Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 26 september 2005 - Straatsburg Uitgave PB

11. Prioriteiten van het Parlement
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.(ES) Dames en heren, geachte afgevaardigden, vandaag is de dag dat wij de waarnemers uit Bulgarije en Roemenië, die vanaf heden een plaats hebben gevonden in ons Parlement, zeer hartelijk welkom mogen heten.

Hun aanwezigheid herinnert ons aan het feit dat in mei vorig jaar de vijfde uitbreiding van de Europese Unie onvoltooid bleef’, in afwachting van de afronding van het toetredingsproces door Roemenië en Bulgarije.

Tevens is het goed om eraan te herinneren dat ook ons Parlement zich heeft uitgesproken, geheel conform de toetredingsverdragen met deze landen, die momenteel geratificeerd worden door de lidstaten, en ik denk dat we vandaag kunnen zeggen dat we allen hopen dat de toetredingsdatum inderdaad, zoals gepland, 1 januari 2007 zal zijn. Ik ben er zeker van dat iedereen, ook Roemenië en Bulgarije, zijn uiterste best zal doen en alles zal doen wat in zijn vermogen ligt om dit te verwezenlijken.

Vandaag wil ik tegen onze nieuwe collega’s zeggen dat we met belangstelling uitzien naar hun bijdragen aan onze debatten en dat we hen veel succes wensen bij het uitoefenen van hun parlementaire werk.

Geachte afgevaardigden, de komst van onze Bulgaarse en Roemeense collega’s vindt echter plaats op een voor de Europese Unie bijzonder moeilijk moment. In de dagelijkse praktijk functioneren de instellingen normaal, er gebeurt niets abnormaals in het leven van de Europese Unie; maar het Europese project is in een identiteitscrisis terechtgekomen, die we niet moeten verhullen.

Er zijn de afgelopen dagen stemmen opgegaan dat de Europese Unie ook wel zonder toekomstvisie toekan, dat de Unie alleen maar hoeft door te gaan met de uitbreiding en met het verbeteren van het functioneren van haar markten. Voor sommigen zou dat genoeg zijn. Ik denk echter dat het probleem veel dieper ligt. Het probleem heeft te maken met de politieke betekenis en de geografische dimensie van het Europese project. Beide aspecten, de politieke betekenis en de geografische dimensie, bevinden zich momenteel in een impasse, en het Europees Parlement moet krachtig bijdragen aan het vinden van een uitweg uit deze situatie. Onze instelling moet alles doen om een eind te maken aan deze toestand.

Dames en heren, iets meer dan een jaar geleden heb ik tegenover u de prioriteiten van ons parlementaire werk uiteengezet. Maar gelooft u mij, de omstandigheden waarin we ons nu bevinden, hadden we toen, in september vorig jaar, onmogelijk kunnen voorzien. Wie had kunnen bedenken dat we ons nu in deze situatie zouden bevinden? Daarom denk ik dat het nuttig is om de gebeurtenissen van het afgelopen jaar kort de revue te laten passeren en onze doelen voor het parlementaire jaar dat nu begint opnieuw vast te stellen.

Ik stel voor dat we ons om te beginnen collectief afvragen wat we bereikt hebben van de doelen die we vorig jaar gesteld hebben en hoe we dit komende parlementaire jaar tegemoet gaan treden in deze kritieke fase in de constructie van Europa.

Eveneens een jaar geleden kregen we nieuwe collega’s. Een jaar geleden ontvingen we de collega’s van tien nieuwe lidstaten en stelden we onszelf de vraag, te midden van alle blijheid om de hereniging, of we in staat zouden zijn om samen te werken, om zulke verschillende parlementaire culturen samen te voegen; of we opgewassen zouden zijn tegen de uitdaging, uniek in de hele wereld, om te werken in twintig verschillende talen, een aantal dat nog niet eens in voldoende mate de verscheidenheid aan talen die we in onze Unie hebben tot uitdrukking brengt. Ik denk dat we een jaar later, een in alle opzichten intensief jaar, kunnen zeggen dat de we opgewassen zijn gebleken tegen de uitdaging en dat het Parlement van de uitgebreide Unie naar tevredenheid functioneert. Ik wil u allen danken voor uw bijdrage aan dit succes.

Een jaar geleden heb ik ook aangekondigd dat ik vastbesloten was om een oplossing te vinden voor het complexe en gevoelige probleem van het Statuut van de leden van het Europees Parlement. U zult zich herinneren dat iedereen het erover eens was dat dit onderwerp prioriteit had en ik was zeer gemotiveerd om te proberen daar een oplossing voor te vinden. Welnu, vandaag kunnen we zeggen: missie volbracht.

Dankzij de onschatbare bijdrage van het Luxemburgse voorzitterschap is de Raad in juli akkoord gegaan met de door het Parlement goedgekeurde tekst, die ik komende woensdag zal ondertekenen. Het gaat om een voor onze instelling uiterst belangrijk akkoord, waarvan het uitblijven gedurende lange tijd zeer schadelijk is geweest voor ons imago bij het publiek.

Ik wil u er nu op wijzen dat we, uitgaande van de normen die we met betrekking tot ons eigen functioneren hanteren, twee doelen moeten stellen: de reglementering van de positie van de parlementaire assistenten en de hervorming van het Financieel Reglement, dat ervoor moet zorgen dat de Unie effectiever kan omgaan met haar beschikbare middelen. Er bestaat brede consensus op dit terrein. Zonder dat dit ten koste mag gaan van een goed financieel beheer, heeft de Unie een financiële norm nodig die haar in staat stelt effectiever te functioneren.

We hebben al een ontwerp van de Commissie gekregen. En ik stel voor dat we als doel stellen dat dit nieuwe Financieel Reglement tegelijk met de begroting van 2007 van kracht wordt.

Een jaar geleden speelde eveneens de installatie van de nieuwe Commissie en gingen we, u zult het zich herinneren, door een turbulente periode. Maar ik denk dat we vandaag kunnen zeggen dat het Europees Parlement in de publieke opinie heeft gewonnen aan volwassenheid, aan legitimiteit, aan geloofwaardigheid en aan zichtbaarheid. En ook onze samenwerking met de Commissie rust op stevige fundamenten.

Na die met veel onrust omgeven installatie hebben we een kaderovereenkomst tussen het Parlement en de Commissie gesloten. Een overeenkomst die ons in staat stelt substantiële vooruitgang te boeken op het gebied van informatievoorziening en democratische controle. Ook daar ben ik erg blij mee. En in het kader van de uitvoering zal de Conferentie van commissievoorzitters over twee dagen de heer Barroso ontvangen om de plannen die de Commissie voor dit jaar heeft aangekondigd rechtstreeks uit zijn mond te vernemen.

Ook een jaar geleden wierp het tragische lot van de gijzelaars in Beslan een donkere schaduw over onze plenaire zitting. Ik drong toen aan op de noodzaak om vaart te zetten achter de Europese ruimte van veiligheid en rechtvaardigheid, en om daarbij actief te streven naar een strategie tegen het terrorisme. Maar een jaar later is het barbaarse terrorisme nog steeds actief. Op het Europese grondgebied is Londen het laatste slachtoffer, maar Irak is dat iedere dag.

De terroristische dreiging is nu groter en zal niet onmiddellijk verdwijnen. Het vermogen van de Europese samenleving om vanuit respect voor onze democratische waarden het hoofd te bieden aan die dreiging, zal op de proef gesteld worden. Daarom zal het evenwicht tussen vrijheid en veiligheid een blijvend onderdeel van onze debatten gaan vormen. Dat was het al in de vorige plenaire vergadering, toen we minister Clarke daarover hebben horen spreken, en dat zal het in de toekomst ook blijven.

Aan de andere kant zijn we ons er allemaal van bewust dat het terrorisme het onderscheid tussen interne aangelegenheden en buitenlandse politiek tenietdoet en vandaag de dag, of we dat nu leuk vinden of niet, in rechtstreeks verband lijkt te staan met de problemen rond immigratie. Daarom moeten we samen met onze buren en partners in de islamitische wereld het terrorisme bestrijden, met name rond de Middellandse Zee en in het Nabije Oosten.

Geachte collega’s, staat u mij toe dat ik hier een moment bij stil sta om u te zeggen dat een van de grote vraagstukken met betrekking tot de toekomst van de Europese Unie onze relatie met de islamitische wereld is. Misschien wel het belangrijkste vraagstuk. Ik stel voor dat we de Parlementaire Euro-mediterrane Vergadering, die op dit moment wordt voorgezeten door het Europees Parlement, gebruiken om deze relatie in positieve zin te ontwikkelen, en dat we daarbij proberen te voorkomen dat de terroristische dreiging en de spanningen die rond het onderwerp immigratie zijn ontstaan, tot islamofobie leiden, want dat zou het allergrootste succes van de terroristen zijn.

Eveneens een jaar geleden sprak ik met u over twee kwesties die toen van essentieel belang waren en die dat nu nog meer zijn. Ik heb het, u begrijpt het al, over het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en over de financiële vooruitzichten. In beide dossiers hebben we als Parlement gedaan wat we ons hadden voorgenomen.

Met betrekking tot het Grondwettelijk Verdrag hebben wij een groot debat gehouden, dat in meerderheidssteun voor het Verdrag resulteerde. Dertien landen hebben het geratificeerd, maar zoals u weet heeft het “nee” van Frankrijk en Nederland de Raad ertoe gebracht om een periode van reflectie in te lassen. Ik zal daar straks nog op terugkomen.

Met betrekking tot de financiële vooruitzichten zijn we erin geslaagd een ambitieus en redelijk voorstel uit te werken door middel van een ad-hoccommissie die de verschillende gezichtspunten op elkaar af heeft weten te stemmen. Op deze manier neemt ons Parlement een eigen positie in, op basis waarvan we de voorstellen van de andere instellingen kunnen analyseren. Wij weten wat we willen en dat hebben we ook gezegd. Met onze positie als uitgangspunt zullen we ons oordeel moeten bepalen over de voorstellen van de Commissie, die we kennen, en die van de Raad, waar we nog op wachten omdat de Raad nog geen overeenstemming heeft kunnen bereiken. En ik vrees met grote vreze dat de oorzaak daarvan niet de problemen met de Grondwet zijn, maar een zorgwekkend gebrek aan gemeenschapsgeest en een toenemende devaluatie van de idee van Europese solidariteit.

Geachte afgevaardigden, tot hier zijn we gekomen over deze weg. Wat moeten we verder doen vanaf nu, en hoe gaan we dat doen?

Het dringendst, het belangrijkst, maar in ieder geval het dringendst, zijn naar mijn mening de financiële vooruitzichten. En dan is het goed eraan te herinneren dat een akkoord in de Raad een noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde is voor het bereiken van een meerjarig financieel kader voor de Europese Unie.

Ik heb het bij diverse gelegenheden tegen de leden van de Raad gezegd: een akkoord in de Raad is van nul en generlei waarde als het Parlement er niet achter kan staan, want het gaat om een interinstitutioneel akkoord waar alledrie de instellingen zich in moeten kunnen vinden.

Vanaf deze plaats roep ik de Raad op om zijn plicht te doen en tijdens het Britse voorzitterschap tot een akkoord te komen, want daarna is het te laat of wordt het veel gecompliceerder.

Het Britse voorzitterschap leek in de briljante rede waarmee het zijn mandaat aanvaardde ideeën te hebben om een akkoord te bereiken over een betere structurering van de gemeenschapsuitgaven. Het Europees Parlement herinnert aan de dringende noodzaak om die ideeën om te zetten in werkelijkheid.

Ondertussen moeten wij blijven doorwerken aan de wetgevingsprogramma’s. Ik besef heel goed dat ons werk aan die programma’s bemoeilijkt wordt wanneer we niet weten hoeveel middelen er beschikbaar komen voor elk uitgavenprogramma, maar onmogelijk wordt het daardoor niet. Ik moet u mededelen dat de Commissie en de Raad er bij mij met klem op hebben aangedrongen om door te gaan met het werken aan die wetgevingsprogramma’s, want die zijn onmisbaar bij het uitvoeren van de begroting voor 2007. In de komende dagen zal de Conferentie van commissievoorzitters moeten beslissen hoe we dat gaan doen en aan de bevoegde commissies moeten vragen hun acties te coördineren, in overeenstemming met hun richtsnoeren.

Dames en heren – staat u mij toe dat ik een wat plechtige toon aansla, maar de Britse vice-premier is hier aanwezig, die ik dank voor zijn toewijding aan het Parlement - de Unie heeft de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 nodig. Meer nog, en dat is absoluut onontbeerlijk, heeft de Unie echter een begroting nodig die kan worden uitgevoerd met ingang van 1 januari 2007. Als we die dan niet hebben, zou dat dramatisch zijn.

Daarom moeten we er van nu af aan rekening mee houden dat we zullen moeten beginnen met het opstellen van de begroting voor het 2007 voordat er een akkoord is over de financiële vooruitzichten. Die mogelijkheid bestaat. En ik beloof dat het Parlement zijn verantwoordelijkheid zal nemen, zoals is vastgelegd in de Verdragen, om te garanderen dat de Unie, met of zonder financiële vooruitzichten, een uitvoerbare begroting heeft voor 2007.

Dat zou een nieuwe situatie zijn, maar als die realiteit wordt, zouden we die op normale, democratische wijze tegemoet moeten treden. En dan is er nog die andere grote fundamentele kwestie: de toekomst van de Unie en de relatie met het Grondwettelijk Verdrag.

Zoals u allen weet, heeft de Raad besloten om tot de komende lente een periode van reflectie in te lassen; ik zeg het goed, periode van reflectie. Het gaat niet om een pauze, een woord dat niet voor niets niet gebruikt wordt in de conclusies van de Raad. Het stond in de voorlopige conclusies, maar het staat niet in de eindconclusies. En andere landen zijn ook doorgegaan met het ratificatieproces na die Raad, waaronder, per referendum, Luxemburg.

Maar het is evident dat wij tijdens de reflectieperiode gedurende enige tijd zullen blijven werken met wat we hebben: het Verdrag van Nice. Er is geen crisis in het dagelijkse functioneren. Er is geen wettelijk vacuüm. Dat lijkt vanzelfsprekend. In de politiek heeft het soms echter zin om dingen die vanzelfsprekend lijken hardop uit te spreken. Ik heb het dan niet over een simpel, nutteloos geheugensteuntje, want vervolgens moeten we ook zeggen dat toekomstige problemen waar het Grondwettelijk Verdrag een oplossing voor bood, blijven bestaan. De problemen zijn er nog steeds.

Het oplossen van de institutionele problemen van de Unie is niet alleen maar een cosmetische kwestie. Er zijn goed georganiseerde instellingen nodig om effectief te kunnen werken.

Iedereen ziet nu dat er geen plan B bestond, en ook niet bestaat, als alternatief voor het Grondwettelijk Verdrag. Er is geen plan B, maar met zijn allen hebben we wel een plan D gemaakt: de D van democratie en debat. Precies die twee zaken, democratie en debat, vormen de essentie van een Parlement.

Dit Parlement, waarin het laatste grote democratische debat over de Unie heeft plaatsgevonden met de toespraken van de heren Juncker en Blair, dit Parlement, dat die fantastische momenten in de geschiedenis van de parlementaire democratie heeft beleefd, moet daarom doorgaan op deze weg en, waarom niet, de staatshoofden en regeringsleiders van met name die landen waar de resultaten van de referenda zo belangrijk zijn geweest, aansporen om dat zo briljant begonnen debat voort te zetten.

Anderzijds werkt de Commissie constitutionele zaken momenteel aan een verslag over deze periode van reflectie en zij zal ons te zijner tijd een aantal voorstellen voorleggen.

Geachte afgevaardigden, u zult zich herinneren dat ik een jaar geleden meende dat de ratificaties belangrijke momenten gingen worden om over Europa te spreken met de Europeanen. Dé gelegenheid om over Europa te spreken met de Europeanen, zei ik, maar dat het zo’n enorme gelegenheid zou worden om over Europa te spreken met de Europeanen had ik nooit gedacht, moet ik bekennen.

Na wat er gebeurd is, moeten we in heel Europa het debat tussen de Europeanen stimuleren, gedecentraliseerd, uiteraard, in samenwerking met de nationale parlementen, uiteraard, maar ook met alle sectoren van de samenleving. We hebben de nodige tijd. Laten we dat doen, misschien met minder passie dan tijdens de campagnes voor de referenda, maar met meer en betere informatie.

Ik heb kort geleden een brief van de heer Barroso ontvangen, en ik heb werkbijeenkomsten gehouden met de vice-voorzitter, die hier aanwezig is, waarin hij ons voorstelt om op dit terrein samen te werken. En natuurlijk gaan we dat doen, zowel met de Commissie als met de Raad, want we zijn er allemaal van overtuigd dat het Europa dat we gaan bouwen noch technocratisch, noch bureaucratisch zal zijn, en daarom moet het Parlement zijn raison d’être ten volle ontplooien.

Staat u mij toe dat ik nu terugkom op onze wetgevende taak. Ik denk dat de balans positief is. Maar we zullen duidelijker moeten maken welke toegevoegde waarde Europa voor de Europeanen heeft en we zullen daarvoor de gelegenheid krijgen wanneer we gaan debatteren over de REACH-richtlijn – het soort richtlijn, overigens, waarvan de Commissie heeft aangekondigd dat ze die ons nooit meer zal toezenden – en de richtlijnen inzake diensten, arbeidstijden, veiligheid in de luchtvaart en het spoorwegvervoer.

En dan zijn er nog de onderwerpen veiligheid en justitie. En Turkije, want een jaar geleden namen we ons voor om ons over Turkije uit te spreken. En dat hebben we gedaan.

De positie die we innamen heeft duidelijk politiek effect gehad. En aanstaande woensdag, aan de vooravond van de start van de onderhandelingen, zullen we de situatie opnieuw bestuderen. We staan zonder enige twijfel voor een historisch moment en het Parlement zal zich moeten uitspreken over het protocol bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Turkije, waarover de problemen zijn ontstaan die we allemaal kennen en waar het Britse voorzitterschap oplossingen voor aan het zoeken is.

Geachte afgevaardigden, dit Parlement is onmisbaar bij het bepalen van het evenwicht tussen vrijheid en veiligheid in de strijd tegen het terrorisme. Als Europa een antiterroristisch beleid wil hebben waarin de relatie tussen vrijheid en veiligheid opnieuw gedefinieerd wordt, moet dit Parlement daar volledig bij betrokken zijn.

Zo was dat voorzien in het Grondwettelijk Verdrag, waarin belangrijke vooruitgang was geboekt met betrekking tot de rol van ons Parlement op dit terrein. Maar het is positief dat tijdens de laatste informele Raad van ministers van Binnenlandse Zaken de Raad en de Commissie het er over eens waren dat ook zonder Grondwettelijk Verdrag het Parlement volledig moet meedoen bij het definiëren van dit nieuwe evenwicht. Als dat werkelijk zo is, en ik hoop dat het zo is, denk ik dat dat een prachtig voorbeeld van samenwerking tussen de drie instellingen zou zijn, en de beste manier om een antiterroristisch beleid te formuleren dat door de hele Europese samenleving wordt gedragen.

Tot slot zou ik iets willen zeggen over de kwaliteit en relevantie van de Europese wetgeving. Welke wetgeving produceren we, hoe is de kwaliteit, waarover gaat ze, is ze relevant, zit ze goed in elkaar; better regulation is in de mode. Nieuw is dat niet, iedere Commissie kondigt aan dat ze het acquis communautaire wil vereenvoudigen. Ik denk dat dit de derde keer is, op z´n minst, dat een Commissie zegt dat dat gaat gebeuren.

In verband met de actuele situatie heeft de voorzitter van de Commissie onlangs zijn voornemen geuit om vele tientallen wetgevingsvoorstellen terug te trekken. Uit procedurele overwegingen heb ik de Commissie herinnerd aan de verplichting die zij uit hoofde van ons kaderakkoord heeft om het Parlement te informeren alvorens deze voorstellen terug te trekken en deze informatieplicht niet als een betekenisloze formaliteit te beschouwen. We weten nog niet om welke teksten het gaat, de heer Barroso zal ons daaromtrent ongetwijfeld nog informeren, maar ik wijs erop dat, afhankelijk van de fase van behandeling in de Raad en het Parlement waarin zo’n wetsvoorstel zich bevindt, terugtrekking ervan juridische problemen met zich mee zou kunnen brengen die het Parlement op een positieve wijze wil oplossen. Dit over de procedure.

Nu de inhoud. Het is waar dat de Europese Unie zich soms met veel zaken tot in de kleinste details bemoeit. Behalve dat we moeten proberen om onze wetgeving niet al te gedetailleerd te maken, zou het echter ook goed zijn om ons af te vragen of aan het Europese bouwwerk niet een paar dragende balken ontbreken die de stevigheid van het geheel moeten waarborgen. Het lijdt geen twijfel dat er maatregelen nodig zijn om de wetgeving te vereenvoudigen, de invloed ervan te evalueren en te analyseren hoe teksten worden omgezet. Mij is bijvoorbeeld verteld dat er nu 56 richtlijnen zijn die de etikettering van producten regelen. Als het waar is dat er 56 richtlijnen zijn om de etikettering van producten in Europa te regelen, dan moet dit hele corpus aan wetgeving hoognodig geconsolideerd worden.

Vanuit dat perspectief heeft het Britse voorzitterschap eind oktober een buitengewone top bijeengeroepen waarin ik de eer zal hebben om onze instelling te vertegenwoordigen, als blijk van de groeiende invloed van ons Parlement, hetgeen ons denk ik zeer tevreden mag stemmen.

We kennen de agenda van die top nog niet, maar het staat wel vast dat de kwestie van het fameuze Europese sociale model een van de belangrijkste discussiepunten zal worden. Dat sociale model, dat voor sommigen niet bestaat en voor anderen pluriform is, is een onderwerp dat prioriteit heeft in ons debat. Want het gaat hier om niets anders dan om het debat over het antwoord van de Europese samenleving op de globalisering van de economie. Een buitengewoon belangrijk onderwerp voor de toekomst van onze samenleving.

Het werk van onze commissies zal daarvoor van groot belang zijn, evenals het debat dat we in de plenaire vergadering zullen hebben in aanwezigheid van de Britse premier, die hier aan de vooravond van die top zal komen debatteren met het Parlement.

Aan de andere kant moet ik zeggen dat ik in de loop van al mijn reizen van dit jaar heb kunnen constateren dat de buitenlandse politiek van de Unie niet meer het exclusieve terrein van de regeringen is; bij al mijn reizen naar derde landen stel ik vast dat de diplomatie van het Parlement aan volwassenheid en verantwoordelijkheid aan het winnen is, met name dankzij de uitstekende samenwerking met de Raad en de Commissie. En ook moet ik u zeggen dat ik er overal op gewezen wordt dat Europa nodig is, en vaak beklaagt men zich erover dat Europa te weinig aanwezig is. Misschien voelen niet-Europeanen meer de noodzaak van Europa dan wij zelf.

Dames en heren afgevaardigden, toen hij de nog jonge Amerikaanse democratie analyseerde, een democratie zoals wij die ook willen construeren, een supranationale democratie, zei De Tocqueville dat naties, net als mensen, een hogere lotsbestemming slechts door middel van dialoog en politiek debat kunnen bereiken. Ik wil u uitnodigen om het debat over de toekomst van Europa, in onze respectieve staten en in de Europese instellingen, in deze geest te voeren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, sta mij toe om namens mijn fractie allereerst de waarnemers uit Bulgarije en Roemenië hartelijk welkom te heten. Ik kan hun de verzekering geven dat wij uitkijken naar een leerzame uitwisseling van elkaars kennis en ervaringen. Wij hier in dit Parlement zullen veel van Bulgarije en Roemenië moeten leren over de manier waarop de situatie zich daar verder zal ontwikkelen. Aan de andere kant zullen onze nieuwe collega’s op hun beurt veel van onze werkzaamheden moeten leren. Als wij over en weer begrip voor elkaar op kunnen brengen, zullen wij ook gezamenlijk succesvol zijn.

Mijnheer de Voorzitter, u heeft het over de identiteitscrisis gehad en ik ben verheugd dat wij nu op basis van uw betoog vandaag de balans op kunnen maken. U heeft ook de Grondwet genoemd. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat wij uitsluitend een antwoord kunnen geven op de identiteitscrisis waarin Europa thans verkeert, als wij erin slagen om de waarden en normen die ons verbinden – en dat geldt evenzeer voor de verschillende politieke groeperingen – ook daadwerkelijk in het Europese constitutionele recht te verankeren. Daarom mag onze Grondwet ook niet ad acta worden gelegd, met name met het oog op deel II, waarin die waarden worden beschreven. De Grondwet moet op de agenda blijven staan omdat wij die waarden nodig hebben en omdat zij de basis voor onze gemeenschappelijke toekomst vormen. Daarom mag het “nee” dat in Frankrijk en Nederland heeft geklonken ook niet het laatste woord zijn. Uiteraard moeten wij in dat verband het goede moment zien te vinden om de draad weer op te pakken. Daar moeten wij ons samen met de Commissie over buigen. Noch bij de Commissie noch bij het Parlement mag de indruk ontstaan dat de Grondwet als het ware niet meer op de agenda zou staan. Wij zijn immers nu alweer aan het bestuderen hoe wij deze Grondwet en de wezenlijke elementen ervan alsnog kunnen realiseren.

Ik zou het ook een goed idee vinden als wij regelmatig – los van wie er het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt – regeringsleiders voor een debat in dit Parlement uitnodigen over de toekomst van de Europa. Naar mijn idee gaan uw gedachten in dezelfde richting, mijnheer de Voorzitter.

Wij betreuren het natuurlijk dat de burgers vaak het gevoel hebben dat dit Europa zeer ver van hen afstaat. Op dit vlak moet ongetwijfeld nog veel pr-werk verzet worden, vice-voorzitter Wallström, en dat valt onder uw verantwoordelijkheid. In wezen draait het echter om de activiteiten die wij op het gebied van de wetgeving ondernemen. Namens onze fractie kan ik daarover het volgende zeggen: in principe heeft de Commissie gelijk als zij zegt dat wij minder wetten moeten produceren. Die wetgeving die wij dan echter wel tot stand brengen, moet goed zijn. Met andere woorden, wij hebben een “betere regelgeving” nodig. Het uitgangspunt van de Commissie is goed. Ik roep haar echter met klem op om niet de verkeerde weg in te slaan door de procedures te omzeilen die in het kader van het Interinstitutioneel Akkoord zijn overeengekomen. Ik dring er bij u voorafgaand aan de formele besluitvorming – inhoudelijk zijn wij het immers met u eens – op aan om de procedures voor de raadpleging van het Europees Parlement in acht te nemen. Indien u aanstaande dinsdag al een besluit wilt nemen, is het niet afdoende dat de heer Verheugen vandaag informeel de fracties op de hoogte stelt; waarom het nu precies de heer Verheugen moet zijn, is mij overigens niet duidelijk. Dergelijke besluiten kunnen niet worden genomen zonder een constructieve institutionele uitwisseling tussen de Commissie en het Parlement.

Een van de belangrijkste kwesties zal ongetwijfeld het concurrentievermogen van Europa zijn. Wij zijn het met Commissievoorzitter Barroso eens als hij zegt dat wij dit onderwerp niet uit de weg mogen gaan vanwege het debat over de Grondwet. De kwestie van het concurrentievermogen van Europa is, samen met de vraag hoe wij een sociaal Europa willen creëren, het cruciale punt. Daarbij is ook van belang dat wij een intensievere dialoog met de nationale parlementen gaan voeren. Het zou namelijk rampzalig voor de Europese Unie zijn als er een tegenstelling tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen zou ontstaan. Wij moeten gezamenlijk naar manieren zoeken om de Europese Unie naar een goede toekomst te leiden.

Staat u mij toe om ook de vraag aan de orde te stellen hoe wij nu verder moeten gaan met de kwestie van de gegevensuitwisseling en de terrorismebestrijding. Daarmee zal ik mijn betoog ook afsluiten, mede omdat ik constateer dat de plaatsvervangend minister-president hier aanwezig is in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Raad. Wij hebben vernomen dat sommige regeringen op dit gebied eigenlijk uitsluitend kaderbesluiten willen uitvaardigen. Dat zou betekenen dat het Europees Parlement buitengesloten wordt. Charles Clarke, de minister van Binnenlandse Zaken van Groot-Brittannië, heeft gezegd dat het Britse voorzitterschap van de Raad bereid is om het Europees Parlement bij dit proces te betrekken indien dit binnen een afzienbaar tijdsbestek ook daadwerkelijk tot resultaten leidt. Namens mijn fractie verklaar ik het volgende: omdat het bestrijden van terrorisme een absolute noodzaak is, willen wij binnen een afzienbaar tijdsbestek tot resultaten komen. Die toezegging doe ik u. Wij vinden echter ook dat het Europees Parlement absoluut betrokken moet worden bij het creëren van een adequaat wetgevingskader; dat mag niet uitsluitend aan de nationale regeringen overgelaten worden. In die zin hoop ik dat de Raad, de Commissie en het Parlement goed zullen samenwerken. Als dat niet gebeurt, komt de Europese Unie namelijk in nog grotere problemen terecht. Het is onze gemeenschappelijk plicht om te zeggen: wij werken gezamenlijk aan de toekomst van de Europese Unie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank voor uw betoog over de richtsnoeren voor onze werkzaamheden in het komende jaar. Ik heet de collega’s uit Roemenië en Bulgarije van harte welkom, ongeacht hun politieke kleur. Ik wil een speciaal woord van welkom richten tot de nieuwe collega’s die tot mijn eigen fractie behoren. Ik wil echter ook alle andersdenkenden welkom heten en een goede samenwerking in dit Parlement toewensen ter meerdere eer en glorie van de Europese Unie. Ik doe daarbij meteen een oproep om noeste parlementaire arbeid te leveren en stevige Parlementaire discussies te voeren, want ook daaraan heeft de Europese Unie behoefte.

Dit Parlement is een plek van Europese democratie. Sta mij toe dat ik meteen inhaak op wat mijn collega Hans-Gert Poettering zojuist heeft gezegd. Jazeker, ik sluit mij bij zijn standpunt aan. Wij kunnen niet accepteren dat de Commissie bij monde van de heer Verheugen officiële informatie aan de Frankfurter Allgemeine Zeitung verstrekt over wat wij zouden moeten intrekken. Dit klemt des te meer wanneer de heer Barroso de volgende dag de internationale pers informeert over wat hij wil intrekken, terwijl het Parlement tot vandaag de dag nog niet officieel op de hoogte is gesteld, hoewel de Commissie daartoe volgens het Interinstitutioneel Akkoord wel gehouden is.

Daarnaast heeft het Parlement er uiteraard ook recht op om te weten wat er zich allemaal in de geheime kamers van dit Parlement afspeelt. Een van de mogelijkheden om meer duidelijkheid te verschaffen zou bijvoorbeeld de Conferentie van voorzitters van afgelopen donderdag zijn geweest. De heer Barroso had ons daar tekst en uitleg kunnen geven, want hij was uitgenodigd. Hij heeft geantwoord dat hij niet kon komen. Men heeft mij toen gezegd dat hij niet kwam omdat de heer Poettering niet aanwezig zou zijn. Akkoord, heb ik toen gezegd, dat is logisch: als de heer Poettering niet aanwezig is, heeft dat ook geen zin! Nu verneem ik vandaag uit de krant waar de heer Barroso zich afgelopen donderdag – de dag dat hij niet kon komen – bevond. De voorzitter van de PPE-DE-Fractie maakt zich vervolgens kwaad over het feit dat wij niet geïnformeerd zijn, maar dat had afgelopen donderdag heel goed kunnen gebeuren als die voorzitter, Hans-Gert Poettering, niet samen met José Manuel Durão Barroso een gemeenschappelijke bijeenkomst van de denktanks van de PPE in Lissabon had bezocht. Er moet niet bij de Commissie geklaagd worden, als men er zelf verantwoordelijk voor is dat de afspraken ons te informeren niet nagekomen kunnen worden.

Daarmee doel ik niet op de heer Poettering, want dit is niet zijn taak. Voor hem kan ik begrip opbrengen, maar dat geldt niet voor de voorzitter van de Commissie. Ik accepteer niet dat de voorzitter van de Commissie wel aan de Europese pers vertelt wat hij van plan is, maar niet aan het Europees Parlement. Dat is niet acceptabel! Ik ga er vanuit dat u dat ook zo aan de heer Barroso overbrengt, mevrouw Wallström.

Het is de taak van de voorzitter van de Commissie om zich sterk te maken voor de Grondwet. Ik kan dan ook niet accepteren dat hij op een persconferentie na zijn terugkeer van vakantie – en de voorzitter van de Commissie is lang op vakantie geweest; ik heb in ieder geval lang niets van hem gehoord – dat hij op die persconferentie het volgende zegt: Het heeft geen zin om ons op de grondwet te concentreren. Wij moeten ons nu met andere dingen bezighouden. Overigens zou die grondwet er sowieso niet zo snel zijn gekomen.

Ik vraag mij af wat eigenlijk de houding van de voorzitter van de Commissie is ten opzichte van de landen die de Grondwet wel hebben geratificeerd of ten opzichte van de landen die zich nog in de ratificatieprocedure bevinden. Wat moeten deze landen eigenlijk van de houding van de voorzitter van de Commissie denken?

Ik heb geen kritiek op de inhoud. Het klopt dat de wetgevingsprocedure verbeterd moet worden en dat wij overtollige regelgeving moeten intrekken. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik wil echter nog één keer voor alle duidelijkheid zeggen, mijnheer de voorzitter, dat het werkprogramma dat u voor het komende jaar heeft aangekondigd, anders ingevuld moet gaan worden dan tot nu toe. Het gaat erom dat de Europese instellingen samenwerken en dat geldt met name voor de Commissie en het Parlement. Ik verwacht van de Commissie dan wel dat zij het Parlement tegemoetkomt en ervoor zorgt dat het debat over de toekomst van Europa ook in dit Parlement plaatsvindt en niet op een persconferentie of tijdens een briefing van de Commissie in Brussel.

Alleen op die manier kunnen wij ook inzake de financiële vooruitzichten tot overeenstemming komen. Ik wil er nogmaals op wijzen dat er tussen de cijfers van het Parlement – onze eigen voorstellen dus – en de cijfers die tijdens de top niet zijn aangenomen – dat wil zeggen de 1,07 procent die daar als compromis op tafel lag – een kloof van heel wat miljarden gaapt. Tussen de voorwaarden die de Commissie aan de financiële vooruitzichten stelt en de feitelijke bereidheid van de Raad, zit nog eens dubbel zoveel geld. Een voorzitter van de Commissie die zijn eigen programma wil realiseren, had na de mislukte financiële vooruitzichten met de vuist op tafel moeten slaan. Hij had moeten zeggen: “Op deze manier wordt de Europese Unie te gronde gericht!”

Waar ik kritiek op heb, mijnheer de voorzitter, is dat de Commissie zich bij de financiële vooruitzichten en bij de Grondwet veel te lang afzijdig heeft gehouden van het debat. Wij steunen uw voorstellen wij van harte, maar wij hopen dat de Commissie zich wel weer aan de spelregels zal houden en dat geldt met name voor haar voorzitter.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens mijn Fractie wil ik de fungerend voorzitter, de heer Prescott, graag welkom heten. Het is duidelijk dat hij de voorkeur geeft aan het gezelschap van zijn voormalige collega’s boven een bezoek aan het feest van zijn partij in Brighton.

Ook ik heet onze nieuwe collega’s uit Roemenië en Bulgarije van harte welkom. Het spijt mij dat zij zich bij ons voegen in een tijd die weinig aanleiding tot vreugde geeft. Europa zit in de put: zijn grondwet heeft een klap gekregen, zijn begroting zit in een impasse en zijn economie stagneert. Europa heeft een frisse wind nodig om weer vaart te kunnen maken.

In het verleden hebben de Parlementen altijd gewacht totdat de Commissie het voortouw nam: als hoedster van de Verdragen; als motor van de integratie; en als initiator van ideeën. Dit Parlement moet de lidstaten nu echter op de proef stellen. Is Duitsland klaar voor de hervormingen? Gaat Italië het begrotingstekort aanpakken? Zal Tony Blair zijn mooie woorden over een volledige Britste participatie in Europese projecten door daden laten volgen? En zullen Parijs en Den Haag hun burgers tonen wat leiderschap is? Meer dan ooit moeten het Parlement en de Commissie samenwerken om het Europese project te redden, om de Unie te verenigen.

Vijf jaar geleden hebben de lidstaten in Lissabon overeenstemming over een agenda bereikt. Vijf maanden geleden heeft de Commissie in Brussel een nieuwe strategie voor meer werkgelegenheid en economische groei gepresenteerd. Hoeveel weken moeten wij nog op consensus binnen de Raad wachten en, als die consensus is bereikt, op de moed om de desbetreffende plannen uit te voeren?

Wij hebben iets gelezen over een spervuur aan regelingen, waarvan de meeste er ongetwijfeld allang hadden moeten zijn, maar staat u mij toe om iets over het proces te zeggen. Het gaat om een betere handhaving van de wetten: dat is een taak van de Commissie en de rechter. Het gaat om minder, maar doelgerichtere nieuwe wetten: dat is ook een taak voor de Commissie. Maar besluiten om richtlijnen te schrappen en slechte richtlijnen te verbeteren, vergen een proces waarbij ook het Parlement betrokken moet zijn. Wij verwachten dan ook dat wij inspraak krijgen bij het intrekken of herschrijven van wetten.

(Applaus)

Commissaris Wallström, onze betrokkenheid is uw verantwoordelijkheid; onze instemming is uw legitimiteit.

Ik vrees dat er onder het Britse voorzitterschap geen overeenstemming over de begroting bereikt zal worden. Gebruikt u uw rondreis door Europa samen met de heer Barroso echter om in ieder geval in de nationale hoofdsteden steun te verwerven voor de financiering van de behoeften van de Unie. Wij hebben meer kampioenen dan de Airbus nodig. Dat gaat ons niet lukken met een plafond van 1 procent. Wij moeten investeren in het verbeteren van competenties, in permanente educatie, in het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling – dat lukt nooit met 1 procent. Commissaris Wallström, maak nu de tour die u eigenlijk al in juni had moeten maken. Bepaal ook snel uw eigen agenda want anders vullen de lidstaten die voor u in.

De Grondwet van Europa is voorzien van mooie handtekeningen van presidenten en ministers-presidenten, maar sommige burgers hebben geweigerd om die handtekeningen te bekrachtigen. Men kan zich afvragen of het recept wel goed is. Het is ook mogelijk dat mensen vermoeden dat de Grondwet te kwader trouw is ondertekend. Het staat echter als een paal boven water dat de ondertekenaars bijzonder weinig respect aan de dag leggen voor de instellingen die zij zelf in het leven hebben geroepen. Voorlopig is de Grondwet in de koelkast gezet. U heeft dan ook gelijk, mijnheer Barroso, als u zegt dat wij voor de juiste politieke uitgangspunten moeten zorgen en dat betekent waarschijnlijk dat deze uitgangspunten niet van links of rechts, maar vanuit het centrum moeten komen.

Wat de Grondwet betreft, is het nog te vroeg om al met de begrafenisrituelen te beginnen. De geruchten over haar dood zijn wellicht overdreven, om Mark Twain maar eens te parafraseren. Wij moeten deze bezinningsperiode gebruiken om de heer Chirac en de heer Balkenende uit te nodigen om in dit Parlement toe te lichten hoe zij nu verder willen gaan; om hoorzittingen te organiseren met de landen die de Grondwet nog niet hebben geratificeerd; en om de lidstaten op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Laten wij gezamenlijk aantonen dat onze Unie rekening houdt met de wensen en behoeften die onder de burgers leven: het vergroten van de veiligheid zonder dat de vrijheid in het gedrang komt; het leggen van een fundament voor meer banen zonder dat de solidariteit wordt ondermijnd, het creëren van een grotere communautaire meerwaarde zonder dat de eigen identiteit van de lidstaten wordt ondergesneeuwd. Als dat inderdaad onze agenda is, zullen onze instellingen en onze institutionele plannen ergens in de toekomst wederom op de dan verdiende steun en toewijding van onze burgers kunnen rekenen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Marc Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s uit Roemenië en Bulgarije, iedereen heeft u hartelijk begroet, onze fractie begroet u hartelijk, en zoals u ziet komt u precies op het goede moment. U verkeert namelijk in een merkwaardige situatie. Dit Parlement is duidelijk woedend, als we tenminste mogen geloven wat de fractievoorzitters hebben gezegd tegen de Commissie, tegen deze en gene persoon.

Mijnheer Borrell, volgens u was het moment dat de heer Blair hier sprak een groot moment van democratie. Wat is er gebeurd? Hij heeft gesproken, hij is vertrokken, en sindsdien is er taal nog teken van het voorzitterschap. “Ze” bestaan hoegenaamd niet meer, wij weten niet wat “ze” doen: geen groot moment van democratie dus.

(Zich wendend tot de heer Watson die hem vraagt: "En het Franse voorzitterschap?"),

Het gaat hier nu niet over het Franse voorzitterschap, voorlopig is het voorzitterschap Brits. Er is een Brits voorzitterschap, dat voorzitterschap moet voorzitten, maar het laat het afweten. We hebben dus het recht, als Parlement, op te merken dat het niets uitvoert. Dat is het wel het minste dat een parlement kan doen. Discussie gesloten.

Dan zou ik nu een heel simpele opmerking willen maken. Als de heer Barroso dit of dat denkt over de Grondwet, laat hem dat dan in het Parlement komen vertellen. Dan zullen we er met hem over discussiëren, dan zal hij ervan langs krijgen. Laat hem in het Parlement over de Grondwet komen praten. Als de heer Barroso vindt dat er wetten zijn die ingetrokken moeten worden, laat hem dat dan komen zeggen! En, wat dit betreft, mijnheer Poettering, kunt u niet zeggen dat u het inhoudelijk eens bent met de heer Barroso: we weten namelijk niet wat de heer Barroso wil. U kunt zeggen dat u het formeel eens bent, maar inhoudelijk heb ik voor mij geen idee wat de Commissie wil doen.

Wat betreft better regulation, het “beter wetgeven”: laat ik het voorbeeld nemen van mevrouw Reding. Zij wil Europese televisie maken, en wel televisie à la Berlusconi: één en al reclame. Is dat beter wetgeven? Nee, dat is slechter wetgeven en dat willen we niet. We kennen de inhoud. Laat mevrouw Reding haar nieuwe televisierichtlijn komen presenteren, dan zult u zien dat de wens van Commissie nooit een meerderheid zal halen in dit Parlement.

Het is dus allemaal heel simpel. De Commissie doet voorstellen en formuleert ideeën. Zij gaat met reces, ze stelt zichzelf een aantal serieuze vragen, ze komt terug en ze formuleert ideeën. Laat de Commissie die ideeën dan in het Parlement komen presenteren! Als ze een richtlijn heeft, moet ze die in stemming brengen; dan wordt hij aangenomen of niet. Als ze een richtlijn wil intrekken, dan stemmen we over het voorstel: dat wordt dan aangenomen of niet.

Zo gaat het stap voor stap verder, en of het nu om better regulation gaat, of om neoliberal regulation, of om socialist regulation of om helemaal geen regulation, het is de inhoud die telt.

Ik heb schoon genoeg van die mensen die voortdurend maar dingen voorstellen op Europees gebied, zonder te weten tot wie ze zich moeten richten. We willen een Commissie die Europese wetten voorstelt. We willen een Parlement. We willen een Raad die zich met zijn zaakjes op orde heeft. Als er een voorzitterschap is, laat dat dan voorzitten zonder zich met andere dingen bezig te houden. Als de heer Blair graag cricket speelt of theedrinkt, dan moet hij vooral zijn gang gaan, maar niet als voorzitter, want dan heeft hij andere dingen te doen. Hij moet voorstellen doen waarmee Europa vooruit kan. Op dit moment komt Europa niet vooruit en dat ligt aan het voorzitterschap.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer vice-premier, mevrouw de vice-voorzitter van de commissie, mijnheer de Voorzitter, samen met mijn fractie schaar ik mij van harte in het koor van welkomstgroeten aan de waarnemers en waarneemsters van Roemenië en Bulgarije. Maar als we niet willen dat het bij lippendienst blijft, zullen we de moed moeten hebben alle consequenties van onze keuzen voor onze rekening te nemen. Het inmiddels nabije vooruitzicht op de toetreding van deze twee landen tot de Europese Unie – overigens met de volledige steun van mijn fractie – maakt het namelijk des te urgenter en crucialer dat er op economisch, monetair, budgettair, fiscaal, en handelsgebied een daadwerkelijke koersverandering plaatsvindt binnen de Europese politiek. Met vijftien was dat al nodig, met vijfentwintig of zevenentwintig wordt het onontbeerlijk.

Mijnheer de Voorzitter, u repte van een identiteitscrisis. Ik denk dat u gelijk hebt. Om die te boven te komen moeten de politieke keuzen de bovenhand krijgen boven de eisen van de markt, want als wij, in naam van de wereldwijde mededinging, denken ermee te kunnen volstaan ons aan te passen aan de mondialisering zoals die op dit moment is, dan is er eenvoudigweg geen ruimte meer voor sociaal beleid noch voor solidariteit. Met de massawerkloosheid, de razendsnel stijgende armoede en de schreeuwende ongelijkheden die wij om ons heen zien, zou het politiek onverantwoordelijk en sociaal explosief zijn als wij zouden vasthouden aan de idee-fixen van vrije concurrentie, beperking van de overheidsuitgaven, sociale en fiscale dumping, en – als slagroom op de taart – budgettaire krenterigheid. Wij, als verkozen afgevaardigden van onze burgers, hebben de plicht getuigenis af te leggen van de diepe malaise die zich in uiteenlopende gedaanten in heel Europa doet gelden. Wat kan het Parlement de eerstkomende maanden ondernemen om de Europeanen de positieve signalen af te geven waar zij op wachten? Ik zou drie voorstellen willen doen.

Ten eerste zullen wij worden beoordeeld op ons stemgedrag over een reeks ontwerprichtlijnen. Deze week is dat het voorstel voor een richtlijn om het spoorvervoer compleet te liberaliseren; de komende weken de tot symbool geworden Bolkestein-richtlijn – mijnheer Barroso heeft zich er wel voor gewacht deze met de rest op één hoop te gooien –; vervolgens staan er teksten over streekvervoer, havendiensten en arbeidstijden op het programma; en dan moeten we niet te vergeten ook nog onze mening geven over de WTO-onderhandelingen, met name over de algemene overeenkomst inzake de handel in diensten, de GATS. Als wij tegemoet willen komen aan de verwachtingen, zouden we er verstandig aan doen om in elk van die gevallen een duidelijk antiliberale en zeer veeleisende houding aan te nemen ten aanzien van de openbare diensten.

Ten tweede zouden we een aantal opvallende beleidsinitiatieven moeten nemen op het gebied van kernpunten van beschaving. Een enkel voorbeeld: oorlog en vrede. Om kenbaar te maken dat wij oorlog afwijzen, en in het bijzonder de deelname van Europese landen aan dergelijke avonturen, zouden wij mevrouw Cindy Sheehan in het Parlement moeten uitnodigen. Met haar schreeuw van pijn, waarheid en menselijkheid ontroert deze Amerikaanse moeder van een in Irak gesneuvelde soldaat de opinie aan weerszijden van de oceaan.

In de derde plaats ten slotte, en niet los te zien van de eerste twee punten, zouden wij onze medeburgers aan het woord moeten laten. Ja, laten wij in de 27 lidstaten van de uitgebreide Unie debatten organiseren, maar dan wel échte debatten, zonder taboes, over wat er in de Unie zou moeten veranderen om de Europese droom nieuw leven in te blazen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heet onze collega’s uit Bulgarije en Roemenië van harte welkom. Zij zullen warm onthaald worden in dit almaar groeiende Europese rijk.

Ik zou graag het volgende tegen hen willen zeggen: hoewel u niet bent gekozen, zult u als volwaardige leden van de Europese politieke elite worden behandeld. U heeft recht op een zeer genereuze dagelijkse toelage; de chauffeursdienst staat ter beschikking; er staat u een eindeloze reeks aan ontbijten, lunches, diners en borrelrecepties te wachten. Daarna is het de bedoeling dat u, met een enigszins uitgedijd middel, terugkeert naar het land waar u vandaan komt en de mensen vertelt dat alles in orde is met de club waarvan zij met het lidmaatschap hebben ingestemd.

In de woorden van Marx – en dan bedoel ik Groucho Marx, niet Karl Marx: “Ik zou nooit bij een club gaan die mij als lid wil hebben.” Wat de EU betreft, is dat een redelijk verstandig advies, omdat het om een club gaat waarvan de jaarrekeningen de afgelopen tien jaar niet zijn vastgesteld. Zoals u eerder ook al van de andere fractievoorzitters heeft gehoord, gaat het om een club die de kiezers in Frankrijk en Nederland met absolute minachting behandelt door alsnog te proberen een Grondwet erdoor te drukken die al lang dood en begraven had moeten zijn. Het is een club die u het recht zal afnemen om uzelf te besturen en die triest genoeg steeds meer begint te lijken op het politieke systeem waaruit u net ontsnapt bent. U zult in dit Parlement protesten horen van degenen die van deze Europese Unie leven en die hier veel meer verdienen dan dat zij in het bedrijfsleven ooit waard zouden zijn.

U bent hier als waarnemers, dus geef uw ogen goed de kost. Wat doen wij hier nu eigenlijk vandaag? Wat een onzin dat wij per jaar 200 miljoen euro van het geld van de belastingbetalers uitgeven aan het maandelijkse uitstapje naar Straatsburg. Kijk morgen en woensdag en donderdag eens naar het volslagen lachwekende stemsysteem hier en bedenk dat – ondanks alles wat de heer Barroso de afgelopen week heeft gezegd over deregulering, minder wet- en regelgeving en de zestig wetten die de Commissie wil intrekken – dat er in de korte periode vanaf het begin van het Britse Raadsvoorzitterschap op 1 juli ongeveer 2 000 wetgevingsinstrumenten zijn aangenomen.

Kijk dus goed rond, ga terug en vertel uw mensen de waarheid. In de tien de lidstaten die vorig jaar zijn toegetreden, is een referendum gehouden. Ik begrijp dat Roemenië en Bulgarije niet van plan zijn om een referendum te organiseren. Verdienen de burgers in deze landen dan niet de kans op een debat en de mogelijkheid om op zijn minst hun stem uit te kunnen brengen bij een referendum? Zou het niet een kolossale, historische fout zijn om deze burgers de tekortschietende Europese Unie in te jagen zonder dat zij vooraf de waarheid te horen hebben gekregen? De Britse bevolking is dertig jaar geleden voorgelogen over deze Europese club. Uw burgers verdienen beter.

(Applaus van de IND/DEM-Fractie)

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de plaatsvervangend minister-president, de heer Prescott, en commissaris Wallström bedanken voor hun aanwezigheid hier. Ik wil ook de heer Cohn-Bendit bedanken voor het feit dat hij zoveel aandacht aan mij besteedt, maar daar ben ik inmiddels aan gewend.

Vandaag hebben wij weer gezien dat een instelling zoals de onze weliswaar uit grote bezorgdheid zijn stem kan verheffen, maar niet in staat is om oplossingen aan te dragen. Als wij adequaat willen reageren op wat zich nu in de Europese Unie afspeelt, zullen wij eerst moeten onderkennen dat het niet uitmaakt welke crisis wij zelf menen te ontwaren als de burgers vinden dat er geen sprake van een crisis is. 90 procent van de mensen heeft geen positief beeld van de Europese Unie en vindt de Unie als zodanig niet relevant. De EU wordt gezien als bemoeizuchtig, veel te lastig, veel te pedant en zelfs onverschillig wanneer het op de dagelijkse problemen van mensen aankomt.

Het is belangrijk dat wij een reële kijk hebben op het aantal kwesties dat onze organisatie binnen haar mandaat kan aanpakken. Ik heb vandaag gehoord dat het helemaal verkeerd was van voorzitter Barroso om te zeggen dat de Commissie van plan is om een “x” aantal richtlijnen te laten vallen of dat de Commissie het aantal bestaande richtlijnen gaat verminderen. Onze eigen Voorzitter heeft hier vandaag gezegd dat er 56 verschillende richtlijnen zijn die betrekking hebben op de verkoop en productie van goederen en de levering van diensten. Er zijn zestien richtlijnen voor de aanschaf, marketing en het aanbod van meststoffen. Dat zou toch ook in één enkele richtlijn geregeld moeten kunnen worden. Misschien is er sprake van een taalkundige verwarring en doelde de Voorzitter eigenlijk op consolidatie en codificatie, iets wat bij elke regering gebeurt.

Elke instelling zou zichzelf nauwkeurig onder de loep moeten nemen om vast te stellen wat de belangrijkste zaken zijn die aangepakt moeten worden en op welke wijze de wetgeving verbeterd kan worden zodat deze voor de burgers meer betekenis krijgt.

De uitdagingen waar wij vandaag de dag mee geconfronteerd worden, hebben niets te maken met de verre toekomst of de gemankeerde ideologieën uit het verleden. De uitdagingen waar wij nu voor staan, hebben te maken met het creëren van een adequate structuur voor het Europa van de eenentwintigste eeuw. De financiering vormt daarbij een cruciaal probleem, en daarom dient er overeenstemming te worden bereikt over de financiële vooruitzichten. De lidstaten dienen bij te dragen aan de centrale begroting, zodat wij niet alleen steun kunnen verlenen aan de landen die hulp nodig hebben, maar ook kunnen waarborgen dat Europa zich blijft ontwikkelen tot een dynamisch, innovatief en creatief middelpunt.

In dat streven moeten wij ook trachten te voorkomen dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Nog niet zo lang geleden probeerden sommige mensen om het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de financiële vooruitzichten te koppelen. Dat was een vergissing en ik hoop dat men die gedachte inmiddels heeft laten varen. Het is ook belangrijk dat wij als Parlement ons van onze verantwoordelijkheid bewust zijn. Als wij het met bepaalde wetgeving niet eens zijn, moeten wij onze verantwoordelijkheid niet ontlopen, zoals wij wel gedaan hebben bij de richtlijn over in computers geïmplementeerde uitvindingen. Ook bij de dienstenrichtlijn proberen wij die verantwoordelijkheid te ontlopen, net zoals bij talloze voorstellen voor richtlijnen in het verleden het geval is geweest. Het is onze taak als wetgever om wetten uit te vaardigen. Daarvoor moeten ingewikkelde knopen worden doorgehakt. Dat betekent dat er in dit Parlement sprake zal zijn van meningsverschillen. Die verschillen zijn echter niet persoonlijk van aard, maar hebben te maken met onze visie op de toekomst.

Tot slot, wanneer wij het hebben over een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, dient van die doelstellingen en idealen de hoogste prioriteit te worden gegeven aan rechtvaardigheid. Als wij onze burgers namelijk niet de bescherming van hun individuele rechten en vrijheden kunnen garanderen, schieten wij tekort in de eerste plicht die wij als wetgever hebben, namelijk om te zorgen dat de wetten die wij aannemen niet alleen het algemeen belang beschermen, maar ook de rechten van minderheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Marie Le Pen (NI).(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou op mijn beurt, last but not least, onze nieuwe Roemeense en Bulgaarse collega’s willen begroeten. Naar ik hoop zullen zij de Franse taal en cultuur iets van het aanzien teruggeven waaraan deze hier met de opeenvolgende uitbreidingen steeds verder hebben ingeboet, in het bijzonder met de toetreding van de landen van Noord-Europa en Midden- en Oost-Europa – waarbij ik nochtans niet voorbij wil gaan aan opmerkelijke uitzonderingen als onze betreurde Poolse collega Filip Adwent.

In het bijzonder wil ik hier onze vijf collega’s en vrienden van de partij Groot Roemenië, România Mare, welkom heten, alsmede onze Bulgaarse collega van de beweging Attaka. Zij komen als waarnemers in het Europees Parlement op het moment dat Turkije, op 3 oktober aanstaande, zijn toetredingsonderhandelingen zal beginnen, ook al is dit land een van de oorzaken geweest van de verwerping van de Grondwet en heeft het de Republiek Cyprus nog altijd niet erkend, noch wil het dat doen. Me dunkt dat Bulgarije, waar 10 procent van de bevolking van Turkse afkomst is, bijzonder gevoelig is voor deze cruciale gebeurtenis.

Onze collega's moeten weten dat zij kunnen rekenen op onze steun in het Europees Parlement om het Europa van vaderlanden te verdedigen tegen het verwoestende mondialisme en de migratiegolf. Met belangstelling wil ik wijzen op de genadeslag die de heer Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, onlangs aan wijlen de Europese Grondwet heeft toegebracht. Als rationeel democraat heeft hij lering getrokken uit de referenda in Frankrijk en Nederland en deze vrijheidsfnuikende tekst ten grave gedragen. Voor één keer volgt het recht de moraal. De mening van de volkeren weegt zwaarder dan die van de technocraten, ondanks de druk die in allerlei vormen door de gewetenspolitie wordt uitgeoefend.

Wat de financiële vooruitzichten 2007-2013 aangaat, is het gevaar reëel aanwezig dat de Frans-Britse twisten over de korting en het GLB voortduren, tenzij de communautaire begroting tot boven de 1 procent van het BNP om aan de behoeften van de landen van Midden- en Oost-Europa te voldoen. Daarbij zullen wij luidkeels protesteren als Chirac of de Franse regering ook maar een beetje water bij de wijn doen of zoete broodjes bakken. Als trouwe bondgenoten van de Amerikanen zijn er maar twee dingen waar de Britten op uit zijn tijdens hun halfjarige voorzitterschap, namelijk om de toetreding van Turkije op het touw te zetten en de beruchte dienstenrichtlijn, bijgenaamd de Bolkestein-richtlijn, goedgekeurd te krijgen. Wij zullen ons tegen elk van beide verzetten.

De heer Chirac heeft zich, alle schaamte voorbij, tot de Europese Commissie gewend om haar te vragen op te treden in de zaak-Hewlett Packard, waar 1240 gedwongen ontslagen vallen. Hij heeft zich publiekelijk geblameerd, en Frankrijk met hem. Het is namelijk niet aan de Commissie om te interveniëren in de interne bedrijfsvoering van ondernemingen. De normale gang van zaken is dat besluiten over de verdediging van de Franse economische en sociale belangen in Parijs worden genomen, en niet in Brussel of Genève.

Pas bij de Franse presidentsverkiezingen van 2007, die volgen op de donderslag van 29 mei 2005, zullen de definitieve breuk met het euromondialisme en de stemming van afstandname tot uitdrukking komen. Op deze breuk wachten alle oprechte Europeanen. Deze zal de terugkeer inluiden van de nationale gedachten en het economisch patriottisme ten dienste van het volk. Als voorloper in deze beweging, denk ik daarvan de meest overtuigende woordvoerder te kunnen zijn, zowel in Frankrijk als in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij allereerst aansluiten bij Voorzitter Borrell en alle anderen die onze vrienden uit Bulgarije en Roemenië in dit Parlement als waarnemers verwelkomd hebben. Dit is een zeer belangrijke stap bij de laatste voorbereidingen op het lidmaatschap. De Commissie zal uw inspanningen actief blijven ondersteunen en wij zien uit naar de samenwerking met u. Ik wil daaraan toevoegen dat ik de berichtgeving heb gevolgd over de overstromingen deze zomer en de gevolgen die zij voor uw landen hebben gehad. Ik hoop dat u zich bewust bent van onze solidariteit en weet dat wij op al uw verzoeken om bijstand een adequate reactie zullen geven.

Staat u mij toe om twee opmerkingen te maken. De eerste betreft de grondwet, omdat het voor iedereen belangrijk is om te weten wat de rol van de Commissie op dit vlak is. Vanaf het allereerste begin heeft de Commissie de Grondwet niet alleen gesteund, maar was zij ook actief betrokken bij het werk van de Conventie. De voortgang werd elke week in de Commissie besproken. Wij steunen die Grondwet nog steeds. Wij zijn het er allemaal over eens dat het wellicht geen perfect document is, maar wij blijven de Grondwet steunen en hebben een actieve bijdrage geleverd aan de totstandkoming ervan.

Wij weten allemaal dat het na de negatieve uitslag van de referenda in Frankrijk en Nederland onwaarschijnlijk is dat de Grondwet in de nabije toekomst door alle lidstaten geratificeerd zal worden. Dat betekent niet dat wij niet actief aan de politieke agenda zullen blijven werken om concrete resultaten voor de Europese burgers te bewerkstelligen. De Commissie zal ernaar blijven streven dat er vooruitgang wordt geboekt bij het realiseren van onze politieke prioriteiten. Wij moeten deze bezinningsperiode ook gebruiken om een dialoog met de burgers aan te gaan. Dat is de enige manier waarop wij voor voldoende draagvlak kunnen zorgen voor een nieuwe grondwet. In samenwerking met het Europees Parlement willen wij in de lidstaten consensus creëren over de wijze waarop wij verder moeten gaan met het constitutioneel proces. Daarom zijn wij al vóór de zomer begonnen met het opstellen van het zogeheten “Plan D” voor debat, dialoog en democratie. Tijdens ons seminar van de afgelopen week hebben wij een aantal zeer concrete ideeën besproken over de manier waarop wij een dergelijke dialoog met de lidstaten zouden kunnen voeren. Daarbij moet in ieder geval van een zeer brede agenda gebruik gemaakt worden, zodat die dialoog ook na de zittingsperiode van de huidige Commissie en dit Parlement voortgezet kan worden. Het gaat overigens niet alleen om een reddingsoperatie voor de Grondwet, maar ook om een nieuwe manier om de Europese burgers aan te spreken. Voorzitter Barroso en ik zullen de conceptideeën over dit Plan D op woensdag aan de Conferentie van voorzitters voorleggen. Er is ook een mededeling voor de Raad en het Parlement in voorbereiding. Ik hoop dat later deze week een officiële versie van die mededeling klaar zal zijn zodat u de gelegenheid heeft om hierop te reageren.

Afgelopen week heeft voorzitter Barroso een brief gestuurd naar Voorzitter Borrell, waarin hij voorstelt om in onderling overleg een aantal initiatieven in kaart te brengen waarbij de Commissie en het Parlement zouden kunnen samenwerken. Hij heeft ook voorgesteld dat onze respectieve diensten zo spoedig mogelijk bij elkaar komen om dergelijke initiatieven te bespreken.

De beste manier om de huidige crisis te boven te komen, is de Europeanen van de relevantie van Europa te overtuigen. Onze primaire doelstelling is dan ook het realiseren van onze beleidsprioriteiten. Onze doelstellingen met betrekking tot welvaart, solidariteit en veiligheid zijn nog onverkort geldig en zijn zelfs relevanter dan ooit. Uit de resultaten van de Eurobarometer-enquête blijkt dat die doelstellingen ook zijn afgestemd op de dingen die de mensen in Europa willen: meer en betere banen, het behoud van de sociale en territoriale cohesie, het duurzame beheer van de hulpbronnen op aarde, en de verbetering van de veiligheid in Europa en in de wereld als geheel.

Mijn tweede punt betreft de betere regelgeving. Ik wil allereerst het Parlement bedanken voor zijn medewerking bij het ondertekenen van een nieuwe kaderovereenkomst. Aangezien dit een van mijn verantwoordelijkheden is, zal ik er nauwlettend op toezien dat die kaderovereenkomst ook wordt nageleefd. Daarom heb ik ook de voorvallen onder de loep genomen die bij een deel van de afgevaardigden tot kritiek en onbehagen hebben geleid met betrekking tot die betere regelgeving.

Een betere regelgeving staat al lange tijd op de agenda van onze instellingen. Wij werken al sinds 2003 samen aan betere wetgeving. In dat jaar is ook een interinstitutioneel akkoord ondertekend met het oog op het vereenvoudigen en verbeteren van de communautaire wetgeving.

Deze Commissie heeft aan het begin van haar mandaat een hernieuwde en sterke inspanningsverplichting op zich genomen voor een betere regelgeving. Een betere regelgeving op alle niveaus is ook een van de centrale basisprincipes van de herziene strategie van Lissabon. Mijn collega, de heer Verheugen, heeft dit Parlement regelmatig op de hoogte gehouden van de aanpak van de Commissie. Een blik op de kalender leert mij dat er, inclusief de voorbereidende hoorzittingen, minstens tien gelegenheden zijn geweest waarbij dit Parlement over de agenda voor een betere regelgeving is geïnformeerd; dan heb ik het nog niet over de algemene informatie die in interviews en bij andere gelegenheden is verstrekt.

Onze aanpak is op drie pijlers gebaseerd: een evaluatie van de wetgeving die in ontwikkeling is zodat voorstellen die niet aan de criteria voldoen ingetrokken kunnen worden; het vereenvoudigingsproces; en het verbeteren van methoden voor het voorbereiden van nieuwe wetgevingsvoorstellen, inclusief effectrapportages.

Morgen zal de Commissie de resultaten van de evaluatie bespreken en bekrachtigen en een lijst overleggen met wetgevingsvoorstellen die ingetrokken moeten worden. Het is de eerste keer dat het gehele college van commissarissen de gelegenheid heeft gehad om aan de besluitvorming hieromtrent deel te nemen. Het is een grondige en uitgebreide evaluatie geweest, en wij stellen voor om ongeveer een derde van de 183 lopende voorstellen in te trekken. Hierbij zullen de relevante bepalingen van de herziene kaderovereenkomst volledig in acht worden genomen. Uit hoofde van artikel 12 van die kaderovereenkomst zal commissaris Verheugen ons voorstel eerst aan het Parlement voorleggen voordat het openbaar wordt gemaakt; hij zal het volledige voorstel morgen – onmiddellijk na de bespreking in de Commissie – in dit Parlement presenteren.

Ons voorstel – dat in deze fase het karakter van een politiek besluit heeft – is, onder verwijzing naar artikel 32 van de kaderovereenkomst, bedoeld als een voorafgaande kennisgeving aan de andere instellingen. In overeenstemming met de gangbare praktijken zal de rechtshandeling voor het terugtrekken van voorstellen binnen drie maanden plaatsvinden. Deze evaluatie is ruim van tevoren aangekondigd en de Commissie is zowel over de methoden als de doelstellingen altijd open geweest. Wij zijn van mening dat door geen van de verklaringen die individuele commissarissen aan de media hebben gegeven, afbreuk is gedaan aan het streven van de Commissie om als een college te handelen of aan de toezeggingen die aan andere instellingen zijn gedaan. Als u daar prijs op stelt, kan ik de volledige lijst ter beschikking stellen met een overzicht van de gelegenheden waarop de voorstellen in de verschillende fora van dit Parlement zijn gepresenteerd – hetzij in de Parlementaire commissies of in de vorm van besluiten.

Ik weet dat er altijd ruimte is voor het verbeteren van de communicatie en het creëren van meer vertrouwen tussen onze twee instellingen. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik alles in het werk zal stellen om deze doelstelling hoog op de agenda van de Commissie te houden. Ik zal ook geen gelegenheid voorbij laten gaan om mijn collega’s eraan te herinneren dat voorstellen eerst aan het Parlement voorgelegd dienen te worden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Hartelijk bedankt, mevrouw Wallström.

Mevrouw Berès heeft het woord gevraagd. Graag hoor ik van u op welk artikel van het Reglement u zich beroept.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE). – Mijnheer de Voorzitter, ik zou een opmerking willen maken over de agenda, en wel om uw aandacht te vestigen op onze manier van werken. Ik betreur dat een legislatieve tekst die absoluut essentieel is voor de financiering van onze economie – een tekst, nogmaals, van legislatieve aard – pas om 19.30 uur aan bod komt op de agenda van vandaag. Ik vind dat deze tekst op een andere dag en op een ander tijdstip gepland had moeten worden. Ik begrijp het belang van deze adempauzes ten behoeve van het politieke debat, maar ik vind ook dat ons Parlement verstandig moet omgaan met zijn eigen wetgevingswerk.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u voor uw opmerking over de manier waarop wij onze werkzaamheden uitvoeren, maar we kunnen niet anders dan de agenda volgen die wij hebben aangenomen

Het debat is gesloten.

 
  
  

VOORZITTER: Mario MAURO
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid