De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0173/2005) van Thierry Cornillet, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over toerisme en ontwikkeling [2004/2212(INI)].
Thierry Cornillet (ALDE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het toerisme is wereldwijd de belangrijkste economische activiteit, zowel qua omzet als qua werkgelegenheid. Het is een van de meest dynamische sectoren ter wereld, al is succes in deze sector van buitengewoon vluchtige aard en zeer gevoelig voor met name aanslagen – men herinnere zich hoe de aanslagen van 11 september de ontwikkeling van het toerisme tot staan bracht, wat in de eerste plaats voor de ontwikkelingslanden een gevoelige klap betekende.
Het voornaamste kenmerk van de toerisme-economie is dat zij door alle sectoren heen loopt. Zo creëert de toerisme-economie natuurlijk hotels en andere verblijfscapaciteiten, zoals bijvoorbeeld vakantiehuisjes en "bed and breakfast"-gelegenheden, die buiten het eigenlijke hotelwezen vallen, en ook - al dan niet aan hotels verbonden - restaurants. Bovendien draagt het toerisme bij aan de scholing van personeel, niet alleen in horecaberoepen maar ook op het gebied van talenkennis. Voorts draagt het bij aan een buitengewoon brede economische bedrijvigheid: er zijn allerhande verkopers bij betrokken om te beantwoorden aan de vraag van bijvoorbeeld mensen die hun tandpasta of hun medicijnen hebben vergeten of die iedere ochtend croissantjes bij hun ontbijt willen in hun hotel. En ook als het gaat om allerlei voedingsmiddelen doet de ontwikkeling van het toerisme haar invloed gelden, om maar niet te spreken van al die souvenirwinkels.
Daar komt nog bij dat het toerisme zelf een zeer sterke behoefte aan substantiële vormen van infrastructuur genereert, in de eerste plaats vliegvelden, maar ook havens, autowegen en wegen die de toeristische bestemmingen en bezienswaardigheden ontsluiten. Daarnaast leidt het toerisme tot de ontwikkeling van bijzondere behoeften op terreinen die van oudsher onder de jurisdictie van de staat vallen, hetzij op het gebied van veiligheid, hetzij op het gebied van volksgezondheid. Ik zal nog op dat punt terugkomen.
Het toerisme is dus een waarborg voor werkelijke economische ontwikkeling, en niet alleen vanwege het feit dat het door alle sectoren heen loopt. Het toerisme draagt namelijk ook bij tot een betere bescherming van het milieu en instandhouding van de omgeving, want bij het uitroepen van werelderfgoed wordt op dit moment goed nagedacht over gebieden die beschermwaardig zijn, zonder deze evenwel ongenaakbaar te verklaren, opdat een "intelligente" toeristische exploitatie mogelijk blijft.
Het toerisme is eveneens een factor van democratie en politiek evenwicht, omdat de toerist die niet opgesloten wil blijven zitten in een “all inclusive”-formule op ontdekking uitgaat in een land; omdat het toerisme voor welvaart zorgt en bijdraagt tot scholing, waarvan iedereen weet dat het de vijand is van dictatuur; omdat het toerisme ethische normen kan stellen, met name ten aanzien van kinderarbeid; en omdat zich in onze landen de idee van eerlijk toerisme begint af te tekenen, dat in feite een vorm van afrading is.
Tot slot is het toerisme een essentiële factor van volksgezondheid en onderwijs. Gezondheidsrisico’s vormen een onmiskenbare antireclame. Iedereen herinnert zich het probleem van het ebolavirus in onder andere Congo, maar het geldt evengoed voor malaria. Staten krijgen hierdoor een stuk meer interesse voor het uitbannen van deze ziekten. Het toerisme stelt buitengewoon hoge eisen aan de kwaliteit van ziekenhuisinfrastructuur, die natuurlijk ook de plaatselijke bevolking ten goede komt. Ten slotte is het toerisme een factor van onderwijs, omdat mensen ertoe worden aangezet talen te leren, wat bijdraagt aan hun openheid van geest.
Laten we echter niet de ogen sluiten voor het feit dat toerisme eveneens verstorend kan werken en tot misbruik kan leiden. Ik wil daarvan slechts twee voorbeelden noemen. Het eerste is het sekstoerisme, waarvan duidelijk is dat het als weg tot ontwikkeling gebruikt wordt door een aantal landen die zich niet de middelen verschaffen om het te bestrijden. Het tweede is de speculatie met onroerend goed, met name in gevallen waarbij gebouwen worden opgekocht door machtige families of waarbij waardevolle locaties, als men niet oplet, worden vernield.
Het feit dat het toerisme de grootste economische activiteit ter wereld is, die als economische hefboom kan functioneren voor ontwikkelingslanden, mag de Europese Unie niet onverschillig laten. Het toerisme moet dus beter worden geïntegreerd in onze steunmaatregelen. Dat geldt natuurlijk voor al onze programma’s, of het nu gaat om het EOF, de MEDA, de ASEAN, of welk ander programma ook. Het percentage van deze fondsen dat rechtstreeks bestemd is voor projecten van toeristische ontwikkeling moet worden verhoogd. Zelf moeten we onze eigen structuren versterken. Ik ben blij dat mijnheer Michel hier aanwezig is, omdat dit geldt voor zowel het DG Ondernemingen als het DG Ontwikkeling. Beide DG's zouden over een wat krachtiger Dienst toerisme moeten beschikken. We hebben steun nodig om de publiek-private samenwerking te versterken. Laten wij onszelf niet voor de gek houden: de overheidssector kan de toeristische ontwikkeling niet in haar geheel voor zijn rekening nemen, maar kan wel, door de impulsen die hij geeft, met name tot het aanleggen van grote infrastructuren en door de steun die wij bieden, bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het toerisme.
Tot slot moet het toerisme aanleiding geven tot ethische bezinning binnen de Europese Unie en, meer in het algemeen, op wereldschaal. Als we corruptie en onbeteugelde speculatie willen uitsluiten moeten we niet zomaar iedereen zomaar overal hulp bieden. Er moet worden nagedacht over manieren om het sekstoerisme een halt toe te roepen, vooral in verband met wettelijke maatregelen die ons in onze eigen landen ter beschikking staan. En we moeten ons vergewissen van het peil van de arbeidsomstandigheden en van openbare vrijheden in ontwikkelingslanden, met name als het gaat om kinderarbeid.
Toerisme, dat de kennis over anderen en uitwisseling van ervaringen bevordert, biedt veelbelovende perspectieven voor de ontwikkelingslanden. Tot slot, wie andere landen bezoekt wordt zich misschien meer dan anderen bewust van de dringende noodzaak om de internationale hulp uit te breiden en in juiste banen te leiden. De aanwezigheid van die hulp wordt zichtbaar. Door te zien raakt men betrokken en wie betrokken is, geeft op een duidelijker zichtbare manier.
VOORZITTER: JANUSZ ONYSZKIEWICZ Ondervoorzitter
Louis Michel,lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, graag wil ik mijn grote waardering uitspreken voor het grondige werk dat is verricht voor het opstellen van dit verslag en de resolutie over toerisme en ontwikkeling, die overloopt van interessante ideeën.
Zoals de rapporteur, de heer Cornillet, opmerkte, heeft het DG Ontwikkeling, dat onder mijn bevoegdheid valt, geen dienst die is gespecialiseerd in toeristische aangelegenheden. Dat wil uiteraard nog niet zeggen dat er geen projecten zijn in die sector. Voor het overige maakt de rapporteur in zijn toelichting gewag van aanzienlijke financiering in de sector vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). De Commissie benadert het vraagstuk van het toerisme in ontwikkelingslanden vanuit de invalshoek van steun aan de particuliere sector en duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Projectontwikkelaars in ontwikkelingslanden kunnen dus beschikken over alle instrumenten voor steun aan de particuliere sector. Zo heeft de investeringsfaciliteit die wordt beheerd door de Europese Investeringsbank financiering geboden voor meerdere hotelprojecten in ACS-landen, terwijl het programma ProInvest de sector steun biedt van niet-financiële aard, zoals het versterken van capaciteiten en het bevorderen van investeringen.
Daarnaast heeft het EOF in veel landen hotelopleidingen gefinancierd om de snelle ontwikkeling van de toeristensector te ondersteunen. Op dezelfde manier spelen investeringen in verkeerswegen, havens en luchthavens die worden gefinancierd door het EOF, een sleutelrol bij de ontwikkeling van het toerisme, evenals de programma’s voor waterleiding, elektriciteitsvoorziening, riolering, afvalverwerking en milieubehoud.
Bovendien kunnen ondernemers in de toeristensector, dankzij het door de Commissie gesteunde milieukeursysteem, een keurmerk verkrijgen als bewijs dat hun toeristische onderneming de milieunormen in acht neemt, hetgeen van belang is voor de markt van het ecotoerisme.
Het is dus heel moeilijk projecten te onderscheiden die louter op het toerisme betrekking hebben. In het verslag wordt overigens erkend dat het toerisme door alle sectoren heen loopt en ik deel dat inzicht volkomen. De strategie van de Europese Unie behelst het steunen van de partners in hun ontwikkelingsinspanningen, door hen te helpen de troeven waarover zij beschikken, waaronder die op het gebied van toerisme, uit te spelen. Voor de eilandstaatjes in het Caribisch gebied en de Stille Oceaan is het toerisme een van de weinige beschikbare bronnen van inkomsten. Daarbij komt dat ecosystemen als bossen, koraalriffen of rivieren dankzij goed milieubeheer kunnen worden behouden en duurzame inkomsten kunnen genereren voor de plaatselijke bevolking.
Ik deel de standpunten die zijn geuit ten aanzien van de punten 1 en 2 voor wat betreft duurzaam toerisme. De samenwerking van de Europese Unie met haar partners is gericht op een duurzame, milieuvriendelijke ontwikkeling, uitgaande van de plaatselijke hulpbronnen.
Als het gaat om het pleidooi voor de uitbreiding van de toeristische projecten zou ik willen aantekenen dat we versnippering van financieringen moeten vermijden en dat de Commissie om maximaal effect te bereiken haar hulp, in overleg met de partnerstaten, moet toespitsen op een relatief beperkt aantal sectoren. De vaststelling van deze sectoren gebeurt in onderlinge overeenstemming met de betrokken landen. Aangezien het toerisme in essentie een activiteit van de particuliere sector is, is het aan de projectontwikkelaars om het aantal toeristische projecten uit te breiden. Voor de projectontwikkelaars in de ACS-landen heeft de Commissie de investeringsfaciliteit ingesteld, met een kapitaal van 2,2 miljard euro, om aan het toenemende aantal financieringsaanvragen tegemoet te komen. De Commissie beschouwt de participatieve benadering waarbij gestreefd wordt naar instemming van de begunstigden als een van de belangrijkste beginselen van haar ontwikkelingsbeleid. Zoals aanbevolen onder punt 15 wordt de particuliere sector geraadpleegd. Wat betreft de steun aan landen die getroffen worden door natuurrampen: dit is al een constante factor in de communautaire hulp, evenals de verplichting rekening te houden met het milieu en plaatselijke culturen, en deze te beschermen.
Wij delen de zorgen die worden geuit onder punt 30 ten aanzien van de opleiding van gespecialiseerd personeel ter plaatse in de betreffende landen en wijzen erop dat dat precies is wat altijd al de voorkeur heeft gehad van de Commissie. Zo heeft de Commissie in Madagaskar een opleidingsproject opgezet dat zowel op projectontwikkelaars is gericht als op hun werknemers. De Commissie is het uiteraard eens met de noodzaak het sekstoerisme te vuur en te zwaard te bestrijden, zeker wanneer kinderen het slachtoffer zijn, met name door justitie in de partnerlanden alle hulp te bieden die zij nodig heeft om deze plaag uit te roeien.
Ik zou het Europees Parlement willen bedanken voor zijn aandacht voor deze diensten en ik zal zeker al het nodige in het werk stellen om een doelmatige follow-up van alle activiteiten met betrekking tot het toerisme te waarborgen. De opvatting dat er een apart Directoraat-Generaal voor toerisme gecreëerd zou moeten worden deelt de Commissie echter niet.
Georgios Papastamkos,namens de PPE-DE-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, niemand betwist het belang van het toerisme als centraal onderdeel van het Europees ontwikkelingsbeleid. Zoals terecht in het verslag van de rapporteur staat, is het toerisme niet alleen een factor van economische rentabiliteit, maar levert het ook een essentiële bijdrage aan de democratie en het politieke evenwicht in de ontwikkelingslanden.
Een efficiënt, naar buiten gericht toerismebeleid van de Europese Unie veronderstelt een geïntegreerd beleid voor duurzaamheid van het Europees toerisme binnen de Europese Unie. Ik wil het debat van vandaag dan ook verbinden met het debat over de richtsnoeren voor een duurzaam Europees toerisme. Ik ben namelijk van mening dat de Europese Unie pas een efficiënt toerismebeleid kan voeren ten behoeve van de ontwikkelingslanden als zij zorgt voor een harmonische band tussen interne en externe bevoegdheden op het gebied van het toerisme: in foro interno, in foro externo.
Het toerismebeleid is reeds sedert het Verdrag van Maastricht een centrale doelstelling van de activiteiten van de Europese Unie. Met de Europese Grondwet is het toerisme opnieuw een van de sectoren geworden waarin de Unie ondersteunend, coördinerend en aanvullend optreedt. Het juridische fundament bestaat dus, maar er bestaat ook een uitdaging, de uitdaging van gecoördineerde Europese beleidsmaatregelen op het gebied van het toerisme.
Men moet overgaan van woorden naar daden, naar een samenhangend, door de Unie medegefinancierd beleid van structurele aard. Er moet een duurzaam toerismebeleid komen, een beleid dat een bron is van economische ontwikkeling van zowel traditionele als plattelandsbestemmingen, een bron van kennis van geschiedenis en cultureel erfgoed, een beleid met een concrete strategische opzet, met duidelijke doelstellingen en met op elkaar aansluitende doelstellingen en middelen.
Een politiek volwassen en institutioneel afgerond Europees beleid voor een duurzaam Europees toerisme zal ook de totstandbrenging van een soepele band tussen Europees toerismebeleid en Europees ontwikkelingsbeleid kunnen vergemakkelijken.
Linda McAvan,namens de PSE-Fractie.– (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Cornillet bedanken voor zijn verslag, waarin het belang en de mogelijkheden van toerisme in de derde wereld aan bod komen.
Wanneer we naar de derde wereld kijken, moeten we ons realiseren dat toerisme in bepaalde regio’s en landen een grotere rol speelt dan in andere. Dit blijkt ook uit de cijfers in het verslag. In het Caribisch gebied is het toerisme een enorme drijvende kracht voor de economie, maar dat geldt niet voor de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara, waar toerisme op een paar uitzonderingen na geen bijzonder belangrijke factor is.
Daarom kan de socialistische fractie het verslag niet op alle onderdelen steunen. Dit geldt bij voorbeeld voor lid 8. Hierin wordt alle ontwikkelingslanden gevraagd om ontwikkelingsplannen voor toerisme op te stellen en cijfers en bijdragen bij te houden in jaarverslagen. Dit is echter niet in alle gevallen opportuun en voor veel landen heeft het zelfs een behoorlijk lage prioriteit. Ook lid 10 is voor ons niet aanvaardbaar. Op het moment dat de EU verzoekt om steeds meer visumcontroles van ingezetenen van derde landen, is het nogal ironisch om andere landen te vragen hun visumverplichtingen te laten varen. Visa zijn vaak een belangrijke bron van inkomsten voor ontwikkelingslanden, dus dat kunnen we niet steunen.
Op een aantal plaatsen kan het verslag bovendien genuanceerder worden geformuleerd. Dit geldt bij voorbeeld voor overwegingen Q en T. Uit ervaring blijkt helaas dat toerisme heel goed kan gedijen onder ondemocratische regimes. Sommige regimes blijken het toerisme en de toeristen heel goed te kunnen beschermen middels zeer hardhandige politietactieken. Tegelijkertijd onderdrukken ze echter hun eigen mensen en daarom voel ik enig voorbehoud bij de leden 24 en 25.
Binnen de socialistische fractie zijn we sterk voorstander van stappen om toerisme te ontwikkelen, met name ecotoerisme, duurzaam toerisme. We juichen de woorden van de commissaris dan ook toe. Ook wij willen dat de privé-sector in toerisme investeert, maar wel op verantwoorde wijze. Zo kunnen namelijk toeristische projecten worden ontwikkeld die een bijdrage leveren aan de lokale economie en micro-ondernemingen helpen groeien, zodat de lokale bevolking er de vruchten van plukt en lokale producten worden geconsumeerd.
We zien maar al te vaak, bij voorbeeld bij all-inreizen of cruise tours, dat toerisme wel iets aan de lokale economieën onttrekt, maar er niet veel voor teruggeeft. In sommige gevallen – en hier ben ik het met de heer Cornillet oneens – kan toerisme wel degelijk schadelijk zijn voor het milieu, wanneer teveel schaarse grondstoffen worden gebruikt. We moeten daarom nauwkeuriger bekijken in welk soort toeristische projecten we willen investeren. Zouden de EU en de Commissie meer kunnen doen? Daar ben ik van overtuigd. Bovendien hebben we een paar mogelijke voorstellen gehoord. Hebben we daar een nieuw DG voor nodig? Dat betwijfel ik. Ik weet niet of een DG Toerisme ook veel voor de derde wereld zou betekenen.
Ik ben zeer tevreden met het gedeelte over sekstoerisme. Het is van het grootste belang dat we meer doen om deze criminele activiteit aan te pakken. Daarom wil ik de heer Cornillet nogmaals bedanken voor zijn verslag.
Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag van de heer Cornillet bevat een groot aantal waardevolle suggesties en terechte eisen. De meeste overwegingen zijn overtuigend. Ook worden er vele ernstige problemen kritisch op een rijtje gezet, zoals bijvoorbeeld kinderarbeid, seksuele uitbuiting van kinderen en speculatie in onroerend goed. Het doet de Verts/ALE-Fractie plezier dat dit onderwerp hier in het Europees Parlement onderwerp van discussie is geworden en dat aspecten als het investeren van de winsten uit het toerisme in het betreffende ontwikkelingsland, het voorkomen van massatoerisme, het bevorderen van de mensenrechten en het instandhouden van de biodiversiteit, aan de orde zijn gekomen. Wij betreuren het – en wat dat betreft ben ik het goeddeels met de vorige spreekster eens – dat de Europeanen zich in dit document veelal arrogant opstellen tegenover derde landen en zichzelf als de maat van alle dingen beschouwen.
Wij zijn van mening dat er in dit verslag veel te weinig waarde wordt gehecht aan de bescherming van het milieu en de noodzaak van een werkelijk duurzame economie. De ecologische en sociale gevolgen van het massatoerisme, bijvoorbeeld de waterverontreiniging, de vervreemding van de plaatselijke bevolking dan wel de uitbuiting door internationale hotelketens, worden niet of te weinig naar voren gebracht.
Dit verslag is van belang omdat het een eerste poging is, maar veel zaken worden maar half of te vaag behandeld. We hopen dat de Commissie doorgaat op de ingeslagen weg, en dat er meer nadruk wordt gelegd op internationale solidariteit als middel om vrede te stichten.
Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, vandaag debatteren en stemmen wij over een verslag waarin vraagstukken aangaande de ontwikkeling van het toerisme, met name ook in de ontwikkelingslanden, uitgebreid worden behandeld. Voor dat verslag wil ik de rapporteur, de heer Cornillet, hartelijk danken.
Uiteraard vormt het toerisme voor veel van de armste landen ter wereld een belangrijke bron van inkomsten. Daarom is het ook een verdienste van de rapporteur en de Commissie ontwikkelingssamenwerking dat bij de koppeling van toerisme en armoedebestrijding de projecten in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zeker niet uit het oog zijn verloren. Dat acht ik van groot belang.
Echter, en daar begint mijn fundamentele kritiek, het verslag wekt de indruk dat de EU de ontwikkelingslanden wel eens zal vertellen wat zij moeten doen en laten. Dat vind ik onaanvaardbaar. Ik vind het onaanvaardbaar dat de EU zich bemoeit met de manier waarop de ontwikkelingslanden hun visumbeleid vormgeven. Ik vind het onaanvaardbaar om de ontwikkelingslanden op te roepen om jaarlijks aan wie dan ook verslag uit te brengen, ongeacht wat er vervolgens met die rapporten gebeurt. De oproep van de kant van de EU om speciale politie-eenheden in het leven te roepen, hoort in mijn ogen absoluut niet in dit verslag thuis.
Het moge duidelijk zijn dat de EU ook in dit verslag weer eens uitgaat van de veronderstelling dat alle wereldproblemen kunnen worden opgelost met behulp van het toerisme. Dat vind ik erg dubieus. Daarom juich ik ook toe dat er een amendement is ingediend om overweging Q te schrappen, waarin het toerisme als de vijand van totalitarisme, dictaturen en machtsconcentratie wordt aangeduid. Hier is de wens de vader van de gedachte. Met de werkelijkheid heeft dit niets te maken.
Anderzijds betreur ik, net als de heer Kusstatscher, dat de eigenlijke ecologische problemen die het massatoerisme tot gevolg heeft hier nauwelijks aan de orde komen. In ieder geval niet in een mate die het mogelijk zou maken om tot een oplossing te komen. Dankzij amendementen die door de Commissie ontwikkelingssamenwerking zijn aangenomen, bevat het verslag nu wel formuleringen waarin hiervoor wordt gepleit, maar deze zijn in tegenspraak met de basistendens van het verslag als geheel. Mijn fractie zal dit verslag daarom niet kunnen steunen.
Hélène Goudin,namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het nadrukkelijke “nee” van de Fransen en Nederlanders tegen de Europese Grondwet heeft duidelijk gemaakt dat brede lagen van de door ons vertegenwoordigde bevolking een smallere Europese samenwerking willen hebben, en geen bredere. In het verslag wordt onder andere voorgesteld om een zelfstandig directoraat-generaal voor toerisme van de Commissie op te richten. Dat betekent dat er nog meer macht naar de EU gaat, en daar is de Zweedse partij Junilistan tegen.
Het is juist dat een goed georganiseerde toeristensector goede mogelijkheden biedt om de situatie van mensen in veel ontwikkelingslanden te helpen verbeteren. Daarentegen moet de EU geen gemeenschappelijk toerismebeleid voeren, zoals in het verslag wordt voorgesteld. Wij vinden dat de EU zich alleen moet bezighouden met echt grensoverschrijdende kwesties, waarin de EU bijdraagt met een unieke meerwaarde ten opzichte van reeds bestaande internationale organisaties. De EU moet zich dus niet wijden aan ontwikkelingsbeleid en toerismebeleid.
In paragraaf 10 wordt geëist dat ontwikkelingslanden een niet-beperkend visabeleid invoeren. Dat is een volstrekt absurd voorstel. De ontwikkelingslanden moeten natuurlijk zelfstandig beslissen welk visabeleid ze willen voeren. Anders zouden de ontwikkelingslanden ook kunnen eisen dat de EU een niet-beperkend visabeleid invoert.
In paragraaf 24 wordt bepleit om criminaliteit in de ontwikkelingslanden te bestrijden op een wijze die niet schadelijk is voor het toeristisch imago van deze landen. Moet de EU andere landen dicteren hoe criminaliteit moet worden bestreden?
In paragraaf 25 wordt geëist dat het toerisme wordt bevorderd en beschermd en veilig wordt gemaakt door middel van initiatieven om misdaad tegen toerisme te bestrijden, onder andere door de oprichting van speciaal opgeleide politie-eenheden. Opnieuw: dit is geen taak voor de EU.
Wij staan kritisch tegenover de verwijzing in paragraaf 30 naar de Europese Grondwet, die reeds verworpen is door de Fransen en de Nederlanders. Wij bepleiten een EU met een beperkte invloed en zullen dus tegen dit verslag stemmen.
Koenraad Dillen (NI).– Voorzitter, geachte collega's, het verslag-Cornillet bevat ongetwijfeld heel wat goede punten, wanneer het bijvoorbeeld de schaduwzijde van bepaalde vormen van toerisme belicht, zoals de seksuele exploitatie van kinderen in bepaalde toeristische bestemmingen of de vastgoedexploitatie die de autochtonen en vaak minder begoede bevolking betreft. Ik mis echter een belangrijk punt in dit verslag en dat is een duidelijke stellingname inzake toerisme naar landen waar de mensenrechten zwaar geschonden worden en waar het zinvol zou zijn indien de Europese Unie zou overwegen een embargo in te stellen om de druk op de betrokken landen op te voeren.
Een voorbeeld hiervan werd enkele maanden geleden ter sprake gebracht door collega Deva, die in verband met de paradijselijke eilandengroep de Seychellen opmerkte dat toeristen er 300 dollar per nacht en meer betalen voor een hotelkamer, terwijl de lokale bevolking als slaven voor enkele dollars per nacht moet werken voor de lokale potentaat en zijn hofcamarilla.
Ik denk bijvoorbeeld ook aan de communistische dictatuur van Cuba, waarnaar in dit verslag voorzichtig verwezen wordt, maar waar opposanten zonder vorm van proces voor maanden en jaren in de gevangenis verdwijnen terwijl het regime van een oude en seniele misdadiger tegen de mensheid zich laaft aan de deviezen van liederlijke West-Europeanen. Ook dat zijn trieste nevenaspecten van het toerisme die onze aandacht verdienen.
Boguslaw Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, toerisme is voor talrijke ontwikkelingslanden een belangrijke bron van inkomsten en heeft een grote invloed op de transformatie van hun economie. De steun aan deze sector moet beslist een van de prioriteiten van de Europese Unie vormen. Tegelijkertijd moeten we ons echter bewust zijn van bepaalde dreigingen waaraan toeristen worden blootgesteld en van dreigingen die te maken hebben met de stroom van toeristen die de 25 lidstaten van de Unie binnenkomen. In elk debat over toerisme en ontwikkeling dient een prominente plaats te worden ingeruimd voor een discussie over de wijze waarop de toeristische sector mogelijk steun biedt aan totalitaire regimes.
Het valt me tegen dat er in de tekst niet naar de drugshandel wordt verwezen. Niettemin nemen genotzoekende reizigers in ontwikkelingslanden regelmatig hun toevlucht tot drugs. Hierdoor neemt de handel in allerlei soorten drugs in het betreffende land enorm toe.
Het is belangrijk dat we de dreiging van terrorisme voor toeristen niet negeren. Terroristen richten hun activiteiten namelijk vaak tegen deze groep mensen. Een voorbeeld hiervan is Egypte, waar islamitische terroristen het op toeristen hebben gemunt.
Mogelijke epidemieën hebben eveneens een nadelige uitwerking op de ontwikkeling van het toerisme, omdat reizigers de betreffende landen mijden. Daarom moeten we financiële steun verlenen aan vaccinatieprogramma’s voor kinderen tegen difterie, tetanus en andere infectieziekten. Onlangs heeft een nieuwe ziekte de kop op gestoken die een directe bedreiging voor de Europese landen vormt, namelijk de vogelgriep. Ook deze ziekte weerhoudt reizigers ervan de getroffen gebieden te bezoeken. Niemand wordt er beter van wanneer we passief blijven toekijken.
Sekstoerisme is een ander punt dat we niet over het hoofd mogen zien. Vele kinderen worden er het slachtoffer van en we moeten deze praktijk en alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit met grote vastberadenheid aanpakken. Daarom stel ik voor logistieke ondersteuning te bieden aan landen die met dit soort problemen te kampen hebben. Slachtoffers van sekstoerisme moeten compensatie ontvangen. Het is echter van belang niet uitsluitend naar de gevolgen voor de slachtoffers te kijken. We moeten toeristen duidelijk maken wat hen te wachten staat als zij dergelijke misdrijven plegen. Degenen die zich daaraan schuldig maken, moeten zwaar worden gestraft.
Het toerisme vormt tevens een bron van inkomsten voor totalitaire regimes. Dit is een belangrijk gegeven, dat echter zelden aan de orde wordt gesteld. Voor de regeringen van diverse lidstaten van de Europese Unie is het onderhouden van diplomatieke betrekkingen met het Cubaanse regime een gevoelige kwestie, omdat deze zo vaak met de toeristische sector in verband wordt gebracht. Enerzijds beseffen we dat zo'n arm land veel baat heeft bij steun aan deze sector, anderzijds weten we dat alle opbrengsten uiteindelijk terechtkomen bij een kleine exclusieve groep die nauwe banden heeft met het regime van Fidel Castro. Ik vind het jammer dat in het document dat nu besproken wordt, deze problematiek niet duidelijk en overtuigend wordt behandeld.
Glenys Kinnock (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank en feliciteer de rapporteur. Het is erg belangrijk dat we erkennen dat toerisme in veel ontwikkelingslanden een grote industrie is. Veel van deze landen, zoals armere landen en MOL’s als bij voorbeeld Mozambique, zien het als een sector die verder moet worden ontwikkeld. Het is dan ook gepast de Commissie te vragen om te bekijken hoe we dat – in elk geval voor ACS-landen - kunnen doen uit hoofde van de bepalingen die al bestaan in de Cotonou-overeenkomst.
In sommige ontwikkelingslanden is toerisme goed voor 50 procent van het BBP en daarmee moeten we rekening houden. We kunnen positief zijn, want het leidt tot de ontwikkeling van infrastructuur. Bovendien kan het de isolatie van plattelandsgemeenschappen helpen te verminderen en biedt het nieuwe mogelijkheden voor groentekwekers en anderen in ontwikkelingslanden. Maar we zijn het er allemaal over eens dat er ook een schaduwzijde is. We hebben behoefte aan een goed regelgevingskader om corruptie te voorkomen en onroerendgoedspeculatie en milieuschade tegen te gaan. Als geldschieters moeten wij toch in staat zijn om ervoor te zorgen dat gastlanden op geen enkele wijze te lijden hebben onder de ontwikkeling van toerisme.
Van de Commissie zie en hoor ik dat het blijkbaar niet erg duidelijk is hoe toerisme kan worden geïntegreerd in onze bredere ontwikkelingsstrategieën. Dat zou positief moeten zijn en iets waarover kan worden nagedacht. Zoals mijn collega’s zeiden, moet de strafmaat voor mensen die zich inlaten met sekstoerisme goed onder de aandacht worden gebracht. Er worden namelijk ontzettend veel mensen, met name kinderen, meegesleept in prostitutie en drugs.
Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de Europese Unie. Ook moeten we druk uitoefenen op de industrie, want niemand hier heeft gesproken over de verantwoordelijkheid van onze eigen toeristische industrie om ervoor te zorgen dat haar activiteiten geen schade berokkenen aan de landen in kwestie. We moeten druk uitoefenen waar het gaat om arbeidsrechten, lage salarissen, lange werkuren en het gebrek aan vaste arbeidsovereenkomsten. Dit zou kunnen worden gecontroleerd via onze ACS-betrekkingen met 78 landen.
Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit me aan bij de opmerkingen van mijn fractiegenoot, de heer Kusstatscher, over de talrijke positieve aspecten van dit verslag. De paradox die in de derde wereld bestaat op het gebied van toerisme komt hierin heel duidelijk naar voren.
De Commissie moet bij de behandeling van dit onderwerp echter wel rekening houden met de hoofdpunten van het debat over duurzaam toerisme, dat gisteren is gevoerd. Het verslag over duurzaam toerisme was uitstekend. Ik hoop dat de Commissie beide debatten beschouwt als twee zijden van dezelfde medaille, wanneer zij een strategie gaat ontwikkelen voor dit onderwerp.
Ik ben het met de rapporteur eens dat toerisme een positieve kracht kan zijn in landen in de derde wereld. Ik heb echter zes maanden in India gewerkt en herinner me nog goed hoe ontzettend vaak toerisme negatieve gevolgen had voor lokale gemeenschappen. Als we iets willen bereiken, lijkt het me bijzonder nuttig om ons samen met de Commissie te richten op duurzaamheid en misschien zelfs een code van beste praktijken op te stellen, die voor bedrijven kan dienen als leidraad. We kunnen op dit vlak positief zijn en ik ben benieuwd hoe de Commissie dit zal aanpakken.
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik spreek namens de nieuwe Italiaanse Socialistische Partij. Zoals het verslag-Cornillet correct heeft aangetoond, heeft het toerisme ontwikkelingslanden een belangrijke kans op duurzame groei geboden. Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van deze bron moeten de cultuur, de eigenaardigheden, de sociaal-economische verhoudingen en de tradities van de plaatselijke bevolking worden gerespecteerd.
Ik wil graag twee ernstige soorten illegale activiteiten aanstippen die helaas vaak hand in hand gaan met het toerisme in deze gebieden. Allereerst het sekstoerisme, de op twee na grootste vorm van illegale handel ter wereld, waarbij vaak minderjarigen betrokken zijn en dat een schandalige maar helaas groeiende business is. Een andere vorm van illegale handel is grondspeculatie, waarbij zones die waardevol zijn voor het milieu of het cultureel erfgoed vaak verpest zijn. Dit alles met stilzwijgende toestemming en vaak zelfs goedkeuring van zwakke plaatselijke overheden.
Er is op korte termijn behoefte aan een krachtig en doortastend initiatief van de communautaire instellingen dat zich met name toespitst op het aantrekken van middelen en het vormen van wetgeving om deze twee illegale praktijken, waaraan voornamelijk Europeanen zich schuldig maken, te bestrijden.
Alexander Stubb (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mijn interventie tot twee minuten beperken. Toerisme is vandaag de dag een onbetwiste motor van ontwikkeling en zij is ook een wezenlijk onderdeel van ons ontwikkelingsbeleid. Daarmee verbeteren de werkgelegenheid, de welvaart, de gezondheid en de infrastructuur van veel ontwikkelingslanden. Ik wil drie punten naar voren brengen.
Het eerste is dat wij grensoverschrijdende samenwerking nodig hebben tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden, tussen de Afrikaanse landen en de ontwikkelingslanden en ook in de landen zelf. Hiervoor is samenwerking tussen de overheidssector en de private sector nodig.
Het tweede punt is dat er naar mijn mening regels nodig zijn die op duurzame ontwikkeling zijn gebaseerd. Zoals velen al eerder in hun interventies hebben gedaan, moeten wij vooral de aandacht vestigen op de bestrijding en uitbanning van het kindersekstoerisme. Volgens mij zou het goed zijn als wij hiervoor financiële hulp reserveren. Het gaat vooral om het veranderen van de houding van de mensen in zowel het Westen als elders.
Het derde en laatste punt is dat wij moeten investeren in leningen in de vorm van geestelijk kapitaal, ofwel dat wij mensen uit Europa naar ontwikkelingslanden moeten sturen om de economische groei te stimuleren. Dat moet gebeuren op een manier waarbij altijd rekening wordt gehouden met het uitgangspunt van het betrokken land zelf, zijn specifieke kenmerken en zijn cultuur. Ik heb twee minuten gesproken.
Libor Rouček (PSE). – (CS) Dames en heren, voorgaande sprekers hebben er al op gewezen dat toerisme de grootste economische activiteit ter wereld is, die momenteel een zeer dynamische ontwikkeling doormaakt - in de ontwikkelde landen, maar natuurlijk ook in de ontwikkelingslanden.
Het toerisme is in economisch opzicht van cruciaal belang voor een aantal bedrijfstakken; het stimuleert de ontwikkeling van infrastructuur, zoals de bouw van hotels en restaurants en de aanleg van luchthavens en wegen. Tegelijkertijd is het toerisme een drijvende kracht voor de verbetering van het onderwijssysteem, de groei van de bouw- en financiële sector en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen. Er kan daarom geen twijfel over bestaan dat het economisch belang van het toerisme in een positief licht moet worden bezien.
Vervolgens noem ik het politiek belang van het toerisme. Een aantal afgevaardigden heeft al benadrukt dat het toerisme op velerlei manieren het respect voor mensenrechten, burgervrijheden en democratie kan bevorderen en de politieke stabiliteit kan verbeteren. Ik wil er tevens op wijzen dat het toerisme in het gunstigste geval een stimulans voor de wederzijdse erkenning van culturen kan zijn, wat van groot belang is in dit tijdperk van globalisering en internationale dreiging.
Tegelijkertijd is het vrij duidelijk dat het toerisme ook bepaalde risico’s met zich meebrengt. Voor wat betreft de economische sector bestaat het risico van een te grote mate van afhankelijkheid van toerisme, een probleem dat reeds door eerdere sprekers is genoemd. Er is ook gerefereerd aan de risico’s voor het milieu, bijvoorbeeld de bedreiging van drink- en industriewaterbronnen, welke in veel landen zijn uitgeput. Een ander onopgelost probleem is de verwerking van zowel vast als vloeibaar afval. Het spreekt voor zich dat het toerisme tevens een bedreiging voor de maatschappij kan betekenen, bijvoorbeeld als plaatselijke culturen komen te verdwijnen, of in het geval van prostitutie en kinderprostitutie, zoals eerdere sprekers al noemden. In sommige landen leidt toerisme tot verschillende vormen van onverdraagzaamheid, op religieus gebied bijvoorbeeld, en tot verschillende vormen van xenofobie, racisme, en dikwijls ook extremisme.
Ik persoonlijk ben verheugd dat dit verslag in stemming wordt gebracht; enerzijds wordt in het verslag de nadruk gelegd op de mogelijkheden die het toerisme biedt, maar anderzijds worden ook de vele risico’s die het met zich meebrengt genoemd. Onder enig voorbehoud zal ik vóór stemmen, ook al ben ik niet van mening dat er een directoraat-generaal voor toerisme moet worden opgericht.
James Hugh Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toerisme zou in elke regio een positieve bijdrage moeten leveren aan economische groei en stabiliteit. Toerisme gaat natuurlijk niet samen met terrorisme en bij ons in Noord-Ierland, een gebied dat nu voor goed de donkere schaduw van het terrorisme zou moeten afschudden, zien we momenteel gelukkig een gestage winst door het toegenomen toerisme.
Dit is goed nieuws, maar we moeten erkennen dat het volledige potentieel nooit kan worden bereikt, tenzij de regering werkelijk iets doet. Toerisme moet goed worden gepland. Het moet kansen benutten. De Olympische Spelen die in 2012 naar Londen komen, zijn zo’n kans voor mijn regio. Niet alleen de Spelen, maar ook de toeristische spin-off zou zodanig moeten worden beheerd en georganiseerd, dat elke regio binnen het VK er beter van wordt.
Het jaar 2012 biedt ook speciale kansen voor Belfast, want dat is de honderdste verjaardag van de Titanic. We hebben gisterenavond trouwens een ‘titanische’ overwinning geboekt in de voetbalwedstrijd tegen Engeland! Er liggen plannen op tafel om van de scheepswerf waar dat beroemde schip is gebouwd een Titanic-tentoonstellingscentrum van wereldklasse te maken. Ik geloof dat noch de nationale regering, noch de Commissie financieel zal willen bijdragen om van deze onderneming een groot succes te maken.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dat het toerisme veel bijkomende gevolgen kan hebben, is geen punt van discussie. Als Tiroler weet ik waarover ik het heb, want Tirol is momenteel een van de meest toeristische gebieden ter wereld. Het toerisme is de snelst groeiende bedrijfstak waarin nu al miljoenen mensen werkzaam zijn. Het heeft het potentieel om de ontwikkelingslanden stabiele inkomsten en stabiele economische omstandigheden te verschaffen. Daarbij is het wel van belang dat wij het noodzakelijke juridische kader scheppen om de gevaren en risico's uit te bannen die van het toerisme uitgaan.
Het belangrijkst is dat wij een duurzaam fundament leggen waarop het toerisme in de betreffende toeristische bestemmingen zich kan ontwikkelen. Wij dienen de ontvangende landen te beschermen, zoals in paragraaf 35 van de ontwerpresolutie is vastgelegd, waarin wordt gerefereerd aan de code voor ethiek van de WTO. Dat houdt in dat de toeristen respect voor de ontvangende landen dienen te betrachten en de na verloop van tijd ontstane structuren niet kapot mogen maken met hun gedrag. Uitwassen zoals sekstoerisme dienen scherp te worden veroordeeld en moeten vooral ook gerechtelijk worden vervolgd. Wij dienen de Europese programma’s te handhaven waarmee de strijd tegen deze uitwassen financieel wordt ondersteund.
Ten tweede dienen wij de natuur van de toeristische bestemmingen te beschermen. Het gaat er niet alleen om om speculatie met onroerend goed te voorkomen, zoals dat in paragraaf 40 wordt aangegeven. Door onze leefgewoonten vernielen we de natuurlijke bronnen in deze landen. Bedenk bijvoorbeeld dat wij een veel hoger water- en energieverbruik hebben dan deze landen. Door ons gedrag daar ter plekke exporteren we natuurlijk ook onze manier van leven. De hoeveelheid afval stijgt eveneens sterk. Dat kan ertoe leiden dat de natuurlijke ruimte wordt vernield en dat het tot een te intensief gebruik komt. Daarom dienen wij van het begin af aan te werken aan concepten voor een duurzaam toerisme.
Alleen onder deze voorwaarden kan het toerisme zijn positieve effecten volledig ontplooien. Dat wil zeggen: het creëren van werkgelegenheid en welvaart, het bevorderen van de economische ontwikkeling en met name ook het leveren van een positieve impuls aan de bevolkingsaanwas en het maatschappelijk leven. Het toerisme kan bijdragen aan begrip voor andere volken, en dat is bitter nodig in een wereld die helaas steeds onzekerder wordt! In ieder geval ben ik erg blij met het verslag.
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we kunnen niet om de belangrijke rol, die toerisme als drijfveer voor de economie en de economische groei kan vervullen, heen.
Ik heb echter enige twijfels met betrekking tot het verslag-Cornillet, waarin een aantal overbodige en naïeve beweringen is opgenomen. Onder overweging S bijvoorbeeld, de nadruk die wordt gelegd door ‘en haar beschermers’ zou eerlijk gezegd veranderd moeten worden. Daarnaast staan onder overweging AG enkele nietszeggende voorstellen, zoals het voorstel om het sekstoerisme aan te pakken in samenwerking met NGO's en ook het voorstel om door de Unie gecontroleerde toeristische initiatieven te bevorderen, lijkt onpraktisch.
Omwille van de correctheid ten slotte: het is onmogelijk om, zoals in paragraaf 30 gebeurt, de nieuwe rechtsgrondslag voor het toerisme die in de Europese Grondwet is opgenomen, te "verwelkomen", aangezien de Grondwet momenteel waardeloos, dood en begraven is als gevolg van de uitkomst van de referenda en bijvoorbeeld ook als gevolg van de angst van de regering-Blair om in de nabije toekomst nog een dergelijke stemming te organiseren.
Tot slot is voor ontwikkeling en toerisme geen toename van de uitgaven nodig. Ik ben tegen versterking van de bestaande diensten of het in het leven roepen van nieuwe diensten binnen de directoraten-generaal van de Europese Commissie, zoals voorgesteld door de rapporteur.
Louis Michel,lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb met grote belangstelling geluisterd naar de meningen en opmerkingen die met betrekking tot dit verslag zijn geformuleerd. Allereerst zou ik willen zeggen dat ik over het geheel genomen de hoofdlijnen van het verslag kan onderschrijven, met uitzondering wellicht van enkele punten die in de loop van het debat zijn opgeworpen en waar ik mij niet in kan vinden.
Het toerisme kan een belangrijke motor zijn voor de ontwikkeling van een arm land. Dat gezegd zijnde, moeten we echter wel bepalen wat hiervan de sociale effecten, de milieueffecten en de effecten voor - jawel - het cultureel erfgoed zijn. Immers, zelfs bij ons in Europa zorgt massaal bezoek aan bepaalde plaatsen voor slijtage en verval waartegen maatregelen getroffen moeten worden. Ik denk dus dat we voortdurend de noodzaak om de culturele rijkdommen van landen te beschermen in het achterhoofd moeten houden. Aan de al genoemde effecten zou ik nog de effecten van speculatie en de economische effecten willen toevoegen.
Er is evenwel, naar ik meen, een fundamenteel beginsel dat we in acht moeten nemen, te weten dat het eerst en vooral aan de partnerstaten is om de keuze te maken voor het toerisme als prioritaire economische sector. Het is niet aan ons om dat besluit voor hen te nemen. Op grond daarvan lijkt het me voor de Commissie van belang – en, mevrouw Kinnock, ik zal mij er zeer sterk voor inzetten – dat zij, behalve via ontwikkelingsprojecten bij te dragen aan de totstandkoming van toeristische infrastructuren, ook de regeringen zou kunnen laten profiteren van haar knowhow inzake de evaluatie van de positieve en negatieve effecten van investering in de toeristensector en van het gebruik van de verschillende beschikbare instrumenten om de minder wenselijke gevolgen te vermijden. Ik denk dat dat een onderwerp voor verdere studie is maar ik ben het met u eens, mevrouw Kinnock, dat het van onze kant nog niet voldoende is overdacht. Ik beloof u dus dat wij op dat punt aan het werk gaan, omdat ik denk dat wij inderdaad de nodige knowhow met de betreffende landen kunnen delen opdat de investeringen in het toerisme beantwoorden aan een reeks criteria die overeenkomen met de beste praktijken.
Ik wil daar nog een klein terzijde aan wijden. Ik werk op dit moment aan een concept voor een soort ethisch keurmerk voor particuliere ondernemingen die middelen ontvangen en beheren die de Commissie hun op basis van de ontwikkelingssamenwerking toekent. Binnenkort zal ik de gelegenheid krijgen hierover met het Parlement van gedachten te wisselen en het te raadplegen. Er kan een verband worden gelegd tussen dit keurmerk en voornoemde overdenking.
Tot slot wil ik kort iets zeggen over het sekstoerisme. Voorgesteld wordt de begrotingslijn ter bestrijding van het sekstoerisme in ere te herstellen, om te zorgen dat de middelen voor deze actie doelmatig worden besteed. Met de hervorming van de begrotingslijnen die zij in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013 heeft voorgesteld beoogt de Commissie echter een doelmatiger en rationeler kader in te stellen voor het creëren en beheren van begrotingslijnen, een einde te maken aan onnodige versnippering en het stellen van prioriteiten binnen deze lijnen te verbeteren. Het Europees Parlement en het maatschappelijk middenveld zullen uit-en-ter-na worden geraadpleegd met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze hervorming. Daar sta ik voor in. Een zo belangrijk onderwerp als de bestrijding van het sekstoerisme zal zeker de aandacht krijgen die het toekomt binnen het thema “Menselijke en sociale ontwikkeling”, samen met andere kwesties als aidsbestrijding, gendergelijkheid, problemen inzake scholing of sociale samenhang.
Hoe het ook zij, u kunt ervan op aan dat wij met grote toewijding en vastberadenheid zullen proberen een arsenaal aan steuninstrumenten samen te stellen ten behoeve van ontwikkelingslanden die willen investeren in het toerisme.