energie en water.

Parallel aan dit partnerschap op het gebied van infrastructuur zouden wij vernieuwingen moeten doorvoeren in de financieringsmechanismen, gebaseerd op de participatie van de particuliere sector en andere kapitaalverschaffers. Ik kom daar overigens binnen enkele maanden nog op terug in mijn verklaring over het Europees Ontwikkelingsfonds.

De derde hoofdlijn is natuurlijk de handel. Alle betrokkenen erkennen dat handel een hoofdrol speelt bij economische groei. Het aandeel van Afrika in de mondiale export is met bijna 60 procent gedaald, hetgeen overeenkomt met een verlies van 70 miljard dollar per jaar, oftewel 21 procent van het bbp van de regio, ruim vijf keer de 13 miljard dollar die Afrika jaarlijks in de vorm van ontwikkelingshulp ontvangt. Het is duidelijk dat wij deze trend moeten keren. Zoals u weet, voeren wij momenteel onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten met zes regio’s, waaronder vier in Afrika bezuiden de Sahara. Peter Mandelson, commissaris voor Handel, voert deze besprekingen. Dit is zonder twijfel het meest ambitieuze handelsproces waarover ooit tussen het Noorden en het Zuiden onderhandeld is. Voor het eerst geeft de Europese Unie financiële steun aan de onderhandelingsteams van haar partners. Voor het eerst wordt er over handelsovereenkomsten onderhandeld met als enige doelstelling de ontwikkeling van onze partners. Voor het eerst worden deze overeenkomsten gebaseerd en afgestemd op de regionale integratie van onze partners en voor het eerst kan onze financiële en technische samenwerking worden aangewend voor hervormingen, begrotingssteun, acties ter verbetering van de groeicapaciteit van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk klimaat voor investeringen en handel.

De laatste hoofdlijn tot slot is cultuur. Cultuur is een essentieel aspect van ontwikkeling, waaraan naar mijn mening tot nu toe veel te vaak voorbij is gegaan. Cultuur is niettemin van levensbelang. Cultuur is de ziel en de expressie van een volk, en bepaalt hoe een samenleving, en dus ook de economische structuur ervan, functioneert. Alleen als wij rekening houden met het specifieke maatschappelijke en culturele karakter van Afrika in al zijn rijkdom en verscheidenheid, kunnen we onze ontwikkelingshulp mijns inziens laten aansluiten op de situatie ter plaatse en de doeltreffendheid ervan versterken.

Mijnheer de Voorzitter, tot slot wil ik nog een aantal kwesties aanstippen waarover een debat wenselijk zou zijn. Ik heb over sancties horen spreken. Het lijkt mij dat sancties alleen zin hebben als zij degenen treffen die voor de situatie verantwoordelijk zijn. Ik geloof daarentegen niet in sancties als deze de bevolking direct of indirect raken. Het zou zinvol zijn om dit debat aan te gaan.

Een ander onderwerp waarover we mijns inziens ook moeten debatteren is de fameuze kwestie van ownership of toe-eigening. Hoe kunnen wij het best garanderen dat de bevolking haar lot en ontwikkeling zelf ter hand neemt? Ownership gaat hand in hand met het beginsel van verduurzaming van ontwikkeling. Wat moeten we doen om de effecten van de lopende programma’s en projecten te laten voortduren wanneer de externe actoren het gebied verlaten? Daarnaast is er ook een keuzeprobleem: de vraag is of wij eerder prioriteit moeten geven aan begrotingssteun dan aan projectmatige steun, en zo ja, onder welke voorwaarden. Over deze kwestie zal waarschijnlijk eind van het jaar een debat plaatsvinden, evenals over de coherentie en coördinatie.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb u in het kort het kader geschetst waarbinnen wij antwoorden kunnen vinden voor dit dermate veelomvattende en belangrijke onderwerp dat u op de agenda heeft gezet. Wij krijgen uiteraard voor het eind van het jaar nog de gelegenheid op deze vragen terug te komen in het kader van het nieuwe beleid en deze focus op Afrika. Persoonlijk kan ik u zeggen dat ik optimistisch ben. Ik ben om te beginnen optimistisch omdat er een aantal gunstige voorwaarden samenvalt, zoals het feit dat het Britse voorzitterschap Afrika echt helemaal bovenaan op de agenda van de Europese Unie en daarnaast ook bovenaan op de agenda van de G8 heeft gezet; evenals het feit dat er momenteel grote eenstemmigheid in de publieke opinie heerst over het idee dat de millenniumdoelstellingen noch in hun geheel, noch individueel kunnen worden gehaald, als wij ons niet snel en op grote schaal voor Afrika inzetten. Ik vind dat wij meer moeten doen, dat we het beter moeten doen en dat het sneller moet gaan. Wat ons betreft: wij zullen hiervoor ons best doen. Ik twijfel er niet aan dat het Parlement deze beloften nauwlettend zal bewaken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Luisa Morgantini (GUE/NGL), auteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil commissaris Michel en minister Straw bedanken. In onze commissie zullen wij zeker rekening houden met de evaluaties en schriftelijke antwoorden die ons zijn toegezonden. Het is onze bedoeling niet alleen als bewakers op te treden, maar tevens voor een gemeenschappelijk beleid te ijveren.

Op 2 juli heb ik samen met honderdduizenden mensen meegedaan aan een optocht door de stad Edinburgh met als motto "laat armoede tot het verleden behoren" en om de G8-landen te bewegen tot een beleid van eerlijke handel, meer ontwikkelingshulp, strenge controles op wapenverkoop, alsook een beleid van vrede en gerechtigheid in plaats van eindeloze oorlogen.

Het was een grote betoging. Er namen kinderen, vrouwen, mannen, ouderen en jongeren aan deel die zich goed bewust waren van wat ze deden. Deze mensen vormen een rijkdom voor onze democratie, het zijn stemmen waarnaar geluisterd moet worden. Wij van het Europees Parlement hebben dat gedaan door onze vergaderzaal symbolisch te omspannen met een witte band en aan de leden te vragen daar hun handtekening op te zetten, ter ondersteuning van een campagne die door honderden organisaties in de gehele wereld is opgezet. De ingezamelde handtekeningen zullen door Voorzitter Borrell Fontelles aan minister Straw worden toegezonden, die ze daarna zal doen toekomen aan de leiders van de G8. Dit is al een vorm van actie, dit is al een kwestie van verantwoordelijkheid op zich nemen.

Nelson Mandela heeft in zijn boodschap aan de G8 onomwonden gezegd dat de hongersnood ook honger naar rechtvaardigheid is. Hij heeft daaraan toegevoegd – en ik sluit me bij zijn woorden aan – dat armoede net zoals slavernij geen natuurlijk verschijnsel is, maar veroorzaakt wordt door het handelen van mensen en dus ook uitgeroeid kan worden door menselijk handelen. Hij voegde daaraan toe dat zolang er armoede bestaat, er geen sprake kan zijn van echte vrijheid. Armoede bestrijden is geen daad van liefdadigheid, maar een daad van gerechtigheid en bescherming van een fundamenteel mensenrecht, namelijk het recht op een waardig bestaan.

Armoede is geen fataliteit, maar het resultaat van politieke en economische keuzen op regionaal, nationaal en internationaal niveau, en moet als onwettig worden beschouwd. Het grootste schandaal is niet zozeer dat honger en armoede bestaan, maar dat ze voortbestaan ondanks het feit dat er menselijke en materiële middelen voorhanden zijn om deze problemen krachtig aan te pakken.

Met deze woorden eindigt de verklaring van New York, die is ondertekend door 111 regeringen, bijeengekomen onder leiding van president Lula. In deze verklaring worden de financieringsinstrumenten genoemd waarmee ontwikkeling bevorderd kan worden, waaronder belastingheffing, financiële regelingen, strijd tegen belastingontduiking, kostenvermindering en versterking van de sociale aansprakelijkheid van bedrijven. Deze instrumenten moeten worden beschouwd als aanvulling op en niet als vervanging van reeds bestaande middelen.

Het overwinnen van de armoede in de arme landen, maar ook in delen van zogeheten rijke landen, betekent niet alleen dat respect wordt opgebracht voor het recht op leven. Het is ook het beste wapen tegen fundamentalisme, brute conflicten en terrorisme. In de afgelopen jaren hebben wij gezien hoe door de programma's voor structurele aanpassing, ongecontroleerde privatiseringen en een ongeremde liberalisering van markten en diensten het probleem van de hongersnood en armoede alleen maar groter geworden is, en dat zeg ik dus niet omdat ik tegen handel ben.

Ik geloof dat wij consequent moeten zijn in onze keuzen. Wij moeten de tegenstrijdigheden die het beleid van internationale handel heeft teweeggebracht, met de nodige moed en visie tegemoet treden. Wij moeten consequent zijn wanneer we het over eerlijke handel hebben. Zo kunnen wij niet de markten van de Afrikaanse landen binnenvallen met onze gesubsidieerde producten en de plaatselijke economieën wegconcurreren. Minister Straw heeft gelijk als hij zegt dat je geen partner kunt zijn als je geen rekening houdt met ongelijke omstandigheden. Daarom geloof ik dat wij ook aandachtig moeten kijken naar hervormingen, zoals die van de suikersector, die de ontwikkelingslanden schade berokkenen. Ook het voorstel om de hulp te koppelen aan een reeks condities is een belangrijke stap die wij momenteel zetten; zo kunnen we de voorwaarden voor een echt partnerschap scheppen.

Ik hoop dat dit besef dat onder de mensen en onszelf leeft, ook tot uitdrukking zal komen tijdens de volgende WTO-ronde in Hongkong en dat de millenniumdoelstellingen, die een wezenlijke tussenfase vormen, gerealiseerd kunnen worden.

De stappen die commissaris Michel en het Luxemburgse voorzitterschap richting de Raad hebben genomen, zijn positief gebleken en hebben geresulteerd in een verhoging van de hulp. Dat is een belangrijke stap vooruit, die niet onderschat mag worden, maar toch onvoldoende is om de doelstellingen te bereiken die wij voor ogen hadden. Ik hoop dat het Engelse voorzitterschap, dat zo duidelijk laat zien te beseffen wat er op het spel staat, tot veel meer in staat is. Het streefgetal van 0,7 procent, waarover al sedert 1970 gesproken wordt, moet eindelijk realiteit worden.

Er zijn nog talrijke andere nuttige acties die ondernomen kunnen worden. Zo wordt er in dit Parlement al een hele tijd gedebatteerd over een verhoging van de uitgaven voor ontwikkeling en onderwijs. Om aids te kunnen overwinnen en de zieken bij te staan, zijn niet alleen meer geld en een beleid van toegang tot geneesmiddelen nodig, maar moet er ook nagedacht worden over de vraag welke richting we op willen gaan met de liberalisatie van het vergunningenstelsel voor medicijnen en hoe dat proces in goede banen geleid kan worden.

Een ander belangrijk thema is de kwijtschelding van de schulden, waar de top van de Afrikaanse Unie gisteren voor gepleit heeft. Iets in die richting hebben wij reeds gedaan, maar het is niet voldoende. Kwijtschelding van de schuld mogen wij niet beschouwen als een aangelegenheid die valt onder de begroting voor ontwikkelingshulp, zoals met Irak gebeurt.

Kortom, er is nog veel werk aan de winkel als wij willen dat 2005 een historisch keerpunt wordt in de armoedebestrijding. Afrika bezit sterke bronnen die wij kunnen gebruiken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, geachte heren Straw en Michel. Allereerst wil ik de organisatoren van de campagne "Global call to action against poverty" van harte feliciteren met hun initiatief. Het is een goed initiatief op een belangrijk moment, nu dit najaar besprekingen plaatsvinden in de WTO en de G8, maar ook over de millenniumontwikkelingsdoelstellingen.

Armoede blijft een onaanvaardbaar probleem. Centraal in het beleid voor de millenniumontwikkelingsdoelstellingen is armoedebestrijding. Zoals bekend is de armoedeproblematiek het grootst in Afrika, met name in de sub-Sahara. Als rapporteur voor de ontwikkelingsstrategie voor Afrika ben ik blij dat Afrika zowel door de Commissaris als door het Britse voorzitterschap als prioriteit is gekozen. Ik ben ook blij met de indicatie van de aanpak zoals vandaag door hen verwoord.

Naar aanleiding van de resolutie het volgende. Natuurlijk is het goed om meer geld vrij te maken voor de bestrijding van armoede, maar zoals zojuist ook al is gezegd, ligt de oplossing voor effectieve armoedebestrijding niet alleen in geld. Belangrijker is dat de oorzaken van armoede worden aangepakt. Daarbij denk ik aan wanbeheer, corruptie, handelsbelemmeringen en dergelijke.

Volgens mij kan de Europese Unie via ten minste twee wegen iets doen. Ten eerste in haar eigen contacten met de arme landen en ten tweede in haar eigen interne beleid. Noodhulp zal soms nodig blijven, maar met het oog op stabiele samenlevingen moeten we in onze contacten met arme landen vooral goed bestuur, capaciteitsopbouw en economische empowerment, met name van het midden- en kleinbedrijf, bevorderen, evenals een goede sociale infrastructuur, goed onderwijs en goede gezondheidszorg. In ons eigen beleid moeten we vooral werken aan het verbeteren van de coherentie, coördinatie en effectiviteit van beleid.

Wat de schuldenlast betreft, geldt dat schuldenverlichting geen panacee is voor armoede. Schuldenverlichting garandeert op zichzelf nog geen ontwikkeling, is op zichzelf geen oplossing voor problemen als corruptie, gebrek aan rechtsstaat, schendingen van mensenrechten en instabiele economische situaties en komt bovendien niet automatisch de armsten ten goede. Uiteindelijk zijn de landen zelf verantwoordelijk voor de toekomst van hun land. Wij kunnen hen daarbij slechts helpen, maar dan moeten we wel iets doen aan de kwaliteit en effectieve ...

(spreker wordt onderbroken door de voorzitter)

 
  
  

VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Angel Martínez Martínez, namens de PSE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, voor de socialisten vormt het uitroeien van de armoede in de wereld een absolute prioriteit, omdat dat een kwestie is van rechtvaardigheid en solidariteit, allebei waarden die inherent zijn aan onze ideologische en politieke identiteit.

Rechtvaardigheid en solidariteit zijn onderdeel van onze bijdrage aan het proces dat ons naar de Europese Unie heeft geleid, maar in de geglobaliseerde wereld waarin de Unie moet opereren, kunnen we rechtvaardigheid en solidariteit niet zien als iets dat uitsluitend onze eigen burgers en ons eigen grondgebied ten goede moet komen. Integendeel: het wordt tijd dat rechtvaardigheid en solidariteit grensoverschrijdende begrippen gaan worden en hun stempel gaan drukken op alle beleidsmaatregelen en handelingen van Europa op het internationale toneel, precies zoals het in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is vastgelegd.

De socialisten in de Commissie ontwikkelingssamenwerking zijn zeer tevreden vanwege twee feiten die tegemoetkomen aan iets waar wij, vanuit deze commissie, al lang om vragen. Het eerste is dat de Raad van ministers van Ontwikkelingssamenwerking van mei belangrijke afspraken heeft bevestigd die ten doel hebben de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, waarbij de bewoordingen zoals die vijf jaar geleden zijn vastgelegd, gehandhaafd zijn. Het tweede is de prioriteit die het Britse voorzitterschap heeft toegekend aan het uitroeien van de armoede, waarbij de nadruk wordt gelegd op Afrika.

Dit vinden wij gerechtvaardigd, maar het kan niet betekenen dat de strijd tegen de armoede in andere delen van de planeet, waar ook enorme ellende bestaat en zelfs nog grotere ongelijkheid voorkomt dan op het Afrikaanse continent, en die ook prioritair handelen van onze kant vereist, in de verdrukking komt.

Met de happening van het polsbandje, met dit debat en met de resolutie die we gaan aannemen, gaan we weer in de pas lopen met datgene waar miljoenen Europeaanse vrouwen en mannen in de hele Unie dezer dagen mee bezig zijn.

Onlangs nog hebben we gesproken over de kloof die er bestaat tussen de Europese regeringen en instellingen en onze burgers. Deze mobilisatie tegen de armoede is nu een uitgelezen mogelijkheid om samen op te trekken, om dicht bij elkaar te zijn en om ons met elkaar te verzoenen, maar opgepast! Het effect zal alleen positief zijn wanneer we het vertrouwen dat in ons wordt gesteld niet beschamen, wanneer het niet alleen blijft bij woorden en goede bedoelingen. Wat betreft het uitroeien van de armoede zullen wij veel meer worden beoordeeld op wat we in de toekomst gaan doen - en liever vroeger dan later - dan op wat we hier nu zeggen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, degenen onder ons die zaterdag in Edinburgh waren, hebben geen enkele twijfel dat er onder de bevolking grote steun bestaat voor armoedebestrijding. Ik hoop dat de G8-bijeenkomst van deze week recht doet aan deze sterke gevoelens.

Ik ben blij met de opmerkingen van de heer Straw over de Doha-agenda, maar de strijd tegen armoede wordt niet gewonnen of verloren in de gesprekken tussen wereldleiders, die veel aandacht trekken, maar in de anonieme vergaderzalen waar ambtenaren de details van handelsakkoorden uitwerken. Daarom vraag ik de Commissie en de Raad: kunt u ons vandaag beloven dat wanneer de handelsbesprekingen in de komende maanden op het punt komen dat er echt zaken worden gedaan, armoedebestrijding nog steeds boven aan de agenda zal staan? Ook buiten de schijnwerpers van de internationale media en het toeziend oog van de media? Als tijdens de besprekingen in de achterkamers de details aan de orde komen van de landbouwproductie, exportsubsidies, suikerhervorming, invoer van verwerkte goederen, de regels met betrekking tot de oorsprong van goederen, de omstreden overeenkomsten voor de economische partnerschappen, zal armoedebestrijding dan nog steeds een prioriteit zijn voor de Commissie en de Raad, zelfs als de Europese landbouwsector en grote bedrijven hevig aan het lobbyen zijn?

We moeten een stap verder gaan dan handelsovereenkomsten en ontwikkelingslanden ook helpen met het opbouwen van handelscapaciteit door middel van zaken als microkredieten en betere transportverbindingen, zoals commissaris Michel al aangaf, zodat zowel regionale als wereldmarkten optimaal toegankelijk worden. Er bestaan al enkele vormen van aan handel gerelateerde technische hulp, zoals het Pesticide Initiative Programme (PIP) van de Commissie, dat Zuid-Afrikaanse boeren helpt te voldoen aan Europese normen voor voedselveiligheid. Dit initiatief is echter maar een druppel op de gloeiende plaat vergeleken bij wat nodig is.

Wij Liberalen en Democraten hebben altijd gehamerd op het belang van corruptiebestrijding en bevordering van goed bestuur. Dat betekent ook dat wij democratisch gekozen regeringen moeten respecteren, ongeacht of we het met hun politiek eens zijn of niet. In haar verslag heeft de Commissie al gehamerd op het belang van pragmatisme en de noodzaak te zorgen voor een programma van actie dat niet is gebaseerd op ideologie maar op deugdelijk bewijs van wat wel en niet werkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Hélène Aubert , namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, Afrika staat er slecht voor, zei de ecoloog René Dumont ruim dertig jaar geleden. Vandaag de dag zijn alle ogen opnieuw gericht op het continent, dat er nog belabberder aan toe is dan toen. En het valt niet meer te ontkennen: de dogmatische liberalisering van de handel, de plannen voor structurele aanpassing, de buitensporige privatiseringen en niet te vergeten de loze beloften hebben een toch al uiterst precaire situatie alleen maar verslechterd, en daarvan zijn met name het onderwijs- en volksgezondheidsbeleid de dupe geworden.

Desondanks ligt de kern van het probleem in het Noorden, bij onszelf. Zijn we bereid ons ontwikkelingsmodel, onze productiemethoden, consumptiepatronen en vervoerwijzen drastisch te herzien en de organisatie en zin van onze samenleving te heroverwegen? Het is hoog tijd zowel in het Noorden als in het Zuiden drie cruciale problemen aan te pakken. In de eerste plaats is er het probleem van de toegang tot energiebronnen als aardolie en mijnbouwproducten, waarvan we te sterk afhankelijk zijn en die niet hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van Afrika. Zijn we bereid het roer helemaal om te gooien en een duurzaam, billijk en ecologisch verantwoord energiebeleid ten uitvoer te leggen?

In de tweede plaats is er het probleem van de toegang tot grond en voedsel met behoud van lokale plattelandsgebieden en -culturen. Zijn we bereid onze intensieve, hypergeïndustrialiseerde landbouwmethoden en ons beleid van oneerlijke handelssubsidies te herzien, en de markt en de prijs van landbouwproducten uit het Zuiden zodanig te reguleren dat de lokale boeren ervan kunnen leven?

In de derde plaats moeten we iets doen aan het probleem van de toegang tot democratie, de rechtsstaat en de vrede, zowel op lokaal als op mondiaal niveau. Zijn we bereid de internationale instanties te democratiseren, de democraten in Afrika te steunen en het risico te lopen dat het Noorden de exorbitante macht die het heeft over de wereld deels kwijtraakt, welke macht heden ten dage wordt gesymboliseerd door de G8 die zich terugtrekt achter hoge muren in Gleneagles?

Als we niet in staat zijn in ieder geval deze drie vragen met een volmondig ‘ja’ te beantwoorden, dan is het groots opgezette, geweldige mediacircus van de prins op het witte paard die Afrika te hulp komt voor de zoveelste keer niet meer dan één grote schijnvertoning. De Europese Unie kan het zich niet meer veroorloven teleur te stellen. Wij zijn van onze kant bereid nu onze verantwoordelijkheid te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, vandaag gaat het om niets minder dan om het garanderen van het mensenrecht op een leven in waardigheid.

Tegen de achtergrond van de G8-top die op het punt van beginnen staat, zou ik willen onderstrepen wat de eisen van onder andere veel Afrikaanse bewegingen zijn: fair trade, een einde aan de schuldencrisis in de arme landen, veel meer middelen voor hulpprogramma's en programma's van de allerhoogste kwaliteit. De Europese Unie moet inzien dat dit van ons wordt verwacht en ze moet consequent strijden voor een eerlijke economische wereldorde.

Ik eis dat bekend wordt gemaakt in hoeverre de ODA, de officiële ontwikkelingshulp, en de partnerschapsakkoorden een soort ontwikkelingshulp voor Europese concerns en bedrijven vormen. We moeten voor de EU-top over het ontwikkelingsbeleid een antwoord krijgen op de vraag hoe de EU wil garanderen dat het bedrijfsleven nooit van dergelijke schandalige vormen van steun zal kunnen profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, het Brits voorzitterschap, de Commissie, de Voorzitter van het Parlement, Bob Geldof: iedereen heeft het erover. En we geven elkaar schouderklopjes; er heerst een stemming van zelfingenomenheid over het feit dat we meer geld geven aan Afrika, alsof geld het probleem op de een of andere manier helemaal zou oplossen. Ik ben bang dat ik hier wat te cynisch voor ben. Voor mij bestaat buitenlandse hulp erin dat arme mensen in rijke landen, geld geven aan rijke mensen in arme landen. Ik vind eerlijk gezegd dat de stemming die hier maandag heerste, toen we hierover debatteerden, en ook vandaag weer, riekt naar hypocrisie: ondertussen hebben we namelijk nog altijd het gemeenschappelijk landbouwbeleid; ondertussen hanteren we hoge invoertarieven tegen landbouwproducten; en ondertussen zijn ook het suikerregime en het exportkredietsysteem nog intact.

Ik weet dat de heer Blair het gemeenschappelijk landbouwbeleid wil hervormen. Ik vermoed dat hij daar hard voor zal vechten, maar er is één ding dat het Brits voorzitterschap in de komende zes maanden zou kunnen doen om Afrika daadwerkelijk te helpen. Wij hebben meer dan twee miljard euro aan Europees belastinggeld uitgegeven voor het omkopen van arme Afrikaanse regeringen, zodat zij de Spaanse vloot toegang verschaffen tot hun visgronden. Dit heeft desastreuze gevolgen gehad voor het milieu en heeft tienduizenden arme zwarte Afrikanen het brood uit de mond gestoten, en honderden van hen zijn door deze transactie daadwerkelijk de dood in gejaagd.

Wilt u tijdens het Brits voorzitterschap alstublieft een einde maken aan deze rampzalige visserijovereenkomsten, te beginnen met de Comoros-overeenkomst, die in september moet worden vernieuwd, en iets doen om Afrika echt te helpen?

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, om met Nelson Mandela te spreken: “Net als slavernij en apartheid is armoede geen natuurverschijnsel. Armoede wordt veroorzaakt door mensen en kan ook door acties van mensen worden overwonnen en uitgeroeid”. Dagelijks sterven 30 000 kinderen als gevolg van uitzonderlijke armoede. Wij moeten bij onszelf te rade gaan en de vraag stellen die op dit moment op ieders lippen ligt: ben ik, zijn wij, bereid om armoede tot het verleden te laten behoren? We hebben het geld, we hebben de geneesmiddelen, we hebben de expertise, maar hebben we ook de wil? Dat is de grote vraag die wij ons hier vandaag moeten stellen.

Miljoenen mensen verspreid over de hele wereld zijn ten prooi aan bittere, meedogenloze armoede, voornamelijk als gevolg van menselijke factoren: een aanvechtbaar wereldhandelssysteem, en rijke landen die grote bedragen opeisen vanwege de door hen verstrekte leningen. De kloof tussen arm en rijk is nog nooit zo groot geweest. Ondervoeding, corruptie, aids, malaria, conflicten, analfabetisme en verstikkende onbetaalbare schulden maken de armere landen in deze wereld vleugellam. Zoals de commissaris uiteenzette, wordt er weliswaar vooruitgang geboekt in Afrika, en dat mogen we niet vergeten, maar er moet veel meer gebeuren.

Op een recente bijeenkomst van de G8 is afgesproken de schulden van de armste landen aan de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank gedeeltelijk kwijt te schelden – een miljard dollar in een periode van tien jaar. Het is een klein bedrag, maar een stap in de goede richting. Er moet echter ontzettend veel meer worden gedaan. Het is noodzakelijk de schuldenverlichting zo te organiseren dat corrupte Afrikaanse leiders zichzelf niet opnieuw bewapenen om uiterst dubieuze regimes in stand te houden. Wij Europeanen moeten ervoor zorgen dat wij hen niet herbewapenen.

Schuldenkwijtschelding werkt alleen als de internationale hulp op een handhaafbaar niveau wordt voortgezet. De Europese Unie geeft op dit moment de meeste hulp en blijft in de voorhoede met betrekking tot garanties omtrent de volledige implementatie van de millenniumdoelstellingen, inclusief de belofte om jaarlijks 0,7 procent van het BNP bij te dragen. Ik zou alle rijke landen willen oproepen hun beloften met betrekking tot hun hulpverplichting binnen redelijke en realistische termijnen te bevestigen.

De recente internationale Live 8-concerten onder aanvoering van Bob Geldof hebben laten zien dat er wereldwijd steun bestaat voor armoedebestrijding. Dit werd opnieuw duidelijk toen 200 000 mensen voorafgaande aan de top van de G8 die vandaag van start gaat, in Edinburgh de straat op gingen. We zagen hoe jong en oud een krachtige boodschap liet horen. Dit Parlement wordt er evenals andere parlementen en politici vaak van beschuldigd geen oog te hebben voor wat de burgers willen. De burgers hebben zich over deze kwestie uitgesproken en we moeten optreden – doortastend optreden.

Laten we, nu vandaag de top van de G8 in Gleneagles van start gaat, stilstaan bij enkele wijze woorden van de alom gerespecteerde Nelson Mandela: “(…) armoedebestrijding is geen gebaar van liefdadigheid. Het is een daad van gerechtigheid. Het is het beschermen van een fundamenteel mensenrecht, namelijk het recht op een waardig en fatsoenlijk leven.”

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik voer het woord namens de socialisten van de Nieuwe Socialistische Partij van Italië en tevens als lid van de Commissie ontwikkelingssamenwerking.

Blijkens de ranglijsten en evaluatiecriteria van organisaties als de Wereldbank, Freedom House en Transparency International beschikt een groeiend aantal Afrikaanse landen inmiddels over voldoende leiderschap en bestuurlijke vaardigheden om economische resultaten te kunnen behalen, maar het ontbreekt hun aan de nodige middelen.

Ook de landen die relatief goed bestuurd worden, blijven vastzitten in de armoedeval. Die landen zijn te arm om een proces van economische ontwikkeling in gang te zetten of om zelfs maar basisgroei te bewerkstelligen. Met extreem lage interne besparingen en al even lage buitenlandse investeringen biedt de huidige economische situatie in Afrika niet veel hoop dat het continent zich zal kunnen losmaken van de armoede.

De rijke landen moeten daarom een verdubbeling van de hulp voor de periode 2005-2015 toezeggen, zodat in 2010 het streefpercentage van 0,5 van het bbp bereikt kan worden en in 2015 een percentage van 0,7. Dit is maar een geringe verhoging vergeleken met de rijkdom van de landen met het hoogste nationale inkomen of vergeleken met de militaire uitgaven wereldwijd, die negenhonderd miljard dollar per jaar bedragen.

De geloofwaardigheid en de uitvoerbaarheid van het internationale stelsel staan op het spel. Als er in 2005 geen beslissende vooruitgang wordt geboekt, zullen de arme landen, hoe goed ze ook bestuurd worden, echt geen strategie van de grond krijgen om de millenniumdoelstellingen te bereiken. Dan zal het toch al broze vertrouwen in de beloften van de internationale gemeenschap met betrekking tot de armoedebestrijding helemaal verdwijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bowis (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen zondag vierde mijn moeder haar honderdste verjaardag. Ze heeft een eeuw meegemaakt van oorlogen, hongersnoden en epidemieën, maar ook van enorme vooruitgang in wetenschappelijke kennis en capaciteit. Toen zij 69 was, beloofde de Wereldvoedselconferentie een wereld zonder honger. Toen zij 91 was, nam de Wereldvoedseltop afstand van die belofte en richtte men zich op halvering van het aantal mensen dat honger lijdt tot 400 miljoen in 2015. Nu is deze belofte opgeschoven naar 2030. In de voorbije eeuw zijn miljoenen mensen gestorven als gevolg van oorlogen. In de afgelopen 50 jaar kwamen 400 miljoen mensen als gevolg van honger om het leven, driemaal zoveel als het aantal slachtoffers in de oorlogen van een eeuw. Wat betreft gezondheid weten we dat in het jaar 2000 drie miljoen mensen zijn omgekomen door aids. Maar – en dat is waarschijnlijk veel minder bekend – er stierven ook 2,9 miljoen mensen aan diabetes.

Toen wij onlangs in Mali waren, konden we zien wat de gevolgen zijn van een situatie waarin de financiële middelen voor medicijnen, insuline, specialisten en verplegers ontbreken: amputaties, blindheid en vroegtijdige dood. Veel ziekten blijven onbehandeld of worden onvoldoende behandeld, met als gevolg dat miljoenen mensen niet meer in staat zijn te functioneren. Dit vraagt een hoge prijs van gezinnen en landen. Het is echt een kwestie van: niet gezond, geen inkomen.

Dat zijn de problemen. En de oplossing is: steun voor capaciteitsopbouw, ongebonden hulp en programma’s voor microkredieten om economieën van onderaf op te bouwen; voorkomen dat geld terechtkomt in de zakken van corrupte ambtenaren en politici; steun voor de beëindiging van tirannieën in landen als Zimbabwe; geen geld verspillen aan consultants en topzware liefdadigheidsorganisaties; en verminderen van subsidies in Europa en opheffen van de belemmeringen voor handel uit ontwikkelingslanden. Het gebeurt vaak dat we in Europa nieuwe normen vaststellen zonder de ontwikkelingslanden te helpen aan deze normen te voldoen, terwijl ze die hulp nodig hebben om aan onze eisen inzake invoer te beantwoorden.

En laten we, ten slotte, de kredietwaardigheid van ontwikkelingslanden niet ondermijnen. Laten we bekijken hoe we de bedragen die deze landen aan schulden terugbetalen ten goede kunnen laten komen aan deze landen zelf, aan de millenniumdoelstellingen en aan de landenstrategiedocumenten. Dan kan schuld ook nog voordeel opleveren, in plaats van alleen een last te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg (PSE). – Voorzitter, ik citeer even mijn favoriete Nederlandse artiest, Thé Lau van The Scene: "Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen". Dat was de boodschap van Live Aid op 140 televisiestations. Nu is de opdracht aan ons, politici. Wij hebben 6 maanden, met Gleneagles, de VN-milleniumtop en Hongkong, om een keerpunt te bereiken. 2015 in de millenniumgoals beweegt op dit moment van ons weg. We doen het verkeerde, maar we hebben nu drie bijeenkomsten waar we een keerpunt zouden kunnen maken. Ik noem voor het EU-voorzitterschap vier belangrijke handelingen.

Op de eerste plaats, wat Jack Straw zei: "Schaf de exportsubsidies af". Ik hoop van harte dat hij namens de Raad sprak. A round for free.

Op de tweede plaats, schuldenkwijtschelding, op voorwaarde dat we die gebruiken voor ontwikkeling. Maar niet uit de bestaande hulpbudgetten, want dan is het een sigaar uit eigen doos.

Op de derde plaats, vijf van de acht millenniumdoelstellingen gaan over twee van de belangrijkste voorwaarden voor ontwikkeling: basisonderwijs en gezondheidszorg. 35% van het beschikbare EU-budget zouden we daarvoor gebruiken en 20% voor basisonderwijs en basisgezondheidszorg. De beschamende werkelijkheid is dat we slechts 9% besteden. Op dat punt kunnen Tony Benn en onze Commissaris samen een groot verschil maken.

Op de vierde plaats, inzetten op goed bestuur. Daarbij moet dan wel gebruikgemaakt worden van de lokale bevolking. Gebruik en investeer in hen om goed bestuur in Afrika te bereiken.

Een citaat: "There comes a time when we hear a certain call, when the world must come together as one". Twintig jaar geleden, USA for Africa. Ik hoop dat deze roep de komende zes maanden in de drie bijeenkomsten zal doorklinken. Ik wens u succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Thierry Cornillet (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we ons allemaal kunnen vinden in het standpunt van de heer Michel, die voorstelt meer, beter en sneller te helpen. Er zijn feitelijk twee verhogingen waar we niet omheen kunnen: allereerst de verhoging van de omvang van de ontwikkelingshulp. Het is klip en klaar dat de wereld, om de millenniumdoelen te verwezenlijken, ten minste 0,7 procent van zijn rijkdom zal moeten uittrekken voor ontwikkelingshulp. Zover zijn we nog lang niet.

De Europese Unie laat zich nog niet van haar meest gulle kant zien, want we gaan van 0,38 procent naar 0,50 procent. Ik wil u er echter op wijzen dat dit een behoorlijke hoeveelheid geld is: 20 miljard euro per jaar. Dat geld komt niet uit de lucht vallen. Het komt uit de zak van de belastingbetaler. Dat brengt me bij de tweede aangekondigde verhoging: die van de kwaliteit en de efficiëntie van de steun, een verhoging die we de belastingbetaler verschuldigd zijn. Laten we goed bestuur blijven eisen en met name die Afrikaanse leiders helpen die blijk geven van gezond verstand bij het aanwenden van de steun. Laten we niet vergeten dat internationale handel, via de particuliere sector, altijd meer opbrengt dan overheidssteun. Laten we voorts de makkelijke oplossingen vermijden die ons geweten sussen, zoals onvoorwaardelijke begrotingssteun, waarmee we de projecten van NGO´s in de wielen rijden, of de kwijtschelding van de schuldenlast als toverformule, zonder te kijken naar latere structurele problemen, alsook nutteloze sancties die niemand in het bijzonder treffen.

Van belang is vooral dat er een verband bestaat tussen de tweede verhoging en de grotere inspanningen die we moeten leveren om het grote publiek te informeren. Ons optreden moet inzichtelijk zijn. Daarom heb ik voorgesteld dat de Unie doelstellingen zoals inentingscampagnes voor kinderen of de strijd tegen malaria direct ter hand neemt, omdat we bij dergelijke acties kunnen sturen op cijfers, hoe macaber deze ook mogen zijn. Dan zouden we pas echt een open, solidaire en vooral efficiënte Unie zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Lucas (Verts/ALE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kom net terug van de alternatieve G8-ontmoeting van het maatschappelijk middenveld in Edinburgh, waar duizenden mensen hebben gedebatteerd over de vraag hoe we armoede tot het verleden kunnen laten behoren. Ik wil er graag twee belangrijke conclusies uitlichten.

De eerste conclusie is dat vrijhandel niet de oplossing is voor de problemen van Afrika. Ofschoon de stappen om de schuld van enkele Afrikaanse landen kwijt te schelden welkom zijn, en al lang hadden moeten zijn gezet, drukken de beleidsvoorwaarden die zijn opgenomen in het huidige aanbod - de verplichting tot liberalisering en privatisering - net zo zwaar op de landen in kwestie als de schuldenlast die men met dat aanbod beoogt te verlichten.

De tweede conclusie is dat de armoede in Afrika niet het gevolg is van een of andere natuurramp. Ik was blij om te horen dat ook Jack Straw van mening is dat armoede het resultaat is van menselijk handelen, al verbaasde het mij dat hij uitsluitend dacht aan de daden van mensen die in Afrika wonen en niet in de G8-landen. Armoede in Afrika is grotendeels het directe en logische gevolg van het beleid van de G8-landen en hun bedrijfsleven, die ervoor hebben gezorgd dat de Afrikaanse schuld torenhoog opliep, die wapens hebben verkocht, Afrikaanse grondstoffen hebben gestolen, een neoliberale politiek hebben opgedrongen, de publieke voorzieningen hebben geprivatiseerd en miljoenen mensen collectief in armoede hebben gestort. Zolang dit niet verandert, en we geen aanpak kiezen die is gebaseerd op …

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI).(FR) Mijnheer de Voorzitter, de ene Martinez is de andere niet! Na vijftig jaar ontwikkelingshulp, wereldwijde popconcerten, schuldvermindering, eerlijke handel en krokodillentranen van de enigszins schijnheilige blanke, zit Afrika nog altijd verstrikt in het web dat armoede heet.

Wat kunnen we daaraan doen? Allereerst water, onderwijs, medische zorg en voedsel uitroepen tot mondiale gemeenschapsgoederen. Ten tweede: de toegang tot deze goederen garanderen via vier wereldwijde openbare diensten. Ten derde: het beheer van deze diensten in handen geven van een economische veiligheidsraad, vergelijkbaar met de Veiligheidsraad van de VN. Ten vierde: de arme landen als bestaansmiddel BTW laten heffen over de door geostationaire satellieten geleverde diensten. Ten vijfde: het middel toepassen voor Afrika dat alle westerse landen hebben gebruikt om zich te ontwikkelen, namelijk tariefbescherming, maar dit keer op intelligente wijze, in de vorm van terug te betalen douanerechten. De drie seconden die me resteren doe ik u cadeau, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Andrzej Kaczmarek (PPE-DE). (PL) Mijnheer de Voorzitter, een aantal journalisten heeft zich in ironische commentaren afgevraagd waarom de honger de wereld nog niet uit is, als het voor de politiek zo makkelijk is om dat te regelen. Ik ben van mening dat dit onderwerp zich niet leent voor het maken van grappen en woordspelingen.

Je zou kunnen zeggen dat de strijd tegen de honger in de wereld maatgevend is voor onze menselijkheid, onze Europeesheid. De uitbreiding van de Europese Unie heeft onder meer tot gevolg gehad dat er nu meer landen aan ontwikkelingssamenwerking doen. De nieuwe lidstaten worden steeds actiever in de strijd tegen de armoede. In het kader van het HIPC-initiatief voor schuldenverlichting heeft Polen besloten om de schulden van drie landen, waarvan er twee in Afrika liggen, volledig kwijt te schelden. De gezamenlijke schuldenlast van de landen in kwestie, Tanzania, Mozambique en Nicaragua, bedroeg meer dan 53 miljoen dollar. Van de andere landen die bij Polen in het krijt staan, zou ook Sudan nog in aanmerking kunnen komen voor kwijtschelding.

Mijns inziens is kwijtschelding vooral belangrijk voor landen als Mozambique, met een staatsbegroting die volledig afhankelijk is van buitenlandse hulp. Kwijtschelding zou voor de Afrikanen een eerste stap op de weg naar zelfredzaamheid kunnen zijn. Richard Mbewe, een econoom uit Zambia die in Polen woont, zegt hierover: “Afrikanen zijn geen kinderen. Je mag ze geen vis geven, je moet ze een hengel geven”.

Het Poolse voorbeeld toont aan dat je eerst politieke hervormingen moet doorvoeren en dan pas op efficiënte en duurzame wijze de economie kunt hervormen. De leningen die Polen in de jaren zeventig heeft gekregen, waren in de meeste gevallen weggegooid geld en het afbouwen van de schuldenlast had pas nut na de politieke hervormingen van 1989. Daarom sloeg zowel minister Straw als commissaris Michel de spijker op de kop met de opmerking dat corruptiebestrijding en goed bestuur de eerste prioriteiten zijn voor Afrika.

Ten tweede moet je, naast het ontwikkelingsbeleid, ook weerklank vinden in de maatschappij en acties zoals “laat armoede tot het verleden behoren” dragen bij tot een beter begrip van de problematiek door het publiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenys Kinnock (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen zeggen hoe trots ik ben op de buitengewone vastbeslotenheid van het Brits voorzitterschap om een einde te maken aan de armoede. We leven in een tijd van ongekende mogelijkheden in de wereld. En ik ben ervan overtuigd dat er voor elke hindernis die we mogelijk tegenkomen een oplossing is.

De internationale gemeenschap moet eindelijk eens doen wat zij Afrika heeft beloofd: wat betreft hulp, onbetaalbare schulden en eerlijke handel. Zoals anderen al zeiden, moeten Afrikaanse leiders bestuurlijke problemen en corruptie aanpakken. We dienen ook te beseffen dat slecht bestuur evenzeer een gevolg als een oorzaak is van wijdverbreide armoede.

Het is nu niet meer de tijd voor “als”, “maar” of “wanneer”. We kunnen samenwerken en investeren in betere gewassen, de beheersing van malaria verbeteren, medicijnen verstrekken aan de zieken, een aidsvaccin ontwikkelen en kwetsbare ecosystemen beschermen. We kunnen miljoenen kinderen toegang tot onderwijs verschaffen en we kunnen de kostbare levens redden van moeders en baby’s. We kunnen ontwikkeling versterken door het heft in handen te geven van vrouwen in Afrika, die 50 procent van de bevolking, maar 70 procent van de armen uitmaken. Conflicten kunnen worden opgelost, de wapenhandel aan banden gelegd. En bedrijven moeten en kunnen ertoe worden verplicht om transparant en ethisch verantwoord handel te drijven.

De route van Afrika uit de armoede is niet erg duidelijk uitgestippeld en we hebben behoefte, zoals Gordon Brown zei, aan een nieuwe relatie met Afrika. Wij kunnen als generatie geschiedenis schrijven door de levenskansen van miljoenen mensen in Afrika te veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Emma Bonino (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, het is een goed bericht dat Afrika opnieuw in het middelpunt van de politieke belangstelling staat. Maar er lijkt toch nog wel enige verwarring te heersen rond de vraag welk beleid er nu gevolgd moet worden. Bovendien zijn de recepten die worden aangereikt heel verschillend van aard, en sommige daarvan zijn wel erg goedkope oplossingen.

Wij radicalen beschouwen het daarentegen als een absolute prioriteit dat de democratie, de burgerrechten, de rechtsstaat en vaste regels de grondslag vormen van iedere politieke aanpak waartoe wij besluiten. Er bestaat immers geen enkele vorm van handel, noch van particuliere, noch van binnenlandse, noch van internationale aard, die zonder regels, zonder wetten en zonder rechtsstaat kan functioneren.

Thans is het zo dat de kwesties van democratie en de rechtsstaat simpelweg toegevoegd zijn aan een waslijst van zaken die nog geregeld moeten worden. Maar in onze ogen vormen deze twee thema’s gewoon een topprioriteit. Ik geloof zelfs dat wij wat minder hypocriet zouden moeten zijn en simpelweg moeten erkennen dat ook de overheidssteun gekoppeld kan worden aan een eventuele vooruitgang van deze landen op dit gebied.

Persoonlijk begrijp ik niet hoe wij zogezegd zo racistisch kunnen zijn te denken dat Afrikanen misschien te arm, te ongeletterd en te zwart zijn om dezelfde democratische rechten te kunnen genieten als die welke wij genieten. Wij dringen allemaal aan op democratie in de Arabische wereld, maar in Afrika hoeft het niet. Ik geloof dat als wij ons niet serieus beginnen in te zetten voor de democratie in Afrika, dit de zoveelste verspilling van overheidsgeld wordt, met resultaten die amper vermeldenswaardig zullen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernat Joan i Marí (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de precaire situatie in veel Afrikaanse landen zou bij ons tot een gevoel van diepe schaamte moeten leiden. Natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat de honger in de wereld eindelijk echt verleden tijd wordt, maar hoe? In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat het probleem vaak niet ligt in de omvang van de ontwikkelingshulp, maar in de manier waarop de middelen worden gebruikt om optimale resultaten te bereiken.

We moeten systematisch zorgen voor meer openheid en meer democratie in zo veel mogelijk Afrikaanse landen. We moeten in de samenleving zorgen voor meer vrijheid van meningsuiting en de betrokken landen moeten veel meer investeren in onderwijs. Anders bestaat het gevaar dat de ontwikkelingshulp wel aan de hoogste morele eisen voldoet, maar bijna geen effect sorteert. We kunnen allemaal ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn vriendin Luisa Morgantini bedanken voor haar uitstekende initiatief om het armoedevraagstuk in Afrika op de agenda te plaatsen. Twee wezenlijke punten: wij zijn voorstander van steun die effect sorteert, maar dat effect moet ook in kwalitatief opzicht aanwezig zijn, en van internationale hulp, mits deze de arme landen in hun waarde laat.

Om een einde te maken aan de armoede hebben staatshoofden en deskundigen een louter kwantitatieve benadering gekozen, die gericht is op meetbare economische resultaten maar voorbijgaat aan de informele, onbetaalde arbeid van de allerarmste gezinnen, waaronder arbeid tussen generaties. De trots van ouders die hun kind grootbrengen, zelfs in bittere armoede, is niet in cijfers uit te drukken.

Om aan de armoede in Afrika een eind te maken, moet de internationale gemeenschap - en dat is een ethische voorwaarde - oog krijgen voor sociale rechtvaardigheid en gemeenschappelijk bezit. Talloze landen die economisch gezien arm zijn, maar rijk als het gaat om wijsheid, zouden ons de nodige inspiratie kunnen geven. Elk volk erft van zijn voorouders een beschaving die het moet behouden. Daartoe behoren de instanties die nodig zijn om in een gemeenschap te leven, of ze nu politiek van aard zijn of het spirituele leven weerspiegelen. Wanneer deze instanties hun oorsprong vinden in echte menselijke waarden, zou het een kapitale fout zijn ze op te offeren. Nog ernstiger zou het zijn wanneer Europa een volk dwingt afstand te doen van zijn religieuze of ethische waarden, zijn cultureel erfgoed of de denkbeelden van individuen en gemeenschappen die er deel van uitmaken. Dit zou een volk beroven van het beste dat het in zich heeft. Het zou zijn bestaansreden opofferen om te bestaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, wat als Europa na de voorbije weken, die voor de Europese Unie nogal somber waren, juist inzake ontwikkelingssteun nu eens liet zien niet bij de pakken neer te zitten en voorop te lopen in de strijd tegen de armoede? De Unie is op de goede weg, getuige de tweeledige toezegging die ze heeft gedaan: tegen 2015 gaat 0,7 procent van de Europese rijkdom naar ontwikkelingshulp, en 50 procent van deze verhoging is bestemd voor Afrika. Ik ben erg blij dat het Britse voorzitterschap Afrika bovenaan heeft gezet op het lijstje met prioriteiten.

Tony Blair moet zijn voorzitterschap van de G8 tevens aanwenden om iets anders dan intentieverklaringen te verkrijgen van de rijken: de enige cheque die hij moet verdedigen, is de in Monterrey toegezegde steun. De kwijtschelding van de schulden gaat niet ver genoeg, maar extra toezeggingen moeten gekoppeld worden aan democratisering. Daarnaast moeten we dringend nieuwe financieringsbronnen vinden: heffingen op kapitaalverkeer, op de handel in wapens, op de uitstoot van CO2 - het doet er niet toe, alles is de revue gepasseerd. We moeten nu knopen doorhakken, want, om het motto van de wereldwijde armoedebestrijdingcampagne te parafraseren, na 2005 zijn er geen excuses meer.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernando Fernández Martín (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, het is een kwart eeuw geleden dat Willy Brandt zijn rapport over de Noord-Zuid-relaties presenteerde. Sindsdien is het probleem van de armoede niet alleen niet opgelost, maar in veel gevallen zelfs groter geworden.

Het laatste rapport over de armoede in de wereld laat zien dat er eigenlijk alleen - voorzichtig - vooruitgang geboekt wordt in China, enkele landen in Zuidoost-Azië en een enkel concreet geval in Latijns-Amerika.

In Afrika zijn de cijfers hoogst ontmoedigend, en daarom moeten we blij zijn met dit Britse initiatief, dat naar mijn oordeel niet opportunistisch is - het is al minstens twee jaar geleden dat het werd aangekondigd door minister Straw en door de Britse premier. De afgelopen veertig jaar hebben tientallen oorlogen en miljoenen doden het Afrikaanse continent volledig uitgeput.

In de strijd tegen de armoede bestaan geen magische recepten, en we weten maar twee dingen zeker: ten eerste, dat armoede, in tegenstelling tot wat sommige mensen denken, niet een economisch maar een politiek probleem is, en de oplossing van dat probleem vereist dan ook dat er in de eerste plaats politieke beslissingen genomen worden; ten tweede, dat we, om succes te hebben, moeten zorgen voor economische groei - zonder groei is er geen welvaart om te verdelen.

Met dit als uitgangspunt horen we dezer dagen miljoenen mensen over de hele wereld vragen of we de klassieke recepten willen toepassen: verhoging van de officiële ontwikkelingshulp, kwijtschelding van schulden en fair trade. Dat zijn drie maatregelen die weliswaar noodzakelijk, maar niet voldoende zijn. De politieke leiders en de leiders van maatschappelijke organisaties in de landen die gebukt gaan onder armoede moeten veel meer van zichzelf eisen, vooral op het gebied van versterking van het maatschappelijk middenveld - van hun samenlevingen dus - en op het gebied van transparantie en goed bestuur, om zo de investeringen in gezondheidszorg, in onderwijs en in beleid ter bevordering van de gelijkheid tussen man en vrouw te kunnen verhogen.

In Afrika leven meer dan honderdduizend gewapende kinderen, waarvan sommigen van ons de gezichten hebben leren kennen. Als we vooruitgang willen boeken ten aanzien van de doelstelling tegen 2015 de armoede tot de helft terug te brengen, moeten we al deze punten in aanmerking nemen; zij geven de route aan die ons naar succes zal moeten leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Mauro Zani (PSE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, als wij willen dat de armoede definitief verleden tijd wordt, moet de kloof tussen woorden en daden gedicht worden. Daarom is nu het moment aangebroken om een weg te kiezen die althans gedeeltelijk nieuw is ten opzichte van het verleden. De neoliberale recepten hebben niet gewerkt en de positieve inspanningen van Europa als belangrijkste donor hebben tot nu toe geen doorslaggevende resultaten opgeleverd.

Willen we de millenniumdoelstellingen bereiken, dan moeten we de voorwaarden voor ontwikkeling creëren. Daartoe behoren onder andere meer democratie en goed bestuur, maar ook opening van de markten voor de landbouwproducten van de arme landen en kwijtschelding van de schulden.

In dit verband wil ik erop wijzen dat alleen al met de kwijtschelding van de schuldenlast van Irak een bedrag gemoeid is dat overeenkomt met het totale bedrag dat de landen in Afrika ten zuiden van de Sahara de afgelopen tien jaar hebben ontvangen. Alles draait dus om de politieke wil en om de belangen die er op het spel staan. Ik hoop dat het duidelijk is dat het in ons algemeen belang is ontwikkeling mogelijk te maken in ruil voor stabiliteit en veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Bowis had het over zijn honderd jaar oude moeder. Ik wil graag verwijzen naar mijn Britse schoonmoeder en schoonvader, die een stuk jonger zijn. Ik ben er heel trots op dat zij in Edinburgh waren om te demonstreren. Ik voeg er meteen aan toe dat dit zaterdag gebeurde en niet twee dagen geleden. Ze behoorden niet tot de hooligans!

Ik wil hier drie punten bespreken. Om te beginnen de doelstelling armoede tot het verleden te laten behoren. Ik vind dat dit een prachtig onderwerp is voor het Brits voorzitterschap. Het gaat om drie dingen: schuld, die moet worden kwijtgescholden; hulp, waarvan er veel meer moet komen; en ten slotte handel, die veel vrijer en eerlijker zou moeten zijn. Ik heb de indruk dat we met betrekking tot handel de minste vooruitgang hebben geboekt. We moeten werken aan infrastructuur en toegankelijkheid.

Wat moeten we op de korte termijn doen? Drie dingen. Ten eerste moeten we stoppen met het tegen lage prijzen dumpen van landbouwproducten op de Afrikaanse markten. Ten tweede moeten we de voorwaarden veranderen op grond waarvan we hulp verstrekken. Het is verkeerd dat de Wereldbank en het IMF niet-landbouwsubsidies tot een voorwaarde maken, terwijl wij precies het omgekeerde doen. Ten derde zouden de betrokken landen voor een korte periode in staat moeten worden gesteld hun markten te beschermen, min of meer zoals wij dat hebben gedaan.

Mijn derde en laatste punt is een voorstel aan het Brits voorzitterschap, namelijk dat we een allesomvattende strategie voor Afrika vaststellen. Net zoals we een beleid hebben voor het Middellandse-Zeegebied, en een strategie hadden voor Rusland, zo moeten we ook een strategie voor Afrika hebben. Deze Afrika-strategie moet de samenhang en consistentie waarborgen van ons Afrikaanse beleid met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en ten aanzien van handel en ontwikkelingssamenwerking.

Een laatste suggestie om het Britse voorzitterschap en in het bijzonder minister van Buitenlandse Zaken Jack Straw te verlossen van de perikelen omtrent de begrotingsonderhandelingen: het is wellicht het overwegen waard het Europees Ontwikkelingsfonds onderdeel te maken van de reële begroting van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior (PSE). (PL) Dames en heren, vorig jaar hebben de rijke landen tachtig miljard dollar uitgegeven aan buitenlandse hulp, zeshonderd miljard dollar aan militaire uitgaven en driehonderd miljard dollar aan landbouwsubsidies in eigen land. De rijke landen beschikken over alle middelen om honger, armoede en vele ziekten zoals malaria waar nu miljoenen mensen aan sterven, uit de wereld te helpen. In dit nieuwe tijdperk van globalisering moet het ontwikkelingsbeleid het uithangbord van de Europese Unie worden, de essentie van de Europese identiteit zijn waarmee Europa zich kan onderscheiden van de rest van de moderne wereld.

Wat ons nu te doen staat, met name voor Afrika, is: het kwijtschelden van de schuld, het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de buitenlandse hulp, het bewerkstelligen van eerlijke handel, het bieden van steun ter diversifiëring van de productie en de export, het uitroeien van ziekten waar een doeltreffend vaccin voor bestaat en het nemen van maatregelen ter bevordering van algemeen onderwijs en gelijkheid, waarbij speciale aandacht gegeven moet worden aan de positie van de vrouw.

Ik zou vandaag in het Europees Parlement de woorden willen aanhalen van Nelson Mandela, die een moreel baken zou moeten zijn voor de Europese politiek:

(EN)“Laat armoede tot het verleden behoren in 2005. Dan kunnen we allemaal, met opgeheven hoofd, trots en tevreden zijn”.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik juich het Brits initiatief toe en hoop dat daarmee spijkers met koppen kunnen worden geslagen. Het klopt inderdaad dat, in weerwil van hetgeen de leiders van de grootmachten tot nu toe hebben verkondigd, er nauwelijks enige vooruitgang is geboekt. De reden is dat men met alleen humanitaire hulp weliswaar tijdelijk verlichting kan brengen, maar geen echte resultaten kan behalen. Hulp wordt pas effectief indien ze gepaard gaat met stelselmatige inspanningen voor de ontwikkeling van de handel, en indien ze wordt toegespitst op de totstandbrenging van infrastructuur voor onderwijs en gezondheidszorg. Ook moet zij het voertuig worden voor de bestrijding van politieke corruptie, vandaag de dag helaas een permanent verschijnsel in de meeste Afrikaanse landen. In Afrika zijn het tegenwoordig namelijk vooral corrupte Afrikaanse politici of rebellen die, vaak met de steun van internationale actoren die hun economische belangen wensen te beschermen, de landen leegplunderen.

Men moet echter bijzonder belang hechten aan het beheer van de middelen, via nauwe samenwerking met en zorgvuldig toezicht door de internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties. Alleen op die manier zal het mogelijk worden de verstrekte hulp eerlijk te verdelen en te gebruiken, en in dienst te stellen van het doel op lange termijn: de ontwikkeling van deze landen. Ontwikkeling zal hen helpen het verschijnsel van de armoede uit te roeien.

Bij al het andere wat we horen, gaat het mijns inziens slechts om oppervlakkige uitspraken over dit vraagstuk die niet de kern van de zaak raken.

 
  
MPphoto
 
 

  Erika Mann (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta volledig achter het voorstel van collega Stubb. Hij heeft helemaal gelijk. We hebben behoefte aan een allesomvattende strategie voor Afrika. De vertegenwoordiger van het voorzitterschap sprak daarnet over de soft power waarmee de Europese Unie succesvol is. Ik vind dat hij absoluut gelijk heeft, maar we moeten dit nog wel in positief handelen vertalen. Het is mooi om te praten over actie tegen armoede, maar dat is zeker niet genoeg, vooral als je bedenkt dat we jarenlang heel veel hulp in Afrika hebben gepompt, zonder dat dit meteen tot buitengewoon positieve resultaten heeft geleid.

Hetzelfde gaat op voor handel en armoedevermindering. Er bestaat een nauwe relatie. Dat weten we, maar begrijpen we het ook echt? Ik spreek namens de Commissie internationale handel. Ik vind dat we een Afrika-strategie moeten ontwikkelen, waarover we dan aan het eind van het Britse voorzitterschap opnieuw kunnen debatteren, en daarbij zouden we alle aspecten moeten betrekken. Het zou erg goed zijn als het Britse voorzitterschap hierover zou willen nadenken.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, als voorzitter van onze fractie heb ik er bewust voor gekozen om als laatste spreker in dit debat het woord te voeren. Ik ben nogal teleurgesteld te moeten vaststellen dat ik de enige fractievoorzitter ben die over dit onderwerp het woord voert. De leiding van een fractie zou eigenlijk alle steun moeten geven aan de collega’s binnen de fractie die het werk doen op het gebied van de armoedebestrijding.

Ik zou de collega's die zich al lang met dit onderwerp bezig houden, en niet alleen maar vanwege het initiatief van het Britse voorzitterschap van de Raad, uitdrukkelijk het volgende willen zeggen: de sociaal-democratische fractie beschouwt de bestrijding van de armoede in Afrika en overal ter wereld als een sleutelelement in haar werk.

Ik zou een deel van mijn spreektijd aan een onbekende persoon willen wijden: de moeder naast haar dode kind. In het stadje waar ik burgermeester was, hebben talloze mannen en vrouwen, maar vooral vrouwen, tijdens de oorlog kinderen verloren. Als ik bij oude mensen op verjaardagsvisite ging, was dat altijd het ergste wat ik mee moest maken: vrouwen van de oorlogsgeneratie die spreken over het verlies van een geliefd kind. Dat is een wond die nooit geneest.

In Afrika gebeurt dat dag in dag uit. Dag in dag uit zitten talloze rouwende moeders naast hun dode kinderen, radeloos en alleen gelaten. Ik zou voor mezelf en voor iedereen wensen dat we dit beeld op ons netvlies branden, want er is geen betere motivatie, geen betere reden om deze strijd tegen de armoede te leveren, de strijd die het Britse voorzitterschap tot hoofddoelstelling van zijn optreden heeft gemaakt, dan het gewone gevoel van menselijkheid dat ons leert dat we een vrouw die haar kind heeft moeten verliezen niet in de steek mogen laten. Dat is onze plicht als we pretenderen de wereld menselijker te willen maken.

Dat is een beeld, mijnheer de Voorzitter, dat wij als sociaal-democraten nooit vergeten, en daarom zeggen wij: dit initiatief is het absolute minimum. Ik zou ook een concreet voorstel willen doen: laten we deze vrouwen, en vele anderen die onze solidariteit nodig hebben, helpen door een kleine stap te zetten. Als de grote multinationale ondernemingen 0,25 procent – dat is dus een kwart procent – van de provisie die ze betalen voor deviezentransacties in een fonds voor Afrika zouden storten, als wij in dit Parlement een kwart procent van wat we uitgeven voor deviezentransacties opzij zouden zetten en in een fonds voor Afrika zouden storten, dan zou dat een enorm bedrag opleveren dat door het bedrijfsleven en bijvoorbeeld ook door ons in de Europese Unie nuttig ingezet zou kunnen worden, om een heel concrete bijdrage te leveren - bij voorkeur aan te vullen door een individuele bijdrage van eenieder afzonderlijk - aan de strijd tegen de armoede. Dat lijkt me een idee waarover we eens zouden kunnen praten.

 
  
  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Hilary Benn, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik u ervoor bedanken dat ik de gelegenheid krijg te reageren op het debat dat mijn collega Jack Straw vanmorgen heeft geopend.

Iedereen die het debat heeft gevolgd, zal beamen dat de bijdragen van alle leden getuigden van grote deskundigheid, kennis, passie en toewijding. Het komt mij voor dat u een stem geeft aan degenen die wij de eer hebben te vertegenwoordigen.

Ik verheug mij erop om door middel van het Britse voorzitterschap met de Commissie ontwikkelingssamenwerking samen te werken en de commissie volgende week toe te spreken. Mevrouw Morgantini had gelijk: het gaat niet om liefdadigheid maar om gerechtigheid. Het is een schreeuw om gerechtigheid die – mijnheer Martínez Martínez zei het al – wordt gesymboliseerd door de witte band. De witte golf die vorig weekeinde door Edinburgh trok, is een symbool. De mensen die de Live 8-concerten bijwoonden en die ons, hun gekozen vertegenwoordigers, brieven schrijven en van ons eisen dat we meer doen, zijn allemaal van mening dat dit het moment is om te handelen – iets wat mevrouw Martens en de heer Bowis ook al zeiden. Ik feliciteer de moeder van de heer Bowis met haar honderdste verjaardag. Hij heeft gelijk: ze heeft een lang leven achter de rug; zij heeft heel wat zien veranderen.

We kunnen eenvoudig niet langer tolereren dat Afrika van de rest van de wereld wegdrijft. De heer Schulz, die daarnet met zoveel passie heeft gesproken, wijst er terecht op dat ieder van ons hier verantwoordelijkheid draagt.

Nooit eerder in mijn politieke carrière speelde dit debat over Afrika, armoede, de oorzaken ervan en de vraag wat we eraan kunnen doen zo een centrale rol. Het signaal van onze kiezers is denk ik heel simpel: ze verwachten dat wij ingrijpen en willen erop kunnen vertrouwen dat de politiek in staat is om daadwerkelijk iets te veranderen ten gunste van Afrika en ontwikkeling. Het is moreel onaanvaardbaar dat dit grote continent met 54 landen op slechts een paar kilometer afstand van Europa steeds verder van ons verwijderd raakt en het enige werelddeel is dat de afgelopen 25 jaar armer is geworden. We beschikken nu over de middelen om er iets aan te doen. De uitdaging waarvoor Europa staat bestaat erin de passie, toewijding en woede – de gevoelens die bij de mensen leven – om te zetten in praktische daden die een verschil maken. Ik ben het met al degenen eens die hebben opgeroepen tot een strategie voor Afrika als beste manier om onze politieke middelen zo in te zetten dat zij een verschil maken. Ik verheug mij erop met de heer Michel samen te werken wanneer hij de lijnen van een strategie gaat uitzetten. Ik hoop vurig dat wij op dit punt vooruitgang kunnen boeken.

(Applaus)

Ik wil nu terugkomen op de praktische stappen die we moeten zetten. Wat zijn de kwesties die we in de Afrika-strategie van de EU moeten aanpakken? Het eerste punt is – als u mij toestaat met de heer Farage van mening te verschillen – dat hulp helpt. Hulp redt kinderlevens.

(Applaus)

Daarom moeten we die hulp ook verhogen. En daarom was de voortrekkersrol die Europa op zich nam door tijdens de ontmoeting van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking vorige maand een akkoord te bereiken over verdubbeling van de Europese hulp aan Afrika, Europa op zijn best. Europa toonde hiermee zijn leidende rol in de wereld en liet zien dat wij bereid en in staat zijn om datgene te doen waarvan we weten dat het verschil maakt. Dat is het eerste punt.

Het tweede punt is schuldenverlichting, waar veel sprekers al naar verwezen. Het werkelijke belang van schuldenverlichting is dat het betekent dat arme landen niet langer de vreselijk moeilijke keuze hoeven te maken tussen aan de ene kant het doen van maandelijkse terugbetalingen, die ze zich niet kunnen permitteren, en aan de andere kant het geld uitgeven aan artsen, verpleegkundigen, onderwijs voor kinderen en de aanschaf van medicijnen die de levens redden van kinderen en volwassenen.

Ten derde zijn wij er allemaal van doordrongen dat het uiteindelijk handel, economische ontwikkeling en economische groei zijn die Afrika, en alle ontwikkelingslanden, in staat stellen het leven van mensen te verbeteren. Zo hebben wij het hier in Europa ook gedaan. Het is de weg waarlangs onze maatschappij zich heeft ontworsteld aan de situatie van 500 jaar geleden, toen de levensverwachting zeer laag was, er enorme armoede heerste en zeer weinig mensen naar school konden.

De bevolking van Afrika wil precies dezelfde kansen: ze wil zichzelf door geld verdienen en handel drijven een weg banen uit de armoede naar een betere toekomst.

(Applaus)

Er zijn twee andere dingen die wij in dit debat niet mogen vergeten. Ik was tweeëneenhalve week geleden in het zuiden van Sudan, waar een op de vier kinderen voor het vijfde levensjaar sterft en driekwart van de volwassenen niet kan lezen. De ervaring van Darfur en het zuiden van Sudan heeft ons een zeer belangrijke les geleerd: zonder vrede en stabiliteit is er geen ontwikkeling mogelijk; zolang mensen met elkaar vechten, is er geen betere toekomst voor de mensen in Afrika. Daarom moet Europa leiderschap blijven tonen en hulp blijven bieden aan de Afrikaanse Unie, om Afrika te helpen de capaciteit op te bouwen die het nodig heeft om zelf zijn conflicten op te lossen. Zoals mijn vriend Jack Straw aan het begin van dit debat zei, zijn er nu minder conflicten in Afrika dan tien jaar geleden, en waar vrede en stabiliteit heersen, is er daadwerkelijk hoop en uitzicht op een betere toekomst.

Wat er ten slotte moet gebeuren, mijnheer de Voorzitter, willen we vooruitgang boeken, is het verwezenlijken van goed bestuur, want uiteindelijk kunnen regeringen slechts iets betekenen voor hun mensen als…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer de minister, uw spreektijd is niet beperkt. U mag zo lang spreken als u wilt. Het probleem is dat ik de afgevaardigden moest verzoeken de vergaderzaal in stilte te betreden.

Dat u het debat niet hebt bijgewoond is prima, maar als u de vergaderzaal binnenkomt, verzoek ik u dit te doen op een manier die niet storend is.

 
  
MPphoto
 
 

  Hilary Benn, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Dank u zeer, mijnheer de Voorzitter, voor uw betrokkenheid. Het is niet zo belangrijk dat u mijn stem hoort, het is veel belangrijker dat de buitenwereld de stem hoort van ons allemaal. Als wij luid en eensgezind onze stem laten horen, dan is de kans groter dat we in deze grote, wereldwijde strijd vooruitgang boeken.

(Luid applaus)

Uiteindelijk verwachten mensen dat regeringen namens hen dingen tot stand brengen. Wij verwachten van onze overheden dat zij voor vrede en veiligheid zorgen, onze kinderen onderwijs geven, voor ons zorgen als wij ziek zijn en ons de mogelijkheden bieden een leven voor onszelf en onze gezinnen op te bouwen. De grote uitdaging met betrekking tot de ontwikkelingslanden bestaat erin ter plekke voldoende capaciteit op te bouwen om de samenlevingen daar in staat te stellen voor zichzelf en hun gemeenschappen hetzelfde te doen als wat wij in Europa van onze regeringen verwachten.

Waar het uiteindelijk om gaat, is dat regeringen in staat zijn te doen wat zij beloven; waar het uiteindelijk om gaat, is dat mensen verwachten dat hun regering wellicht in staat is hun leven te verbeteren. Als die twee dingen samenkomen – als de stem van het volk wordt gehoord – dan heeft een maatschappij echt meer kans om vooruitgang te boeken. Uiteindelijk gaat het om politieke wil en politieke keuze. Dat is de rol van de politiek: beslissingen nemen over de vraag in wat voor wereld we willen leven; waaraan we ons geld besteden; welke besluiten we nemen over handel om ontwikkelingslanden in staat te stellen een betere toekomst te verwezenlijken.

Wij zijn de generatie op wier schouders deze verantwoordelijkheid nu rust. Zoals premier Tony Blair zei bij de lancering van zijn Commissie voor Afrika: “Als wij het niet doen, wie dan wel? Als we het niet nu doen, wanneer dan wel?”

Wij zijn de generatie die in staat is in te grijpen. Dit is het moment om te handelen. Laten we samenwerken; laten we deze kans grijpen en, door wat wij in Europa doen, Afrika helpen een betere toekomst op te bouwen, ook voor de komende generaties.

(Luid en langdurig applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Hartelijk dank, mijnheer Benn. Het spijt me dat ik u moest onderbreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vraag het woord voor een beroep op het Reglement, op basis van de artikelen 146 en 148.

Mijnheer de Voorzitter, ik zou u persoonlijk willen zeggen dat ik u heel dankbaar ben voor alles wat u tijdens alle plenaire vergaderingen doet om ervoor te zorgen dat de laatste tien minuten voor de stemmingen tenminste enigszins waardig verlopen. Helaas is dat niet mogelijk. De collega's die uit hun kantoren komen om in de plenaire vergadering te stemmen, komen de zaal binnen en begrijpen niets van wat u zegt, omdat er geen vertolking voor hen is. Ze praten met elkaar, ze staan in groepjes bij de presentielijsten, ze gaan naar hun plaats, ze moeten nog even iets met een collega regelen. Dat is allemaal heel begrijpelijk en zonder meer aanvaardbaar. Onaanvaardbaar is echter dat de vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie onder dergelijke omstandigheden het woord moeten voeren. Dat gaat niet, en ik schaam me daarvoor. Ik vind dat niet correct.

(Applaus)

Ik heb ook geen zin om dat tijdens iedere plenaire vergaderperiode opnieuw mee te moeten maken. Dat is ook beneden de waardigheid van een parlement. Daarom zou ik een voorstel willen doen. We willen de rechten van de collega's respecteren, maar ook die van de andere instellingen. Daarom stel ik voor dat we tussen het einde van het debat en het begin van de stemming een pauze ...

(Rumoer)

(Spreker onderbreekt zijn interventie)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik dank u voor uw steun aan het voorzitterschap, mijnheer Schulz. Alvorens ik het woord geef aan de Commissie, wil ik iedereen vragen om te gaan zitten. De leden die nog steeds in de paden staan om persoonlijke zaken te bespreken, zal door de boden worden gevraagd de vergaderzaal te verlaten.

Kunnen de boden de leden die nog altijd in de paden staan, vragen de vergaderzaal te verlaten?

Mijnheer Tannock, op grond van welk artikel vraagt u het woord?

Wilt u alstublieft zo vriendelijk zijn te gaan zitten en stil te zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben bevoorrecht. Ik versta Spaans zonder hoofdtelefoon. Als u zich in het Spaans richt tot degenen die achter in de zaal staan, hoe zouden ze u dan ooit kunnen verstaan zonder hoofdtelefoons op? Zou u Frans of Engels willen spreken, zodat ze u begrijpen?

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. U bent uitermate weerspannig vandaag. Ik wil zeggen dat uw houding tegenover de zaak waar we het deze morgen over hebben schandalig is.

(Applaus)

Mag ik alle leden die de paden op en neer lopen, vragen te gaan zitten en in ieder geval geen gesprekken te voeren die ons in onze werkzaamheden storen?

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel , lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, ik wil allereerst mevrouw Morgantini bedanken voor het debat dat ze vandaag zo tactvol heeft georganiseerd.

Dit debat heeft vooral aangetoond dat het besluit om Afrika een centrale plaats toe te kennen in het ontwikkelingsbeleid vrijwel unaniem gesteund wordt. Dat lijkt me buitengewoon belangrijk, aangezien Parlement, Commissie en Raad deze keuze hebben gemaakt. Dat wil uiteraard niet zeggen dat de arme landen in andere werelddelen ons niet interesseren. Verre van dat. Het betekent gewoon dat meer dan de helft van de verhoging van de ontwikkelingshulp feitelijk zal worden uitgetrokken voor Afrika, zodat dit continent de noodzakelijke inhaalslag kan maken.

Het tweede aspect dat ik uit dit debat distilleer, is dat alles erop duidt dat het noodzakelijk is een echte Europese ontwikkelingsstrategie te ontwikkelen, te definiëren en op poten te zetten, met name voor Afrika, een strategie die zich toespitst op de grote ontwikkelingsvraagstukken: bestuur, infrastructuren en schuldenlast. Iemand zei bijvoorbeeld dat het kwijtschelden van de schulden niet alles oplost. Daarvan zijn we ons bewust. Het schuldenvraagstuk is weliswaar belangrijk, maar strikt genomen geen ontwikkelingsinstrument. Schulden kwijtschelden is vanzelfsprekend geen garantie voor effectieve ontwikkeling, ofschoon het een interessante voorwaarde is.

Het op poten zetten van sociaal beleid dat gelijke tred houdt met een dynamisch maatschappelijk middenveld in wording, het op poten zetten van sociaal beleid om toegang te verschaffen tot rechtspraak, onderwijs, gezondheidszorg en ook tot cultuur, is zoals ik daarstraks al zei een belangrijk aspect. Ik denk dat dat alles moet uitmonden in een allesomvattende strategie, een allesomvattend plan en een concreet programma dat we moeten implementeren. Ik zeg er direct bij dat ik me terdege bewust ben van de problemen waar we mee te maken zullen krijgen. Het probleem is dat als we dit programma eenmaal hebben, we buitengewoon sterke sturing zullen moeten geven aan de bureaucratieën die het moeten gaan uitvoeren. Daarvoor reken ik op de steun van zowel het Parlement als de Raad, en binnen de Commissie zullen we al het mogelijke doen om vooruitgang te boeken in de dossiers. Ik denk dat het bijzonder belangrijk is dat we concrete resultaten kunnen overleggen. Gelet op alle beloften die zijn gedaan, gelet ook op alle - deels bijzonder geloofwaardige - perspectieven die zich aandienen en op de gunstige omstandigheden die maken dat de verwachtingen momenteel hooggespannen zijn, moeten we snel en concreet het bewijs leveren dat er schot in de zaak zit.

Een ander aspect waar ik op wil wijzen, met name wat Afrika betreft, is de bijzonder belangrijke rol van alle beleidsinitiatieven die gericht zijn op de gelijkheid van mannen en vrouwen op dit continent. Dat is een aspect van het probleem dat vaak onderbelicht wordt en waarmee alle beleidsmakers naar mijn idee rekening moeten houden, want daar zijn oplossingen te vinden en kansen te benutten. Daarbij denk ik aan ondernemingen, aan de handel. Ik denk aan microkredieten, aan de grotere autonomie van vrouwen dankzij deze vorm van krediet. Dat is een belangrijke culturele factor.

Geachte collega´s, dit was wat ik u kort wilde zeggen. Ik wilde zeggen, zoals Hilary Benn en Jack Straw voor mij hebben gedaan, dat de tijd nu daar is om tot actie over te gaan. Wíj moeten het doen. Ik denk dat we geen enkel excuus meer hebben. Het is al zo vaak gezegd, en ik denk dat we dit vraagstuk nu niet langer voor ons uit kunnen schuiven: we moeten concreet actie ondernemen om de hoopvolle verwachting in het hart van de mensen werkelijkheid te maken. Iemand zei het eerder al: het zou wellicht goed zijn als we, vanuit dit ontwikkelingsbeleid en vanuit dit nieuwe elan, het magische idee van Europa nieuw leven konden inblazen. Ik denk dat Europa van ontwikkeling de meest concrete projectie van haar waarden kan maken en al maakt, en daarom ben ik beslist optimistisch.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandra Mussolini (NI). (IT) Mijnheer de Voorzitter, gisteren is er iets ernstigs voorgevallen: Italië is beledigd...

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Als u een beroep wilt doen op het Reglement, moet u eerst aangeven op welk artikel u zich beroept.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandra Mussolini (NI). (IT) (Voor een uitgeschakelde microfoon leest mevrouw Mussolini artikel 90 van het Reglement voor)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. U mag niet het woord voeren op grond van artikel 90.

Tot besluit van dit debat deel ik mee dat wij zes ontwerpresoluties(1) hebben ontvangen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt aansluitend plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Luciana Sbarbati (ALDE). (IT) “De eerste plichten - eerste niet qua tijd maar qua belang en omdat, als men die plichten niet op zich neemt, de andere hooguit onvolledig kunnen worden volbracht - zijn de plichten op het vlak van menselijkheid”, aldus de Italiaanse vrijheidsstrijder Mazzini.

Daarmee wil ik uiting geven aan mijn solidariteit jegens die landen die wij meer aalmoezen en geld dachten te kunnen geven zonder dat wij ons echt zorgen maakten over hun daadwerkelijke ontwikkeling en zonder dat wij ons best deden om de armoede uit te bannen.

Kwijtschelding van de schuld zal het probleem van de ontwikkelingshulp niet verhelpen, want daarvoor zal de internationale gemeenschap toch borg moeten staan. Ook wordt het probleem van de broodnodige bijstand op volksgezondheidsgebied daarmee niet verholpen. Kwijtschelding betekent evenmin dat wij ons kunnen onttrekken aan de associatieovereenkomsten met de regeringen van die landen, of dat we geen aandacht meer hoeven te besteden aan bevordering van onderwijs- en opleidingsprogramma’s om ze te integreren in complexe sociale, economische en politieke stelsels. Wij moeten die landen helpen om vormen van democratisch bestuur te kiezen, om een toekomst te garanderen. Wij moeten de mensen dus kansen geven, ook buiten hun eigen land, maar in het besef dat zij kunnen terugkeren en zich vrije burgers kunnen voelen.

De politieke klasse moet de mondialiseringsprocessen in goede banen leiden door middel van beleidskeuzen op basis waarvan die landen kunnen rekenen op schoon water, energie, voedsel, gezondheidszorg, vrijheid en onderwijs.

De laatste Europese Raad heeft besloten om tegen het jaar 2010 de hulp te verhogen tot 20 miljard euro per jaar. Dit is een signaal van hoop voor miljoenen mensen. Wij kunnen de armoede onder de knie krijgen, en wij zijn de eerste generatie die daartoe in staat is omdat de juiste middelen voorhanden zijn.

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 
  

(1) Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid