Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 6 juli 2005 - Straatsburg Uitgave PB

27. Betrekkingen tussen de Europese Unie, China en Taiwan, alsmede veiligheid in het Verre Oosten
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.   Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de betrekkingen tussen de EU, China en Taiwan, alsmede veiligheid in het Verre Oosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de dertig jaar die zijn verstreken sinds de Europese Unie diplomatieke betrekkingen met China is aangegaan, heeft zowel de Europese Unie als China opmerkelijke veranderingen ondergaan. Dat geldt zeker ook voor de relatie tussen de EU en China, die nu hechter is dan ooit. Maar het is nu ook meer dan ooit van cruciaal belang dat de Europese Unie zich instelt op de uitdaging waarvoor de Chinese politieke en economische groei ons stelt. De economieën van de Europese Unie moeten in staat zijn een antwoord te vinden op het probleem van de concurrentie en de economische kansen die uitgaan van China en andere opkomende economieën in Azië. De Europese Unie heeft veel belangen in China. Dat geldt tevens voor Oost-Azië in het algemeen, dat in de 21e eeuw duidelijk een zeer belangrijke regio zal zijn. Het is cruciaal dat de Europese Unie en China samenwerken, ook met andere internationale partners, om een aantal wereldwijde problemen aan te pakken.

Het is goed dat de Europese Unie en China nu in gesprek zijn over een heel scala aan onderwerpen, waaronder regionale veiligheid, mensenrechten, milieu, onderwijs, migratie, klimaatverandering en transport. Afgelopen week nog vond de eerste EU-China-top over vliegverkeer plaats. Al deze gesprekken leveren beide partijen voordeel op. De Europese Unie beschikt reeds over veel kennis en ervaring die ze met China kan delen, terwijl China problemen vaak op een nieuwe manier benadert, en de Europese Unie kan het nodige leren van deze frisse aanpak.

In september vindt in Peking de achtste top Europese Unie-China plaats, die een gelegenheid vormt voor de viering van dertig jaar officiële betrekkingen tussen de Europese Unie en China. Ook zullen we vooruit kunnen kijken naar de volgende dertig jaar. De Europese Unie en China hebben zodoende de mogelijkheid om als internationale partners wereldwijde problemen aan te pakken. Wij kijken uit naar deze gelegenheid voor de Europese Unie en China om de krachten te bundelen en zich gezamenlijk in te zetten voor het oplossen van de kwesties van klimaatverandering en continuïteit van de energievoorziening. Dialoog en praktische samenwerking zijn daarvoor de middelen.

Uiteraard hebben wij meningsverschillen, maar het is een teken van de volwassenheid van de relatie dat we daar op constructieve wijze over kunnen praten, bijvoorbeeld via de EU-China-dialoog over de mensenrechten.

De mensenrechten vormen natuurlijk een wezenlijk onderdeel van het buitenlands beleid van de Europese Unie. De Unie erkent dat China in het afgelopen decennium aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt in zijn sociaal-economische ontwikkeling en verwelkomt stappen ter versterking van de rechtstaat en van de samenwerking met de VN-mechanismen op het gebied van de mensenrechten. Maar er is veel meer nodig.

De Europese Unie is nog steeds zeer bezorgd over de mensenrechten in China. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de vrijheid van vergadering. Nog steeds worden journalisten, advocaten en leden van NGO’s vervolgd. De doodstraf wordt nog steeds op grote schaal toegepast, administratieve detentie is een wijdverbreide praktijk en we maken ons ernstig zorgen over martelingen. Ook de situatie in Tibet en Xinjiang blijft een punt van zorg. De Raad is blij met de inspanningen van China om het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten te ratificeren, en hoopt dat deze inspanningen echte verbeteringen met zich mee zullen brengen voor het dagelijkse leven van alle Chinese burgers.

Een ander onderwerp waar China en de Europese Unie dikwijls over spreken is Taiwan. In de afgelopen dertig jaar hebben zich ook in Taiwan enorme veranderingen voltrokken. Taiwan is een van de meest succesvolle Aziatische tijgers; het kende bijvoorbeeld vorig jaar nog een benijdenswaardige economische groei van 5,9 procent. Het reële bbp per hoofd van de bevolking wordt gezien als gelijkwaardig aan dat van Japan en Hongkong. Er zijn in Taiwan echter niet alleen economische, maar ook politieke veranderingen geweest. Dertig jaar geleden overleed Tsjang Kai-sjek, waarna zijn zoon Jiang Jingguo aan de macht kwam. Pas in 1996 waren er voor het eerst democratische presidentsverkiezingen in Taiwan. Tegenwoordig is Taiwan een volwaardige democratie.

De lidstaten van de Europese Unie onderhouden geen diplomatieke betrekkingen met Taiwan. Toch is er sprake van hechte relaties op economisch en handelsgebied met Taiwan. Uiteraard is Taiwan lid van de Wereldhandelsorganisatie. Ook hebben Taiwan en de Europese Unie sterke banden buiten het politieke domein, zoals op het vlak van wetenschap, onderwijs en cultuur, en ook op verschillende technologische terreinen.

Andere zaken zijn echter minder positief, zoals de relatie tussen de landen aan weerszijden van de Straat van Taiwan. In maart van dit jaar heeft China een “anti-afscheidingswet” ingevoerd, naar eigen zeggen met de bedoeling Taiwanese stappen naar onafhankelijkheid een halt toe te roepen of te ontmoedigen. Deze wetgeving is grotendeels een codificatie van bestaand Chinees beleid, maar bevat wel verwijzingen naar China’s vaste voornemen te komen tot vreedzame hereniging. Verontrustender is dat de mogelijkheid wordt genoemd van het gebruik van niet-vreedzame middelen als de omstandigheden dit zouden vereisen. De omschrijving van wat deze omstandigheden precies inhouden is nogal vaag. De Europese Unie reageerde door opnieuw te verklaren dat het EU-beleid is gericht op één ongedeeld China en dat de EU tegenstander is van het gebruik van geweld om dit vraagstuk op te lossen.

De Europese Unie is altijd van mening geweest dat de kwestie-Taiwan door middel van een constructieve dialoog op vreedzame wijze moet worden opgelost, en ze heeft bij de twee partijen altijd aangedrongen op het vermijden van eenzijdige stappen waardoor de spanningen wellicht zouden kunnen oplopen. In een verklaring van begin dit jaar heeft de Europese Unie het akkoord over vliegverkeer tussen China en Taiwan voor de periode rond het Chinese Nieuwjaar verwelkomd. De EU heeft aangegeven dit soort praktische samenwerking nuttig te achten voor de bevordering van de dialoog en het begrip tussen de twee partijen, en de hoop uitgesproken dat er manieren zullen worden gevonden om hierop voort te bouwen. Wij zijn op de hoogte van het feit dat er een dialoog bestaat tussen het vasteland en bezoekende Taiwanese oppositieleiders, en hopen dat het vasteland spoedig in staat zal zijn om een soortgelijke dialoog aan te gaan met de gekozen leiders in Taiwan.

Wat regionale kwesties betreft, hebben China, de Europese Unie en andere actoren een gemeenschappelijk belang bij een stabiel Koreaans schiereiland. Gezien de invloed die China heeft op de Democratische Volksrepubliek Korea, vervult het land een sleutelrol bij de inspanningen om een kernwapenvrij schiereiland tot stand te brengen. De Europese Unie ondersteunt deze rol.

De Europese Unie heeft nog steeds het vaste voornemen om bij te dragen aan vrede en veiligheid in Azië en het Aziatische deel van de Stille Zuidzee. Dit is een van onze belangrijkste doelstellingen. Als ik even voor het Verenigd Koninkrijk mag spreken: wij willen bijzonder graag de periode van het Britse voorzitterschap van de Europese Unie gebruiken om op dit gebied vooruitgang te boeken. De Europese Unie zou moeten streven naar een actievere deelname aan het politieke beheer van de veiligheidskwesties in de regio. Met betrekking tot een van de aandachtspunten van dit moment heeft de Europese Unie opgeroepen tot een snelle en onvoorwaardelijke hervatting van de zespartijengesprekken en tot de volledige, verifieerbare en onherroepelijke stillegging van alle Noord-Koreaanse programma's voor nucleaire bewapening.

Wij moeten blijven zoeken naar manieren om te komen tot een grotere bijdrage van de Europese Unie in regionale forums zoals de ASEM en de ASEAN, waarmee wij formeel samenwerken, het enige multilaterale forum in Azië dat zich bezighoudt met regionale veiligheid. Ook zou het verstandig zijn als de Europese Unie strategische dialogen zou beginnen met andere belangrijke actoren in de Oost-Aziatische regio. De veiligheid van deze regio is niet alleen van belang voor de mensen ter plekke, maar voor ons allemaal.

Sinds het begin van de Chinese economische hervormingen in 1978 is de Chinese economie gemiddeld met bijna 10 procent per jaar gegroeid. In deze periode is de Chinees-Europese handel met meer dan een factor 40 toegenomen. Inmiddels is de EU de belangrijkste handelspartner van China, en China is voor de EU de op één na belangrijkste handelspartner, na de Verenigde Staten.

In 2003 werd China de op drie na grootste handelsnatie ter wereld, en de buitenlandse handel groeit nog steeds, met 37 procent, een groeitempo waarbij geen enkele andere belangrijke handelsnatie zelfs maar in de buurt komt. Ook heeft China de VS ingehaald als ’s werelds grootste ontvanger van rechtstreekse buitenlandse investeringen.

China heeft zich flink ingespannen om zijn nieuwe rol in het wereldwijde economische verkeer waar te maken. Om te voldoen aan de verplichtingen van de Wereldhandelsorganisatie en de toezeggingen bij de toetreding, heeft het land over de hele linie invoerrechten geschrapt en op grondige wijze wetten en regels herzien. Toch blijven er nog punten van zorg over. Het zakelijke klimaat in China levert nog steeds problemen op voor de buitenlandse bedrijven die er werken. De wetten voor bescherming van intellectueel eigendom worden bijvoorbeeld niet streng genoeg uitgevoerd. De ministersconferentie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong later dit jaar biedt de Europese Unie en China de kans om wederom door middel van samenwerking een goed en evenwichtig resultaat te bereiken.

De enorme economische groei in China heeft tevens veranderingen op andere gebieden met zich meegebracht. Pas in het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw formuleerde de Europese Commissie haar eerste strategie voor Azië en ontwierp zij de eerste beleidsstukken met betrekking tot China. In het eerste beleidsstuk werd geprobeerd om een strategie voor de lange termijn op te stellen, in het licht van de snelle economische groei en zeker ook de politieke ontwikkeling van China. Tegelijkertijd werden de betrekkingen minder ad hoc van aard, en werden jaarlijkse topontmoetingen de norm. In 1996 werd de eerste Azie-Europa-ontmoeting gehouden en twee jaar later vond de eerste EU-China-top plaats.

Tegen deze achtergrond van snelle veranderingen ziet het belangrijkste juridische raamwerk voor de betrekkingen tussen de EU en China – de bilaterale Overeenkomst inzake commerciële en economische samenwerking uit 1985 – er beslist achterhaald uit. De Europese Unie kijkt uit naar de introductie van een nieuwe kaderovereenkomst die meer past bij de rijk geschakeerde relatie die we tegenwoordig hebben. Ik hoop dat op dit punt vooruitgang geboekt kan worden tijdens het Britse voorzitterschap van de Europese Unie. Ook zullen we streven naar vooruitgang bij een aantal andere kwesties. In deze week waarin de G8-leiders zich verzamelen in Gleneagles moet daarbij uiteraard het onderwerp klimaatverandering worden genoemd, evenals de kwestie van de toekenning van de status van markteconomie aan China.

Continuïteit van de energievoorziening is een zaak die voor alle landen van belang is. Het is een voorwaarde voor economische groei en ontwikkeling. Het huidige niveau van de wereldwijde energieproductie en -consumptie wordt nu al beschouwd als een negatieve factor voor het klimaat op aarde, en voor de komende decennia wordt verwacht dat de uitstoot van broeikasgassen zal stijgen. De Europese Unie en China worden geconfronteerd met een belangrijke tweeledige uitdaging: het veiligstellen van de energievoorziening en het bestrijden van de klimaatverandering.

De Europese Unie erkent haar verplichting om de eigen emissies te verminderen, terwijl zij tegelijkertijd landen als China moet helpen op een duurzame manier in hun energiebehoeften te voorzien. De Europese Unie en China beschikken over ruime deskundigheid op wetenschappelijk en technologisch gebied, die wereldwijd respect afdwingt. Daarom hebben China en de Europese Unie ook uitstekende mogelijkheden om hun samenwerking op dit belangrijke terrein aanzienlijk te verdiepen.

Natuurlijk hebben de Europese Unie en China meningsverschillen. De overeenkomst waarin de recente onderhandelingen over textiel tussen de EU en China uiteindelijk hebben geresulteerd, laat zien wat er mogelijk is als we samen om de tafel gaan zitten om op vriendschappelijke wijze deze meningsverschillen bespreken en naar oplossingen zoeken waar iedereen baat bij heeft. Ik zou in dit verband de commissaris voor handel, de heer Mandelson, willen citeren, die zei dat China heeft gehandeld “als een verantwoordelijke en gewaardeerde partner.”

De tijd die mij vandaag ter beschikking staat om het Parlement over dit onderwerp toe te spreken is te kort om een volledig overzicht te geven van betrekkingen die zich in dertig jaar tijd hebben ontwikkeld. Ik hoop echter dat anderen nu hun visie kunnen geven op deze belangrijke relatie, die nog steeds in ontwikkeling is.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) – Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de heer Alexander in zijn nieuwe rol willen verwelkomen, vooral wat betreft zijn rol hier in het Parlement. Wij zullen samen veel debatten voeren en het zal een genoegen zijn om met hem te werken.

Ik ben erg blij met dit debat, omdat de situatie in Azië, en ook in Oost-Azië, zeker een belangrijke strategische kwestie vormt. Tegenwoordig is Azië niet alleen het continent met de meest omvangrijke bevolking, maar ook het continent met de hoogste cijfers voor economische groei en de hoogste uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. De landen in het Verre Oosten investeren in hun toekomst en Azië zal in de 21e eeuw ongetwijfeld een hoofdrol vervullen op het wereldtoneel. Wij moeten ons hiervan bewust zijn en ons daarop voorbereiden.

Daarom is de veiligheid in het Verre Oosten een onderwerp dat rechtstreeks raakt aan de Europese belangen. Ze is onderdeel van de algehele verantwoordelijkheid voor veiligheid en stabiliteit in de wereld die de kern vormt van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Bovendien heeft stabiliteit in het Verre Oosten niet alleen rechtstreekse gevolgen voor de welvaart en het welzijn van onze burgers, maar ook voor de burgers van het Aziatische continent. China, Japan en de Republiek Zuid-Korea behoren tot de zes belangrijkste economieën ter wereld, als men de EU als één economie beschouwt. Ook behoren ze tot onze grootste handelspartners en zijn ze grote ontvangers van buitenlandse investeringen uit Europa. Voor Japan geldt tevens dat dit land een belangrijke leverancier van investeringen in Europa is, niet het minst in een aantal nieuwe lidstaten. Om kort te gaan: instabiliteit in de meest dynamische regio ter wereld zou ernstige gevolgen hebben, en die zouden ook in Europa nadrukkelijk te voelen zijn.

De vraag is dus: wat is de lijn die Europa volgt in deze kwestie, en welke middelen staan ons ter beschikking om de zaken goed aan te pakken? Dit zijn de vragen die ik nu aan de orde zou willen stellen.

Laten we eens kijken naar de belangrijkste kwesties in Oost-Azië. Voor de middellange termijn zijn er drie belangrijke beleidsterreinen die de politieke agenda in Oost-Azië domineren. Ten eerste gaat het erom hoe men moet omgaan met de opkomst van China; ten tweede moet de stabiliteit van het Koreaanse schiereiland worden gewaarborgd; en ten derde is een vreedzame oplossing voor de spanningen tussen China en Taiwan van belang. Een juiste aanpak van deze kwesties zal van grote invloed zijn op zowel onze regionale veiligheid als onze veiligheid in een breder verband.

Positief is natuurlijk dat er ook in Oost-Azië inmiddels grote vooruitgang is geboekt op het vlak van economische integratie. Maar dit is op zichzelf niet voldoende om Oost-Azië stabieler of vreedzamer te maken, met name omdat de Democratische Volksrepubliek Korea zich nog steeds afzijdig houdt van de toenemende economische samenwerking. Bovendien hebben de economische banden, anders dan in Europa in de tweede helft van de jaren tachtig, niet geresulteerd in verbeterde politieke betrekkingen. Integendeel, de economische opkomst van China en de zelfverzekerdheid in het buitenlands beleid hebben in sommige buurlanden de vrees versterkt dat een welvarender China zijn economisch gewin zou kunnen gebruiken om het behartigen van zijn nationale belangen krachtiger ter hand te nemen en de regio zowel economisch als politiek te domineren.

De rivaliteit tussen China en Japan is eerder en duidelijker aan het oppervlak gekomen dan veel waarnemers hadden verwacht. De trend naar een meer nationalistische opstelling die in alle Oost-Aziatische landen zichtbaar is, zou ertoe kunnen leiden dat bilaterale conflicten gebruikt worden als middel om in het eigen land de zaken in een bepaalde richting te sturen. In China bijvoorbeeld is men bezig afstand te nemen van het ideologische keurslijf, en als onderdeel van dit proces probeert men het nationalisme als bindend element te laten herleven. Door een generatiewisseling in Korea heeft het anticommunisme, dat gebaseerd was op de traumatische ervaringen uit de Koreaanse oorlog, zijn aantrekkingskracht verloren. In overeenstemming met de denkbeelden van de jongere generatie lijken de nieuwe leiders een hard beleid tegenover Noord-Korea veelal als een grotere bedreiging voor de vrede te zien dan het nucleaire programma van dat land. In Japan zien we een opleving van nationalistische tendensen die niet voortkomt uit de jongerenbeweging, maar uit de wens van de elite om de ‘zelfkritische houding’ die het land kenmerkt te veranderen. De trend naar een nationalistisch beleid in deze drie landen belooft weinig goeds voor het oplossen van de concrete politieke problemen die in de komende jaren steeds urgenter zullen worden. Bovendien zullen de economieën als gevolg van de technologische opkomst van China steeds heviger met elkaar gaan concurreren en zal de complementariteit op dat vlak dus gaandeweg verloren gaan. Hierdoor zal het politieke klimaat eerder verhitten dan afkoelen.

Het staat echter niet vast dat de spanningen zullen toenemen. Zo vond er op 23 april in Jakarta een ontmoeting plaats tussen premier Koizumi van Japan en de president van China, waaraan ik deelnam. Het doel hiervan was expliciet een deëscalatie van de spanningen, waaruit blijkt dat beide partijen zich realiseren dat zij op economisch vlak alleen maar kunnen verliezen als de spanningen oplopen. Het is daarom betreurenswaardig dat de hieropvolgende stappen eerder een complicerende dan een kalmerende uitwerking hadden, toen vice-premier Wu Yi plotseling een geplande ontmoeting met premier Koizumi afzegde. Als de zaken verstandig aangepakt worden, kan de rivaliteit tussen Tokio en Peking evenwel leiden tot een constructieve vorm van wedijver die de weg vrij zou maken voor het aanpakken van reeds langlopende conflicten, zoals we bijvoorbeeld gezien hebben bij de toenadering tussen India en China, waarop Japan heeft geantwoord met een bezoek van premier Koizumi aan New Delhi en meer aandacht voor Zuidoost-Azië. In dit verband is het bijzonder interessant te zien dat het voorbeeld van Europa, waar men erin is geslaagd de gewapende strijd achter zich te laten en de scheidslijnen uit de Koude Oorlog ongedaan te maken, nauwkeurig wordt bestudeerd in Oost-Azië. Dit biedt ons een kans, een kans die wij zouden moeten grijpen om de betrekkingen met alle regionale actoren te bevorderen.

Wij zetten nu een aantal concrete stappen om de verschillende belangrijke kwesties in dit verband aan te pakken, en om heel duidelijk Europa’s opvattingen naar voren te brengen over de weg die gevolgd moet worden. Ook kunnen wij zo onze bezorgdheid over de situatie tot uitdrukking brengen. Er is sprake van een politieke dialoog. Laten we niet vergeten dat we dit jaar al dertig jaar diplomatieke betrekkingen met het land onderhouden. Ook is er sprake van een dialoog rond het onderwerp mensenrechten en worden alle zaken met betrekking tot veiligheid besproken. Sterker nog, bij de volgende top in China, die in september plaatsvindt, zullen wij proberen steun te vinden voor een uitgebreidere en ambitieuzere kaderovereenkomst, omdat we met de bestaande overeenkomst onze zeer ambitieuze doelstellingen niet meer kunnen verwezenlijken. Op ministerieel niveau vinden er op twintig verschillende gebieden regelmatige besprekingen plaats om China te helpen de handelsverplichtingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie na te komen, en ook, bijvoorbeeld, de verplichtingen op het gebied van intellectueel eigendom en arbeidsrecht, die onze collega reeds vermeldde. Het algehele streven is te komen tot op volledige wederkerigheid gebaseerde betrekkingen tussen China en de EU.

Wat de spanningen tussen China en Japan betreft, hebben wij onlangs ontmoetingen op hoog niveau aangegrepen – met name de Top tussen de EU en Japan van 2 mei in Luxemburg – om zaken rond stabiliteit in Oost-Azië op het hoogste regeringsniveau te bespreken. In deze context zijn wij overeengekomen onze politieke dialoog te intensiveren, en wij hebben aangegeven dat met name kwesties rond energie zeer hoog op de agenda zouden moeten staan, wat ook voor Japan geldt. Wij willen de dialoog met name versterken in verband met de Japanse bezorgdheid over een mogelijke opheffing in de toekomst van het wapenembargo van de EU tegen China. Als eerste vervolgstap hebben wij op 6 mei in de marge van de ASEM-ontmoeting een ministeriële trojka met Japan gehouden. Ook in onze politieke dialoog met China stellen wij de kwestie van de Chinees-Japanse spanningen aan de orde en roepen wij op tot verzoening en een gematigde houding.

Omtrent het wapenembargo wordt in de conclusies van de Europese Raad van december 2004 duidelijk gesteld dat er noch in kwantitatief noch in kwalitatief opzicht verandering zou mogen komen in de wapenexport naar China. Daarom zou een toekomstige beslissing over opheffing van het embargo geen verandering mogen betekenen voor de veiligheid in Oost-Azië.

Bovendien heeft de Europese Unie een begin gemaakt met een strategische dialoog met de Verenigde Staten over Oost-Azië, om de bezorgdheid van onze partners met betrekking tot veiligheid aan de orde te stellen. Om onze positie uit te leggen, zijn informatiemissies uitgevoerd in de VS, Japan, Zuid-Korea, Australië en Nieuw-Zeeland. We leggen op dit moment de laatste hand aan de bijgewerkte gedragscode inzake wapenexport.

Ik zou nog twee dingen willen zeggen voordat het debat begint, waarna ik uw vragen zal beantwoorden. De Europese Unie heeft in haar verklaring van 15 mei duidelijk haar bezorgdheid omtrent de anti-afscheidingswet van China tot uitdrukking gebracht. Bij die gelegenheid heeft de Europese Unie de principes herhaald die ten grondslag liggen aan haar beleid, dat wil zeggen: gehechtheid aan een ‘één China’-beleid en gehechtheid aan een vreedzame oplossing van de geschillen. Ook hebben wij beide partijen opgeroepen om initiatieven te ontplooien op het gebied van dialoog en begrip. Ik kan u zeggen dat wij blij zijn dat Taiwanese oppositieleiders naar het vasteland van China hebben kunnen reizen. Wij hopen dat alle partijen in de toekomst bij dergelijke contacten betrokken zullen zijn.

Ik zou nogmaals de aandacht willen vestigen op de kwestie van het nucleaire programma van de Democratische Volksrepubliek Korea. Ik wil u eraan herinneren dat de Europese Unie – en ook de Commissie – deel uitmaakt van het dagelijks bestuur van KEDO. Wij hebben deze activiteit, die momenteel opgeschort is, onder meer financieel ondersteund om het nucleaire vraagstuk op vreedzame wijze op te kunnen lossen. Wij blijven onze volledige steun geven aan eventuele zespartijengesprekken en beschouwen deze als de weg die gevolgd moet worden. Ook hebben wij onze standpunten bij verschillende gelegenheden duidelijk overgebracht aan de Noord-Koreaanse regering. Ik heb gehoord dat er een parlementaire delegatie naar Noord-Korea gaat. Wanneer u terug bent, zullen wij graag van u vernemen wat uw ervaringen en bevindingen zijn.

Hier laat ik het bij. Er valt nog veel te zeggen, omdat deze zaken, zoals ik al zei, de kern uitmaken van ons mondiale beleid voor de 21e eeuw.

 
  
MPphoto
 
 

  Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, eigenlijk zouden we nu dubbel zoveel tijd moeten krijgen om inhoudelijk correct te reageren op de uitstekende uiteenzettingen van de sprekers die tot nu toe het woord over dit onderwerp hebben gevoerd. Maar goed, ik zal me beperken tot de hoofdpunten.

We zijn het er toch wel over eens dat de spanningen tussen de verschillende landen in het Verre Oosten serieus moeten worden genomen, of het nu de geschillen tussen Japan en China of tussen Noord-Korea en Japan zijn. Je kunt nog verder gaan en er ook Rusland bij betrekken, bijvoorbeeld in verband met de vier eilanden die al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog bezet zijn. Het is van het grootste belang dat ons Europa een constructieve bijdrage levert, niet alleen om economische redenen, mevrouw de commissaris, maar ook om politieke redenen. We zijn het er toch wel over eens – en ik ga ervan uit dat de vertegenwoordiger van de Raad die mening met me deelt – dat we democratie, mensenrechten en de rechtstaat willen bevorderen, en dat we het werk dat we in dit verband verrichten, zien als een duurzame basis voor gezonde economische betrekkingen.

Mevrouw de commissaris, u heeft terecht gewezen op de geslaagde Top tussen Japan en de EU die in mei in Luxemburg heeft plaatsgevonden. Ik heb echter soms het gevoel dat de vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie drie keer zo vaak in Peking zijn als in Tokio. Ook een bezoek aan Taipei zou geen kwaad kunnen. Taiwan en Japan zijn tenslotte allebei democratieën met een meerpartijenstelsel waarin de mensenrechten en de rechtsstaat worden geëerbiedigd. Dat kunnen we van de Volksrepubliek China niet zeggen, en het zal nog heel lang duren voordat dat verandert, als het ooit zover komt. We moeten zorgen voor een evenwichtigere verdeling van het aantal bezoeken en van de contacten om duidelijk te maken dat democratieën met elkaar samen moeten werken.

Ik zou van de Raad nog graag willen weten wat nu zijn standpunt is ten aanzien van de lopende onderhandelingen over het opheffen van het wapenembargo. Wij in het Parlement verbinden aan een eventuele opheffing drie duidelijke voorwaarden. Ten eerste – en dat ziet u ook zo – moet er in China substantiële vooruitgang worden geboekt op het gebied van de mensenrechten. Ten tweede moet er een einde komen aan de spanningen tussen Taiwan en China. China heeft langs de kust 700 raketten opgesteld die op Taiwan gericht zijn. We kunnen toch geen wapens leveren aan een gebied waar de situatie zo dreigend is? Mevrouw de commissaris, u heeft een beetje om de hete brij heen gedraaid. Wordt de gedragscode inzake wapenexport nu wettelijk bindend of niet? Zo ja, wanneer dan? Dat is voor ons namelijk ook een voorwaarde om überhaupt te kunnen praten over het opheffen van het wapenembargo.

We moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de landen in Azië bereiken wat wij in Europa hebben bereikt, zestig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, namelijk verzoening. Daarom moeten we ze aanmoedigen alles te doen om eenzelfde verzoeningsproces in gang te zetten, want zonder verzoening zijn stabiliteit en veiligheid niet mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de Partij van de Europese Sociaal-Democraten. Wij ondersteunen deze compromisresolutie, omdat wij het belangrijk vinden dat het Europees Parlement met één stem spreekt. Maar begrijpelijkerwijs is het niet echt een weergave van de standpunten van mijn fractie en, nu we het er toch over hebben, ook niet van de andere fracties die haar hebben ondertekend. Het is precies wat het woord doet vermoeden: een compromis.

Het Verre Oosten is een regio die steeds belangrijker wordt voor handel en hulp, tegen de achtergrond van de toenemende globalisering op zowel economisch als politiek vlak. Kwesties rond veiligheid raken ons allemaal. Tegenwoordig is het zo dat als Noord-Korea niest, wij allemaal kou dreigen te vatten. Ik zou drie belangrijke punten naar voren willen brengen.

Ten eerste het wapenembargo tegen China. Dit werd terecht ingevoerd na de gruwelijkheden op het Plein van de Hemelse Vrede. Wij hebben nog steeds gegronde zorgen over China’s staat van dienst op het gebied van de mensenrechten maar zoals de Raad reeds zei, gaat het hiermee de goede kant op. Voor ons is het ontbreken van een degelijke juridische basis voor de gedragscode inzake wapenexport een even groot obstakel voor opheffing van het embargo als de situatie in China.

Ten tweede wil ik het hebben over Noord-Korea. Zoals u reeds zei, commissaris, vertrekt er morgen een delegatie – waar ik deel van uitmaak – onder leiding van Ursula Stenzel. Dit zal de eerste ontmoeting zijn tussen een vaste delegatie van het Europees Parlement en de hoogste Volksvergadering van de Democratische Volksrepubliek Korea.

Dit Parlement heeft zijn standpunt in het verleden duidelijk gemaakt en zal het morgen tijdens de stemming herhalen. De Europese Unie heeft in Noord-Korea 500 miljoen euro bijgedragen voor humanitaire hulp, ontwikkelingshulp en KEDO. Wij beginnen steeds meer te voelen voor een beleid waarbij het gezegde ‘wie betaalt, bepaalt’ in acht wordt genomen. Wij willen onze kritische betrokkenheid blijven tonen om Noord-Korea ertoe te bewegen terug te keren naar de onderhandelingstafel – vanuit de wildernis naar de bewoonde wereld – maar we willen wel een plek aan die tafel als men daar weer plaatsneemt.

Tot slot is er geen land dat zonder schuld is met betrekking tot de huidige spanningen in deze regio: de kwesties China-Taiwan, China-Japan, Japan-Zuid-Korea en het vraagstuk rond het Koreaanse schiereiland zelf. Het blijft nodig dat men in het reine komt met de geschiedenis van de regio. De landen zouden uitstekend lering kunnen trekken uit de Frans-Duitse en Duits-Poolse verzoeningen die in het verleden hier in Europa tot stand zijn gekomen. Zoals commissaris Rehn in een eerder debat zei: “Er kan geen duurzame vrede komen zonder verzoening die waarheid en gerechtigheid als basis heeft.”

 
  
MPphoto
 
 

  István Szent-Iványi, namens de ALDE-Fractie. - (HU) Het Europees Parlement heeft zich met een substantiële meerderheid uitgesproken voor handhaving van het wapenembargo tegen China. Dit embargo moet van kracht blijven zolang de redenen voor het opleggen van het embargo nog bestaan, bijvoorbeeld zolang honderden mensen die hebben deelgenomen aan het protest op het Tiananmen-plein, nog in de gevangenis zitten. De voorbeelden laten zien dat zich ondanks het embargo economische betrekkingen ontwikkelen. Het embargo heeft dus duidelijk geen enkele invloed op de economische betrekkingen, maar het moet wel een aanwijzing zijn voor de politieke betrekkingen. Persoonlijk heb ik vertrouwen in het standpunt van het Britse voorzitterschap; in mijn ervaring is de houding van het Verenigd Koninkrijk in deze zaak duidelijk en ondubbelzinnig, en ik prijs het voorzitterschap hiervoor.

De andere belangrijke kwestie: Taiwan vraagt al sinds 1997 om de status van waarnemer in de Wereldgezondheidsorganisatie. Het verzoek van Taiwan wordt elk jaar afgewezen, en is ook dit jaar helaas weer afgewezen. En helaas hebben de lidstaten meegewerkt aan het afwijzen van het verzoek van Taiwan. Ik ben echter van mening dat de 23 miljoen inwoners van Taiwan recht hebben op de veiligheid en bescherming die de Wereldgezondheidsorganisatie kan bieden, maar het omgekeerde is ook waar: wij hebben de kennis en ervaring en, ik moet zeggen, de financiële middelen nodig die Taiwan te bieden heeft. Het is volstrekt onbegrijpelijk waarom ze het verzoek van Taiwan blijven afwijzen. Ik heb geen behoefte het ‘één China’-beleid ter discussie te stellen, maar dit heeft daar niets mee te maken. Taiwan neemt op talloze terreinen al deel aan internationale samenwerking. Het is bijvoorbeeld lid van de Wereldhandelsorganisatie, het neemt deel in de economische samenwerking binnen de APEC (Asia Pacific Economic Community) en het is lid van andere internationale organisaties. Tegelijkertijd hebben organisaties zoals de Heilige Stoel, de Maltezer Orde, het Rode Kruis, de Rode Halve Maan en zelfs de Interparlementaire Unie de status van waarnemer in de Wereldgezondheidsorganisatie. In het licht hiervan is het volstrekt absurd dat Taiwan is afgewezen. Ik vraag het voorzitterschap en de Commissie de lidstaten te overreden Taiwan volgend jaar wel de status van waarnemer in de Wereldgezondheidsorganisatie te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie.(ES) Mijnheer de Voorzitter, China speelt inderdaad een essentiële rol in zowel het buitenlands beleid als het handelsbeleid van Europa. Juist daarom is het zo belangrijk dat de Europese Unie zich ervan verzekert dat haar beleid met betrekking tot China bijdraagt aan de verbetering van standaarden op sociaal gebied en op het gebied van milieu en mensenrechten, en dat het de stabiliteit en veiligheid in de regio niet in gevaar brengt.

In deze context ben ik het eens met de stelling dat een aantal recente gebeurtenissen waarbij de Chinese autoriteiten een hoofdrol hebben gespeeld, zorgwekkend is, zoals bijvoorbeeld, in relatie met Taiwan, het aannemen van de anti-afscheidingswet.

We moeten ook niet vergeten dat de Europese Unie alleen dan een akkoord tussen China en Taiwan kan accepteren als dit het resultaat is van een vreedzame dialoog tussen de partijen en als hierin de democratische vooruitgang wordt gerespecteerd die Taiwan heeft weten te realiseren.

Bovendien moeten we, zoals al is gezegd, wat betreft het wapenembargo niet vergeten dat we dat in stand moeten houden, op z’n minst totdat er substantiële vooruitgang zichtbaar is op het gebied van de mensenrechten, daarbij inbegrepen de situatie in Tibet, totdat voldoende is opgehelderd wat er gebeurd is op het Tiananmen-plein en totdat - in mijn ogen het belangrijkste - de gedragscode van de Europese Unie in een juridisch bindende tekst is omgezet.

Daarom wil ik er bij de vertegenwoordiger van de Raad op aandringen dat hij ons gelukkig maakt door in augustus een juridisch bindend statuut voor de gedragscode aan te nemen, hetgeen door dit Huis zeer op prijs zou worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, het oordeel van mijn fractie over de Volksrepubliek China en over de regering die zetelt op het eiland Taiwan was lange tijd eenvoudig. In 1949 was een oude, onbekwame profiteurskliek die niet in staat was een oplossing te bieden voor armoede en onrecht, terecht door het volk weggejaagd. Zij waren gevlucht naar een eiland waar de bevolking zich in meerderheid geen Chinees voelde en dat tot 1945 langdurig niet bij China hoorde. Op dat eiland vestigden zij een militaire dictatuur die probeerde aanvallen te doen op het vasteland. Uiteindelijk verloor dat oude regime zijn internationale erkenning en werd het uit de Verenigde Naties gezet.

Op het vasteland vonden ondertussen allerlei interessante experimenten plaats, zoals industrialisatie van het platteland en een ingrijpende reorganisatie van de landbouw. De komst van fabrieken, spoorlijnen en stuwdammen hielp het land vooruit. Helaas werden bij die experimenten, zoals de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie, als gevolg van onervarenheid grote fouten gemaakt die veel mensen het leven hebben gekost. Dat leek de prijs voor een goede toekomst.

Inmiddels is China onder leiding van de erfgenamen van dit revolutionaire bewind nog steeds een land met toekomst, maar de politieke lijn is volstrekt gewijzigd. De Volksrepubliek is nu een supersnelle groeier, maar wel een met grote ongelijkheid, met doodstraffen en zonder democratie of vrijheid van organisatie. Het model lijkt vooralsnog op wat men in Zuid-Korea en Taiwan inmiddels terecht heeft verlaten.

Taiwan heeft zich ontwikkeld van een militaire dictatuur tot een steeds meer met Europa en Japan vergelijkbare parlementaire democratie. Tot die democratie behoort ook dat de wens naar voren komt voor een niet-Chinees, dus onafhankelijk Taiwan. Bij het zoeken naar een oplossing voor een 56-jaar durende deling van wat internationaal wordt erkend als Chinees grondgebied zullen we rekening moeten houden met die nieuwe ontwikkelingen. Alleen zo kunnen we vreedzame oplossingen voor de toekomst helpen vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, ontspanning tussen China en Taiwan zou de veiligheidssituatie in het Verre Oosten aanmerkelijk verbeteren. De huidige situatie oogt daar allesbehalve naar. Voor Raad en Commissie de urgente taak een zakelijker relatie tussen Beijing en Taipei te bevorderen. De sterke Europese handelspositie met beiden biedt daartoe niet alleen de objectieve mogelijkheid, maar noopt er evenzeer toe vanuit het eigenbelang. Eén ding is duidelijk, het volstrekt premature voornemen van de Raad tot opheffing van het wapenembargo tegen de Volksrepubliek heeft, in combinatie met de recente Chinese anti-afscheidingswet, het regionale spanningsveld enorm versterkt. Strategische onnadenkendheid wedijvert hier met een schrijnend gebrek aan inter-Europese diplomatieke confrontatie, respectievelijk trans-Atlantische raadpleging. Naar ik hoop keert de Raad onder Brits voorzitterschap van deze onveilige weg terug. Indien de Europese Unie haar strategische verantwoordelijkheid waarneemt voor het Verre Oosten, ondersteunt zij flexibele cross-Straits relations.

De tijd heeft ook op Taiwan niet stilgestaan. Sinds jaren al is er sprake van de ontwikkeling van een eigen nationale identiteit. Voeg daaraan een indrukwekkende democratisering toe. Ziehier de kern van het Taiwan-conflict van vandaag. Bovendien houden de Taiwanezen begrijpelijkerwijs de ontwikkelingen in Hongkong van de laatste jaren in het achterhoofd. Raad en Commissie, commercieel ziet u Taiwan bepaald niet over het hoofd. Diplomatiek lijkt dat, treurig genoeg, wel het geval en daarom sluit ik mij van harte aan bij paragraaf 9 van de ontwerpresolutie. Ondersteun een Taiwanees waarnemerschap bij de Wereldgezondheidsorganisatie en geef 23 miljoen vrije Taiwainezen een stem en een gezicht in internationale fora. Zo werkt de Europese Unie mee aan de broodnodige inter-Chinese dialoog.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie.(PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de minister, de Volksrepubliek China heeft een zogeheten "anti-afscheidingswet" afgekondigd, en dit is een cruciaal moment voor de veiligheid in het Verre Oosten. De Chinese Volksrepubliek heeft met het goedkeuren van deze wet, die duidelijk in strijd is met het internationaal recht, de wereld laten zien dat het regime in Peking zich niet, zoals verhoopt, gematigder opstelt, en dit ondanks het feit dat het land in bepaalde sectoren de markteconomie heeft ingevoerd en het Westen nu gemakkelijker contacten met China legt.

China weet dat de Taiwanezen nooit vrijwillig zullen instemmen met een hereniging en daarom bereiden de leiders een gewapende aanval voor op dit democratische en welvarende land. Onze reactie zal bepalend zijn voor het verdere verloop van het verhaal, dat is begonnen met wapenaankopen en dat nu met deze schandalige wet in een volgende fase is beland, namelijk in het opstellen van zeshonderd ballistische raketten die gericht zijn op Taiwan.

Een deel van de Europese reacties is al bekend. Tegelijk met deze Chinese provocaties verkondigt de president van de lidstaat die de meeste handel drijft met China, Frankrijk dus, dat het wapenembargo voor China geen enkel nut meer heeft en dat het een uitdrukking van vijandschap is. De Duitse bondskanselier heeft dit beaamd. Dit is de slechtst mogelijke reactie. Als we in zouden gaan op dit voorstel, zouden we een land kunnen bewapenen dat zijn agressieve plannen ten overstaan van de buurlanden niet onder stoelen of banken steekt.

Europa heeft een ander antwoord op de "anti-afscheidingswet" nodig. Het embargo moet gehandhaafd worden en we moeten, in nauwe samenwerking met de Verenigde Staten, een actief beleid ter ondersteuning van de internationale positie van Taiwan voeren. De status-quo die we tot dusver hebben verdedigd, is nu aan het wankelen gebracht, en wel op unilaterale wijze door de Chinezen.

Met uw welnemen zou ik nog een opmerking willen maken. Toen ik naar het debat aan het luisteren was, kwam er namelijk nog iets bij me op dat u echter wel met een korreltje zout moet nemen: als we in Europa een algemeen geldend verbod zouden hebben op het billijken van totalitaire regimes, dan heb ik zo het gevoel dat de postcommunistische leden constant in de gevangenis zouden zitten en dat we een Parlement zouden hebben met vijftig leden minder.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernand Le Rachinel (NI).(FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wij weten dat China vanwege de invloed die het land heeft op Noord-Korea de sleutel tot vrede in dat deel van de wereld in handen heeft. De steeds agressievere houding van het communistische China jegens Taiwan vormt echter een ernstige bedreiging voor die vrede, te meer daar Peking over kernwapens beschikt. De Chinese leiders streven al sinds 1949 naar annexatie van Taiwan, dat dankzij de moedige bevolking is uitgegroeid tot een van de meest dynamische economieën in het gebied van de Stille Oceaan en geldt als een modeldemocratie in een regio waar nog veel totalitaire regimes aan de macht zijn.

De agressieve houding van China zal zeker niet getemperd worden door de dubieuze koehandelspraktijken waarmee enkele Europese leiders zich inlaten, onder wie in de eerste plaats de heer Chirac, die de communistische dictator van China zelfs in zijn buitenverblijf uitgenodigd heeft. Alleen door China ferm en vastberaden tegemoet te treden, kunnen we de autoriteiten in Peking tot het sluiten van compromissen bewegen, en dat betekent met name dat ze het recht op zelfbeschikking van de Taiwanezen erkennen. Zolang die erkenning uitblijft, moeten de lidstaten van de Europese Unie het wapenembargo tegen het communistische China in stand houden. Indien onze regeringen een andere koers volgen, plegen ze niet alleen verraad aan de waarden van vrijheid en democratie waarop ze zich altijd zo graag beroepen, maar brengen ze ook de stabiliteit in het Verre Oosten ernstig in gevaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Ursula Stenzel (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, ik ben blij met de resolutie over de veiligheid in het Verre Oosten. Ik ben vooral blij dat er voor deze resolutie een brede meerderheid in alle fracties is gevonden. De resolutie is dan ook het politieke kader voor de missie naar Korea die morgen van start gaat. Ik heb de eer de voorzitster van deze missie te mogen zijn. Er zijn al twee ad-hocmissies geweest, maar dit is de eerste keer sinds de instelling van de Parlementaire Delegatie voor het Koreaanse schiereiland dat er een officiële missie van het Europees Parlement naar Noord- en Zuid-Korea plaatsvindt.

De politieke context van deze reis is dat het Europees Parlement duidelijk wil maken dat de Europese Unie in zijn ogen een rol moet spelen als zevende onderhandelingspartner in de zespartijengesprekken. Het is ook in ons belang dat Noord-Korea zijn isolement doorbreekt en aldus de nodige humanitaire hulp van de EU kan ontvangen. De toenadering van de twee Korea's, die kan bijdragen tot de ontspanning in de regio, maar ook de toegang van het land zelf tot meer Europese steun zijn alleen maar mogelijk wanneer Noord-Korea terugkeert naar de onderhandelingstafel, aantoonbaar overgaat tot vernietiging van de bestaande kernwapens en verklaart af te zien van de ontwikkeling van nieuwe kernwapens.

We zullen ook de gelegenheid hebben om met vertegenwoordigers van de Commissie buitenlandse zaken van het Volkscongres van de Volksrepubliek China te spreken. Ook in dat verband zullen de hoofdpunten van deze resolutie de leidraad vormen voor ons optreden. We zouden vooral graag willen dat de Volksrepubliek China nadrukkelijk haar invloed aanwendt om Noord-Korea ertoe te bewegen een concrete datum te noemen voor de hervatting van de zespartijengesprekken. Op die manier kan er naar een politieke oplossing worden gezocht. Wij als leden van het Europees Parlement willen daartoe gaarne de hand reiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexandra Dobolyi (PSE). - (HU) Om te garanderen dat de veiligheid in het Verre Oosten wordt gehandhaafd en de ontwikkeling er doorgaat, doe ik een beroep op de regeringen van landen waar nog territoriale conflicten bestaan, deze conflicten zo snel mogelijk door bilaterale onderhandelingen op te lossen. Vandaag de dag is het voortbestaan van meningsverschillen die verband houden met de Tweede Wereldoorlog een aanwijzing dat de regio haar verleden nog onder ogen moet zien en moet verwerken. Een probleem dat te maken heeft met de veiligheid in de regio is de ‘anti-afscheidingswetgeving’ die de Republiek China in maart 2005 heeft vastgesteld. Ik vind het belangrijk de status-quo in de regio te handhaven en ik steun de vreedzame oplossing van het probleem door middel van een dialoog tussen de partijen, waarbij het ‘één China’-beginsel in gedachten wordt gehouden.

Ik wil mijn ongenoegen uiten over de bekendmaking door Noord-Korea in februari 2005 dat het land kernwapens bezit en dat het zich terugtrekt uit het Non-proliferatieverdrag inzake kernwapens en het zespartijenoverleg voor onbepaalde tijd opschort. Ik wil duidelijk maken dat ik nog steeds van mening ben dat het multilaterale zespartijenoverleg het voornaamste kader vormt voor de oplossing van het probleem, en dat een op basis daarvan bereikte beginselovereenkomst nodig is om een kernwapenvrij Koreaans schiereiland te garanderen. Ik hoop dat Noord-Korea zijn standpunt zo spoedig mogelijk zal herzien, de juiste internationale garanties zal geven en zal terugkeren naar het kader van het Non-proliferatieverdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Ģirts Valdis Kristovskis (UEN). - (LV) Dames en heren, commissaris, leden van de Raad, de Europese Unie heeft altijd veel nadruk gelegd op het bevorderen van de democratie, het vrije recht en wereldwijde steun voor mensenrechten. Deze doelen zouden de strategische prioriteit moeten zijn en een morele noodzaak voor het democratische Europa, gericht op versterking van het maatschappelijk middenveld en democratische instellingen in de derde landen van de wereld. Deze aspecten zouden onze beoordeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie, China en Taiwan moeten bepalen, alsook onze beoordeling van de veiligheid in het Verre Oosten.

Daarom roep ik u met name op niet te vergeten onder welke omstandigheden het embargo op wapenhandel met China is ingevoerd. Het is geen geheim dat het embargo tegen China vanuit het gezichtspunt van de wapenhandel praktisch onwerkbaar is. Daarom moet het embargo niet worden geëvalueerd als middel om de verspreiding van wapens te beperken, maar uitsluitend als politiek instrument van de Europese Unie om de situatie van de democratie en de mensenrechten in China te beoordelen. De wens om het embargo op te heffen suggereert dan ook dat de Commissie zich niet langer druk maakt om de kwesties van de democratie, de vrijheid, het recht en de mensenrechten in China. Is dat echt zo? Is dit geen hypocrisie? Zien de Commissie en de regeringen van Frankrijk, Duitsland en Nederland in hun jacht op zakelijke kansen in China echt niet dat dissidenten nog steeds worden onderdrukt, dat de volgelingen van Falun Gong nog steeds worden vervolgd, dat de democratie en vrijheid worden beperkt in Hongkong, dat meer dan zevenhonderd Chinese raketten staan gericht op het democratische Taiwan, en dat het autoritaire China dit voorjaar een wet heeft aangenomen die het land het recht geeft een militaire aanval op de zich ontwikkelende democratie in Taiwan uit te voeren?

Dames en heren, dit is voor het Europees Parlement een kans om opnieuw te boek te stellen dat bepaalde personen die een ambt bekleden in Europa, en bepaalde vertegenwoordigers van lidstaten er dubbele maatstaven op na houden wanneer ze enge economische belangen nastreven. Ze geven China moed en tonen zich bereid democratische idealen te negeren. Zo'n houding vermindert niet alleen de veiligheid in het Verre Oosten, maar kan in de toekomst ook als een boemerang terugkomen en de veiligheid en stabiliteit in Europa zelf nadelig beïnvloeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). Voorzitter, het wapenembargo tegen China werd ingesteld om te protesteren tegen de bloedige onderdrukking van het studentenverzet op het Tian An Men-plein in 1989. Is er sindsdien, in 16 jaar tijd, iets fundamenteel veranderd op het vlak van de mensenrechten in China? Hoegenaamd niets. Op het Tian An Men-plein hangt trouwens nog altijd een reusachtig portret van Mao Zedong, de grootste massamoordenaar van de twintigste eeuw.

Vandaag de dag zijn er nog altijd mensen die voor hun aanwezigheid op het Tian An Men-plein in de gevangenis zitten. Het zijn trouwens niet de enige politieke gevangenen, want de zogenaamde Volksrepubliek is nog altijd een communistische éénpartijstaat waar geen vrijheid van meningsuiting bestaat, waar geen vrijheid van drukpers bestaat, waar geen vrijheid van godsdienst bestaat.

Eergisteren bijvoorbeeld werd monseigneur Jia Zhiguo, bisschop van de nog altijd ondergrondse katholieke kerk in China gearresteerd. Hij bracht al meer dan twintig jaar van zijn leven door in gevangenschap. De Volksrepubliek China schendt niet alleen op systematische en permanente manier de mensenrechten, maar vormt ook een bedreiging voor de regionale stabiliteit en dus voor de vrede tout court. De zogenaamde anti-afscheidingswet is een mes op de keel van Taiwan.

De Europese Unie blaast tegelijkertijd warm en koud. Enerzijds verklaart men dat de situatie voor de mensenrechten in China moet verbeteren, anderzijds wil men het wapenembargo opheffen en het Chinese regime het signaal sturen dat men het niet te nauw hoeft te nemen met die mensenrechten. Men prijst Taiwan, terecht, voor het economisch succes en voor de reële democratie, maar men maakt de Volksrepubliek niet duidelijk dat een aantasting van de integriteit van Taiwan onaanvaardbaar is. Een strategisch partnerschap met China mag in die omstandigheden geen doel op zich zijn, zoals ook de zogenaamde One China Policy ook geen doel op zich moet blijven.

Als Taiwan ooit formeel zijn onafhankelijkheid uitroept, dan moet Europa die onafhankelijkheid onmiddellijk erkennen en moeten onze lidstaten diplomatieke betrekkingen met Taiwan aanknopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, geachte vertegenwoordigers van het voorzitterschap, de geregelde bezoeken van officiële Chinese afgevaardigden aan Brussel en Straatsburg en hun ontmoetingen met vertegenwoordigers van het Europees Parlement tonen aan dat er belangstelling bestaat voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen China en de Europese Unie.

Tevens hebben zij echter duidelijk gemaakt dat er meningsverschillen zijn op onder meer politiek vlak, maar deze zullen beide partijen langzaam maar zeker dwingen tot een harmonisch samenleven, aangezien de Volksrepubliek China de Europese Unie nodig heeft en de Europese Unie China nodig heeft. Bovendien geloof ik niet dat de aanwezigheid van China en India in de internationale handel een bedreiging vormt, zoals de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Tony Blair, hier recentelijk tijdens zijn eerste optreden heeft beweerd. Integendeel, men zou kunnen zeggen dat er nu een goede gelegenheid wordt geboden om de volkeren op alle gebieden van samenwerking en wedijver nader tot elkaar te brengen. Een zeldzame gelegenheid zelfs, die met de toenadering op alle niveaus zelfs voor onopgeloste problemen oplossingen zal bieden, zoals het probleem tussen China en Taiwan, dat zich wil afscheiden, het opheffen van het wapenembargo tegen China door de Europese Unie en de Verenigde Staten en tot slot de stopzetting van de illegale en ongecontroleerde export van goederen, met name op het gebied van farmaceutica, elektronica, textiel en kleding.

Het is geen toeval dat de Chinezen, nu ze in een impasse verzeild dreigen te raken, tot compromissen proberen te komen. De bilaterale betrekkingen die China met landen in de hele wereld heeft ontwikkeld, breiden zich snel uit en nemen overal toe, van de Verenigde Staten en Latijns-Amerika tot Europa. Volstaat dit, of moet de Europese Unie gecoördineerde inspanningen ondernemen om ervoor te zorgen dat er gemeenschappelijke, eensluidende doelstellingen worden nagestreefd?

Een van die belangrijke doelstellingen werd vorige week verwezenlijkt, zoals wij zojuist al hebben gehoord. De ondertekening van een akkoord over ‘open sky’-samenwerking - verhoging van het aantal vluchten tussen de Europese Unie en China - door de vice-voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barrot, is een blijk van goede wil. De Europese Unie moet derhalve meer vaart zetten achter de procedures voor de oplossing van de nog hangende kwesties inzake China. De wind die nu waait, zal spoedig aanwakkeren en een niet te berekenen kracht bereiken, en dan kan alleen een Chinese muur de orkaan die Volksrepubliek China heet, nog tegenhouden.

Tot slot wil ik Londen veel succes toewensen voor 2012, net zoveel succes als Athene met zijn Olympische Spelen in 2004 heeft gehad, ondanks de twijfels toen van Londen. Mijn beste wensen vloeien ook voort uit het feit dat Groot-Brittannië de kans heeft om samen met Peking in 2008 de banden nog sterker aan te halen.

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, de critici van Europa beweren vaak dat Europa te veel in zichzelf verdiept is, en dat het wel goed notitie neemt van wat er in zijn buurlanden gebeurt, maar problemen in andere delen van de wereld zoals Oost-Azië negeert. Ik ben van mening dat het debat van vandaag precies het tegenovergestelde zal laten zien, namelijk dat we ons juist heel goed bewust zijn van de uitdagingen die vanuit Oost-Azië komen, van het toenemende belang van China en de rol van Japan, Noord-Korea en Zuid-Korea, en natuurlijk van de wijdverbreide veiligheidsproblemen in Oost-Azië.

Wat China betreft, ben ik het helemaal eens met het Britse voorzitterschap dat de mondiale dialoog moet worden versterkt, dat Europa en China mondiale partners zijn en dat ze mondiale uitdagingen zoals veiligheid, de energievoorziening en de klimaatverandering samen moeten aanpakken. Ook ik ben van mening dat deze dialoog en dit partnerschap zullen worden vastgelegd in de kaderovereenkomst, en dat deze een dialoog over de mensenrechten zelfs zal aanmoedigen in plaats van onmogelijk te maken. De vorige sprekers hebben Taiwan en Zuid-Korea al genoemd. Deze twee landen zijn uitstekende voorbeelden van de manier waarop een totalitair en autoritair land geleidelijk kan worden omgevormd tot een democratie. Naar mijn mening zou een vergelijkbaar resultaat kunnen worden geboekt als we de dialoog met China over mensenrechtenaangelegenheden zouden intensiveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Aloyzas Sakalas (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wellicht is het beleid dat wordt overwogen gezien de huidige omstandigheden ook het best mogelijke. Ik wil om te beginnen iets zeggen over de politieke achtergrond.

Ons beleid is gebaseerd op het principe van ‘één China’, maar dit principe ontneemt het Taiwanese volk een ander fundamenteel recht: het recht op zelfbeschikking. Ik heb begrip voor de pragmatische benadering van de EU, maar er zou daarbij geen sprake mogen zijn van selectiviteit. Wij hebben bijvoorbeeld nooit gesproken over een principe van ‘één Korea’.

Mijn tweede opmerking betreft de compatibiliteit van China en Taiwan. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat twee staten onder één politiek dak kunnen wonen als ze zulke ongelijksoortige politieke systemen hebben. Ik zie twee opties: ofwel we stappen af van het principe van ‘één China’ en passen ons beleid dienovereenkomstig aan, ofwel we wachten net zolang totdat China een democratische staat is geworden met een meerpartijensysteem, een rechtstaat en respect voor de mensenrechten.

Het voorgestelde beleid komt voort uit de tweede optie, maar is geenszins de beste keuze.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen de geachte afgevaardigden willen bedanken voor hun uitgebreide en doordachte bijdragen aan dit belangrijke debat, dat op het goede moment komt. Ook wil ik de commissaris bedanken voor haar vriendelijke woord van welkom dat zij vandaag in dit Parlement uitsprak. Verder kijk ik uit naar de vele debatten die wij in de komende weken en maanden zullen voeren.

Ik zou eerst willen ingaan op enkele van de belangrijkste kwesties die in het afgelopen uur aan de orde zijn gesteld. De heer Jarzembowski sprak over het belang van de recente ontmoeting tussen de EU en Japan. Natuurlijk zijn wij blij met goede betrekkingen met Japan, en daar zullen wij ons ook voor inspannen, net als voor goede betrekkingen met China uiteraard. De heer Jarzembowski heeft ook wijze woorden gesproken over de noodzaak van blijvend begrip en van verzoening binnen de regio.

De heer Ford erkende de wederzijdse afhankelijkheid, die zeker een van de wezenskenmerken vormt van onze globaliserende wereld. Ook stelde hij de kwestie van het wapenembargo aan de orde, net als een aantal andere sprekers, onder wie de heer Szent-Iványi, de heer Romeva i Rueda, de heer Belder en de heer Kristovskis. Daarom zou ik even de tijd willen nemen om te reageren op de vragen die werden opgeworpen.

Zoals de leden weten, is de herziening van het wapenembargo van de Europese Unie door de Europese Raad - uiteraard - formeel aangekondigd, in december 2003. Deze herziening is op dit moment gaande. In juni bracht de Europese Raad ook zijn conclusies van 16 en 17 december 2004 in herinnering, en hij nodigde de Raad toen uit om zijn werk op basis hiervan voort te zetten. Er werd geen datum vastgesteld waarop een beslissing moest worden genomen. De Raad gaf tevens aan verheugd te zijn over de start van een strategische dialoog over Azië met de Verenigde Staten en Japan. Wij zullen hier tijdens de periode van ons voorzitterschap graag mee doorgaan.

Er is nog geen beslissing genomen over de opheffing van het EU-wapenembargo tegen China. In december 2003 werd begonnen met de herziening en hieraan wordt, zoals ik reeds zei, op dit moment nog gewerkt. In zijn conclusies van december 2004 herinnerde de Raad aan het belang van de criteria in de gedragscode, waar een aantal leden vandaag naar verwees. Hierbij gaat het onder meer om bepalingen met betrekking tot de mensenrechten, stabiliteit en veiligheid in de regio en de nationale veiligheid van bevriende en geallieerde staten.

De heer Szent-Iványi bracht ook de kwestie naar voren van het EU-standpunt over de deelname van Taiwan aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Aan een eventueel WHO-lidmaatschap van Taiwan zijn verschillende problemen verbonden. De WHO is een gespecialiseerde VN-organisatie, waarvan de afzonderlijke leden dus in ieder geval zelfstandige staten moeten zijn. De voordelen op het gebied van de volksgezondheid die de waarnemerstatus Taiwan zou opleveren, lijken beperkt te zijn, omdat de WHO en Taiwan reeds op informele basis informatie uitwisselen. De Europese Unie heeft haar standpunt over de Taiwanese deelname bekend gemaakt tijdens de Wereldgezondheidsvergadering van 2004. Ierland heeft toen een verklaring van het EU-voorzitterschap naar buiten gebracht waarin op krachtige wijze steun werd uitgesproken voor het in het WHO-statuut vastgelegde principe dat elk mens een fundamenteel recht heeft op het genot van het hoogst haalbare niveau van gezondheid. Ook werd de hoop uitgesproken dat alle partijen flexibel zullen zijn bij het zoeken naar manieren om Taiwanese beleidsmedewerkers op medisch en volksgezondheidsgebied aan deze activiteiten te laten deelnemen. Tijdens de Wereldgezondheidsvergadering van dit jaar is deze kwestie in het Algemeen Comité niet in stemming gebracht, maar wij begrijpen dat het WHO-secretariaat en China onlangs een intentieverklaring hebben ondertekend over technische uitwisseling tussen de WHO en Taiwan.

De heer Meijer heeft zijn geheel eigen visie op Tsjang Kai-sjek en diens opvolgers in Taiwan gegeven. Ik zou eenvoudigweg het standpunt willen herhalen dat ik in mijn inleidende opmerkingen naar voren heb gebracht: natuurlijk is Taiwan tegenwoordig een volwaardige democratie.

De heer Szymański en mevrouw Dobolyi hebben het over de anti-afscheidingswet gehad die onlangs in China is aangenomen. Daarom wil ik nog iets zeggen over de relatie tussen China en Taiwan en de spanningen aan weerszijden van de Straat van Taiwan. De Europese Unie en de Raad hechten veel belang aan vrede en veiligheid in de Straat van Taiwan; dat is belangrijk voor de hele regio en zeker ook daarbuiten. Het vraagstuk Taiwan zou, zoals ik al zei, zonder geweld moeten worden opgelost, door middel van vreedzame onderhandelingen. Wij zijn blij met elke inspanning van beide partijen om de spanningen te verminderen; ik heb in mijn inleidende opmerkingen in dit verband al de voorbeelden genoemd van de chartervluchten over de Straat van Taiwan en de bezoeken van de Taiwanese oppositiepartijen. Wij hopen dat beide partijen een basis voor hervatting van een vreedzame dialoog kunnen vinden die voor beide zijden aanvaardbaar is, en dat men eenzijdige maatregelen vermijdt die de spanningen zouden kunnen doen toenemen.

Luxemburg heeft dit jaar twee voorzittersverklaringen doen uitgaan over de relatie tussen China en Taiwan. In februari werd een verklaring naar buiten gebracht waarin tevredenheid werd geuit over de overeenkomst inzake rechtstreekse chartervluchten tussen China en Taiwan rond het Chinese Nieuwjaar. De tweede verklaring van het Luxemburgse voorzitterschap, van maart 2004, volgde op de anti-afscheidingswet die door China is aangenomen en die zoveel commentaar heeft uitgelokt tijdens ons debat van deze middag. In de verklaring werd bezorgdheid uitgesproken over de verwijzing in de wet naar het gebruik van niet-vreedzame middelen. Alle partijen werd gevraagd af te zien van elke vorm van eenzijdige handelen die de spanningen zou kunnen aanwakkeren. Ook werden beide partijen aangemoedigd om initiatieven te ontplooien die zouden kunnen leiden tot meer dialoog en wederzijds begrip.

In zijn ontmoeting met de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Li op 17 maart, vrijwel onmiddellijk nadat de wet was aangenomen, heeft hoge vertegenwoordiger Javier Solana de bezorgdheid van de Europese Unie met betrekking tot sommige elementen in de anti-afscheidingswet overgebracht. Hij erkende dat de wet positieve elementen bevat, en sprak nadrukkelijk zijn steun uit voor de oproep tot samenwerking en een Chinees-Taiwanese dialoog. Maar hij maakte ook duidelijk dat de verwijzingen naar een mogelijke oplossing met behulp van niet-vreedzame middelen lijnrecht ingaan tegen het beleid van de Europese Unie. Hij heeft nogmaals heel duidelijk het standpunt van de EU naar voren gebracht: ten eerste, volledige ondersteuning van een “één China”-beleid, en ten tweede, een oplossing van de kwestie via dialoog en vreedzame middelen.

Mevrouw Stenzel sprak over de door haar geleide missie van het Parlement naar het Koreaanse schiereiland, die morgen afreist, en daar werd ook door de heer Mavrommatis naar verwezen. Ik wens haar en haar collega’s veel succes met dit belangrijke werk en zie uit naar een volledig verslag van haar inspanningen als zij weer terug is.

De heer Rouček maakte melding van de kritiek die de Europese Unie soms krijgt dat zij te veel naar binnen is gericht. Het enige wat ik daarover wil zeggen, is dat degenen die deze kritiek uiten, de kwaliteit van het debat van vanmiddag en van de bijdragen daaraan nog maar eens goed op zich moeten laten inwerken. Daarom ben ik blij met zijn steun voor onze aanpak, waarmee wordt erkend dat Europa de blik naar buiten moet richten en zich actief moet bezighouden met de uitdagingen alsook de kansen die onze moderne globaliserende wereld met zich meebrengt.

De heer Kristovskis en de heer Claeys brachten terecht de kwestie van de mensenrechten in China onder de aandacht. Ik kan beide leden verzekeren dat de Europese Unie veelvuldig haar bezorgdheid over de mensenrechten tegenover de Chinese regering ter sprake brengt, in de halfjaarlijkse mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en China. Deze vormt een regelmatig terugkerende ontmoeting op hoog niveau, en werd het meest recent in februari in Luxemburg gehouden. De volgende ronde zal deze herfst in Peking plaatsvinden. De Europese Unie stelt ook buiten deze dialoog regelmatig mensenrechtenkwesties aan de orde tegenover haar Chinese gesprekspartners, onder wie vertegenwoordigers op het hoogste niveau. Ook financiert de Europese Unie binnen China projecten op het gebied van de mensenrechten.

Dan nog een paar opmerkingen ter afsluiting van mijn betoog. De Chinezen hebben zich ten doel gesteld om rond het jaar 2050 een inkomen per hoofd van de bevolking bereikt te hebben dat vergelijkbaar is met dat van de huidige ontwikkelde landen. De opmerkelijke ontwikkeling van economische kracht vormde in feite het raamwerk van waaruit ik dit debat heb benaderd. Meteen na mijn bijdrage klonk een echo hiervan door in de woorden van de commissaris. Of China dit ambitieuze doel nu bereikt of niet, de ontwikkeling van zijn economische relaties en handelsbetrekkingen is reeds zo goed als onomkeerbaar. Tevens accepteert China de verantwoordelijkheid die economische kracht met zich meebrengt. Het land heeft meer invloed gekregen in forums als de Wereldhandelsorganisatie, de G8 en de Verenigde Naties. Dit zijn allemaal positieve ontwikkelingen. Veel van de problemen waar wij vandaag mee te maken hebben, kunnen alleen worden opgelost als iedereen in actie komt. Klimaatverandering is zo’n probleem, dat overigens de komende dagen zeker een van de belangrijkste onderwerpen zal zijn die in Gleneagles worden besproken.

De Raad heeft er veel belang bij China te ondersteunen in het overgangsproces dat het land moet omvormen tot een stabiele, welvarende en open samenleving die de principes van de vrije markt en de rechtstaat ten volle onderschrijft. Om die reden voert de Europese Unie een beleid van sterke betrokkenheid met China. Deze betrokkenheid biedt wederzijdse voordelen en blijft niet beperkt tot enkel de handel. Ik noem bijvoorbeeld het Europese Galileo-programma, waarmee uiterst nauwkeurige diensten aangeboden zullen worden op het gebied van wereldwijde satellietnavigatie, een terrein waarop China graag nauwe banden met de Europese Unie wil aangaan. In oktober 2003 is hiertoe een samenwerkingsovereenkomst ondertekend, waarin China zich ertoe verbonden heeft 200 miljoen euro aan dit programma bij te dragen.

Natuurlijk denken wij niet dat er geen punten van onenigheid of meningsverschillen zullen zijn. Wij vertrouwen er echter op dat de relatie met China sterk genoeg is om ons in staat te stellen in de komende weken, maanden en jaren al deze zaken aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, er is veel gezegd in dit zeer interessante debat. Ik bedank alle leden voor hun boeiende bijdragen. Enkele onderwerpen stonden daarbij centraal.

Over het wapenembargo heeft mijn collega al vrijwel alles gezegd. Wel zou ik graag de heer Jarzembowski antwoord willen geven, en bevestigen dat wij streven naar een bindende gedragscode. Het hangt uiteindelijk van de lidstaten af, maar dat is ons doel.

Wat de mensenrechten betreft, is door een paar leden gezegd dat wij ze niet ter sprake hebben gebracht. Dat is gewoon niet waar. Integendeel, de mensenrechten vormen een belangrijk onderwerp bij al onze politieke dialogen en er wordt veel waarde aan gehecht. Onlangs had ik een ontmoeting met minister van Buitenlandse Zaken Li, en maakte ik ook deel uit van een trojka in China. Naast het wapenembargo en enkele handelskwesties vormden de mensenrechten het belangrijkste gespreksonderwerp. We hebben duidelijk gezegd – en dit is ook vastgelegd – dat de Chinezen bijvoorbeeld door moeten gaan met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met het vrijlaten van gevangenen die werden vastgezet na de demonstraties op het Tiananmen-plein. Wij voeren in elk geval een mensenrechtendialoog, waarbij deze onderwerpen duidelijk kunnen worden doorgesproken, in de hoop dat de Chinezen er daarna ook echt iets mee doen.

Ik wil ook graag iets zeggen over Taiwan. De Europese Unie heeft zich unaniem achter het ‘één China’-beleid opgesteld, wat betekent dat wij Taiwan niet als soevereine staat erkennen en geen diplomatieke of officiële politieke betrekkingen met Taiwan onderhouden. We onderhouden echter wél culturele en economische betrekkingen met Taiwan. Het is dan ook niet aan ons, politici, maar aan hoogwaardigheidsbekleders om naar Taiwan te gaan, waar zij met de betrokkenen van gedachten kunnen wisselen. Evenmin ondersteunen wij Taiwan’s pogingen om lid te worden van internationale organisaties, want als zo’n lidmaatschap zou inhouden dat Taiwan een zelfstandige staat is, is een dergelijke ondersteuning niet mogelijk gezien de consequente beleidslijn die we volgen. Taiwan kon zich daarentegen wel aansluiten bij de Wereldhandelsorganisatie, omdat een van de uitgangspunten van de WTO is dat elk lid een afzonderlijk douanegebied vormt, zodat Taiwan lid kon worden.

Ten aanzien van de kwestie China-Taiwan is de EU naar beide kanten toe zeer duidelijk geweest, omdat zij consequent heeft aangedrongen op het door middel van een dialoog bereiken van een vreedzame oplossing, zoals ik al zei. We waren dan ook zeer verheugd, en hebben dat ook met zoveel woorden gezegd, dat hieraan werd deelgenomen door politici van de oppositie. We hebben gezegd dat we hen aanmoedigen ook met alle andere politici zo te werk te gaan.

De gehele kwestie van de Verenigde Naties, van multilaterale diplomatie, is uiterst belangrijk. We staan aan de vooravond van een hervorming van de Verenigde Naties. China zal daarin een zeer belangrijke stem hebben. We willen op een zeer constructieve manier te werk gaan.

Ik zou een woord van dank willen richten tot mevrouw Stenzel en andere collega’s voor deze interessante missie naar de Democratische Volksrepubliek Korea. Het zou in ieders belang zijn als het zespartijenoverleg hervat zou worden. Indien nodig staan wij altijd klaar. Zelf hoeft de Europese Unie geen partij bij dit overleg te worden, maar mocht er behoefte aan zijn – we hebben dit altijd tegen alle partijen gezegd – dan zijn we hiertoe zeker bereid en staan we zeker klaar.

Ik dank u voor deze uiterst bevredigende discussie. We moeten accepteren dat China in opkomst is, of dat nu met of zonder ons gebeurt. Daarom moeten we onze uiterste best doen zodanig vorm te geven aan die opkomst, dat China tot bloei komt als een open samenleving die het beginsel van de rechtsstaat in binnen- én buitenland is toegedaan, en ook als een macht die zich verantwoordelijk gedraagt in de regio en op het gebied van de veiligheid in de wereld, en in de toekomst hopelijk ook democratisch handelt. China neemt inmiddels een zeer belangrijke plaats in binnen de mondiale handelsketen, en dat betekent dat de significante belangen van het bedrijfsleven en de consumenten in de EU ook geconsolideerd en bevorderd moeten worden. We moeten het hervormingsproces in alle geledingen van de maatschappij en alle sectoren van de economie beïnvloeden. We proberen dat te doen bij onze bilaterale besprekingen, bij ons trojkaoverleg, binnen het raamwerk van de diverse internationale organisaties of bij de Verenigde Naties.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.   Tot besluit van het debat deel ik mee dat ik vijf ontwerpresoluties¹(1) heb ontvangen die zijn ingediend conform artikel 103, lid 2 van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op 7 juli 2005.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Andrzej Kaczmarek (PPE-DE). (PL) Veiligheid in het Verre Oosten is belangrijk, met name voor diegenen die het gebrek aan veiligheid elke dag weer aan den lijve ondervinden. Probeert u zich eens te verplaatsen in de bevolking van Noord-Korea, die is overgeleverd aan de grillen van haar communistische leiders. En hoe voelen de Taiwanezen zich als ze in hun dagelijkse beslommeringen steeds weer geconfronteerd worden met anti-afscheidingsmanoeuvres vanuit de Chinese Volksrepubliek? Hoe voelen de Tibetanen zich, die in eigen land een minderheid zijn geworden? Wij hebben de plicht om al diegenen die in gevaar verkeren, te steunen.

Het 'één China'-principe is aanvaardbaar, zolang het maar geen andere beginselen schendt, zoals het recht op zelfbeschikking van de Taiwanezen. De Taiwanezen mogen niet het slachtoffer worden van het 'één China'-beleid. De Volksrepubliek China mag dan wel een economische tijger zijn, van een democratische tijger is vooralsnog geen sprake. Als de Volksrepubliek China een democratische rechtsstaat was, zou het principe van de territoriale integriteit makkelijker in praktijk te brengen zijn. Zolang de mensenrechten echter niet gerespecteerd worden, is de druk die China op Taiwan uitoefent, onaanvaardbaar.

Europa is erin geslaagd de politieke gevolgen van de Koude Oorlog te boven te komen. In Azië is het echter niet gelukt om de politieke, economische en maatschappelijke gevolgen van een echte oorlog, die in Korea, op te vangen. Of Noord-Korea die oorlog verloren heeft of niet, is geen uitgemaakte zaak. Wat wel als een paal boven water staat, is dat de gewone mensen verloren hebben. Die mensen hebben echter ook recht op een normaal leven, in plaats van een leven in een openluchtmuseum van communistisch totalitarisme.

 
  

(1)¹ Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid