De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de stijging van de aardolieprijzen en de afhankelijkheid van aardolie.
Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor deze gelegenheid me vandaag tot het Parlement te richten over deze belangrijke en actuele kwestie.
De ontwikkelingen die we in de afgelopen jaren op de oliemarkt hebben gezien werpen belangrijke vraagstukken en, momenteel, een aantal cruciale vraagstukken voor de Europese Unie op.
Aanhoudend hoge olieprijzen vormen een wezenlijk gevaar voor de wereldwijde economische groei en berokkenen armere landen bijzonder veel schade. Toegang tot betrouwbare en betaalbare oliereserves is vitaal voor de Europese Unie en de hele mondiale economie. In 2003 waren olieproducten goed voor 43 procent van het totale energieverbruik binnen de Europese Unie.
Het belang van deze kwestie werd nog eens benadrukt tijdens de onlangs gehouden informele Ecofin-bijeenkomst in het Britse Manchester, waar de invloed van olieprijzen op de huidige economische situatie aan de orde kwam.
Zoals elders goed is gedocumenteerd verschilt de huidige situatie echter van eerdere perioden met hoge olieprijzen. In concrete termen: de huidige prijsniveaus liggen lager dan de pieken die we eind jaren zeventig en begin jaren tachtig zagen, en bovendien stijgen de prijzen minder snel. Hieruit valt op te maken dat een erg sterke en onverwachte toename van de wereldwijde vraag naar olie, en niet zozeer een plots teruglopend aanbod, debet is aan de hogere prijzen. Vanwege deze toegenomen vraag zijn de wereldwijde productie en raffinagecapaciteit fors onder druk komen te staan.
Wat kunnen we nu doen om de huidige marktomstandigheden te helpen verbeteren? Olie is een mondiaal vraagstuk en kan alleen worden opgelost door mondiale actie. Zowel olieproducerende als olieconsumerende landen hebben belang bij en zijn verantwoordelijk voor stabielere olieprijzen die duurzame economische groei mogelijk maken.
Consumerende en producerende landen en internationale organisaties moeten samenwerken om internationale oliemarkten effectiever te laten functioneren, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde. Open, transparante en concurrerende olieprijzen en oliemarkten zijn het meest doeltreffende mechanisme om betrouwbare olieleveringen tegen deze stabielere prijzen te garanderen.
De reserves dienen om aan de toekomstige vraag te voldoen. De wereld komt voorlopig nog geen olie of gas tekort. Maar er moet wel wat gebeuren om ervoor te zorgen dat reserves ook feitelijk voorradig worden gemaakt. Er moet meer worden geïnvesteerd in productie- en raffinagecapaciteit. Een gunstiger investeringsklimaat, met open markten, transparante handelspraktijken en stabiel wettelijk toezicht, dat is wat de internationale oliesector over de hele linie nodig heeft.
Ook energiebesparing en energie-efficiëntie zijn van belang, evenals technologie en innovatie. In Gleneagles hebben regeringsleiders van de G8 op deze punten een actieplan gepresenteerd om klimaatverandering tegen te gaan, maar vooruitgang op deze terreinen kan daarnaast in hoge mate bijdragen aan een duurzame energievoorziening.
Uiteindelijk zullen marktmechanismen de resterende olievoorraden contingenteren en prikkels bieden om over te stappen op alternatieve energiebronnen, maar dit kan in de hand worden gewerkt met passende maatregelen om energie-efficiëntie bevorderen.
Energie-efficiëntie staat momenteel terecht bovenaan de agenda voor het energiebeleid van de Europese Unie. Het verhogen van de energie-efficiëntie binnen de Europese Unie is de meest kosteneffectieve methode om de vraag naar energie terug te dringen – teneinde het aanbod veilig te stellen en de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven te verbeteren – en tegelijkertijd de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. De Europese Unie heeft al veel bereikt, het is goed dat op deze plaats uit te spreken, met een reeks wettelijke en vrijwillige maatregelen, maar ofschoon er nog tal van mogelijkheden zijn om energie-efficiëntie te verbeteren, zijn er ook obstakels om deze mogelijkheden nu te benutten.
Daarom zijn lidstaten blij met de hoge prioriteit die commissaris Piebalgs heeft toegekend aan het boeken van meer vooruitgang en de recente publicatie van het Groenboek inzake energie-efficiëntie ‘Meer Doen met Minder’. Dit Groenboek brengt momenteel heel wat en – mijns inziens - welkome discussie en debat op gang over hoe obstakels kunnen worden weggenomen om tussen nu en 2020 aanzienlijke energiebesparingen te realiseren. Dat is ook de reden dat het Britse voorzitterschap zal trachten in tweede lezing een akkoord te bereiken tussen de Raad en het Parlement over de Richtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik, die een raamwerk en doelstellingen zal schetsen voor energiebesparingen in de Europese Unie in de komende jaren.
De Europese Unie heeft de Richtlijn biobrandstoffen ingevoerd om de ontwikkeling van hernieuwbare brandstoffen voor de vervoersector te bevorderen. Lidstaten hebben afgesproken indicatieve doelen te formuleren voor de verkoop van biobrandstoffen in 2005 en voor 2010 om de Europese Unie minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen. Binnen de hele Unie hebben lidstaten beleid ingevoerd, zoals het verlagen van de brandstofheffing, dat heeft bijgedragen aan de snelgroeiende vraag naar biobrandstoffen.
Brandstofcellen en waterstof bieden riante langetermijnvooruitzichten, en volgens velen zullen waterstof-brandstofcellen uiteindelijk in de plaats komen van olie en de interne verbrandingsmotor. Het Europees Platform voor Waterstof- en Brandstofceltechnologie heeft baanbrekend werk verricht door een strategische onderzoeksagenda op te stellen en een strategie voor de toepassing van brandstofcellen en waterstof. Dit werk zal de Commissie beïnvloeden bij het opstellen van prioriteiten voor financiering uit hoofde van het Zevende Kaderprogramma. De Commissie zoekt momenteel naar steun vanuit het bedrijfsleven voor een gezamenlijk technologie-initiatief op dit gebied om grote waterstofdemonstratieprojecten op te zetten binnen de Europese Unie.
Grotere markttransparantie is eveneens noodzakelijk. Hoogwaardigere gegevens over de vraag naar en het aanbod van olie en over de oliereserves in de wereld zijn essentieel om beter onderbouwde marktbeslissingen te nemen. Hiertoe verstrekken lidstaten van de Europese Unie gegevens aan het Gezamenlijk Initiatief voor Oliegegevens, dat later dit jaar in Riyad zal worden geïntroduceerd. Daarnaast werkt de Europese Commissie momenteel aan het verbeteren van gegevens, met name over oliereserves in Europa.
Onvoldoende inzicht in de wereldwijde oliereserves en plannen voor het uitbreiden van deze reserves ondermijnen bovendien de stabiliteit en leiden tot onzekerheid. Meer duidelijkheid en consistentie is noodzakelijk bij de wereldwijde rapportage over reserves.
Ook meer dialoog en begrip tussen consumenten en producenten is echt van wezenlijk belang. De Europese Unie onderhoudt inmiddels een formele dialoog met de OPEC, waardoor het mogelijk wordt ideeën uit te wisselen over energievraagstukken van gemeenschappelijk belang. Tijdens de eerste bijeenkomst in juni werden vier thema’s overeengekomen om de samenwerking tussen de Europese Unie en OPEC uit te breiden. Dit waren: ontwikkeling van de oliemarkt op zowel de korte als de middellange termijn; energiebeleid; energietechnologieën; en energiegerelateerde multilaterale kwesties.
Over deze onderwerpen zal men van gedachten wisselen tijdens workshops en andere bijeenkomsten, die als basis zullen dienen voor toekomstige dialoogbijeenkomsten. In eerste instantie zal op 21 november een rondetafelconferentie plaatsvinden over ontwikkelingen op de oliemarkt, waarbij het accent zal liggen op investeringsbehoeften in de olieleveringsketen.
Daarnaast onderhoudt de Europese Unie momenteel dialogen met Noorwegen, Rusland, China en India. De energiedialoog met Rusland is een goed voorbeeld van effectieve samenwerking tussen de Europese Unie en de Russische Federatie over een kwestie die van groot belang is voor hun algemene betrekkingen. Het idee dat ten grondslag ligt aan de dialoog is simpelweg het met elkaar verzoenen van belangen: Rusland heeft behoefte aan Europese investeringen om haar energiebronnen te ontwikkelen, terwijl Europa veilige en duurzame toegang tot Russische olie en gas nodig heeft.
Om haar energieaanbod veilig te stellen en klimaatveranderingsdoelen te realiseren, heeft de Europese Unie er alle belang bij een constructieve dialoog en praktische samenwerking aan te gaan met de opkomende economieën van zowel China als India, mede gezien hun snel toenemende vraag naar olie en gas om de binnenlandse groei te stimuleren.
Tot slot zou ik ook nog iets willen zeggen over de respons op de gevolgen van orkaan Katrina voor de oliemarkt, en het aandeel dat de Europese Unie hierin heeft gehad.
Het Internationaal Energieagentschap deed een beroep op haar lidstaten om per dag twee miljoen vaten olie extra in omloop te brengen. Ofschoon de responsmaatregelen van het Internationaal Energieagentschap al jaren niet meer op de proef zijn gesteld, zag de organisatie heel gauw in dat de ontwrichting van de wereldmarkten groot genoeg was om het in omloop brengen van reserves te rechtvaardigen, en werden de aangesloten landen het hierover snel met elkaar eens.
Het IAE werkt op basis van unanimiteit. Deze overeenkomst was dan ook een opmerkelijke prestatie en alle betrokkenen verdienen lof voor hun aandeel erin. Het toont aan dat de multilaterale aanpak van het IAE vruchten afwerpt en dat een dergelijke aanpak noodzakelijk is om de mondiale oliemarkt van nu te benaderen.
Niet alle lidstaten van de Europese Unie zijn lid van het IAE. De EU Oil Supply Group kwam echter bijeen opdat alle lidstaten hun beoogde respons konden heroverwegen en om lidstaten die geen deel uitmaken van het IAE de kans te geven hun steentje bij te dragen aan deze bredere discussie.
Het bestuur van het IAE ging tijdens zijn bijeenkomst van 15 september na hoeveel extra olie de aangesloten landen hadden geproduceerd. Ook besloot het dat verdere actie niet direct noodzakelijk was en dat dit standpunt eind deze maand of begin oktober kon worden herzien om te kijken of verdere maatregelen nodig zijn.
Het in omloop brengen van reserves heeft de aanbodsituatie verbeterd en had een kalmerend effect op de markt en op de prijzen. Het was duidelijk de juiste beslissing, genomen op het juiste moment. EU-lidstaten namen niet alleen deel aan het in omloop brengen van reserves, maar wisten ook de uitvoer van benzine naar de Verenigde Staten te vergroten, terwijl ze de Europese markten van voldoende olie bleven voorzien, zonder dat ergens tekorten ontstonden.
Gezien het huidige klimaat komt dit debat precies op tijd. De Europese Unie levert al een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de situatie op de oliemarkt, zowel op de korte als middellange termijn, maar er is nog heel wat werk aan de winkel. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om anderen uit te nodigen met ideeën te komen over dit toekomstige werk.
(Applaus)
Andris Piebalgs , lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Commissie is uitermate bezorgd over de huidige situatie op de oliemarkt, die gekenmerkt wordt door een sterke stijging van de prijzen. De achterliggende oorzaak voor deze hoge prijzen is het steeds wankelere evenwicht tussen vraag en aanbod, voornamelijk vanwege een sterke toename van de vraag naar olie in de afgelopen jaren, met name in de Verenigde Staten en China, en, als gevolg hiervan, een schrijnend gebrek aan ruwe olie en raffinagecapaciteit. Bovendien steeg de wereldwijde vraag naar olie in 2004 sterker dan ooit tevoren. In dergelijke omstandigheden – waar sprake is van een beperkte voorraadcapaciteit – werken specifieke gebeurtenissen, zoals de oorlog in Irak en de orkaan Katrina, speculatie in de hand, hetgeen de prijzen nog verder opdrijft.
Omdat deze hoge prijzen zwaar beginnen te drukken op het welzijn van onze burgers, met name de meest kwetsbaren, en op onze economie, moeten de Commissie en de lidstaten hun aandacht richten op dit probleem. Ofschoon de Commissie dit probleem niet alleen kan oplossen, denk ik dat ze er wezenlijk toe kan bijdragen de prijzen tot acceptabelere niveaus terug te brengen. Dit is essentieel voor burgers van de EU, maar ook voor de kwetsbare bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden, voor wie de gevolgen nog veel schrijnender zijn.
Na uitvoerige debatten binnen het College en met de volledige steun van mijn collega's, en met name Voorzitter Barroso, heb ik onlangs een vijfpuntenplan met maatregelen gepresenteerd die de Commissie reeds in de praktijk brengt en die nu versneld zullen worden ingevoerd om dit probleem het hoofd te bieden.
Onze eerste maatregel moet zijn om energie te besparen en om de vraag te beperken. Sinds ik mijn ambt bekleed heb ik dit tot mijn eerste prioriteit gemaakt. De Commissie heeft in juni 2005 reeds een Groenboek inzake energie-efficiëntie goedgekeurd, waarin wordt geschetst welke mogelijkheden Europa heeft om haar energieverbruik op kosteneffectieve wijze met maar liefst twintig procent te reduceren. Bestaande wetgeving zou, mits volledig ten uitvoer gelegd, energiebesparingen van circa tien procent kunnen opleveren. De Commissie neemt dan ook maatregelen om een Europees Actieplan inzake energie-efficiëntie versneld in te voeren dat voortborduurt op het Groenboek en een reeks concrete maatregelen bevat om de beoogde twintig procent te halen; verder dringt de Commissie nadrukkelijker aan op de volledige en snelle tenuitvoerlegging van de nieuwe Richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen, en op een akkoord over het voorstel voor een Richtlijn inzake energiediensten.
Als Europa echter de enige is die energie bespaart, blijft het probleem bestaan. De echte uitdaging is om onder verwijzing naar de in Europa geboekte successen de rest van de wereld aan te sporen energiebeleid te ontwikkelen dat eveneens gericht is op het beperken van de vraag in plaats van simpelweg het aanbod van olie en gas te vergroten. In dit verband kan het Europese voorbeeld illustreren hoe productiekosten kunnen worden verlaagd door efficiënter om te gaan met energie. Ik maak dit tot mijn prioriteit in mijn bilaterale contacten met andere grote energieverbruikende landen en via het Internationaal Energieagentschap. Tegelijkertijd hebben we oog voor de specifieke situatie van de kwetsbare ontwikkelingslanden, die in hoge mate afhankelijk zijn van olie.
Ons tweede speerpunt moet zijn om het gebruik van alternatieve vormen van energie in Europa te bevorderen. Het meest voor de hand liggende antwoord op hoge olieprijzen is om over te stappen op alternatieve, concurrerende en waar mogelijk milieuvriendelijkere energiebronnen. Zo moet het energiepotentieel van biomassa in de EU worden ontwikkeld. Nog dit jaar zal een Actieplan voor Biomassa worden gepresenteerd. Ook zouden we onderzoek naar wind-, golf- en zonne-energie, waterstof – met name als het gaat om transport - moeten stimuleren, evenals naar de schone winning van steenkool en koolstof, en ik zal ervoor pleiten dat dit alles naar behoren gefinancierd wordt in het Zevende Kaderprogramma. De passende tenuitvoerlegging van de Richtlijn biobrandstoffen kan in dit opzicht eveneens lonend zijn. Tot slot zal de Commissie voor het eind van 2005 een mededeling presenteren over financiële steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen. Verder zouden we actief moeten streven naar wereldwijde allianties om te kijken hoe hernieuwbare energiebronnen rendabeler kunnen worden ingezet, met name in de derde wereld.
Ten derde moeten we de transparantie en voorspelbaarheid van de oliemarkten vergroten. Het gebrek aan transparantie op wereldwijde oliemarkten werkt speculatie in de hand en remt investeringen in de oliesector. De Commissie zal diverse acties op touw zetten om deze situatie aan te pakken, zoals het versneld tot stand brengen van een Europees waarnemingssysteem voor de energiemarkt binnen de Commissie. Doel van dit waarnemingssysteem zou zijn om betrouwbare informatie te verschaffen teneinde investeringen door particuliere aanbieders in de energiesector te vergemakkelijken, maar ook om de besluitvorming door beleidsmakers te verbeteren. De Commissie zal tevens versneld maatregelen doorvoeren opdat haar diensten met grotere regelmaat gegevens kunnen publiceren over Europese olievoorraden.
Ten vierde moeten we het aanbod van olie en gas vergroten. Ofschoon voorrang moet worden gegeven aan het terugdringen van de vraag en het geleidelijk afstappen van olie, mogen we niet voorbijgaan aan het feit dat de wereld meer olie en meer raffinagecapaciteit nodig zal hebben. Hiertoe zal de Commissie de dialoog intensiveren tussen producenten en consumenten enerzijds en olieproducerende landen anderzijds, waaronder de OPEC. Met deze dialoog werd dit voorjaar reeds een begin gemaakt en op zondag 18 september sprak ik in Wenen met de voorzitter van de OPEC-conferentie, de heer Fahad al Sabah. Ik vertelde hem dat Europa bezorgd is over de huidige oliesituatie, en dat we graag willen samenwerken met de OPEC om de problemen het hoofd te bieden.
In dit verband kan ik u mededelen dat de OPEC heeft toegezegd te zullen bijdragen aan het stabiliseren van de internationale oliemarkt om de olieprijzen terug te brengen tot duurzame niveaus. Tijdens die bijeenkomst benadrukte de OPEC de noodzaak om te investeren in de hele olie-leveringsketen, en wees zij met name op de ontoereikende raffinagecapaciteit op de oliemarkt. Tevens benadrukte de OPEC dat het graag meer mogelijkheden zou krijgen om te investeren in de Europese oliesector. Op haar beurt toonde de Commissie zich tegenover de OPEC bezorgd over het feit dat de tekortschietende reservecapaciteit speculatieve bewegingen in de hand werkt op internationaal niveau en de oliemarkt verder onder druk zet.
Andere dialogen met belangrijke olieproducerende landen – zoals Rusland, Noorwegen en de Perzische Golfstaten, – met de olie- en gasindustrie en met de grootste olieverbruikende landen in de wereld – waaronder China, India en de Verenigde Staten – zullen eveneens worden voortgezet. En onlangs is een ‘China-EU Actieplan inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen’ gepresenteerd.
Tot slot zal ik binnenkort overleg voeren met directeuren van grote oliemaatschappijen, aangezien ik het zeer belangrijk vind dat oliemaatschappijen zich zo verantwoord mogelijk opstellen in deze situatie. Ik zal ze met name op het hart drukken meer te investeren, en samen met hen bepalen welke extra maatregelen kunnen worden genomen om knelpunten te verwijderen die meer investeringen in de weg staan, met name ten aanzien van raffinagecapaciteit.
Ten vijfde moeten we doeltreffend inspelen op noodsituaties met betrekking tot oliereserves. In dit verband heeft de Commissie het op 2 september door het Internationaal Energieagentschap gedane voorstel gesteund om het olieaanbod gedurende een periode van dertig dagen met twee miljoen vaten per dag te vergroten. Ofschoon veel van deze internationale gezamenlijke inspanningen in eerste instantie zullen bestaan uit het in omloop brengen van veiligheidsvoorraden olie op de internationale markt, is de Commissie er warm voorstander van energiebesparend gedrag te stimuleren, hetgeen indien nodig kan leiden tot het nemen van vraagbeperkende maatregelen door lidstaten indien verdere acties vereist zijn. Dit geldt met name wanneer de schaarste naar verwachting uiteindelijk enkele maanden zal aanhouden.
Zoals u wellicht weet zijn lidstaten op grond van EU-wetgeving verplicht veiligheidsvoorraden olie aan te houden die overeenkomen met negentig dagen normaal verbruik, en die te gebruiken zijn bij kortstondige verstoringen van de voorziening. Ofschoon de EU dergelijke veiligheidsvoorraden bezit, heeft zij er nooit gebruik van gemaakt omdat zij hiertoe wettelijk niet bevoegd is. Europa moet zijn eigen koers varen, aangezien niet alle EU-lidstaten lid zijn van het Internationaal Energieagentschap.
De Commissie is in dit verband reeds begonnen met het regelmatig bijeenroepen van de communautaire Oil Supply Group om overleg te voeren over olieprijzen, de door lidstaten genomen noodmaatregelen en effectievere methoden om noodmaatregelen op communautair niveau te coördineren.
Uit recente gebeurtenissen is duidelijk gebleken dat een mechanisme nodig is om het gebruik van oliereserves te coördineren. De Commissie kijkt nu hoe dit het best vorm kan worden gegeven, en zal dit met alle betrokkenen bespreken tijdens een nieuw Forum voor Fossiele Brandstoffen dat ik heb opgezet en dat in oktober voor de eerste maal bijeen zal komen in Berlijn. Overigens zal ik bij het formuleren van een dergelijk voorstel terdege rekening houden met het standpunt dat het Europees Parlement heeft ingenomen over het eerdere Commissievoorstel op dit punt.
Tot slot moet ik nog opmerken dat de Commissie niet gelooft dat hoge olieprijzen het best kunnen worden gecompenseerd door belastingen te verlagen. Dit moedigt consumenten alleen maar aan te blijven consumeren. Tijdens de laatste informele Ecofin-bijeenkomst hebben de EU-ministers duidelijk afgesproken dat concurrentievervalsende fiscale en andere beleidsinterventies die de noodzakelijke aanpassing in de weg staan, moeten worden vermeden. Het is een feit dat ongecoördineerde belastingverlagingen een concurrentievervalsend effect kunnen hebben op de interne markt.
Concluderend kunnen we zeggen dat de Commissie zeer actief maatregelen heeft voorgesteld om de situatie op te lossen. Deze zullen alleen succesvol zijn indien alle betrokkenen – Europese instellingen, bedrijfsleven, derde landen en internationale organisaties – de handen ineenslaan. Ik ben dan ook vastbesloten om het evenwichtige energiebeleidsmodel dat in Europa is ontwikkeld te gebruiken als model voor meer internationale verandering, en aan te tonen dat we kwetsbare bevolkingsgroepen zowel in de EU als in ontwikkelingslanden te hulp willen komen.
(Applaus)
Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, allereerst wil ik de commissaris prijzen voor zijn bedachtzame benadering van deze situatie en mij daarbij in algemene zin aansluiten. Laten we niet te ver gaan in onze reactie op een situatie die met het moment verandert. De prijzen lopen weer iets terug en we moeten de verdere ontwikkeling aan de markt overlaten.
Als er sprake is van problemen die om een specifiek antwoord vragen, bijvoorbeeld als armere, kwetsbare en achtergestelde delen van de samenleving in het geding dreigen te komen, moeten we hen te hulp schieten met alternatieve sociale maatregelen, maar niet kiezen voor de tijdelijke oplossing van belastingverlaging. In wezen is er niets veranderd, want de EU is nog altijd sterk afhankelijk van olie en olie-import. Die afhankelijkheid moeten we proberen te verminderen met maatregelen gericht op efficiëntie, behoud en duurzaamheid, alternatieven en nieuwe vormen van technologie.
Volgens een belangrijk beginsel blijven belastingen bepaald worden door de lidstaten. Dat mag niet worden opgegeven voor een provisoir communautair belastingstelsel. We mogen ook niet vergeten dat binnen het wegvervoer de brandstofprijs voor het overgrote deel wordt bepaald door de belasting. Degenen die zich druk maken over de overwinsten van oliemaatschappijen wil ik daarom toevoegen dat we ons wellicht drukker zouden moeten maken om de overwinsten van de ministers van Financiën of de fiscus.
Tenslotte vraag ik me af of we er niet goed aan doen om niet alleen te kijken naar het vervoer over de weg maar opnieuw ook naar de luchtvaart. Wellicht kunnen we internationale afspraken maken over een efficiënter gebruik en behoud van brandstof in deze sector. Op dit moment is die vanwege het speciale karakter onbelast.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, aan het begin van mijn korte toespraak wil ik onderstrepen dat wij commissaris Piebalgs bijzonder waarderen vanwege de efficiënte en geëngageerde manier waarop hij het energiebeleid ter hand neemt. Ik ben erg blij dat hij dat ook de afgelopen dagen eens te meer heeft laten zien. Het verheugt mij eveneens zeer dat het voorzitterschap hier enkele toezeggingen heeft gedaan omtrent het energiebeleid.
Toch is het volgens onze fractie een beetje te mager geweest wat de Commissie en de voorzitter van de Commissie over dit onderwerp hebben gezegd, want het gaat hier om erg ondoorzichtige markten, als we tenminste nog van markten kunnen spreken, zoals ook de heer Alexander heeft uiteengezet. En dit terwijl de Europese Unie toch op alle terreinen klare politieke taal dient te spreken, van het buitenlands beleid tot het vervoersbeleid en van het landbouwbeleid tot het handelsbeleid. Dit geldt ook in het bijzonder - maar uiteraard niet uitsluitend - voor het energiebeleid.
Ik verwelkom de verklaring van de commissaris van vandaag ten zeerste omdat hij daarin een stapje verder gaat dan in onze eerdere discussies. Hij heeft dat vanochtend ook in de commissie gezegd. Wat betreft de olieconcerns echter – ik misgun deze bedrijven noch hun aandeelhouders hun grote winsten – geloof ik dat er een grotere mate van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor onze samenleving en voor de toekomst van de concerns zelf nodig is. Men moet echter erkennen dat slechts een klein deel van deze winsten kan worden gebruikt voor investeringen in het eigen belang, bijvoorbeeld in het bijmengen van biobrandstoffen, zoals dat nu in enkele landen gebeurt, en uiteraard ook in het onderzoek naar en de ontwikkeling van alternatieve energieën.
De commissaris zei vanochtend dat hij beseft dat het slechts peanuts is wat er tot nog toe is uitgegeven. Ik hoop dat het na de aangekondigde dialoog een paar peanuts meer zijn. Als hij nog langer commissaris blijft, groeit het na verloop van tijd misschien wel uit tot een hele koek, een energiekoek die we de Europese burgers kunnen aanbieden. Ik wens de commissaris veel geluk en kracht, en ik verzoek hem de directies van de grote oliemaatschappijen te vertellen dat we hier in het Parlement verwachten dat zij iets voor onze samenleving doen.
Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met de nadruk die vanmiddag is gelegd op de vraagkant van het olieprobleem. We zouden het onszelf makkelijker maken als we ons bezighielden met de aanbodkant en de nasleep van de orkaan Katrina, maar dat zou slechts een cosmetische behandeling zijn, terwijl we in werkelijkheid een grote ingreep nodig hebben.
De kern van het probleem is Europa’s te grote afhankelijkheid van olie. De EU importeert een derde van haar olie uit Rusland en een kwart uit het Midden-Oosten – en die percentages lopen op. Dat betekent dat we kampen met een structureel probleem dat veel verder reikt dan een kortstondige crisis. Het simpele feit is dat we het olieverbruik zullen moeten beperken, echt beperken, en niet alleen maar praten over beperkingen, want in het kader van de beperking van de CO2-uitstoot hebben we er heel wat woorden aan besteed. Er gaapt echter een enorme kloof tussen alle fraaie woorden over vermindering van het olieverbruik enerzijds en de feitelijke maatregelen anderzijds.
Ik heb voor de Raad en de Commissie elk een specifiek verzoek. Het is natuurlijk goed nieuws dat het Brits voorzitterschap vóór eind december overeenstemming wil over de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten, maar is de minister ook bereid om ons vandaag toe te zeggen dat dit een krachtige richtlijn wordt; een richtlijn met serieuze, bindende afspraken over energiebeperking; een richtlijn die een kader vormt voor energie-efficiëntie en bevorderlijk is voor een snelle groei in energie-efficiëntiediensten door heel Europa? Dat is namelijk het soort afspraken dat we nodig hebben als we echt iets willen doen aan de vraagkant van de olieafhankelijkheid, in plaats van er alleen over te praten.
Mijn tweede vraag is voor de Commissie: belooft de Commissie dat zij zal meedenken over de kwesties van alternatieven voor olie? Ik ben blij met de aangekondigde strategieën die de heer Piebalgs heeft genoemd. Ik hoop alleen dat die niet slechts van de commissaris voor Energie komen, want we weten dat hem veel gelegen is aan de bevordering van energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen. Ik hoop dat er brede, geïntegreerde Commissiestrategieën zullen komen die communautaire maatregelen een groot draagvlak bieden en beleidsinitiatieven voor vervoer, industrie, belasting en landbouw verenigen. De technologie is er vaak al, hier en daar is er zelfs ook al een geslaagd proefproject, maar waar het nog aan ontbreekt zijn de middelen om de technologie op grote schaal in te zetten en door heel de Unie tot gemeengoed te maken.
In mijn eigen regio is in het Tees-dal een veelbelovend begin gemaakt met biodieselindustrie. Velden met koolzaad voor een zeer hoge olieopbrengst liggen er pal naast bestaande petrochemische industrie. Er is al begonnen met een "groene route" van tankstations die 5% biodiesel leveren, maar het ontbreekt nog aan infrastructuur, capaciteit en fiscale regelgeving om dit biodieselprogramma overal in te voeren. Biodiesel is maar één voorbeeld van waar het praten moet ophouden. Ik vrees dat de olievraag pas zal dalen als er meer concrete, structurele maatregelen worden getroffen voor hernieuwbare bronnen en energie-efficiëntie.
Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik eerst de commissaris dankzeggen voor de juiste prioriteitenstelling. Naar verwachting rijden er in 2015 in China honderdvijftig miljoen auto’s rond, tegen niet meer dan zes miljoen nu. We mogen niet langer toestaan dat tweeduizend kilo zware monsters mensen van tachtig kilo vervoeren. Zo lang we de efficiëntie niet serieus nemen, met name in het vervoer, vinden we geen antwoord op het olievraagstuk of klimaatverandering.
Morgen doet het Parlement in zijn resolutie een oproep om te bewerkstelligen dat Europa in 2020 de meest energie-efficiënte en minst olieafhankelijke economie is. Dat is een geweldige kans voor het milieu- en werkgelegenheidsbeleid. Voor elke euro die we uitgeven aan de verwarming van een huis, gaat er geld de grens over in plaats van dat er wordt geïnvesteerd in isolatie en werkgelegenheid in Europa.
Zo gelukkig als ik ben met de voorstellen van de commissaris, zo geërgerd ben ik door de Commissie-Barroso in haar totaliteit. Het is belachelijk om met een mededeling over olie te komen zonder daarin ook maar te reppen van het vervoer. We weten allemaal dat het vervoer verantwoordelijk is voor 70 procent van het olieverbruik in Europa. Ik wil u, mijnheer de commissaris, daarom vragen wanneer de Commissie met een plan komt waarbinnen ook de heer Barrot, de heer Kovács en de heer Verheugen hun verantwoordelijkheid nemen? U bent niet de enige die dat moet doen.
Mijn laatste vraag is gericht aan het Britse voorzitterschap. U hebt de richtlijn over tolheffing voor vrachtwagens niet genoemd. Die is wel relevant voor dit debat. Als de Raad het dus niet bij woorden alleen wil laten, waarom zet het Britse voorzitterschap dan niet in op overeenstemming over tolheffing in het wegvervoer naar Zwitsers voorbeeld?
Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, het probleem dat voor ons ligt is de energietoevoer te garanderen voor de essentiële behoeften van onze moderne samenleving, en tegelijkertijd te zorgen voor een minimale impact op het milieu en lagere risico’s voor de volksgezondheid.
Het enige mogelijke antwoord is omschakelen en een einde maken aan het olietijdperk. Wondermiddelen bestaan niet, maar we hebben twee opties: energiebesparing en hernieuwbare bronnen. Alleen zo kan Europa onmiddellijk reageren op de bevoorradingscrisis met zijn hoge prijzen en de diversificatie van energiebronnen, om onze afhankelijkheid van buitenlandse olie terug te dringen.
Voor de planeet kan dat betekenen dat de spanningen die aan veel conflicten ten grondslag liggen, moeten worden teruggebracht. We zijn aangeland op het punt waar de kosten van een energieregime hoger zijn dan de voordelen: niet alleen de economische kosten – een prijs van honderd dollar per vat lijkt zo langzamerhand in zicht – maar ook de schade voor het milieu, de risico's voor de gezondheid en het gewicht van een militair en logistiek apparaat om de zeggenschap over de productiegebieden en de veiligheid van het transport op planetaire schaal te garanderen.
In Europa moeten we de energiecrisis het hoofd bieden met onderzoeksprogramma’s die de technologische ontwikkeling van duurzame en concurrerende energiesystemen ook in economisch opzicht kunnen stimuleren (spreker wordt onderbroken) teneinde werkgelegenheid te scheppen. Ook daarom kan de weg naar een economie gebaseerd op hernieuwbare energie en energiebesparing niet om de sturende rol van overheidsinvesteringen heen.
Guntars Krasts, namens de UEN-Fractie. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, de hoge, instabiele olieprijzen van dit moment kunnen van invloed zijn op de wereldwijde economische groei. Dit zou vooral pijnlijk zijn voor die lidstaten van de Europese Unie die de afgelopen jaren geen sterke economische groei hebben doorgemaakt, maar nu wel gedwongen worden een hogere olieprijs te betalen, die wordt veroorzaakt door sterke economische groei wereldwijd. Vanwege de dominante rol die oude en energieverspillende technologieën in hun economieën spelen, staat de stijging van de olieprijzen in diverse nieuwe lidstaten van de Europese Unie ook aan de basis van toenemende inflatiedruk.
Op het moment zijn er geen objectieve voorwaarden op grond waarvan een toename van de hoeveelheid olie op de markt mag worden verwacht. Zelfs als dit in de komende jaren wel zo zou zijn, dan nog zou de geografische locatie van de olieproductie niet veranderen en dit betekent dat er vele risico’s zullen blijven bestaan, waardoor de olieprijzen niet aanzienlijk zullen kunnen dalen. Evenzo is er weinig hoop dat de olieproducerende landen er echt belang bij hebben de oliemarkt te stabiliseren, laat staan dat zij de mogelijkheden hebben om met olieverbruikers samen te werken om dit te verwezenlijken. De recente nationalisaties van oliemaatschappijen in Rusland en Venezuela, die ideologisch en niet economisch waren gemotiveerd, hebben de olieproducerende sector in deze landen minder transparant en minder voorspelbaar gemaakt. Dit is de realiteit die wij onder ogen zullen moeten zien bij het ontwikkelen van het beleid van de Europese Unie, en niet alleen op het gebied van energie.
Met betrekking tot de bestaande uitdagingen op de korte termijn – in een situatie waarin er geen vrije oliereserves op de markt zijn – is het enige beschikbare instrument voor het stabiliseren van de olieprijs het terugdringen van de consumptie. Daarom moeten we alle vormen van subsidie en belastingprikkels voor de olieraffinage en voor consumenten afschaffen. Belastingprikkels geven het verkeerde signaal af aan de markt als het gaat om de richting van de olieprijzen en stimuleren de consumptie, waardoor de winsten van de oliemaatschappijen uiteindelijk stijgen. De Europese Commissie, die in samenspraak handelt met de autoriteiten die toezicht uitoefenen op de markten van de lidstaten, moet een mechanisme opzetten voor het monitoren van de oliemarkt, teneinde speculatie op de oliemarkt, die onvoldoende transparant is, tegen te gaan. Met betrekking tot alle door de Commissie ontwikkelde actieplannen om de energieportefeuille te verbreden en de olieafhankelijkheid in de Europese Unie te verkleinen, moet ik zeggen dat het essentieel is om op dit punt een aanzienlijke stijging te overwegen van de middelen in de financiële vooruitzichten.
Sergej Kozlík (NI). – (SK) Enkele maanden geleden hebben de instellingen van de Europese Unie de kwestie van de energiezekerheid in Europa aan de orde gesteld. Volgens één weliswaar platonische verklaring zal de afhankelijkheid van de Europese landen van externe energiebronnen in de komende twintig jaar stijgen van 50 naar 70 procent.
De landen van de Europese Unie beschikken niet over aanzienlijke hoeveelheden natuurlijke energiebronnen. Ik ben dan ook voorstander van maatregelen ter bevordering van energiezuinigheid, alternatieve en hernieuwbare energiebronnen, en energiebesparing. Ik ben tevens voorstander van de geplande maatregelen die tot doel hebben de voorraden olie en olieproducten in de lidstaten te vergroten, en van het innemen van een gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie tijdens besprekingen met de OPEC en andere landen, teneinde de stabiliteit van de markt voor ruwe olie en energie te verbeteren.
Anderzijds moeten de Europese instellingen meer naar de toekomst kijken in verband met het sluiten van bestaande energiecentrales. Tegen deze achtergrond moet ik het besluit bekritiseren, dat grotendeels is ingegeven door politieke motieven, om de kerncentrale in Jaslovské Bohunice vroegtijdig buiten bedrijf te stellen, ondanks dat deze centrale voldoet aan de veiligheidsvoorschriften. Dit zal niet alleen het energiepotentieel van Slowakije aantasten, maar ook dat van de Europese Unie als geheel.
Robert Goebbels (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij leven in een wereld die snakt naar energie, waar pakweg anderhalf miljoen mensen geen toegang hebben tot elektriciteit. Crises zoals die waardoor de oliemarkt momenteel getroffen wordt laten zien dat we te afhankelijk zijn geworden van fossiele energiebronnen. We zullen vermoedelijk nooit in een situatie terechtkomen dat er geen olie meer is, maar de winning van de resterende olie zal zo duur worden dat onze economieën gedwongen zullen worden andere bronnen aan te boren. Reden temeer om het post-olietijdperk voor te bereiden. Energiebesparingen en hoger energierendement zijn prioriteiten. Alle vormen van hernieuwbare energie moeten worden gestimuleerd.
Belangrijke technologische doorbraken blijven niettemin nodig om het economische gebruik van de zogenaamde alternatieve energiebronnen te bevorderen. Europa moet meer investeren in alle vormen van energieonderzoek, en in technologische ontwikkelingen op het gebied van waterstof. De omzetting van waterstof vereist veel energie. Voorlopig kunnen we niet om kernenergie heen. Via ITER zullen we, naar ik hoop, fusie tot stand weten te brengen. Tot die tijd zullen kolen een belangrijke bron van primaire energie blijven, zij het dat we schonere technologieën moeten ontwikkelen.
De grillige ontwikkeling van de markt voor ruwe olie stelt ons momenteel voor problemen. We mogen twijfelen aan de intelligentie van deze markt waarin prijzen omhoogschoten na de aankondiging van een cycloon en dezelfde prijzen weer daalden nadat Katrina of Rita waren uitgeraasd. Er is te veel kortetermijnspeculatie op deze buitengewoon eigenaardige markt die wordt gedomineerd door een kartel en oligopolies. De Commissie zal nauwlettender moeten toezien op de roofzuchtige activiteiten van bepaalde uiterst speculatieve fondsen en streven naar meer transparantie bij de totstandkoming van de olieprijzen. De Europese burgers zullen dankbaar zijn voor meer overheidsregulering.
Vittorio Prodi (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ook ik dank de commissaris voor zijn aanwezigheid en zijn inzet. Vanmorgen hebben we het al gehad over de te volgen aanpak en ik onderschrijf zijn mening dat een systematische benadering van dit probleem nodig is, juist omdat we voor een enorme uitdaging staan.
De olievoorraad is beperkt en dat geldt ook voor het vermogen van het ecosysteem afval- en verbrandingsstoffen te absorberen. We moeten het olietijdperk achter ons laten. Dat is gewoon noodzakelijk, maar er is een omwenteling voor nodig en dus ook iemand die leiderschap kan geven bij die omwenteling. We mogen ons niet neerleggen bij de passiviteit die nogal wat nationale regeringen op dit punt laten zien; daarmee zouden we alles voor vanzelfsprekend aannemen. Wat wel vanzelf spreekt, is dat de olie nog duurder zal worden, want er zijn geen redenen waarom de prijs, gezien de huidige vraag, zou gaan dalen.
We moeten meteen in actie komen en optreden langs de al eerder genoemde lijnen: besparing, efficiëntie, diversificatie van energiebronnen. We moeten onze aandacht met name richten op hernieuwbare energiebronnen, dat wil zeggen de bronnen die het ons mogelijk maken onze beloften aan de nieuwe generaties gestand te doen. Daarnaast impliceert leiderschap het vermogen om het proces ook in cultureel opzicht aan te voeren, omdat we ons juist door middel van een analoge culturele omwenteling kunnen voorbereiden op de ware verandering aan de vraagkant.
Het gaat niet om strengheid of soberheid, maar we kunnen onze beschaving naar een hoger plan tillen door de kennismaatschappij serieus te nemen. Dat moeten we systematisch aanpakken en dat is de leiderschapsplicht die we op ons moeten nemen.
Satu Hassi (Verts/ALE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de snelle stijging van de olieprijs heeft iedereen doen beseffen dat olie niet onuitputtelijk is. Voor mensen die nadenken is dit al lang duidelijk, zeker sinds de analyses die door oliegeologen zijn uitgevoerd inzake het verband tussen de vraag naar olie en de groei van de jaarproductie ervan.
Nu moeten wij ons richten op de ontwikkeling van schone en duurzame alternatieven, zoals hernieuwbare energie en het verbeteren van de energie-efficiëntie. Het zou dom zijn om nu middelen te verkwisten aan fossiele brandstoffen die vuiler zijn dan olie, zoals vloeibare brandstof die uit steenkool of bitumineuze leisteen wordt verkregen.
Zoals mijn collega, de heer Turmes zei, wordt het merendeel van de olie in het vervoer verbruikt. Daarom moeten wij ons vervoerssysteem herzien. Behalve biobrandstoffen moeten wij ook het openbaar vervoer doelbewust ontwikkelen. Bijvoorbeeld bij communautaire investeringen in transportroutes moet meer dan ooit aandacht worden besteed aan de spoorwegen.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me maar ondanks het feit dat er nu al een jaar lang een oliecrisis heerst, is de reactie van de Commissie op zijn zachtst gezegd ontspannen, en die van de Raad zelfs niet-bestaand. Wij hebben vandaag weer eens allerlei mooie verklaringen gehoord, die echter niet vergezeld werden van dienovereenkomstige maatregelen. Daaruit blijkt al hoe groot het gebrek aan scherpzinnigheid is.
Mijn vraag is of er drastische maatregelen zijn genomen om de afhankelijkheid van aardolie te verminderen. Is er gezocht naar oplossingen voor de energie-intensieve vervoerssector, die 70 procent van de totale productie opmaakt? Het antwoord daarop luidt helaas "nee".
De conclusie is dan ook dat het als gevolg van de verhoging van de aardolieprijzen, in combinatie met de natuurrampen die - grotendeels - te wijten zijn aan de ongebreidelde consumptie van minerale brandstoffen, absoluut noodzakelijk is geworden energieverslindende ontwikkelingsmodellen de rug toe te keren en snel alternatieve energiebronnen tot ontwikkeling te brengen. Om dat doel te bereiken hebben wij echter geld nodig en helaas weigeren de Raad en de Commissie om na te denken over een buitengewone brandstofbelasting waarmee deze investering in de toekomst gefinancierd zou kunnen worden.
Liam Aylward (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik blij ben met hetgeen is gezegd door de Raad en de Commissie, is de realiteit dat er een immer groeiende vraag naar fossiele brandstoffen is. In de komende jaren zal alleen al in China de vraag naar ongekende niveaus stijgen. Uiteindelijk zal China de directe concurrent van de VS worden in de strijd om immer afnemende voorraden. Dat is geen prettig vooruitzicht, en zoals we weten lopen de voorraden fossiele brandstoffen heel snel terug.
Alternatieve energiebronnen zijn van levensbelang voor onze toekomst. Wat moet er gebeuren willen we hier ernst mee maken? Een voorbeeld van een alternatieve energiebron is bio-ethanol. De Europese Commissie ziet het belang van deze industrie in, evenals het feit dat bepaalde landbouwproducten, zoals suikerbieten, geschikt zijn voor de productie van bio-ethanol.
De Commissie levert op dit moment een financiële bijdrage aan het opzetten van Europese biobrandstofprojecten. Helaas maken de lidstaten nog maar mondjesmaat gebruik van die fondsen.
Als gevolg van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid komt er meer land beschikbaar voor alternatieve doeleinden. Onze boeren, de hoeders van ons rurale milieu, zouden een serieuze bijdrage kunnen leveren tot de beheersing van de klimaatverandering door het landbouwland te gebruiken voor de productie van alternatieve, hernieuwbare energiebronnen. Is het niet tijd dat we dit nu eens echt serieus nemen?
Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wanneer we het hebben over olie, moeten we het buitenlands beleid van de Unie erbij betrekken, dat neerkomt op de bekrachtiging van de agressieve politiek van roof van energiebronnen en de belangrijkste grondstoffen door multinationals en de VS.
Alles wat enerzijds rijkdom produceert en anderzijds de rechtmatige eigenaren van de grondstoffen verarmt, wordt prompt het onderwerp van pogingen tot roof door genoemde financiële en politieke organisaties. Niemand hier wil het hebben over verlaging van de BTW of de accijns. Wat kunnen we dan doen om onze burgers te bevrijden van het juk van de afhankelijkheid van buiten Europa gelegen belangen?
1. Energiebronnen nationaliseren, 2. politieke en economische banden met de producerende landen versterken en bevoorrechte handelspartners van deze landen worden, 3. ophouden het buitenlands beleid van de Verenigde Staten te ondersteunen of daaraan medeplichtig te zijn, 4. de Europese onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met alternatieve energiebronnen, met name energie uit biomassa, geothermische energie en alle andere hernieuwbare bronnen, bevrijden van de opgelegde beperkingen en eisen en hun in plaats daarvan substantiële financiële steun toekennen, 5. toezicht uitoefenen op de prijzen die de oliemaatschappijen in de verschillende landen van de Unie berekenen.
Christoph Konrad (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, geachte afgevaardigden, het is van belang te onderstrepen dat ook de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten voorstander is van alternatieve energie, en niet alleen van het bevorderen van dergelijke energie, maar ook van het concurrerend maken ervan. Het is niet aanvaardbaar dat dergelijke energie op de lange termijn afhankelijk van subsidies blijft. Wij moeten deze vormen van energie concurrerend zien te maken.
Als ik het debat zo aanhoor, dan stel ik vast dat ook op dit terrein veel afgevaardigden sterk in de overheid geloven. Sommige afgevaardigden zeggen dat de overheid moet ingrijpen, waarbij wordt vergeten dat de olieprijs in een markteconomie op de markt tot stand komt. Het is een marktprijs, en daar kunnen we niet omheen. We weten tenslotte allemaal dat het probleem deels gelegen is in de ontoereikende raffinagecapaciteit, maar deze situatie zal weer enigszins veranderen.
Echter, als de prijs van brandstoffen aan de pomp in sommige landen in Europa, zoals bijvoorbeeld Duitsland, voor 70 procent uit accijns bestaat, dan moeten wij als Parlement een beroep doen op de nationale regeringen om ad hoc in te grijpen, en met name de burgers in de landen met hoge accijns iets terug te geven, zodat de mobiliteit in deze arbeidsgerichte samenlevingen behouden blijft. Deze eis is in eerste instantie aan het adres van de politiek gericht. Je kunt niet tekeergaan tegen de markt, wanneer je zelf verantwoordelijk bent voor 70 procent van de prijs. Dan leg je de schuld aan de verkeerde kant. Daarom zouden wij er goed aan doen duidelijk te verklaren dat de overheid de ontwikkeling van alternatieve energie dient te steunen, zij het met mate, maar dat wij ook in nieuwe technologieën moeten investeren. Er zijn op dat terrein vele opties waaruit we kunnen kiezen, zoals onder andere hybride aandrijvingssystemen. Onze benadering hiervan dient echter vooral gematigd en verstandig te zijn, en niet ideologisch.
Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, Rusland gaat meer samenwerken met de OPEC. Dit kartel van olieproducerende landen wordt steeds machtiger. De wensen en activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen leiden niet snel genoeg tot resultaat. De olieprijs blijft hoog, terwijl Europa steeds afhankelijker en crisisgevoeliger wordt.
Als op een ander continent de wind aanwakkert, komt Europa in een crisis terecht. In de Verenigde Staten werd de olieraffinage door toedoen van wind en water met één tiende teruggebracht, maar de prijs steeg met 40 procent. Vraag en aanbod van olie staan in zulk nauw verband met elkaar dat er in de toekomst wel meer crises moeten volgen. De winsten van ondernemingen moeten worden gebruikt voor de ontwikkeling van duurzame alternatieve vormen van energie. De vraag zal dus omlaag gaan en daarvoor in de plaats komen onderzoek, biomassa en alternatieven.
Wij hebben echter niet geprobeerd wetten op te stellen die het prijsopdrijvende spel van de beurs aan banden leggen, zoals de heer Goebbels zei, of de sociale ongelijkheid die door olie wordt veroorzaakt, verminderen. Is het voorzitterschap, dat ook de G8 leidt, bereid om zo spoedig mogelijk een topbijeenkomst met de belangrijkste consumenten en verkopers te beleggen, nog voor de bijeenkomst van de olieministers van komend voorjaar? De olieprijs moet gestabiliseerd worden.
Tot slot, commissaris Piebalgs, hoe staat het met de energiedialoog tussen de Europese Unie en Rusland? Wordt er vooruitgang geboekt?
Roberto Musacchio (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ons debat van vandaag over het olieprobleem is een debat over de drama's van onze huidige tijd, van oorlogen tot de uitputting van niet-hernieuwbare grondstoffen en milieuvervuiling, en over de beslissing of een andere toekomst mogelijk is of dat we geen enkele toekomst hebben.
De oliecrisis is geen conjuncturele crisis, zoveel is duidelijk; ze houdt verband met het nakende einde van de huidige maatschappelijke en geopolitieke structuur en ontwikkelingsmodellen. Om een uitweg te vinden, hebben we eerlijkheid, herverdeling van de welvaart en nieuwe ontwikkelingsvormen nodig alsmede nieuw energiebeleid dat is gebaseerd op efficiëntie en op hernieuwbare, schone en veilige alternatieve energiebronnen, het tegenovergestelde van kolen en kernenergie. Vrede, eerlijkheid en milieu zijn de enige opties die ons de weg naar de toekomst openen. We moeten die verwezenlijken met concrete beleidsmaatregelen, die we niet aan de markt mogen overlaten, maar door middel van nieuwe politieke keuzen en nieuwe maatregelen in het publieke domein moeten ontwikkelen.
Luis de Grandes Pascual (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris voor Energie, fijn dat u hier bent, uw aanwezigheid is zeer toepasselijk. Het lijdt geen twijfel dat men in de hele Unie vond dat de harde realiteit dringend onder ogen moest worden gezien. Een situatie als deze was voorzien, maar de realiteit is een stuk harder dan verwacht. De stijging van de olieprijs pakt tweemaal zo hoog uit als voorspeld en heeft gevolgen voor de economische groei en het welzijn van de burgers van de Unie.
Overal wordt dezelfde diagnose gesteld en de recepten om in een context van stijgende olieprijzen de macro-economische instabiliteit te verzachten lijken allemaal behoorlijk op elkaar. Ik zeg niet dat het slecht is dat er sprake is van overeenstemming in de analyses, maar wel dat het om middellange- en lange-termijnoplossingen gaat waarvoor de bereidheid aanwezig moet zijn en die op korte termijn niet toereikend zullen zijn.
Ik zal geen kostbare tijd verspillen aan gemeenplaatsen. Ik wil namens de Commissie vervoer en toerisme wijzen op de extreme situatie waarin de wegvervoersector zich bevindt: een situatie die niet van conjuncturele, maar van structurele aard is en die moeilijk op te lossen is.
We vinden het goed dat lidstaten maatregelen willen nemen ter bevordering van de modal shift naar efficiëntere vormen van vervoer. We vinden dat er maatregelen genomen moeten worden ten behoeve van een efficiënter gebruik van de verschillende vervoersmiddelen en we vinden dat er maatregelen genomen moeten worden om de energie-efficiëntie van voertuigen te verbeteren. Dit gezegd hebbende, zult u het ook met me eens zijn dat het op korte termijn onmogelijk is de realiteit te veranderen en dat vooral een sector als vervoer – die te afhankelijk is van de ontwikkeling van de vraag en is overgeleverd aan de genade van een schommelende olieprijs – het meest te lijden heeft onder de situatie.
De aanhoudende stijging van de olieprijs heeft geleid tot een sterke stijging van de bedrijfskosten. De sector staat volledig machteloos, omdat het onmogelijk is de prijsstijgingen door te berekenen in de prijzen van de aangeboden diensten. Om deze redenen lijkt het ons, los van maatregelen van algemene aard waarmee wij zullen instemmen, ook zinvol wanneer de Commissie samen met de lidstaten bekijkt welke maatregelen genomen kunnen worden om accijnzen op voor commerciële doeleinden gebruikte dieselolie in neerwaartse richting te harmoniseren en de belastingregeling zodanig te wijzigen dat dit wezenlijke gevolgen heeft voor de werkgelegenheid.
Ewa Hedkvist Petersen (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad en mijnheer de commissaris, zoals hier reeds is gezegd, is de vervoerssector verantwoordelijk voor het overgrote deel van het totale olieverbruik in de EU. Wij zijn allen in extreme mate afhankelijk van olie voor het vervoer van goederen en voor ons eigen vervoer, omdat het vervoer over de weg zo overheersend is.
Dat weten wij en de industrie al behoorlijk lang, maar dat besef is niet in daden omgezet. We moeten nu een omslag maken en aan hernieuwbare energiebronnen en brandstoffen gaan werken. Er zijn echter ook positieve tendensen zichtbaar; het besef van de ernst van de situatie groeit en de automobielindustrie in de Verenigde Staten heeft na Katrina de president verzocht om een topconferentie bijeen te roepen over mogelijke maatregelen voor het ontwikkelen van alternatieve brandstoffen. De grote autofabrikanten zeggen ook dat men in de Verenigde Staten minder afhankelijk moet worden van benzine. Wij moeten gebruikmaken van dit besef en relevante basisvoorwaarden scheppen in onze nationale samenlevingen en in onze Unie – en dat is immers wat wij als politici kunnen doen. Op vervoersgebied moeten wij onderzoek doen naar hernieuwbare brandstoffen; bijvoorbeeld moeten we investeren in synthetische diesel. We moeten het gebruik van alternatieve brandstoffen als ethanol bevorderen. We moeten het autopark vernieuwen − een enorm karwei, dat we snel moeten uitvoeren. We moeten ook investeren in alternatieve middelen van vervoer.
We hebben het vandaag gehad over de spoorwegen en besloten om het spoorwegverkeer uit te breiden. Dat is belangrijk, maar we moeten bij de herziening van het witboek meer schrijven en meer besluiten nemen met betrekking tot alternatieve brandstoffen en vernieuwing van het autopark.
Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hebben over een sector die bijzonder onder deze situatie lijdt: de visserij. Net als de Commissie vind ik dat er een actieplan voor de middellange en lange termijn moet worden uitgewerkt, dat de vloot in staat stelt deze situatie – die duidelijk niet van conjuncturele, maar van structurele aard is – het hoofd te bieden. Maar het is wel zo dat een aantal van de oplossingen waarmee het directoraat-generaal Visserij energie wil besparen, zoals bijvoorbeeld het dumpen van de communautaire vloot, velen van ons grote zorgen baart.
Wanneer je je op de toekomst voorbereidt, moet je rekening houden met het heden. De communautaire vloot bevindt zich nu al in een hopeloze situatie en we vinden de kortetermijnmaatregelen die tijdens de laatste Visserijraad werden genoemd niet overtuigend.
De FIOV-regeling in verband met tijdelijke stilleggingen is niet berekend op dit soort crises, want overheden hebben hun kredieten al vastgelegd en herprogrammeringen zijn problematisch. De door commissaris Borg aangekondigde verhoging van de minimis-steun lost het probleem evenmin op, omdat het negen maanden duurt voor er een nieuwe communautaire regeling is.
Dit alles heeft ertoe geleid dat veel lidstaten hun sectoren zo goed mogelijk proberen bij te staan, hetgeen resulteert in aanzienlijke concurrentieverstoringen. Daarom herhalen wij het verzoek aan de Commissie, hier vertegenwoordigd door de commissaris voor Energie, dat we een jaar geleden reeds tot haar richtten, om de visserijsector een uitweg uit deze crisis te bieden. Wij willen dat er een mechanisme komt dat automatisch in werking kan treden bij onverwachte of aanhoudende stijgingen van de brandstofprijzen, en dat in gang gezet moet worden voordat visserijbedrijven en masse failliet gaan.
Mechtild Rothe (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de minister, dames en heren, er bestaat een reeks belangrijke antwoorden op de huidige oliecrisis, maar naar mijn stellige overtuiging is de enige juiste oplossing voor de lange termijn dat de afhankelijkheid van olie wordt overwonnen. Deze energiebron is misschien nog 40 tot 60 jaar beschikbaar, is crisisgevoelig en wordt duurder naarmate de schaarste toeneemt. Het is dus duidelijk dat wij alternatieven moeten kiezen.
Energiebesparing moet op de eerste plaats staan. Studies tonen aan dat er in het verkeer 14 procent en in gebouwen 20 procent kan worden bespaard, zonder dat dit ten koste gaat van het comfort. Ik wil een dringend verzoek aan het Voorzitterschap van de Raad richten. Mijnheer de minister, ik hoop echt van harte dat wij er onder deze moeilijke omstandigheden in slagen een verstandig en solide compromis te sluiten voor de richtlijn over energie-efficiëntie en energiediensten.
In de Europese Unie is er op het terrein van hernieuwbare energie veel bereikt, maar er blijven tekortkomingen bestaan. Nagenoeg de helft van de energieproductie gaat naar de warmtewinning, grotendeels uit olie. Juist hier zien wij dat de verspreiding van hernieuwbare energiebronnen niet zo vlot verloopt als mogelijk zou zijn. Vandaar, mijnheer de commissaris, mijn dringende verzoek om hierover een werkelijk gepaste richtlijn te presenteren, waarin duidelijke doelen worden gesteld en die de lidstaten noopt tot passende maatregelen.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, de huidige situatie met betrekking tot de olieprijs is uiterst onbevredigend.
Enerzijds betalen de consumenten en verbruikers zeer hoge prijzen en anderzijds is er sprake van de zogeheten windfall profits, en niet alleen in de oliesector, maar ook in andere energiesectoren. Ik vind dat het tot onze verantwoordelijkheid behoort om erover te discussiëren hoe de concerns deze windfall profits het beste kunnen aanwenden, en met name ook wat de landen die er het meest van profiteren met deze belastinginkomsten kunnen doen.
Voorop dient te staan dat deze gelden niet in andere terreinen worden geïnvesteerd. Wellicht moet de Commissie een actieplan toevoegen aan het vragenformulier hoe de concerns en nationale staten de gelden het beste kunnen benutten die nu binnenstromen. Eventueel kan er een soort benchmark- en best practice-project worden gestart zodat deze middelen worden besteed aan onderzoek en ontwikkeling, aan efficiëntiemaatregelen, aan verlichting van de belastingdruk – niet aan de verbruikerskant, maar aan de investeringskant – aan de verplaatsing van bedrijven naar elders en aan het CIP-programma.
Wat dit betreft doet zich een volledig nieuwe kans voor om een nieuwe weg in te slaan. Ik denk dat we hier voorbeelden kunnen verzamelen hoe we dit in de nationale staten – en wellicht ook op internationaal niveau – het beste onder controle krijgen.
Het tweede belangrijke punt is dit: momenteel wordt er in dollars gefactureerd. Dat mag voor ons nu misschien heel voordelig zijn, maar dat kan ook omslaan, namelijk als de prijzen verder stijgen en de dollar de andere kant opgaat. Daarom dienen we wellicht te overwegen of het niet mogelijk is om voor niet-OPEC-landen een afzonderlijke eurozone op energiegebied te scheppen, of zelfs stimulansen in het leven te roepen om een dergelijke eurozone te vormen, omdat dat ook een zekere mate van stabiliteit en onafhankelijkheid met zich meebrengt.
Tot slot: voor de hedgefondsen dienen er bepalingen ten aanzien van het eigen vermogen te worden ingevoerd en aansprakelijkheidsvoorwaarden waaraan de hand wordt gehouden, en er moet ook transparantie komen om vermijdbare marktspeculatie in de toekomst te voorkomen.
Riitta Myller (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik steun degenen die hebben begrepen dat er een eind moet komen aan de afhankelijkheid van olie door middel van besliste pogingen te investeren in hernieuwbare energiebronnen en energiebesparingen. De Europese Unie moet de doorbraak van nieuwe milieutechnologieën steunen. Deze innovaties kunnen niet alleen de zelfvoorziening op het gebied van energie vergroten, maar ook de luchtkwaliteit verbeteren en broeikasgassen terugdringen.
Veel van de milieuvriendelijke hernieuwbare energiebronnen hebben wij al binnen handbereik. Biomassa kunnen wij op vele manieren gebruiken voor verwarming, voor elektriciteitsproductie en als brandstof. Zij is vooralsnog de enige hernieuwbare energiebron waarmee vloeibare brandstoffen voor het vervoer kunnen worden vervangen. De Europese Unie moet ambitieuze doelen stellen om de afhankelijkheid van olie te verminderen en meer te besparen. In 2020 moet ten minste 25 procent van het totale energieverbruik in de Europese Unie afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen.
Ján Hudacký (PPE-DE). – (SK) De huidige situatie op het gebied van energie, die op de eerste plaats wordt veroorzaakt door de oliecrisis, dwingt ons op zoek te gaan naar een onmiddellijke oplossing. Het is essentieel om op een zo doeltreffend en doelmatig mogelijke wijze gebruik te maken van ruwe olie. Het staat buiten kijf dat de inspanningen van de Europese Unie in deze richting tot doel dienen te hebben zo snel mogelijk een einde te maken aan het gebruik van ruwe olie voor het opwekken van elektriciteit. De tijd is er rijp voor deze kwestie openlijk te bespreken.
Kernenergie is veel doeltreffender dan ruwe olie, zowel in termen van de beschikbare productiecapaciteit als van milieubescherming. Voor het opwekken van kernenergie worden de allernieuwste technologieën gebruikt en gelden strikte veiligheidsvoorschriften. Bovendien is het een schone energiebron die geen uitstoot van CO2 veroorzaakt. Verder is er een veilige oplossing gevonden voor het probleem dat tegenstanders van kernenergie vaak benadrukken, namelijk kernafval. Investeringen in onderzoek naar de veilige recycling van kernafval en de verdere ontwikkeling van nieuwe technologieën – waartoe ook de Europese Unie kan bijdragen door het zevende kaderprogramma hiervoor open te stellen – zouden snel alle twijfels in verband met de veiligheid van kerncentrales kunnen wegnemen.
Anderzijds wil ik het belang van andere alternatieve bronnen van elektrische energie niet bagatelliseren, met name van die bronnen waarbij geen CO2 wordt uitgestoten. De ernst van de huidige energiesituatie vereist echter dat er wordt gekozen voor de enige rationele en gepaste oplossing: een terugkeer naar kernenergie door middel van de bouw van nieuwe productiecapaciteit.
Mia De Vits (PSE). – Commissaris, om de directe gevolgen van de stijging van de olieprijs op te vangen, is het niet voldoende om alleen maar met langetermijnoplossingen te komen. Wij verwachten van de Commissie dat zij ook een coördinerende en leidinggevende rol speelt, ook voor maatregelen op korte termijn. Degenen die het slachtoffer zijn van de dure olie, zijn de mensen en vooral de zwakkeren, de laagste inkomens. Het is aan elk land om maatregelen te nemen om deze problemen op te vangen, maar de Europese Commissie zou de coördinatie van de maatregelen op zich kunnen nemen door bijvoorbeeld binnen haar bevoegdheden een lagere BTW toe te staan. De Commissie staat ook sceptisch tegenover steun aan sectoren die getroffen zijn door de dure olieprijs, en dan denken we vooral aan de transportsector, maar ook aan de visserijsector. Ook hier zou de Commissie een belangrijke coördinerende rol kunnen spelen bij de omschakeling naar energievriendelijke apparatuur. Veel vissers, mijnheer de commissaris, beschikken niet over de financiële middelen om deze kosten te dekken en daarom wil ik u vragen om een verhoging van de steun ten einde deze omschakeling te bewerkstelligen.
Alejo Vidal-Quadras Roca (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad. Allereerst wil ik de commissaris voor Energie complimenteren met zijn snelle reactie op de recente extreme wispelturigheid van de olieprijzen. Ik kan me volledig vinden in de grondbeginselen en concrete maatregelen van het plan dat de commissaris vandaag in hoofdlijnen heeft uiteengezet.
De olieprijs is vorig jaar met 50 procent gestegen en die stijging uit zich in een aanzienlijke verslechtering van het concurrentievermogen van onze economie. Daarom wordt op veel regeringen sterke druk uitgeoefend om de olieaccijnzen in bepaalde vervoerssectoren te verlagen. De commissaris merkte zojuist terecht op dat dat niet de oplossing is. Zo’n verlaging genereert niet alleen verstoringen op de markt en problemen met de regelgeving voor overheidssteun, maar zet daarnaast de deur open voor een toename van het verbruik en olieprijsstijgingen in de toekomst.
We moeten de maatregelen nemen die de commissaris in het plan noemt: het gebruik van hernieuwbare energieën en een hogere efficiëntie bevorderen, de raffinagecapaciteit vergroten, optreden tegen speculatieve tendensen, kernenergie als onmisbare optie opnemen in de strategie voor een continue energievoorziening en het gebruik van biobrandstoffen bevorderen. We hebben het vandaag dan wel over een crisis, maar we moeten uit deze crisis de kracht putten om onze toekomst op een intelligente manier vorm te geven.
Voor ik afrond wil ik de Raad, wiens afgevaardigde nu uiterst aandachtig een stuk papier bestudeert, vragen goed na te denken over de gevolgen van een onacceptabele verlaging van de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling in het zevende kaderprogramma, zeker met het oog op de huidige situatie.
Antolín Sánchez Presedo (PSE). - (ES) Voorzitter, het energiesysteem is van levensbelang en heeft een wereldwijde dimensie. Europese maatregelen om de gevolgen van prijsstijgingen te verzachten moeten voortvloeien uit een gecoördineerde aanpak en in deze maatregelen moet rekening worden gehouden met onze multilaterale verplichtingen.
We moeten zorgen voor meer transparantie en evenwichtigheid bij de prijsstelling, optreden tegen speculatief gedrag, en waken voor misbruik door de grote maatschappijen en concurrentieverstorend overheidsingrijpen. Het systeem moet over de hele wereld rationeler en efficiënter worden, om een eind te maken aan de energieverkwisting waarvoor wij allemaal betalen – de Verenigde Staten verbruiken 50 procent meer energie per dollar van het BBP dan de Europese Unie.
We moeten de verschillen in milieuregelgeving verminderen die in de Verenigde Staten door de recente orkanen aan het licht zijn gebracht. Dat kunnen we doen door oliemaatschappijen aan te sporen minder krappe voorraden aan te houden en nieuwe investeringen te bevorderen.
We moeten naar een nieuw energiemodel toe, door innovatie in de vervoerssector, ontwikkeling van ontkolingstechnologieën, diversificatie en ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, en stabiele en duurzame internationale samenwerking.
Peter Liese (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, ik sluit mezelf aan bij degenen die commissaris Piebalgs hebben bedankt voor en gecomplimenteerd met zijn actieve en coherente strategie.
Ik wil het nu hebben over hernieuwbare energie, en niet omdat ik denk dat daarin de enige oplossing van het probleem gelegen is, maar omdat ik op dit terrein een speciale verantwoordelijkheid draag als schaduwrapporteur voor mijn fractie. Inderdaad, hernieuwbare energie vormt deels het antwoord op de hoge energieprijzen. Maar naar mijn mening is eveneens een belangrijke factor dat wij in Europa en in de lidstaten niet altijd de juiste prioriteiten hebben gesteld wat hernieuwbare energie betreft.
Wij hebben een richtlijn en activiteiten op het gebied van elektriciteit, hoewel er iets minder activiteit is op het terrein van de biobrandstoffen. Toch hebben we geen coherente Europese strategie ter bevordering van de hernieuwbare energie met betrekking tot verwarming en koeling, al is op dat vlak de afhankelijkheid van olie en gas het grootst. We weten ook wat de reden hiervan is, namelijk dat veel voorstanders van hernieuwbare energie dit slechts als een tegenwicht tegen kernenergie beschouwen. Ik vraag me echter af of het werkelijk het belangrijkste is om afscheid te nemen van kernenergie. Is het niet veel belangrijker om de afhankelijkheid van olie en gas te verminderen en de mondiale klimaatverandering zo goed mogelijk onder controle te krijgen?
Nu kun je natuurlijk zowel het een als het ander doen, maar dat is niet zo eenvoudig gezien de beperkte middelen die wij tot onze beschikking hebben. Duitsland kent bijvoorbeeld een hernieuwbare-energiewet, op grond waarvan 50 cent per kilowattuur in fotovoltaïsche technologie wordt geïnvesteerd. In de komende jaren loopt dit bedrag in totaal op tot 3 miljard euro, geld dat we natuurlijk niet meer op andere plekken kunnen gebruiken.
Vergeet niet: voor iedere euro die wij investeren in verwarming of koeling, bijvoorbeeld in verwarming door middel van biomassa, warmtepompen of langs thermodynamische weg gewonnen zonne-energie, besparen we 45 keer zoveel CO2 en 45 keer zoveel fossiele grondstoffen. Daarom is het tijd voor nieuwe prioriteiten.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de prijs van ruwe olie op de wereldmarkt in de afgelopen drie jaar is verdrievoudigd, lijkt de onstilbare honger van de mensheid naar energie niet te zijn afgenomen. Bovendien lijken de economische gevolgen van de natuurrampen van dit jaar de alarmbellen te doen rinkelen voor onze op benzine gegrondveste maatschappij. Het merendeel van de lidstaten vertrouwt op energiebronnen die afkomstig zijn uit afgelegen gebieden en verre landen, waardoor zij afhankelijk zijn van staten waar het met de democratie niet zo nauw wordt genomen. Als we niet vroeg genoeg actie ondernemen, zullen we, zodra we alle pure olie en gas hebben verbruikt, moeten terugvallen op brandstoftypen die nog vervuilender zijn, wat zal leiden tot nog ernstiger schade aan het milieu. Daarom verheug ik mij zeer over het vijfpuntenplan van de Commissie, met name over de hoofdstukken daarin over energie-efficiëntie en het gebruik van alternatieve energiebronnen.
We moeten het gebruik van olie voor de opwekking van energie en met name voor het vervoer met alle mogelijke middelen terugdringen. De betreffende richtlijn moet strikter worden nageleefd teneinde de bevordering van biobrandstoffen te vergemakkelijken. Zowel dienstverleners als consumenten moeten worden gestimuleerd via preferentiële fiscale en bestuurlijke maatregelen. Het is uitermate belangrijk om in Europa meer steun te geven aan onderzoek naar niet op olie gebaseerde energieproductie, zowel op het niveau van de Gemeenschap als op dat van de lidstaten. Nanotechnologie op het terrein van zonne-energie, biotechnologie op het terrein van biobrandstoffen, MUX op het terrein van kernenergie en ITER op het terrein van de thermonucleaire energieproductie moeten allemaal worden ondersteund, omdat zij van cruciaal belang zijn, zowel voor het milieu als voor de economie. Dergelijke steun is onmisbaar als we willen dat de alarmbellen ophouden met rinkelen. Het is goed nieuws dat grote olieconsumerende en milieuvervuilende landen als de VS, China, India, Australië, Japan, en Zuid-Korea in juni van dit jaar in Laos als een soort alternatief Kyoto-verdrag een overeenkomst hebben ondertekend over de ontwikkeling en bevordering van schonere energietypen en technologieën. Een mondiaal probleem vereist immers een mondiale oplossing.
Ivo Belet (PPE-DE). – Voorzitter, mijnheer de commissaris, dure olie is natuurlijk de beste stimulans voor zowel de overheid, de industrie als de consumenten om op zoek te gaan naar alternatieven en we steunen uiteraard voor het volle pond de initiatieven die u daarover ontwikkeld hebt sinds een aantal weken. Op langere termijn allemaal zeer goed voor ons maar op korte termijn - het is hier al gezegd vanmiddag - dreigen ontelbare gezinnen, alleenstaanden, ouderen, jongeren, de komende maanden letterlijk in de kou te komen staan, omdat zij, mijnheer de commissaris, gewoon hun verwarmingsfactuur niet meer kunnen betalen. Ik vrees dat de Commissie met haar consequente, maar toch ook wel harde houding hiervoor te weinig aandacht heeft.
Intussen nemen diverse nationale regeringen allerlei maatregelen, zij het allemaal in gespreide slagorde. De Belgische regering bijvoorbeeld, gaat een stukje van de stookolie terugbetalen om de pijn te verzachten, maar dergelijke ingrepen lossen natuurlijk de dreigende, acute verwarmingsproblemen van heel veel mensen niet op. Vandaar mijn oproep aan u om toch eindelijk ook eens iets op korte termijn te doen - een tijdelijke BTW-verlaging voor huisbrandolie, misschien is dat toch niet zo'n slecht idee. Ik weet dat u er niet achter staat, maar het gaat om een sociale maatregel, mijnheer de commissaris. U zou op iets langere termijn misschien ook werk kunnen maken van een soort van bandbreedte, ik bedoel daarmee niet alleen een minimumtarief maar ook een maximumtarief. Dus een ondergrens en een bovengrens waarbinnen de lidstaten zich zouden moeten bewegen. Zo kunnen we iets doen, mijnheer de commissaris, aan de grote, de belachelijke prijsverschillen tussen de lidstaten.
Stookolie, gas en elektriciteit, inderdaad elementen, instrumenten voor huisverwarming, het zijn niet bepaald luxegoederen, ze zijn levensnoodzakelijk en een groot deel van de prijs gaat, dat weet u beter dan ik, via BTW en accijnzen naar de staat. Dus er is daar wel degelijk ruimte om structureel iets te doen, zeker op korte termijn.
Mijnheer de commissaris, en ik sluit af mijnheer de Voorzitter, u moet uiteraard het belang van de Europese Unie op langere termijn bewaken, maar u zou op korte termijn toch wel een zeer mooi gebaar kunnen stellen, met name voor al die kwetsbare gezinnen die de komende weken in de problemen dreigen te komen.
Ivo Strejček (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkele opmerkingen maken die sommigen misschien als ketterij in oren zal klinken.
Mijns inziens zou de Europese Unie moeten aanzetten tot een internationaal politiek debat om de weg vrij te maken voor investering in ontwikkelingslanden. De voordelen daarvan spreken voor zich: de ontwikkelingslanden zouden baat hebben bij de financiële middelen van grote Europese bedrijven, terwijl Europa zou profiteren van de goedkopere olie uit die landen en tegelijkertijd de levensstandaard daar zou helpen verhogen.
Vanuit economisch oogpunt moeten we de markt laten werken zonder regulering, beperking of enige andere last. We moeten niet langer denken dat we alles kunnen oplossen met hernieuwbare energiebronnen, maar we moeten realistisch zijn. We moeten niet proberen de olieprijzen kunstmatig te beïnvloeden. De enige mogelijke oplossing is de markt zijn gang te laten gaan. Een marktwerking op basis van vraag en aanbod zorgt vanzelf voor een hersteld evenwicht tussen apparaten die veel energie verbruiken en de natuurlijke, consumentvriendelijke ontwikkeling van geheel nieuwe producten.
We moeten geen extra energie steken in het streven naar belastingharmonisatie op supranationaal niveau en we moeten geen fiscaal vriendelijke regelingen bevorderen als die leiden tot lagere belastingtarieven voor bepaalde segmenten van de energie- of olie-industrie.
Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank alle geachte afgevaardigden voor hun toespraken. Met één oog op de klok zal ik ingaan op een aantal punten dat naar voren is gebracht in dit nuttige, opportune debat.
De heer Chichester opende het debat met een helder pleidooi voor de handhaving van de nationale belasting en drong aan op een zorgvuldige overweging van de huidige situatie. Ik kan mij deels vinden in de door hem naar voren gebrachte standpunten.
De heer Swoboda sloot zich aan bij hetgeen ik eerder had gezegd over de transparante werking van de internationale oliemarkten. Mevrouw Hall informeerde naar de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten. Ik kan haar verzekeren dat de lidstaten en het Europees Parlement hard op zoek zijn naar compromissen voor de punten waarop Raad en Parlement nog van mening verschillen. We hopen dat alle instellingen zich zullen inzetten voor de totstandkoming van deze voor ieder van ons zo belangrijke richtlijn.
De heer Turmes stelde enkele bredere kwesties aan de orde op het gebied van duurzame ontwikkeling. Ik heb zojuist al de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten genoemd. Hij had het evenwel ook over wat hij "tolheffing in het wegvervoer naar Zwitsers voorbeeld" noemde. Aangenomen dat hij het Eurovignet bedoelde, zal ik u het standpunt van het voorzitterschap toelichten. Als voorzitterschap zullen wij ons echt inzetten om in tweede lezing consensus met het Europees Parlement te bereiken. Ik moet hier echter benadrukken dat de op 5 april in de Vervoersraad bereikte overeenstemming een delicaat evenwicht en een delicaat compromis vertegenwoordigt, zodat er maar weinig ruimte is voor verdere wijzigingen van de destijds genomen beslissingen.
De heer Kozlík zei blij te zijn met de stappen die al zijn gezet met betrekking tot oliecrises en de uitbreiding van de samenwerking met de OPEC. Wat betreft investeringen in raffinagecapaciteit wijs ik erop dat dit al gebeurt, maar de prijzen maken duidelijk dat nog meer investeringen nodig zijn in de hele oliesector, ook in raffinagecapaciteit. Om ervoor te zorgen dat de door ons bepleite investeringen worden gedaan, zijn onder andere meer transparantie en een verbetering van het investeringsklimaat nodig.
De heer Goebbels hield een krachtig pleidooi voor de omzetting van waterstof en drong aan op meer transparantie – een punt waarop ik al ben ingegaan.
Wat betreft de meer algemene kwestie van speculatie door handelaren is het moeilijk om de vinger te leggen op het evenwicht en de invloed van speculatie op de prijsontwikkeling. Ik zou echter willen verwijzen naar de analyse van het IMF in zijn laatste World Economic Outlook. Daarin staat dat speculatieve activiteiten de schommelingen van de olieprijzen volgen, zodat het de vraag is of speculatie inderdaad aan de basis heeft gestaan van het huidige hoge prijsniveau.
De heer Prodi stelde dat we niet met de armen over elkaar mogen blijven zitten. Ik hoop dat hij er na mijn opmerkingen en de opmerkingen van de commissaris aan het begin van dit debat gerust op is dat er op dit moment en in de toekomst maatregelen worden genomen.
Mevrouw Hassi sneed enkele kwesties aan op het gebied van duurzame energievoorziening. Het Internationaal Energieagentschap merkte in World Energy Outlook van 2004 op dat volgens de meeste schattingen de bewezen oliereserves voldoende zijn om in de komende drie decennia te voorzien in de verwachte wereldvraag en de olieproductie wereldwijd pas in 2030 haar top bereikt, mits de benodigde investeringen worden gedaan – en dat is een belangrijk voorbehoud. Zoals ik in mijn inleidende opmerkingen zei, is de belangrijkste uitdaging het tot stand brengen van het juiste klimaat om ervoor te zorgen dat die investeringen er nu komen.
De heer Papadimoulis heeft een aantal punten genoemd. Ik moet zeggen dat ik een afwijkend standpunt ben toegedaan inzake de vraag of het nodig of gepast is dat de Raad naar aanleiding van de huidige situatie een communautaire belasting invoert.
De heer Aylward heeft gesproken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het Britse voorzitterschap heeft een bespreking van dat beleid nooit afgewezen. Staat u mij evenwel toe te wijzen op de mogelijkheid van behandeling in andere fora die wellicht meer aangewezen zijn voor de bredere kwesties die hij heeft genoemd.
De heer Romagnoli heeft enkele boeiende zaken aangeroerd, waaronder het buitenlands beleid van de Verenigde Staten. Gelet echter op de vijf minuten die mij nog resten om dit debat af te sluiten, is het nu waarschijnlijk niet het moment om hierover uit te weiden.
De heer Konrad sprak over de raffinagecapaciteit. Daarvoor verwijs ik hem graag naar mijn inleidende opmerkingen en hetgeen ik daarover zojuist heb gezegd.
De heer Paasilinna is ingegaan op de belangrijke relatie met Rusland. In mijn inleidende opmerkingen heb ik benadrukt dat er een energiedialoog gaande is – misschien gaat de commissaris daar nog op in – en dat tijdens ons voorzitterschap Rusland en de Europese Unie voortdurend in dialoog zijn over allerlei kwesties, waaronder ook het energievraagstuk.
Mevrouw Fraga Estévez heeft enkele belangrijke bredere kwesties in verband met het visserijbeleid te berde gebracht. Ik zou hier hetzelfde willen zeggen als met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik ben mij bewust van de extra last die het huidige niveau van de olieprijzen betekent voor de visserijgemeenschap, maar er zijn veel andere fora die de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid vollediger en openhartiger kunnen behandelen.
Mevrouw Rothe noemde de kwestie van de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten. Nogmaals, ik hoop dat mijn opmerkingen daarop een afdoend antwoord vormen. De heer Rübig stelde enkele punten aan de orde in verband met de nieuwe kansen die hij noemde. Ik ben er zonder meer voorstander van dat oplossingen in de markten zelf ontstaan. Een voorbeeld daarvan is de automobielindustrie, die in een aantal landen een groeiend marktaandeel van hybride auto's laat zien.
Mevrouw Myller sprak zich krachtig uit voor hernieuwbare energie en noemde daartoe een voorbeeld dat mij zeer aanspreekt. De heer Hudacký ging in op de kwestie van nucleaire energie. In alle eerlijkheid wil ik zeggen dat de vraag hoe een land voorziet in zijn energiebehoefte en welke rol atoomenergie daarin speelt, uiteindelijk door de lidstaten zelf wordt beantwoord. Atoomenergie behoort zeker tot de opties die de landen kunnen overwegen. Als we deze vorm van energie beschouwen als alternatief voor olie, mogen we evenwel niet vergeten dat er, zoals in ons debat van vandaag wel duidelijk is geworden, binnen de vervoerssector sprake is van een concentratie van de vraag naar olie.
Mevrouw De Vits noemde de bredere kwestie van BTW op brandstof. Een aantal van u heeft zich de vraag gesteld of via een verlaging van de BTW op brandstof de huidige last van de hogere olieprijzen voor de lidstaten enigszins kan worden gecompenseerd. In dit verband wil ik opnieuw verwijzen naar de recente, informele bijeenkomst van de Raad Ecofin. Daar is overeengekomen dat de lidstaten fiscale of andere beleidsmatige interventies die een verstorend karakter hebben of de vereiste aanpassingen in de weg staan, dienen te vermijden. De ministers spraken met name af dat in geval van kortetermijnmaatregelen ter verzachting van de gevolgen van hogere olieprijzen voor de armere delen van de bevolking, gewaakt moet worden voor verstorende effecten.
De heer Sánchez Presedo en de heer Liese pleitten voor hernieuwbare energiebronnen. Zoals gezegd, kan ik mij hierin deels vinden. De heer Olajos stelde dat het probleem waarover wij het dit anderhalf uur hebben gehad, een mondiaal probleem is. Ik kan dit zonder meer beamen, zij het dat dit evenzeer geldt voor de te vinden oplossing.
De heer Belet heeft enkele vragen aan de Commissie gesteld. Het antwoord daarop laat ik daarom aan de commissaris over. Tenslotte maakte de heer Strejček ter afsluiting van ons debat enkele, zoals hij zei, mogelijk ketterse opmerkingen. Ik laat het aan anderen over te oordelen over de juistheid van die betiteling. Ik wil hier alleen zeggen dat, als hij serieus aandringt op een gepaste, openhartige internationale bespreking van sommige van de vandaag besproken kwesties, ik hem zou willen wijzen op de prioriteit die het Britse voorzitterschap, de Britse regering, heeft toegekend aan klimaatverandering tijdens ons voorzitterschap van de G8 dit jaar. Mijns inziens was het een moedig, principieel besluit te zeggen dat, naast met name de internationale ontwikkeling in Afrika, klimaatverandering speciale aandacht zou krijgen tijdens de bijeenkomst van 6 tot en met 8 juli in Gleneagles.
Zoals het hele debat duidelijk maakt, betreft dit een kwestie die niet alleen voor Europa maar voor de economische activiteiten wereldwijd van belang is. Internationale samenwerking is daarom geboden. Duurzame economische groei bestaat bij de gratie van betrouwbare, betaalbare vormen van energie. Zoals ik naar ik hoop duidelijk heb gemaakt tijdens mijn inleiding, zijn de belangrijkste voorwaarden voor een verbeterde werking van de oliemarkten gunstiger investeringsvoorwaarden, transparantere markten en, bovenal, betere gegevens, grotere energie-efficiëntie en de ontwikkeling van alternatieve technologieën.
Consumenten- en producentenorganisaties en internationale organisaties werken in dit opzicht al in de goede richting, waarbij in het bijzonder de Europese Unie een opbouwende, waardevolle rol speelt. Samen kunnen onze inspanningen ertoe bijdragen dat de markt zich aanpast aan de toename van de vraag zoals die zich heeft voorgedaan, en dat zij toekomstige crises effectiever opvangt, hetgeen voor vraag- én aanbodzijde gevolgen heeft.
VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS Ondervoorzitter
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Europees Parlement bedanken voor zijn aandacht en inzet voor de duurzame ontwikkeling. Het is belangrijk dat wij alle aspecten, zoals verzekerde bevoorrading, concurrentievermogen en milieuoverwegingen, tegelijk behandelen. Ik verwacht dat we dit onderwerp in de toekomst nog wel vaker zullen bespreken.
Ik dank ook de Commissie industrie, onderzoek en energie en haar voorzitter, mijnheer Chichester, omdat we vandaag in de plenaire vergadering een aantal van de aan de orde gestelde punten gedetailleerd kunnen bespreken met de leden van deze commissie. Daarom zal ik niet op elke suggestie apart reageren, maar mij concentreren op een aantal specifieke punten.
Wat de wetgevingsvoorstellen betreft, schat ik de kansen op een doeltreffend compromis met betrekking tot de efficiëntie van het eindgebruik van energie en een richtlijn inzake energiediensten positief in. In de huidige situatie is een dergelijke richtlijn des te noodzakelijker. In november zal de Commissie een actieplan voor de biomassa goedkeuren. De volgende stap zou een wetgevingsvoorstel voor het gebruik van biomassa voor verwarming en koeling kunnen zijn. Dit zijn korte-termijnmaatregelen die kunnen worden aangenomen.
Toch ben ik het er ook mee eens dat er geen wonderoplossing bestaat. Dit vergt een echte mentaliteitswijziging en een systematische benadering, zowel bij de Commissie als bij de Raad. Ik verwacht dat de energiesituatie uitvoeriger zal worden besproken op de Raadsvergaderingen. De Raad heeft al overleg gevoerd over de visserij. Andere ministerraden zullen zich dan weer buigen over thema’s die verband houden met de nieuwe situatie met betrekking tot energie en bevoorrading.
In al deze gevallen hangt het antwoord van Europa sterk af van de investering in onderzoek en ontwikkeling. Dat is ook de juiste werkwijze. De financiële beperkingen van het zevende kaderprogramma zullen in ruime mate bepalen hoe snel wij zullen reageren. Ik hoop dat er op het moment dat het zevende kaderprogramma wordt goedgekeurd voldoende financiële middelen beschikbaar zullen zijn voor essentiële behoeften op specifieke gebieden, teneinde de zaken die wij vandaag hebben besproken te kunnen aanpakken.
Ik verwelkom de ontwerpresolutie die u morgen zult goedkeuren. Deze resolutie is krachtig, ambitieus en realistisch. De Commissie zal haar activiteiten voor deze vijf gebieden voortzetten, maar daar blijft het niet bij. Om de resultaten te behalen, die de Europese burgers van ons verwachten, hebben wij een systematische benadering, geduld en samenhang nodig.
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er vijf ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement(1).
Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 29 september 2005 om 12.00 uur.
Schriftelijke verklaring (Artikel 142)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De huidige ontwikkeling van de olieprijzen heeft het probleem van de dure olie bovenaan de agenda geplaatst. De stijgende prijzen hebben immers een negatieve invloed gehad op de werkgelegenheid en de economische groei, en dat op een moment dat de economie in de Europese Unie vrijwel volledig stagneert.
Zoals professor Michael T. Clare reeds heeft aangegeven is het tijdperk van de "gemakkelijke olie" voorbij. Dat we nu het herfsttij van het olietijdperk doormaken blijkt uit het feit dat olie steeds meer een zaak van de politiek wordt, en dat er voortdurend gebruik wordt gemaakt van militaire middelen om toegang tot de beschikbare voorraden te krijgen. Er is geen gebrek aan voorbeelden – de oorlog in Irak is één van de meest in het oog springende van deze conflicten.
Wij geloven dat de beoordeling van de hulpbronnen en de pogingen om olie te winnen en koolwaterstoffen te ontwikkelen – zowel in Europa als daarbuiten – het onderwerp van een uitgebreid debat behoren te zijn. Het zou een goed idee zijn om onder aegide van de VN een conferentie te organiseren om te verzekeren dat er over de gehele wereld een beleid wordt gevolgd gericht op het terugbrengen van de olieconsumptie.
We moeten ons op de toekomst voorbereiden en investeren in onderzoek naar het terugbrengen van het percentage van het BBP dat aan olie wordt besteed. We zullen bovendien moeten investeren in alternatieve energiebronnen en het efficiënter gebruik van energie. Een aantal landen – waaronder Portugal – ondervindt op dit gebied structurele problemen. Bij de volgende financiële vooruitzichten zal aan dit onderwerp de nodige aandacht moeten worden besteed, en er zullen middelen moeten worden gereserveerd voor hernieuwbare energie.