Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1920k
Woensdag 28 september 2005 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 3. Start van de onderhandelingen met Turkije - Aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding
 4. Welkomstwoord
 5. Stemmingen
 6. Aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding
 7. Start van de onderhandelingen met Turkije
 8. Welkomstwoord
 9. Stemmingen (voortzetting)
 10. 1° Toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen 2° Kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen
 11. Wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen
 12. Ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap
 13. Certificering van treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen
 14. Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer
 15. Contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor
 16. 25ste verjaardag van "Solidarność" en haar boodschap voor Europa
 17. De rol van territoriale samenhang in de regionale ontwikkeling
 18. Versterkt partnerschap voor ultraperifere regio's
 19. Stemverklaringen
 20. Rectificaties stemgedrag: zie notulen
 21. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 22. Verdediging van de immuniteit (laatste ontwikkelingen)
 23. Aardolie
 24. Hervorming van de Verenigde Naties en millenniumontwikkelingsdoelstellingen
 25. Vragenuur (vragen aan de Raad)
 26. Wit-Rusland
 27. Betrekkingen tussen de Unie en India
 28. Hernieuwbare energie in de Unie
 29. Situatie van de minderheden in Kosovo met betrekking tot mensenrechten
 30. Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid
 31. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 32. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

3. Start van de onderhandelingen met Turkije - Aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het debat over het uiterst belangrijke onderwerp Turkije, in de vorm van de gecombineerde behandeling van:

- de verklaringen van de Raad en de Commissie over de start van de onderhandelingen met Turkije;

- de aanbeveling (A6-0241/2005), namens de Commissie buitenlandse zaken, betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het aanvullend protocol bij de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie (9617/2005 - COM(2005)0191 - C6-0194/2005 - 2005/0091(AVC)) (rapporteur: Elmar Brok).

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik ben zeer blij met dit debat, dat wordt gehouden op een kritiek moment, nu de Europese Unie zich voorbereidt op het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije.

Met veel genoegen heb ik eerder van gedachten gewisseld met de geachte leden van dit Parlement, en uit de vragen die zijn ingediend voor het vragenuur vanavond, blijkt nog eens dat dit Parlement veel belang hecht aan het toetredingsproces van Turkije en aan uitbreidingskwesties meer in het algemeen.

Het besluit van de Europese Raad van december 2004 om de toetredingsonderhandelingen te openen, heeft de verwezenlijking van de veertig jaar oude wens van Turkije om lid van de Europese Unie te worden, een flink stuk dichterbij gebracht, en het besluit heeft er tevens voor gezorgd dat Turkije, dat van cruciaal belang is voor onze toekomstige veiligheid, stabiliteit en welvaart, zich meer aan de Europese Unie heeft gebonden. Er zijn overtuigende strategische redenen om de toetredingsonderhandelingen te openen: er gaat een krachtige impuls voor hervormingen van uit, het proces levert een bijdrage aan de stabiliteit en de welvaart, de rest van de wereld kan zien dat de islam niet in tegenspraak is met de democratie, de mensenrechten en de bescherming van de fundamentele vrijheden en ook draagt het proces bij aan het verminderen van de spanning in het Aegeïsche gebied en rond Cyprus.

In de Europese Raad van juni is het besluit van december bevestigd en is onderstreept dat het van groot belang is voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie dat ze haar bestaande toezeggingen nakomt. Het is onze taak als voorzitter om uitvoering te geven aan deze toezeggingen en we doen er alles aan om het standpunt van de Raad in het onderhandelingsraamwerk rond te krijgen vóór 3 oktober.

Dankzij het uitbreidingsproces zijn de Europese waarden met ongeëvenaard succes verspreid en het proces heeft als stimulans gediend voor het vergroten van de veiligheid in heel Europa. Willen we dit succes echter vasthouden, dan moeten we er nauwlettend op toezien dat aan alle eisen wordt voldaan. Zoals commissaris Rehn, die hier vandaag aanwezig is, heeft gezegd, zullen de onderhandelingen met Turkije de zwaarste tot nu toe worden, en we zullen hierbij gebruik maken van onze ervaringen met de vorige uitbreidingsgolf. Ook zal het naar verwachting jaren duren voor de onderhandelingen worden afgerond.

De krachtige impuls voor hervormingen die de uitbreiding de kandidaat-lidstaten biedt, is in Turkije de afgelopen jaren duidelijk zichtbaar geweest. In het periodiek verslag 2004 van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding wordt melding gemaakt van “aanzienlijke (…) institutionele convergentie in Turkije in de richting van de Europese normen” en wordt opgemerkt dat in het hervormingsproces veel aandacht is besteed aan belangrijke kwesties en dat daarin sprake was van een toenemende consensus ten gunste van vrije democratie.

Turkije zal nog veel moeten doen om de normen van de Europese Unie te halen, onder andere op het gebied van de godsdienstvrijheid en de tenuitvoerlegging van bestaande wetgeving, en de Commissie zal de vorderingen van Turkije blijven volgen. Het was echter de indrukwekkende vooruitgang die tot op heden is geboekt bij de hervormingen tot aanpassing aan de Europese normen en waarden die de Raad van december deed concluderen dat Turkije in voldoende mate aan de politieke criteria van Kopenhagen voldeed. In diezelfde maand heeft dit Parlement een resolutie aangenomen om de toetredingsonderhandelingen met Turkije zonder buitensporige vertraging te openen.

De Raad van december had twee verdere voorwaarden gesteld waaraan Turkije moest voldoen voordat de toetredingsonderhandelingen konden beginnen: er moesten zes belangrijke stukken wetgeving ten uitvoer worden gelegd ter versterking van de rechtsstaat en de mensenrechten en er moest een protocol worden getekend tot uitbreiding van de Overeenkomst van Ankara van 1963 tot de nieuwe lidstaten. De nieuwe wetgeving is op 1 juni van kracht geworden en Turkije heeft het protocol bij de Overeenkomst van Ankara op 29 juli getekend. Dit zijn twee belangrijke ontwikkelingen. De nieuwe wetgeving behelst een herziening van het Turkse strafrechtstelsel, dat op die manier meer op één lijn wordt gebracht met de stelsels van de Europese Unie, en is een substantiële aanvulling op de hervormingen die de afgelopen jaren in Turkije hebben plaatsgevonden. Door de ondertekening van het protocol wordt de associatieovereenkomst EU-Turkije - de Overeenkomst van Ankara - uitgebreid tot alle 25 lidstaten. Turkije zal uiteraard met 25 lidstaten toetredingsonderhandelingen voeren.

U weet allen dat Turkije bij de ondertekening van het protocol een unilaterale verklaring heeft uitgegeven waarin het zijn reeds lang gevestigde standpunt over het niet-erkennen van de Republiek Cyprus herhaalt. Vorige week hebben de Europese Gemeenschap en haar lidstaten een verklaring uitgegeven waarin zij hun standpunt over de naar voren gebrachte kwesties uiteenzetten. In deze verklaring wordt duidelijk gemaakt dat dit een unilaterale verklaring van Turkije is die geen deel uitmaakt van het protocol en geen rechtsgevolgen heeft voor de verplichtingen van Turkije uit hoofde van het protocol. Voorts wordt in de verklaring gesteld dat Turkije het protocol volledig moet toepassen ten aanzien van alle EU-lidstaten en dat de EU een en ander op de voet zal volgen en de volledige toepassing in 2006 zal evalueren. In de verklaring wordt ook herhaald dat de Europese Gemeenschap en haar lidstaten alleen de Republiek Cyprus als volkenrechtelijk subject beschouwen en wordt erop gewezen dat de erkenning van alle lidstaten een noodzakelijk onderdeel van het toetredingsproces is.

In de verklaring van de Raad wordt er ook nogmaals op gewezen dat de Europese Gemeenschap en haar lidstaten het erover eens zijn dat het van belang is steun te verlenen aan de inspanningen van de secretaris-generaal van de VN om tot een allesomvattende regeling van de kwestie-Cyprus te komen die aansluit bij de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad en bij de beginselen waarop de EU gegrondvest is. De oplossing van de kwestie-Cyprus ligt in de handen van de Verenigde Naties en de gemeenschappen op het eiland. De Europese Unie heeft als taak de inspanningen van de secretaris-generaal van de VN te steunen en een context te bieden waarbinnen beide partijen in alle vertrouwen opnieuw met elkaar in overleg kunnen treden om tot een definitieve oplossing te komen.

Ik wil nog één punt toevoegen aan mijn inleiding tot dit debat. Turkije zal niet meteen tot de EU toetreden. Er moeten 35 hoofdstukken worden geopend en afgesloten, er zullen verdere hervormingen nodig zijn en een aantal lidstaten heeft zich al vastgelegd op een referendum over de uiteindelijke toetreding van Turkije. Het Turkije dat uiteindelijk tot de Europese Unie zal toetreden, zal duidelijk niet het Turkije zijn van vandaag - en het is tegen die tijd misschien ook een heel andere Europese Unie waartoe het toetreedt. Turkije heeft tot nu toe echter geweldige vorderingen gemaakt en de regering van premier Erdogan zal zich blijven inzetten voor verdere hervormingen. Aan de voorwaarden die de Europese Raad in december heeft vastgelegd, is voldaan en dat maakt de weg vrij voor de opening van de toetredingsonderhandelingen volgende week maandag. Ik ben blij dat de minister van Buitenlandse Zaken de dag erna voor de Commissie buitenlandse zaken van dit Parlement verschijnt. Hij zal de leden van de commissie dan ongetwijfeld op de hoogte brengen van de gemaakte vorderingen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste heet ik de nieuwe parlementaire waarnemers uit Bulgarije en Roemenië welkom. Ik ben blij dat ze aan het werk van dit Parlement deelnemen en ik verheug me erop in de toekomst met ze samen te werken.

Dit debat over Turkije komt inderdaad op het juiste moment. We staan aan de vooravond van de toetredingsonderhandelingen, die volgende week maandag, op 3 oktober, beginnen. Deze datum, die de Europese Raad unaniem heeft vastgesteld, markeert een nieuwe fase in de betrekkingen tussen de EU en Turkije.

De redenen die de Europese Unie brachten tot haar besluit de toetredingsonderhandelingen met Turkije te openen zijn niet veranderd: de EU heeft een stabiel, democratisch en welvarender Turkije nodig dat in vrede met zijn buurlanden leeft en het Europese beleid en de Europese normen en waarden omhelst.

De opening van de onderhandelingen is een sterke impuls voor de mensen in Turkije die hervormingen nastreven om ervoor te zorgen dat hun land voldoet aan de Europese normen ten aanzien van de rechtsstaat en de mensenrechten. Het is ook een manier waarop de EU richting kan geven aan de hervormingen in Turkije.

Aan de voorwaarden die zijn gesteld in de conclusies van de Europese Raad van december, is voldaan. Ten eerste zijn de zes stukken wetgeving, waaronder het nieuwe wetboek van strafrecht dat de Commissie in haar aanbeveling van vorig jaar noodzakelijk achtte, op 1 juni van kracht geworden. Ten tweede heeft Turkije op 29 juli het aanvullend protocol bij de Overeenkomst van Ankara getekend.

In dit verband dank ik de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken en de rapporteur, de heer Elmar Brok, voor het indienen van de aanbeveling waarin wordt ingestemd met sluiting van het aanvullend protocol bij de Overeenkomst van Ankara.

Ik zal nu enige opmerkingen plaatsen over de recente ontwikkelingen op dit terrein. De Commissie betreurt het dat Turkije bij de ondertekening van het aanvullend protocol een verklaring heeft uitgegeven. Hierdoor waren de EU-lidstaten gedwongen te reageren en de verplichtingen waaraan Turkije moet voldoen, vast te leggen in een verklaring, die op 21 september is aangenomen. In de EU-verklaring wordt benadrukt dat de verklaring van Turkije unilateraal is, zoals de heer Alexander zeer terecht aangaf. De verklaring maakt geen deel uit van het protocol en heeft geen rechtsgevolgen voor de verplichtingen van Turkije uit hoofde van het protocol.

Dit is de crux van de zaak. De Juridische dienst van de Raad en die van de Commissie zijn het op dit punt volledig eens. Ik weet dat u in paragraaf 2 van uw gezamenlijke ontwerpresolutie de Commissie wilt vragen een antwoord van de Turkse regering te verlangen inzake het ratificatieproces in de Turkse Grote Nationale Assemblee.

Ik ben bereid om verdere navraag te doen naar de precieze details van het ratificatieproces in Turkije, maar in feite is het gewoon zo dat de verklaring van Turkije unilateraal is. De verklaring heeft geen rechtsgevolgen en de volledige en niet-discriminerende tenuitvoerlegging van het protocol wordt niet ter discussie gesteld. Dat is het voornaamste.

Ten tweede verlangt de EU dat het protocol volledig en op niet-discriminerende wijze ten uitvoer wordt gelegd. Dit betekent onder andere dat alle belemmeringen voor vrij verkeer van goederen en ook de beperkingen ten aanzien van vervoer worden opgeheven. Ten derde hangt de opening van de onderhandelingen over de relevante hoofdstukken af van de naleving door Turkije van de contractuele verplichtingen tegenover alle lidstaten. Als Turkije niet volledig aan deze verplichtingen voldoet, zal dat de algehele voortgang van de onderhandelingen schaden.

Het vierde element van de EU-verklaring is dat het toetredingsproces alleen voortgang kan vinden als alle lidstaten worden erkend. De EU onderstreept het belang van spoedige normalisatie van de betrekkingen tussen Turkije en alle EU-lidstaten.

Tot slot wordt in de EU-verklaring duidelijk gemaakt dat de Europese Gemeenschap en haar lidstaten het erover eens zijn dat het van belang is steun te verlenen aan de inspanningen van de secretaris-generaal van de VN om tot een allesomvattende regeling van de kwestie-Cyprus te komen die aansluit bij de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad en bij de beginselen waarop de EU gegrondvest is, en dat een rechtvaardige en duurzame regeling zal bijdragen tot vrede, stabiliteit en harmonieuze betrekkingen op Cyprus en in de hele regio.

Voordat de toetredingsonderhandelingen beginnen, dient de Raad het door de Commissie voorgestelde onderhandelingsraamwerk aan te nemen. Dit raamwerk biedt een solide basis voor stringente en eerlijke onderhandelingen met Turkije. Het is het meest stringente onderhandelingsraamwerk dat de Commissie ooit heeft gepresenteerd.

Ik heb uw gezamenlijke ontwerpresolutie zorgvuldig gelezen. Ik deel veel van uw zorgen. Ik ben het ook met u eens dat er een belangrijk verband bestaat tussen het tempo van de onderhandelingen enerzijds en het tempo van de politieke hervormingen anderzijds. Ik kan niet vaak genoeg herhalen dat de opening van de toetredingsonderhandelingen slechts het begin markeert van een zeer zwaar en ingewikkeld proces. Turkije zal het proces van interne veranderingen en de overgang naar een volwaardige vrije democratie met respect voor de mensenrechten en minderheden, moeten voortzetten en versnellen.

Er is een hervormingsproces gaande in Turkije. De mensenrechtensituatie is verbeterd, maar er moet nog veel gebeuren. Laten we de zaak eerst eens van de goede kant bekijken. We hebben de laatste tijd een paar bemoedigende signalen ontvangen. De erkenning van premier Erdogan dat er zoiets als een Koerdische kwestie bestaat is een keerpunt. Uit zijn reis naar Diyarbakir blijkt dat de Turkse regering belang hecht aan de economische en sociale ontwikkeling van Zuidoost-Turkije. Bovendien is afgelopen weekeinde in Istanbul eindelijk de academische conferentie over de Armeense kwestie gehouden, met de steun van de regering en ondanks pogingen van een administratieve rechtbank om de conferentie op het allerlaatste moment te beletten. Premier Erdogan en vice-premier Abdullah Gül hebben deze pogingen met klem veroordeeld. Dat is een belangrijke stap op de weg naar de historische waarheid over deze gevoelige kwestie in Turkije.

Dan de minder goede kant. Ondanks de inspanningen van de autoriteiten laat de tenuitvoerlegging in het veld te wensen over. Enerzijds zijn er tekenen dat de rechterlijke macht de uitvoering van de hervormingen steunt. Er zijn verschillende positieve rechterlijke uitspraken gedaan met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de strijd tegen martelingen en mishandeling.

Anderzijds zijn er tegenstrijdige besluiten genomen, met name op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. Er worden bijvoorbeeld nog steeds journalisten vervolgd en bij gelegenheid veroordeeld omdat zij op een niet-gewelddadige manier hun mening hebben geuit. Het geval van de schrijver Orhan Pamuk is tekenend voor de moeilijkheden die zich voordoen bij de effectieve en eenduidige tenuitvoerlegging van deze hervormingen en voor de strijd die gaande is tussen hervormers en conservatieven in Turkije. De schrijver is door een arrondissementsrechtbank in Istanbul vervolgd wegens het belasteren van de Turkse identiteit op grond van artikel 301 van het nieuwe wetboek van strafrecht.

De Commissie heeft reeds duidelijk gemaakt dat de beoordeling van het nieuwe wetboek van strafrecht, met name de dubieuze bepalingen inzake de vrijheid van meningsuiting, afhankelijk is van de wijze waarop deze bepalingen ten uitvoer worden gelegd. De vervolging van de heer Pamuk is in dit verband zorgwekkend. Als dit inderdaad de richting is die de rechterlijke macht in Turkije uit wil, dan zal het Turkse wetboek van strafrecht zodanig moeten worden gewijzigd dat de vrijheid van meningsuiting niet langer afhankelijk is van de overtuigingen van een individuele rechter, maar wordt nageleefd overeenkomstig de Europese normen zoals wij die allen kennen, op grond van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

De Commissie zal de voortgang op weg naar de volledige naleving van de politieke criteria van Kopenhagen nauwlettend blijven volgen. We zullen een uitgebreide analyse van de voortgang maken in ons reguliere verslag, dat op 9 november wordt aangenomen.

(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie bevindt zich in een cruciale fase, waarvan wij het belang niet moeten onderschatten. Door de toetredingsonderhandelingen met Turkije te openen spreken wij een duidelijke voorkeur uit voor een verdere politieke, economische en sociale verandering van dat land en komen wij onze beloften jegens Turkije na.

De boodschap die ik zowel tot de Europeanen als in het bijzonder tot Turkije wil richten, is dat wij betrekkingen moeten opbouwen die op wederzijds vertrouwen zijn gebaseerd. Ik vertrouw erop dat de Turkse autoriteiten met een open houding aan deze reis beginnen en dat 3 oktober de kans op een nieuwe start zal bieden. Als Turkije laat zien dat het zich ondubbelzinnig en zonder bijbedoelingen verbindt tot democratische verandering en voor de Europese waarden kiest, dan heeft het ongetwijfeld de beste kans om de steun van de publieke opinie in Europa te verwerven.

De komende periode krijgt Turkije de kans om te laten zien dat het zich serieus inzet om de Europese waarden te integreren. Landen die tot de Unie willen toetreden, moeten namelijk instemmen met onze visie op Europa en met onze opvatting over democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en solidariteit. Zij moeten tevens onze normen delen, of dat nu op sociaal, industrieel of milieugebied of op andere gebieden is. Dat de Europese Unie op hun toekomstige toetreding gokt, komt omdat wij menen dat dit ook in ons eigen belang is en dat onze medeburgers er voordeel van hebben. Ik leg me er voor dit Parlement persoonlijk op vast dat ik onze criteria en voorwaarden strikt zal hanteren.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, zoals ik al eerder heb gezegd is de reis zelf net zo belangrijk als de eindbestemming. De hervormingen zijn belangrijk. Hoewel het gezamenlijke doel van de onderhandelingen toetreding is, hebben dergelijke onderhandelingen van nature een open einde. Het is echter in ons beider belang dat dit proces rond duidelijke en strikte uitgangspunten wordt gestructureerd, zoals die in het onderhandelingskader zijn voorzien. Dat is de beste garantie voor succes.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, dames en heren, bij het aanvullend protocol gaat het – evenals bij een aantal andere onderwerpen met betrekking tot de start van de onderhandelingen met Turkije – om een zeer principiële vraag, namelijk de vraag of een kandidaat-lidstaat bereid is tot erkenning van alle delen van het geheel waartoe hij wil toetreden, met andere woorden: erkenning van alle lidstaten.

Volgens het voorstel dat de Commissie in december vorig jaar aan de Raad voorlegde, is een volkenrechtelijke erkenning op dit moment nog niet nodig, maar zou de ondertekening van het aanvullend protocol betreffende de douane-unie tussen de EU-25 en Cyprus volstaan. Aan die verplichting heeft Turkije voldaan, zij het met een unilaterale verklaring die duidelijk maakt dat aan de tenuitvoerlegging van het protocol op zijn minst mag worden getwijfeld. De Raad reageerde daarop met een verklaring waarin staat dat de verklaring van Turkije politiek gezien eenzijdig is en geen rechtsgevolgen heeft. De Commissie buitenlandse zaken heeft de commissaris echter op 13 september mondeling en op 15 september schriftelijk verzocht ons zijn goede diensten aan te bieden, hetgeen hij heeft toegezegd. Tot op heden ontbreekt een antwoord op de vraag of de Turkse regering van plan is om de unilaterale verklaring tot onderdeel van het ratificatieproces in het Turkse parlement te maken. Zodra de verklaring namelijk deel uitmaakt van het ratificatieproces in het Turkse parlement, krijgt de niet-tenuitvoerlegging van het protocol in Turkije een wettelijke status, en dan hebben we een probleem. Daarom nodig ik u uit om ons alsnog vóór de stemming op de hoogte te stellen van het antwoord van de Turkse regering, waarom door de Commissie buitenlandse zaken is gevraagd en waarnaar ook in de gezamenlijke ontwerpresolutie wordt verwezen.

We moeten duidelijk maken dat de situatie zo is dat Turkije tot de Europese Unie wil toetreden, en dat wij niet om de toetreding van Turkije vragen. Ik heb soms de indruk dat van dat laatste uitgegaan wordt. Laat duidelijk zijn dat in de gezamenlijke verklaring van de fracties groot belang wordt gehecht aan de tenuitvoerlegging van het aanvullend protocol. Om dit probleem te kunnen aanpakken, zouden we er verstandig aan doen de onderhandelingen over het hoofdstuk over de douane-unie op zijn laatst in 2006 te beginnen en voor het einde van dat jaar af te ronden. Dan komt er in deze zaak - ook met betrekking tot de erkenning van Cyprus - snel duidelijkheid en voeren we geen onderhandelingen met Turkije zonder uitzicht op een oplossing van deze fundamentele kwestie. Daarom zijn wij het met u eens, mijnheer de commissaris en mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dat we in de toekomst in de kwestie-Cyprus ook weer een beroep moeten doen op de goede diensten van de Verenigde Naties, zodat er voor het Cyprusconflict een algehele oplossing komt.

Staat u mij toe nog enkele persoonlijke opmerkingen te maken. Ik werd gisteren aangesproken door iemand die me vroeg waarom het geen punt van discussie is dat er in Turkije talloze martelingen plaatsvinden, terwijl een vooralsnog onopgeloste kwestie inzake een generaal ertoe leidt dat met Kroatië niet kan worden onderhandeld. Ik moet toegeven dat ik daarop het antwoord schuldig moest blijven. Als we op een eerlijke manier politiek willen bedrijven, moeten we ervoor waken onze eigen subjectieve politieke bedoelingen achter formele argumenten te verbergen; we moeten in deze kwestie juist een heel duidelijk en eerlijk standpunt innemen. We moeten ook duidelijk maken – daarom is de ontwerpresolutie die de fracties indienen van groot belang – dat het vermogen van de Europese Unie om nieuwe lidstaten te absorberen een criterium is waaraan moet zijn voldaan. Dat is een op zichzelf staand element in het geheel, en het is ook van belang omdat daarmee de vraag wordt gesteld naar de financiële, inhoudelijke en institutionele mogelijkheden die er feitelijk zijn. Ik zou de Raad en de Commissie willen uitnodigen om in de komende weken en maanden met betrekking tot de denkpauze over de Grondwet dezelfde voortvarendheid aan de dag te leggen als bij de toetreding van Turkije. Dan kunnen we misschien ook in de kwestie van de absorptiecapaciteit vooruitgang boeken.

Uit de ontwerpresolutie van de fracties blijkt verder dat we als Europees Parlement zeggen dat aan de voorwaarden officieel is voldaan – wat iets anders is dan uw formulering “sufficiently fulfilled” – en dat de rechten van minderheden, het hervormingsproces in Turkije en de godsdienstvrijheid daarbij belangrijke vraagstukken zijn. Commissaris, deze zomer vond tussen u en de Turkse minister van Buitenlandse Zaken een briefwisseling plaats over de wet inzake stichtingen. De Turkse minister van Buitenlandse Zaken weigerde de door u voorgestelde verbeteringen door te voeren en verklaarde dat dit een zaak was voor het parlement, dat de kwestie pas na 3 oktober zou kunnen behandelen. Zaken als pluralisme, tolerantie, godsdienstvrijheid en het recht van de Orthodoxe Kerk om priesters op te leiden, wat sinds 1971 niet meer mogelijk is, zijn wezenlijke kwesties die deel uitmaken van de waarden van de Europese Unie en die derhalve in de eerste maanden van de onderhandelingen een grote rol moeten spelen.

Ik ken aan het perspectief van toetreding tot de EU een belangrijke rol toe. Dat geldt zowel voor Turkije als voor veel andere landen. Het Europese perspectief is bij uitstek het instrument waarmee het binnenlandse hervormingsproces in de landen op de westelijke Balkan, Oekraïne of Turkije kan worden versneld. Daarom mag de deur niet worden dichtgedaan. We moeten echter ook realistisch zijn: bij de onderhandelingen gaat het om een proces waarvan behalve het resultaat ook het doel niet van tevoren vastligt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, dames en heren, er is bijna geen politieke kwestie waarvan de gevolgen voor het bestaan van de Europese Unie zo verstrekkend zijn als een mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Natuurlijk wordt er over deze belangrijke kwestie verschillend gedacht. Ik heb de gezamenlijke ontwerpresolutie mede ondertekend, maar namens mijn fractie zeg ik dat het bij zo’n fundamenteel vraagstuk vanzelfsprekend ieder lid van onze fractie vrij staat te stemmen zoals hij of zij wil. Dat ieder fractielid in deze kwestie zijn eigen overtuiging volgt, respecteren wij niet alleen, wij stellen dat ook ten zeerste op prijs. Daarom zullen er binnen onze fractie ook verschillende standpunten worden ingenomen.

We zijn het er echter over eens – en daarom hebben we eensgezind een ontwerpresolutie ingediend – dat de onderhandelingen met Turkije naar beide kanten een proces met een open einde moeten zijn. Wij zeggen heel nadrukkelijk: iedereen heeft er belang bij dat de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten in Turkije zich in een richting ontwikkelen die aan onze waarden beantwoordt. Mocht Turkije aan het einde van dit proces niet als lid toetreden, dan hebben wij er groot belang bij – dat zeg ik vandaag tegen onze Turkse partners en vrienden – dat we streven naar een alternatieve vorm van nauwe samenwerking, naar een goede basis voor partnerschap, samenwerking en vriendschap met Turkije. Eerlijk gezegd vinden wij - na alles wat er door de fungerend voorzitter van de Raad en de commissaris is gezegd - dat we ons in deze discussie gedragen alsof we op eieren lopen. De een na de ander legt een verklaring af: eerst komt Turkije met een verklaring en vervolgens de Raad.

Mijnheer de commissaris, u hebt aan de Commissie buitenlandse zaken toegezegd, zoals de heer Brok zojuist nog eens heeft benadrukt, dat u de verzekering wilt hebben van de Turkse regering dat niet-erkenning van Cyprus en de weigering om Cypriotische schepen en vliegtuigen op Turks grondgebied toe te laten, geen deel uitmaken van het ratificatieproces in Turkije. Wij hebben niets ontvangen waaruit blijkt dat de Turkse regering u die verzekering heeft gegeven. Wanneer we niet voor vanmiddag een verklaring van u ontvangen waarin Turkije u verzekert dat de genoemde punten geen deel uitmaken van het ratificatieproces, zal onze fractie voorstellen de goedkeuring van het protocol uit te stellen. Het is immers vanuit politiek oogpunt, maar ook op zichzelf gezien logisch dat we niet tot stemming overgaan voordat we een dergelijke verklaring van de Turkse regering hebben.

Ik vraag u in alle ernst: hoe is het gesteld met de mensenrechten? Praat u eens met de patriarch van de Orthodoxe Kerk, met patriarch Bartholomeüs. Ten aanzien van de godsdienstvrijheid van de christenen in Turkije is er niets veranderd. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten is voor partnerschap, voor vriendschap, voor een dialoog met de islamitische wereld. Er kan echter niet alleen maar sprake zijn van eenrichtingsverkeer. Ook de islam – in dit geval de Turkse regering – moet bereid zijn de legitieme rechten van de christenen in Turkije te erkennen en daar in de praktijk naar te handelen. Ik maak me hier zorgen over. Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik richt me nu tot u en ik hoop dat u met de nodige aandacht naar mij luistert: ik roep de Britse regering op niet met twee maten te meten. We weten hoe de mensenrechtensituatie in Turkije is. Hoe staat het met Kroatië? U weigert onderhandelingen met Kroatië te beginnen omdat die generaal niet wordt uitgeleverd, iets waartoe de regering heel duidelijk niet in staat is. In het geval van Turkije sluiten we echter bijna allemaal de ogen en leggen we andere maatstaven aan. Ik roep u ter wille van uw eigen geloofwaardigheid op, hier dezelfde maatstaven aan te leggen en ook Kroatië eerlijk en objectief tegemoet te treden.

Dit is erg belangrijk en we doen dit beroep ook op de Commissie. Wij zullen de Commissie zeer kritisch – zij het vanuit een positieve instelling – volgen wanneer zich binnen een bepaald tijdsbestek na het begin van de onderhandelingen met Turkije geen verbeteringen in de mensenrechtensituatie voordoen. Het is bekend dat er nog steeds wordt gemarteld. Als dat niet ophoudt, moeten we ook bereid zijn de onderhandelingen op te schorten. We mogen deze mensenrechtenschendingen niet zomaar door de vingers zien.

Ik kom nu bij mijn laatste zeer belangrijke punt. Ik citeer nadrukkelijk uit onze gezamenlijke ontwerpresolutie die ik mede heb ondertekend, evenals mijn collega’s Eurlings en Brok, die ik zeer erkentelijk ben voor hun deelname aan de onderhandelingen namens onze fractie. In paragraaf 16 staat dat het Verdrag van Nice geen acceptabel uitgangspunt is voor verdere besluiten inzake de toetreding van andere nieuwe lidstaten en dat het Parlement er daarom op aandringt dat de nodige hervormingen in het kader van het grondwettelijk proces ten uitvoer worden gelegd. Dat betekent dat niet alleen Turkije aan de voorwaarden voor toetreding moet voldoen. Dat is een zware en moeilijke weg en we hopen dat Turkije zal kiezen voor de weg van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Ook de Europese Unie moet in staat zijn Turkije als lid op te nemen. Als dat niet kan worden gegarandeerd, is het onverantwoordelijk de Europese Unie steeds maar verder uit te breiden. Uiteindelijk zullen we iets overhouden wat niet meer de Europese Unie is. Laten we hier in het hart van de Europese Unie ook zelf ons werk doen om de Europese Unie sterk en slagvaardig te maken!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wie goed heeft geluisterd naar de heer Poettering, kan slechts één conclusie trekken. Het zou beter zijn, mijnheer Poettering, wanneer u zou zeggen dat u niet wilt dat Turkije volwaardig lid wordt van de Europese Unie. Dat is immers de boodschap van uw woorden. Zegt u dat dan ook! U draait nu om de hete brij heen. Zegt u toch gewoon dat u niet wilt dat Turkije volwaardig lid wordt van de Europese Unie. Er zijn ook leden van uw fractie die dat in grote letters op hun website zetten. Dat is het punt waarom het hier gaat en waarvoor u niet durft uit te komen.

Wij zullen u vertellen wat onze fractie wil. Afhankelijk van wat de staatshoofden en regeringsleiders zullen beslissen – achttien van hen behoren tot uw politieke familie – zullen de onderhandelingen voor toetreding op 3 oktober van start gaan. De onderhandelingen zullen tien tot vijftien jaar in beslag nemen, waarbij niets zomaar wordt weggegeven: de voorwaarden worden door de Raad op voorstel van de Commissie vastgesteld en daarover debatteren wij vandaag.

Ik wil een paar voorwaarden noemen waarvan niet kan worden afgeweken. Als Turkije lid wil worden van de Europese Unie, dan moet het aan een aantal basisvoorwaarden voldoen. Over één punt zijn we het eens: het is onaanvaardbaar dat een land dat lid wil worden van de Europese Unie, een van de lidstaten niet erkent. Dat is onmogelijk. Erkenning hoeft geen voorwaarde te zijn voor het beginnen van de onderhandelingen, maar ze moet wel tijdens het onderhandelingsproces plaatsvinden. Voor ons is duidelijk dat die erkenning niet pas aan het eind van een vijftien jaar durend proces kan volgen, maar direct, in het eerste of tweede jaar moet plaatsvinden. Wanneer de tenuitvoerlegging van het protocol waarover de heer Brok sprak, uitblijft, wanneer Turkije Cyprus niet erkent, moeten de toetredingsonderhandelingen worden opgeschort.

Ik ben blij dat de heer Poettering het zo met ons eens is, maar u moet nog even wachten met het applaus, dames en heren, want er komt nog meer. Wie de Europese Unie wil uitbreiden, moet er ook voor zorgen dat de Europese Unie tot uitbreiding in staat is. Ook daarover zijn we het eens. Het staat in onze gezamenlijke ontwerpresolutie. Als de heer Poettering beter wil worden begrepen, dan zal hij zijn woorden zeer zorgvuldig moeten kiezen.

Als de Europese Unie niet in staat is om Turkije op te nemen, dan is ze ook niet in staat om Kroatië op te nemen. Ik zal u zeggen wat de boodschap van uw standpunt is: Turkije willen we niet, want dat land ligt ver weg en is islamitisch. Kroatië is katholiek, conservatief en dichtbij; daarom willen we dat land erbij. Dat is het eigenlijke standpunt van uw fractie, een schijnheilig standpunt en niets anders. Men kan een kandidaat-lidstaat niet veertig jaar lang voorhouden dat het land lid van de Unie kan worden. Men kan van zo’n land geen transformatieprocessen eisen die het al heeft ondergaan. Onder geen enkele conservatieve regering – of het nu die van mevrouw Çiller was of die van de heer Yilmaz, uw grote vriend – is met de democratisering zo veel vooruitgang geboekt als onder de regering-Erdogan.

Daarom zeg ik u in alle duidelijkheid: u mag de positieve impact die een volwaardig lidmaatschap op de veiligheid kan hebben, niet onderschatten. We moeten echter ook niet naïef zijn – dit zeg ik ook tegen onszelf – en zeggen dat Turkije morgen kan toetreden. De toetreding is aan voorwaarden gekoppeld, maar dan van beide kanten. Turkije moet eraan voldoen en de Europese Unie moet eraan voldoen. Het zou goed zijn om in deze discussie iets meer eerlijkheid te betrachten. Als u Turkije er niet bij wilt hebben, zegt u dat dan ook eerlijk. Wij willen Turkije de kans geven, maar we weten niet of het uiteindelijk tot een lidmaatschap komt, omdat door beide partijen aan de voorwaarden moet worden voldaan.

(Interrupties van de heer Langen)

Juist u zou zich moeten inhouden, mijnheer Langen. Ik herinner mij december 1995 nog heel goed. De meest fervente voorstander van toetreding in het Parlement was Werner Langen. U bent een van de grootste huichelaars in deze aangelegenheid. Ik heb een goed geheugen, collega, en door geschreeuw worden uw valse argumenten er niet beter op. U zou moeten bedenken, dames en heren, dat het Europees Parlement ….

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Een ogenblik, mijnheer Schulz. Mijnheer Langen, aangezien u niet officieel het woord hebt, wil ik u verzoeken niet te spreken. Ik verzoek u tot bedaren te komen en stil te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u vriendelijk de opmerking van de heer Langen: “Wat een leugenaar!” in de notulen op te nemen. Ik zou u dankbaar zijn als dat in ieder geval in de notulen zou worden vermeld.

Mijnheer de Voorzitter, u merkt aan de opwinding onder de christen-democratische afgevaardigden dat het moeilijk te verteren is wanneer iemand publiekelijk wordt betrapt.

Onze fractie hecht belang aan het volgende. Wat de heer Poettering over zijn eigen winkel heeft gezegd, geldt voor ons natuurlijk ook. Ook in onze fractie – in onze “winkel” – is er niet slechts sprake van één mening. Ik wil echter nog wel iets zeggen over paragraaf 16 van onze gezamenlijke ontwerpresolutie. Uit de woorden van de heer Poettering viel immers op te maken dat we binnenkort over Kroatië zullen moeten debatteren.

Ook voor Kroatië gelden de basisvoorwaarden: samenwerking met het Internationaal Strafhof is een conditio sine qua non. Maar er is nog iets. Volgens paragraaf 16 is een grondwet voor de Europese Unie een basisvoorwaarde voor iedere uitbreiding. Als dat niet deze grondwet is, omdat die in haar huidige vorm niet tot stand komt, dan zeg ik heel duidelijk dat er voor de uitbreiding meer nodig is dan alleen een paar aanpassingen in het Verdrag van Nice. We moeten blijven streven naar een grondwet voor de Europese Unie, als we de Europese Unie geschikt willen maken voor verdere uitbreiding. Dat geldt voor een uitbreiding met Turkije, maar dat geldt ook voor een uitbreiding met elke andere kandidaat-lidstaat. Laat daarover geen misverstand bestaan.

Ik zou wel eens willen horen, mijnheer Poettering, of u met hetzelfde enthousiasme aan de koppeling van deze twee voorwaarden blijft vasthouden als het om Kroatië gaat. Ik ben benieuwd of u dan met dezelfde hartstocht op de basisvoorwaarden zult hameren zoals u bij Turkije hebt gedaan. Naar die dag zie ik uit.

Al met al zullen wij als fractie voor de ontwerpresolutie stemmen. Nog een opmerking over het uitstellen van de stemming zoals de heer Brok beoogt, wanneer het antwoord niet voor vanmiddag komt: als Turkije zijn verklaring inderdaad deel laat uitmaken van het ratificatieproces in het parlement, dan zal precies datgene gebeuren wat we in de gezamenlijke ontwerpresolutie hebben vastgelegd. Dan moeten de onderhandelingen worden stopgezet en misschien zelfs worden opgeschort. In die zin is uitstel niet nodig.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Emma Bonino, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, steeds wanneer we over Turkije discussiëren, krijgt het debat onmiddellijk een politieke wending, ongeacht de min of meer juridische aanleiding, zoals in dit geval.

Alle fracties hebben gezamenlijk een belangrijk compromisdocument ondertekend dat een unaniem standpunt inhoudt, maar op het altaar van deze unanimiteit hebben we enkele correcte punten geofferd.

Volgens mij zijn de eisen die in dit document aan Turkije worden gesteld extreem hard, en die houding helpt ook niet om de Grieks-Cyprioten ertoe te bewegen zich flexibeler op te stellen en een oplossing te vinden voor deze situatie, waarvoor zij in hoge mate verantwoordelijk zijn. We mogen niet vergeten wie het referendum heeft afgewezen en wat de redenen zijn waarom we ons in deze situatie bevinden. Ik zeg dit om duidelijk te maken hoe de zaken ervoor staan.

Een land dat op het punt stond toe te treden, heeft een commissaris van de Europese Unie verhinderd op de publieke televisie te verschijnen, en deze commissaris heeft verklaard dat de Grieks-Cypriotische autoriteiten zijn vertrouwen hebben geschonden en zich niet aan hun woord hebben gehouden. Dat zeg ik omdat we de Cyprioten geen gunst bewijzen als we hen niet wijzen op hun verantwoordelijkheid voor deze situatie.

Tot slot is het voor allen die, net als wij, vertrouwen hebben in en hopen op een politiek Europa, een politieke, economische en morele macht, natuurlijk verrassend dat wij zelf niet tevreden zijn over de successen die we met onze zachtaardige Europese invloed in Turkije aan het behalen zijn. Mogelijk beseffen wij zelf niet dat onlangs diverse taboes zijn doorbroken. In Turkije wordt inmiddels over Armenië gediscussieerd en dat gebeurt met de steun van de regering; ondanks alles hebben de premier en de minister van Buitenlandse Zaken het in gang zetten van dit debat gesteund. Ook het Koerdische taboe is doorbroken: we hoeven maar te denken aan de laatste toespraak van de premier over de fouten die op dat punt zijn gemaakt en de verantwoordelijkheid die hij tijdens zijn optreden in Diyarbakir heeft aanvaard. Dat zijn de successen van het politieke Europa, het zijn de successen van ons vermogen om open, respectvolle, democratische structuren en systemen aan te moedigen.

Natuurlijk hebben we het recht kritisch te zijn, maar we hebben niet het recht cynisch te zijn. Door de gang van zaken rond de Europese Grondwet, die door het vernietigend oordeel van het volk in Frankrijk en Nederland een vroegtijdige dood is gestorven, is Europa achtergebleven zonder een ideële grens voor zijn volwassenheid, zodat wrok en cynisme zich ophopen, en dat is geen beleid.

Op deze manier kunnen we geen beleid maken, kunnen we niet de gewenste federale, liberale Europese politiek voeren die vrijheid, rechtsstaat en democratie aanmoedigt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Marc Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, altijd wanneer verstandige mensen zich opwinden, moet er iets achter zitten. Anders zouden ze zich niet zo opwinden.

Misschien kunnen we eerst een paar zaken op een rij zetten. Tot nu toe hebben we de Europese Unie niet uitgebreid, maar alleen verenigd.

Het eerste echte debat over de uitbreiding gaat over Turkije. Niemand zegt immers – hoe men ook stemt – dat de toetreding van Polen of de toetreding van Tsjechië of Hongarije een uitbreiding was van de Europese gedachte: het was onze plicht en het was ook juist om deze landen na de val van het communisme op te nemen.

Nu is er werkelijk sprake van een nieuwe dimensie. Het gaat over uitbreiding. Wat we ook zullen beslissen, het is een nieuwe dimensie.

(De heer Posselt reageert zonder microfoon)

Hou jij nu eens je mond!

Het gaat dus om een nieuwe dimensie, namelijk deze: is het na 11 september in het belang van Europa om Turkije een kans op toetreding te geven? Op deze vraag zijn verschillende antwoorden mogelijk, maar die antwoorden moeten wel worden ingegeven door het belang voor de Europese Unie, door het belang voor de mensen in Europa en niet door emotionele, culturele of racistische ressentimenten. Dat mag niet, dat willen we niet.

(De heer Brok reageert zonder microfoon)

Als het niet over jou gaat, als jij je niet aangesproken voelt, dan is dat ook niet zo. Dan doel ik op de heer de Villiers. Hou toch eens op om altijd alles op jezelf te betrekken! Je bent het centrum van de wereld niet!

De discussie die momenteel in Europa over Turkije wordt gevoerd, wordt ingegeven door emoties, door racistische ressentimenten tegen de islam. Niet allen die tegen Turkije zijn, hanteren dergelijke argumenten, maar ze surfen wel mee op de golven van dit soort sentimenten. Daarom moet iedere tegenstander zich de vraag stellen wat hij met zijn argumentatie teweegbrengt. Dat Europa eerst moet veranderen, dat Europa eerst zijn huiswerk moet doen, dat Europa een grondwet nodig heeft, dat vind ik goede argumenten en dat ontkent ook niemand. Zoals Europa nu is, kan het niet uitbreiden.

Als het gaat om de vraag of Europa onder de voorwaarden van Nice een hechtere eenheid kan worden door Kroatië in de Unie op te nemen, heb ook ik mijn twijfels. Dat is een legitieme discussie. De andere discussie echter, namelijk over de vraag of Europa een land dat in meerderheid uit moslims bestaat, wel of niet kan opnemen, is een onzinnige discussie. Er zijn in Europa tegenwoordig meer moslims dan Belgen. Die moslims hebben we al opgenomen. Het vraagstuk van een Europese islam dient zich ook zonder Turkije aan. Laten we toch ophouden met die discussie! Het gaat om de op twee na grootste godsdienst in Europa. Of ik dat als atheïst leuk vind, is een andere vraag.

Het enige wat in deze discussie uiteindelijk telt, is het volgende: is Turkije over tien jaar een democratisch land, een seculiere staat, is de islam een Europese islam en is Turkije dan bereid zich samen met ons Europeanen in te zetten voor de waarden die wij in een grondwet vastleggen? Als het antwoord “ja” is, dan zeg ik: “Welkom!” Is het antwoord “nee”, dan moeten we iets anders bedenken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u dringend ervoor te zorgen dat de heer Cohn-Bendit even de tijd neemt om na te denken en vervolgens zijn generaliserende opmerking terugneemt, waarin hij het begrip racisme toepast op iedereen die tegen een Turks lidmaatschap is.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Marc Cohn-Bendit (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil tegen de heer Brok zeggen dat niet alle argumenten tegen Turkije een racistische basis hebben, maar dat de tegenstanders hun argumenten wel zorgvuldig moeten wegen, als ze niet willen meesurfen op de golven van het racisme. Daar blijf ik bij. Als jij je aangesproken voelt, is dat jouw probleem en als je je niet aangesproken voelt, is dat des te beter voor je.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer Brok en mijnheer Cohn-Bendit, we moeten ons Reglement in acht nemen. Ik ga er maar even van uit dat de heer Brok het woord heeft gevoerd uit hoofde van artikel 145. Hij heeft dat niet met zoveel woorden gezegd, maar mijn interpretatie is dat hij het woord gevraagd heeft op basis van dat artikel, en daarin staat dat leden die het woord vragen voor een persoonlijk feit, na de behandeling van het aan de orde zijnde agendapunt gehoord worden. Dat betekent, mijnheer Brok, dat u desgewenst uw opmerkingen kunt maken na afloop van dit debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe de Villiers (IND/DEM). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een motie van orde. Ik zou de heer Cohn-Bendit willen verzoeken zijn woorden terug te nemen. Ik vind zijn opmerking bijzonder ernstig en niet...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer de Villiers, u hebt mij niet gezegd op welk artikel van het Reglement u zich beroept en dus zag ik mij genoodzaakt u te onderbreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, aan de vooravond van de start van deze besprekingen, die zich over een lange periode zullen uitstrekken, is het belangrijk nog eens in alle helderheid de punten op te sommen waarover geen onderhandeling mogelijk is en waarop de Europese onderhandelaars derhalve geen concessies kunnen doen, ongeacht de druk die op hen zou kunnen worden uitgeoefend. Hoewel deze punten bekend zijn, is het volgens mij niet overbodig ze vandaag nog eens in herinnering te roepen. Onze fractie heeft dit in haar ontwerpresolutie gedaan.

In de eerste plaats is het zaak dat de normen inzake democratie daadwerkelijk worden toegepast en dat de internationaal erkende burgerrechten en mensenrechten daadwerkelijk worden geëerbiedigd. Vanzelfsprekend vallen hier ook de burgerlijke, politieke en culturele rechten van de minderheden, en vooral van de Koerden, onder. Dat is een aspect dat in het compromisontwerp dat ons is voorgelegd en dat overigens zeer bevredigend is, tot onze verbazing en grote spijt niet aan de orde is gesteld. In onze ogen is het echter van fundamenteel belang dat Turkije definitief afziet van het idee om de Koerdische kwestie op militaire wijze op te lossen, dat Turkije het politieke aspect van het conflict erkent en dat het aanstuurt op verzoening, in het bijzonder met de Koerden die ervan afgezien hebben hun wapens te gebruiken.

In dezelfde geest is het zaak Turkije - tegen iedere vorm van nationalisme in - zover te krijgen dat het zijn verleden onder ogen wil zien door de genocide op de Armeniërs te erkennen. Overigens is het veelzeggend dat het onaanvaardbare proces dat tegen Orhan Pamuk is aangespannen, zowel op de Koerdische als op de Armeense kwestie betrekking heeft.

Tot slot is het zaak dat Turkije binnen een kort tijdsbestek, dat direct in de eerste fase van de onderhandelingen zou moeten worden vastgesteld, de Republiek Cyprus erkent en de bezettingstroepen uit Noord-Cyprus terugtrekt. Voor het moment dient Turkije de afspraken uit het protocol dat de douane-unie tussen Turkije en de Europese Unie tot de nieuwe lidstaten, met name de Republiek Cyprus, uitbreidt, volledig ten uitvoer te leggen. Dit betekent natuurlijk dat de vrije toegang van Cypriotische schepen en vliegtuigen tot de havens en luchthavens van Turkije volledig moet worden geëerbiedigd.

Deze opsomming bevat geen buitensporige of onredelijke voorwaarden. Met deze maatregelen wordt in wezen ingespeeld op de verwachtingen van de democratische krachten van Turkije zelf. Net als wij willen zij de voorwaarden scheppen voor de toekomstige toetreding van hun land tot de Unie. Voor hen - voor de Turkse en de Koerdische democratische krachten - zijn deze onderhandelingen een bijzondere stimulans om de veranderingen die zij noodzakelijk achten te bespoedigen. Zij zijn dus gebaat bij onze waakzaamheid!

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor degenen onder ons die tegen het idee van een politieke unie zijn, is dit een duidelijke zaak. We zijn tegen een politieke unie met Turkije zoals we tegen een politieke unie met Duitsland, Frankrijk of Italië zijn.

Wat moeten we echter opeens met al die eurofanatici - vooral daar - en de CDU in Duitsland, en zelfs de grote president Chirac zelf, wier hartstocht voor de oneindige ontwikkeling van de Europese Unie opeens bekoelt als ze aan de oever van de Bosporus staan?

Sommigen zullen vanochtend een vleugje hypocrisie menen te bespeuren, maar het is geen hypocrisie. Ze ruiken de geur van angst: angst dat de publieke steun voor het hele EU-project uiteindelijk zal instorten als de toetreding van Turkije serieus wordt nagestreefd. Zoals de heer Poettering ongetwijfeld weet, toont de meest recente Eurobarometer immers aan dat 70 procent van de Fransen en 74 procent van de Duitsers tegen een Turks lidmaatschap is. Maar Brussel ploegt zoals gebruikelijk onverdroten voort. Prima! Wij zijn tegen toetreding van Turkije, maar we willen best toekijken hoe de EU zichzelf om zeep helpt terwijl ze die toetreding probeert te realiseren.

Ze zeggen dat kalkoenen nooit vóór Kerstmis stemmen, maar als de Europese instellingen vóór Turkije stemmen, zou de EU wel eens net zo aan haar eind kunnen komen als een kerstkalkoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie.(PL) Mijnheer de Voorzitter, elke uitbreiding van de Europese Unie heeft uiteenlopende emoties losgemaakt, maar tot nog toe heeft geen enkele uitbreiding bij de Europeanen zoveel reserves opgeroepen als deze. Dat zou kunnen betekenen dat de Europeanen er nooit hun goedkeuring aan zullen hechten. En als de Europeanen zich ertegen blijven verzetten, nu en in de toekomst, zal dat bij de regering in Ankara tot grote teleurstelling leiden – men heeft Turkije immers voorgespiegeld dat het land ooit volledig lid van de Europese Unie kon worden. Toen we dit onderwerp in december 2004 voor het eerst in dit Parlement bespraken, heb ik uiteengezet dat alle voordelen van nauwere economische, politieke en militaire betrekkingen met Turkije ook behaald kunnen worden zonder dit land als volwaardig lid tot de Unie te laten toetreden. Er is over dit onderwerp al veel geschreven.

Vandaag wil ik graag wijzen op een ander probleem dat uit deze uitbreiding voortvloeit: de verstoring van het politieke en geografische evenwicht. We stellen het lidmaatschap van Kroatië uit en we doen liever geen uitspraak over Oekraïne, terwijl die regio beslist tot Europa behoort. Als je in zulke omstandigheden het proces voor de toetreding van Turkije wel wilt voortzetten, dan wordt dat als pijnlijk ervaren. En dat is onaanvaardbaar. Dit hele proces brengt de Europese Unie, de landen van Midden- en Oost-Europa en de landen die ik zojuist genoemd heb ernstige schade toe.

De heer Schulz en de heer Poettering beweren dat onze absorptiecapaciteit beperkt is. Als dat zo is, zou ik de capaciteit die we hebben toch liever anders willen benutten. De tekst die voorligt is eigenlijk gewoon een poging tot chantage, aangezien het uitbreidingsproces daarin afhankelijk wordt gemaakt van het zogeheten constitutionele proces. De leden van Recht en Gerechtigheid (PiS) zullen zich daarom van stemming onthouden ten aanzien van dit document.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). – Voorzitter, alles wijst erop dat Turkije tot elke prijs moet toetreden, maar zoals de EU Turkey Civic Commission onlangs aantoonde, voldoet Turkije niet aan de criteria van Kopenhagen, in tegenstelling tot wat de Commissie en de Raad mogen beweren. Men weet nochtans heel goed wat er allemaal gebeurt. Commissaris Rehn verwees daarnet nog naar de vervolging van de schrijver Orhan Pamuk en elke keer opnieuw uit men zijn bezorgdheid, maar als puntje bij paaltje komt, gebeurt er niets.

Wanneer moet Turkije alle lidstaten erkennen? Wat is de timing voor het openstellen van de Turkse luchthavens en zeehavens? Tijdens het onderhandelingsproces zegt men dan, dus binnen een jaar of tien, eventueel, want dan zal men natuurlijk zover gevorderd zijn dat men niet terug kan, ook als Turkije niet aan de voorwaarden voldoet. Dat is de salamitechniek. Men neemt beslissingen in schijfjes en voor men het weet staat men voor een voldongen feit. Het enige argument dat we nog horen vóór de toetreding van Turkije is de belofte die aan de Turken is gedaan. Hoe zit het met de belofte dat Turkije moet voldoen aan de voorwaarden? Wanneer vraagt men trouwens naar de mening van de bevolking over de toetreding van een niet-Europees land dat niet thuishoort in de Europese Unie?

 
  
MPphoto
 
 

  Camiel Eurlings (PPE-DE). – Voorzitter, de relatie tussen Europa en Turkije gaat vlak voor de geplande start van de onderhandelingen door zeer moeilijke tijden. Moeilijke tijden door een tegenverklaring van Turkije die de Commissie ten koste van alles heeft proberen te voorkomen, maar ook moeilijke tijden, omdat de perceptie bij Turkije van wat nodig zou zijn om Europees lid te kunnen worden, niet strookt met de regels van onze club. De perceptie is verschillend.

En daarom is op dit moment bovenal duidelijkheid gewenst. Duidelijkheid wat de regels zijn en wat er moet gebeuren en daarom juich ik onze gezamenlijke resolutie toe. Want vrienden, de resolutie is heel duidelijk. Allereerst over Cyprus. Er staat: over de erkenning van Cyprus mag niet onderhandeld worden. Erkenning moet er komen, zo snel als mogelijk, anders zijn er serieuze consequenties. Wij spreken dat als Parlement uit en moeten ons daar ook aan houden. Mijnheer Schulz zei binnen 1 à 2 jaar, dus zelfs voor de socialisten zal het onacceptabel zijn dat binnen 2 jaar Cyprus nog niet zal zijn erkend, waarvan akte.

Ten tweede, de implementatie van het protocol. Ook daar wordt duidelijke taal gesproken. Het moet direct aan het begin van de onderhandelingen worden geregeld in 2006, anders serieuze consequenties. Ik zeg hierbij wel het volgende. Er is ook nog een andere kant. Europa moet haar verantwoordelijkheid nemen dat de VN de twee partijen in Cyprus weer bij elkaar brengt. Ik heb afgelopen weekend met de twee leiders aan de twee kanten gesproken, maar men heeft elkaar al jarenlang niet meer gezien. We zouden op zijn minst de VN moet pushen dat er weer iemand daar naartoe gaat om met de partijen te spreken. Ik vind het anders echt een zwaktebod.

Ten derde Voorzitter, de juridische positie van de verklaring. De commissaris heeft gelijk dat het voor onze positie hier geen juridische betekenis heeft, maar mijnheer Brok en mijnheer Poettering hebben gelijk dat als het Turks parlement het als onderdeel van de ratificatie gebruikt er een probleem is. Mijnheer Schulz zegt dat als Turkije het gebruikt bij de ratificatie, dan moeten we direct de onderhandelingen stopzetten. Hoe kan hij dat nu menen, als hij een goed proces met Turkije wil hebben. Voorzitter, ik hoop dat de commissaris alsnog met duidelijkheid kan komen dat Turkije het niet gebruikt als onderdeel van de ratificatie. Mocht Turkije dat wel doen, dan kunnen wij beter als Parlement onze stem nog inhouden, de zaak opschorten zodat we maximale druk uitoefenen dat Turkije die domme weg niet opgaat en problemen voorkomt in plaats dat we zoals mijnheer Schulz zegt misschien binnen twee maanden de boel al moeten afblazen.

Dan Voorzitter, de resolutie is ook heel duidelijk op het vlak van hoe we verder met de onderhandelingen omgaan. Turkije heeft formeel voldaan om te starten wordt gezegd, maar ik zeg daarbij, bij de nieuwe wetten zijn problemen, want artikelen 301 en 305 van de strafwet zorgen ervoor dat Orhan Pamuk vervolgd kan worden, zorgen ervoor dat een rechter een Armeense conferentie kan afblazen en ik juich het toe dat premier Erdogan zich zo duidelijk heeft uitgesproken bij de conferentie en ook ten aanzien van het Koerdisch probleem. Dat is moedig.

Maar problemen echt oplossen is die wetten veranderen. Problemen echt oplossen is ook de wet veranderen rond religieuze minderheden. Het is een land dat bij Europa wil, onwaardig. Dat men daar geen priesters kan opleiden na jarenlange beloftes, dat kerken nog steeds worden afgepakt, dat kan nooit worden geaccepteerd. En daarom vind ik het goed dat in deze resolutie voor het eerst het woord deadline staat. Als wij de prioriteit bij politieke criteria serieus nemen, Voorzitter, moeten wij duidelijke deadlines durven te stellen en zeggen jullie hebben 1 of 2 jaar om de zaak te veranderen anders kunnen we niet verder gaan.

Ik rond af. Wat als laatste belangrijk is, is dat absorptiecapaciteit er nadrukkelijk in staat. Europa zal ook zo'n groot land moeten kunnen opnemen, daar hoort een constitutie bij, daar horen financiële arrangements bij, maar daar hoort vooral bij dat we de mensen op de straat overtuigen. Dat is aan Turkije de komende tijd met goede acties en echte hervormingen, maar dat is ook aan dit Parlement, door niet alleen met deze resolutie duidelijke taal uit te spreken, maar ook in de komende jaren die duidelijke taal waar te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Marinus Wiersma (PSE). – Voorzitter, luisterend naar de heer Eurlings kunnen we in ieder geval vaststellen dat we het over heel veel dingen in de resolutie eens zijn, maar toch niet over alles, denk ik. Als het gaat om Turkije, dan is er toch wel een verschil tussen de opstelling van een aantal fracties, laten we maar zeggen, de linkerzijde of de linkerzijde van het midden en de EVP, dat is één punt. Ik ben wel blij dat we in ieder geval een heldere ontwerpresolutie hebben en ik hoop ook dat die ongeschonden door de stemming komt.

Bij de resolutie hebben we natuurlijk vooral gekeken naar de opstelling van het Europees Parlement vorig jaar. Die hebben we als uitgangspunt genomen bij het opstellen van de resolutie en een aantal punten worden expres ook herhaald om duidelijk te maken wat eigenlijk het onderhandelingskader is dat dit Parlement de komende jaren wil hanteren.

Wij hebben erom gevraagd dat de onderhandelingen met Turkije zich in de eerste fase zullen concentreren op de politieke criteria, op het respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, op de positie van minderheden. Op deze wijze zal de Europese Unie druk kunnen uitoefenen op de Turkse regering om deze rechten en vrijheden niet alleen wettelijk vast te leggen, maar ook verder goed te implementeren. Wij hebben daar vele malen op aangedrongen en zullen dat blijven doen; Turkije dient die hervorming dan ook in de praktijk te brengen en zichtbaar te maken, zodat wij een en ander ook op een positieve manier kunnen waarderen.

Minstens zo belangrijk is nogmaals te bevestigen dat het doel van de onderhandelingen het volledig lidmaatschap van de Europese Unie is. Tegelijkertijd - en dat zeggen we ook in de resolutie - hangt de uitkomst natuurlijk af van het proces zelf. Succes is ons oogmerk, maar het is niet verzekerd. Het proces - de commissaris heeft het al gezegd - is op zichzelf al heel erg belangrijk en het zal ook enorme consequenties hebben voor de toekomst van Turkije zelf.

Helaas moeten we vaststellen dat het debat over de opening van de toetredingsonderhandelingen met Turkije en de tekst van de resolutie overschaduwd worden door twee kwesties. Ten eerste is dat de erkenning van de Republiek Cyprus en ten tweede de uitbreiding en de implementatie van het douaneprotocol, ook weer voor wat betreft Cyprus. Het zijn twee problemen die, zoals ik helaas moet vaststellen, door Turkije zijn veroorzaakt.

Wij begrijpen niet waarom een wereldbesluit zoals het openen van havens of vliegvelden een immens principieel probleem moet zijn. Wij begrijpen niet waarom Turkije zoveel moeite heeft om alle leden te erkennen van een club waarvan het zelf ook lid wil worden. Daarom dringen wij erop aan dat Turkije zijn bezwaren rond de uitbreiding van het douane-akkoord laat varen en het Ankara-akkoord volledig en zonder discriminatie ten uitvoer brengt. Daarom dringen wij erop aan dat Turkije zo spoedig mogelijk na aanvang van de onderhandelingen tot formele erkenning van Cyprus overgaat. Daarom herhalen we nogmaals het standpunt, dat wat ons betreft ondertekening van een akkoord met 25 landen, ook de erkenning van 25 landen impliceert.

Wij zijn bang dat deze kwesties tot haperingen in het onderhandelingsproces zouden kunnen leiden of zelfs tot onderbreking daarvan, zo staat het ook in een resolutie. Dat is niet in ons belang en ook niet in het belang van de Turkse regering, noch van het Turkse volk. We doen daarom een zwaar beroep op de Turkse regering hier onmiddellijk werk van te maken, zodat deze problemen worden opgelost.

Tenslotte, dit is geen debat over Cyprus, over de kwestie Cyprus, maar de kwestie ligt wel op tafel en ik wil graag nog twee zaken naar voren brengen. Ten eerste zou ik, net zoals de heer Eurlings, alle partijen willen vragen naar de onderhandelingstafel terug te keren ten einde de impasse rond de toekomst van Noordelijk Cyprus te doorbreken.

Ten tweede wil ik diezelfde partijen en de Raad en de Commissie vragen niet langer te aarzelen en de nodige maatregelen te treffen om de economie en daarmee de mensen van Noordelijk Cyprus een kans te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me om te zien dat de besprekingen tussen de SPD en de CDU over een grote coalitie niet van een leien dakje gaan.

Ik vind het ontstellend dat degenen die zoveel profijt hebben gehad van de Europese integratie als het gaat om welvaart, veiligheid en vrije democratie, nu weigeren Turkije diezelfde vruchten te laten plukken. Ik ben het echter eens met de heer Poettering: we moeten benadrukken dat het absorptievermogen van de EU berekend moet zijn op Turkije. Kan de fungerend voorzitter aangeven of hij het met ons eens is dat de Europese grondwet moet worden aangenomen voordat Turkije en Kroatië kunnen toetreden? Is hij het ook met ons eens dat de kwestie-Cyprus onopgelost blijft en dat de Balkan onvoorspelbaar en instabiel blijft als de EU Turkije het lidmaatschap ontzegt? Kan hij aangeven wat voor stappen het voorzitterschap gaat nemen om de financiële en handelsbetrekkingen met Noord-Cyprus te bevorderen als de toetredingsonderhandelingen eenmaal op de rails staan?

 
  
MPphoto
 
 

  Joost Lagendijk (Verts/ALE). – Voorzitter, collega's, in de aanloop naar belangrijke beslissingen in de Europese Unie over Turkije wordt steeds duidelijker, dat er een strijd, een hevige strijd in Turkije gaande is tussen hervormers en conservatieven over de toekomst van Turkije, tussen een democratisch Turkije verankerd in Europa en een ondemocratisch Turkije in splendid isolation.

Laat ik het nogmaals duidelijk maken, ik wil dat de hervormers winnen. Dat betekent dat de EU in zijn relaties met Turkije duidelijk, maar ook eerlijk moet zijn. Als het gaat om Cyprus betekent, in mijn ogen, het tekenen van het protocol door de Turkse regering 100% uitvoering. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar het betekent ook dat de EU zijn belofte moet nakomen om een eind te maken aan de isolatie van het noordelijk deel van Cyprus. Dat betekent ook, als we het hebben over Cyprus, dat de volgorde moet zijn - en dat zeg ik ook tegen de socialistische collega's - eerst Kofi Annan vragen om te kijken of er een oplossing mogelijk is en dan pas erkenning, want andersom, collega's, zal niet werken. Duidelijk en eerlijk betekent ook lof voor de nieuwe strafwet, maar tegelijkertijd moeten de hervormers erop worden gewezen dat er in die nieuwe strafwet nog veel te veel paragrafen en artikelen zitten die door de conservatieven misbruikt kunnen worden om de hervormers te frustreren, zoals we hebben kunnen zien aan het voorbeeld van de schrijver Orhan Pamuk en dat er daarom verdere wijzigingen nodig zijn.

Collega's, Voorzitter, de onderhandelingen kunnen wat mij betreft beginnen. Ik wens de Commissie en de Raad veel eerlijkheid en duidelijkheid toe en ik wens de hervormers in Turkije veel kracht en wijsheid toe.

 
  
MPphoto
 
 

  Adamos Adamou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter, mijnheer de commissaris, ik was eigenlijk van plan om mijn toespraak van anderhalve minuut anders te beginnen, maar ik ben wel gedwongen om commentaar te leveren op de verklaring van onze collega, mevrouw Bonino, die zojuist het woord heeft gevoerd. Zij legt de verantwoordelijkheid bij de Grieks-Cyprioten, omdat zij het plan-Annan hebben verworpen. Mijns inziens is toch algemeen aanvaard dat besluiten die op basis van een referendum genomen zijn ook worden gerespecteerd. Zo staat dat ook in de ontwerpresolutie. Mevrouw Bonino kan wel zeggen dat zij dit betreurt, maar eigenlijk had ik verwacht dat zij ook zou zeggen waarom de Grieks-Cyprioten het plan hebben verworpen, en dat zij duidelijk zou maken dat ook 35 procent van de Turks-Cyprioten ‘nee’ heeft gezegd, en dat de kolonisten in het bezette gedeelte van Cyprus, die zich volkenrechtelijk gezien schuldig maken aan een oorlogsmisdaad, ook stemrecht hadden. Dit bij wijze van commentaar.

Turkije moet zijn verplichtingen uit hoofde van het volkenrecht en de beginselen die ten grondslag liggen aan de Europese Unie eerbiedigen. Het moet tevens rekening houden met het feit dat de Europese Unie bestaat uit vijfentwintig lidstaten, waaronder de Republiek Cyprus; het zou een paradoxale situatie zijn Turkije in de Europese Unie op te nemen en tegelijkertijd toe te staan dat het land een gedeelte van het grondgebied van een lidstaat militair bezet houdt en weigert die lidstaat te erkennen.

Turkije moet in dit kader de bepalingen van het protocol, met inbegrip van de bepalingen in het hoofdstuk vervoer, volledig en zonder enig onderscheid toepassen. Het is dus vanzelfsprekend dat Turkije de Republiek Cyprus moet erkennen.

Met een herenigd Cyprus, Griekenland en Turkije als lidstaten van de Europese Unie zullen de vrede en veiligheid in het gebied mijns inziens versterkt worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder (IND/DEM). – Voorzitter, onduidelijke politiek wordt vroeg of laat door de kiezers afgestraft. Dat gaat vandaag evenzeer op voor de dubbelzinnige Turkije-koers van Raad en Commissie. De eerste afstraffing is er al: een door twee referenda getorpedeerd Grondwettelijk Verdrag. Een tweede, late electorale afstraffing ligt in het verschiet via nieuwe referenda, indien de zogenoemde "open eindonderhandelingen" met Turkije al op lidmaatschap uitlopen. Waarom opteren de lidstaten niet simpelweg voor een solide nabuurschap met Ankara. Per slot van rekening vormt zelfs een volwaardige douane-unie tussen de EU-25 en Turkije vandaag de dag al een schier onoverkomelijk politiek obstakel. Zie de diepgaande controverse over het gedeelde Cyprus.

Voorzitter, ondertussen stemt het vooruitzicht van onderhandelingen met de Republiek Turkije mij vooral treurig vanwege de rechteloze, ik herhaal réchteloze positie van de christelijke kerk aldaar. En ik spreek niet eens over ernstige gevallen van fysieke mishandeling van Turkse protestanten vorige maand. Raad en Commissie, over de naleving van de politieke criteria van Kopenhagen gesproken.... Ik zie uit naar effectieve actie van uw kant en, commissaris Rehn, ik heb u er een jaar geleden ook al uitdrukkelijk op aangesproken. Ik heb vanmorgen ook al veel gehoord over de zogenoemde seculiere staat in Turkije. Collega's die erover spreken, kennen de feiten niet eens en daar moeten we toch mee beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, in december hebben we Turkije gevraagd een duidelijk signaal af te geven waaruit blijkt dat het land de democratische regels van de Europese Unie aanvaardt, door om te beginnen Cyprus te erkennen. Het negatieve antwoord van de Turkse regering is echter een signaal van verrassende hardnekkigheid.

We weten dat dit een unilaterale verklaring is zonder rechtskracht, maar juist daarom is deze verklaring ernstig en ongerechtvaardigd. Niet minder verrassend is de houding van Europa, dat weer eens een ambigue rol speelt met zijn eeuwige compromissen, waardoor problemen worden aangehouden en op de spits gedreven in plaats van opgelost.

We wijzen er nog eens op dat de uitkomst van het toetredingsproces van Turkije niet vanzelf spreekt. Turkije moet concrete toezeggingen doen, op dat punt kunnen we geen compromissen sluiten. Ik wil niet zeggen dat er geen sprake is van verbetering, maar er moet nog steeds heel veel worden gedaan met betrekking tot martelpraktijken, eerbiediging van de mensenrechten en de burgerrechten en bescherming van minderheden. Bovenal kan Turkije er niet onderuit een staat te erkennen die al lid is van de Europese Unie, namelijk Cyprus, en evenmin kan het doorgaan Cyprus met 40 000 Turkse soldaten bezet te houden. Het toetredingsproces moet serieus en transparant zijn en op de waarden integratie en wederzijds respect gebaseerd zijn.

We weten ook hoezeer de Italiaanse regering zich heeft ingespannen voor een positieve afronding van de onderhandelingen, maar op grond van de overwegingen die ik hiervoor heb uiteengezet zal de delegatie van Alleanza Nazionale zich van stemming onthouden om haar kritiek te benadrukken. Dat wil niet zeggen dat we niets meer van Turkije willen weten; we eisen alleen dat de regels in acht worden genomen, en dat die voor iedereen gelijk zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Tadeusz Masiel (NI).(PL) Mijnheer de Voorzitter, als de onderhandelingen met Turkije eenmaal zijn geopend, zal dat vroeger of later – helaas – tot toetreding leiden, ook als Turkije er niet in slaagt te voldoen aan daarvoor gestelde voorwaarden. Waarom zou dit land zich eigenlijk de moeite getroosten aan wat voor voorwaarden dan ook te voldoen? Het feit dat Turkije dat nu niet doet is immers geen enkel obstakel geweest voor het openen van de onderhandelingen.

Turkije zal onze cultuur nooit respecteren – het zal de eigen cultuur aan ons willen opdringen. Een land dat nooit christelijk is geweest zal nooit Europees worden. Zowel de huidige als de aspirant-leden zijn allemaal meer dan duizend jaar geleden christelijke naties geworden, en er is geen enkele humanistische filosofie die deze gemene deler die ons allen verbindt kan vervangen. Laten we Turkije welkom heten als partner, maar niet als lid.

Twee dagen geleden heeft de voorzitter van dit Parlement, de heer Borrell, gezegd – maar dan wel in een andere context, namelijk die van de Grondwet – dat “Europa voor de Europeanen is”. Anders zullen de Europeanen de Unie verlaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Kasoulides (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was een van degenen die afgelopen december niet tegen het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije was, in de hoop dat dit goed zou zijn voor het democratiseringsproces en de mensenrechten in Turkije en de vrede tussen Turkije, Griekenland, Cyprus en Armenië. Helaas hebben we vorig jaar een terugval gezien en geen vooruitgang.

Naast wetgeving tegen discriminatie op grond van geslacht werd er vooral één ding van Turkije verlangd, namelijk uitbreiding van het Protocol van Ankara tot Cyprus. Een week geleden zei minister van Buitenlandse Zaken Gül echter nog dat zeehavens en luchthavens los staan van de douane-unie.

De Raad en de Commissie willen dit onder het kleed vegen, zoals ze de behandeling van religieuze minderheden, artikel 305 van het wetboek van strafrecht, de Armeense genocide, de onderdrukking van vrouwendemonstraties en nog veel meer kwesties, ook die van Orhan Pamuk en de vrijheid van meningsuiting in Turkije, onder het kleed hebben geveegd.

Turkije moet als kandidaat-lidstaat eerlijk maar streng worden behandeld. Wie van de tien huidige nieuwe lidstaten zou het in zijn hoofd hebben gehaald om aan het begin van de onderhandelingen een andere lidstaat niet te erkennen? Dat is wat nu gebeurt met Cyprus. We kunnen de uitkomst van het referendum in Cyprus betreuren, maar we moeten de uitkomst van dat referendum en de referenda die in Frankrijk en Nederland zijn gehouden, wel respecteren.

De zelfingenomenheid die de Raad en de Commissie ten toon spreiden, verzwakt de boodschap die deze referenda afgeven. Ik vrees dat Turkije niet het echte probleem is; het echte probleem, dat zijn de Raad en de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, de Turkse minister-president Erdogan heeft veel voor zijn land gedaan, ook waar het gaat om de hervormingen die het land dichter bij de Europese Unie moeten brengen. Hij bewees zijn land echter een slechte dienst toen hij gelijktijdig met de ondertekening van de Overeenkomst van Ankara die onaanvaardbare unilaterale verklaring uitgaf. Turkije moet alle juridische consequenties van deze overeenkomst niet alleen accepteren, maar vanzelfsprekend ook uitvoeren.

Desondanks ben ik van mening dat juist wij als Europese Unie Turkije moeten laten zien wat het betekent Europees te denken en te handelen en met vertrouwen en consistentie te werk te gaan. Daarom vind ik ook dat de Europese Unie de onderhandelingen op 3 oktober moet beginnen. Waarom?

Ten eerste: het zou onverantwoordelijk zijn en slecht voor Europa, wanneer we het hervormingsproces dat in Turkije gaande is, zouden afbreken, ook al doen zich de nodige hindernissen en problemen voor, zoals de heer Kasoulides terecht zei. We moeten dat proces juist stimuleren.

Ten tweede: we moeten alle groeperingen in Turkije – met name de grote minderheidsgroepen zoals de Koerden – de kans en de gelegenheid bieden om door middel van het hervormingsproces hun mogelijkheden voor culturele uitingen en politieke participatie uit te breiden.

Ten derde: we moeten ervoor zorgen dat Turkije als erkend kandidaat-lidstaat van de Europese Unie de verhouding met al zijn buurlanden, in het bijzonder met Armenië, navenant verbetert, onder meer door de eigen geschiedenis en de wandaden uit die geschiedenis te erkennen.

Ten vierde: het is van groot belang dat we ook steun geven aan de Turkstalige bevolking op Cyprus. We hebben het terecht vaak over de Griekstalige meerderheid op Cyprus. Laten we echter niet vergeten dat het de Turkse minderheid op Cyprus was die duidelijk “ja” tegen de hereniging heeft gezegd en dat het ook de Turkse minderheid was die duidelijk “ja” tegen Europa heeft gezegd. Laten we ook niet vergeten dat Europa vooralsnog in gebreke is gebleven ten aanzien van zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden jegens deze minderheid, bijvoorbeeld waar het gaat om handel en financiële steun.

Om al deze redenen moet onze houding consistent zijn en moeten we duidelijk “ja” zeggen tegen het openen van de onderhandelingen. Het zal een moeilijk proces worden. Er zal nog voor zeer veel problemen een oplossing moeten worden gevonden. Wij moeten er echter voor zorgen dat Turkije het hervormingsproces voortzet. Als Turkije daarin slaagt, dan kan en moet het ook lid worden van de Europese Unie. Alleen wanneer het land daar niet in slaagt, moeten we naar een andere vorm voor onze betrekkingen zoeken.

Mijnheer Poettering, voor alle duidelijkheid en om misverstanden te voorkomen: onze fractie hoopt dat op 3 oktober de onderhandelingen zowel met Turkije als met Kroatië van start kunnen gaan. Dat zou een geweldig signaal voor de toekomst zijn. We willen Turkije niet tegen Kroatië en Kroatië niet tegen Turkije uitspelen. Beide landen verdienen het dat met de onderhandelingen wordt begonnen. Als we nu kunnen beginnen, zullen de onderhandelingen met Kroatië waarschijnlijk eerder worden afgerond dan met Turkije. Laten we echter met beide landen de toekomst van ons werelddeel tegemoet gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, we zitten op slechts enkele dagen en uren vóór de geplande datum voor de start van de onderhandelingen en nog steeds heeft Turkije de Republiek Cyprus niet erkend, en het Turkse gerechtelijk apparaat heeft eens te meer de organisatie van een conferentie over de genocide op de Armeniërs verboden, een genocide die Turkije nog altijd niet heeft erkend. Ondanks deze ernstige schendingen van de beginselen van de democratie en van de plicht om de herinnering aan het verleden levend te houden, doen de Europese instellingen alsof er niets aan de hand is en bevestigen zij dat de kaarten zijn geschud: op 3 oktober a.s. zal de Europese Unie de toetredingsonderhandelingen met Ankara starten.

Ik wil even kort reageren op al diegenen die ons uitleggen dat het starten van deze onderhandelingen nog niets zegt over de uitkomst ervan. Dat is onjuist, en wel om ten minste twee redenen. De eerste reden is dat deze onderhandelingen expliciet worden aangegaan met het oog op toetreding, en niet met het oog op een geprivilegieerd partnerschap. Wie het tegendeel beweert, vertelt fabeltjes. De tweede reden is dat het starten van de onderhandelingen vanzelfsprekend in toetreding zal uitmonden. Gedurende een aantal jaren zullen de verschillende hoofdstukken van de toetreding, het ene na het andere, geopend, behandeld en weer gesloten worden. De uitkomst staat echter nu al vast: geen enkel land zal aan het eind van een lang proces in zijn eentje de verantwoordelijkheid nemen om “nee” te zeggen. Wie het tegendeel beweert, vertelt alweer fabeltjes.

Europa maakt momenteel de ernstigste crisis uit zijn geschiedenis door en van de kant van de Raad en de Commissie ligt er geen enkel project, geen enkel vooruitzicht op tafel, behalve dan het plan - als ik op recente verklaringen moet afgaan - om af te zien van een politiek Europa. Het enige onderwerp dat op de agenda staat, is de uitbreiding met Turkije, alsof in dit ontregelde Europa de eeuwige vlucht naar voren voortaan in de plaats van een visie komt. Wat Europa in de toekomst nodig heeft, is een echte reconstructie. Al diegenen die het Europese project grondig willen herzien om eindelijk gestalte te geven aan een politiek en democratisch Europa, kunnen op onze steun rekenen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Cem Özdemir (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er is al veel gezegd over de conferentie van historici die het afgelopen weekend in Istanbul is gehouden. Ik heb aan deze conferentie deelgenomen en in tegenstelling tot wat mevrouw De Sarnez zojuist zei, is de conferentie wel doorgegaan. Ze kon doorgang vinden omdat de Turkse minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken duidelijk hebben laten weten dat de conferentie moest doorgaan en zich solidair hebben verklaard met de wetenschappers, met de kritische geesten in Turkije. Het zou het Europees Parlement sieren wanneer het vanaf deze plaats, ongeacht alle meningsverschillen, de Turkse minister-president zou bedanken voor de moed die hij heeft getoond, waardoor de kritische conferentie kon plaatsvinden. Dat was een teken van Europees bewustzijn.

Ik heb uit Turkije echter ook een tweeledige boodschap meegebracht. In de eerste plaats is me gevraagd alle mensen te bedanken die zich gedurende vele jaren voor mensenrechten en democratie in Turkije hebben ingezet, ook in een periode waarin in Turkije – evenals in de rest van de wereld – de Koude Oorlog woedde. Sommigen van degenen die nu de mond vol hebben van mensenrechten, merkten destijds alles in Turkije op, behalve mensenrechtenschendingen.

In de tweede plaats verzoekt men ons door te gaan met het proces dat tot doel heeft het land dichter bij de Europese Unie te brengen, want dat is de enige manier waarop men op de lange termijn democratie en hervormingen in Turkije tot stand kan brengen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, 3 oktober beginnen de onderhandelingen met Turkije, maar we moeten ervoor zorgen dat Turkije geen spelletjes speelt met de Europese Unie: de mensenrechten moeten bij alle onderhandelingen centraal staan. Maar de hervorming van de grondwet is een mooie droom gebleven, en in de kieswet is nog steeds een drempel van 10 procent opgenomen, waardoor de Koerden geen kans maken op een eigen vertegenwoordiging in het parlement.

Een nieuwe wet beperkt advocaten in het vervullen van hun beroepsplicht, journalisten kunnen worden gearresteerd als hun artikelen worden gezien als een aanval op de territoriale integriteit, de lerarenvakbonden zijn veroordeeld omdat ze het recht hadden verdedigd om ook op school de eigen taal te spreken, en Mehmet Tarhan, een jonge Turkse homoseksueel, is tot meerdere jaren gevangenisstraf veroordeeld omdat hij dienst heeft geweigerd.

In de regio Koerdistan is de situatie echter nog ernstiger. Nog maar een paar weken geleden heeft president Ergodan de hoop gewekt dat er een vredesproces op gang zou worden gebracht, maar er is op dit punt helemaal niets gebeurd. Hoewel de Congra-Gel bekend gemaakt heeft alle militaire acties op te schorten, worden er nog steeds gewelddadige militaire acties tegen de Koerdische bevolking, martelingen en ontvoeringen gerapporteerd.

De Europese Unie moet van Turkije een politieke erkenning van de Koerdische kwestie en openbare onderhandelingen eisen. De weg naar de Europese Unie loopt via Diyarbakir, de hoofdstad van Turks Koerdistan. Over de mensenrechten en het respect voor democratische regels kan niet worden onderhandeld. De Turkse regering lijkt niet van plan gevolg te geven aan de uitnodiging van het Europees Hof voor de rechten van de mens om het proces van Öcalan over te doen. Als de Europese Unie deze situatie negeert, ondermijnt ze de geloofwaardigheid van haar instellingen.

De idee dat Turkije tot de Unie kan toetreden zonder Cyprus te erkennen is volstrekt onaanvaardbaar. Turkije is nu aan zet; we kunnen jaren discussiëren over economische en douaneovereenkomsten, maar over de mensenrechten valt niet te onderhandelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij spreken hier over de opname van Turkije in Europa. Een voorbeeld van gisteren: Turkije heeft de paus verboden naar Istanbul te gaan om daar een mis te vieren. Vertelt u eens: welk ander land in de wereld verbiedt de paus om het land een bezoek te brengen? Zelfs de communist Castro heeft de paus ontvangen, met het eerbetoon dat een staatshoofd toekomt. Turkije verbiedt de paus om een bezoek te brengen. Dat is racisme. Dat verbod is racistisch en keert zich niet alleen tegen de Oecumenische Patriarch. Het gaat er ook niet om dat ze de grootste kerk van het christendom, de Aya Sofia, hebben veranderd in een zaal voor oosterse dansen en modeshows. Dat is een grove belediging, een belediging aan het adres van Europa.

Turkije erkent Cyprus niet - en dan hebben sommigen hier het over het plan-Annan! Als dat zo’n mooi plan is, laat Turkije het dan toepassen op de 20 miljoen Koerden! Als het bezettingsleger vertrekt, komt de grondwet van 1960 terug, met een Grieks-Cypriotische president en een Turks-Cypriotische vice-president, en daarmee zal de kous af zijn. Dan zal het noordelijk gedeelte automatisch dat krijgen wat ook het zuidelijk gedeelte heeft. Zo eenvoudig is dat. Men hoeft alleen maar logisch te zijn. Wij hebben geen interventie van de Amerikanen nodig, die helaas ook in deze zaal aan de touwtjes trekken en bepalen welke stappen Europa moet zetten.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastiano (Nello) Musumeci (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we hebben altijd met belangstelling gekeken naar de moedige keuze van Turkije om zich aan de zijde van het Westen te scharen, tenminste op strategisch-militair vlak. Wie, zoals ik, op de uiterste zuidrand van het Europese continent leeft, in het hart van het Euraziatisch-Afrikaanse bekken, bespeurt meer dan wie ook de behoefte grenzen en contouren vast te stellen in een geest van vreedzame coëxistentie.

Het democratiseringsproces dat de Turkse staat op gang heeft gebracht met het oog op een mogelijke toetreding tot de Europese Unie lijkt nog traag te verlopen en vol te zitten met onzekerheden en tegenstrijdigheden. Sommige obstakels zijn weggenomen, dat klopt, maar andere moeten nog worden geëlimineerd. Dit is geen oneindig lang examen dat het Westen Turkije afneemt, maar het is essentieel om uitbreiding te baseren op democratie en eerbiediging van de burgerrechten en het internationaal recht.

Daarom heeft de Europese Unie de plicht Turkije te ondersteunen bij de voorbereidingen op weg naar het Westen, maar ook om onbuigzaam en streng te zijn op dit punt. Het zou volstrekt onverdedigbaar zijn andere keuzes te maken op opportunistische gronden. Voor vandaag is dat genoeg reden om ons van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, wie naar het debat luistert, moet zich wel afvragen hoe men zo onverantwoordelijk kan handelen. Wat hebben degenen die de beslissingen nemen ons keer op keer beloofd? Zonder Nice geen uitbreiding verder dan de tien en zonder Europese grondwet geen verdere uitbreiding. En wat doen we nu? We leggen de loper uit voor Turkije!

Als dit werkelijk doorgang vindt, graaft de Europese Unie haar eigen graf. Daar ben ik van overtuigd. We zullen het project van de Europese Unie met geen mogelijkheid kunnen voortzetten op de wijze zoals het was bedoeld. Als we dit proces continueren, dan beschouw ik dat als een enorm debacle, ja als een verraad van de politieke elite – juist vanuit haar verantwoordelijkheid tegenover jonge mensen.

Laten we vandaag daarom in de plenaire vergadering een ander symbolisch graf graven. U bent bezig het Europees project om zeep te helpen. Nog een laatste oproep: ook als nieuw lid van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Turkije zeg ik: trekt u aan de noodrem! Stopt u de onderhandelingen!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de afgelopen weken en maanden heb ik in Turkije talloze discussies gehoord over het principe pacta sunt servanda. Kennelijk geldt dit beginsel echter alleen voor Europa en dan nog niet eens voor iedereen hier, maar alleen voor degenen die kritisch staan tegenover de toetreding van Turkije. Het pacta sunt servanda lijkt alleen op ons van toepassing te zijn. Van Turkije wordt al helemaal niets meer verlangd. Daarbij is Turkije duidelijk niet bereid zich aan onze regels te houden. Dat blijkt wel uit de gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Pacta sunt servanda - maar ook de Raad en de Commissie houden zich daar niet aan. Ze schenden voortdurend de gemeenschappelijke regels, de gemeenschappelijke Verdragen. Eigenlijk zou men hen moeten aanklagen.

De politieke criteria van Kopenhagen zijn niet onderhandelbaar. Andere kandidaat-lidstaten moesten er al voor het begin van de onderhandelingen aan voldoen. Voor Turkije geldt dat opeens allemaal niet meer, hoewel er daar, ondanks alle hervormingen, nog steeds van alles mis is. Wat is er gebeurd? De Commissie betreurt de houding van Turkije, zo zei de heer Rehn daarstraks. Toch adviseert de Commissie nadrukkelijk de onderhandelingen over een volwaardig lidmaatschap te beginnen. De Commissie zegt dat Turkije nu veel belang toekent aan de economische en sociale ontwikkeling van het zuidoosten van het land. Welnee, het is één grote show die op dit moment door de heer Erdogan wordt opgevoerd. In werkelijkheid wordt de Koerdische bevolking van het EU-proces uitgesloten, zoals ze ook van het eigen nationale parlement wordt uitgesloten.

Vergeet niet dat de conferentie over de Armeniërs oorspronkelijk door een lid van de Turkse regering werd tegengehouden! Orhan Pamuk moet terechtstaan. Eergisteren werd de Turkse organisatie van homo’s en lesbiennes verboden. Vreedzame demonstranten werden in elkaar geslagen en worden vervolgens voor de rechter gesleept. Martelingen blijven op grote schaal voorkomen. De situatie van de vrouwen is beschamend. Alleen dat al is een reden om “nee” te zeggen tegen het openen van de onderhandelingen. Op dit punt ontbreekt namelijk ieder uitzicht op verandering. Godsdienstvrijheid bestaat de facto niet, maar met een beroep op de godsdienstvrijheid is Turkije bezig het land te islamiseren. De Europese Unie laat dat allemaal toe, omdat ze ieder pressiemiddel – hetzij uit naïveteit, hetzij uit puur nationaal eigenbelang – uit handen geeft. In Turkije zal er echter alleen iets veranderen …

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique De Keyser (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement heeft altijd achter het starten van de onderhandelingen met Turkije gestaan, met het duidelijke vooruitzicht dat dit land tot de Unie zou toetreden. Maar nu zou ik de heer Erdogan toch willen zeggen dat hij ons niet echt geholpen heeft met zijn unilaterale verklaring bij de ondertekening van het protocol van Ankara. Zoals u weet zijn er in dit Parlement drie groepen en dat hebben we vandaag goed kunnen zien.

We hebben een groep die niets van Turkije wil weten en die dit duidelijk laat horen. Deze groep maakte zich al handenwrijvend op om het project te begraven.

Er is een tweede groep: degenen die berusten in een verstandshuwelijk door zich voor te houden dat Turkije natuurlijk toch een groot land is, dat een knooppunt van energiebronnen is, water bezit, bevriend is met de Verenigde Staten, zich tijdens de Irak-oorlog correct heeft opgesteld door zich er niet in te mengen, en dat ieder land, alles welbeschouwd, nog 71 kansen overhoudt om zijn veto uit te spreken tijdens de onderhandelingen.

Ten slotte is er nog een derde groep, en deze derde groep, waartoe ikzelf behoor, gelooft in dit project. Maar dan als een echt politiek project dat een opening biedt naar een tolerant, pluralistisch Europa dat openstaat voor diversiteit. Dit is geen begrafenis. Dit enorme project - dat een grote gok is, van het belang waarvan de kiezers nog moeten worden overtuigd - brengt echter wel twee aspecten met zich mee.

Het eerste aspect is dat wij geen concessies zullen doen, noch over Cyprus, noch over de Armeense kwestie, de rechten van de Koerden of de rechten van de vrouw. Wat wij willen is een huwelijk uit liefde, waarin de partners kunnen zeggen waar het op staat. Dit is de democratie die wij absoluut willen.

Er is echter een tweede aspect, dat nog moeilijker te regelen is. Zullen wij, als Europa, in staat zijn te veranderen zonder verraad te plegen aan ons sociaal model? Zullen wij - als wij Turkije willen opnemen - op dit moment in staat zijn om niet alleen onze instellingen te versterken en het constitutioneel verdrag aan te nemen, maar ook om ons solidair op te stellen tegenover dit land, dat, hoe groot het ook is, toch ook arm is? Dat is een vraag die open blijft. Maar als wij de onderhandelingen starten, moeten we niet vergeten dat er in een huwelijk twee partners zijn, en dat ieder van hen een verantwoordelijkheid draagt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dank u, mevrouw De Keyser, voor uw huwelijksvergelijking. Dat was een aardige manier om de zaken voor te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvana Koch-Mehrin (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Europa bevindt zich in een crisis. We hebben geen grondwet. De toekomstige financiering van de EU is nog niet geregeld. Met 25 lidstaten zijn de instellingen van de Gemeenschap al overbelast en het democratisch tekort treedt duidelijk aan het licht. Als de EU zelf een verzoek tot toetreding tot de Europese Unie zou indienen, zou dat verzoek worden afgewezen met het argument dat ze geen democratie is.

Tegen deze achtergrond moeten nu onderhandelingen met Turkije van start gaan, terwijl een unie tussen beide partijen voorlopig niet in het verschiet ligt. Voor beide partijen moeten daarom dezelfde maatstaven worden aangelegd, zoals de criteria van Kopenhagen dat ook eisen. Er moeten garanties zijn dat de uitkomsten van de onderhandelingen niet van tevoren vastliggen en dat de onderhandelingen zonder tijdsdruk worden gevoerd. Dat is in het belang van beide partijen. De noodzaak tot hervorming bestaat voor beide partijen. De druk van de onderhandelingen biedt zowel Turkije als de Europese Unie een geweldige kans. Ik dank u voor uw aandacht en ik dank in het bijzonder de minister van Europese Zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski (IND/DEM).(PL) Mijnheer de Voorzitter, mijn land zal Turkije altijd dankbaar zijn voor de solidariteit die het jegens Polen heeft betuigd toen ons land van de zeventiende tot de negentiende eeuw zijn onafhankelijkheid kwijtraakte en werd opgedeeld tussen Oostenrijk, Pruisen en Rusland. Op basis van precies datzelfde solidariteitsbeginsel zijn wij nu verplicht ons hevig te verzetten tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, en wel omdat één van de leden van Unie – de Republiek Cyprus – op dit moment door Turkije bezet wordt gehouden. Cyprus wordt door Turkije niet als staat erkend.

Als we met deze gang van zaken instemmen, scheppen we een heel gevaarlijk precedent voor alle lidstaten van de Unie. We zouden zo immers genoegen nemen met een situatie waarin de rechten van kleinere en zwakkere staten worden opgeofferd in naam van de politieke en economische belangen van de sterkere lidstaten. De geschiedenis van Polen laat zien hoe gevaarlijk dat is. De recente overeenkomst tussen Rusland en Duitsland toont aan dat een dergelijke situatie zich weer kan voordoen. Als we de Europese belangen willen dienen, dan is het onverantwoordelijk om nu over de toetreding van Turkije te spreken. Laat Turkije eerst de Republiek Cyprus erkennen – dat is tenslotte een soevereine staat en een lid van de Europese Unie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Mogens N.J. Camre (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de burgers van Europa willen Turkije niet in de EU. Als dit Parlement vóór de opening van de onderhandelingen stemt, gaat het in tegen de wensen van de burgers die op ons gestemd hebben. De burgers van de EU willen geen niet-Europees land en niet-Europese cultuur in de EU. Onze burgers willen niet dat de koran een invloed heeft op de Europese democratie. Ze willen niet voor de ontwikkeling van Turkije betalen.

De politici die wel willen dat Turkije tot de EU toetreedt, zeggen dat Turkije al onze waarden moet overnemen. Ze weten niet wat ze vragen. Je kunt de cultuur niet uit een volk halen. We vinden onze cultuur uniek en de EU is erop gebaseerd. Maar de Turken vinden dat hun cultuur de beste is en eisen er ruimte voor op in Europa. Dat proberen ze al duizend jaar. Wij hebben dat altijd afgewezen, maar nu zetten een paar politici de deur open en dat kan de EU fataal worden. Ze onderschatten de islam. Ze onderschatten de demografische en economische invloed van een land waar godsdienst niet alleen maar godsdienst is, maar ook de politiek bepaalt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, 70 procent van de Europeanen en 80 procent van mijn Oostenrijkse landgenoten is tegen toetreding van Turkije, en dat is heel begrijpelijk wanneer men de ontwikkelingen in ogenschouw neemt. Wanneer deze mensen in dit Parlement door de heer Cohn-Bendit ongestraft als racisten worden bestempeld, dan vind ik dat vanuit democratisch oogpunt een schandaal van de eerste orde.

De ondertekening van het protocol over de douane-unie was impliciet bedoeld als erkenning van Cyprus, waardoor Ankara zonder gezichtsverlies zou hebben voldaan aan een belangrijk criterium voor een eventuele start van de onderhandelingen. Dat Turkije tegen de afspraken in een eigen verklaring toevoegde en op die wijze erkenning via een achterdeur rigoureus van de hand wees, is in meerdere opzichten uiterst bedenkelijk. Dat geldt ook voor het tandeloze nieuwe compromis. Enerzijds is een oplossing voor de kwestie-Turkije/Cyprus geen stap dichterbij gekomen, anderzijds leidt toegeven ertoe dat Turkije ons de voorwaarden dicteert en dat is absoluut onaanvaardbaar. Bovendien bevestigt dit de arrogante houding die Turkije al vaker ten toon heeft gespreid: terwijl het land van de EU verlangt dat ze zich onverkort aan reeds gedane toezeggingen houdt en dat door dreigementen tracht te bewerkstelligen, acht het zichzelf aan geen enkel verdrag en geen enkele overeenkomst gebonden. Dat is niet de manier waarop Turkije zich bij Europa kan aansluiten.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jacques Toubon (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het Britse voorzitterschap ving aan met een zeer ambitieuze, indrukwekkende toespraak van premier Blair. Inmiddels weten we dat het enige belangwekkende besluit van dit tweede - toch zo cruciale - halfjaar de opening van de onderhandelingen met Turkije zal zijn. Een dergelijk besluit is het toppunt van pretentie en van diplomatieke correctheid, getuigt van onverschilligheid voor de mening van de bevolking en is niet in overeenstemming met het Europese integratieproject. Want dat is waar het vooral om gaat. De Europese Unie die wij willen, is niet de Unie die wij met de aanwezigheid van Turkije zouden moeten opbouwen. Er is sprake van onverenigbaarheid tussen onze politieke Unie en het doel dat deze grote natiestaat, die wij respecteren, op soevereine en nationalistische basis wil nastreven.

En sinds 15 december 2004 is de situatie nog hachelijker dan voorheen. Als het gaat om vrijheden, rechten, de niet-erkenning van de genocide op de Armeniërs, de situatie in het gebied van de Koerden en tot slot de weigering om Cyprus te erkennen, is het duidelijk dat de onderhandelingen - zoals wij altijd al hebben gezegd - eerder op de voorwaarden van Turkije dan op de voorwaarden van Europa zullen plaatsvinden. Hoe kan men zeggen dat er, na het besluit dat de Raad eind vorig jaar heeft genomen, nu beter wordt voldaan aan de voorwaarden om de onderhandelingen te starten?

Daarom, geachte collega’s, is het absoluut noodzakelijk dat dit Parlement, dat de bevolking vertegenwoordigt, een krachtig signaal afgeeft door het besluit over het protocol van Ankara uit te stellen en door te zeggen dat wij niet met de onderhandelingen kunnen beginnen op de voorwaarden waaronder men dit vandaag wil doen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Michel Rocard (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in tegenstelling tot de vorige spreker blijf ik er, net als velen van u, van overtuigd dat de toetreding van Turkije tot de Unie van essentieel belang is om verzoening, vrede en veiligheid in de gehele regio te waarborgen, om de inspanningen van dit land op het gebied van democratisering en ontwikkeling te ondersteunen, en - misschien vooral - om een moslimland te laten zien dat het zijn plaats in een Unie van democratische landen heeft, als het de mensenrechten eerbiedigt. Het is echter een lastige taak, zoals wel blijkt uit dit debat, want de vijandige krachten winnen terrein en zijn erop uit dit proces te laten mislukken.

Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dit is een schoolvoorbeeld van het politieke probleem om besluiten te nemen die op korte termijn veel complicaties met zich meebrengen en waarbij de positieve gevolgen pas tien of vijftien jaar later ten volle op hun waarde kunnen worden geschat. Daarom vraag ik u met klem om veel waarde te hechten aan en tijd te steken in het geven van uitleg. Uiteraard moeten de problemen, zoals de zojuist genoemde unilaterale verklaring van Turkije over Cyprus en de recente gevallen waarbij mensen veroordeeld zijn wegens het uiten van hun mening, openbaar worden gemaakt.

Maar we moeten ook nadrukkelijk wijzen op de vooruitgang die is geboekt en op de reden voor de opgelopen achterstand. Zo moet ik wel geloven dat de verklaring over Cyprus, die wij betreuren, een reactie van Turkije is op de verwerping door de Grieks-Cyprioten van de door de VN voorgestelde oplossing, een reactie die is ingegeven door de publieke opinie van Turkije. Dit vormt in geen enkel opzicht een excuus, maar hierdoor kunnen wij de dingen wel beter begrijpen en beseffen wij - vooral - dat we de VN er dringend van moeten overtuigen dat het noodzakelijk is dat deze organisatie haar werkzaamheden intensiveert en haar bemiddeling hervat. En verder moet vooral de betekenis van de universitaire conferentie over de Armeense kwestie die onlangs in Istanbul is gehouden, veel scherper worden benadrukt dan nu het geval is. Hiermee is eindelijk een taboe doorbroken, iets waarvoor de premier zich sterk heeft moeten inzetten. Dat betekent niet dat de Turkse publieke opinie nu bereid is de gebeurtenissen te erkennen, maar het luidt in ieder geval het begin van een belangrijke fase op weg naar die erkenning in.

Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het proces zal mislukken als er geen ruchtbaarheid wordt gegeven aan de onderhandelingen die u voert en aan de vooruitgang die daarmee wordt geboekt. Vertel erover, leg dingen uit: u moet op twee fronten strijden! Het front van uw Turkse partners en dat van de Europese publieke opinie. Strijd op beide fronten en verlies dit nooit uit het oog!

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Riis-Jørgensen (ALDE). (DA) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat de EU op 3 oktober 2005 toetredingsonderhandelingen met Turkije begint, toont dat aan dat wij in de EU ons aan onze beloften houden. En zo hoort het ook in de op het recht gebaseerde gemeenschap die de EU is en moet zijn. Turkije ontwikkelt zich in een razendsnel tempo, zoals ik met eigen ogen heb gezien. Turkije verandert werkelijk van dag tot dag. Dat veranderingsproces moeten wij steunen en aanmoedigen. Niet alles in Turkije is echter zoals het moet zijn – verre van dat. De douaneovereenkomst tussen de EU en Turkije is ondertekend, maar Turkije weigert Cypriotische schepen nog steeds de toegang tot Turkse havens. Dat is volstrekt onaanvaardbaar. Mijn eis aan de heer Erdogan is glashelder. Turkije moet de Cypriotische schepen behandelen alsof het Deense of Franse schepen zijn. Ze moeten nú worden toegelaten. Die onwrikbare eis moeten de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU op maandag 3 oktober 2005 aan Turkije stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Enrico Speroni (IND/DEM). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, in het debat over Turkije hebben we horen spreken over mensenrechten, vrijheid van godsdienst, Koerden, Cyprus, pauselijke missen, Armeniërs, enzovoort. Allemaal interessante en belangrijke onderwerpen, maar mijns inziens moet onze mening van maar één ding afhangen: de wens van het volk.

De burgers van Europa, de kiezers die we vertegenwoordigen, willen niet dat Turkije bij Europa komt. Ik nodig de collega’s dan ook uit de wens van het volk te respecteren en zich niet boven onze kiezers te stellen, want we zijn hier alleen maar omdat iemand op ons heeft gestemd, iemand die niet wil dat Turkije bij Europa komt. Laten we consequent zijn.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Helmer (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn krachtige argumenten vóór en tegen het voorgestelde EU-lidmaatschap van Turkije. Ik heb echter geen tijd om ze allemaal te noemen. Het kernargument voor mij is democratische verantwoording. De toetreding van een grote nieuwe lidstaat als Turkije verzwakt de invloed van alle andere lidstaten en brengt dus de vrije wil in gevaar van de burgers in de Britse East Midlands die ik vertegenwoordig. Om deze belangrijke reden ben ik tegen de toetreding van Turkije.

Ik doe een dringend beroep op onze Turkse vrienden om het voorstel voor een geprivilegieerd partnerschap van de Duitse Angela Merkel te overwegen. Dit is geen tweede keuze. Integendeel, daarmee krijgt Turkije bijna alle voordelen van een volledig lidmaatschap zonder alle bijbehorende kosten. Het is dus beter dan een volledig lidmaatschap. Een geprivilegieerd partnerschap is zo’n voortreffelijke optie dat ik zou willen dat het mogelijk was voor mijn eigen land, het Verenigd Koninkrijk. Het is veel beter dan een volledig lidmaatschap onder de huidige voorwaarden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het voorstel van mevrouw Merkel houdt niet in dat het Verenigd Koninkrijk er voor in aanmerking zou moeten komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vóór kerst vorig jaar heeft de Raad vóór Turkije gestemd toen hij ermee instemde dat de toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005 konden beginnen, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Het moderniseringsproces dat de afgelopen zeventig jaar in Turkije heeft plaatsgevonden, heeft een drastische versnelling doorgemaakt en er wordt nu extra aandacht besteed aan mensenrechtenkwesties en het overwinnen van negatieve gevoelens uit het verleden.

Er zijn natuurlijk nog steeds andersdenkenden in Turkije die separatistische ambities hebben of Turkije willen behoeden voor westernisering. We moeten er dus voor oppassen dat een verzwakking van beschermende overheidsstructuren radicale elementen in de kaart speelt bij hun pogingen de aard van de verenigde en seculiere democratie van Turkije te veranderen.

We hebben gehoord dat de onderhandelingen de zwaarste tot nu toe worden. Natuurlijke rechtvaardigheid en eerlijk spel gebieden dat Turkije op dezelfde manier wordt behandeld als andere kandidaat-lidstaten. De kwestie-Cyprus zou helemaal los moeten staan van de kandidatuur van Turkije, maar deze twee zaken zijn nu onlosmakelijk met elkaar verbonden. De geschiedenis van dat eiland is de afgelopen dertig jaar vervormd geraakt. Er is aan beide kanten onrecht gepleegd en de gerechtigheid is er niet bij gebaat dat we doen alsof de Turken de enige boosdoeners waren. We moeten van de Turken en de Turks-Cyprioten in verband met de Republiek Cyprus niet meer verlangen dan van Griekenland en de Grieks-Cyprioten in verband met Noord-Cyprus. Het was de bevolking van Noord-Cyprus die vóór het plan-Annan stemde. Het is de regering van Noord-Cyprus die zich bereid heeft verklaard de onderhandelingen te heropenen op basis van het plan van de secretaris-generaal van de VN. De mensen die het plan hebben verworpen, zitten in het zuiden. Waarom moet Turkije zijn havens openstellen voor schepen die varen onder de vlag van de Republiek Cyprus als de havens van Noord-Cyprus gesloten zijn voor de internationale handel en rechtstreekse internationale vluchten niet op de luchthaven Ercan kunnen landen?

In mei 2004 heeft de Commissie beloofd een einde te maken aan de isolatie van Noord-Cyprus, maar daar is weinig van terecht gekomen. Dat is geen gerechtigheid. De kwestie-Cyprus moet worden opgelost. Bij de eenmaking die zo velen van ons willen, moet rekening worden gehouden met de zorgen en belangen van beide gemeenschappen op het eiland en niet van slechts één.

Ik ben blij met de opening van de onderhandelingen met Turkije. Deze onderhandelingen gaan jaren duren. Commissaris Rehn merkte terecht op dat de reis voor Turkije net zo belangrijk is als de bestemming. Het is duidelijk dat het vooruitzicht van de toetreding van Turkije een katalysatoreffect zal hebben op het wezen van de Europese Unie. De EU zal haar ambities op het gebied van integratie moeten laten varen en een lossere gemeenschap van soevereine staten moeten worden. Daar zullen wij allen zeer wel bij varen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vural Öger (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben hier in december vorig jaar een besluit genomen. Het Europees Parlement stemde met 402 tegen 216 stemmen voor het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije.

Het is voor mij onbegrijpelijk dat dit alles nu nogmaals ter discussie wordt gesteld, omdat sommigen zich kennelijk niet bij dit besluit kunnen neerleggen. Waar blijft de geloofwaardigheid van het Parlement, wanneer men iets dat eenmaal besloten is toch weer ter discussie stelt?

Dat is het ene punt. Het andere punt betreft de kwestie-Cyprus: de felheid waarmee men ijvert voor de erkenning van Cyprus door Turkije, zou ik ook graag zien wanneer het gaat om het lot van het Turkse deel van de Cypriotische natie. Ook de Turks-Cyproten verdienen onze aandacht. We zouden druk kunnen uitoefenen op de Cypriotische regering om eindelijk werk te maken van de hereniging, zoals in een ander plan wordt beoogd.

Eenzijdige druk vind ik niet eerlijk, want uiteindelijk gaat het om een deel van de natie, de Turks-Cyprioten, die echt te kort gekomen zijn; hun is geen recht gedaan. We moeten in het Parlement ook aandacht schenken aan de rechten van deze mensen.

De Republiek Cyprus bestaat niet alleen uit de Grieks-Cyprioten. Er wonen daar ook Turks-Cyprioten. Wie komt er in het Parlement voor hun rechten op?

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er bestaat geen Turks deel van Cyprus, zoals er ook geen Grieks deel van Cyprus bestaat. Er is maar één Cyprus: de Republiek Cyprus, en die is internationaal erkend.

Sommigen van ons zijn van mening dat het volslagen onzinnig is toetredingsonderhandelingen te beginnen met een land dat een van onze lidstaten niet erkent, EU-grondgebied bezet houdt en een erbarmelijke staat van dienst heeft op het gebied van de mensenrechten. Dat Turkije in de EU opgenomen moet worden om te kunnen hervormen, is ook onzin. Als je zo redeneert, zouden Irak, Afghanistan, Cambodja, Nepal en nog veel meer andere niet al te democratische landen tot de EU moeten toetreden. Een vrouw trouwt toch ook niet met haar verkrachter om hem tot een ander persoon te maken. Ze blijft zo ver mogelijk uit zijn buurt en hoopt dat hij jaren achter de tralies komt te zitten. Laten we eens ophouden ons als het hulpje van de Verenigde Staten te gedragen. Als de heer Bush in zijn onmetelijke wijsheid Turkije zo geweldig vindt, laat hij het toch tot zijn eigen land toetreden!

Dat we van Turkije een EU-lidstaat willen maken, is inmiddels geen slechte grap meer. Het begint op een nachtmerrie te lijken. Onze burgers, die de rekening gepresenteerd krijgen voor onze fouten, realiseren zich dat veel beter dan we denken. Laten we eens ophouden hun intelligentie te beledigen. Turkije is een ondemocratisch, zeer agressief en hoogst problematisch land dat lichtjaren verwijderd is van de Europese normen en waarden. Laten we van 3 oktober geen zwarte maandag voor Europa maken en laten we tegen toetreding stemmen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe de Villiers (IND/DEM). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik roep ertoe op de onderhandelingen die op 3 oktober a.s. moeten beginnen, zonder meer te schrappen. Ik roep de Franse regering op om op 3 oktober a.s. ‘s morgens met een Frans veto te schermen en de onderhandelingstafel te verlaten. Als de onderhandelingen op 3 oktober a.s. van start gaan, zal het moeilijk zijn het proces nog te keren en neemt Europa twee risico’s. Het eerste risico is dat het zich te schande maakt door te onderhandelen met een land dat weigert een van de lidstaten van de Europese Unie te erkennen. Het tweede risico is dat Europa uiteenvalt. Helaas is de Europese Unie momenteel niet in staat haar eigen problemen op te lossen, met name de problemen op het gebied van immigratie en de verplaatsing van bedrijven naar het buitenland. Op deze manier zou de Unie zich nog meer problemen op de hals halen op de genoemde gebieden. Daarom wil ik iedereen verzoeken een duidelijk standpunt in te nemen en ik richt mij met name tot de heer Cohn-Bendit, die de sceptici inzake de kwestie-Turkije heeft aangesproken. Ik wil hem de volgende vraag stellen: “Mijnheer Cohn-Bendit, staat u aan de zijde van de Turken die de genocide op de Armeniërs blijven ontkennen?”

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Uw vragen zullen worden doorgespeeld aan respectievelijk de Franse regering en de heer Cohn-Bendit.

 
  
MPphoto
 
 

  Ville Itälä (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij nemen nu een stap die voor de Europese Unie van grote historische betekenis is. Voor het eerst gaan wij over de grenzen van Europa heen uitbreiden. Wij spreken nu niet meer van een Europese Unie, maar eerder van een grootmacht.

Er zijn echter grote risico's verbonden aan het openen van onderhandelingen met Turkije. Allereerst mogen de belangen van Cyprus niet worden geschonden, alleen maar omdat het grote land Turkije tegenover ons staat. De weigering van Turkije een lidstaat te erkennen, geeft ons een indicatie van de houding waarmee dat land het onderhandelingsproces ingaat. Als wij nu onderhandelingen willen beginnen zonder dat Turkije Cyprus heeft erkend, is het hele proces zeer vernederend voor de hele Europese Unie: Turkije zal ons dicteren hoe het verder moet, in plaats van andersom.

De leiders van veel landen hebben eerder al nadrukkelijk geëist dat Cyprus wordt erkend. Hopelijk trekken zij hun eisen nu niet in. Zelf ben ik als vertegenwoordiger van een klein land zeer bezorgd over het feit dat wij Turkije toestaan over Cyprus heen te lopen. Blijkbaar is er niets geleerd van de referenda in Frankrijk en Nederland.

Ik maakte mij vooral zorgen om de woorden van de heer Schulz en de heer Cohn-Bendit. Zij waren zo enthousiast over het idee van een Europese grootmacht dat zij geen aandacht hadden voor de positie van het kleine Cyprus. Zij spraken niet over de positie van de minderheden in Turkije: de positie van christenen, de Koerden of zelfs die van vrouwen. Als zij van de Europese Unie alleen maar een grootmacht willen maken en niet tegelijkertijd krachtig eisen dat Turkije vooruitgang boekt op het gebied van de mensenrechten, kunnen wij ons alleen maar afvragen waar er nu echt sprake is van racisme.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Emine Bozkurt (PSE). – Voorzitter, afgelopen week was ik in Turkije om te spreken met NGO's en de regering over mijn verslag over vrouwenrechten in Turkije, dat voor de zomer door dit Parlement is aangenomen. De regering neemt het verslag zeer serieus en is begonnen nieuwe projecten en wetten te implementeren. De minister wist me zelfs te vertellen dat het aantal opvanghuizen van 15 naar 26 is verhoogd.

Terwijl ik in Turkije was, zijn er veel dingen gebeurd die de gemoederen in Turkije en de Europese Unie flink bezig hebben gehouden. Het ging met name over een conferentie over de Armeense kwestie, de vervolging van Pamuk, het al dan niet erkennen van Cyprus en het sluiten van een organisatie die zich inzet voor rechten van homoseksuelen, Kaos-GL.

Als ooggetuige kan ik u vertellen dat de conferentie over de Armeense kwestie wel degelijk is doorgegaan, ook al werd in diverse media het tegenovergestelde beweerd. Uiteindelijk vond de conferentie plaats op de Bilgi-universiteit waar ik toevallig op hetzelfde moment een speech hield over vrouwenrechten.

Ook heb ik in Turkije met de schrijver Orhan Pamuk gesproken. Hij heeft goede hoop dat de zaak met een sisser zal aflopen. Hij was ook enigszins verbaasd over de commotie in Europa. Het geval van Pamuk geeft aan hoe belangrijk de vrijheid van meningsuiting is. Een regering kan zich misschien niet met de onafhankelijke rechtspraak bemoeien, maar kan wel degelijk wetten veranderen die aanleiding geven tot verwarring bij interpretatie.

Wat Cyprus betreft werd mij op het hart gedrukt dat de Turkse regering zeker van plan is Cyprus te erkennen, wanneer er een duurzame oplossing voor het hele eiland is gevonden. Het goede nieuws over de homorechtenorganisatie Kaos-GL is dat deze nog steeds actief is. Maar ik roep hierbij de Turkse regering op om NGO's als deze ongemoeid te laten. Ook zij moeten openlijk kunnen meedoen aan het publieke debat.

Ik roep ook zowel Turkije als de EU op te onthouden wat er op het spel staat als de onderhandelingen over het lidmaatschap starten op 3 oktober. Ik wens Turkije en de EU veel wijsheid en geduld voor de 3e oktober en de tijd daarna.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Resetarits (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, waarom is de verontwaardiging over de houding van Turkije ten aanzien van Cyprus zo groot? Omdat wij daarmee de aandacht van onszelf afleiden, omdat de Turken de vinger op de zere plek leggen. Op 1 mei 2004 had de Europese Unie de verantwoordelijkheid voor de vredeshandhaving op het eiland op zich moeten nemen, maar we hebben dat niet gedaan. We hebben ons aan geen enkele belofte gehouden. We hebben Noord-Cyprus niet uit zijn isolement gehaald en we hebben ook de toegezegde 259 miljoen euro voor de sanering van de economie niet geïnvesteerd.

Het gaat niet alleen om een erkenning van de Republiek Cyprus door Turkije. Wij moeten nu eindelijk eens erkennen dat de Turks-Cyprioten die op het eiland leven mensen zijn met dezelfde rechten. Jonge Noord-Cyprioten mogen niet eens aan internationale sportevenementen deelnemen, laat staan dat ze bij ons in het Parlement als lid of waarnemer welkom zijn. Wanneer we in de Overeenkomst van Ankara zeggen dat we alle zeehavens en luchthavens voor elkaar zullen openstellen, dan moet dat ook voor de haven van Famagusta en de luchthaven van Ercan gelden. Gelijke rechten voor iedereen! Of zijn Turken soms tweederangsburgers?

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is ondenkbaar dat wij Europa met en voor de Europeanen willen opbouwen, en dat wij dan niet naar hun mening luisteren over de kandidatuur van Turkije. De burgers hebben ons gevraagd een pauze in te lassen. Welnu, dit ondoorgrondelijke Europa, het Europa van onze staatshoofden en regeringsleiders, laat eens te meer zien dat het zich daar niets aan gelegen laat liggen. Dit getuigt van minachting voor de democratie. Er is dus niets dat dit toetredingsproces van Turkije zal kunnen stoppen. De toetreding van een land dat niet eens de moed heeft excuses aan te bieden voor de genocide op de Armeniërs. Een land dat het bestaan onze Cypriotische vrienden niet erkent. De Raad heeft ons niettemin gezegd dat deze erkenning een fundamentele factor was. Voor mij is het een absoluut noodzakelijke factor. In dit land komen marteling en vrouwendiscriminatie nog voor, en worden de minderheden en de vrijheid van godsdienst niet geëerbiedigd; dit land heeft niets te zoeken in de Europese Unie. Wie willen we hier nu voor de gek houden?

Om de publieke opinie gerust te stellen houdt de Raad vandaag vol dat Turkije heel anders zal worden als het tot de Europese Unie toetreedt. Vervolgens wordt ons gezegd dat de onderhandelingsvoorwaarden dermate lastig zullen zijn dat deze onderhandelingen op een mislukking zullen uitlopen. Wat een hypocrisie! Wat vindt het Turkse volk hiervan? En waar staat Europa in dit alles? Europa bevindt zich in een crisis, in een ernstige crisis. De instellingen kunnen een correct functioneren van de Unie met vijfentwintig lidstaten niet aan. Europa heeft nog steeds geen begroting voor de toekomst.

Ik dank het Britse voorzitterschap, waarvan het enige wapenfeit zal zijn dat het zich door de Amerikanen onder druk heeft laten zetten, wat de toetreding van Turkije betreft. Dit Europa weigert een besluit te nemen over zijn grenzen; wat is er van ons Europese integratieproject terechtgekomen? Er wordt ons gezegd dat deze toetreding noodzakelijk is voor onze economie en onze veiligheid. Laten wij Turkije in dat geval dan een strategisch partnerschap voorstellen, met uitzicht op een intensief samenwerkingsproject met de belangrijkste landen rond Europa, namelijk Rusland, onze nieuwe buren in het Oosten, Turkije en de landen van Noord-Afrika. Turkije is niet geschikt om tot de Europese Unie toe te treden. Als wij eerlijk zijn, moeten we de moed en vastberadenheid hebben om te eisen dat het openen van de onderhandelingen ook in dit partnerschap kan uitmonden. Helaas vervolgt Europa zijn vlucht naar voren met een lafhartigheid die onze medeburgers niet langer accepteren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de PASOK-delegatie steunt de gezamenlijke ontwerpresolutie over Turkije, ofschoon deze verre van perfect is. Wij hebben eveneens van meet af aan in dit lange proces steun gegeven aan een echt toetredingsperspectief voor Turkije, met echte rechten en echte verplichtingen.

De opening van de onderhandelingen met Turkije betekent echter niet dat nu over alles onderhandeld kan worden. Enerzijds kan niet onderhandeld worden over de oprechte wil van de Unie om op een goede dag een Europees Turkije op te nemen als gelijkwaardig lid, en anderzijds kan niet onderhandeld worden over de verplichting van Turkije om het protocol volledig toe te passen. Evenmin kan onderhandeld worden over de verplichting van Turkije om Cyprus te erkennen.

Als deze verplichtingen worden teruggebracht tot niet meer dan vrome wensen, zal dat rampzalig zijn. Daarom hebben wij behoefte aan heldere doelstellingen, tijdschema’s, uiterlijke data en sancties voor het geval deze niet worden gerespecteerd. Dat zijn wij het Turkse volk verschuldigd, de miljoenen Turkse burgers die oprecht een Europees, democratisch, welvarend en vredelievend land willen. Dat zijn wij eveneens de Europese burgers verschuldigd, want wij moeten het gratuite en gevaarlijke “turkoscepticisme” bestrijden. Wij moeten hun de zekerheid geven dat de toetreding van Turkije het resultaat zal zijn van eerlijke Europese onderhandelingen en niet van een oosterse bazaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, ofschoon ik van meet af aan wil verduidelijken dat de delegatie van de Nea Dimokratia steun geeft aan het Europees perspectief van Turkije en aan de opening van toetredingsonderhandelingen, moet ik toch wijzen op een aantal verplichtingen die uit dit Europees perspectief en uit de opening van onderhandelingen voor Turkije voortvloeien.

Ten eerste de onmiddellijke erkenning van de Republiek Cyprus, die zoals u allen weet een lidstaat is van de Europese Unie, en ten aanzien waarvan de Europese Raad recentelijk een juist standpunt heeft ingenomen.

Ten tweede de volledige tenuitvoerlegging - zonder terugkrabbelen - van alle verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Ankara, dat Turkije heeft ondertekend.

Ten derde de eerbiediging van de rechten van minderheden, en met name de rechten van de Grieken in Istanbul, Imvros en Tenedos.

Ten vierde de eerbiediging van de godsdienstrechten en met name de eerbiediging van de rol van de Oecumenische Patriarch.

Ten vijfde wil ik nu geen juridisch debat ontketenen, maar wel, mijnheer de commissaris, uw aandacht vestigen op de besprekingen die u met de Turkse regering voert. Ik wilde u vragen goed op te letten en erop toe te zien dat de Turkse regering de eenzijdige verklaring over niet-erkenning van de Republiek Cyprus niet - ik zeg duidelijk: niet - ter ratificatie voorlegt aan de Turkse nationale vergadering.

Tot slot is het duidelijk dat een kandidaat-lidstaat zo snel mogelijk de bilaterale betrekkingen met alle lidstaten van de Europese Unie moet verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij geven consequent en vastberaden steun aan de Europese weg van Turkije en zijn derhalve verheugd over de opening van toetredingsonderhandelingen. Dit is een positieve zaak, die zal kunnen bijdragen aan een ingrijpende democratische transformatie van de Turkse samenleving in de richting van vrede, welvaart en ontwikkeling voor de hele regio.

Alleen een oprechte strategie met duidelijke doelstellingen en heldere signalen van de kant van de Europese Unie kan efficiënt zijn ten opzichte van Turkije. De consequente bescherming van de Europese weg van Turkije is evenwel geen blanco cheque voor Turkije. Ze mag niet worden opgevat als een gelegenheid om water bij de wijn te doen ten aanzien van de voorwaarden die zijn gesteld en de verplichtingen die het land op zich heeft genomen. Turkije moet de Europese rechtsorde en de Europese democratische beginselen eerbiedigen als het gaat om de mensenrechten, de rechten van minderheden, de rol van de Oecumenische Pariarch, de kwestie van de Griekse minderheid, de zaak van de Armeniërs, de diplomatieke erkenning van de Republiek Cyprus en de toepassing van het protocol bij de douane-unie, en wel binnen een duidelijk tijdsbestek.

Al deze vraagstukken houden verband, mijnheer de voorzitter, met de eerbiediging van de Europese rechtsorde en met de geloofwaardigheid van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Ursula Stenzel (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, Turkije maakt het de leden van dit Parlement niet gemakkelijk. Wij moeten ons afvragen wat er eigenlijk aan de hand is. Hoe zit de vork wat Cyprus betreft precies in de steel? De uitbreiding van de douaneovereenkomst komt neer op een indirecte erkenning, terwijl tegelijkertijd eenzijdig wordt verklaard dat Cyprus in het geheel niet wordt erkend.

Iets dergelijks heeft zich nog nooit voorgedaan in de hele geschiedenis van de opening van toetredingsonderhandelingen. Het is misschien begrijpelijk dat Turkije zich zo opstelt, maar wij als Parlement mogen dit soort dwangmiddelen niet tolereren.

Ten tweede wil ik opmerken dat tot dusver niemand mij ervan heeft weten te overtuigen dat Turkije aan de politieke criteria voldoet. Op papier mag dat misschien het geval zijn, maar in werkelijkheid is het zeker niet zo. Auteurs die expliciet verwijzen naar het Koerdische en Armeense probleem worden voor de rechter gesleept. Advocaten die de mensenrechten van de Koerden willen verdedigen, worden belemmerd in het uitvoeren van hun taak. Op vrouwenvraagstukken wil ik hier niet eens ingaan; op dit terrein wordt bij lange na niet aan de Europese criteria voldaan.

De EU heeft zich ertoe verplicht tot onderhandelingen met Turkije over te gaan omdat zij hoopt dat er verbetering zal optreden met betrekking tot het mensenrechtenvraagstuk. Maar waar het om draait, is dat wij met twee maten meten. Wij behandelen Turkije veel soepeler dan bijvoorbeeld Kroatië, dat op dit terrein aantoonbaar meer vooruitgang boekt en dat aan de doelstellingen voldoet van het Task Force-actieplan van de Raad.

Het verslag-Eurlings vormt een poging tot het vinden van de kwadratuur van de cirkel. Als niet op de een of andere wijze zwart op wit komt te staan dat deze onderhandelingen een open eind zullen hebben, en als niet aan de minimumeisen van dit Parlement wordt voldaan, zoals deze zijn neergelegd in de twee aanvullende amendementen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, dan ben ik ervoor om het hele verslag af te keuren teneinde vóór 3 oktober een signaal af te geven, niet in de laatste plaats in de richting van de Raad.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček (PSE).(CS) In december vorig jaar heb ik in deze zaal gezegd dat de Europese Unie haar toezeggingen gestand moet doen en waardering dient op te brengen voor de door Turkije geboekte vooruitgang. Die oproep zou ik vandaag willen herhalen. Zoals te lezen valt in de ontwerpresolutie waarover wij vandaag stemmen, voldoet Turkije aan alle formele voorwaarden om op 3 oktober met de toetredingsonderhandelingen van start te kunnen gaan.

Die toetredingsonderhandelingen markeren het begin van een langdurig proces waarvan het einde open is. In eerste instantie zullen onze Turkse vrienden moeten aantonen dat ook zij kunnen voldoen aan alle eisen en criteria die werden opgelegd aan de landen die vorig jaar toetraden tot de Europese Unie. Het betreft hier politieke eisen, criteria op het vlak van de mensenrechten en de burgerrechten, te treffen economische voorbereidingen en nog vele andere voorwaarden. Ik vind echter dat de Europese Unie onze Turkse vrienden deze kans niet mag onthouden en moet proberen deze volgens velen omvangrijke obstakels te overwinnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Zaleski (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, alle problemen kunnen worden teruggevoerd tot de inhoud. Ik had verwacht dat er zich problemen zouden voordoen op het gebied van religie of ideologie. Nu blijkt echter dat Turkije problemen creëert op politiek en diplomatisch vlak. Waar het nu eigenlijk om gaat is de vraag of Turkije van plan is op een verantwoordelijke manier tot Europa toe te treden, of dat Europa bereid is Turkije tegen elke prijs toe te laten – op een onverantwoordelijke wijze en in de geest van het internationale socialisme, of, zoals één van de voorgaande sprekers het zo fijnzinnig en romantisch heeft uitgedrukt, “in liefdes naam”. Maar dan moet er wel sprake van liefde zijn.

Mijnheer de Voorzitter, komt het er niet gewoon op neer dat we nu te veel geïnvesteerd hebben om ons nog terug te trekken? Is het niet zo dat Europa te veel concessies jegens Turkije heeft gedaan, ondanks het feit dat dit land zich gedraagt als een verwend kind dat zijn ouders chanteert? En is het niet zo dat Europa zich nu niet kan terugtrekken omdat het zich het daaruit voortvloeiende gezichtsverlies niet kan veroorloven? Of heeft men gewoon geen andere ideeën om coëxistentie en een gedeelde toekomst te garanderen?

Het heeft er alle schijn van dat het Europa van de instellingen – in tegenstelling tot het Europa van de burgers – het spoor bijster is geraakt. Ik hoop dat we het spoor spoedig terugvinden. We mogen ons in dit opzicht niet door termijnen laten beperken.

Ik heb het kort gehouden. Ik hoop dat dit u niet is ontgaan, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicola Zingaretti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, Turkije is een land in beweging; het is niet meer het land van gisteren, en het zijn juist de betrekkingen met Europa die Turkije tot belangrijke hervormingen hebben aangezet.

Turkije zou op dit moment zeker niet tot de Unie kunnen toetreden, maar dat is ook niet aan de orde; in de resolutie die we zullen aannemen zijn talloze voorwaarden opgenomen. We discussiëren over de mogelijkheid Europa een nieuwe impuls te geven als hoofdrolspeler en promotor van een project voor democratie en stabiliteit in een tijdperk dat zich kenmerkt door waanzinnige politieke keuzes, die gebaseerd zijn op haat, angst en de veronderstelling dat democratie met bommen geëxporteerd kan worden. Dergelijke keuzes hebben geleid tot doden, onzekerheid en grotere instabiliteit.

We mogen niet meer toegeven aan de angst. Er is een ommekeer nodig, een signaal, een ander beleid, zoals het voorstel van Zapatero en Erdogan over een alliantie van beschavingen dat door Kofi Annan is overgenomen. Ik zeg dus ja tegen de opening van de onderhandelingen, in naam van de veiligheid van de Europese burgers; in naam van de vrede; in naam van de strijd tegen terrorisme die, om doeltreffend te zijn, ook politieke keuzes moet omvatten waardoor terroristen worden geïsoleerd; en in naam van de kracht van Europa als democratisch model waarmee democratische waarden geëxporteerd kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  György Schöpflin (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er schijnen twee conflicterende beginselen te zijn als het om Turkije gaat. Wat is belangrijker: democratie en de criteria van Kopenhagen of het belang van Turkije als een geostrategische partner? Er bestaat een reëel gevaar dat de voorstanders van het geostrategische argument de steken die Turkije op het gebied van de democratie laat vallen, onderschatten.

Over de vraag of er sprake is van vooruitgang of achteruitgang ten aanzien van de criteria van Kopenhagen, zijn de meningen sterk verdeeld. Het besluit om een aanklacht in te dienen tegen Orhan Pamuk wegens het belasteren van de Turkse Republiek omdat hij zich kritisch had uitgelaten over de Armeense genocide en de behandeling van de Koerdische minderheid, is uiterst zorgelijk. In een volledig democratisch land mogen dit geen gronden voor strafrechtelijke vervolging zijn.

Sommigen zouden deze en nog veel meer andere tekortkomingen van Turkije willen afdoen als ‘verkeersongevallen’. Het probleem is dat zo’n benadering te veel speelruimte geeft aan degenen die niet echt geïnteresseerd zijn in de democratische hervorming van Turkije. Bovendien is het ontmoedigend voor de toegewijde democraten in het land. Wat heb je eraan democratie na te streven als anderen ongehinderd ondemocratisch gedrag kunnen vertonen?

Door dit alles rijst de vraag of de Turkse regering alle instellingen van de Turkse staat wel onder controle heeft. Zo niet, dan kan Turkije nooit voldoen aan de criteria van Kopenhagen. Dat leidt tot de nog lastiger kwestie van het Turkse leger, dat nog steeds de bevoegdheid heeft om als hoeder van het secularisme en de territoriale integriteit van Turkije in te grijpen in het politieke proces. Is dat te verenigen met de criteria van Kopenhagen?

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor deze gelegenheid het Parlement toe te spreken in reactie op een gevoelig debat dat op het juiste moment plaatsvindt. Ik wil me echter eerst aansluiten bij de woorden van commissaris Rehn en de Bulgaarse en Roemeense waarnemers welkom heten.

Ik ben ook blij dat dit debat nu wordt gehouden en ik dank de heer Brok en andere leden van dit Parlement voor hun inspanningen om tot een brede steun te komen, zodat de stem van het Europees Parlement vóór 3 oktober echt gehoord wordt.

Ook dank ik commissaris Rehn voor zijn bijdrage aan de eerder gehouden discussies. Uit de toon en de inhoud van zijn bijdragen blijkt dat het voorzitterschap en de Commissie in hoge mate een gezamenlijke benadering hanteren voor de belangrijke kwesties waarvoor we ons gesteld zien.

Ik dank de rapporteur, de heer Brok, en zijn voorganger en ook alle fractieleiders die we vandaag hebben gehoord en die hun standpunten zo duidelijk naar voren hebben gebracht. Ik wil bij deze gelegenheid graag mijn waardering uiten voor het werk van andere leden van het Europees Parlement, bijvoorbeeld dat van mevrouw Pack op het gebied van de rechten van de vrouw in Turkije. De ervaring en kennis van zaken die vanmorgen in de discussies en overwegingen naar voren kwamen, waren mijns inziens het bewijs van de kwaliteit daarvan.

Ik vraag het Parlement mij niet kwalijk te nemen dat ik niet inga op alle punten die in de loop van dit lange maar desalniettemin verhelderende debat naar voren zijn gebracht. In plaats daarvan zal ik proberen de belangrijkste thema’s die door een aantal sprekers zijn aangesneden, eruit te lichten.

Om te beginnen het algemene punt waarnaar de heer Wurtz verwees, namelijk dat het voorzitterschap er bij de Raad op aandringt het mandaat van de conclusies van de Europese Raad van december, die deze Raad in juni nogmaals heeft bevestigd, na te leven. In feite is het besluit om de onderhandelingen met Turkije op 3 oktober te openen, dus al genomen. Het is onze taak als voorzitterschap om erop toe te zien dat aan de voorwaarden wordt voldaan en dat hiervoor een raamwerk wordt overeengekomen.

In dit verband wil ik het even hebben over Kroatië, waarnaar de heer Brok, de heer Poettering en met name de heer Schulz verwezen. Turkije en Kroatië zijn natuurlijk afzonderlijke kwesties. Voor beide landen zijn voorwaarden opgesteld en de Raad neemt onafhankelijke besluiten op basis van een beoordeling van deze objectieve criteria. Ik ben echter blij dat de wens om lid van de Europese familie te worden in beide landen reeds tot duidelijke vorderingen heeft geleid, zoals de heer Duff vanmorgen in zijn bijdrage duidelijk aangaf.

Ik zal ook ingaan op enkele specifieke vragen die naar voren zijn gebracht. Er heerst bezorgdheid over de verklaring van Turkije in de aanloop naar 3 oktober. We moeten onderkennen dat er met name bezorgdheid bestaat over de erkenning van Cyprus en de tenuitvoerlegging van het protocol bij de Overeenkomst van Ankara. Het standpunt van de Raad over deze zaken is duidelijk en is verwoord in de verklaring die ik in mijn inleiding aanhaalde.

Commissaris Rehn zal dadelijk ingaan op de specifieke punten uit uw brief aan hem, maar het standpunt van de Raad over de noodzaak van volledige tenuitvoerlegging, waaronder de verklaring, is reeds duidelijk gemaakt. De noodzaak om de vorderingen van Turkije te blijven volgen, is ook al naar voren gebracht.

Met name met betrekking tot de hervormingen die reeds hebben plaatsgevonden en die, belangrijker nog, moeten worden voortgezet, heb ik zorgvuldig nota genomen van de bezorgdheid die hier vanmorgen is geuit over de positie van minderheden, de vrijheid van godsdienst en meningsuiting en ook de mensenrechtenkwestie in bredere zin.

Commissaris Rehn heeft al stilgestaan bij het specifieke geval Orhan Pamuk, de vooraanstaande Turkse schrijver. Met alle respect herinner ik het Parlement er echter aan dat het ontwerp voor het onderhandelingsraamwerk en het algehele hervormingsproces dat de Commissie heeft opgesteld, juist op die kwesties gericht is. Een van de redenen waarom zowel de Commissie als de Raad er zo op gespitst was het onderhandelingsproces in gang te zetten, was de wens de verdere voortgang van de hervormingen zeker te stellen. Het is ook goed om op dit punt in het debat stil te staan bij de woorden van mevrouw Bonino, die duidelijk maakte dat dankzij het EU-proces al veel bereikt is in Turkije, wat niet wegneemt dat er nog veel meer moet gebeuren.

Een vraag die in een aantal bijdragen enigszins in de lucht is blijven hangen, is wat het uiteindelijke doel van de discussies en het in gang gezette proces is. Voor de beantwoording van die vraag moeten we ook hier weer terug naar de conclusies van de Raad van 17 december 2004. In deze conclusies staat, ik citeer: “De gezamenlijke doelstelling van de onderhandelingen is toetreding”. In de verklaring staat echter ook dat “deze onderhandelingen (...) een open proces [zijn] waarvan de uitkomst niet vooraf kan worden gegarandeerd”. Laat dus duidelijk zijn dat het gezamenlijke doel van de onderhandelingen volledige toetreding is. De voorwaardelijkheid die aan die verklaring verbonden is, is ook duidelijk.

Ik heb vandaag ook nota genomen van de bezorgdheid over het absorptievermogen van de EU. Dit komt ook tot uitdrukking in het ontwerp voor het onderhandelingsraamwerk van de Commissie.

Een aantal sprekers gaf aan dat er een regeling voor Cyprus moet komen. Dit is natuurlijk een belangrijke en gevoelige kwestie. Ik ben blij dat het Parlement het belang inziet van brede steun voor het VN-proces. Ook dat wordt in de eerdere verklaring van de Raad verwoord.

Het laatste punt dat ik wil aanroeren is de Grondwet. Er is door velen over gesproken in verband met de Turkse toetreding. Met alle respect herinner ik het Parlement er echter aan dat er zich nog genoeg gelegenheden zullen voordoen om over het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa te discussiëren. De Europese Raad heeft in juni besloten in het voorjaar van 2006 opnieuw samen te komen om over deze kwestie te spreken. Dat neemt niet weg dat de Raad en de Commissie de verplichting hebben ondertussen verdere vooruitgang te boeken op diverse terreinen aangaande de toekomst van Europa. Dat zijn we wel van plan. Ik hecht veel waarde aan de bijdragen over onze visie op de toetreding van Turkije en ik ben met name blij dat ik in dit stadium heb kennisgenomen van de standpunten van de Parlementsleden, gezien het op handen zijnde besluit en het proces dat nu in gang wordt gezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik complimenteer de heer Alexander, vooral waar het gaat om de rechtsgrond van de verklaring in kwestie. Net als hem zal ik meteen ter zake komen.

De geachte afgevaardigden hebben gevraagd of de commissaris kan zorgen voor een schriftelijke verklaring van de Turkse regering over het ratificatieproces en de aard van de verklaring. Ik neem deze vraag zeer serieus en ik ben bereid mijn tegenhangers in de Turkse regering om details omtrent het ratificatieproces te vragen. We moeten er rekening mee houden dat Turkije een parlementair systeem heeft - godzijdank is het een parlementaire democratie. De Turkse Grote Nationale Assemblee moet het protocol bij de Overeenkomst van Ankara ratificeren, niet de regering van Turkije. Ik weet zeker dat u als parlementariërs deze gang van zaken kent en het met me eens bent dat het ook een delicate en zeer discutabele zaak zou zijn als een commissaris namens het Europees Parlement garanties zou geven.

Het kernpunt dat nogmaals moet worden benadrukt, is dat de verklaring van de Turkse regering in geen enkel opzicht iets afdoet aan de verplichtingen van Turkije. Het protocol moet volledig en naar behoren ten uitvoer worden gelegd en de verklaring verandert niets aan de juridische betekenis van de Turkse ondertekening van het protocol.

In de EU-verklaring die de lidstaten vorige week hebben aangenomen, is ook een krachtige herzieningsclausule opgenomen, die verwijst naar 2006. Bovendien beschikken we over alle noodzakelijke middelen om volledige tenuitvoerlegging af te dwingen. Als deze uitblijft, zal dat directe gevolgen hebben voor de voortgang van de onderhandelingen. Er is sprake van een duidelijke en krachtige voorwaardelijkheid - en laten we de intelligentie van de Turken niet onderschatten. Ze weten dat ze het protocol volledig ten uitvoer zullen moeten leggen als ze vooruitgang willen boeken bij de onderhandelingen. Ze hebben het immers ondertekend en zullen het spoedig ratificeren.

Wat betreft het vooruitzicht van nieuwe vredesprocessen in Cyprus, waarnaar in veel van de toespraken werd verwezen: de Europese Unie houdt onverminderd vast aan haar algemene doelstelling, namelijk de hereniging van Cyprus. In dat verband verwijs ik naar de verklaring die de EU en de lidstaten vorige week zijn overeengekomen, waarin staat dat het van belang is steun te verlenen aan de inspanningen van de secretaris-generaal van de VN om tot een allesomvattende regeling voor de kwestie-Cyprus te komen.

De Commissie is nog steeds bereid de Verenigde Naties waar nodig op proactieve wijze te assisteren en we zullen dit werk in de toekomst vastberaden voortzetten. Laten we er echter geen doekjes om winden: de sleutels tot de oplossing zijn in handen van de twee gemeenschappen op het eiland en het wordt hoog tijd dat beide gemeenschappen op serieuze wijze met elkaar in dialoog treden, zodat Cyprus een lidstaat als alle andere kan worden, verenigd en levend in vrede.

Beide gemeenschappen zijn zeer gebaat bij een oplossing en zij zijn de aangewezen partijen om zich over de kritische kwesties te buigen. We verwachten ook dat Turkije op constructieve wijze aan een regeling blijft werken en de hernieuwde inspanningen van de VN zal steunen.

Laten we ook niet vergeten waar de stemming van vandaag over gaat. Die gaat over een door de EU overeen te komen procedure met betrekking tot een verplichting die wij Turkije zelf hebben opgelegd. Nu we bereikt hebben wat we wilden, bedanken sommigen aan onze kant ervoor. Ik kan het echt niet helpen, maar dit doet me denken aan een heel vreemde situatie op het voetbalveld. Stel je voor dat je elftal 89 minuten keihard heeft gewerkt om het winnende doelpunt te kunnen scoren. Eindelijk bevindt de spits zich alleen in het strafschopgebied, hij passeert de doelman en wil de bal net in het lege doel schieten, als de trainer plotseling roept: “Stop, hier met die bal!” Misschien vinden sommigen dit logisch, maar ik snap daar niets van. In mijn ogen is dat net zoiets als een schot in eigen doel.

Bovendien is het moeilijk te vatten waarom dit Parlement wil dat de douane-unie wel voor Duitsland geldt en niet voor Polen, wel voor Griekenland, maar niet voor Cyprus. Nogmaals, voor sommigen is dit misschien logisch, maar voor mij niet. Als u nu vóór goedkeuring stemt, zorgt u ervoor dat de douane-unie van toepassing is op alle nieuwe lidstaten van de Europese Unie.

Tot slot, en dit is van groot belang, vraag ik de geachte afgevaardigden vriendelijk om onze onderhandelingspositie, omwille van Europa, niet te verzwakken door de goedkeuring van het protocol uit te stellen. Als we nu vóór goedkeuring stemmen, heeft de Europese Unie veel meer geloofwaardigheid bij haar eis tot snelle ratificatie door de Turkse Grote Nationale Assemblee. Dat moet ons doel zijn.

Laten we dit hoofddoel in gedachten houden en omwille van onze geloofwaardigheid en omwille van Europa vóór goedkeuring stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, zojuist werd gezegd dat persoonlijke verklaringen dienen te worden afgegeven aan het einde van het debat. Wij zijn nu aan het einde van een debat gekomen en ik wil graag een persoonlijke verklaring afgeven.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Indien u het woord wenst te voeren op grond van artikel 145, heeft u een maximumspreektijd van drie minuten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de heer Cohn-Bendit beschuldigde de tegenstanders van toetreding van Turkije ervan dat zij meesurfen op een golf van racisme en anti-islamisme. Ik wil met kracht onderstrepen dat ik geloof dat de islamitische Bosniërs Europeanen zijn, dat de islamitische Albaniërs Europeanen zijn en dat onze islamitische medeburgers in de EU Europeanen zijn, maar dat bijvoorbeeld christelijke Ethiopiërs geen Europeanen zijn.

Mijn bedenkingen komen voort uit de overweging dat Turkije simpelweg geen Europese staat is. Wie dit racistisch en anti-islamitisch noemt, verdraait de feiten. Dit is welbewuste laster, die ik van de hand wijs. De heer Cohn-Bendit heeft zelf een subtiel onderscheid gemaakt tussen natuurlijke Europeanen en een stap in de richting van Eurazië. Dat was eigenlijk een heel verstandig uitgangspunt van hem, dat hij weer tenietdeed toen hij degenen die kritisch tegen de situatie aankijken begon uit te maken voor racisten. Dat werp ik verre van mij!

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken.)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mijnheer Posselt, ik moet u onderbreken. Dit is geen persoonlijk feit maar een voortzetting van het debat, dat we niet kunnen hervatten.

 
  
MPphoto
 
 

  Werner Langen (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een persoonlijke verklaring afgeven. De voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement beweerde tijdens het debat dat ik vroeger voorstander zou zijn geweest van een volledig EU-lidmaatschap van Turkije. Ik wil benadrukken dat dit niet het geval is en nooit het geval is geweest. Ik heb de notulen van het debat van 13 december 1995 opgevraagd. Daaruit blijkt duidelijk dat het onderwerp van dat debat een “ja” of een “nee” tegen de douane-unie was. De heer Schulz en ik stonden destijds tegenover elkaar. Ik was voor de douane-unie, hij was ertegen. Wat er vandaag is gezegd, is zonder meer een verdraaiing van de feiten.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.(1)

De vergadering is onderbroken tot de stemmingen.

SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Ik sta volledig achter het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije dit najaar. Het zullen ongetwijfeld lange en zware onderhandelingen worden, maar als we tot overeenstemming komen en als Turkije voldoet aan alle noodzakelijke voorwaarden inzake het functioneren van de democratie en respect voor de mensenrechten, waaronder de rechten van minderheden, dan is er geen enkele principiële reden waarom Turkije niet tot de Europese Unie zou kunnen toetreden.

Ik verwerp de argumenten van hen die het lidmaatschap van Turkije afwijzen omdat het land niet “Europees” zou zijn. Dat argument hebben we al jaren geleden achter ons gelaten toen we aanvaardden dat Turkije lid werd van de Raad van Europa. Tegenstanders van het lidmaatschap van Turkije doen alsof “Europees” hetzelfde is als “christelijk”. Maar de islam speelt al eeuwenlang een rol in de geschiedenis en de cultuur van Europa. Bovendien is het motto van de Europese Unie “eenheid in diversiteit”. We zijn niet bezig te proberen culturen te harmoniseren, maar we proberen manieren te vinden om samen te werken zonder onze eigen identiteit te verliezen. Door een gebaar naar Turkije te maken onderstrepen we dat de EU niet gebaseerd is op een Europese identiteit die uitsluit, maar op een identiteit die insluit.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s,

Het Parlement maakt zich vandaag op om in te stemmen met de uitbreiding van de Overeenkomst van Ankara tot de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie. De afgevaardigden van het Front National weigeren zich hiermee te associëren.

De Turkse regering stond er namelijk op te onderstrepen dat ondertekening van dit protocol in geen geval erkenning van de Republiek Cyprus inhoudt. Met andere woorden: Turkije ontkent het wettelijke bestaan van een land dat volwaardig lid is van dit Europa waaraan het zich wil opdringen.

Gezien deze uitsluiting van de Republiek Cyprus door Turkije is de verklaring van de Raad van 21 september ronduit schandalig. De Raad trekt namelijk geen enkele conclusie uit de stellingname van de Turkse regering. Hij beperkt zich ertoe Ankara te verzoeken deze afspraken in 2006 tegenover alle landen van de Europese Unie na te komen. Ondertussen zal het door Turkije gewenste voorbehoud echter volledig van kracht worden.

De enige mogelijke reactie zou zijn om niet alleen de ondertekening van het protocol ter discussie te stellen, maar om ook definitief af te zien van het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Het is duidelijk dat deze onderhandelingen niet de juiste weg zijn om de rust te herstellen en een relatie op te bouwen waarvan beide partijen profijt hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE). - (EN) Als het Parlement niet verder gaat op de weg van samenwerking met de krachten die vooruitgang nastreven in Turkije, gooit het al zijn invloed overboord. Ik betreur het dat het Parlement vandaag een reeks onnodige inconsistenties in ons verslag heeft gestopt. We moeten ons buigen over de Turkse erkenning van Cyprus, naleving van de mensenrechten, betere behandeling van de Koerden, erkenning van de Armeense genocide en nog veel meer kwesties, aangezien Turkije momenteel nog lang geen aanvaardbare normen hanteert. De enige manier om tot aanvaardbare normen te komen, is het voortzetten van de dialoog.

 
  
  

(De vergadering wordt om 11.50 uur onderbroken en om 12.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, tijdens het debat over ons beleid jegens Turkije verzocht ik om toestemming voor een persoonlijke verklaring in reactie op een niet bijzonder vriendelijke opmerking aan mijn adres van de kant van de heer Langen. De heer Langen en ik hebben sinds we in dit Parlement zitten al heel vaak de strijdbijl tegen elkaar opgenomen, maar hebben die vervolgens altijd weer begraven. Daarom meen ik te kunnen afzien van een persoonlijke verklaring.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Zo mag ik het horen. Verzoening is het fundament van het Europees project.

Mijnheer Brok, is er iemand met wie u zich wenst te verzoenen?

(Gelach en applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, er is veel dat we kunnen bereiken, maar het mooiste van al die dingen is liefde.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het is mij een waar genoegen dat u met zo'n positieve instelling naar de vergadering komt.

 
  

(1)Zie notulen.


4. Welkomstwoord
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot de stemming, wil ik graag, namens mijzelf en namens u allen, de leden van de delegatie van het Mexicaanse Congres verwelkomen die op de officiële tribune hebben plaatsgenomen.

(Applaus)

Deze delegatie neemt deel aan de werkzaamheden van de eerste bijeenkomst van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Mexico in Straatsburg. Ik zou de gehele delegatie welkom willen heten en in het bijzonder het hoofd, de heer Fernando Margaín, voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Mexicaanse Senaat.

Ik ben ervan overtuigd dat het werk van de eerste vergadering van deze Gemengde Parlementaire Commissie een mijlpaal zal betekenen voor wat betreft een versterkte samenwerking tussen de twee partijen, daar wij beiden dezelfde democratische waarden voorstaan en in gelijke mate toegewijd zijn aan de rechtsstaat.

 

5. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. We gaan nu over tot de stemming.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

6. Aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Gert Poettering (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, een liefdesverklaring kan ik niet afleggen. Het lijkt me voldoende als we respect voor elkaar kunnen opbrengen.

Namens mijn fractie wil ik op grond van artikel 170, lid 4 van het Reglement verzoeken onze instemming met het aanvullend protocol over de douane-unie uit te stellen. De achtergrond van dit verzoek is dat de Turkse regering het aanvullend protocol heeft aanvaard, maar tegelijkertijd weigert de Republiek Cyprus te erkennen, hoewel Turkije met dat land wil onderhandelen. Voorts verklaart Turkije dat de schepen en vliegtuigen van een lidstaat van de Europese Unie, Cyprus namelijk, geen gebruik mogen maken van de Turkse havens en het Turkse luchtruim.

Dit beschouwen wij – en dat is maar al te logisch – als een innerlijke tegenstrijdigheid en wij vinden dit politiek gezien volstrekt onacceptabel. Indien wij nu onze zegen zouden geven aan het aanvullend protocol, zouden wij niet langer de mogelijkheid hebben om invloed uit te oefenen op de Turkse regering, dit in tegenstelling tot wat de voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement vanochtend zei. Daarom verzoek ik namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten om uitstel van de stemming over het aanvullend protocol.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, ik ben het niet eens met de heer Poettering. In tegenstelling tot wat hij zegt, wordt door de resolutie die wij gezamenlijk indienen duidelijk dat wij de volledige tenuitvoerlegging van de gesloten overeenkomsten eisen, en ook dat, indien deze niet ten uitvoer worden gelegd - de commissaris heeft het in zijn toespraak van vanochtend nog eens onderstreept - de onderhandelingen worden opgeschort of zelfs afgebroken.

Ik ben van mening dat wij ons dienen te houden aan de overeenkomsten die wij hebben gesloten. Dat maakt het voor ons makkelijker om op een geloofwaardige wijze de onderhandelingen af te breken en niet meer voort te zetten, indien de andere partij zich niet aan haar beloften houdt. Daarom zijn wij ervoor om hierover vandaag te stemmen.

(Applaus)

 

7. Start van de onderhandelingen met Turkije
  

Vóór de stemming over amendement 5

 
  
MPphoto
 
 

  Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde iets toevoegen aan het op zichzelf correcte amendement 5 van de heer Lambrinidis. Ik heb de Engelse tekst voor mij en lees de toevoeging in het Engels. Aan het einde van de zin, na “under the protocol”, zou ik willen toevoegen: “and should not be sent to the Grand National Assembly for ratification”.

 
  
  

Vóór de stemming over paragraaf 6

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Marinus Wiersma (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een eenvoudig amendement. Ik wil namelijk de woorden “zo spoedig mogelijk” in paragraaf 6 vervangen door “in een vroegtijdig stadium van het onderhandelingsproces”.

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS ROCA
Ondervoorzitter

 

8. Welkomstwoord
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Alvorens wij verdergaan met de stemmingen wil ik u erop opmerkzaam maken dat Gustavo Pacheco, voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van het Congres van Peru en van de vriendengroep EU-Peru, op de officiële tribune heeft plaatsgenomen.

(Applaus)

Voorts zou ik erop willen wijzen dat de meest recente bijeenkomst van de interparlementaire conferentie tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika/het Caribisch gebied - dat was de zeventiende bijeenkomst - afgelopen juni heeft plaatsgehad in dat land.

Namens alle leden van het Europees Parlement in de delegatie, die werd voorgezeten door onze collega António dos Santos, zou ik mijn dank willen uitspreken aan het Congres van Peru voor zijn steun voor die conferentie.

(Applaus)

 

9. Stemmingen (voortzetting)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Wij gaan nu verder met de stemming.

 

10. 1° Toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen 2° Kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen
  

Vóór de stemming over amendement 781

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Radwan (PPE-DE), rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit amendement is een compromis dat we bereikt hebben met zowel de andere fracties als de Raad en de Commissie. Dat herhaalt zich bij amendement 785. Ik lees het even voor:

(EN) … “onverminderd de reeds vastgestelde uitvoeringsmaatregelen, wordt de toepassing van zijn bepalingen die de vaststelling vereisen van technische regels, amendementen en besluiten overeenkomstig lid 2 opgeschort na afloop van een periode van twee jaar volgend op de aanneming van deze richtlijn en op 1 april 2008 ten laatste. Het Europees Parlement en de Raad kunnen, op voorstel van de Commissie, de desbetreffende bepalingen verlengen in overeenstemming met de in artikel 251 van het Verdrag neergelegde procedure, en hiervoor zullen zij deze bepalingen onderzoeken voordat de bovengenoemde periode of datum verstrijkt.”

 
  
  

Vóór de stemming over amendement 778

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Radwan (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ook in dit geval gaat het om een compromis tussen de verschillende fracties, de Raad en de Commissie. Ook dit herhaalt zich, en wel in amendement 782. Het begin luidt:

(EN) ... “Het Europees Parlement is van opvatting”. Hieraan zouden de volgende woorden moeten worden toegevoegd: “dat het Europees Parlement en de Raad de kans zouden moeten hebben de toekenning van uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie binnen een bepaalde termijn te evalueren.”

 
  
  

Vóór de stemming over amendement 785

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Radwan (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dit is hetzelfde amendement als dat waarover wij eerder stemden bij amendement 781. Dat heb ik reeds voorgelezen. Het volgende amendement is hetzelfde als dat waarover wij eerder stemden bij amendement 778, dat wil zeggen het tweede mondelinge amendement.

 

11. Wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Bert Doorn (PPE-DE), rapporteur. – Voorzitter, vandaag begint in Milaan het proces naar aanleiding van het Parmalatschandaal. Dit huis heeft indertijd een resolutie aangenomen waarin gevraagd werd om aanscherping van de boekhoudcontroleregels binnen ondernemingen in Europa. Als rapporteur mag ik u vandaag een pakket maatregelen voorleggen dat moet leiden tot aanscherping van het toezicht op de accountants en van het toezicht van accountants binnen de ondernemingen. Wij hebben daarover in één lezing een akkoord kunnen bereiken met de Raad en de Commissie, een akkoord dat bovendien een forse inperking bevat van de comitologie.

Ik mag u verzoeken om dit voorstel, dit verslag massief te ondersteunen, onder meer om een duidelijk signaal af te geven als Europees Parlement; wij vinden namelijk dat er een einde moet komen aan boekhoudkundige schandalen binnen ondernemingen in Europa.

 

12. Ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap

13. Certificering van treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen
  

- Vóór de stemming over amendement 50

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL). – Voorzitter, er bestaat een relatie tussen amendement 14 van de rapporteur en amendement 50 van mijn fractie. In amendement 14 wordt categorie C geschrapt. In ons amendement 50, dat gaat over de voorafgaande drie jaar nationale beroepservaring van de treinbestuurders in het internationale verkeer, gingen we nog uit van het bestaan van die categorie C. In overeenstemming met de rapporteur schrappen wij de verwijzing naar categorie C, zodat die geen reden meer kan opleveren om tegen ons amendement 50 te stemmen.

 

14. Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer
  

- Vóór de stemming over amendement 138

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cramer (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag zien dat in ieder geval de amendementen 32 en 138 in stemming worden gebracht, dat de stemming over amendement 138 vóór de stemming over amendement 32 wordt gehouden en dat het amendement als volgt wordt gewijzigd:

(EN) ... “Ze vervoeren de fiets van de reiziger in alle treinen, inclusief internationale treinen en hogesnelheidstreinen, eventueel tegen betaling.”

 

15. Contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het voorstel voor een verordening is verworpen. Het woord is aan de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie neemt nota van het standpunt dat het Parlement vandaag heeft ingenomen ten aanzien van deze kwestie.

Met het oog op haar verplichtingen tegenover het Europees Parlement zal de Commissie niet aarzelen de nodige conclusies te trekken uit een afwijzing door het Parlement en zij zal daarbij het standpunt van de Raad ook in overweging nemen. Zoals mijn collega commissaris Barrot u gisteren vertelde, zal de Commissie zich moeten beraden over de beste manier om de doelstelling te bereiken die alledrie de instellingen delen over het verbeteren van diensten op het gebied van internationaal goederenvervoer per spoor.

 

16. 25ste verjaardag van "Solidarność" en haar boodschap voor Europa

17. De rol van territoriale samenhang in de regionale ontwikkeling

18. Versterkt partnerschap voor ultraperifere regio's
  

- Vóór de stemming over amendement 5

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE). (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij gaan nu stemmen over amendement 5. Ik ben een voorstander van langetermijnplanning, maar er moet toch sprake zijn van een fout in de Zweedse versie, waarin staat “het financieringskader 2007-2132”. Ik vermoed dat dat 2013 moet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Hiermee is de stemming beëindigd.

 

19. Stemverklaringen
  

- Verslag-Brok (A6-0241/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) De Commissie heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag of commissaris Verheugen en de heer Solana premier Ecevit aan het eind van de Top van Helsinki in 1999 ervan moesten overtuigen in te stemmen met de aanwijzing van Turkije als kandidaat-lidstaat. Het is niet duidelijk of de tekst die indertijd aan de Turken werd voorgelegd, dezelfde was als de tekst die door de Europese Raad was aangenomen. Ik zou hier graag de waarheid over willen weten. Tijdens de stemming in december 2004 heb ik vóór de toetreding van Turkije gestemd, uit respect voor degenen die voor de mensenrechten strijden. Sinds deze stemming kwam er geen eind aan de provocaties van Turkse zijde. Het hardhandige optreden van de politie tijdens de demonstratie in verband met de Internationale Vrouwendag (8 maart 2005), de ontkenning van de genocide op de Armeniërs, de opstelling jegens de Koerden en het niet-erkennen van Cyprus brengen mij ertoe om tegen de start van de onderhandelingen te stemmen. Ik vraag me af of de toelating van Turkije niet een gevolg is van Amerikaanse druk en economisch eigenbelang van bepaalde Europese regeringen. Wat wij van de Turkse regering verlangen, zijn daden die bewijzen dat Turkije bereid is zich aan de regels van de Europese Unie te conformeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk. - (FR) Slechts enkele dagen voor de start van de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie vinden de EP-leden van zes fracties dat Turkije aan de laatste voorwaarden heeft voldaan, zodat met deze onderhandelingen kan worden begonnen. Het is absoluut verbijsterend om te zien hoe deze “Europese” gekozen vertegenwoordigers zichzelf in opspraak brengen door leugens te vertellen, oneervol te handelen en zich te schikken naar wat anderen willen. Zijn zij erop uit om een zekere internationalistische pseudo-elite te behagen, een paar duistere economische belangen te verdedigen of willen zij zich aan de politieke wil van de Verenigde Staten van Amerika onderwerpen?

Zou een dergelijke houding - vanuit machiavellistisch oogpunt bezien - er daadwerkelijk toe leiden dat deze of gene “verlichte conservatieveling” of “progressieveling” de vruchten van een herverkiezing kan plukken? In werkelijkheid lijkt het er eerder op dat deze “vertegenwoordigers” niet naar hun kiezers luisteren, maar hen minachten. De Europese publieke opinie zegt duidelijk “NEE” tegen de toetreding van Turkije. Het zou namelijk van een totaal gebrek aan verantwoordelijkheid getuigen, als een Aziatisch land, dat bovendien arm is en een moslimcultuur heeft, zou toetreden tot een onstabiele Unie, die in institutioneel en economisch opzicht een onzekere toekomst tegemoet gaat.

Het is voor Turkije niet voldoende dat het Cyprus - bezet Europees grondgebied - erkent om zich bij de Unie te kunnen aansluiten. Turkije moet niet tot de Europese Unie toetreden, simpelweg omdat het geen Europees land is. Goed nabuurschap is een noodzaak, maar dat betekent niet dat wij allemaal in hetzelfde huis moeten wonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marine Le Pen (NI), schriftelijk. - (FR) Ons Parlement bereidt zich dus voor om in te stemmen met de wetgevingsresolutie inzake de sluiting van het aanvullend protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.

Hoewel Turkije nog steeds weigert zijn verantwoordelijkheid te erkennen in de genocide op de Armeniërs, en de Republiek Cyprus nog steeds niet erkent vanwege zijn aanhoudende bezetting van het noordelijk deel van het eiland, maken de staatshoofden en regeringsleiders, de Commissie en het Parlement zich op om de mening van de volkeren te omzeilen, in weerwil van hun soevereiniteit. De internationalistische machine dendert onverstoorbaar door en bereidt een beleid voor dat rampzalig zal blijken te zijn voor het economische en sociale evenwicht, evenals voor de vrede in Europa.

We leven in een tijd die in het teken staat van het islamitisch terrorisme, een tijd waarin in sommige voorsteden fundamentalistische netwerken worden ontmanteld en waarin onze republikeinse wetten en ons beginsel van scheiding van kerk en staat botsen met de ontwikkeling van een radicale vorm van islam op ons grondgebied; hoe kan Europa dan de verantwoordelijkheid nemen om de Europese bevolking een land met een moslimregering op te dringen? Zouden wij in deze kwestie niet juist het voorzorgsbeginsel moeten toepassen door een ander partnerschap voor te stellen?

Deze toetreding zal de tendens tot omarming van minderheden in de samenleving alleen maar versterken, een tendens die de weg vrijmaakt voor de versnippering van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Als het Europees Parlement instemt met het principe dat Turkije tot de Europese Unie kan toetreden, dan is het doof voor de stem van het volk, dat steeds nadrukkelijker zijn bedenkingen tegen deze nieuwe uitbreiding kenbaar maakt.

Het is nu tijd om duidelijke en logische grenzen voor de Unie vast te stellen in plaats van steeds maar door te gaan met deze vlucht naar voren. Bij geen enkele serieuze politieke constructie (afgezien van de oprichting van een interne markt) kan het definiëren van deze territoriale buitengrens achterwege worden gelaten.

Er is echter niets ondernomen in die richting. Ik pleit al jaren voor het instellen van verschillende kringen binnen de Europese eenwording: een eerste federale kring met een hoog integratieniveau, waarin samengewerkt wordt op het vlak van sociale en fiscale convergentie; een tweede kring, waarin de landen van Oost-Europa worden opgenomen en die een toenemende versterking van onze beleidsvormen mogelijk maakt; en tot slot een kring voor samenwerking en een hecht, versterkt partnerschap, waarin Turkije volledig op zijn plaats zou zijn.

Verder zie ik geen enkele reden om landen als de Noord-Afrikaanse landen, waarmee heel wat lidstaten nauwe banden onderhouden, niet op dezelfde wijze in aanmerking te nemen.

Wat ons wordt voorgesteld heeft niets met dit project te maken, maar bevestigt wel dat het Europese project aan het verwateren is en inmiddels niet veel meer dan het streven naar een uitgestrekte vrijhandelszone inhoudt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik betreur het dat kortzichtige opvattingen vandaag de overhand hadden in de discussie over het Turkse Protocol. Het uitstel van de stemming hierover is een tegenslag, maar dit zou geen fundamentele verandering moeten inhouden voor de vorderingen van Turkije op weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie. Uit de aangenomen ontwerpresolutie blijkt dat men het erover eens is dat de vraag niet is of Turkije zal toetreden, maar wanneer en onder welke voorwaarden.

 
  
  

- Start van de onderhandelingen met Turkije (RC-B6-0484/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Bernat Joan i Marí (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, onze fractie heeft het verzoek van Turkije om tot de EU toe te treden vanaf het begin gesteund. Onze fractie heeft een bijeenkomst gehouden in Istanbul, waar we dit proces rechtstreeks hebben gesteund. We zijn van mening dat Turkije een transformatie heeft ondergaan om de moderniteit, de democratie en het juiste proces dat tot toetreding tot de Europese Unie leidt, te kunnen omarmen.

Turkije heeft zich ingespannen om zijn rechtsstelsel zodanig aan te passen dat het voldoet aan de criteria van Kopenhagen. Er zijn ook vorderingen gemaakt op het gebied van de democratie, de mensenrechten en de bescherming van minderheden. Ik vraag me af waarom degenen die nu zeggen dat ze opkomen voor de rechten van de Koerden, bijna een eeuw hun mond hebben gehouden en waarom ze zich niet inspannen voor de rechten van minderheden in andere EU-lidstaten.

Turkije heeft een functionerende markteconomie die concurrerend kan zijn binnen de EU. Het heeft ook het bestuurlijke en institutionele vermogen om de regels en wetgeving van de EU ten uitvoer te leggen. Ik denk dat we eraan moeten werken dat Turkije Cyprus erkent en dat we ons moeten afvragen wat er gebeurt als Turkije geen lid van de EU wordt. Er doen zich nu problemen voor, maar ik denk dat we veranderingen in Turkije mogelijk moeten maken, zodat het vorderingen kan maken op de weg naar toetreding. We hebben besloten ons van stemming te onthouden, omdat de amendementen die tijdens de stemming zijn aangenomen, in veel gevallen een andere betekenis aan de tekst geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, toen ik van het vliegveld van Genua naar Straatsburg vertrok, werd ik aangesproken door een gepensioneerde uit Genua, Giacomo Bertone. Hij vroeg me: “Maar hoort Turkije dan bij Europa, geografisch gezien?” Ik antwoordde: “Een klein deel van Turkije hoort bij Europa, een groot deel van Turkije hoort bij Azië.” Daarna merkte hij op: “Dan moet je nee zeggen tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie.” En vervolgens vroeg hij: “Maar als Turkije tot de Europese Unie toetreedt, is het dan eindelijk afgelopen met het islamitisch terrorisme?” Daarop antwoordde ik: “Nee, ik denk het niet, integendeel, niet alleen Europa maar ook Turkije zal het slachtoffer worden van moslimterroristen.” Toen zei hij: “Fatuzzo, als afgevaardigde van de Partij van de Gepensioneerden moet je om deze redenen tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie stemmen, maar blijf de burgers van Turkije wel goed gezind.” Dat heb ik gedaan, mijnheer de Voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, Turkije is ook vanuit Europees gezichtspunt een extreem belangrijk land. Toch dienen we ons ervan bewust te zijn dat ook een groot land als Turkije, dat bovendien ook nog eens een kandidaat-lidstaat is, aan bepaalde criteria dient te voldoen. We dienen ons ervan bewust te zijn dat hier de grondbeginselen van de Unie op het spel staan.

Dat het Hooggerechtshof vorige week besloot de conferentie in Istanbul over de herwaardering van het verleden met betrekking tot de volkerenmoord op de Armeniërs te verbieden, geeft naar mijn mening zeer te denken. Hieruit blijkt dat de grondrechten in Turkije waarschijnlijk niet worden geëerbiedigd.

Om die reden heb ik deze resolutie van de hand gewezen, en ik geloof dat wij er allen goed aan doen erop aan te dringen dat de grondrechten van de Unie worden gerespecteerd en dezelfde voorwaarden voor Turkije toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de stemming van vandaag was een kolossaal schot voor de boeg van de Raad wat betreft Turkije. Als komende maandag de onderhandelingen met Turkije zouden worden geopend, maar niet met Kroatië, dan zouden de burgers van de Europese Unie denken dat alle 25 leden van de Raad collectief hun verstand hebben verloren. Omdat wij dit niet willen, mijnheer de Voorzitter, doe ik een beroep op de vergadering van het Comité van permanente vertegenwoordigers die morgen plaatsvindt.

Ten eerste: geef groen licht aan Kroatië, een Europees land dat aan alle voorwaarden voldoet. Ten tweede: als u met Turkije in onderhandeling treedt, doe dat dan alleen als het onderhandelingskader duidelijk gericht is op een geprivilegieerd partnerschap. Mocht dit niet haalbaar zijn, dan moet ik een beroep doen op de lidstaten en ze verzoeken gebruik te maken van de unanimiteitsregel en de onderhandelingen met Turkije uit te stellen, zoals dit ten onrechte met Kroatië is gebeurd, op 16 maart, één dag voordat de onderhandelingen zouden starten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (IND/DEM). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we hebben tegen de resolutie over Turkije gestemd omdat we van mening zijn dat Turkije het paard van Troje voor de islam in Europa zou zijn. We hebben tegen gestemd en we hopen dat ten minste één van de lidstaten zich tegen de beslissing van 3 oktober zal verzetten, want die zou fataal zijn voor de toekomst van Europa.

Persoonlijk hoop en wens ik dat dat mijn regering zal zijn, die van Italië, een land dat historische banden heeft met die grote traditie van Europese en christelijke weerstand en oppositie tegen de invasie van de islam, bekend onder één enkele naam: Lepanto. Ik hoop dat degenen die op 3 oktober moeten beslissen, zich Lepanto zullen herinneren: geen islam in Europa, nooit islam in Europa!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, Turkije is geen Europa. De gevoeligheden, de zeden en gebruiken en de dominerende godsdienst verschillen te veel van die van ons; de relaties tussen personen en geslachten verschillen te veel van die van ons; en de geopolitieke belangen zijn tegengesteld aan die van ons, aangezien ze te zeer gebonden zijn aan die van de Verenigde Staten, en de belangen van de Verenigde Staten - ik wil dat toch even onderstrepen - zijn tegengesteld aan die van ons.

Probleem nummer één: Cyprus. We moeten ons schamen dat we deze discussie aangaan terwijl een van de lidstaten, in het verleden een trouw bondgenoot ook, nog steeds niet door Turkije is erkend en zucht onder de bezetting van deel van zijn grondgebied door Turkije. Vervolgens hebben we de Armeense volkerenmoord, de Koerdische kwestie, het probleem van de burgerlijke vrijheden, de maatschappelijke fricties en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is een lange lijst van zaken waaruit ontegenzeglijk blijkt dat Turkije te veel van ons verschilt om tot de Europese Unie te kunnen toetreden.

Aangezien het politieke gewicht in het Europees Parlement en in de Commissie door de bevolkingsomvang wordt bepaald, zal Turkije een erg grote stem krijgen in de Europese besluitvorming. We hebben ons verzet tegen de annexatie van Europa door Turkije - want daar gaat het hier om -, eerst in Lepanto en daarna in Wenen.

De Europese volkeren zijn in overgrote meerderheid tegen opneming van Turkije in Europa; die ontwikkeling tegengaan is de opdracht die de bevolking ons heeft gegeven, en derhalve hebben we de plicht tegen te stemmen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). – Voorzitter, een paar dagen geleden schreef de Vlaamse krant De Standaard dat het feit dat Turkije EU-lid wordt al lang beslist is en dat een anonieme topambtenaar van de Europese Unie aan de krant had verklaard dat het zogenaamde open einde van de onderhandelingen alleen maar window dressing is en, ik citeer, "dat open einde staat daar alleen maar om aan een kritische opinie te kunnen wijsmaken dat er niets definitiefs zou zijn beslist". Daarmee is eigenlijk alles gezegd. Ik denk dat het dossier Turkije stilaan de meest frappante en de meest politiek angstaanjagende illustratie is van het feit dat de Europese Unie de normale democratische besluitvormingsprocessen buiten spel zet en beslissingen door de strot van de burgers ramt, desnoods met alle vieze trucs van de "foor", met leugens en met bedrog zoals in het geval van Turkije. Maak u echter geen illusies, het laatste woord is nog niet gezegd en ons verzet tegen de toetreding van het islamitische Turkije tot de Europese Unie zal alleen maar sterker en harder worden en nog meer door de Europese burgers gevolgd worden dan vandaag reeds het geval is.

 
  
MPphoto
 
 

  Albert Dess (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de ontwerpresolutie over het starten van de onderhandelingen met Turkije gestemd, omdat ik het onverantwoord vind om met de toetredingsonderhandelingen te beginnen.

Turkije voldoet op geen enkele wijze aan de voorwaarden voor het starten van toetredingsonderhandelingen. Er gaan geruchten dat er daar nog steeds wordt gemarteld, dat de mensenrechten nog steeds met voeten worden getreden en dat christenen nog steeds sterk worden belemmerd in het uitoefenen van hun geloof, om slechts enkele redenen te noemen.

Het is onbegrijpelijk dat de Commissie op dit punt tegen beter weten in handelt. De voor de uitbreiding verantwoordelijke commissaris, de heer Rehn, dient af te treden voordat hij nog meer schade aanricht. Hij zondigt op grote schaal tegen de Europese integratiegedachte. Het mag ons niet verbazen als steeds meer burgers hun vertrouwen in de Europese instellingen zoals het Parlement, de Commissie en de Raad zullen verliezen en als de meerderheid daarom tegen de Grondwet zal stemmen, zoals bij de referenda in Frankrijk en Nederland het geval was.

Door de resolutie over Turkije af te wijzen heb ik, net als mijn vriend Bernd Posselt, zonder meer gehandeld in het belang van de grote meerderheid van de Beierse kiezers, die een geprivilegieerd partnerschap met Turkije willen en geen volledig lidmaatschap.

Overigens zijn veel van mijn Turkse vrienden dezelfde mening toegedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI), schriftelijk. - (EN) Als tegenstander van de toetreding van het niet-Europese Turkije tot de EU heb ik vandaag tegen de resolutie gestemd waarin het openen van de onderhandelingen met dit Aziatische land wordt goedgekeurd. Ik ben van mening dat het een agenda van schaamteloos expansionisme is waarmee de EU de toetreding van Turkije wordt opgedrongen.

Bovendien is Turkije door zijn dubbelhartige houding ten aanzien van Cyprus het lidmaatschap onwaardig. Het land aanvaardt op geniepige wijze een protocol waardoor het Cyprus lijkt te erkennen, maar geeft tegelijkertijd een verklaring uit waarin diezelfde erkenning wordt verworpen. Als we dit optellen bij de bloedige geschiedenis van Turkije en de voortdurende vervolging van christenen, is het duidelijk dat Turkije een land is met een cultuur waar we bepaald niet op zitten te wachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik ben ervan overtuigd dat toetreding tot de EU gelijkstaat aan het onderschrijven van bepaalde waarden, met name op het gebied van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Daarom moet Turkije een volledig democratisch land worden.

Het vooruitzicht van toetreding tot de EU kan in Turkije positieve ontwikkelingen teweegbrengen die zouden kunnen leiden tot een echte - en niet alleen theoretisch aanwezige - democratie, waarin de Turkse minderheden, met name de Koerdische bevolking, erkend en gerespecteerd worden. Deze ontwikkelingen zouden tevens moeten leiden tot een betere eerbiediging van de mensenrechten, doordat er een einde komt aan de schendingen van de vrijheid van meningsuiting, zoals de recente veroordeling van de schrijver Orhan Pamuk, en tot een nieuwe kijk op de zwarte bladzijden uit de Turkse geschiedenis, doordat de genocide op de Armeniërs erkend wordt.

Aan de vooravond van de termijn van 3 oktober – de datum waarop de Raad zich moet uitspreken over het starten van de toetredingsonderhandelingen – zijn wij echter nog ver van het doel verwijderd.

Sterker nog, Turkije stelt zich halsstarrig - en zelfs steeds radicaler - op met betrekking tot ten minste twee punten, namelijk de erkenning van Cyprus, waarover in geen geval onderhandeld kan worden, en de kwestie van de genocide op de Armeniërs, die het land hardnekkig weigert ter sprake te brengen. Voor mij is de bereidheid om dit onderwerp aan te snijden een absolute voorwaarde voor toetreding.

Daarom heb ik, samen met anderen, twee amendementen ingediend om deze ontwerpresolutie, waarin volkomen voorbijgegaan wordt aan de genocide op de Armeniërs, aan te vullen. Het is immers de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement om een modern Turkije, dat beweert onderweg te zijn richting democratie, erop te wijzen dat het de plicht heeft de herinnering aan zijn verleden levend te houden.

(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Marie Coûteaux en Philippe de Villiers (IND/DEM), schriftelijk. - (FR) Door de toetredingsonderhandelingen met Turkije officieel te openen, nemen de Europese staatshoofden en regeringsleiders een besluit waarvoor zij zich tegenover de bevolking en de geschiedenis zullen moeten verantwoorden.

De autoriteiten van mijn land hebben niettemin een duidelijk mandaat gekregen van het volk dat zij geacht worden te vertegenwoordigen: op 29 mei 2005 hebben de Fransen “nee” gezegd tegen de Europese Grondwet en tegen het plan om de EU met Turkije uit te breiden.

Nu maken de vertegenwoordigers van de partij Union pour un Mouvement Populaire in dit Parlement zich zorgen over de gevaren van een “autistisch” Europa, en over het gevaar dat er een kloof tussen het volk en het Europese project ontstaat. Wat een ontdekking! Herinneren zij zich nog dat zij regelmatig vóór de pretoetredingskredieten voor Turkije hebben gestemd? Herinneren zij zich nog dat zij, binnen de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, aan de zijde van de APK, de islamitische partij van de heer Erdogan, staan? En weten zij wel dat degene die de sleutel tot deze kwestie in handen heeft, hun eigen leider, namelijk Jacques Chirac, is?

Deze collectieve leugen dat Turkije tot de Unie moet toetreden is een schande, want in stilte hoopt iedereen dat de ander “nee” zal zeggen en daarmee de verantwoordelijkheid voor de mislukking op zich zal nemen.

Daarom richten wij ons namens het Franse volk plechtig tot de president van de Republiek en verzoeken wij hem zijn veto uit te spreken tegen de opening van deze onderhandelingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De Commissie en de Raad menen dat Turkije heeft voldaan aan de laatste voorwaarden voor het openen van onderhandelingen op 3 oktober 2005. Zoals de resolutie van dit Parlement echter aangeeft, is er geen rekening gehouden met een aantal essentiële kwesties.

Eén van de belangrijkste kwesties heeft betrekking op het protocol waarbij de Overeenkomst van Ankara uitgebreid wordt tot de tien nieuwe lidstaten. Turkije heeft dit protocol ondertekend, maar tegelijkertijd een verklaring afgelegd waarin wordt gesteld dat de ondertekening, ratificatie en tenuitvoerlegging van het protocol in geen enkele vorm en op geen enkele wijze een erkenning inhouden van de Republiek Cyprus, waarnaar in het protocol verwezen wordt. Wij tekenen bezwaar aan tegen deze onaanvaardbare opstelling.

Wij tekenen eveneens bezwaar aan tegen het feit dat Turkije onder Cypriotische vlag varende schepen blijft verbieden Turkse havens aan te doen, en tegen het feit dat Cypriotische vliegtuigen nog steeds niet door het Turks luchtruim mogen vliegen of op Turkse luchthavens mogen landen.

We hebben ons van stemming over deze resolutie onthouden, omdat we het met een aantal punten niet eens zijn. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat constitutionele hervorming als voorwaarde voor de toetreding van nieuwe lidstaten zou moeten gelden. Wij geloven niet dat dit een voorwaarde voor uitbreiding hoeft te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Als een land in de directe omgeving van Europa aan de politieke economische eisen van de EU voldoet, moet in beginsel niets een lidmaatschap in de weg staan. De EU is geen cultureel of religieus blok, maar een samenwerkingsverband waarin de lidstaten zorg moeten dragen voor democratie, mensenrechten en een goed functionerende markteconomie. Daarom kan een lidmaatschap van Turkije niet worden afgewezen om religieuze of geografische redenen.

De Zweedse partij Junilistan vindt dan ook dat Turkije op termijn lid moet kunnen worden van de EU. De EU is echter onvoldoende hervormd om Turkije als lidstaat te kunnen opnemen. Dat geldt in zeer hoge mate voor het landbouwbeleid en de structuurfondsen. Ook heeft Turkije niet in voldoende mate voldaan aan de politieke eisen van de EU. Diverse eisen met betrekking tot eerbiediging van mensenrechten zijn niet geïmplementeerd. De genocide op de Armeniërs in 1915 is niet erkend, evenmin als de soevereiniteit van Cyprus. Verder zijn de financiële gevolgen van de aansluiting van Turkije nog steeds onzeker voor de EU.

Ten slotte is de ontwerp-Grondwet nu verworpen, en daarom is het volstrekt onbekend hoe de EU in de toekomst bestuurd gaat worden. Dat is nog een belangrijke reden om te wachten met lidmaatschapsonderhandelingen.

Om deze redenen vinden wij dat er op dit moment geen lidmaatschapsonderhandelingen moeten worden gestart. Daarom stemmen wij tegen de resolutie in haar geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE), schriftelijk. De kwestie Cyprus wordt nu door velen als het heetste hangijzer gezien. En inderdaad de verklaring van Turkije bij de ondertekening van het douaneakkoord op 29 juli 2005 heeft de gemoederen onnodig op scherp gezet. Toch was dit enigszins te verwachten. Dat de ondertekening een erkenning van Cyprus zou betekenen, is vooral en alleen gebaseerd op verklaringen van de Europese regeringsleiders. Dit is nooit door Turkije bevestigd. Sterker nog, bij terugkeer in Ankara -na de onderhandelingen in december 2004 onder Nederlands voorzitterschap- heeft Erdogan onmiddellijk laten weten dat de ondertekening zeker geen erkenning van Cyprus zou inhouden, expliciet noch impliciet.

T.a.v. de kwestie Cyprus ben ik van mening dat de Raad zich tot het uiterste moet inzetten om de eenwording van Cyprus te bewerkstelligen. Het z.s.m. opheffen van de economische isolatie van de Turks Cypriotische gemeenschap is hiertoe noodzakelijk.

Zoals verwoord in paragraaf 3 en 4 van de resolutie moet Turkije uiteraard direct werk maken van een volledige implementatie van het douaneakkoord, en dus haar havens openen voor Cypriotische schepen etc. Echter, parallel hieraan (en dus met een gelijk tijdspad) moet de economische isolatie van de Turks Cypriotische gemeenschap worden beëindigd. Paragraaf 7 is in deze sympathiek maar te vrijblijvend.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. - (FR) Wij hebben bij tal van gelegenheden onderstreept dat Turkije vanwege zijn geografische ligging, geschiedenis, cultuur, taal of religie geen Europees land is. Dat is volstrekt evident, en het wordt ook gestaafd door de Verdragen, en we kunnen dan ook niet anders dan concluderen dat de Europese leiders blind zijn.

Alleen de Europese bevolking, die beschikt over het gezonde verstand waaraan het haar leiders ontbreekt, begrijpt al heel lang dat als Turkije bij Europa zou komen, dit het einde van het Europese avontuur zou betekenen, en - bovenal - dat dit tot een snelle verspreiding van de islam binnen de Europese samenleving zou leiden.

De Turken, die zich zelf provocerend opstellen, weigeren de Republiek Cyprus te erkennen vanwege het feit dat zij een deel ervan bezetten. Zij handelen hiermee in strijd met het internationaal recht. En dan heb ik het nog niet eens over de genocide op de Armeniërs in 1915.

De plicht om de herinnering aan het verleden levend te houden, die in het bewustzijn van onze westerse samenlevingen zo’n belangrijke plaats inneemt, is nog niet tot hen doorgedrongen. Volgens hun nieuwe wetboek van strafrecht staat er een gevangenisstraf op het verwijzen naar juist deze genocide op de Armeniërs of naar de bezetting van het noordelijk deel van Cyprus. Hoewel ik het dan nog niet eens over het tragische lot van de christelijke minderheden heb, is het onder deze voorwaarden onbetamelijk om op 3 oktober a.s. toetredingsonderhandelingen met een groot land in Klein-Azië te openen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. (FR) Vandaag, woensdag 28 september, in het debat over Turkije, lieten de bijdragen en de applausmeter aan duidelijkheid niets te wensen over. Het is nee, nee en nog eens nee. De sprekers hadden het over “Armenië”, “de schending van mensenrechten, “de lichtjaren die twee beschavingen scheiden, “de bezetting op Cyprus van een deel van het Europese grondgebied door een buitenlands leger...”. Zelfs de Franse afgevaardigde en fervent Chirac-aanhanger Jacques Toubon stak zijn weerstand niet onder stoelen of banken. We hebben een Engelse afgevaardigde gehoord die de Turken voorstelde de status van voorkeurspartner te accepteren, een status die zo interessant is dat hij deze opeist voor Groot-Brittannië.

Daniel Cohn-Bendit mag dan moord en brand hebben geschreeuwd over “racisme”, het werd afkeurend stil toen Michel Rocard zijn pleidooi hield voor de toetreding van Turkije. Hier zeggen de Europese volksvertegenwoordigers nee, zoals Cervantes in Lepanto, Lord Byron in Missolonghi, de Griekse kinderen uit de Catacomben die doodsbang hun geloof beleden, schilderijen en gedichten, van respectievelijk Delacroix en Victor Hugo, over het rijk van massamoorden en ontvoeringen, en de gemartelden van “Midnight Express”.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. Een week voor het mogelijke begin van de onderhandelingen met Turkije over het EU-lidmaatschap is er weinig reden om optimistisch te zijn. De ontwikkeling naar een normaal land, waarin alle etnische groepen, alle politieke opvattingen en alle godsdiensten als gelijkwaardig worden beschouwd, stagneert. Afgelopen week verbood een rechter een conferentie over de lang ontkende massamoord op de Armeense bevolkingsgroep in 1915. De grote Koerdische bevolking in het zuidoosten heeft nog steeds geen perspectief op onderwijs, bestuur en media in de eigen taal, op een normale vertegenwoordiging in het nationale parlement of op regionaal zelfbestuur. Vooraanstaande krachten in Turkije wijzen verdere tegemoetkomingen aan Europese wensen af en dreigen zelfs met het intrekken van de Turkse lidmaatschapsaanvraag.

De laatste weken lijkt de aandacht voor de toestand binnen Turkije te verschuiven naar de relatie met Cyprus. Het is onaanvaardbaar dat nog steeds schepen uit het zuiden van Cyprus worden geweerd uit Turkse havens, terwijl Turkije beweert dat het al sinds 2004 alle afspraken naleeft. Dit voorspelt weinig goeds voor andere gesprekspunten. Cyprus heeft als EU-lidstaat het recht van veto op onderhandelingen en lidmaatschap. De achtergestelde groepen binnen Turkije hebben geen vergelijkbare invloed. Daarom moet dit parlement speciaal op hun problemen en belangen letten.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De gezamenlijke ontwerpresolutie over de opening van onderhandelingen met Turkije toont aan dat dit proces verband houdt met de meer algemene belangen van en de machtsstrijd en concurrentie tussen de imperialistische mogendheden. In dat licht bezien is het wel duidelijk dat de druk op en de chantage van de volkeren in dit gebied opgevoerd zullen worden, om hen te dwingen oplossingen te aanvaarden die slecht voor hen zijn.

Deze resolutie beweegt zich binnen de algemene filosofie van de zogenaamde tegenverklaring van de Europese Raad. Ofschoon daarin enkele positieve punten voorkomen, ontbreekt daarin iets dat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn, namelijk een duidelijke verklaring dat zonder de onmiddellijke erkenning van de Republiek Cyprus geen onderhandelingen kunnen worden geopend over toetreding van Turkije tot de EU.

De Communistische Partij van Griekenland heeft zich tegen de toetreding gekant om dezelfde redenen als die welke ons er destijds toe aangezet hebben ons te keren tegen de toetreding van Griekenland. Wij zijn van mening dat het beleid en het karakter van de EU geen enkele waarborg geven, hoeveel resoluties ook uitgevaardigd mogen worden over een billijke oplossing voor de kwestie-Cyprus. Dat is ook nu weer gebleken. De zogenaamde waarden van de EU en het fameuze acquis communautaire worden gebruikt al naar gelang dat de belangen van de imperialistische landen uitkomt.

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. (DE) In deze compromisresolutie wordt de kwestie-Turkije/Cyprus voldoende en redelijk helder behandeld. Met betrekking tot de onderwerpen democratie en mensenrechten in Turkije had ik graag duidelijker uitspraken gezien.

Volgens Amnesty International wordt er in Turkije nog altijd in even sterke mate gemarteld als vroeger, alleen anders. Dienstweigeraars worden, zoals pas nog bleek in het geval van Mehmet Tarhan, gestraft met jarenlange opsluiting. In de Koerdische gebieden wordt opnieuw gevochten, politie en strijdkrachten zijn alomtegenwoordig en de mensenrechten worden geschonden door overheidsfunctionarissen en niet-overheidsfunctionarissen. Ook de persvrijheid wordt continu geschonden; wie bijvoorbeeld kritische informatie publiceert over de volkerenmoord op de Armeniërs of de voortdurende Turkse bezetting van het noorden van Cyprus, hangt nog steeds een gevangenisstraf boven het hoofd.

Geopolitieke overwegingen spelen een cruciale rol bij het streven van de staatshoofden en regeringsleiders van de EU naar toetreding van Turkije. In een werkdocument van de Commissie dat de Turkse toetreding tot de EU plausibel moet maken, wordt Turkije beschreven als een strategisch belangrijk land en wordt opgemerkt dat de toetreding van Turkije een betere energievoorziening van de EU kan helpen waarborgen. Verder wordt erop gewezen dat Turkije door zijn hoge uitgaven voor militaire doeleinden en zijn grote strijdkrachtencontingent in staat is een belangrijke bijdrage te leveren aan de veiligheid en verdediging van de EU.

Ook ik zou graag zien dat Turkije tot de EU toetreedt, alleen niet zó. De staatshoofden en regeringsleiders van de EU laten zich klaarblijkelijk weinig gelegen liggen aan de feitelijke situatie waarin de mensen leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) De belangrijkste voorwaarde om in te kunnen stemmen met de gezamenlijke ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije, die is opgesteld in vervolg op de resolutie van 15 december 2004 en de conclusies van de Europese Raad van 17 december 2004, is het aannemen van de wijzigingsvoorstellen waarin wordt gepleit voor wijziging en aanvulling van de paragrafen 2 en 3.

Mochten deze wijzigingsvoorstellen niet worden aangenomen, dan zal ik tegen de resolutie stemmen.

Ik heb hiervoor de volgende redenen.

Ik ben van mening dat Turkije niet heeft voldaan aan de criteria van Kopenhagen inzake het beginnen van toetredingsonderhandelingen met de EU, gezien zijn voortdurende problemen met de mensenrechten, zijn nalatigheid bij het aanpakken van de problemen van de Koerdische minderheid en – dit is het belangrijkst – zijn weigering om een EU-lidstaat – Cyprus – juridisch en politiek te erkennen. Zonder de unanieme instemming van alle lidstaten is het onmogelijk een mandaat te verlenen voor het beginnen van toetredingsonderhandelingen met Turkije.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de EU moeten op de gebruikelijke wijze gevoerd worden. Er moeten daarbij heldere en objectieve regels worden gevolgd. Ik geloof niet dat er enige rechtvaardiging is om voor dit verzoek tot lidmaatschap een andere benadering aan te houden.

Ik moest dus wel tegen deze gezamenlijke ontwerpresolutie stemmen. Er zijn twee punten die hier volgens mij van cruciaal belang zijn.

Om te beginnen is het zo dat het door de PPE-DE ingediende wijzigingsvoorstel is verworpen. Daarin werd duidelijk aangegeven dat het vooral van belang is de onderhandelingen van begin af aan met een open instelling te voeren, waarbij ook gedacht moet worden aan andere oplossingen dan volledige toetreding. Het Parlement geeft daarmee aan dat het geen plan B in de resolutie wenst op te nemen. Ik geloof nu juist dat dit heel belangrijk is, omdat we zo vermijden dat het openen van de onderhandelingen ooit wordt uitgelegd als een belofte om Turkije te laten toetreden.

Verder is het overduidelijk dat de kwestie-Cyprus niet bevredigend is opgelost. Turkije wil tot de EU toetreden, maar weigert diezelfde EU in haar huidige gedaante te aanvaarden. Laten we eerlijk wezen: je kunt geen lid worden van een organisatie die je niet erkent, en je kunt niet onderhandelen met een partij die jouw organisatie niet erkent. Deze onderhandelingen beginnen op de verkeerde manier en moeten daarom mijn steun ontberen.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) Op 23 september jongstleden heeft het Turkse Gerechtshof een conferentie over de Armeense massamoord verboden. Dit verbod illustreert jammer genoeg dat de Turkse regeringsautoriteiten het debat over deze kwestie nog altijd volledig in het duister en volstrekt illegaal voeren.

Door wat er nu gebeurt, en meer nog door wat er in het verleden is gebeurd, zijn we gedwongen opnieuw duidelijk te maken dat de Europeanen deze kwestie niet over het hoofd zullen zien.

Ik moet dan ook jammer genoeg herhalen wat ik op 6 oktober 1999 heb gezegd, aangezien de situatie in geen enkel opzicht is veranderd. In zijn resolutie van 18 juni 1987 wees het Europees Parlement op vier punten die de toetredingsonderhandelingen met Turkije in de weg stonden. Deze hadden betrekking op:

1/ de weigering van de Turkse regering om de Armeense massamoord te erkennen

2/ haar onwil om het internationaal recht na te leven in het conflict met Griekenland

3/ de handhaving van een Turkse bezettingsmacht Cyprus

4/ de ontkenning van de Koerdische kwestie

De Armeense kwestie mag niet onder tafel worden geschoven naarmate deze onderhandelingen de geschiedenis ingaan. Dat vind ik pertinent onaanvaardbaar. De Europese Unie is sterk genoeg om van Turkije een wezenlijke attitudeverandering te eisen, als het land met eerbied voor onze normen en waarden wil toetreden tot onze Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Op dit ogenblik vindt in Turkije een strijd plaats tussen hervormingsgezinden en traditionalisten. Daarbij staan de huidige eerste minister en de minister van buitenlandse zaken in het eerste kamp. Ze verdienen al onze steun. Het debat over het begin van de onderhandelingen wordt de afgelopen tijd gevoed door politiek opportunisme waarbij velen, zoals gesteld door mijn fractievoorzitter Cohn-Bendit, surfen op een golf van latent racisme. Nu strenger zijn dan de regeringsleiders in december hadden afgesproken is oneerlijk en zendt ook het negatieve signaal uit aan de Turkse bevolking dat Europa Turkije eigenlijk niet wil. Diegenen die de erkenning van Cyprus tot voorwaarde voor onderhandelingen maken, vergeten dat een snelle erkenning van Cyprus door Turkije het einde betekent van de pogingen door Kofi Anan om te komen tot een nieuwe ronde onderhandelingen over een definitieve oplossing voor de deling van het eiland. De Unie moet de hervormers steunen, een correcte uitvoering van het douaneprotocol eisen en aansturen op een verdere verfijning van de strafwet. Het opstarten van de onderhandelingen zullen Turkije verder sturen in de richting van een seculiere staat waar mensen- en volkerenrechten tenvolle en in de feiten worden gerespecteerd. Religieuze minderheden, Koerden en Alavieten zullen beter af zijn in een Turkije dat deel uitmaakt van de Unie dan in een Turkije dat zich afkeert van ons continent.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. - (EN) De ontwerpresolutie over de opening van de onderhandelingen met Turkije is een goede zaak. Ik hoop echter dat bij deze onderhandelingen de nadruk zal liggen op de vrijheid van godsdienst. Het recht om je geloofsovertuiging te belijden is een essentieel onderdeel van elke democratische samenleving. First Step Forum, een NGO die zich inzet voor godsdienstvrijheid, zal de komende weken een bezoek brengen aan Turkije. Ik hoop dat de Commissie de resultaten van het bezoek van de delegatie in aanmerking zal nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Een tussentijdse beoordeling van het democratiseringsproces in Turkije leert ons dat het land nog een lange weg te gaan heeft, ondanks de geleverde inspanningen.

De erkenning door de Turkse regering van Cyprus en van de Armeense massamoord blijft een conditio sine qua non voor het voortzetten van de onderhandelingen na 3 oktober.

De EU moet daarnaast uiterst nauwlettend blijven toezien op de mensenrechtensituatie. De status van de vrouw blijft zorgwekkend en de Turkse regering moet meer doen om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen terug te dringen.

De vrijheid van meningsuiting is nog altijd niet afgedwongen. De EU moet druk uitoefenen op Ankara om de voorwaarden te scheppen waarin een volwaardig openbaar en democratisch debat kan plaatsvinden.

Daar we het hebben over een open proces waarvan de resultaten onvoorspelbaar zijn, en gezien het feit dat alle 25 lidstaten op elk moment gedurende de onderhandelingen een vetorecht hebben, lijkt het me verstandig een alternatief voor toetreding achter de hand te hebben, door per direct de voorwaarden van een geprivilegieerd partnerschap vast te leggen.

Daarom heb ik tegen deze resolutie gestemd, omdat ik weiger mee te lopen in deze gedwongen mars naar de toetreding van Turkije.

 
  
  

- Verslag-Radwan (A6-0257/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd en sluit me graag aan bij de complimenten die mijn collega Alexander Radwan ten deel zijn gevallen voor het uitstekende werk dat hij samen met de leden van de Commissie economische en monetaire zaken heeft verricht inzake dit belangrijke onderwerp van de wettelijke eisen aan het eigen vermogen van banken in het licht van recente ontwikkelingen op de financiële markten.

Het was noodzakelijk geworden de coherentie tussen het economisch eigen vermogen en het gereglementeerde eigen vermogen veilig te stellen in het kader van de internationale convergentie bij het meten van deze financiële gegevens (Bazel II).

Niettemin vraag ik me af of het geen tijd is dat de financiële gemeenschap van de kredietinstellingen, onder auspiciën van de ECB en samen met de bevoegde instanties in de lidstaten die belast zijn met het toezicht op het bankbedrijf, gaat bekijken welke middelen moeten worden ingezet voor het sneller tot stand brengen van de geldhoeveelheid die nodig is voor de economische ontwikkeling van Europa, met name binnen de eurozone. Het is zaak verder te kijken dan het praktische, monetaire en financiële succes van de euro, en van een technische munteenheid een politieke munteenheid te maken die bijdraagt aan de economische ontwikkeling van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Het banksysteem is één van de belangrijkste pijlers van onze markteconomie. Op de overheid rust daarom de plicht om ervoor te zorgen dat dit systeem duidelijke regels volgt, transparant is en de belangen van de klanten behartigt. In een markt die uit de aard der zaak voor de consument niet geheel doorzichtig is moet de overheid verzekeren dat aan voornoemde eisen wordt voldaan.

De vermogenseisen zoals die zijn vastgelegd in dit voorstel voor een richtlijn en de door de Commissie economische en monetaire zaken goedgekeurde versie sluiten volledig aan bij wat mijns inziens de plichten en de verantwoordelijkheden van de openbare autoriteiten zijn. Ik heb daarom voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Ik heb tegen gestemd of mij van stemming onthouden inzake diverse gedeelten van dit verslag die te maken hadden met de bevoegdheid van het Parlement. Er stonden volstrekt overbodige verwijzingen naar de Grondwet in, die feitelijk dood is. Ik vind een zekere vrijheid om een eigen financieel beleid te voeren belangrijk, vooral om in dunbevolkte gebieden steun te kunnen geven aan kredietgarantieverenigingen die voor samenwerking op lokaal niveau kunnen zorgen. Ik heb mij van stemming onthouden over de plaatsen waar volstrekt redelijke eisen inzake de arbeidsvoorwaarden van het Parlement stonden, maar waar overbodige verwijzingen naar de Grondwet waren binnengesmokkeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. - (EN) Dit verslag, waarin de internationaal overeengekomen bankregels zijn samengebracht, is van essentieel belang voor de financiële dienstensector.

De Europese afgevaardigden van de Labourpartij hebben het werk dat de rapporteur en de diensten van het Parlement op zich hebben genomen, gesteund om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement zijn juridische en politieke bevoegdheden behoudt. Om deze reden steunt de EPLP de maatregelen die voorzien in het terugroeprecht en de uitdovingsclausules van deze richtlijn, wat geen misbruik van nationale bevoegdheden is.

 
  
  

- Verslag-Doorn (A6-0224/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Na voor deze tekst te hebben gestemd wil ook ik mijn collega Bert Doorn feliciteren met het uitstekende werk dat hij samen met de Commissie economische en monetaire zaken heeft verricht.

Om het noodzakelijke vertrouwen in bedrijven en hun bestuurssystemen te bevorderen was het cruciaal dat de Europese Unie op dit punt regels opstelde, met als uitgangspunt de internationale normen, die zijn gebaseerd op wereldwijde beste praktijken. De aspecten die te maken hebben met de onafhankelijkheid van accountants zijn bepalend voor de kwaliteit van de controles. Het werd met name hoog tijd het begrip ‘netwerk’ te definiëren.

Ik zal deze kwestie bijzonder aandachtig blijven volgen en verzoek de aansprakelijkheid van de accountants nader te bekijken. Het is immers ondenkbaar dat ze onbeperkt aansprakelijk zouden zijn en zich derhalve niet kunnen verzekeren met betrekking tot het werk dat ze verrichten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik ben blij met dit verslag. Als de voorgestelde wetgeving wordt aangenomen en naar behoren ten uitvoer wordt gelegd, moet het mogelijk zijn een Enron-achtig schandaal in Europa te voorkomen en de kans op Parmalat-achtige toestanden in Europa te verkleinen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen moeten aan een gedegen en doeltreffende accountantscontrole worden onderworpen. Die doelstelling krijgt in het voorstel dat door de Commissie aan het Parlement wordt voorgelegd – en dat door een aantal amendementen in dit verslag aanzienlijk is verbeterd – concrete invulling. Ik heb daarom voor gestemd.

Gebleken is dat de regels die thans op dit gebied gelden niet volstaan om te verzekeren dat aan de voornaamste eisen in deze uiterst belangrijke kwestie wordt voldaan, te weten een transparante markt en vrijheid en onafhankelijkheid van degenen die de controles verrichten, en dan bedoel ik controles die deze naam waardig zijn. Dat kan niet goed zijn voor de economie. Nu blijkt dat aan deze eisen niet wordt voldaan, dienen we actie te ondernemen om het wettelijk kader waarnaar in deze voorstellen verwezen wordt aan te passen. Zoals ik reeds heb aangegeven, ben ik van mening dat het voorstel van de Commissie zoals het er na amendering door dit Parlement is komen uit te zien, aan voornoemde doelstellingen tegemoetkomt.

 
  
  

- Verslag-Jarzembowski (A6-0143/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Anna Hedh, Ewa Hedkvist Petersen, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Europa heeft zijn spoorwegen nodig, vooral om milieuredenen, maar ook voor goederen- en personenvervoer. Dat vereist openstelling van de spoorwegmarkten tussen de lidstaten, zodat treinen snel en soepel de grenzen kunnen passeren. De markten voor goederenvervoer worden nu opengesteld, conform het tweede spoorwegpakket, en dat vinden wij een goede zaak.

In het verslag-Jarzembowski wordt nu voorgesteld om ook de markten voor het personenvervoer voor concurrentie open te stellen, zowel op internationaal als op nationaal niveau, volgens een bepaald tijdschema. Wij vinden dat de markt voor het internationale personenvervoer over een paar jaar kan worden opengesteld. Wat het nationale personenvervoer betreft, vinden wij echter dat voor het hele proces een langere periode voorzien moet worden dan is voorgesteld. Wij zijn op dit moment dan ook niet bereid om steun te verlenen aan het voorstel van de heer Jarzembowski inzake deregulering van het nationale personenvervoer, omdat wij de gevolgen van zijn voorstel niet kunnen overzien, bijvoorbeeld op het punt van het openbaar vervoer op lokaal en regionaal niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk.(PT) Net als de andere Portugese socialisten ben ik het met de algemene opzet van het verslag-Jarzembowski eens: wij zijn voorstander van het principe om de markt voor het internationale passagiersvervoer voor concurrentie open te stellen.

Wij hebben in het debat echter aangegeven dat we onze bedenkingen en bezwaren hebben bij het plan om de liberalisering van het internationale vervoer – inclusief cabotage – reeds in 2008 door te voeren. We hebben vergelijkbare reserves bij het idee om de nationale vervoersdiensten al vanaf 1 januari 2012 te liberaliseren.

Het is inderdaad zo dat de liberalisering van het internationale vervoer kan bijdragen tot het revitaliseren van het spoorvervoer. Het zou kunnen leiden tot meer groei in deze sector, waardoor dit type vervoer beter met het weg- en luchtvervoer zou kunnen concurreren. Het is echter ook waar dat een ongecontroleerde en ongecoördineerde liberalisering op Europees niveau tot ernstige problemen zou kunnen leiden in landen als Portugal, waar een gespecialiseerde infrastructuur (zoals hogesnelheidsverbindingen en het beheermodel voor een dergelijk netwerk) nog ontbreekt. We zullen bovendien moeten garanderen dat er ook openbare diensten worden geleverd binnen de sector vervoer, aangezien deze diensten onontbeerlijk zijn voor de werkgelegenheid en economische groei.

We hebben ons daarom uitgesproken tegen alle bepalingen waarmee een liberalisering volgens het hierboven vermelde model beoogd wordt. Bij de eindstemming hebben we dezelfde aanpak gevolgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Als je de eisen van de Europese Werkgeversconfederatie (UNICE) met betrekking tot de liberalisering van het passagiersvervoer per spoor (perscommuniqué van 21 januari 2005) doorleest, dan begrijp je meteen waarom de meerderheid van dit Parlement dit standpunt heeft ingenomen.

UNICE is blij met de voorstellen van de Europese Commissie voor een nieuwe liberaliseringsgolf in het spoorvervoer, maar de werkgevers willen meer en het moet allemaal sneller. Men verlangt nu dat de “openstelling van de markten” op elk type passagiersvervoer per spoor van toepassing wordt verklaard, en niet alleen op het internationale vervoer, zoals de Commissie in haar voorstellen voor deze fase had voorzien.

UNICE verwees daarbij naar het standpunt dat de meerderheid van dit Parlement eerder heeft ingenomen, toen het voorstelde om de openstelling van de markt voor het passagiersvervoer per spoor reeds in 2008 te realiseren.

Ook nu weer is een meerderheid van het Parlement – met inbegrip van de Portugese afgevaardigden van de PSP, CDS-PP en de PS – bereid concessies te doen aan de grote werkgevers door goedkeuring te hechten aan het plan om het internationale passagiersvervoer in 2008 en het nationale passagiersvervoer in 2012 te liberaliseren. De lidstaten kunnen zelfs besluiten de liberalisering vóór deze termijnen te realiseren.

Wij zijn teleurgesteld dat ons voorstel om deze volgende stap bij de liberalisering van het spoorvervoer te blokkeren is verworpen. We zullen ons echter blijven inzetten voor het behoud van openbare spoorvervoersdiensten en de verbetering van de arbeidsomstandigheden van het spoorwegpersoneel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik zal tegen dit verslag van de heer Jarzembowski stemmen, omdat het een nieuwe etappe vormt in de deregulering van het spoorwegvervoer. Het “openstellen” van het goederenvervoer vormde reeds een bedreiging voor de openbare spoorwegen, maar dat ook het reizigersvervoer wordt geliberaliseerd is onaanvaardbaar en heeft zwaarwegende gevolgen voor de gebruikers en voor de ruimtelijke inrichting in Europa.

Met als argument een betere organisatie van het internationale treinverkeer stellen de Commissie en de rapporteur voor de meest rendabele spoorwegverbindingen in elk land open te stellen voor concurrentie, waardoor de openbare diensten in de lidstaten beroofd worden van middelen die nodig zijn voor tariefverevening en regionale ontwikkeling, bijvoorbeeld met betrekking tot minder rendabele lijnen.

In vele landen van de Europese Unie worden de reizigerslijnen goed beheerd, maar deze beslissing zal de toekomst ervan op losse schroeven zetten en de investeringsmogelijkheden van overheden verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. Terwijl de bezuinigingen blijven doorgaan en zowel de regionale diensten als de internationale verbindingen van de spoorwegen blijven verminderen, roepen nu alle politieke stromingen dat er meer passagiersvervoer en meer vrachtvervoer door het spoor moet worden overgenomen. Het recept daarvoor is dat van het vrachtverkeer over de weg en van de prijsvechters in de luchtvaart. Ze ontkoppelen het beheer van de rails en het uitvoeren van de dienstverlening, en hopen dat privé ondernemingen zullen leiden tot lagere prijzen, klantvriendelijk optreden en het aantrekken van meer klanten. Ik denkt dat die aanpak uiteindelijk niet zal opleveren wat men er nu van verwacht. Alle aandacht zal uitgaan naar kostenverlaging, door middel van het sluiten van lijnen, het uitdunnen van de diensten, het verhogen van de tarieven en het afstoten van de vele verliesgevende klanten.

De liberaliseringsplannen van de heer Jarzembowski worden onvoldoende gecompenseerd door de rapporten Savary en Sterkx. Het rapport Savary is urgent om de sinds de elektrificatie opgetreden technische problemen met grensoverschrijdende treinen terug te dringen. Het rapport Sterckx gooit de mogelijkheid weg om spoorwegmaatschappijen te dwingen om grensoverschrijdende diensten beter toegankelijk te maken en in stand te houden. Alleen voor mensen met een handicap betekent het wel een verbetering.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor het verslag-Jarzembowski gestemd. Ik geloof dat het een heel goed verslag is – het gaat ervan uit dat we het spoorvervoer nieuw leven kunnen inblazen door de mededinging te bevorderen en een heuse interne markt voor deze sector te scheppen. Het marktaandeel van het spoorvervoer neemt voortdurend af en om die trend te keren zullen we resoluut moeten optreden en een open, op het mededingingsbeginsel gebaseerde markt voor het spoorvervoer moeten creëren.

De Commissie had voorgesteld om de spoorwegondernemingen voor de exploitatie van internationale reizigersvervoersdiensten per spoor uiterlijk op 1 januari 2010 het recht op toegang tot de infrastructuur van alle lidstaten te geven. De rapporteur stelt echter dat ook de markt voor de nationale diensten opengesteld moet worden, en wel als compensatie voor het feit dat de internationale diensten onvermijdelijk minder rendabel zullen worden, hetgeen een ernstige belemmering voor het toetreden tot de markt zou kunnen vormen. Binnen de context van de openstelling van de netwerken voor het passagiersvervoer per spoor hebben we voorgesteld de lidstaten het recht te geven de openstelling van het netwerk in specifieke gevallen aan beperkingen te onderwerpen als dat nodig mocht blijken om de economische haalbaarheid van een spoordienst van openbaar belang te behouden. Ik geloof dat voor de belangrijkste lacunes in het voostel van de Commissie een oplossing is gevonden, reden waarom ik mijn positief oordeel bevestig. Ik heb voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) We staan allemaal voor de uitdaging zo rationeel mogelijk met energie om te gaan. Hoe sterk we dit doel ook nastreven, feit is dat mensen die van en naar Ierland reizen in de eerste plaats aangewezen zijn op luchtvervoer. De ontwikkeling van vervoer per spoor binnen Ierland is echter van groot belang om wegvervoer en binnenlands luchtverkeer en het navenante brandstofverbruik terug te dringen.

Onze hoofdstad Dublin ligt aan de oostkust, maar nagenoeg alle treinverbindingen beginnen en eindigen in Dublin. Ik woon in het zuidwesten van Ierland. Als ik per trein naar het noorden wil reizen, moet ik eerst naar Dublin in het oosten om daarna in westelijke richting naar mijn bestemming te kunnen reizen.

Er moet in Ierland nodig een westelijke spoorverbinding komen om de steden langs de westkust met elkaar te verbinden. Zolang die er niet is, kunnen we niet van mensen verlangen dat ze de auto thuis laten staan. Het andere groeigebied in het vervoer per spoor is het forensenverkeer. We bouwen satellietsteden met nieuwe verbindingswegen naar de grote stad. Waarom worden er tegelijkertijd geen spoorlijnen langs deze wegen aangelegd? Dat zou de meest kosteneffectieve aanpak zijn. Overal waar forensenverbindingen zijn, wordt er gebruik van gemaakt. Zelfs als ze concurrerend geprijsd zijn, zijn deze forensenverbindingen winstgevend, of ze nu publiek of geprivatiseerd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik stemde tegen dit voorstel om Europese lidstaten te verplichten per 2012 alle spoornetwerken open te stellen voor private ondernemingen. Er moet eerst een uitgebreide evaluatie van ervaringen met spoorliberalisering in de verschillende lidstaten worden opgesteld. Zowel het Commissievoorstel als het verslag Jarzembowski zijn voorbarig en slecht onderbouwd. De voorgestelde richtlijn voorziet niet in bindende afspraken op het gebied van kwaliteit van de dienstverlening, veiligheid of milieueisen. Verder wordt alle landen van de Europese Unie dezelfde vorm van liberalisering op het spoor opgelegd, terwijl de uitgangspositie en de wijze waarop het spoor benut wordt onderling erg verschillen. Het is dan ook nodig eerst op een rijtje te zetten welke vormen van liberalisering van het spoor in het verleden wél en welke niet gefunctioneerd hebben. Vervolgens is het de vraag of Europa inderdaad een toegevoegde waarde heeft voor de manier waarop de lidstaten hun nationale spoorwegen in de toekomst efficiënter, klantgerichter en milieuvriendelijker kunnen maken. Misschien moeten na een evaluatie van de situatie in de verschillende lidstaten besloten worden dat dit onderwerp toch het beste op nationaal niveau kan worden aangepakt, omdat elke situatie uniek is. Vooralsnog weiger ik in ieder geval mijn goedkeuring te geven aan de wilde liberaliseringsplannen die nu voorliggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Met het “derde spoorwegpakket” wil men het spoorwegvervoer de genadeklap geven, met de bedoeling de winsten van de grote bedrijven verder op te voeren. Gevolg van de versnelde liberalisering van de markt voor zowel internationale als nationale spoorwegdiensten en de volledige liberalisering van alle passagiersdiensten zal zijn, enerzijds, dat de winsten van de monopolies zullen toenemen en, anderzijds, dat de rechten van de werknemers een zware klap toegebracht wordt. Ook zullen de prijzen van vervoerbewijzen en de kosten van het vrachtvervoer oplopen en zal het veiligheidsniveau omlaag gaan, zoals ook gebleken is daar waar de liberalisering al heeft plaatsgevonden.

Om de instemming van de werknemers te verzekeren en om de rijkdom van het volk zo gemakkelijk en zo goedkoop mogelijk door te spelen aan de monopolies, is het voorstel opgetuigd met allerlei bepalingen voor mogelijke schadevergoeding aan passagiers in geval van slechte dienstverlening. Het probleem is echter dat men begint met “het neusje van de zalm” en dat werknemers, passagiers en de gebieden in kwestie uitgebuit zullen worden door particuliere ondernemingen, die immers de mogelijkheid krijgen om een belangrijke schakel in het vervoer volledig onder hun controle te brengen.

Onder verwijzing naar het noodzakelijke mededingingsvermogen dringt men aan op meer overheidsinvesteringen in infrastructuren, die de grote bedrijven vervolgens gaan exploiteren.

De werknemers strijden voor de omverwerping van het volksvijandige beleid van de EU, voor radicale veranderingen en voor een beleid dat erop gericht is het spoorwegvervoer tot sociaal eigendom te maken en te laten bijdragen aan de welvaart van het volk.

 
  
  

- Verslag-Savary (A6-0133/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan is tegen het voorstel van de Commissie om gemeenschappelijke regels voor treinmachinisten en spoorwegpersoneel op te stellen. De samenwerking moet gebaseerd zijn op vertrouwen en intergouvernementele overeenkomsten. Wij onthouden ons daarom van stemming over alle amendementen, en we zouden het liefst zien dat de mogelijkheid bestond om ook tegen het oorspronkelijke document van de Commissie te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) In september 2005 gaan wij stemmen over een “spoorwegpakket”. Maar voor het treinpersoneel, de gebruikers, de openbare dienstverlening en de stations in onze kleine plattelandssteden is dit geen “cadeaupakket”.

Zich bekommeren om een internationaal certificaat voor treinbestuurders, praten over de concurrentie tussen trein- en wegvervoer, streven naar een Europees reizigersstatuut, dat is allemaal prima. Maar in Frankrijk komt de TGV pas in 2020 tot Nice, twee jaar na de bouw van een permanent ruimtestation op de maan.

De stations worden gesloten of zijn vervallen, zoals in Sainte-Gabelle, niet ver van Toulouse, en er is nog steeds geen verbinding Parijs-Bordeaux-Pau-Madrid, of Parijs-Montpellier-Perpignan-Barcelona. Duizenden kilometers spoor worden niet meer onderhouden, waardoor de TER’s gedwongen zijn 80 kilometer per uur in plaats van 120 kilometer per uur te rijden. In Tarascon sur Ariège gaat het station pas om 15.00 uur open voor één trein, de Tour de Carol-Toulouse, die om 14.50 uur vertrekt...

Het ziet er dus naar uit dat het Europese spoor afzakt tot het niveau van de Britse spoorwegen, en daarom is het hoog tijd voor een omvangrijk spoorwegplan dat in de komende tien jaar de 25 Europese hoofdsteden eindelijk met elkaar verbindt via hogesnelheidslijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE), schriftelijk. - (EN) Als Londens Parlementslid heb ik discussies gevoerd met personeel van de spoorwegvakbonden, en ik heb vóór het verslag-Savary gestemd, omdat het voorziet in een certificeringsregeling waarmee kan worden aangetoond dat treinbestuurders die in het grensoverschrijdend verkeer worden ingezet, voldoen aan de voor hen geldende medische, taalkundige en beroepscriteria. In combinatie met voldoende opleiding biedt deze verbetering treinreizigers in de EU-lidstaten bescherming op het gebied van gezondheid en veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Het doel van het verslag-Savary bestaat in het verduidelijken en vereenvoudigen van het voorstel van de Commissie voor het vaststellen van geharmoniseerde Europese normen voor de certificering van het treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen, om aldus de openstelling van het passagiers- en vrachtvervoer per spoor mogelijk te maken.

Dit voorstel voor een richtlijn voorziet in een certificeringsregeling op twee niveaus voor alle treinbestuurders en overig bij de besturing van treinen betrokken personeel op het gehele Europese spoorwegnet.

De wederzijdse erkenning van de opleiding van treinbestuurders is van fundamenteel belang als we het vrije verkeer van werknemers in deze sector willen bevorderen. Indien we gemeenschappelijke normen vastleggen, maken we de zaken eenvoudiger en dat zal ertoe bijdragen dat voornoemde werknemers gemakkelijker kunnen worden ingezet.

Ik heb derhalve voor het verslag-Savary gestemd.

 
  
  

- Verslag-Sterckx (A6-0123/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Er bestaat een intergouvernementele organisatie voor spoorwegverkeer (de OTIF), die reeds overeenkomsten over rechten van reizigers heeft gesloten. Er is een handvest van kwaliteitsnormen voor personenvervoer per trein, dat door de Europese spoorwegmaatschappijen is ondertekend. Wij vinden dat de EU niet met regelgeving op dit gebied moet komen. Als er regels op dit gebied nodig zijn, moeten die via de nationale overheden van de betrokken landen worden uitgevaardigd.

Als we in deze situatie stemmen vóór een verordening over minimumvergoedingen voor vertragingen van reizigers, is dat een grote stap. Dat kan leiden tot hogere kosten, die de dienstverleners op hun reizigers moeten afwentelen, wat een zoveelste zware belasting kan zijn voor deze branche, in een tijd waarin deze hevige concurrentie ondervindt van goedkope vluchten en busreizen.

Wij vinden dan ook dat het verslag van het Europees Parlement in deze situatie geen voorstellen bevat die op langere termijn gunstig zijn voor de reizigers. Daarom stemmen wij tegen de amendementen van het Parlement op het Commissievoorstel. Wij wijzen het Commissievoorstel zelf ook af.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Dit verslag maakt deel uit van een breder pakket maatregelen ter verbetering van het vrachtvervoer en het vervoer per spoor. Het internationale treinverkeer binnen Europa wordt steeds belangrijker als milieuvriendelijk alternatief voor luchtverkeer. Daarom verwelkom ik dit verslag, waarmee we het bedrijfsleven duidelijkheid en een werkbaar kader kunnen bieden en tegelijkertijd de belangen kunnen beschermen van de miljoenen mensen in Europa die voor hun werk en vrije tijd afhankelijk zijn van vervoer per spoor. Dit verslag moet evenwel gezien worden als onderdeel van een breder pakket. We moeten er de komende maanden voor zorgen dat deze nieuwe wetten voorzien in een algeheel evenwicht tussen de behoeften van treinreizigers en de belangen van de dienstverleners.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik stem voor het verslag-Sterckx, omdat ik als Londens Parlementslid en als vertegenwoordiger van een van de grootste verkeerscentra ter wereld geloof dat rechten en verplichtingen van reizigers niet duidelijk zijn vastgelegd. Ik geloof dat reizigersrechten niet alleen op internationale maar ook op nationale treinreizigers van toepassing moeten zijn. Ik vind dat de richtsnoeren voor minimale schadeloosstelling die de Vervoerscommissie heeft opgesteld voor onaanvaardbare vertragingen in grote lijnen, gerechtvaardigd zijn.

Ik vind absoluut dat reizigers die een abonnement hebben en herhaaldelijk te maken krijgen met vertragingen of treinen die niet rijden, schadeloos moeten worden gesteld in de vorm van gratis reizen, kortingen of verlenging van de geldigheidsduur van hun abonnement.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor het verslag-Sterckx gestemd.

Dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer beoogt minimumnormen aan te leggen voor het verschaffen van informatie aan reizigers, hetzij vóór vertrek, hetzij tijdens de reis. Het voorstel bevat bovendien regels voor de bij vertragingen te volgen procedure, voor de wijze waarop klachten behoren te worden behandeld en voor de manier waarop mensen met een verminderde mobiliteit dienen te worden ontvangen.

Ik meen dat de vaststelling van deze regels voortkomt uit de noodzaak regels te definiëren die de kwaliteit van het vervoer voor de reizigers op een doeltreffender wijze garanderen.

De tekst die we nu ter stemming voorgelegd hebben gekregen, beoogt de oorspronkelijke tekst consistenter en leesbaarder te maken en een aantal formuleringen en definities te vereenvoudigen.

Voor ons gaat het er bij dit voorstel in de eerste plaats om dat dit geheel van rechten en verplichtingen van reizigers zowel in een nationale als in een internationale context uitvoering kan krijgen.

Een andere reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd is het gegeven dat er geen overdadig gedetailleerde regels worden voorgesteld. Dat geeft ondernemingen de ruimte om zakelijke besluiten te nemen, terwijl ze tegelijkertijd worden aangemoedigd manieren te vinden om het spoorvervoer voor reizigers aantrekkelijker te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Reizigersrechten zijn cruciaal, welk vervoermiddel men ook gebruikt. De rechten van treinreizigers op schadeloosstelling zijn een stap vooruit en ik juich het verslag-Sterckx dan ook toe. Met het oog op recente wetgeving inzake de rechten van vliegtuigpassagiers en de toepassing ervan moet echter duidelijkheid worden verschaft over de vraag welke rechten reizigers hebben en voor welke vorm van schadeloosstelling ze in aanmerking komen. Het heeft geen zin wetgeving in te voeren die vervolgens niet naar behoren wordt toegepast. Als we naar onze kiezers toe geloofwaardig willen zijn, hebben we goed uitgevoerde regels nodig.

 
  
  

- Verslag-Zile (A6-0171/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn mening was het juist dat we met het tweede spoorwegpakket het vervoer van goederen hebben geliberaliseerd. Maar het zou nu een extra belasting en in feite een ingreep in de reguleringsmechanismen van de vrije markt zijn als wij de maatregelen zouden invoeren die de Commissie zojuist heeft voorgesteld. Of we laten de spoorwegondernemingen de vrije markt betreden, of we reguleren ze: dat moeten we beslissen. Daarom zou het ook zinvol zijn om het hele verslag terug te verwijzen naar de Commissie vervoer en toerisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij vinden een EU-kader voor vergoeding bij vertraging van goederenvervoer per trein niet nodig. Wij steunen daarmee het standpunt van de Vervoerscommissie en stemmen tegen het Commissievoorstel. De bedoeling van het Commissievoorstel is de spoorwegmaatschappijen te stimuleren het goederenvervoer te verbeteren en daarmee de vraag van klanten te versterken. Wij betwijfelen of de voorgestelde regelingen wenselijk zijn en of ze het bedoelde effect zullen hebben.

 
  
  

- 25ste verjaardag van "Solidarność" en haar boodschap voor Europa (RC-B6-0485/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) De 25e verjaardag van Solidarność moet voor ons aanleiding zijn om te herdenken dat de helft van Europa, overgeleverd aan Stalins USSR, bijna vijftig jaar lang gebukt is gegaan onder het juk van het communisme.

We moeten niet alleen stilstaan bij de moed en de nagedachtenis van de arbeiders van Gdansk, en de rol die hun staking heeft gespeeld in de val van het IJzeren Gordijn.

We moeten ook stilstaan bij de moed van de opstandelingen in Berlijn, Praag en Boedapest, die verpletterd werden door Russische tanks, de moed van al diegenen die hebben gevochten voor hun vrijheid en de onafhankelijkheid van hun land, ondanks de vervolgingen en de willekeurige arrestaties, de internering in psychiatrische ziekenhuizen en de deportaties naar de Goelag.

We moeten herdenken dat het communisme de bloedigste ideologie uit de geschiedenis is die honderd miljoen slachtoffers heeft geëist.

En we mogen evenmin vergeten dat te veel westerse leiders en politieke functionarissen in deze ‘donkere’ jaren de ogen hebben gesloten voor wat er gaande was of er het zwijgen toe hebben gedaan. Hun opvolgers doen vandaag de dag precies hetzelfde met de laatste grote marxistische dictatuur op aarde, door de doden van Tiananmen en de heropvoedingskampen te vergeten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ole Krarup, Kartika Tamara Liotard, Mary Lou McDonald, Erik Meijer, Esko Seppänen, Jonas Sjöstedt en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) De compromisresolutie geeft geen uiting aan onze politieke visie op de 25e verjaardag van Solidarność, dus hieronder volgt onze stemverklaring.

Wij veroordelen het oppressieve zogenaamde communistische systeem dat na de Tweede Wereldoorlog in Polen aan de macht was.

Wij steunden de arbeidersbeweging en Solidarność in de strijd die ze in de jaren tachtig voerden voor betere arbeidsomstandigheden, sociale rechtvaardigheid en echte democratie.

Polen is vandaag de dag een politieke democratie, voornamelijk dankzij de strijd van Solidarność.

Het Polen van nu heeft nog altijd behoefte aan een sterke vakbeweging, omdat arbeidersrechten en sociale rechtvaardigheid verre van gegarandeerd zijn in het neoliberale economische stelsel dat in Polen van kracht is.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) Ik heb vóór de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd ter ere van de 25e verjaardag van Solidarność en haar boodschap voor Europa.

Het is belangrijk om stil te staan bij de 25e verjaardag van de Poolse vakbondsbeweging Solidarność, en niet alleen voor Polen. Haar fundamentele boodschap – solidariteit in een pan-Europese context – verdient ook de aandacht van het Europees Parlement. Enerzijds gaat het om een belangrijk signaal, omdat de door Lech Walesa geleide beweging de moed belichaamt die het Poolse volk aan den dag heeft gelegd door zich te verzetten tegen een totalitair regime in de schaduw van het sovjetrijk. Anderzijds is het een lichtend voorbeeld van waarden als solidariteit, vrijheid, vrede en mensenrechten – een boodschap voor Europa als geheel.

Als we de nodige aandacht willen besteden aan de historische gebeurtenissen die hebben geleid tot de val van de Berlijnse Muur, de Fluwelen Revolutie in Tsjecho-Slowakije en de onafhankelijkheid van de Baltische staten, mogen we de slachtoffers van totalitaire regimes niet vergeten. Tegelijkertijd moeten we dit verleden waarheidsgetrouw overleveren aan een jongere generatie, die geen ervaring heeft met het totalitaire systeem. Deze HERINNERING aan het totalitarisme is een sombere waarschuwing aan degenen die hunkeren naar de terugkeer ervan, evenals een bron waaruit volken die hier tot op de dag van vandaag onder lijden, kracht kunnen putten.

Tegelijkertijd herinnert zij ons aan een groot man, Johannes Paulus II. Zijn woorden – Wees niet bang! – weerklonken in Gdansk gedurende zijn pontificaat en staan in de harten en herinneringen gegrift van mensen overal ter wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Bijna anderhalf jaar na de toetreding van tien nieuwe lidstaten, waarvan er acht aan gene zijde van het IJzeren Gordijn gelegen waren, heeft de 25e verjaardag van de oprichting van de vakbond Solidarność een bijzondere betekenis.

Dit was het werk van moedige mannen, mannen die vrijheid in het vaandel voerden. Maar het was ook het product van een tijdperk waarin de politiek door moed gekenmerkt werd, met wereldleiders die een visie uitstraalden en een paus die - dat mogen we niet vergeten - zijn zinnen had gezet op de bevrijding van de mensheid.

Zoals Lech Walesa in recente interviews heeft aangegeven, zullen we moeten toegeven dat, hoe heroïsch de beweging ook was - en dat was ze zeker -, niemand zich ooit had kunnen voorstellen dat we hier 25 jaar later naast Europese afgevaardigden zouden zitten afkomstig uit acht - sinds gisteren welbeschouwd tien - landen die voorheen door het sovjetimperium overheerst zijn geweest.

Laat ons deze datum daarom gedenken, niet alleen als eerbetoon aan de helden van Solidarność en Polen, maar ook als een symbolisch begin van een proces dat zou leiden tot de bevrijding van een groot deel van Europa dat “bezet gebied” was gebleven.

 
  
  

- Verslag-Guellec (A6-0251/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik schijn vandaag een monopolie te bezitten. Ik wil wat dit verslag betreft echter onderstrepen dat de territoriale component de Europese meerwaarde moet verhogen. Anders is het niet gerechtvaardigd dat wij zoveel geld in de regio’s pompen.

Tegelijkertijd moeten we er echter ook op letten dat de diversiteit van de regionale ontwikkeling behouden blijft en zelfs bevorderd wordt. Wat dit betreft wil ik er met name voor pleiten dat de regionale autoriteiten worden ondersteund, zodat zij de behoeften van de mensen daar ter plekke kunnen vervullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Als je het hebt over de territoriale cohesie binnen een land, dan heb je het – onder andere – over het zoveel mogelijk uitvlakken van de sociale en economische verschillen tussen de regio’s en het vermijden van het clustereffect. Het gaat er dus om de harmonieuze en homogene ontwikkeling op het gehele grondgebied van een land te bevorderen. Territoriale cohesie omvat derhalve meer dan alleen maar economische geografie; ze maakt deel uit van de doelstellingen van het structuurbeleid, hoe dat beleid ook geformuleerd is. Dat er op Gemeenschapsniveau nu behalve over sociale en economische cohesie ook over territoriale cohesie wordt gesproken, heeft alleen betekenis omdat het begrip voor sommigen verbonden is met het federale concept van de EU als een staat met een daarbij behorend grondgebied.

Wij geloven daarom dat het verslag zou moeten gaan over de regionale verschillen binnen iedere lidstaat. Die verschillen blijken immers gelijk te blijven of groter te worden. Het verslag zou zich dus moeten concentreren op een nieuw type beleid dat deze verschillen terugbrengt in plaats van ze te bevorderen, en dat kan door de openbare diensten en het productieve apparaat te ontwikkelen en een basisinfrastructuur (vervoer, verbindingen en energie) op te zetten. Er moet bovendien een uitgebreid netwerk van kleine en middelgrote landbouwbedrijven worden gecreëerd. Tot slot zal er een strategie moeten worden geformuleerd om kleine en middelgrote stedelijke centra in plattelandsregio’s, in het binnenland en in de perifere regio’s te ondersteunen. Voor dat alles hebben we meer middelen en een echt cohesiebeleid nodig.

Daarom betreuren wij het dat onze voorstellen zijn verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ik wil de heer Guellec graag gelukwensen met zijn belangrijke en goed getimede verslag over de rol die de territoriale cohesie speelt bij de regionale ontwikkeling. Ik steun dit verslag, en vooral het idee om dit cohesiebegrip op elk communautair beleidsgebied toe te passen en zo de ruimtelijke ordening in Europa te verbeteren. Op die wijze kunnen we ervoor zorgen dat de uitbreiding een succes wordt en de concurrentiepositie van de EU in de wereld verbeteren.

Om precies vast te stellen wat voor actie de EU in dit opzicht moet ondernemen en hoe ver die acties in elke regio moeten gaan, wordt voorgesteld om naast het BBP ook andere – nieuwe – territoriale criteria en indicatoren te ontwikkelen, aan de hand waarvan kan worden vastgesteld wat het ontwikkelingsniveau van een regio is en welke obstakels de ontwikkeling in de weg staan: specifieke territoriale handicaps, een index van perifere ligging en van toegankelijkheid, het voorhanden zijn van infrastructuur en vervoersmogelijkheden, de omvang van onderzoek, innovatie, onderwijs en opleiding, en het niveau van verscheidenheid van de productiviteit in de zone.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Mijnheer de Voorzitter, globalisering, uitbreiding en demografische ontwikkeling gaan zelfs aan de plattelandsgebieden niet voorbij. Integendeel, deze gebieden zijn bijzonder gevoelig voor de uitdagingen van de 21e eeuw. Veel problemen kunnen niet worden opgelost door de plaatselijke autoriteiten alleen, waardoor samenwerking met andere gemeenten alsmede participatie en inzet van de kant van de burgers tot de grondbeginselen van de plattelandsontwikkeling behoren.

Behoud van de levenskwaliteit in de plattelandsgebieden en versterking van de binding van de bewoners met hun geboortegrond zijn van essentieel belang om de leegloop van het platteland binnen de perken te houden. Daarbij zijn economische attractiviteit en duurzame economische mogelijkheden even belangrijk als zuinig omgaan met de beschikbare ruimte, milieubehoud, bewustzijnsvorming ter plekke en een adequate infrastructuur. Diverse dorpscompetities en stedenpartnerschappen hebben hun waarde bewezen doordat ze een impuls hebben gegeven aan deze leefgebieden, waar tweederde van de Oostenrijkse bevolking woont, om maar een voorbeeld te noemen.

Plattelandsgebieden kunnen dus niet alleen door middel van landbouwsubsidies in stand worden gehouden, temeer daar het EU-subsidiebeleid op dit terrein nauwelijks een positief effect heeft gehad op de werkgelegenheid, en de leegloop soms juist nog versneld heeft: ondanks hoge subsidies sluiten veel boerenbedrijven en niet alle leden van toekomstige generaties kunnen op de boerderij in hun levensonderhoud voorzien.

Als wij voor vitale plattelandsgebieden willen zorgen, dan moeten wij met name milieuvriendelijk werkende ondernemingen versterken en kleinere bedrijven meer kansen bieden om te overleven. Er mag in geen geval worden bezuinigd op de subsidies voor benadeelde gebieden, die in Oostenrijk bijvoorbeeld 71 procent van het landbouwareaal beslaan. Dat zou tot een versnelde leegloop van hele regio’s leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ik meen dat het vanzelf spreekt dat territoriale cohesie in de EU heel belangrijk is, en dat het dus ook belangrijk is dat de EU een beleid ontwikkelt om die cohesie te bevorderen. Op macroniveau (en daarmee bedoel ik: tussen landen) is territoriale cohesie een wezenlijk element en één van de voorwaarden voor het bestaan van de Unie. Als dat op macroniveau geldt, dan geldt dat zeker op het laagste (meest lokale) niveau, aangezien er geen verschil is tussen de op beide niveaus toepasbare waarden – integendeel.

Ik ben daarom heel tevreden met dit initiatief van de heer Guellec. Hij gaat uit van de juiste principes en geeft niet alleen aan in welke sectoren er iets gedaan kan worden, maar doet ook concrete voorstellen voor het soort beleid dat kan bijdragen tot meer territoriale cohesie binnen de Europese Unie.

 
  
  

- Verslag-Marques (A6-0246/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de lidstaten dienen hun financiële verplichtingen na te komen en de financiële vooruitzichten zo spoedig mogelijk vast te stellen. Uiteraard kunnen de ultraperifere regio’s de middelen ontvangen waarop zij recht hebben. Maar tegelijkertijd moeten we deze regio’s verzoeken deze middelen zinvol in te zetten, met name voor onderwijsdoeleinden en infrastructuur, zodat de belastinggelden van onze Europese medeburgers rechtmatig worden gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Anna Hedh, Ewa Hedkvist Petersen, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) De Zweedse sociaal-democraten hebben besloten om zich te onthouden van stemming inzake een versterkt partnerschap voor de ultraperifere gebieden. Vele regio’s in Europa hebben speciale behoeften en moeilijkheden vanwege de lange afstanden tot commerciële centra, de dunbevolktheid of de moeilijke terrein- en klimaatomstandigheden. De eilanden en archipels in de ultraperifere gebieden hebben erkende nadelen, en wij steunen het beleid van EU in dezen. Het partnerschap met de EU brengt ook verplichtingen met zich mee om op behoedzame wijze te vissen, ons gemeenschappelijk milieu te beschermen en de subsidies van de EU op verantwoorde wijze te gebruiken. Wij vinden dat rapporteur Marques in zijn verslag te ver gaat met zijn eisen inzake meer subsidies voor landbouw en visserij. Daarom hebben wij besloten om ons van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ole Christensen, Dan Jørgensen, Miloš Koterec, Henrik Dam Kristensen, Poul Nyrup Rasmussen en Britta Thomsen (PSE), schriftelijk. – (DA) Wij stemmen voor het algehele verslag over een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio’s.

Dat doen we omdat we de speciale situatie van de ultraperifere regio’s erkennen en omdat wij hun behoefte aan communautaire steun aanvaarden.

Wij waren echter genoodzaakt om tegen een aantal delen van het verslag te stemmen. Dat hebben we vooral gedaan omdat we vinden dat de ultraperifere regio’s geen speciale status moeten hebben en dat ze daarom geen steun moeten krijgen die principieel ingaat tegen het overige beleid en de overige waarden van de Gemeenschap. We hebben gestemd tegen voorstellen die een verouderd landbouw- en visserijbeleid verdedigen − een beleid dat niet in het belang is van de Gemeenschap als geheel en op de lange termijn ook niet in het belang van de ultraperifere regio’s. Protectionisme, tarieven en handelsbelemmeringen zijn geen houdbare oplossingen. De steun aan de ultraperifere regio’s moet gebaseerd zijn op duurzame ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor dit verslag gestemd en opgeroepen tot de goedkeuring ervan.

Wij hebben ons aaneengesloten om – weliswaar vanuit een verschillend perspectief en volgens uiteenlopende benaderingen – gezamenlijk onze steun uit te spreken voor de strategie die de Commissie voorstelt voor de duurzame ontwikkeling van de ultraperifere regio’s. Dat geldt voor de prioriteiten, de instrumenten en – vooral – het opzetten van een “specifiek programma ter compensatie van de extra kosten” en een “actieplan voor het grote nabuurschap”.

Er bestaat algemene overeenstemming over deze strategie, maar we hebben ook een aantal bedenkingen en reserves, omdat de strategie niet in afdoende mate tegemoetkomt aan de behoeften van de ultraperifere regio’s.

Ik ben het daarom met de rapporteur eens dat erop moet worden aangedrongen:

1. dat de ultraperifere regio’s een preferentiële behandeling krijgen met betrekking tot de voorwaarden zoals die gelden voor het gebruik van de structuurfondsen in de context van het herziene cohesiebeleid; gelet op hun specifieke problematiek moeten de ultraperifere regio’s prioritaire financiële steun ontvangen, ongeacht hun inkomensniveau;

2. dat de toewijzingen uit de begroting van het specifiek programma hoger worden vastgesteld en dat ze eerlijk verdeeld worden; daarbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke moeilijkheden die elke regio ondervindt; en

3. dat het actieplan nadrukkelijk wordt genoemd in samenhang met de – toekomstige – doelstelling van “Europese territoriale samenwerking” van het herziene cohesiebeleid en in samenhang met het nabuurschapsbeleid van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Wij geloven dat dit verslag niet ver genoeg gaat op twee punten die volgens ons van cruciaal belang zijn: het opzetten van een communautair programma voor de ultraperifere regio’s en de bescherming van de soevereiniteit van deze regio’s over hun exclusieve economische zone (EEZ).

Wij hebben daarom voorgesteld de Europese Commissie te verzoeken een specifiek communautair programma te ontwikkelen om de ultraperifere regio’s te ondersteunen. Voor dat programma zouden voldoende middelen moeten worden gereserveerd (de middelen die de Commissie binnen de context van het financiële kader voor 2007-2013 bereid is te reserveren voor haar voorstel inzake de ultraperifere regio’s volstaan eenvoudigweg niet). Met deze middelen moet compensatie worden geboden voor de structurele nadelen (en dus niet handicaps, zoals de rapporteur ze noemt) waar deze regio’s mee te kampen hebben. Dit communautaire programma zou moeten dienen als een overkoepelend instrument waarin alle huidige, over verschillende wetgevingsgebieden verspreide maatregelen kunnen worden ondergebracht.

Verder geloven wij dat het met het oog op de duurzaamheid van de visstand in de betrokken EEZs en de voortzetting van de visserij in de ultraperifere regio’s van fundamenteel belang is dat de exclusieve rechten met betrekking tot de toegang tot de wateren rond de ultraperifere regio’s gelijkgesteld worden aan de rechten zoals die gelden voor de toegang tot de EEZs van deze regio’s, overeenkomstig het van toepassing zijnde nationaal recht.

Tot slot, gelet op het feit dat het grootste deel van het grondgebied van deze regio’s in beslag wordt genomen door natuurreservaten en andere beschermde gebieden, geloven wij dat er in dit opzicht permanente maatregelen moeten worden genomen voor de ultraperifere regio’s.

Wij betreuren het dat deze voorstellen door een meerderheid in dit Parlement zijn verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Zoals de heer Marques terecht stelt, heeft de specifieke aard van de ultraperifere regio’s – waarvan Portugal er twee heeft, zodat dit onderwerp, gelet op de grootte van het land, een bijzondere betekenis krijgt – de Commissie ertoe bewogen dit initiatief te nemen en een beleid voor te stellen dat rechtstreeks op deze regio’s kan worden toegepast. Het is de bedoeling om zo de levensomstandigheden te verbeteren en het economisch potentieel van deze regio’s optimaal te benutten.

Het is niet zo dat de bijzondere geografische omstandigheden van de ultraperifere regio’s deze regio’s automatisch in een nadelige positie plaatsen. Anders gezegd: het hoeft geen belemmering voor ontwikkeling te zijn. Het is eenvoudigweg een kwestie van het formuleren van het juiste beleid. Dit verslag bevat daarvan een aantal voorbeelden.

Ik heb derhalve voor dit verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag-Guellec (A6-0251/2005) en verslag-Marques (A6-0246/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan heeft besloten om tegen deze verslagen te stemmen, omdat het twee nieuwe voorbeelden zijn van de manier waarop het Europees Parlement via eigen initiatiefverslagen de EU nieuwe bevoegdheden wil verschaffen. De heer Guellec wil een territoriale dimensie toevoegen, met als doel duidelijk te maken hoe de lidstaten de verhouding tussen het centrum en de periferie moeten aanpakken. De heer Marques streeft naar meer subsidies voor de visserij, de landbouw, de bananenproductie, enzovoort, om de periferie van de Unie nog verder te steunen. In het verslag wordt het belang van extra steun voor de visserijbranche aan de orde gesteld, welke steun onder andere gerealiseerd zou moeten worden door te investeren in modernisering van de vissersvloot teneinde de rentabiliteit ervan te verhogen.

Deze twee verslagen leiden bovendien tot nieuwe uitgaven en sanctioneren steungebieden die eerder zouden moeten worden gereduceerd dan uitgebreid.

 

20. Rectificaties stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 13.40 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: JACEK EMIL SARYUSZ-WOLSKI
Ondervoorzitter

 

21. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

22. Verdediging van de immuniteit (laatste ontwikkelingen)

23. Aardolie
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de stijging van de aardolieprijzen en de afhankelijkheid van aardolie.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor deze gelegenheid me vandaag tot het Parlement te richten over deze belangrijke en actuele kwestie.

De ontwikkelingen die we in de afgelopen jaren op de oliemarkt hebben gezien werpen belangrijke vraagstukken en, momenteel, een aantal cruciale vraagstukken voor de Europese Unie op.

Aanhoudend hoge olieprijzen vormen een wezenlijk gevaar voor de wereldwijde economische groei en berokkenen armere landen bijzonder veel schade. Toegang tot betrouwbare en betaalbare oliereserves is vitaal voor de Europese Unie en de hele mondiale economie. In 2003 waren olieproducten goed voor 43 procent van het totale energieverbruik binnen de Europese Unie.

Het belang van deze kwestie werd nog eens benadrukt tijdens de onlangs gehouden informele Ecofin-bijeenkomst in het Britse Manchester, waar de invloed van olieprijzen op de huidige economische situatie aan de orde kwam.

Zoals elders goed is gedocumenteerd verschilt de huidige situatie echter van eerdere perioden met hoge olieprijzen. In concrete termen: de huidige prijsniveaus liggen lager dan de pieken die we eind jaren zeventig en begin jaren tachtig zagen, en bovendien stijgen de prijzen minder snel. Hieruit valt op te maken dat een erg sterke en onverwachte toename van de wereldwijde vraag naar olie, en niet zozeer een plots teruglopend aanbod, debet is aan de hogere prijzen. Vanwege deze toegenomen vraag zijn de wereldwijde productie en raffinagecapaciteit fors onder druk komen te staan.

Wat kunnen we nu doen om de huidige marktomstandigheden te helpen verbeteren? Olie is een mondiaal vraagstuk en kan alleen worden opgelost door mondiale actie. Zowel olieproducerende als olieconsumerende landen hebben belang bij en zijn verantwoordelijk voor stabielere olieprijzen die duurzame economische groei mogelijk maken.

Consumerende en producerende landen en internationale organisaties moeten samenwerken om internationale oliemarkten effectiever te laten functioneren, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde. Open, transparante en concurrerende olieprijzen en oliemarkten zijn het meest doeltreffende mechanisme om betrouwbare olieleveringen tegen deze stabielere prijzen te garanderen.

De reserves dienen om aan de toekomstige vraag te voldoen. De wereld komt voorlopig nog geen olie of gas tekort. Maar er moet wel wat gebeuren om ervoor te zorgen dat reserves ook feitelijk voorradig worden gemaakt. Er moet meer worden geïnvesteerd in productie- en raffinagecapaciteit. Een gunstiger investeringsklimaat, met open markten, transparante handelspraktijken en stabiel wettelijk toezicht, dat is wat de internationale oliesector over de hele linie nodig heeft.

Ook energiebesparing en energie-efficiëntie zijn van belang, evenals technologie en innovatie. In Gleneagles hebben regeringsleiders van de G8 op deze punten een actieplan gepresenteerd om klimaatverandering tegen te gaan, maar vooruitgang op deze terreinen kan daarnaast in hoge mate bijdragen aan een duurzame energievoorziening.

Uiteindelijk zullen marktmechanismen de resterende olievoorraden contingenteren en prikkels bieden om over te stappen op alternatieve energiebronnen, maar dit kan in de hand worden gewerkt met passende maatregelen om energie-efficiëntie bevorderen.

Energie-efficiëntie staat momenteel terecht bovenaan de agenda voor het energiebeleid van de Europese Unie. Het verhogen van de energie-efficiëntie binnen de Europese Unie is de meest kosteneffectieve methode om de vraag naar energie terug te dringen – teneinde het aanbod veilig te stellen en de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven te verbeteren – en tegelijkertijd de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. De Europese Unie heeft al veel bereikt, het is goed dat op deze plaats uit te spreken, met een reeks wettelijke en vrijwillige maatregelen, maar ofschoon er nog tal van mogelijkheden zijn om energie-efficiëntie te verbeteren, zijn er ook obstakels om deze mogelijkheden nu te benutten.

Daarom zijn lidstaten blij met de hoge prioriteit die commissaris Piebalgs heeft toegekend aan het boeken van meer vooruitgang en de recente publicatie van het Groenboek inzake energie-efficiëntie ‘Meer Doen met Minder’. Dit Groenboek brengt momenteel heel wat en – mijns inziens - welkome discussie en debat op gang over hoe obstakels kunnen worden weggenomen om tussen nu en 2020 aanzienlijke energiebesparingen te realiseren. Dat is ook de reden dat het Britse voorzitterschap zal trachten in tweede lezing een akkoord te bereiken tussen de Raad en het Parlement over de Richtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik, die een raamwerk en doelstellingen zal schetsen voor energiebesparingen in de Europese Unie in de komende jaren.

De Europese Unie heeft de Richtlijn biobrandstoffen ingevoerd om de ontwikkeling van hernieuwbare brandstoffen voor de vervoersector te bevorderen. Lidstaten hebben afgesproken indicatieve doelen te formuleren voor de verkoop van biobrandstoffen in 2005 en voor 2010 om de Europese Unie minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen. Binnen de hele Unie hebben lidstaten beleid ingevoerd, zoals het verlagen van de brandstofheffing, dat heeft bijgedragen aan de snelgroeiende vraag naar biobrandstoffen.

Brandstofcellen en waterstof bieden riante langetermijnvooruitzichten, en volgens velen zullen waterstof-brandstofcellen uiteindelijk in de plaats komen van olie en de interne verbrandingsmotor. Het Europees Platform voor Waterstof- en Brandstofceltechnologie heeft baanbrekend werk verricht door een strategische onderzoeksagenda op te stellen en een strategie voor de toepassing van brandstofcellen en waterstof. Dit werk zal de Commissie beïnvloeden bij het opstellen van prioriteiten voor financiering uit hoofde van het Zevende Kaderprogramma. De Commissie zoekt momenteel naar steun vanuit het bedrijfsleven voor een gezamenlijk technologie-initiatief op dit gebied om grote waterstofdemonstratieprojecten op te zetten binnen de Europese Unie.

Grotere markttransparantie is eveneens noodzakelijk. Hoogwaardigere gegevens over de vraag naar en het aanbod van olie en over de oliereserves in de wereld zijn essentieel om beter onderbouwde marktbeslissingen te nemen. Hiertoe verstrekken lidstaten van de Europese Unie gegevens aan het Gezamenlijk Initiatief voor Oliegegevens, dat later dit jaar in Riyad zal worden geïntroduceerd. Daarnaast werkt de Europese Commissie momenteel aan het verbeteren van gegevens, met name over oliereserves in Europa.

Onvoldoende inzicht in de wereldwijde oliereserves en plannen voor het uitbreiden van deze reserves ondermijnen bovendien de stabiliteit en leiden tot onzekerheid. Meer duidelijkheid en consistentie is noodzakelijk bij de wereldwijde rapportage over reserves.

Ook meer dialoog en begrip tussen consumenten en producenten is echt van wezenlijk belang. De Europese Unie onderhoudt inmiddels een formele dialoog met de OPEC, waardoor het mogelijk wordt ideeën uit te wisselen over energievraagstukken van gemeenschappelijk belang. Tijdens de eerste bijeenkomst in juni werden vier thema’s overeengekomen om de samenwerking tussen de Europese Unie en OPEC uit te breiden. Dit waren: ontwikkeling van de oliemarkt op zowel de korte als de middellange termijn; energiebeleid; energietechnologieën; en energiegerelateerde multilaterale kwesties.

Over deze onderwerpen zal men van gedachten wisselen tijdens workshops en andere bijeenkomsten, die als basis zullen dienen voor toekomstige dialoogbijeenkomsten. In eerste instantie zal op 21 november een rondetafelconferentie plaatsvinden over ontwikkelingen op de oliemarkt, waarbij het accent zal liggen op investeringsbehoeften in de olieleveringsketen.

Daarnaast onderhoudt de Europese Unie momenteel dialogen met Noorwegen, Rusland, China en India. De energiedialoog met Rusland is een goed voorbeeld van effectieve samenwerking tussen de Europese Unie en de Russische Federatie over een kwestie die van groot belang is voor hun algemene betrekkingen. Het idee dat ten grondslag ligt aan de dialoog is simpelweg het met elkaar verzoenen van belangen: Rusland heeft behoefte aan Europese investeringen om haar energiebronnen te ontwikkelen, terwijl Europa veilige en duurzame toegang tot Russische olie en gas nodig heeft.

Om haar energieaanbod veilig te stellen en klimaatveranderingsdoelen te realiseren, heeft de Europese Unie er alle belang bij een constructieve dialoog en praktische samenwerking aan te gaan met de opkomende economieën van zowel China als India, mede gezien hun snel toenemende vraag naar olie en gas om de binnenlandse groei te stimuleren.

Tot slot zou ik ook nog iets willen zeggen over de respons op de gevolgen van orkaan Katrina voor de oliemarkt, en het aandeel dat de Europese Unie hierin heeft gehad.

Het Internationaal Energieagentschap deed een beroep op haar lidstaten om per dag twee miljoen vaten olie extra in omloop te brengen. Ofschoon de responsmaatregelen van het Internationaal Energieagentschap al jaren niet meer op de proef zijn gesteld, zag de organisatie heel gauw in dat de ontwrichting van de wereldmarkten groot genoeg was om het in omloop brengen van reserves te rechtvaardigen, en werden de aangesloten landen het hierover snel met elkaar eens.

Het IAE werkt op basis van unanimiteit. Deze overeenkomst was dan ook een opmerkelijke prestatie en alle betrokkenen verdienen lof voor hun aandeel erin. Het toont aan dat de multilaterale aanpak van het IAE vruchten afwerpt en dat een dergelijke aanpak noodzakelijk is om de mondiale oliemarkt van nu te benaderen.

Niet alle lidstaten van de Europese Unie zijn lid van het IAE. De EU Oil Supply Group kwam echter bijeen opdat alle lidstaten hun beoogde respons konden heroverwegen en om lidstaten die geen deel uitmaken van het IAE de kans te geven hun steentje bij te dragen aan deze bredere discussie.

Het bestuur van het IAE ging tijdens zijn bijeenkomst van 15 september na hoeveel extra olie de aangesloten landen hadden geproduceerd. Ook besloot het dat verdere actie niet direct noodzakelijk was en dat dit standpunt eind deze maand of begin oktober kon worden herzien om te kijken of verdere maatregelen nodig zijn.

Het in omloop brengen van reserves heeft de aanbodsituatie verbeterd en had een kalmerend effect op de markt en op de prijzen. Het was duidelijk de juiste beslissing, genomen op het juiste moment. EU-lidstaten namen niet alleen deel aan het in omloop brengen van reserves, maar wisten ook de uitvoer van benzine naar de Verenigde Staten te vergroten, terwijl ze de Europese markten van voldoende olie bleven voorzien, zonder dat ergens tekorten ontstonden.

Gezien het huidige klimaat komt dit debat precies op tijd. De Europese Unie levert al een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de situatie op de oliemarkt, zowel op de korte als middellange termijn, maar er is nog heel wat werk aan de winkel. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om anderen uit te nodigen met ideeën te komen over dit toekomstige werk.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs , lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Commissie is uitermate bezorgd over de huidige situatie op de oliemarkt, die gekenmerkt wordt door een sterke stijging van de prijzen. De achterliggende oorzaak voor deze hoge prijzen is het steeds wankelere evenwicht tussen vraag en aanbod, voornamelijk vanwege een sterke toename van de vraag naar olie in de afgelopen jaren, met name in de Verenigde Staten en China, en, als gevolg hiervan, een schrijnend gebrek aan ruwe olie en raffinagecapaciteit. Bovendien steeg de wereldwijde vraag naar olie in 2004 sterker dan ooit tevoren. In dergelijke omstandigheden – waar sprake is van een beperkte voorraadcapaciteit – werken specifieke gebeurtenissen, zoals de oorlog in Irak en de orkaan Katrina, speculatie in de hand, hetgeen de prijzen nog verder opdrijft.

Omdat deze hoge prijzen zwaar beginnen te drukken op het welzijn van onze burgers, met name de meest kwetsbaren, en op onze economie, moeten de Commissie en de lidstaten hun aandacht richten op dit probleem. Ofschoon de Commissie dit probleem niet alleen kan oplossen, denk ik dat ze er wezenlijk toe kan bijdragen de prijzen tot acceptabelere niveaus terug te brengen. Dit is essentieel voor burgers van de EU, maar ook voor de kwetsbare bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden, voor wie de gevolgen nog veel schrijnender zijn.

Na uitvoerige debatten binnen het College en met de volledige steun van mijn collega's, en met name Voorzitter Barroso, heb ik onlangs een vijfpuntenplan met maatregelen gepresenteerd die de Commissie reeds in de praktijk brengt en die nu versneld zullen worden ingevoerd om dit probleem het hoofd te bieden.

Onze eerste maatregel moet zijn om energie te besparen en om de vraag te beperken. Sinds ik mijn ambt bekleed heb ik dit tot mijn eerste prioriteit gemaakt. De Commissie heeft in juni 2005 reeds een Groenboek inzake energie-efficiëntie goedgekeurd, waarin wordt geschetst welke mogelijkheden Europa heeft om haar energieverbruik op kosteneffectieve wijze met maar liefst twintig procent te reduceren. Bestaande wetgeving zou, mits volledig ten uitvoer gelegd, energiebesparingen van circa tien procent kunnen opleveren. De Commissie neemt dan ook maatregelen om een Europees Actieplan inzake energie-efficiëntie versneld in te voeren dat voortborduurt op het Groenboek en een reeks concrete maatregelen bevat om de beoogde twintig procent te halen; verder dringt de Commissie nadrukkelijker aan op de volledige en snelle tenuitvoerlegging van de nieuwe Richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen, en op een akkoord over het voorstel voor een Richtlijn inzake energiediensten.

Als Europa echter de enige is die energie bespaart, blijft het probleem bestaan. De echte uitdaging is om onder verwijzing naar de in Europa geboekte successen de rest van de wereld aan te sporen energiebeleid te ontwikkelen dat eveneens gericht is op het beperken van de vraag in plaats van simpelweg het aanbod van olie en gas te vergroten. In dit verband kan het Europese voorbeeld illustreren hoe productiekosten kunnen worden verlaagd door efficiënter om te gaan met energie. Ik maak dit tot mijn prioriteit in mijn bilaterale contacten met andere grote energieverbruikende landen en via het Internationaal Energieagentschap. Tegelijkertijd hebben we oog voor de specifieke situatie van de kwetsbare ontwikkelingslanden, die in hoge mate afhankelijk zijn van olie.

Ons tweede speerpunt moet zijn om het gebruik van alternatieve vormen van energie in Europa te bevorderen. Het meest voor de hand liggende antwoord op hoge olieprijzen is om over te stappen op alternatieve, concurrerende en waar mogelijk milieuvriendelijkere energiebronnen. Zo moet het energiepotentieel van biomassa in de EU worden ontwikkeld. Nog dit jaar zal een Actieplan voor Biomassa worden gepresenteerd. Ook zouden we onderzoek naar wind-, golf- en zonne-energie, waterstof – met name als het gaat om transport - moeten stimuleren, evenals naar de schone winning van steenkool en koolstof, en ik zal ervoor pleiten dat dit alles naar behoren gefinancierd wordt in het Zevende Kaderprogramma. De passende tenuitvoerlegging van de Richtlijn biobrandstoffen kan in dit opzicht eveneens lonend zijn. Tot slot zal de Commissie voor het eind van 2005 een mededeling presenteren over financiële steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen. Verder zouden we actief moeten streven naar wereldwijde allianties om te kijken hoe hernieuwbare energiebronnen rendabeler kunnen worden ingezet, met name in de derde wereld.

Ten derde moeten we de transparantie en voorspelbaarheid van de oliemarkten vergroten. Het gebrek aan transparantie op wereldwijde oliemarkten werkt speculatie in de hand en remt investeringen in de oliesector. De Commissie zal diverse acties op touw zetten om deze situatie aan te pakken, zoals het versneld tot stand brengen van een Europees waarnemingssysteem voor de energiemarkt binnen de Commissie. Doel van dit waarnemingssysteem zou zijn om betrouwbare informatie te verschaffen teneinde investeringen door particuliere aanbieders in de energiesector te vergemakkelijken, maar ook om de besluitvorming door beleidsmakers te verbeteren. De Commissie zal tevens versneld maatregelen doorvoeren opdat haar diensten met grotere regelmaat gegevens kunnen publiceren over Europese olievoorraden.

Ten vierde moeten we het aanbod van olie en gas vergroten. Ofschoon voorrang moet worden gegeven aan het terugdringen van de vraag en het geleidelijk afstappen van olie, mogen we niet voorbijgaan aan het feit dat de wereld meer olie en meer raffinagecapaciteit nodig zal hebben. Hiertoe zal de Commissie de dialoog intensiveren tussen producenten en consumenten enerzijds en olieproducerende landen anderzijds, waaronder de OPEC. Met deze dialoog werd dit voorjaar reeds een begin gemaakt en op zondag 18 september sprak ik in Wenen met de voorzitter van de OPEC-conferentie, de heer Fahad al Sabah. Ik vertelde hem dat Europa bezorgd is over de huidige oliesituatie, en dat we graag willen samenwerken met de OPEC om de problemen het hoofd te bieden.

In dit verband kan ik u mededelen dat de OPEC heeft toegezegd te zullen bijdragen aan het stabiliseren van de internationale oliemarkt om de olieprijzen terug te brengen tot duurzame niveaus. Tijdens die bijeenkomst benadrukte de OPEC de noodzaak om te investeren in de hele olie-leveringsketen, en wees zij met name op de ontoereikende raffinagecapaciteit op de oliemarkt. Tevens benadrukte de OPEC dat het graag meer mogelijkheden zou krijgen om te investeren in de Europese oliesector. Op haar beurt toonde de Commissie zich tegenover de OPEC bezorgd over het feit dat de tekortschietende reservecapaciteit speculatieve bewegingen in de hand werkt op internationaal niveau en de oliemarkt verder onder druk zet.

Andere dialogen met belangrijke olieproducerende landen – zoals Rusland, Noorwegen en de Perzische Golfstaten, – met de olie- en gasindustrie en met de grootste olieverbruikende landen in de wereld – waaronder China, India en de Verenigde Staten – zullen eveneens worden voortgezet. En onlangs is een ‘China-EU Actieplan inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen’ gepresenteerd.

Tot slot zal ik binnenkort overleg voeren met directeuren van grote oliemaatschappijen, aangezien ik het zeer belangrijk vind dat oliemaatschappijen zich zo verantwoord mogelijk opstellen in deze situatie. Ik zal ze met name op het hart drukken meer te investeren, en samen met hen bepalen welke extra maatregelen kunnen worden genomen om knelpunten te verwijderen die meer investeringen in de weg staan, met name ten aanzien van raffinagecapaciteit.

Ten vijfde moeten we doeltreffend inspelen op noodsituaties met betrekking tot oliereserves. In dit verband heeft de Commissie het op 2 september door het Internationaal Energieagentschap gedane voorstel gesteund om het olieaanbod gedurende een periode van dertig dagen met twee miljoen vaten per dag te vergroten. Ofschoon veel van deze internationale gezamenlijke inspanningen in eerste instantie zullen bestaan uit het in omloop brengen van veiligheidsvoorraden olie op de internationale markt, is de Commissie er warm voorstander van energiebesparend gedrag te stimuleren, hetgeen indien nodig kan leiden tot het nemen van vraagbeperkende maatregelen door lidstaten indien verdere acties vereist zijn. Dit geldt met name wanneer de schaarste naar verwachting uiteindelijk enkele maanden zal aanhouden.

Zoals u wellicht weet zijn lidstaten op grond van EU-wetgeving verplicht veiligheidsvoorraden olie aan te houden die overeenkomen met negentig dagen normaal verbruik, en die te gebruiken zijn bij kortstondige verstoringen van de voorziening. Ofschoon de EU dergelijke veiligheidsvoorraden bezit, heeft zij er nooit gebruik van gemaakt omdat zij hiertoe wettelijk niet bevoegd is. Europa moet zijn eigen koers varen, aangezien niet alle EU-lidstaten lid zijn van het Internationaal Energieagentschap.

De Commissie is in dit verband reeds begonnen met het regelmatig bijeenroepen van de communautaire Oil Supply Group om overleg te voeren over olieprijzen, de door lidstaten genomen noodmaatregelen en effectievere methoden om noodmaatregelen op communautair niveau te coördineren.

Uit recente gebeurtenissen is duidelijk gebleken dat een mechanisme nodig is om het gebruik van oliereserves te coördineren. De Commissie kijkt nu hoe dit het best vorm kan worden gegeven, en zal dit met alle betrokkenen bespreken tijdens een nieuw Forum voor Fossiele Brandstoffen dat ik heb opgezet en dat in oktober voor de eerste maal bijeen zal komen in Berlijn. Overigens zal ik bij het formuleren van een dergelijk voorstel terdege rekening houden met het standpunt dat het Europees Parlement heeft ingenomen over het eerdere Commissievoorstel op dit punt.

Tot slot moet ik nog opmerken dat de Commissie niet gelooft dat hoge olieprijzen het best kunnen worden gecompenseerd door belastingen te verlagen. Dit moedigt consumenten alleen maar aan te blijven consumeren. Tijdens de laatste informele Ecofin-bijeenkomst hebben de EU-ministers duidelijk afgesproken dat concurrentievervalsende fiscale en andere beleidsinterventies die de noodzakelijke aanpassing in de weg staan, moeten worden vermeden. Het is een feit dat ongecoördineerde belastingverlagingen een concurrentievervalsend effect kunnen hebben op de interne markt.

Concluderend kunnen we zeggen dat de Commissie zeer actief maatregelen heeft voorgesteld om de situatie op te lossen. Deze zullen alleen succesvol zijn indien alle betrokkenen – Europese instellingen, bedrijfsleven, derde landen en internationale organisaties – de handen ineenslaan. Ik ben dan ook vastbesloten om het evenwichtige energiebeleidsmodel dat in Europa is ontwikkeld te gebruiken als model voor meer internationale verandering, en aan te tonen dat we kwetsbare bevolkingsgroepen zowel in de EU als in ontwikkelingslanden te hulp willen komen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, allereerst wil ik de commissaris prijzen voor zijn bedachtzame benadering van deze situatie en mij daarbij in algemene zin aansluiten. Laten we niet te ver gaan in onze reactie op een situatie die met het moment verandert. De prijzen lopen weer iets terug en we moeten de verdere ontwikkeling aan de markt overlaten.

Als er sprake is van problemen die om een specifiek antwoord vragen, bijvoorbeeld als armere, kwetsbare en achtergestelde delen van de samenleving in het geding dreigen te komen, moeten we hen te hulp schieten met alternatieve sociale maatregelen, maar niet kiezen voor de tijdelijke oplossing van belastingverlaging. In wezen is er niets veranderd, want de EU is nog altijd sterk afhankelijk van olie en olie-import. Die afhankelijkheid moeten we proberen te verminderen met maatregelen gericht op efficiëntie, behoud en duurzaamheid, alternatieven en nieuwe vormen van technologie.

Volgens een belangrijk beginsel blijven belastingen bepaald worden door de lidstaten. Dat mag niet worden opgegeven voor een provisoir communautair belastingstelsel. We mogen ook niet vergeten dat binnen het wegvervoer de brandstofprijs voor het overgrote deel wordt bepaald door de belasting. Degenen die zich druk maken over de overwinsten van oliemaatschappijen wil ik daarom toevoegen dat we ons wellicht drukker zouden moeten maken om de overwinsten van de ministers van Financiën of de fiscus.

Tenslotte vraag ik me af of we er niet goed aan doen om niet alleen te kijken naar het vervoer over de weg maar opnieuw ook naar de luchtvaart. Wellicht kunnen we internationale afspraken maken over een efficiënter gebruik en behoud van brandstof in deze sector. Op dit moment is die vanwege het speciale karakter onbelast.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, aan het begin van mijn korte toespraak wil ik onderstrepen dat wij commissaris Piebalgs bijzonder waarderen vanwege de efficiënte en geëngageerde manier waarop hij het energiebeleid ter hand neemt. Ik ben erg blij dat hij dat ook de afgelopen dagen eens te meer heeft laten zien. Het verheugt mij eveneens zeer dat het voorzitterschap hier enkele toezeggingen heeft gedaan omtrent het energiebeleid.

Toch is het volgens onze fractie een beetje te mager geweest wat de Commissie en de voorzitter van de Commissie over dit onderwerp hebben gezegd, want het gaat hier om erg ondoorzichtige markten, als we tenminste nog van markten kunnen spreken, zoals ook de heer Alexander heeft uiteengezet. En dit terwijl de Europese Unie toch op alle terreinen klare politieke taal dient te spreken, van het buitenlands beleid tot het vervoersbeleid en van het landbouwbeleid tot het handelsbeleid. Dit geldt ook in het bijzonder - maar uiteraard niet uitsluitend - voor het energiebeleid.

Ik verwelkom de verklaring van de commissaris van vandaag ten zeerste omdat hij daarin een stapje verder gaat dan in onze eerdere discussies. Hij heeft dat vanochtend ook in de commissie gezegd. Wat betreft de olieconcerns echter – ik misgun deze bedrijven noch hun aandeelhouders hun grote winsten – geloof ik dat er een grotere mate van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor onze samenleving en voor de toekomst van de concerns zelf nodig is. Men moet echter erkennen dat slechts een klein deel van deze winsten kan worden gebruikt voor investeringen in het eigen belang, bijvoorbeeld in het bijmengen van biobrandstoffen, zoals dat nu in enkele landen gebeurt, en uiteraard ook in het onderzoek naar en de ontwikkeling van alternatieve energieën.

De commissaris zei vanochtend dat hij beseft dat het slechts peanuts is wat er tot nog toe is uitgegeven. Ik hoop dat het na de aangekondigde dialoog een paar peanuts meer zijn. Als hij nog langer commissaris blijft, groeit het na verloop van tijd misschien wel uit tot een hele koek, een energiekoek die we de Europese burgers kunnen aanbieden. Ik wens de commissaris veel geluk en kracht, en ik verzoek hem de directies van de grote oliemaatschappijen te vertellen dat we hier in het Parlement verwachten dat zij iets voor onze samenleving doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met de nadruk die vanmiddag is gelegd op de vraagkant van het olieprobleem. We zouden het onszelf makkelijker maken als we ons bezighielden met de aanbodkant en de nasleep van de orkaan Katrina, maar dat zou slechts een cosmetische behandeling zijn, terwijl we in werkelijkheid een grote ingreep nodig hebben.

De kern van het probleem is Europa’s te grote afhankelijkheid van olie. De EU importeert een derde van haar olie uit Rusland en een kwart uit het Midden-Oosten – en die percentages lopen op. Dat betekent dat we kampen met een structureel probleem dat veel verder reikt dan een kortstondige crisis. Het simpele feit is dat we het olieverbruik zullen moeten beperken, echt beperken, en niet alleen maar praten over beperkingen, want in het kader van de beperking van de CO2-uitstoot hebben we er heel wat woorden aan besteed. Er gaapt echter een enorme kloof tussen alle fraaie woorden over vermindering van het olieverbruik enerzijds en de feitelijke maatregelen anderzijds.

Ik heb voor de Raad en de Commissie elk een specifiek verzoek. Het is natuurlijk goed nieuws dat het Brits voorzitterschap vóór eind december overeenstemming wil over de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten, maar is de minister ook bereid om ons vandaag toe te zeggen dat dit een krachtige richtlijn wordt; een richtlijn met serieuze, bindende afspraken over energiebeperking; een richtlijn die een kader vormt voor energie-efficiëntie en bevorderlijk is voor een snelle groei in energie-efficiëntiediensten door heel Europa? Dat is namelijk het soort afspraken dat we nodig hebben als we echt iets willen doen aan de vraagkant van de olieafhankelijkheid, in plaats van er alleen over te praten.

Mijn tweede vraag is voor de Commissie: belooft de Commissie dat zij zal meedenken over de kwesties van alternatieven voor olie? Ik ben blij met de aangekondigde strategieën die de heer Piebalgs heeft genoemd. Ik hoop alleen dat die niet slechts van de commissaris voor Energie komen, want we weten dat hem veel gelegen is aan de bevordering van energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen. Ik hoop dat er brede, geïntegreerde Commissiestrategieën zullen komen die communautaire maatregelen een groot draagvlak bieden en beleidsinitiatieven voor vervoer, industrie, belasting en landbouw verenigen. De technologie is er vaak al, hier en daar is er zelfs ook al een geslaagd proefproject, maar waar het nog aan ontbreekt zijn de middelen om de technologie op grote schaal in te zetten en door heel de Unie tot gemeengoed te maken.

In mijn eigen regio is in het Tees-dal een veelbelovend begin gemaakt met biodieselindustrie. Velden met koolzaad voor een zeer hoge olieopbrengst liggen er pal naast bestaande petrochemische industrie. Er is al begonnen met een "groene route" van tankstations die 5% biodiesel leveren, maar het ontbreekt nog aan infrastructuur, capaciteit en fiscale regelgeving om dit biodieselprogramma overal in te voeren. Biodiesel is maar één voorbeeld van waar het praten moet ophouden. Ik vrees dat de olievraag pas zal dalen als er meer concrete, structurele maatregelen worden getroffen voor hernieuwbare bronnen en energie-efficiëntie.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik eerst de commissaris dankzeggen voor de juiste prioriteitenstelling. Naar verwachting rijden er in 2015 in China honderdvijftig miljoen auto’s rond, tegen niet meer dan zes miljoen nu. We mogen niet langer toestaan dat tweeduizend kilo zware monsters mensen van tachtig kilo vervoeren. Zo lang we de efficiëntie niet serieus nemen, met name in het vervoer, vinden we geen antwoord op het olievraagstuk of klimaatverandering.

Morgen doet het Parlement in zijn resolutie een oproep om te bewerkstelligen dat Europa in 2020 de meest energie-efficiënte en minst olieafhankelijke economie is. Dat is een geweldige kans voor het milieu- en werkgelegenheidsbeleid. Voor elke euro die we uitgeven aan de verwarming van een huis, gaat er geld de grens over in plaats van dat er wordt geïnvesteerd in isolatie en werkgelegenheid in Europa.

Zo gelukkig als ik ben met de voorstellen van de commissaris, zo geërgerd ben ik door de Commissie-Barroso in haar totaliteit. Het is belachelijk om met een mededeling over olie te komen zonder daarin ook maar te reppen van het vervoer. We weten allemaal dat het vervoer verantwoordelijk is voor 70 procent van het olieverbruik in Europa. Ik wil u, mijnheer de commissaris, daarom vragen wanneer de Commissie met een plan komt waarbinnen ook de heer Barrot, de heer Kovács en de heer Verheugen hun verantwoordelijkheid nemen? U bent niet de enige die dat moet doen.

Mijn laatste vraag is gericht aan het Britse voorzitterschap. U hebt de richtlijn over tolheffing voor vrachtwagens niet genoemd. Die is wel relevant voor dit debat. Als de Raad het dus niet bij woorden alleen wil laten, waarom zet het Britse voorzitterschap dan niet in op overeenstemming over tolheffing in het wegvervoer naar Zwitsers voorbeeld?

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, het probleem dat voor ons ligt is de energietoevoer te garanderen voor de essentiële behoeften van onze moderne samenleving, en tegelijkertijd te zorgen voor een minimale impact op het milieu en lagere risico’s voor de volksgezondheid.

Het enige mogelijke antwoord is omschakelen en een einde maken aan het olietijdperk. Wondermiddelen bestaan niet, maar we hebben twee opties: energiebesparing en hernieuwbare bronnen. Alleen zo kan Europa onmiddellijk reageren op de bevoorradingscrisis met zijn hoge prijzen en de diversificatie van energiebronnen, om onze afhankelijkheid van buitenlandse olie terug te dringen.

Voor de planeet kan dat betekenen dat de spanningen die aan veel conflicten ten grondslag liggen, moeten worden teruggebracht. We zijn aangeland op het punt waar de kosten van een energieregime hoger zijn dan de voordelen: niet alleen de economische kosten – een prijs van honderd dollar per vat lijkt zo langzamerhand in zicht – maar ook de schade voor het milieu, de risico's voor de gezondheid en het gewicht van een militair en logistiek apparaat om de zeggenschap over de productiegebieden en de veiligheid van het transport op planetaire schaal te garanderen.

In Europa moeten we de energiecrisis het hoofd bieden met onderzoeksprogramma’s die de technologische ontwikkeling van duurzame en concurrerende energiesystemen ook in economisch opzicht kunnen stimuleren (spreker wordt onderbroken) teneinde werkgelegenheid te scheppen. Ook daarom kan de weg naar een economie gebaseerd op hernieuwbare energie en energiebesparing niet om de sturende rol van overheidsinvesteringen heen.

 
  
MPphoto
 
 

  Guntars Krasts, namens de UEN-Fractie. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, de hoge, instabiele olieprijzen van dit moment kunnen van invloed zijn op de wereldwijde economische groei. Dit zou vooral pijnlijk zijn voor die lidstaten van de Europese Unie die de afgelopen jaren geen sterke economische groei hebben doorgemaakt, maar nu wel gedwongen worden een hogere olieprijs te betalen, die wordt veroorzaakt door sterke economische groei wereldwijd. Vanwege de dominante rol die oude en energieverspillende technologieën in hun economieën spelen, staat de stijging van de olieprijzen in diverse nieuwe lidstaten van de Europese Unie ook aan de basis van toenemende inflatiedruk.

Op het moment zijn er geen objectieve voorwaarden op grond waarvan een toename van de hoeveelheid olie op de markt mag worden verwacht. Zelfs als dit in de komende jaren wel zo zou zijn, dan nog zou de geografische locatie van de olieproductie niet veranderen en dit betekent dat er vele risico’s zullen blijven bestaan, waardoor de olieprijzen niet aanzienlijk zullen kunnen dalen. Evenzo is er weinig hoop dat de olieproducerende landen er echt belang bij hebben de oliemarkt te stabiliseren, laat staan dat zij de mogelijkheden hebben om met olieverbruikers samen te werken om dit te verwezenlijken. De recente nationalisaties van oliemaatschappijen in Rusland en Venezuela, die ideologisch en niet economisch waren gemotiveerd, hebben de olieproducerende sector in deze landen minder transparant en minder voorspelbaar gemaakt. Dit is de realiteit die wij onder ogen zullen moeten zien bij het ontwikkelen van het beleid van de Europese Unie, en niet alleen op het gebied van energie.

Met betrekking tot de bestaande uitdagingen op de korte termijn – in een situatie waarin er geen vrije oliereserves op de markt zijn – is het enige beschikbare instrument voor het stabiliseren van de olieprijs het terugdringen van de consumptie. Daarom moeten we alle vormen van subsidie en belastingprikkels voor de olieraffinage en voor consumenten afschaffen. Belastingprikkels geven het verkeerde signaal af aan de markt als het gaat om de richting van de olieprijzen en stimuleren de consumptie, waardoor de winsten van de oliemaatschappijen uiteindelijk stijgen. De Europese Commissie, die in samenspraak handelt met de autoriteiten die toezicht uitoefenen op de markten van de lidstaten, moet een mechanisme opzetten voor het monitoren van de oliemarkt, teneinde speculatie op de oliemarkt, die onvoldoende transparant is, tegen te gaan. Met betrekking tot alle door de Commissie ontwikkelde actieplannen om de energieportefeuille te verbreden en de olieafhankelijkheid in de Europese Unie te verkleinen, moet ik zeggen dat het essentieel is om op dit punt een aanzienlijke stijging te overwegen van de middelen in de financiële vooruitzichten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI).(SK) Enkele maanden geleden hebben de instellingen van de Europese Unie de kwestie van de energiezekerheid in Europa aan de orde gesteld. Volgens één weliswaar platonische verklaring zal de afhankelijkheid van de Europese landen van externe energiebronnen in de komende twintig jaar stijgen van 50 naar 70 procent.

De landen van de Europese Unie beschikken niet over aanzienlijke hoeveelheden natuurlijke energiebronnen. Ik ben dan ook voorstander van maatregelen ter bevordering van energiezuinigheid, alternatieve en hernieuwbare energiebronnen, en energiebesparing. Ik ben tevens voorstander van de geplande maatregelen die tot doel hebben de voorraden olie en olieproducten in de lidstaten te vergroten, en van het innemen van een gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie tijdens besprekingen met de OPEC en andere landen, teneinde de stabiliteit van de markt voor ruwe olie en energie te verbeteren.

Anderzijds moeten de Europese instellingen meer naar de toekomst kijken in verband met het sluiten van bestaande energiecentrales. Tegen deze achtergrond moet ik het besluit bekritiseren, dat grotendeels is ingegeven door politieke motieven, om de kerncentrale in Jaslovské Bohunice vroegtijdig buiten bedrijf te stellen, ondanks dat deze centrale voldoet aan de veiligheidsvoorschriften. Dit zal niet alleen het energiepotentieel van Slowakije aantasten, maar ook dat van de Europese Unie als geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, wij leven in een wereld die snakt naar energie, waar pakweg anderhalf miljoen mensen geen toegang hebben tot elektriciteit. Crises zoals die waardoor de oliemarkt momenteel getroffen wordt laten zien dat we te afhankelijk zijn geworden van fossiele energiebronnen. We zullen vermoedelijk nooit in een situatie terechtkomen dat er geen olie meer is, maar de winning van de resterende olie zal zo duur worden dat onze economieën gedwongen zullen worden andere bronnen aan te boren. Reden temeer om het post-olietijdperk voor te bereiden. Energiebesparingen en hoger energierendement zijn prioriteiten. Alle vormen van hernieuwbare energie moeten worden gestimuleerd.

Belangrijke technologische doorbraken blijven niettemin nodig om het economische gebruik van de zogenaamde alternatieve energiebronnen te bevorderen. Europa moet meer investeren in alle vormen van energieonderzoek, en in technologische ontwikkelingen op het gebied van waterstof. De omzetting van waterstof vereist veel energie. Voorlopig kunnen we niet om kernenergie heen. Via ITER zullen we, naar ik hoop, fusie tot stand weten te brengen. Tot die tijd zullen kolen een belangrijke bron van primaire energie blijven, zij het dat we schonere technologieën moeten ontwikkelen.

De grillige ontwikkeling van de markt voor ruwe olie stelt ons momenteel voor problemen. We mogen twijfelen aan de intelligentie van deze markt waarin prijzen omhoogschoten na de aankondiging van een cycloon en dezelfde prijzen weer daalden nadat Katrina of Rita waren uitgeraasd. Er is te veel kortetermijnspeculatie op deze buitengewoon eigenaardige markt die wordt gedomineerd door een kartel en oligopolies. De Commissie zal nauwlettender moeten toezien op de roofzuchtige activiteiten van bepaalde uiterst speculatieve fondsen en streven naar meer transparantie bij de totstandkoming van de olieprijzen. De Europese burgers zullen dankbaar zijn voor meer overheidsregulering.

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Prodi (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ook ik dank de commissaris voor zijn aanwezigheid en zijn inzet. Vanmorgen hebben we het al gehad over de te volgen aanpak en ik onderschrijf zijn mening dat een systematische benadering van dit probleem nodig is, juist omdat we voor een enorme uitdaging staan.

De olievoorraad is beperkt en dat geldt ook voor het vermogen van het ecosysteem afval- en verbrandingsstoffen te absorberen. We moeten het olietijdperk achter ons laten. Dat is gewoon noodzakelijk, maar er is een omwenteling voor nodig en dus ook iemand die leiderschap kan geven bij die omwenteling. We mogen ons niet neerleggen bij de passiviteit die nogal wat nationale regeringen op dit punt laten zien; daarmee zouden we alles voor vanzelfsprekend aannemen. Wat wel vanzelf spreekt, is dat de olie nog duurder zal worden, want er zijn geen redenen waarom de prijs, gezien de huidige vraag, zou gaan dalen.

We moeten meteen in actie komen en optreden langs de al eerder genoemde lijnen: besparing, efficiëntie, diversificatie van energiebronnen. We moeten onze aandacht met name richten op hernieuwbare energiebronnen, dat wil zeggen de bronnen die het ons mogelijk maken onze beloften aan de nieuwe generaties gestand te doen. Daarnaast impliceert leiderschap het vermogen om het proces ook in cultureel opzicht aan te voeren, omdat we ons juist door middel van een analoge culturele omwenteling kunnen voorbereiden op de ware verandering aan de vraagkant.

Het gaat niet om strengheid of soberheid, maar we kunnen onze beschaving naar een hoger plan tillen door de kennismaatschappij serieus te nemen. Dat moeten we systematisch aanpakken en dat is de leiderschapsplicht die we op ons moeten nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Satu Hassi (Verts/ALE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de snelle stijging van de olieprijs heeft iedereen doen beseffen dat olie niet onuitputtelijk is. Voor mensen die nadenken is dit al lang duidelijk, zeker sinds de analyses die door oliegeologen zijn uitgevoerd inzake het verband tussen de vraag naar olie en de groei van de jaarproductie ervan.

Nu moeten wij ons richten op de ontwikkeling van schone en duurzame alternatieven, zoals hernieuwbare energie en het verbeteren van de energie-efficiëntie. Het zou dom zijn om nu middelen te verkwisten aan fossiele brandstoffen die vuiler zijn dan olie, zoals vloeibare brandstof die uit steenkool of bitumineuze leisteen wordt verkregen.

Zoals mijn collega, de heer Turmes zei, wordt het merendeel van de olie in het vervoer verbruikt. Daarom moeten wij ons vervoerssysteem herzien. Behalve biobrandstoffen moeten wij ook het openbaar vervoer doelbewust ontwikkelen. Bijvoorbeeld bij communautaire investeringen in transportroutes moet meer dan ooit aandacht worden besteed aan de spoorwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me maar ondanks het feit dat er nu al een jaar lang een oliecrisis heerst, is de reactie van de Commissie op zijn zachtst gezegd ontspannen, en die van de Raad zelfs niet-bestaand. Wij hebben vandaag weer eens allerlei mooie verklaringen gehoord, die echter niet vergezeld werden van dienovereenkomstige maatregelen. Daaruit blijkt al hoe groot het gebrek aan scherpzinnigheid is.

Mijn vraag is of er drastische maatregelen zijn genomen om de afhankelijkheid van aardolie te verminderen. Is er gezocht naar oplossingen voor de energie-intensieve vervoerssector, die 70 procent van de totale productie opmaakt? Het antwoord daarop luidt helaas "nee".

De conclusie is dan ook dat het als gevolg van de verhoging van de aardolieprijzen, in combinatie met de natuurrampen die - grotendeels - te wijten zijn aan de ongebreidelde consumptie van minerale brandstoffen, absoluut noodzakelijk is geworden energieverslindende ontwikkelingsmodellen de rug toe te keren en snel alternatieve energiebronnen tot ontwikkeling te brengen. Om dat doel te bereiken hebben wij echter geld nodig en helaas weigeren de Raad en de Commissie om na te denken over een buitengewone brandstofbelasting waarmee deze investering in de toekomst gefinancierd zou kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN).(EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik blij ben met hetgeen is gezegd door de Raad en de Commissie, is de realiteit dat er een immer groeiende vraag naar fossiele brandstoffen is. In de komende jaren zal alleen al in China de vraag naar ongekende niveaus stijgen. Uiteindelijk zal China de directe concurrent van de VS worden in de strijd om immer afnemende voorraden. Dat is geen prettig vooruitzicht, en zoals we weten lopen de voorraden fossiele brandstoffen heel snel terug.

Alternatieve energiebronnen zijn van levensbelang voor onze toekomst. Wat moet er gebeuren willen we hier ernst mee maken? Een voorbeeld van een alternatieve energiebron is bio-ethanol. De Europese Commissie ziet het belang van deze industrie in, evenals het feit dat bepaalde landbouwproducten, zoals suikerbieten, geschikt zijn voor de productie van bio-ethanol.

De Commissie levert op dit moment een financiële bijdrage aan het opzetten van Europese biobrandstofprojecten. Helaas maken de lidstaten nog maar mondjesmaat gebruik van die fondsen.

Als gevolg van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid komt er meer land beschikbaar voor alternatieve doeleinden. Onze boeren, de hoeders van ons rurale milieu, zouden een serieuze bijdrage kunnen leveren tot de beheersing van de klimaatverandering door het landbouwland te gebruiken voor de productie van alternatieve, hernieuwbare energiebronnen. Is het niet tijd dat we dit nu eens echt serieus nemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wanneer we het hebben over olie, moeten we het buitenlands beleid van de Unie erbij betrekken, dat neerkomt op de bekrachtiging van de agressieve politiek van roof van energiebronnen en de belangrijkste grondstoffen door multinationals en de VS.

Alles wat enerzijds rijkdom produceert en anderzijds de rechtmatige eigenaren van de grondstoffen verarmt, wordt prompt het onderwerp van pogingen tot roof door genoemde financiële en politieke organisaties. Niemand hier wil het hebben over verlaging van de BTW of de accijns. Wat kunnen we dan doen om onze burgers te bevrijden van het juk van de afhankelijkheid van buiten Europa gelegen belangen?

1. Energiebronnen nationaliseren, 2. politieke en economische banden met de producerende landen versterken en bevoorrechte handelspartners van deze landen worden, 3. ophouden het buitenlands beleid van de Verenigde Staten te ondersteunen of daaraan medeplichtig te zijn, 4. de Europese onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met alternatieve energiebronnen, met name energie uit biomassa, geothermische energie en alle andere hernieuwbare bronnen, bevrijden van de opgelegde beperkingen en eisen en hun in plaats daarvan substantiële financiële steun toekennen, 5. toezicht uitoefenen op de prijzen die de oliemaatschappijen in de verschillende landen van de Unie berekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christoph Konrad (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, geachte afgevaardigden, het is van belang te onderstrepen dat ook de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten voorstander is van alternatieve energie, en niet alleen van het bevorderen van dergelijke energie, maar ook van het concurrerend maken ervan. Het is niet aanvaardbaar dat dergelijke energie op de lange termijn afhankelijk van subsidies blijft. Wij moeten deze vormen van energie concurrerend zien te maken.

Als ik het debat zo aanhoor, dan stel ik vast dat ook op dit terrein veel afgevaardigden sterk in de overheid geloven. Sommige afgevaardigden zeggen dat de overheid moet ingrijpen, waarbij wordt vergeten dat de olieprijs in een markteconomie op de markt tot stand komt. Het is een marktprijs, en daar kunnen we niet omheen. We weten tenslotte allemaal dat het probleem deels gelegen is in de ontoereikende raffinagecapaciteit, maar deze situatie zal weer enigszins veranderen.

Echter, als de prijs van brandstoffen aan de pomp in sommige landen in Europa, zoals bijvoorbeeld Duitsland, voor 70 procent uit accijns bestaat, dan moeten wij als Parlement een beroep doen op de nationale regeringen om ad hoc in te grijpen, en met name de burgers in de landen met hoge accijns iets terug te geven, zodat de mobiliteit in deze arbeidsgerichte samenlevingen behouden blijft. Deze eis is in eerste instantie aan het adres van de politiek gericht. Je kunt niet tekeergaan tegen de markt, wanneer je zelf verantwoordelijk bent voor 70 procent van de prijs. Dan leg je de schuld aan de verkeerde kant. Daarom zouden wij er goed aan doen duidelijk te verklaren dat de overheid de ontwikkeling van alternatieve energie dient te steunen, zij het met mate, maar dat wij ook in nieuwe technologieën moeten investeren. Er zijn op dat terrein vele opties waaruit we kunnen kiezen, zoals onder andere hybride aandrijvingssystemen. Onze benadering hiervan dient echter vooral gematigd en verstandig te zijn, en niet ideologisch.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, Rusland gaat meer samenwerken met de OPEC. Dit kartel van olieproducerende landen wordt steeds machtiger. De wensen en activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen leiden niet snel genoeg tot resultaat. De olieprijs blijft hoog, terwijl Europa steeds afhankelijker en crisisgevoeliger wordt.

Als op een ander continent de wind aanwakkert, komt Europa in een crisis terecht. In de Verenigde Staten werd de olieraffinage door toedoen van wind en water met één tiende teruggebracht, maar de prijs steeg met 40 procent. Vraag en aanbod van olie staan in zulk nauw verband met elkaar dat er in de toekomst wel meer crises moeten volgen. De winsten van ondernemingen moeten worden gebruikt voor de ontwikkeling van duurzame alternatieve vormen van energie. De vraag zal dus omlaag gaan en daarvoor in de plaats komen onderzoek, biomassa en alternatieven.

Wij hebben echter niet geprobeerd wetten op te stellen die het prijsopdrijvende spel van de beurs aan banden leggen, zoals de heer Goebbels zei, of de sociale ongelijkheid die door olie wordt veroorzaakt, verminderen. Is het voorzitterschap, dat ook de G8 leidt, bereid om zo spoedig mogelijk een topbijeenkomst met de belangrijkste consumenten en verkopers te beleggen, nog voor de bijeenkomst van de olieministers van komend voorjaar? De olieprijs moet gestabiliseerd worden.

Tot slot, commissaris Piebalgs, hoe staat het met de energiedialoog tussen de Europese Unie en Rusland? Wordt er vooruitgang geboekt?

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Musacchio (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ons debat van vandaag over het olieprobleem is een debat over de drama's van onze huidige tijd, van oorlogen tot de uitputting van niet-hernieuwbare grondstoffen en milieuvervuiling, en over de beslissing of een andere toekomst mogelijk is of dat we geen enkele toekomst hebben.

De oliecrisis is geen conjuncturele crisis, zoveel is duidelijk; ze houdt verband met het nakende einde van de huidige maatschappelijke en geopolitieke structuur en ontwikkelingsmodellen. Om een uitweg te vinden, hebben we eerlijkheid, herverdeling van de welvaart en nieuwe ontwikkelingsvormen nodig alsmede nieuw energiebeleid dat is gebaseerd op efficiëntie en op hernieuwbare, schone en veilige alternatieve energiebronnen, het tegenovergestelde van kolen en kernenergie. Vrede, eerlijkheid en milieu zijn de enige opties die ons de weg naar de toekomst openen. We moeten die verwezenlijken met concrete beleidsmaatregelen, die we niet aan de markt mogen overlaten, maar door middel van nieuwe politieke keuzen en nieuwe maatregelen in het publieke domein moeten ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luis de Grandes Pascual (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris voor Energie, fijn dat u hier bent, uw aanwezigheid is zeer toepasselijk. Het lijdt geen twijfel dat men in de hele Unie vond dat de harde realiteit dringend onder ogen moest worden gezien. Een situatie als deze was voorzien, maar de realiteit is een stuk harder dan verwacht. De stijging van de olieprijs pakt tweemaal zo hoog uit als voorspeld en heeft gevolgen voor de economische groei en het welzijn van de burgers van de Unie.

Overal wordt dezelfde diagnose gesteld en de recepten om in een context van stijgende olieprijzen de macro-economische instabiliteit te verzachten lijken allemaal behoorlijk op elkaar. Ik zeg niet dat het slecht is dat er sprake is van overeenstemming in de analyses, maar wel dat het om middellange- en lange-termijnoplossingen gaat waarvoor de bereidheid aanwezig moet zijn en die op korte termijn niet toereikend zullen zijn.

Ik zal geen kostbare tijd verspillen aan gemeenplaatsen. Ik wil namens de Commissie vervoer en toerisme wijzen op de extreme situatie waarin de wegvervoersector zich bevindt: een situatie die niet van conjuncturele, maar van structurele aard is en die moeilijk op te lossen is.

We vinden het goed dat lidstaten maatregelen willen nemen ter bevordering van de modal shift naar efficiëntere vormen van vervoer. We vinden dat er maatregelen genomen moeten worden ten behoeve van een efficiënter gebruik van de verschillende vervoersmiddelen en we vinden dat er maatregelen genomen moeten worden om de energie-efficiëntie van voertuigen te verbeteren. Dit gezegd hebbende, zult u het ook met me eens zijn dat het op korte termijn onmogelijk is de realiteit te veranderen en dat vooral een sector als vervoer – die te afhankelijk is van de ontwikkeling van de vraag en is overgeleverd aan de genade van een schommelende olieprijs – het meest te lijden heeft onder de situatie.

De aanhoudende stijging van de olieprijs heeft geleid tot een sterke stijging van de bedrijfskosten. De sector staat volledig machteloos, omdat het onmogelijk is de prijsstijgingen door te berekenen in de prijzen van de aangeboden diensten. Om deze redenen lijkt het ons, los van maatregelen van algemene aard waarmee wij zullen instemmen, ook zinvol wanneer de Commissie samen met de lidstaten bekijkt welke maatregelen genomen kunnen worden om accijnzen op voor commerciële doeleinden gebruikte dieselolie in neerwaartse richting te harmoniseren en de belastingregeling zodanig te wijzigen dat dit wezenlijke gevolgen heeft voor de werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Hedkvist Petersen (PSE). (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad en mijnheer de commissaris, zoals hier reeds is gezegd, is de vervoerssector verantwoordelijk voor het overgrote deel van het totale olieverbruik in de EU. Wij zijn allen in extreme mate afhankelijk van olie voor het vervoer van goederen en voor ons eigen vervoer, omdat het vervoer over de weg zo overheersend is.

Dat weten wij en de industrie al behoorlijk lang, maar dat besef is niet in daden omgezet. We moeten nu een omslag maken en aan hernieuwbare energiebronnen en brandstoffen gaan werken. Er zijn echter ook positieve tendensen zichtbaar; het besef van de ernst van de situatie groeit en de automobielindustrie in de Verenigde Staten heeft na Katrina de president verzocht om een topconferentie bijeen te roepen over mogelijke maatregelen voor het ontwikkelen van alternatieve brandstoffen. De grote autofabrikanten zeggen ook dat men in de Verenigde Staten minder afhankelijk moet worden van benzine. Wij moeten gebruikmaken van dit besef en relevante basisvoorwaarden scheppen in onze nationale samenlevingen en in onze Unie – en dat is immers wat wij als politici kunnen doen. Op vervoersgebied moeten wij onderzoek doen naar hernieuwbare brandstoffen; bijvoorbeeld moeten we investeren in synthetische diesel. We moeten het gebruik van alternatieve brandstoffen als ethanol bevorderen. We moeten het autopark vernieuwen − een enorm karwei, dat we snel moeten uitvoeren. We moeten ook investeren in alternatieve middelen van vervoer.

We hebben het vandaag gehad over de spoorwegen en besloten om het spoorwegverkeer uit te breiden. Dat is belangrijk, maar we moeten bij de herziening van het witboek meer schrijven en meer besluiten nemen met betrekking tot alternatieve brandstoffen en vernieuwing van het autopark.

 
  
MPphoto
 
 

  Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hebben over een sector die bijzonder onder deze situatie lijdt: de visserij. Net als de Commissie vind ik dat er een actieplan voor de middellange en lange termijn moet worden uitgewerkt, dat de vloot in staat stelt deze situatie – die duidelijk niet van conjuncturele, maar van structurele aard is – het hoofd te bieden. Maar het is wel zo dat een aantal van de oplossingen waarmee het directoraat-generaal Visserij energie wil besparen, zoals bijvoorbeeld het dumpen van de communautaire vloot, velen van ons grote zorgen baart.

Wanneer je je op de toekomst voorbereidt, moet je rekening houden met het heden. De communautaire vloot bevindt zich nu al in een hopeloze situatie en we vinden de kortetermijnmaatregelen die tijdens de laatste Visserijraad werden genoemd niet overtuigend.

De FIOV-regeling in verband met tijdelijke stilleggingen is niet berekend op dit soort crises, want overheden hebben hun kredieten al vastgelegd en herprogrammeringen zijn problematisch. De door commissaris Borg aangekondigde verhoging van de minimis-steun lost het probleem evenmin op, omdat het negen maanden duurt voor er een nieuwe communautaire regeling is.

Dit alles heeft ertoe geleid dat veel lidstaten hun sectoren zo goed mogelijk proberen bij te staan, hetgeen resulteert in aanzienlijke concurrentieverstoringen. Daarom herhalen wij het verzoek aan de Commissie, hier vertegenwoordigd door de commissaris voor Energie, dat we een jaar geleden reeds tot haar richtten, om de visserijsector een uitweg uit deze crisis te bieden. Wij willen dat er een mechanisme komt dat automatisch in werking kan treden bij onverwachte of aanhoudende stijgingen van de brandstofprijzen, en dat in gang gezet moet worden voordat visserijbedrijven en masse failliet gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Mechtild Rothe (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de minister, dames en heren, er bestaat een reeks belangrijke antwoorden op de huidige oliecrisis, maar naar mijn stellige overtuiging is de enige juiste oplossing voor de lange termijn dat de afhankelijkheid van olie wordt overwonnen. Deze energiebron is misschien nog 40 tot 60 jaar beschikbaar, is crisisgevoelig en wordt duurder naarmate de schaarste toeneemt. Het is dus duidelijk dat wij alternatieven moeten kiezen.

Energiebesparing moet op de eerste plaats staan. Studies tonen aan dat er in het verkeer 14 procent en in gebouwen 20 procent kan worden bespaard, zonder dat dit ten koste gaat van het comfort. Ik wil een dringend verzoek aan het Voorzitterschap van de Raad richten. Mijnheer de minister, ik hoop echt van harte dat wij er onder deze moeilijke omstandigheden in slagen een verstandig en solide compromis te sluiten voor de richtlijn over energie-efficiëntie en energiediensten.

In de Europese Unie is er op het terrein van hernieuwbare energie veel bereikt, maar er blijven tekortkomingen bestaan. Nagenoeg de helft van de energieproductie gaat naar de warmtewinning, grotendeels uit olie. Juist hier zien wij dat de verspreiding van hernieuwbare energiebronnen niet zo vlot verloopt als mogelijk zou zijn. Vandaar, mijnheer de commissaris, mijn dringende verzoek om hierover een werkelijk gepaste richtlijn te presenteren, waarin duidelijke doelen worden gesteld en die de lidstaten noopt tot passende maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, de huidige situatie met betrekking tot de olieprijs is uiterst onbevredigend.

Enerzijds betalen de consumenten en verbruikers zeer hoge prijzen en anderzijds is er sprake van de zogeheten windfall profits, en niet alleen in de oliesector, maar ook in andere energiesectoren. Ik vind dat het tot onze verantwoordelijkheid behoort om erover te discussiëren hoe de concerns deze windfall profits het beste kunnen aanwenden, en met name ook wat de landen die er het meest van profiteren met deze belastinginkomsten kunnen doen.

Voorop dient te staan dat deze gelden niet in andere terreinen worden geïnvesteerd. Wellicht moet de Commissie een actieplan toevoegen aan het vragenformulier hoe de concerns en nationale staten de gelden het beste kunnen benutten die nu binnenstromen. Eventueel kan er een soort benchmark- en best practice-project worden gestart zodat deze middelen worden besteed aan onderzoek en ontwikkeling, aan efficiëntiemaatregelen, aan verlichting van de belastingdruk – niet aan de verbruikerskant, maar aan de investeringskant – aan de verplaatsing van bedrijven naar elders en aan het CIP-programma.

Wat dit betreft doet zich een volledig nieuwe kans voor om een nieuwe weg in te slaan. Ik denk dat we hier voorbeelden kunnen verzamelen hoe we dit in de nationale staten – en wellicht ook op internationaal niveau – het beste onder controle krijgen.

Het tweede belangrijke punt is dit: momenteel wordt er in dollars gefactureerd. Dat mag voor ons nu misschien heel voordelig zijn, maar dat kan ook omslaan, namelijk als de prijzen verder stijgen en de dollar de andere kant opgaat. Daarom dienen we wellicht te overwegen of het niet mogelijk is om voor niet-OPEC-landen een afzonderlijke eurozone op energiegebied te scheppen, of zelfs stimulansen in het leven te roepen om een dergelijke eurozone te vormen, omdat dat ook een zekere mate van stabiliteit en onafhankelijkheid met zich meebrengt.

Tot slot: voor de hedgefondsen dienen er bepalingen ten aanzien van het eigen vermogen te worden ingevoerd en aansprakelijkheidsvoorwaarden waaraan de hand wordt gehouden, en er moet ook transparantie komen om vermijdbare marktspeculatie in de toekomst te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Riitta Myller (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik steun degenen die hebben begrepen dat er een eind moet komen aan de afhankelijkheid van olie door middel van besliste pogingen te investeren in hernieuwbare energiebronnen en energiebesparingen. De Europese Unie moet de doorbraak van nieuwe milieutechnologieën steunen. Deze innovaties kunnen niet alleen de zelfvoorziening op het gebied van energie vergroten, maar ook de luchtkwaliteit verbeteren en broeikasgassen terugdringen.

Veel van de milieuvriendelijke hernieuwbare energiebronnen hebben wij al binnen handbereik. Biomassa kunnen wij op vele manieren gebruiken voor verwarming, voor elektriciteitsproductie en als brandstof. Zij is vooralsnog de enige hernieuwbare energiebron waarmee vloeibare brandstoffen voor het vervoer kunnen worden vervangen. De Europese Unie moet ambitieuze doelen stellen om de afhankelijkheid van olie te verminderen en meer te besparen. In 2020 moet ten minste 25 procent van het totale energieverbruik in de Europese Unie afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký (PPE-DE).(SK) De huidige situatie op het gebied van energie, die op de eerste plaats wordt veroorzaakt door de oliecrisis, dwingt ons op zoek te gaan naar een onmiddellijke oplossing. Het is essentieel om op een zo doeltreffend en doelmatig mogelijke wijze gebruik te maken van ruwe olie. Het staat buiten kijf dat de inspanningen van de Europese Unie in deze richting tot doel dienen te hebben zo snel mogelijk een einde te maken aan het gebruik van ruwe olie voor het opwekken van elektriciteit. De tijd is er rijp voor deze kwestie openlijk te bespreken.

Kernenergie is veel doeltreffender dan ruwe olie, zowel in termen van de beschikbare productiecapaciteit als van milieubescherming. Voor het opwekken van kernenergie worden de allernieuwste technologieën gebruikt en gelden strikte veiligheidsvoorschriften. Bovendien is het een schone energiebron die geen uitstoot van CO2 veroorzaakt. Verder is er een veilige oplossing gevonden voor het probleem dat tegenstanders van kernenergie vaak benadrukken, namelijk kernafval. Investeringen in onderzoek naar de veilige recycling van kernafval en de verdere ontwikkeling van nieuwe technologieën – waartoe ook de Europese Unie kan bijdragen door het zevende kaderprogramma hiervoor open te stellen – zouden snel alle twijfels in verband met de veiligheid van kerncentrales kunnen wegnemen.

Anderzijds wil ik het belang van andere alternatieve bronnen van elektrische energie niet bagatelliseren, met name van die bronnen waarbij geen CO2 wordt uitgestoten. De ernst van de huidige energiesituatie vereist echter dat er wordt gekozen voor de enige rationele en gepaste oplossing: een terugkeer naar kernenergie door middel van de bouw van nieuwe productiecapaciteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Mia De Vits (PSE). – Commissaris, om de directe gevolgen van de stijging van de olieprijs op te vangen, is het niet voldoende om alleen maar met langetermijnoplossingen te komen. Wij verwachten van de Commissie dat zij ook een coördinerende en leidinggevende rol speelt, ook voor maatregelen op korte termijn. Degenen die het slachtoffer zijn van de dure olie, zijn de mensen en vooral de zwakkeren, de laagste inkomens. Het is aan elk land om maatregelen te nemen om deze problemen op te vangen, maar de Europese Commissie zou de coördinatie van de maatregelen op zich kunnen nemen door bijvoorbeeld binnen haar bevoegdheden een lagere BTW toe te staan. De Commissie staat ook sceptisch tegenover steun aan sectoren die getroffen zijn door de dure olieprijs, en dan denken we vooral aan de transportsector, maar ook aan de visserijsector. Ook hier zou de Commissie een belangrijke coördinerende rol kunnen spelen bij de omschakeling naar energievriendelijke apparatuur. Veel vissers, mijnheer de commissaris, beschikken niet over de financiële middelen om deze kosten te dekken en daarom wil ik u vragen om een verhoging van de steun ten einde deze omschakeling te bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras Roca (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad. Allereerst wil ik de commissaris voor Energie complimenteren met zijn snelle reactie op de recente extreme wispelturigheid van de olieprijzen. Ik kan me volledig vinden in de grondbeginselen en concrete maatregelen van het plan dat de commissaris vandaag in hoofdlijnen heeft uiteengezet.

De olieprijs is vorig jaar met 50 procent gestegen en die stijging uit zich in een aanzienlijke verslechtering van het concurrentievermogen van onze economie. Daarom wordt op veel regeringen sterke druk uitgeoefend om de olieaccijnzen in bepaalde vervoerssectoren te verlagen. De commissaris merkte zojuist terecht op dat dat niet de oplossing is. Zo’n verlaging genereert niet alleen verstoringen op de markt en problemen met de regelgeving voor overheidssteun, maar zet daarnaast de deur open voor een toename van het verbruik en olieprijsstijgingen in de toekomst.

We moeten de maatregelen nemen die de commissaris in het plan noemt: het gebruik van hernieuwbare energieën en een hogere efficiëntie bevorderen, de raffinagecapaciteit vergroten, optreden tegen speculatieve tendensen, kernenergie als onmisbare optie opnemen in de strategie voor een continue energievoorziening en het gebruik van biobrandstoffen bevorderen. We hebben het vandaag dan wel over een crisis, maar we moeten uit deze crisis de kracht putten om onze toekomst op een intelligente manier vorm te geven.

Voor ik afrond wil ik de Raad, wiens afgevaardigde nu uiterst aandachtig een stuk papier bestudeert, vragen goed na te denken over de gevolgen van een onacceptabele verlaging van de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling in het zevende kaderprogramma, zeker met het oog op de huidige situatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Antolín Sánchez Presedo (PSE). - (ES) Voorzitter, het energiesysteem is van levensbelang en heeft een wereldwijde dimensie. Europese maatregelen om de gevolgen van prijsstijgingen te verzachten moeten voortvloeien uit een gecoördineerde aanpak en in deze maatregelen moet rekening worden gehouden met onze multilaterale verplichtingen.

We moeten zorgen voor meer transparantie en evenwichtigheid bij de prijsstelling, optreden tegen speculatief gedrag, en waken voor misbruik door de grote maatschappijen en concurrentieverstorend overheidsingrijpen. Het systeem moet over de hele wereld rationeler en efficiënter worden, om een eind te maken aan de energieverkwisting waarvoor wij allemaal betalen – de Verenigde Staten verbruiken 50 procent meer energie per dollar van het BBP dan de Europese Unie.

We moeten de verschillen in milieuregelgeving verminderen die in de Verenigde Staten door de recente orkanen aan het licht zijn gebracht. Dat kunnen we doen door oliemaatschappijen aan te sporen minder krappe voorraden aan te houden en nieuwe investeringen te bevorderen.

We moeten naar een nieuw energiemodel toe, door innovatie in de vervoerssector, ontwikkeling van ontkolingstechnologieën, diversificatie en ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, en stabiele en duurzame internationale samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Liese (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, ik sluit mezelf aan bij degenen die commissaris Piebalgs hebben bedankt voor en gecomplimenteerd met zijn actieve en coherente strategie.

Ik wil het nu hebben over hernieuwbare energie, en niet omdat ik denk dat daarin de enige oplossing van het probleem gelegen is, maar omdat ik op dit terrein een speciale verantwoordelijkheid draag als schaduwrapporteur voor mijn fractie. Inderdaad, hernieuwbare energie vormt deels het antwoord op de hoge energieprijzen. Maar naar mijn mening is eveneens een belangrijke factor dat wij in Europa en in de lidstaten niet altijd de juiste prioriteiten hebben gesteld wat hernieuwbare energie betreft.

Wij hebben een richtlijn en activiteiten op het gebied van elektriciteit, hoewel er iets minder activiteit is op het terrein van de biobrandstoffen. Toch hebben we geen coherente Europese strategie ter bevordering van de hernieuwbare energie met betrekking tot verwarming en koeling, al is op dat vlak de afhankelijkheid van olie en gas het grootst. We weten ook wat de reden hiervan is, namelijk dat veel voorstanders van hernieuwbare energie dit slechts als een tegenwicht tegen kernenergie beschouwen. Ik vraag me echter af of het werkelijk het belangrijkste is om afscheid te nemen van kernenergie. Is het niet veel belangrijker om de afhankelijkheid van olie en gas te verminderen en de mondiale klimaatverandering zo goed mogelijk onder controle te krijgen?

Nu kun je natuurlijk zowel het een als het ander doen, maar dat is niet zo eenvoudig gezien de beperkte middelen die wij tot onze beschikking hebben. Duitsland kent bijvoorbeeld een hernieuwbare-energiewet, op grond waarvan 50 cent per kilowattuur in fotovoltaïsche technologie wordt geïnvesteerd. In de komende jaren loopt dit bedrag in totaal op tot 3 miljard euro, geld dat we natuurlijk niet meer op andere plekken kunnen gebruiken.

Vergeet niet: voor iedere euro die wij investeren in verwarming of koeling, bijvoorbeeld in verwarming door middel van biomassa, warmtepompen of langs thermodynamische weg gewonnen zonne-energie, besparen we 45 keer zoveel CO2 en 45 keer zoveel fossiele grondstoffen. Daarom is het tijd voor nieuwe prioriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE).(HU) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de prijs van ruwe olie op de wereldmarkt in de afgelopen drie jaar is verdrievoudigd, lijkt de onstilbare honger van de mensheid naar energie niet te zijn afgenomen. Bovendien lijken de economische gevolgen van de natuurrampen van dit jaar de alarmbellen te doen rinkelen voor onze op benzine gegrondveste maatschappij. Het merendeel van de lidstaten vertrouwt op energiebronnen die afkomstig zijn uit afgelegen gebieden en verre landen, waardoor zij afhankelijk zijn van staten waar het met de democratie niet zo nauw wordt genomen. Als we niet vroeg genoeg actie ondernemen, zullen we, zodra we alle pure olie en gas hebben verbruikt, moeten terugvallen op brandstoftypen die nog vervuilender zijn, wat zal leiden tot nog ernstiger schade aan het milieu. Daarom verheug ik mij zeer over het vijfpuntenplan van de Commissie, met name over de hoofdstukken daarin over energie-efficiëntie en het gebruik van alternatieve energiebronnen.

We moeten het gebruik van olie voor de opwekking van energie en met name voor het vervoer met alle mogelijke middelen terugdringen. De betreffende richtlijn moet strikter worden nageleefd teneinde de bevordering van biobrandstoffen te vergemakkelijken. Zowel dienstverleners als consumenten moeten worden gestimuleerd via preferentiële fiscale en bestuurlijke maatregelen. Het is uitermate belangrijk om in Europa meer steun te geven aan onderzoek naar niet op olie gebaseerde energieproductie, zowel op het niveau van de Gemeenschap als op dat van de lidstaten. Nanotechnologie op het terrein van zonne-energie, biotechnologie op het terrein van biobrandstoffen, MUX op het terrein van kernenergie en ITER op het terrein van de thermonucleaire energieproductie moeten allemaal worden ondersteund, omdat zij van cruciaal belang zijn, zowel voor het milieu als voor de economie. Dergelijke steun is onmisbaar als we willen dat de alarmbellen ophouden met rinkelen. Het is goed nieuws dat grote olieconsumerende en milieuvervuilende landen als de VS, China, India, Australië, Japan, en Zuid-Korea in juni van dit jaar in Laos als een soort alternatief Kyoto-verdrag een overeenkomst hebben ondertekend over de ontwikkeling en bevordering van schonere energietypen en technologieën. Een mondiaal probleem vereist immers een mondiale oplossing.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Belet (PPE-DE). – Voorzitter, mijnheer de commissaris, dure olie is natuurlijk de beste stimulans voor zowel de overheid, de industrie als de consumenten om op zoek te gaan naar alternatieven en we steunen uiteraard voor het volle pond de initiatieven die u daarover ontwikkeld hebt sinds een aantal weken. Op langere termijn allemaal zeer goed voor ons maar op korte termijn - het is hier al gezegd vanmiddag - dreigen ontelbare gezinnen, alleenstaanden, ouderen, jongeren, de komende maanden letterlijk in de kou te komen staan, omdat zij, mijnheer de commissaris, gewoon hun verwarmingsfactuur niet meer kunnen betalen. Ik vrees dat de Commissie met haar consequente, maar toch ook wel harde houding hiervoor te weinig aandacht heeft.

Intussen nemen diverse nationale regeringen allerlei maatregelen, zij het allemaal in gespreide slagorde. De Belgische regering bijvoorbeeld, gaat een stukje van de stookolie terugbetalen om de pijn te verzachten, maar dergelijke ingrepen lossen natuurlijk de dreigende, acute verwarmingsproblemen van heel veel mensen niet op. Vandaar mijn oproep aan u om toch eindelijk ook eens iets op korte termijn te doen - een tijdelijke BTW-verlaging voor huisbrandolie, misschien is dat toch niet zo'n slecht idee. Ik weet dat u er niet achter staat, maar het gaat om een sociale maatregel, mijnheer de commissaris. U zou op iets langere termijn misschien ook werk kunnen maken van een soort van bandbreedte, ik bedoel daarmee niet alleen een minimumtarief maar ook een maximumtarief. Dus een ondergrens en een bovengrens waarbinnen de lidstaten zich zouden moeten bewegen. Zo kunnen we iets doen, mijnheer de commissaris, aan de grote, de belachelijke prijsverschillen tussen de lidstaten.

Stookolie, gas en elektriciteit, inderdaad elementen, instrumenten voor huisverwarming, het zijn niet bepaald luxegoederen, ze zijn levensnoodzakelijk en een groot deel van de prijs gaat, dat weet u beter dan ik, via BTW en accijnzen naar de staat. Dus er is daar wel degelijk ruimte om structureel iets te doen, zeker op korte termijn.

Mijnheer de commissaris, en ik sluit af mijnheer de Voorzitter, u moet uiteraard het belang van de Europese Unie op langere termijn bewaken, maar u zou op korte termijn toch wel een zeer mooi gebaar kunnen stellen, met name voor al die kwetsbare gezinnen die de komende weken in de problemen dreigen te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Strejček (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkele opmerkingen maken die sommigen misschien als ketterij in oren zal klinken.

Mijns inziens zou de Europese Unie moeten aanzetten tot een internationaal politiek debat om de weg vrij te maken voor investering in ontwikkelingslanden. De voordelen daarvan spreken voor zich: de ontwikkelingslanden zouden baat hebben bij de financiële middelen van grote Europese bedrijven, terwijl Europa zou profiteren van de goedkopere olie uit die landen en tegelijkertijd de levensstandaard daar zou helpen verhogen.

Vanuit economisch oogpunt moeten we de markt laten werken zonder regulering, beperking of enige andere last. We moeten niet langer denken dat we alles kunnen oplossen met hernieuwbare energiebronnen, maar we moeten realistisch zijn. We moeten niet proberen de olieprijzen kunstmatig te beïnvloeden. De enige mogelijke oplossing is de markt zijn gang te laten gaan. Een marktwerking op basis van vraag en aanbod zorgt vanzelf voor een hersteld evenwicht tussen apparaten die veel energie verbruiken en de natuurlijke, consumentvriendelijke ontwikkeling van geheel nieuwe producten.

We moeten geen extra energie steken in het streven naar belastingharmonisatie op supranationaal niveau en we moeten geen fiscaal vriendelijke regelingen bevorderen als die leiden tot lagere belastingtarieven voor bepaalde segmenten van de energie- of olie-industrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank alle geachte afgevaardigden voor hun toespraken. Met één oog op de klok zal ik ingaan op een aantal punten dat naar voren is gebracht in dit nuttige, opportune debat.

De heer Chichester opende het debat met een helder pleidooi voor de handhaving van de nationale belasting en drong aan op een zorgvuldige overweging van de huidige situatie. Ik kan mij deels vinden in de door hem naar voren gebrachte standpunten.

De heer Swoboda sloot zich aan bij hetgeen ik eerder had gezegd over de transparante werking van de internationale oliemarkten. Mevrouw Hall informeerde naar de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten. Ik kan haar verzekeren dat de lidstaten en het Europees Parlement hard op zoek zijn naar compromissen voor de punten waarop Raad en Parlement nog van mening verschillen. We hopen dat alle instellingen zich zullen inzetten voor de totstandkoming van deze voor ieder van ons zo belangrijke richtlijn.

De heer Turmes stelde enkele bredere kwesties aan de orde op het gebied van duurzame ontwikkeling. Ik heb zojuist al de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten genoemd. Hij had het evenwel ook over wat hij "tolheffing in het wegvervoer naar Zwitsers voorbeeld" noemde. Aangenomen dat hij het Eurovignet bedoelde, zal ik u het standpunt van het voorzitterschap toelichten. Als voorzitterschap zullen wij ons echt inzetten om in tweede lezing consensus met het Europees Parlement te bereiken. Ik moet hier echter benadrukken dat de op 5 april in de Vervoersraad bereikte overeenstemming een delicaat evenwicht en een delicaat compromis vertegenwoordigt, zodat er maar weinig ruimte is voor verdere wijzigingen van de destijds genomen beslissingen.

De heer Kozlík zei blij te zijn met de stappen die al zijn gezet met betrekking tot oliecrises en de uitbreiding van de samenwerking met de OPEC. Wat betreft investeringen in raffinagecapaciteit wijs ik erop dat dit al gebeurt, maar de prijzen maken duidelijk dat nog meer investeringen nodig zijn in de hele oliesector, ook in raffinagecapaciteit. Om ervoor te zorgen dat de door ons bepleite investeringen worden gedaan, zijn onder andere meer transparantie en een verbetering van het investeringsklimaat nodig.

De heer Goebbels hield een krachtig pleidooi voor de omzetting van waterstof en drong aan op meer transparantie – een punt waarop ik al ben ingegaan.

Wat betreft de meer algemene kwestie van speculatie door handelaren is het moeilijk om de vinger te leggen op het evenwicht en de invloed van speculatie op de prijsontwikkeling. Ik zou echter willen verwijzen naar de analyse van het IMF in zijn laatste World Economic Outlook. Daarin staat dat speculatieve activiteiten de schommelingen van de olieprijzen volgen, zodat het de vraag is of speculatie inderdaad aan de basis heeft gestaan van het huidige hoge prijsniveau.

De heer Prodi stelde dat we niet met de armen over elkaar mogen blijven zitten. Ik hoop dat hij er na mijn opmerkingen en de opmerkingen van de commissaris aan het begin van dit debat gerust op is dat er op dit moment en in de toekomst maatregelen worden genomen.

Mevrouw Hassi sneed enkele kwesties aan op het gebied van duurzame energievoorziening. Het Internationaal Energieagentschap merkte in World Energy Outlook van 2004 op dat volgens de meeste schattingen de bewezen oliereserves voldoende zijn om in de komende drie decennia te voorzien in de verwachte wereldvraag en de olieproductie wereldwijd pas in 2030 haar top bereikt, mits de benodigde investeringen worden gedaan – en dat is een belangrijk voorbehoud. Zoals ik in mijn inleidende opmerkingen zei, is de belangrijkste uitdaging het tot stand brengen van het juiste klimaat om ervoor te zorgen dat die investeringen er nu komen.

De heer Papadimoulis heeft een aantal punten genoemd. Ik moet zeggen dat ik een afwijkend standpunt ben toegedaan inzake de vraag of het nodig of gepast is dat de Raad naar aanleiding van de huidige situatie een communautaire belasting invoert.

De heer Aylward heeft gesproken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het Britse voorzitterschap heeft een bespreking van dat beleid nooit afgewezen. Staat u mij evenwel toe te wijzen op de mogelijkheid van behandeling in andere fora die wellicht meer aangewezen zijn voor de bredere kwesties die hij heeft genoemd.

De heer Romagnoli heeft enkele boeiende zaken aangeroerd, waaronder het buitenlands beleid van de Verenigde Staten. Gelet echter op de vijf minuten die mij nog resten om dit debat af te sluiten, is het nu waarschijnlijk niet het moment om hierover uit te weiden.

De heer Konrad sprak over de raffinagecapaciteit. Daarvoor verwijs ik hem graag naar mijn inleidende opmerkingen en hetgeen ik daarover zojuist heb gezegd.

De heer Paasilinna is ingegaan op de belangrijke relatie met Rusland. In mijn inleidende opmerkingen heb ik benadrukt dat er een energiedialoog gaande is – misschien gaat de commissaris daar nog op in – en dat tijdens ons voorzitterschap Rusland en de Europese Unie voortdurend in dialoog zijn over allerlei kwesties, waaronder ook het energievraagstuk.

Mevrouw Fraga Estévez heeft enkele belangrijke bredere kwesties in verband met het visserijbeleid te berde gebracht. Ik zou hier hetzelfde willen zeggen als met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik ben mij bewust van de extra last die het huidige niveau van de olieprijzen betekent voor de visserijgemeenschap, maar er zijn veel andere fora die de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid vollediger en openhartiger kunnen behandelen.

Mevrouw Rothe noemde de kwestie van de richtlijn inzake efficiënt eindgebruik van energie en energiediensten. Nogmaals, ik hoop dat mijn opmerkingen daarop een afdoend antwoord vormen. De heer Rübig stelde enkele punten aan de orde in verband met de nieuwe kansen die hij noemde. Ik ben er zonder meer voorstander van dat oplossingen in de markten zelf ontstaan. Een voorbeeld daarvan is de automobielindustrie, die in een aantal landen een groeiend marktaandeel van hybride auto's laat zien.

Mevrouw Myller sprak zich krachtig uit voor hernieuwbare energie en noemde daartoe een voorbeeld dat mij zeer aanspreekt. De heer Hudacký ging in op de kwestie van nucleaire energie. In alle eerlijkheid wil ik zeggen dat de vraag hoe een land voorziet in zijn energiebehoefte en welke rol atoomenergie daarin speelt, uiteindelijk door de lidstaten zelf wordt beantwoord. Atoomenergie behoort zeker tot de opties die de landen kunnen overwegen. Als we deze vorm van energie beschouwen als alternatief voor olie, mogen we evenwel niet vergeten dat er, zoals in ons debat van vandaag wel duidelijk is geworden, binnen de vervoerssector sprake is van een concentratie van de vraag naar olie.

Mevrouw De Vits noemde de bredere kwestie van BTW op brandstof. Een aantal van u heeft zich de vraag gesteld of via een verlaging van de BTW op brandstof de huidige last van de hogere olieprijzen voor de lidstaten enigszins kan worden gecompenseerd. In dit verband wil ik opnieuw verwijzen naar de recente, informele bijeenkomst van de Raad Ecofin. Daar is overeengekomen dat de lidstaten fiscale of andere beleidsmatige interventies die een verstorend karakter hebben of de vereiste aanpassingen in de weg staan, dienen te vermijden. De ministers spraken met name af dat in geval van kortetermijnmaatregelen ter verzachting van de gevolgen van hogere olieprijzen voor de armere delen van de bevolking, gewaakt moet worden voor verstorende effecten.

De heer Sánchez Presedo en de heer Liese pleitten voor hernieuwbare energiebronnen. Zoals gezegd, kan ik mij hierin deels vinden. De heer Olajos stelde dat het probleem waarover wij het dit anderhalf uur hebben gehad, een mondiaal probleem is. Ik kan dit zonder meer beamen, zij het dat dit evenzeer geldt voor de te vinden oplossing.

De heer Belet heeft enkele vragen aan de Commissie gesteld. Het antwoord daarop laat ik daarom aan de commissaris over. Tenslotte maakte de heer Strejček ter afsluiting van ons debat enkele, zoals hij zei, mogelijk ketterse opmerkingen. Ik laat het aan anderen over te oordelen over de juistheid van die betiteling. Ik wil hier alleen zeggen dat, als hij serieus aandringt op een gepaste, openhartige internationale bespreking van sommige van de vandaag besproken kwesties, ik hem zou willen wijzen op de prioriteit die het Britse voorzitterschap, de Britse regering, heeft toegekend aan klimaatverandering tijdens ons voorzitterschap van de G8 dit jaar. Mijns inziens was het een moedig, principieel besluit te zeggen dat, naast met name de internationale ontwikkeling in Afrika, klimaatverandering speciale aandacht zou krijgen tijdens de bijeenkomst van 6 tot en met 8 juli in Gleneagles.

Zoals het hele debat duidelijk maakt, betreft dit een kwestie die niet alleen voor Europa maar voor de economische activiteiten wereldwijd van belang is. Internationale samenwerking is daarom geboden. Duurzame economische groei bestaat bij de gratie van betrouwbare, betaalbare vormen van energie. Zoals ik naar ik hoop duidelijk heb gemaakt tijdens mijn inleiding, zijn de belangrijkste voorwaarden voor een verbeterde werking van de oliemarkten gunstiger investeringsvoorwaarden, transparantere markten en, bovenal, betere gegevens, grotere energie-efficiëntie en de ontwikkeling van alternatieve technologieën.

Consumenten- en producentenorganisaties en internationale organisaties werken in dit opzicht al in de goede richting, waarbij in het bijzonder de Europese Unie een opbouwende, waardevolle rol speelt. Samen kunnen onze inspanningen ertoe bijdragen dat de markt zich aanpast aan de toename van de vraag zoals die zich heeft voorgedaan, en dat zij toekomstige crises effectiever opvangt, hetgeen voor vraag- én aanbodzijde gevolgen heeft.

 
  
  

VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Europees Parlement bedanken voor zijn aandacht en inzet voor de duurzame ontwikkeling. Het is belangrijk dat wij alle aspecten, zoals verzekerde bevoorrading, concurrentievermogen en milieuoverwegingen, tegelijk behandelen. Ik verwacht dat we dit onderwerp in de toekomst nog wel vaker zullen bespreken.

Ik dank ook de Commissie industrie, onderzoek en energie en haar voorzitter, mijnheer Chichester, omdat we vandaag in de plenaire vergadering een aantal van de aan de orde gestelde punten gedetailleerd kunnen bespreken met de leden van deze commissie. Daarom zal ik niet op elke suggestie apart reageren, maar mij concentreren op een aantal specifieke punten.

Wat de wetgevingsvoorstellen betreft, schat ik de kansen op een doeltreffend compromis met betrekking tot de efficiëntie van het eindgebruik van energie en een richtlijn inzake energiediensten positief in. In de huidige situatie is een dergelijke richtlijn des te noodzakelijker. In november zal de Commissie een actieplan voor de biomassa goedkeuren. De volgende stap zou een wetgevingsvoorstel voor het gebruik van biomassa voor verwarming en koeling kunnen zijn. Dit zijn korte-termijnmaatregelen die kunnen worden aangenomen.

Toch ben ik het er ook mee eens dat er geen wonderoplossing bestaat. Dit vergt een echte mentaliteitswijziging en een systematische benadering, zowel bij de Commissie als bij de Raad. Ik verwacht dat de energiesituatie uitvoeriger zal worden besproken op de Raadsvergaderingen. De Raad heeft al overleg gevoerd over de visserij. Andere ministerraden zullen zich dan weer buigen over thema’s die verband houden met de nieuwe situatie met betrekking tot energie en bevoorrading.

In al deze gevallen hangt het antwoord van Europa sterk af van de investering in onderzoek en ontwikkeling. Dat is ook de juiste werkwijze. De financiële beperkingen van het zevende kaderprogramma zullen in ruime mate bepalen hoe snel wij zullen reageren. Ik hoop dat er op het moment dat het zevende kaderprogramma wordt goedgekeurd voldoende financiële middelen beschikbaar zullen zijn voor essentiële behoeften op specifieke gebieden, teneinde de zaken die wij vandaag hebben besproken te kunnen aanpakken.

Ik verwelkom de ontwerpresolutie die u morgen zult goedkeuren. Deze resolutie is krachtig, ambitieus en realistisch. De Commissie zal haar activiteiten voor deze vijf gebieden voortzetten, maar daar blijft het niet bij. Om de resultaten te behalen, die de Europese burgers van ons verwachten, hebben wij een systematische benadering, geduld en samenhang nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er vijf ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement(1).

Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats op donderdag 29 september 2005 om 12.00 uur.

Schriftelijke verklaring (Artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De huidige ontwikkeling van de olieprijzen heeft het probleem van de dure olie bovenaan de agenda geplaatst. De stijgende prijzen hebben immers een negatieve invloed gehad op de werkgelegenheid en de economische groei, en dat op een moment dat de economie in de Europese Unie vrijwel volledig stagneert.

Zoals professor Michael T. Clare reeds heeft aangegeven is het tijdperk van de "gemakkelijke olie" voorbij. Dat we nu het herfsttij van het olietijdperk doormaken blijkt uit het feit dat olie steeds meer een zaak van de politiek wordt, en dat er voortdurend gebruik wordt gemaakt van militaire middelen om toegang tot de beschikbare voorraden te krijgen. Er is geen gebrek aan voorbeelden – de oorlog in Irak is één van de meest in het oog springende van deze conflicten.

Wij geloven dat de beoordeling van de hulpbronnen en de pogingen om olie te winnen en koolwaterstoffen te ontwikkelen – zowel in Europa als daarbuiten – het onderwerp van een uitgebreid debat behoren te zijn. Het zou een goed idee zijn om onder aegide van de VN een conferentie te organiseren om te verzekeren dat er over de gehele wereld een beleid wordt gevolgd gericht op het terugbrengen van de olieconsumptie.

We moeten ons op de toekomst voorbereiden en investeren in onderzoek naar het terugbrengen van het percentage van het BBP dat aan olie wordt besteed. We zullen bovendien moeten investeren in alternatieve energiebronnen en het efficiënter gebruik van energie. Een aantal landen – waaronder Portugal – ondervindt op dit gebied structurele problemen. Bij de volgende financiële vooruitzichten zal aan dit onderwerp de nodige aandacht moeten worden besteed, en er zullen middelen moeten worden gereserveerd voor hernieuwbare energie.

 
  

(1)Zie notulen.


24. Hervorming van de Verenigde Naties en millenniumontwikkelingsdoelstellingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de hervorming van de Verenigde Naties en millenniumontwikkelingsdoelstellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, twee weken geleden kwamen onze staatshoofden en regeringsleiders bijeen op de Wereldtop 2005 om te beslissen hoe de internationale gemeenschap, via de Verenigde Naties, de meest urgente wereldproblemen moet aanpakken, zoals de onderling samenhangende uitdagingen inzake ontwikkeling, veiligheid en mensenrechten.

Na twee jaar debat en overleg hebben zij een aantal beslissingen genomen, vastgelegd in het zogenoemde slotdocument, die de agenda van de Verenigde Naties in de komende jaren zullen bepalen. De uitdagingen voor de veiligheid en de welvaart in de wereld worden in al hun grimmigheid uitvoerig uiteengezet door het panel op hoog niveau over bedreigingen, uitdagingen en verandering van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan, door professor Jeffrey Sachs, hoofd van het Millenniumproject van de Verenigde Naties en door Kofi Annan zelf in zijn verslag ‘In Larger Freedom’. Zij komen allemaal tot de conclusie dat wij er nooit in zullen slagen conflicten te voorkomen of op te lossen, tenzij wij de dringend noodzakelijke maatregelen treffen tegen armoede, ziekte, de achteruitgang van het milieu en sociale onrechtvaardigheid. Als we dat niet doen, zullen we er niet in slagen vrede te stichten, en zonder vrede en veiligheid heeft de ontwikkeling geen houvast. Geen van beide is echter mogelijk zonder eerbied voor de mensenrechten.

Alle leden van dit Parlement weten best dat dit geen nieuwe begrippen zijn. De Verenigde Naties zijn immers zestig jaar geleden in het leven geroepen om in de hele wereld vrede en veiligheid tot stand te brengen. Maar zestig jaar later ziet de wereld er heel anders uit. Dankzij de technologie en de communicatie zijn landen nauwer dan ooit met elkaar verbonden. Dit betekent tevens dat conflicten en rampen steeds meer wereldwijde gevolgen hebben. Daarom hebben wij er allemaal groot belang bij dat we samenwerken om de vrede te waarborgen en welvaart te creëren.

Ik weet dat sommigen teleurgesteld en gefrustreerd waren over de resultaten van de Wereldtop. Velen vonden dat de verbintenissen niet ver genoeg gingen. Een consensus bereiken met 191 landen is geen sinecure. Dat weten wij maar al te goed op basis van onze ervaring met 25 lidstaten.

Dus moeten wij moed putten uit het feit dat de verregaande beloften van de leiders van de G8 in juli om de steun uit breiden, de schuldenlast te verlichten en de handel op te drijven, in ruime mate gehandhaafd werden door de top van de Verenigde Naties. Of zoals de secretaris-generaal, Kofi Annan, zei, en ik citeer: “in zijn geheel beschouwd, is het document [van de VN-Top] toch een opmerkelijk blijk van eensgezindheid in de wereld over een brede waaier van onderwerpen”.

Nu moeten wij ervoor zorgen dat de overeenkomsten ook worden uitgevoerd. De eerste minister van mijn land, Tony Blair, zei al in New York dat wij dringend werk moeten maken van de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten inzake verdubbeling van de steun, inzake het openstellen van de handel en het vaststellen van regels voor billijke handel, inzake verlichting van de schuldenlast, inzake HIV/aids en malaria en inzake conflictpreventie en voorkoming van genocide. Want dan zal er meer democratie, minder onderdrukking, meer vrijheid, minder terrorisme, meer groei en minder armoede zijn.

Ik ga er prat op dat de Europese Unie het voortouw heeft genomen om te trachten een consensus te bereiken over alle onderwerpen die ter discussie stonden. Wij hadden heel wat prioriteiten voor de top binnen de vier zogenoemde pakketten over ontwikkeling, vrede en collectieve veiligheid, mensenrechten en de rechtsstaat, en de versterking van de Verenigde Naties.

Ik denk dat de conclusies van de top de juiste richting aangeven voor verbetering op al deze gebieden, op voorwaarde dat we de kracht van dit moment kunnen behouden en dat we onmiddellijk optreden. De belangstelling en de inzet van de leden van dit Parlement voor dergelijke verbeteringen zijn werkelijk bewonderenswaardig. Dit bleek uit de deskundigheid van de delegatie die, onder de gezamenlijke leiding van Nirj Deva en Michel Rocard, namens het Europees Parlement de top heeft bijgewoond.

Tijdens de top hebben donor- en ontwikkelingslanden stevige en duidelijke afspraken gemaakt over wat ze moeten doen om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken. Dit verstevigt het partnerschap tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden, dat in Monterey tot stand was gekomen, en bekrachtigt alles wat dit jaar reeds bereikt was. Bovendien creëert dit een ruimere consensus rond de toezeggingen aan 191 landen tijdens de top in Gleneagles in juli jongstleden, met name dat er sneller vorderingen moeten worden gemaakt ten aanzien van de millenniumdoelstellingen in Afrika en dat er opnieuw internationale vooruitgang moet worden geboekt met betrekking tot de klimaatsveranderingen. Uit het slotdocument blijkt duidelijk dat de top ook heeft erkend dat ontwikkeling duurzaam moet zijn en rekening moet houden met de invloed op het milieu in de wereld.

De Europese Raad heeft er onder Brits voorzitterschap voortdurend op aangedrongen, dat er meer internationale acties nodig zijn om de ontwikkelingssteun uit de breiden in de strijd tegen armoede en ontbering. Wij, als Europese Unie, zijn nu al verreweg de grootste hulpdonor ter wereld: 80 procent van de vijf miljard dollar extra steun die werd beloofd tijdens de G8-Top in Gleneagles, zal uit Europa komen.

Wij hebben tevens de historische toezegging gedaan om de steun voor Afrika tegen 2010 te verdubbelen. Eerder dit jaar wij hebben het voortouw genomen om belangrijke afspraken te maken om de schuldenlast te verlichten en wereldwijde immuniseringsprogramma’s tegen ziekten op te starten in de armste landen.

Uiteraard hebben critici gezegd, dat de Top in juli niet voldoende vooruitgang heeft geboekt inzake handel. Maar uiteindelijk kan en moet de internationale gemeenschap via de Doha-ontwikkelingsronde reële voordelen bewerkstelligen voor de arme landen, door de exportsubsidies af te schaffen en alle handelsbelemmeringen, inclusief de binnenlandse steun, te beperken. Wij zullen ons best doen om er voor te zorgen dat de politieke leiders zich in december, tijdens de ministersconferentie van de WTO in Hong Kong, zullen inzetten om resultaten te bereiken en dat zij ook voorafgaand aan deze ontmoeting voldoende aandacht schenken aan deze onderwerpen.

Zoals mijn eerste minister heeft gezegd, als het in december misloopt, zal dit repercussies hebben in de hele wereld. Om de ontwikkeling vooruit te helpen, hebben we vrede en veiligheid nodig. Of zoals Kofi Annan in zijn document ‘In Larger Freedom’ uitlegt: “Ontwikkeling is niet mogelijk zonder veiligheid, veiligheid is niet mogelijk zonder ontwikkeling en geen van beide zijn mogelijk zonder eerbied voor de mensenrechten.”

De top heeft besloten een nieuwe commissie voor vredesopbouw in het leven te roepen, waarin de lidstaten van de Verenigde Naties samen met de VN-agentschappen en de internationale financiële instellingen zullen trachten de VN beter in staat te stellen om landen, die net een conflict beëindigd hebben, te helpen om de vitale overstap naar langdurige stabiliteit te maken en een nieuwe oorlog te voorkomen. De top heeft beslist dat deze commissie voor het einde van dit jaar moet worden opgericht en als leden van dit Parlement weet u dat de Europese Unie zich ertoe verbonden heeft zich aan deze termijn te houden.

Het slotdocument zou inderdaad wat uitvoeriger kunnen ingaan op het terrorisme. De krachtige veroordeling van terrorisme ‘in al zijn vormen en uitingen’ was weliswaar een belangrijke politieke uitspraak. Maar nu moeten we ook onze belofte nakomen en ervoor zorgen dat we tegen september 2006 een uitgebreide overeenkomst over terrorisme klaarstomen. Daartoe zullen wij een juridische definitie van terroristische daden moeten afspreken. Al onze regeringen hebben er belang bij dat een dergelijke definitie er daadwerkelijk komt. De top is er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over maatregelen inzake non-proliferatie en ontwapening, maar ik kan het Parlement desalniettemin verzekeren dat wij ervoor zullen blijven ijveren om deze belangrijke punten hoog op de agenda te houden.

De Verenigde Naties hebben voornamelijk tot doel de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen. Wij zijn het dan ook roerend eens met de oprichting van een nieuwe Raad van de mensenrechten ter vervanging van de vaak bekritiseerde Commissie voor de Rechten van de Mens. We moeten dringend een akkoord bereiken over de omvang, het mandaat en de samenstelling van deze raad, zodat hij aan de slag kan om ervoor te zorgen dat de mensenrechten opnieuw centraal staan in alle VN-activiteiten.

Het meest betekenisvolle besluit van deze top is misschien nog wel het akkoord over de ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’. Dit is een politieke toezegging die de internationale gemeenschap verplicht in te grijpen als landen hun bevolking niet kunnen of willen beschermen tegen de ergste wreedheden, zoals genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dit is een belangrijke erkenning van het feit dat wij in de hedendaagse wereld niet passief kunnen toekijken wanneer kwetsbare bevolkingen aan deze afschuwelijke wreedheden worden blootgesteld.

Verder moeten we ook het secretariaat van de Verenigde Naties versterken, zodat het doeltreffender en efficiënter kan werken. We moeten eerst en vooral Kofi Annan aanmoedigen om de uitvoerende bevoegdheden waarover hij reeds beschikt, aan te wenden om de organisatie van binnenuit te hervormen. Maar ook wij, als lidstaten, dragen een belangrijke verantwoordelijkheid om de Verenigde Naties te voorzien van de nodige structuren en instrumenten, opdat zij de huidige en toekomstige uitdagingen het hoofd kunnen bieden. De Europese Raad was verheugd over de toegezegde hervorming van de belangrijkste VN-instanties, inclusief de Algemene Vergadering, de Economische en Sociale Raad en de Veiligheidsraad. Als de VN doeltreffend wil kunnen functioneren, moet het samenwerken met alle leden, maar daarvoor heeft de VN hun steun nodig. Daarom moeten de VN-organisaties representatief, open en efficiënt zijn.

Wij zullen blijven ijveren voor meer doeltreffendheid, met name in de Algemene Vergadering en de Economische en Sociale Raad. Wij zijn dan ook bijzonder tevreden, dat de secretaris-generaal een mandaat heeft gekregen om op de langere termijn een hervorming uit te werken voor de VN-organisaties die zich bezig houden met ontwikkeling, humanitaire hulp en het milieu, met het oog op een beter beheer en een betere coördinatie van hun activiteiten.

Om doeltreffend te kunnen werken, moeten de Verenigde Naties ook over de nodige middelen kunnen beschikken. Zij kunnen zich echter niet veroorloven middelen te verkwisten door inefficiëntie en overlapping. De Europese Unie is een groot voorstander van het beproefde principe van de begrotingsdiscipline. Daarom streven wij naar een begroting voor het volgende financiële jaar, aan de hand waarvan de secretaris-generaal en de Verenigde Naties de wensen en verwachtingen van de leden kunnen inlossen, ook met de nieuwe mandaten die zijn vastgesteld tijdens de top in New York.

Het uiteindelijke succes van de Millenniumtop voor hervorming van 2005 en van het hervormingsprogramma van de VN in het algemeen, hangt natuurlijk af van de tenuitvoerlegging. Het Comité van de Algemene Vergadering, dat vanaf nu tot het einde van het jaar vergadert, zal een aantal voorstellen verder onderzoeken. Andere voorstellen zullen dan weer afzonderlijk behandeld worden. De Europese Unie zal ook in dit proces weer het initiatief nemen. Wij hebben als lidstaten van de Verenigde Naties de plicht om nu de daad bij het woord te voegen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het was mij een eer aanwezig te zijn op de Millenniumtop en bij de ministeriële ontmoetingen die de week daarna plaatsvonden. Het was de grootste bijeenkomst van wereldleiders ooit en ik hoop dat hiermee een nieuw tijdperk van internationale samenwerking zal aanbreken. Ondanks alle kritiek, waarbij ik mezelf evenmin onbetuigd heb gelaten, moeten we duidelijk stellen dat de Verenigde Naties de basis van de moderne wereldorde vormen.

Mijn collega heeft al gezegd dat we niet onverdeeld tevreden zijn met het resultaat, maar het glas is half vol en niet half leeg. De Europese Unie was erg ambitieus en heeft samen met de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, Jean Ping, het voortouw genomen. Uiteindelijk hebben we niet al onze wensen kunnen verwezenlijken, maar dat is normaal in multilaterale bijeenkomsten. Je begint erg ambitieus, maar uiteindelijk moet je compromissen sluiten.

We hebben een aantal zeer belangrijke overwinningen behaald, maar daarnaast hebben we ook een aantal teleurstellingen moeten accepteren. Wat hebben wij bereikt? De Commissie acht het opmerkelijk dat we erin geslaagd zijn de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in de Millenniumverklaring te verankeren. Dat is de verdienste van mijn collega, de heer Michel. Het doet mij genoegen dat de Europese Unie een voorbeeld heeft gesteld met 0,56 procent tot 2010 en 0,7 procent tot 2015. Dit toont aan dat ook andere collega’s, met name uit de ontwikkelingslanden, hier erg tevreden over waren. De millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling kregen opnieuw erkenning als stimulerend kader voor de inspanningen inzake ontwikkeling. Dit was overigens de eerste keer dat deze erkenning op intergouvernementeel niveau bevestigd werd.

De tweede belangrijke verwezenlijking is dat de top heeft ingestemd met het principe van de plicht om bevolkingen te beschermen tegen wreedheden. Dit is een groot succes, want het betekent dat het begrip soevereiniteit voortaan gedefinieerd wordt als een positief begrip, waarbij de mensen het middelpunt van de veiligheidsoverwegingen vormen. Dit zou de geloofwaardigheid van de internationale gemeenschap ten goede moeten komen en de Verenigde Naties zijn van plan in te grijpen in geval van genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuivering en misdaden tegen de menselijkheid. Mijn land ligt in de buurt van de Balkan en ik kan me de interventie in Kosovo nog herinneren. Eigenlijk heeft die interventie deze nieuwe ontwikkeling in het internationaal recht, alsook deze eerste verankering van de millenniumdoelstellingen, op gang gebracht.

De derde verwezenlijking is de oprichting van de Commissie voor Vredesopbouw. Dit is een belangrijk en concreet resultaat, dat de internationale gemeenschap in staat zal stellen doeltreffender en op gecoördineerde wijze tegemoet te komen aan de behoeften van landen die zich moeten herstellen na een conflict. De Europese Commissie houdt zich ook met al deze factoren bezig, van humanitaire acties, wederopbouw en het versterken van de institutionele capaciteit tot handel en alles wat met democratie en mensenrechten te maken heeft; van militaire vredeshandhaving tot het sturen van waarnemers naar verkiezingen. Vanaf nu zal de Commissie voor Vredesopbouw al deze inspanningen coördineren. Daarom zijn wij van mening dat de Europese Commissie zitting moet hebben in dit orgaan.

Over een aantal andere zaken was ik persoonlijk teleurgesteld. Een eerste heeft te maken met de Raad van de mensenrechten. Hier was immers veel meer sprake van een naamswijziging dan van een vernieuwing, maar het principe is nu ten minste aanvaard en we hopen dat we samen, ook met de nieuwe voorzitter van de Algemene Vergadering, Jan Eliasson, deze nieuwe constructie voor de mensenrechten beter en belangrijker kunnen maken. We hebben een sterke, geloofwaardige en permanente instelling nodig, die bestaat uit lidstaten met een goede reputatie op het vlak van mensenrechten.

Anderzijds waren er ook positieve ontwikkelingen voor de mensenrechten. Zo is het budget voor de speciale Hoge Vertegenwoordiger voor de mensenrechten verdubbeld, waardoor de mogelijkheid ontstaat voor directe actie op dit terrein. Verder vind ik het bemoedigend dat in het slotdocument van de top ook een resolutie is opgenomen waarin wordt opgeroepen tot het verbeteren van de mensenrechteninstrumenten van de Verenigde Naties, zodat de mensenrechten ook daadwerkelijk voor iedereen gelden.

Een ander negatief punt was het hele debat over ontwapening. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, noemde dit ronduit een schandaal. Dit is een zeer belangrijk thema, waar wij duidelijk nog hard aan moeten werken.

Dan wil ik nog twee punten vermelden, waaronder het milieu. Een duurzaam milieu is onontbeerlijk voor de armoedebestrijding, voor meer stabiliteit en voor meer veiligheid. Zeker nu, in de nasleep van de tsunami, Katrina en Rita en de overstromingen in de Europese Unie, zou de oprichting van een echte VN-milieuorganisatie de juiste reactie van de internationale gemeenschap geweest zijn.

Tot slot een korte opmerking over de hervorming van het beheer van de Verenigde Naties. Volgens mij moet de secretaris-generaal niet alleen maar de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid dragen, maar ook voldoende gezag krijgen om deze hervorming van het beheer te leiden en uit te voeren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco José Millán Mon, in naam van de PPE-DE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, evenals commissaris Ferrero-Waldner meen ik dat de uitkomst van de top in New York meerduidig en heterogeen is, en zowel positieve als negatieve aspecten bevat.

Hoe het ook zij, wat betreft de slottekst van de top ben ik enigszins opgelucht, want ik weet nog goed dat de internationale gemeenschap twee jaar geleden uitermate verdeeld was en de Verenigde Naties zich op een dood punt bevonden. Sterker nog: uren voor aanvang van de top leek het nog onwaarschijnlijk dat er een slotverklaring tot stand zou komen met meer dan louter algemeenheden.

Gelukkig is men het eens kunnen worden over een document dat duidelijk successen bevat, hoewel ook tekortkomingen en mislukkingen.

Ik wil bijvoorbeeld – net als de commissaris – onderstrepen dat de top de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling opnieuw heeft onderschreven, wat heel belangrijk is.

Wat veiligheid betreft, kom ik tot dezelfde diagnose als de commissaris: het valt te betreuren dat er geen enkel resultaat geboekt is op het gebied van ‘non-proliferatie en ontwapening’.

Op een belangrijk terrein als de strijd tegen het terrorisme is naar mijn mening weinig vooruitgang geboekt. We hebben niet eens een minimale definitie van een terroristische daad kunnen opstellen waarin de hele internationale gemeenschap zich kon vinden. Positief is natuurlijk, zoals al werd gezegd, de oprichting van de Commissie voor Vredesopbouw.

Wat betreft de hervorming van de Verenigde Naties: ik denk dat niemand verbaasd is over het mislukken van de hervorming van de Veiligheidsraad. Binnen de internationale gemeenschap bestaan op dit punt diepe, schijnbaar onoverkomelijke meningsverschillen. In de Europese Unie zelf ontbreekt een gemeenschappelijk standpunt. Het enige wat ik wil onderstrepen is dat een meerderheid van dit Parlement zich in de resolutie van afgelopen juni uitsprak vóór een zetel voor de Europese Unie.

Op een ander belangrijk terrein, dat van de mensenrechten, ben ik net als de vertegenwoordiger van de Raad en de commissaris verheugd over de erkenning van het recht of de plicht van de internationale gemeenschap bij genocide bescherming te bieden. Maar verder werd op dat terrein helaas alleen besloten tot oprichting van een mensenrechtenraad, zonder enige invulling van details. Daarom vrees ik dat de besprekingen over het mandaat van de raad, zijn leden en de kiesmethode op zich zullen laten wachten.

Al met al denk ik dat er nog veel werk te verzetten valt, maar na deze top – en ik rond af, mijnheer de Voorzitter – is er wel een basis waarop we kunnen voortbouwen. Het zestigjarig bestaan van de Verenigde Naties is een uitstekende gelegenheid om de internationale gemeenschap te hergroeperen en klaar te stomen voor de uitdagingen van de nieuwe eeuw.

Ik hoop dat de genomen stappen in dit zo cruciale jaar tot resultaten zullen leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Glenys Kinnock, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de fungerend voorzitter in dit debat welkom te heten. Ik weet maar al te goed dat hij zelf een zeer betrokken aanhanger van het internationalisme is. Ik bedank de commissaris voor de steun die zij ons heeft gegeven in de delegatie die de top in New York heeft bijgewoond.

U hebt allemaal aangegeven dat verschillende NGO's en anderen zich enigszins kritisch hebben uitgelaten over het slotdocument van de top. Ik wil echter pleiten, zoals u ook al hebt gedaan, voor een meer weloverwogen benadering in onze beoordeling. Ik ben het ermee eens het resultaat te beschrijven als een glas dat half vol is. Ik vind ook dat overdreven beschuldigingen van mislukking niet helpen de juiste stimulansen voor beleidsmakers te creëren om risico's te nemen en tot actie over te gaan.

In het slotdocument staan duidelijke afspraken over hoe we de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor 2015 moeten verwezenlijken. Een van de dingen die ik echter betreur, is dat mondiaal doel 8 niet hard genoeg is om te voorkomen dat landen als Nieuw-Zeeland, Australië, Canada en Italië gemakkelijk wegkomen, en om ervoor te zorgen dat er verdere druk op deze landen wordt uitgeoefend om hetzelfde te doen als de Europese Unie heeft gedaan. Beloften van 0,7 procent zijn gewoonweg onvoldoende. Daarom willen we van deze landen en andere landen actie zien.

Ik verwelkom daarnaast, en ik ben er zeker van dat de fungerend voorzitter dit ook doet, de duidelijke verwijzing in het document naar de noodzaak vernieuwende bronnen van financiering voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te zoeken.

Ook vind ik dat de goedkeuring die George Bush aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling heeft gegeven, een belangrijke stap vooruit is. Het is misschien wel de beste ontwikkeling van de week. Misschien worden de Verenigde Staten door eigenbelang deze multilaterale weg op gedreven die de Verenigde Staten volgens velen van ons eigenlijk niet bereid zijn te gaan.

Ik erken ook graag dat in het slotdocument in de maatregelen die worden genomen, een heel duidelijk verband is gelegd tussen veiligheid, ontwikkeling en conflictoplossing. In het document wordt eveneens een duidelijke omschrijving gegeven van de verantwoordelijkheden van zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden. De verklaring betreffende het ontwikkelingsbeleid van de EU is nu het passende middel voor ons om hier verder mee te gaan en te laten zien dat we vast geloven in de noodzaak dat sterke gevoel van eenheid, doelgerichtheid en actie weer op te bouwen, zowel in Europa als elders. Het document is ook heel duidelijk op het gebied van bestuur en de rechtsstaat, wat heel belangrijke aspecten zijn van ons werk met de ontwikkelingslanden.

U hebt de Commissie voor Vredesopbouw genoemd, die heel belangrijk is, alsook het sluiten, handhaven en opbouwen van vrede. Ik betreur het dat er nu over de Raad voor de rechten van de mens onderhandeld gaat worden in de Algemene Vergadering, waar erover zal worden geruzied en gemarchandeerd. Er is voor de Europese Unie dus nogmaals een rol weggelegd om hierin verbetering te brengen.

Het meest verheugd ben ik echter over het feit dat we nu een collectieve verantwoordelijkheid hebben om burgers te beschermen tegen genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuivering en alle misdaden tegen de menselijkheid. We kijken nu uit naar het bewijs dat de VN in de toekomst de fouten weet te voorkomen die we helaas in Bosnië en Rwanda hebben gezien.

Wat betreft de hervormingen, betreuren we dat de secretaris-generaal onderworpen zal blijven aan micromanagement van de lidstaten van de Verenigde Naties.

De grootste teleurstelling is dat men er niet in is geslaagd de verspreiding van kernwapens aan te pakken. Dit betekent dat we nu een gapend gat in onze internationale overeenkomsten hebben, en dat de EU opnieuw druk moet uitoefenen om op dit gebied vooruitgang te bevorderen.

Tot slot wil ik het amendement over seksuele en reproductieve gezondheidsrechten noemen dat de PSE-Fractie heeft ingediend. Het is belangrijk dat we dit standpunt innemen als we de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling willen verwezenlijken. Het steunt al deze doelstellingen, in het bijzonder de doelstellingen op het gebied van HIV/aids en de moeder- en kindersterfte. Ik reken erop dat dit Parlement in de tekst opnieuw zal stellen dat we ons voor dit belangrijke aspect zullen inzetten, zoals we dat ook hebben gedaan bij de stemming over mijn verslag over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het Parlement zou dan daarna de internationale legitimiteit van de VN moeten steunen. In 1945 stond er veel op het spel voor de beleidsmakers. Dat staat er nu ook, en de redenen om voorwaarts te gaan zijn nu net zo belangrijk als indertijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, wij Europeanen zijn het erover eens dat de wereld de Verenigde Naties nodig heeft, en bovendien dat de wereld sterke Verenigde Naties nodig heeft.

In haar zestigjarige geschiedenis heeft de VN zelden zo in de schijnwerpers van de publieke opinie gestaan als nu, en zelden ging het daarbij om belangrijker en noodzakelijker hervormingen dan in dit jaar.

Wat er in het slotdocument uiteindelijk is bereikt, is onbevredigend. Toch is de Fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa van mening dat de geboekte vooruitgang dient te worden omarmd en dat hetgeen niet bereikt is nog intensiever dan voorheen bediscussieerd dient te worden.

Het glas is half vol. Nu is het de taak van de EU om het vol te maken. Het Europees Parlement in het bijzonder moet de uitkomst van de top als een kans opvatten. Wij beschouwen het Parlement als een co-architect van het voortdurende hervormingsproces. Wij leden van het Europees Parlement hebben de sleutel in handen om de acceptatie van de VN bij de bevolking te waarborgen en te versterken, de democratisering van de organisatie succesvol te stimuleren en er met name voor te zorgen dat miljoenen mensen toegang krijgen tot voedsel, schoon water en een betere gezondheidszorg.

We dienen de millenniumontwikkelingsdoelen ten uitvoer te leggen. De lidstaten boeken onvoldoende vooruitgang op dit terrein. Het slotdocument van de top bevat geen exact tijdpad waarmee de lidstaten aan hun verplichtingen worden gehouden, en dat is teleurstellend. Anderzijds is er – zoals Glenys Kinnock al opmerkte – sprake van een zeer positieve ontwikkeling, waarop wij dienen voort te bouwen, namelijk dat de Verenigde Staten zich met onverwachte stelligheid achter de millenniumontwikkelingsdoelen hebben geschaard. Ik denk dat wij onze Amerikaanse vrienden wat dit betreft aan hun woord moeten houden.

Mijn fractie juicht het toe dat er een Commissie voor Vredesopbouw in het leven wordt geroepen. Die beslissing zal het profiel van de VN in crisisregio’s versterken. De EU heeft als taak waardevolle hulp te bieden bij de opbouw en het werk van deze commissie. De EU is een van de grootste vredesopbouwers ter wereld, als donor, als helper en als politieke kracht. Dat dient overigens binnen het VN-systeem nog veel duidelijker te worden dan tot nog toe het geval was. Het doet ons deugd dat wij het hierover eens zijn, mevrouw de commissaris.

Een eerste stap, waarover ik ook graag een standpunt van de Commissie en de Raad zou horen, zou zijn om de vertegenwoordigingen van de Raad en de Commissie in New York en in andere plaatsen waar VN-instellingen zetelen samen te voegen.

Een verdere belangrijke functie ziet de ALDE-Fractie in de bevordering van democratie. Het instellen van een Fonds voor democratie is een belangwekkende stap in de goede richting. Verdere maatregelen kunnen bestaan uit de vorming van een coalitie van democratieën binnen de Algemene Vergadering van de VN, en ook een parlementaire vergadering dient in overweging te worden genomen.

Eén ding is duidelijk, en dat is dat de hervorming van de VN nog niet is afgerond en dat zij consequent dient te worden voortgezet. Dat geldt met name voor de Veiligheidsraad. De voorstellen van Kofi Annan zijn alom bekend. Nu is het aan de Algemene Vergadering om voor het einde van dit jaar een besluit te nemen. Verder houden wij als Parlement vast aan onze visie dat er een permanente zetel voor de Europese Unie moet komen, zodra aan de politieke, wettelijke en constitutionele voorwaarden voor een dergelijke zetel is voldaan. Dit onderstrepen wij opnieuw in onze resolutie, die morgen in stemming wordt gebracht.

Wij kunnen het ons niet permitteren de VN naar de tweede rang te laten dringen. Zij dient zich op de eerste rang te bevinden, want alleen zij heeft de potentie om de problemen van onze tijd via een multilaterale benadering en op wereldwijde schaal op te lossen. Het Europees Parlement moet de VN op deze weg ondersteunen, want wij hebben een sterke Verenigde Naties nodig. Overigens ben ik van mening dat wij dit debat in Brussel dienen te voeren en niet in Straatsburg.

 
  
MPphoto
 
 

  Frithjof Schmidt, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de minister, dames en heren, er moet duidelijk gezegd worden dat de Verenigde Naties hier de historische kans op een systematische hervorming echt hebben laten liggen. Het resultaat is teleurstellend, en de goede voorbereidingen van Kofi Annan hebben niet geleid tot een daadwerkelijk succes.

De hervormingen zijn op vier belangrijke terreinen mislukt. Er zal geen hervorming van de Veiligheidsraad komen die werkelijk tot een regionale vertegenwoordiging leidt. Er is geen plan voor ontwapening of tegen de proliferatie van massavernietigingswapens. Het is niet gelukt een VN-milieuorganisatie op te richten. Ik voeg daaraan toe dat dit juist vanwege de uitdagingen in verband met het internationale klimaatbeleid een zeer ernstige tekortkoming is. We hebben hierdoor geen echt instrument voor het beleid van de Verenigde Naties op dit terrein. Ook is het niet gelukt om de Economische en Sociale Raad verder te ontwikkelen, ondanks de grote uitdagingen waarmee wij op het gebied van het ontwikkelingsbeleid geconfronteerd worden. Daarom kan men nu zeggen dat het einde van de ene hervorming het begin is van een nieuwe.

Toch is er natuurlijk ook vooruitgang geboekt waarop wij kunnen voortborduren. Het is goed dat er een VN-Mensenrechtenraad komt, ook al is de samenstelling ervan nog niet duidelijk. Het is goed dat de middelen voor de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens verdubbeld worden. Het is goed dat er een Commissie voor Vredesopbouw komt. Het is goed dat de millenniumontwikkelingsdoelen zijn herbevestigd en dat er diverse actieprogramma’s worden opgesteld en solidariteitsfondsen worden opgericht.

Tegen deze achtergrond ontstaat er een concrete uitdaging voor de Europese Unie. Ik wil de Raad en de Commissie dan ook oproepen een gedetailleerd actieplan voor te leggen over de wijze waarop de Europese Unie financieel en organisatorisch concreet denkt bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van deze maatregelen. Het doel is om na de top onze grote woorden om te zetten in concrete materiële ondersteuning van de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie.(PT) Ook ik zou graag willen zeggen dat het glas half vol is, maar we weten allemaal dat dit niet waar is. De top was een mislukking. De – bescheiden – millenniumdoelstellingen zijn opnieuw bevestigd, maar de top kreeg niet de gelegenheid woorden in daden om te zetten. Iemand heeft de donorlanden verhinderd beloften te doen in termen van financiële steun voor duidelijke doeleinden. We zitten nu dus met een hoop woorden waar we niets aan hebben.

De Vergadering formuleerde wat goedbedoelde frases over de verspreiding van kernwapens, maar veel deelnemers weigerden mee te werken aan een oprechte ontwapeningsstrategie. Zonder een dergelijke strategie zal het aantal landen met kernwapens alleen maar toenemen. De Vergadering heeft verder geprobeerd een hervorming van de Verenigde Naties te bewerkstellingen, maar iemand heeft al het mogelijke ondernomen om ervoor te zorgen dat alles blijft zoals het is. Die iemand heeft een naam: John Bolton, de officiële woordvoerder van het imperium der Verenigde Staten.

Mevrouw de commissaris, u heeft zojuist Katrina genoemd. De tragedie in New Orleans en de mislukking van New York hebben één ding gemeen – de Amerikaanse regering. In New Orleans gold een eenvoudige regel: als je een auto had, verliet je de stad en als je er geen had – pech gehad. Zo werkt het in des keizers ideale wereld. Washington wil niets horen over de armen, omdat het niet eens met de eigen armen kan omgaan. Voor het Witte Huis zijn de armen gewoon een verspilling van tijd en geld.

Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie zal voor deze resolutie stemmen. Hoe weinig ambitieus ze ook moge zijn, het is toch een stap in de goede richting. We hebben een sterke VN nodig en daarom zullen we al het mogelijke doen om de VN sterk te maken. Laten we echter wel één ding duidelijk stellen. We zullen alleen een geloofwaardige VN krijgen als Europa en de rest van de wereld de juiste signalen afgeeft naar Washington. Er zijn hier vandaag harde woorden gesproken over Turkije. Ik zou graag willen dat dezelfde strenge normen ook op Washington werden toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de Zweedse partij Junilistan is een vriend van de Verenigde Naties en vindt dat deze organisatie ruime gelegenheid moet krijgen om bij te dragen met constructieve oplossingen voor internationale conflicten. We vinden echter niet dat de EU en het Europees Parlement moeten dicteren hoe de Verenigde Naties moeten werken en wat de doelstellingen van deze organisatie moeten zijn. Het debat over de toekomst van de VN moet worden gevoerd door de lidstaten van de VN, in bredere internationale verbanden dan het Europees verband. Wij staan kritisch tegenover het voorstel om de EU met een gemeenschappelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad te vertegenwoordigen. Evenmin steunen wij de wens van het Parlement om gemeenschappelijke EU-delegaties op te richten bij de verschillende hoofdkwartieren van de VN. De lidstaten van de EU hebben uiteenlopende visies op de vraagstukken die door de VN en de VN-Veiligheidsraad worden behandeld.

Zo heeft Zweden een belangrijke rol gespeeld in de Verenigde Naties, als bruggenbouwer tussen arme en rijke landen, als bemiddelaar en als drijvende kracht achter ontwapening. Dat laat zien dat ook voor kleine landen een belangrijke rol is weggelegd in de VN en in de internationale politiek. Wij vrezen dat de stemmen van de kleine landen niet gehoord zullen worden als de EU in VN-verband met één stem zou spreken. Welke van de 25 EU-stemmen zou dan via deze gemeenschappelijke zetel moeten spreken? Als het zo zou zijn dat de EU in VN-verband met één gemeenschappelijke stem kon spreken, waarom verdedigen Groot-Brittannië en Frankrijk dan hun huidige permanente zetels in de Veiligheidsraad? Waarom streeft Duitsland dan naar een plaats in de Veiligheidsraad? De waarheid is dat de lidstaten van de EU geen uniforme visie op internationale politieke vraagstukken hebben. Dat is bij diverse gelegenheden gebleken, vooral in verband met de interventie van de Verenigde Staten in Irak. Laten we de veelzijdigheid van Europa erkennen en laten we ons ervoor inspannen om alle stemmen in het debat te laten horen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Inese Vaidere, namens de UEN-Fractie. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, na hierover in mei een levendig debat te hebben gevoerd, heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over de hervorming van de VN. In die resolutie heeft het Parlement de VN opgeroepen hun beloften in te lossen, bijstand te verlenen aan ontwikkelingslanden, overeenstemming te bereiken over een gezamenlijke definitie van terrorisme, een actieplan goed te keuren ter voorkoming van genocide en bovendien de Veiligheidsraad te hervormen, aangezien deze nog altijd een afspiegeling is van de wereldorde van na de Tweede Wereldoorlog. Van deze taken is er niet één uitgevoerd. Integendeel, de weinige akkoorden die er zijn gesloten hangen van compromissen aan elkaar en zullen naar alle waarschijnlijkheid in de praktijk niet echt effectief zijn. Met betrekking tot de kwestie van de hervorming van de VN zijn er momenteel meer mislukkingen dan resultaten te melden.

Deze uitkomst doet de vraag rijzen of de Europese Unie op het wereldtoneel een sterke speler is. Het antwoord ligt voor de hand. De Europese Unie heeft niet doeltreffend genoeg geopereerd. Ik roep de Europese Commissie dan ook op de resultaten van de hervorming van de VN te evalueren vanuit het perspectief van de Europese Unie, en tevens na te denken over de wijze waarop toekomstige activiteiten met andere landen moeten worden gecoördineerd, opdat de besluiten die wij nemen niet slechts resoluties blijven. Onder dergelijke omstandigheden is het belangrijk om de vraag te stellen of de VN wel in staat is zichzelf überhaupt te hervormen, of dat er wellicht behoefte is aan een nieuwe, gelijksoortige organisatie. Dat is echter iets voor later. Op dit moment is het belangrijk een strategie te ontwikkelen waarin wordt vastgelegd op welke wijze de reeds gestelde doelen kunnen worden verwezenlijkt, zodat de VN op doeltreffende wijze kan werken aan het realiseren van veiligheid en welvaart in de moderne wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI).(SK) Iedereen is het erover eens dat het noodzakelijk is om de VN te hervormen. Het enige probleem is de vorm die deze hervorming moet aannemen. We zijn het erover eens dat het VN-systeem veel te ingewikkeld is en moet worden gestroomlijnd. Ik ben echter van mening dat het grootste probleem niet het hervormen van de VN-organisaties is, maar het onvermogen van de VN-leden om politieke overeenstemming te bereiken, ten gevolge van de fundamenteel verschillende standpunten over het werk van de VN als zodanig. Sommige leden zouden graag een sterke VN zien, terwijl andere zich verzetten tegen een dergelijke doelstelling; juist dit probleem staat het bereiken van overeenstemming in de weg.

Ik maak mij echter meer zorgen over de inzet van de VN met betrekking tot het verwezenlijken van de zogenaamde millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, oftewel het halveren van de armoede, het bestrijden van honger, malaria en andere ziekten als HIV/aids, en het waarborgen van de eerbiediging van de mensenrechten, met name de rechten van vrouwen. Hoewel de VN heeft beloofd deze doelstellingen voor 2015 te verwezenlijken, is de armoede nog altijd niet teruggedrongen, en neemt deze zelfs nog toe. Als we in het huidige tempo blijven doorwerken, zal het naar schatting honderd jaar duren om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te realiseren.

In september nam ik als enige vertegenwoordiger van een EU-instelling deel aan een conferentie in China over vrouwenrechten. Ik doel op de zogeheten conferentie Peking +10. Deze conferentie werd voor de eerste keer gehouden in 1975 en is sindsdien eens in de tien jaar georganiseerd. Het is interessant dat sinds 1995 geen enkel land ter wereld in staat is geweest een vijfde conferentie over vrouwenkwesties te organiseren. Ik vraag me af of de Europese Unie wel geïnteresseerd is in informatie over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de verklaringen die wij mede hebben ondertekend, en over de manier waarop de steun die de Europese Unie verleent aan bepaalde landen, vooral in de vorm van financiële hulp, wordt gebruikt.

Als we de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor 2015 willen verwezenlijken, moet de financiële hulp meer dan verdubbeld worden. Als belangrijke donor moet de Europese Unie toezicht uitoefenen op de wijze waarop deze hulp wordt gebruikt. Zij moet ervoor zorgen dat deze hulp niet wordt misbruikt door te worden ingezet voor andere doeleinden, en dat de ontvangende landen de mensenrechten eerbiedigen. Als de mensenrechten niet worden geëerbiedigd, dient de financiële steun te worden ingetrokken. Wanneer we echter verzuimen deel te nemen aan conferenties en ons niet op de hoogte stellen van het soort problemen dat zich voordoet bij de tenuitvoerlegging, dan kan onze hulp, die bedoeld is voor het aanschaffen van geneesmiddelen en het bouwen van scholen, in plaats daarvan worden gebruikt om wapens te kopen of om kindsoldaten te ronselen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nirj Deva (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de fungerend voorzitter en commissaris Ferrero-Waldner voor het uitstekende werk dat ze in de VN al hebben verricht. Ik had het voorrecht samen met mijn geachte collega de heer Rocard, de voormalige premier van Frankrijk, de delegatie naar de VN te mogen voorzitten.

We hebben Verenigde Naties nodig die de gedeelde waarden van gewone mensen uitdragen, en die deze ook verspreiden. We leven tegenwoordig in een mondiale markt vol beelden. De tsunami in Indonesië, de overstromingen in New Orleans en het terrorisme in Londen worden lokale gebeurtenissen: lokaal in mijn dorp, in mijn werkelijkheid, in mijn huis en onder mijn vrienden. Dit is ‘eenheid door diversiteit’, niet ‘one size fits all’. Hoe kunnen de VN in deze heerlijke nieuwe wereld bestaan en toch van betekenis zijn? De VN hebben geen wetgevende bevoegdheden. Ze vormen evenmin een wereldregering. Ze zijn slechts een organisatie die uitvoert. Het beste dat de Verenigde Naties is overkomen, is, achteraf gezien, dat de Verenigde Staten hun uitvoerende vermogen ineens serieuzer opvatten.

‘Business as usual’ is daarom niet langer een optie. De heren Ping en Annan hebben uitstekend werk verricht door het hervormingsproces in gang te zetten. Er wordt ook al uitstekend werk verricht door de gespecialiseerde agentschappen van de VN, zoals de WHO, het VN-ontwikkelingsprogramma, het Wereldvoedselprogramma, de IMO en de ICO, maar zelfs daar is ruimte voor een diepgaande kritische beoordeling om te bewerkstelligen dat ze waar voor hun geld leveren, en dat het management van de hoogste kwaliteit is.

Die organisaties functioneren misschien zoals zou moeten, maar het VN-proces zelf in New York doet dat niet. Dat moet veranderen. We moeten het proces in New York beperken en ons in plaats daarvan richten op de VN-agentschappen die eruit zijn voortgekomen. We moeten de beste praktijken op het gebied van bestuur en grote organisaties toepassen. Er moet een groep voor langetermijnplanning worden opgezet die crisissituaties ruim van tevoren moet voorspellen.

Armoede, ziekte, conflicten en wanhoop zijn vaak het gevolg van slecht nationaal bestuur. We moeten de capaciteit helpen vergroten, en we moeten hulp geven aan degenen die deze hulp verstandig weten te gebruiken.

Ik kan met genoegen melden dat het Europees Parlement, via de Commissie ontwikkelingssamenwerking, al heeft voorgesteld op de begroting een bedrag van circa 2 miljoen euro te reserveren voor zaken die snel effect hebben, en, na een bijeenkomst met de commissaris in New York, ook voor de Commissie voor Vredesopbouw.

Een effectief stelsel van internationaal bestuur en recht is een stelsel dat degenen die misdaden tegen de menselijkheid hebben begaan, voor het gerecht brengt. We hebben ook het recht om te beschermen. De VN-vredestroepen moeten beter worden opgeleid. Ze zouden uit hoofde van hoofdstuk VII van het VN-Handvest handhavende bevoegdheden kunnen krijgen om conflicten op te lossen.

Mijnheer de Voorzitter, dit is een uitstekend en heel belangrijk debat. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de VN-top is weliswaar niet mislukt, maar ik ben het eens met de vele collega’s die zeiden dat hij teleurstellend verlopen is. Dankzij de inzet van de Europeanen en vele ontwikkelingslanden heeft de top echter toch nog concrete resultaten opgeleverd. Laten we hopen dat de Algemene Vergadering in de komende maanden nog meer vooruitgang kan boeken.

De grootste teleurstelling is voor mij het gebrek aan toezeggingen op het gebied van wereldwijde ontwapening. De mensheid geeft jaarlijks 1 000 miljard euro uit aan bewapening en 60 miljard euro aan ontwikkelingshulp. Als iemand van een andere planeet naar onze aarde zou kijken, dan zou hij zeggen dat de mensheid zichzelf wil vernietigen in plaats van overleven. Daarom is mijn vraag aan de Commissie en de Raad: wat voor initiatieven ontplooien de Europeanen om het uitblijven van ontwapening – vooral met betrekking tot massavernietigingswapens – te compenseren? Verder vind ik het jammer dat de hervorming van de organen van de VN nauwelijks resultaat heeft opgeleverd. De rol van de secretaris-generaal is nauwelijks versterkt. De Algemene Vergadering heeft zichzelf niet kunnen hervormen, en de Veiligheidsraad is niets anders dan een anachronisme. Een verbazingwekkend feit in dit verband is dat de Afrikaanse Unie kennelijk beter functioneert dan de Europese Unie. De 53 Afrikaanse staten hadden concrete ideeën over de vraag welke landen van dat werelddeel zitting zouden moeten krijgen in de Veiligheidsraad. De Europeanen zijn het daarover niet met elkaar eens en hebben er wellicht toe bijgedragen dat de Veiligheidsraad niet verder kon worden uitgebreid. Daarom wil ik de Commissie en de Raad de volgende vraag stellen: wat doen de Europeanen om het uitblijven van resultaten op dit punt te verhelpen?

Mijn laatste punt is de democratisering van de VN. Na zestig jaar kan men dit niet alleen aan de regeringen blijven overlaten. We hebben behoefte aan een parlementaire component. De Interparlementaire Unie is leuk en aardig, maar zij volstaat niet. Een parlementaire vergadering is vroeg of laat noodzakelijk, omdat het maatschappelijk middenveld van de Unie in de VN een betere positie heeft dan de volksvertegenwoordigingen, en dat moet veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lapo Pistelli (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijn collega en vriend Lambsdorff heeft al namens de fractie gesproken en zich vrolijk gemaakt over mij, namens het liberale smaldeel, door te zeggen dat glas half vol is. Aan mij de taak, misschien omdat ik deel uitmaak van het democratische smaldeel van de fractie, te spreken over het halflege deel van de beker.

We zijn deze laatste weken allemaal getuige geweest van een paradox: er is een ongekende, groeiende aandacht in de wereld voor de rol van de VN en de rol van Europa. Er is een grote vraag, en toch gaat het elke keer als we de kans hebben aan deze groeiende verwachtingen te voldoen weer mis.

Het document dat wij in de Verenigde Naties hebben goedgekeurd was niet een document waarmee een discussie over de VN werd geopend; het was bedoeld om de resultaten ten uitvoer leggen van een debat dat al twee jaar gaande is. We weten echter dat tussen augustus en september enkele ingewikkelde thema’s van tafel zijn verdwenen, andere zijn alleen in principiële termen aan de orde geweest. Daar is het bij gebleven. Weer andere zijn uitgesteld tot een volgende onderhandelingsronde. Zo staan de zaken er op dit moment voor.

Geen enkele hervorming van de Veiligheidsraad, geen enkele vooruitgang in de verhouding tussen ontwapening en non-proliferatie, geen duidelijke veroordeling, maar alleen een vage omschrijving van terrorisme, een orgaan als de Raad voor de rechten van de mens dat alleen in theorie bestaat. Het nieuwe right to protect is voorgesteld als een grote stap vooruit, maar als je het zorgvuldig leest, blijkt dat de Veiligheidsraad steeds op basis van de omstandigheden van het geval zal oordelen, wat wil zeggen dat we terug zijn bij de situatie van voor Rwanda.

Er is niets veranderd: we hebben een beginsel vastgesteld, maar elke keer moeten we bepalen of het in dat concrete geval opgaat. Wat betekent dat alles? Dat we een kans hebben gemist, ook al zijn de millenniumdoelstellingen bekrachtigd. Het document lijkt een beetje op ons werk in Europa: er is geen crisis, de bureaucratie functioneert, we produceren documenten. We nemen duizenden beslissingen, maar vaak zijn dat niet de beslissingen die de burgers van ons verwachten en zijn we niet in staat de beslissingen te nemen die zij wél van ons verwachten.

Dat is ons probleem. Een document van vijfendertig pagina’s waar de moeilijkste problemen uit zijn geschrapt, dat is geen geslaagd document, dat is een document waarin de problemen zijn verdronken in een zee van woorden. Het enige wat ik wil zeggen is dat deze top heeft laten zien dat Europa mee moet tellen als politieke eenheid, als één enkele politieke eenheid waar we ons gewicht in handelstermen in de schaal kunnen leggen omdat we met één stem spreken. We hebben een rol in de wereld, maar als we in vijfentwintig stukjes verdeeld blijven hebben we die niet, of veel minder dan we denken.

We zitten midden in een reflectiepauze na de negatieve uitslag van de referenda – laten we ervoor zorgen dat deze reflectiepauze geen Mexicaanse siësta wordt. Laten we op tijd wakker worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, laten we wel wezen: de top over de hervorming van de Verenigde Naties is een enorme teleurstelling voor al degenen in de wereld die in de organisatie en vooral in haar basisbeginselen geloven.

Inderdaad, het is al gezegd, de top eindigde met een aantal positieve verbintenissen, maar – en ook dat is al gezegd – een aantal kernpunten viel buiten de boot, zoals bijvoorbeeld de hervorming van de Veiligheidsraad.

De voorstellen van secretaris-generaal Kofi Annan waren goed en redelijk, maar bovendien urgent. Ze verdienden onze steun en daarom betreur ik – ik kan het niet anders zeggen – dat de Europese Unie is gezwicht voor de Amerikaanse druk en zo een potentiële historische kans heeft laten schieten.

Met name het gebrek aan engagement op het vlak van bevordering en versterking van de global governance op economisch, sociaal en milieugebied is zorgwekkend, maar dat geldt ook voor het schrappen van de conclusies in het hoofdstuk over ontwapening en non-proliferatie. Van een dringend noodzakelijk internationaal verdrag over wapens wordt evenmin gerept, en dat in een tijd dat wapenproliferatie een van de belangrijkste doodsoorzaken is in de wereld.

Daarom moet ik de Raad en de Commissie vragen om van nu af aan de moed en durf te tonen om deze beginselen te verdedigen door middel van concrete maatregelen en, zoals collega Schmidt al aangaf, een actieplan dat duidelijk omschrijft wat het standpunt van de Europese Unie in dezen dient te zijn, opdat de Unie niet nog eens toegeeft aan Amerikaanse druk.

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger (GUE/NGL).(DE) Mijnheer de Voorzitter, op dit moment wordt er gedebatteerd over de vraag hoe vol het glas is. Ik kan in alle oprechtheid zeggen dat er bijna niks in het glas zit, er is niks te drinken, en dat moet hier algemeen erkend worden.

Deze VN-top is volledig mislukt. De geplande doelstellingen zijn niet verwezenlijkt. Dat kan men zeer goed zien aan de veranderingen die de afsluitende resolutie heeft ondergaan. Als men bekijkt hoe deze er aan het begin uitzag, kan men zien dat er nu aan het einde nog maar een heel dun documentje van is overgebleven.

Toch ben ik over één punt tevreden, namelijk dat de resolutie niet is aangenomen. Mijn reden hiervoor is het voorstel van het panel op hoog niveau, dat aan Kofi Annan is voorgelegd. Het panel wilde voor de Verenigde Naties een concept van preventieve oorlogsvoering vastleggen, en op die manier zou het de grondidee van de Verenigde Naties kapot hebben gemaakt. Dit concept van preventieve oorlogsvoering is niet langer concreet aanwezig; er wordt alleen nog naar verwezen in paragraaf 92. Ik ben blij dat deze wijziging is doorgevoerd.

Mevrouw Ferrero-Waldner zei dat de Kosovo-oorlog dit min of meer in gang heeft gezet, maar daar ligt juist het probleem: die oorlog was in strijd met het internationaal recht en dat is nu precies wat we willen voorkomen. Het internationaal recht dient te worden nageleefd.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de Verenigde Naties zijn voortgekomen uit verschillende initiatieven om de landen van de wereld bij elkaar te brengen teneinde werkelijke vrede te bevorderen, door de waardigheid en waarde van het menselijk individu te erkennen, alsook de waarde van de gemeenschap te erkennen voor de bescherming van het individu, zowel op lokaal als op nationaal en mondiaal niveau. De VN hebben deze belangrijke opdracht meer dan zestig jaar lang op allerlei manieren vervuld. De afgelopen decennia is er echter toenemende kritiek op de manier waarop de VN hun werk doen, op de manier waarop ze hun geld besteden, en op het type resultaten dat ze al dan niet behalen.

De millenniumuitdaging is enorm, en er is een functionerende VN nodig om deze uitdaging het hoofd te kunnen bieden. Hervorming is niets om ons voor te schamen. Zelfs het netste huis heeft een voorjaarsschoonmaak nodig. Elke organisatie moet een stapje achteruit doen en haar methoden kritisch bekijken. Het voorbeeld van UNICEF is volgens mij een goed punt om te beginnen als we de dringende noodzaak van hervorming van de VN willen begrijpen.

UNICEF, het antwoord van de VN aan kinderen, is grotendeels gecreëerd door Jim Grant en is door hem geleid tot zijn dood in 1995. UNICEF heeft met zijn programma’s voor orale rehydratie, de bevordering van borstvoeding en primair onderwijs terecht het respect van landen en agentschappen over de hele wereld afgedwongen. UNICEF had voeling met de echte behoeften van echte kinderen. UNICEF leek de afgelopen tien jaar sinds de dood van de heer Grant echter niet een voertuig voor de bevorderingen van kinderen te zijn, maar voor een politieke agenda die zich richtte op vrouwenrechten. Die horen daar niet thuis. UNICEF is immers een agentschap voor kinderen.

Mevrouw Bellamy, die na de heer Grant leiding heeft gegeven aan UNICEF, is vorig jaar gedwongen ontslag te nemen. Alhoewel de kritiek toenam in de loop van de negen jaar dat zij in functie was, lieten de VN-structuren zoals deze zich hebben ontwikkeld, geen intern onderzoek van UNICEF toe. Alleen van buiten af, door een accumulatie van kritiek en een opkomend schandaal over de verwaarlozing van de kinderprogramma's, is zij uiteindelijk gedwongen terug te treden. Vorig jaar, tijdens het slotcrescendo, berichtten tijdschriften zoals The Lancet dat het verzuim van UNICEF een samenhangende strategie voor de overleving van kinderen te ontwikkelen, en de tekorten van UNICEF bijdroegen tot de dood van tien miljoen kinderen per jaar. Wanneer een organisatie zo'n algemeen bekend probleem tolereert, laat dat zien dat zij moet worden hervormd.

Er is niets oneervols aan hervormingen. Er is wel iets oneervols aan verzet tegen hervormingen die nodig zijn. Het succes zal pas komen wanneer we beseffen dat de Verenigde Naties een ideaal zijn dat moet worden gekoesterd, en wanneer we beseffen dat we een efficiënte organisatie nodig hebben die deze idealen kan dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI). – Voorzitter, "le Machin" zei Generaal de Gaulle over de Verenigde Naties. Vandaag nu de 60ste verjaardag van de VN op een opvoering van "Shakespeare's Much Ado About Nothing" lijkt te zijn uitgedraaid, mogen we ons terecht afvragen of het Frans staatshoofd van weleer zijn gevleugelde woorden vandaag niet gewoon zou herhalen? Inderdaad, wekenlang werd er onderhandeld over een 35 bladzijden lang document dat uiteindelijk, laat ons een kat een kat noemen, niet veel meer is dan een vage intentieverklaring.

60 jaar na haar oprichting wordt al weer duidelijk de zwakheid van de VN aangetoond. De VN mensenrechtencommissie, zo gediscrediteerd doordat landen als Cuba, Zimbabwe en Soedan er deel van mogen uitmaken, wordt vervangen door een mensenrechtenraad. De tekst zegt evenwel niets over de samenstelling van deze nieuwe instelling of over maatregelen om dergelijke landen uit te sluiten. Terwijl alle landen het terrorisme afwezen, bereikten ze geen akkoord over de definitie van terrorisme.

Ook kwam er geen consensus tot stand over de principes voor de niet-verspreiding van nucleaire wapens en last but not least kwam er geen noodzakelijke hervorming van de Veiligheidsraad die alweer vooruit geschoven werd. In dat kader is het ook werkelijk hallucinant, om maar een voorbeeld te noemen, dat Japan 19 procent van de kostprijs van de VN vredesoperaties financiert en zelf zelfs geen inspraak heeft in een besluitvorming daaromtrent. Een democratischer antwoord is anders, mag men zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Enrique Barón Crespo (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, dames en heren, de ambitieuze uitdaging van de Millenniumtop betrof de mondialisering, mensenrechten, en vrede en welvaart voor alle mensen. We kunnen constateren dat de top erin is geslaagd de pogingen tot ontmanteling van de Verenigde Naties af te remmen, en ook, ondanks de vele tekortkomingen, vooruitgang heeft geboekt.

En, Voorzitter, ik wil ook graag een van die successen noemen: het initiatief van secretaris-generaal Kofi Annan, die het voorstel van de Spaanse regeringsleider, de heer Rodríguez Zapatero, en de eerste minister van Turkije, de heer Erdogan, heeft overgenomen. Wat we hier vanochtend hebben gezien, toont aan hoe belangrijk dat initiatief over de alliantie van beschavingen is.

Voorzitter, ik rond af met het volgende: we moeten er ook rekening mee houden dat de Europese Unie op dit moment geen lid is van de Verenigde Naties, maar wel een belangrijk lid van de WTO. Dat is een uitdaging die we ruimhartig en in een multilaterale geest moeten aangaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Marie Coûteaux (IND/DEM).(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat moest gebeuren, is dus gebeurd. Er heeft geen echte hervorming van de VN plaatsgevonden, en Europa krijgt geen zetel in de Veiligheidsraad, iets waar iedereen het zwijgen toe doet terwijl het, laten we eerlijk zijn, nu net was waarop de Unie bij deze top het meest gehoopt had.

Een van de gevolgen van deze mislukking is dat de Europese Unie – die overigens net zomin als het een gemeenschappelijk buitenlands beleid heeft, een minister van Buitenlandse Zaken zal hebben – een soort internationaal forum blijft zonder externe zichtbaarheid. Dat alles was overigens volkomen duidelijk, ondanks de harmonieuze woorden die zojuist tot ons gericht werden door mevrouw Ferrero-Waldner, die zich trouwens wel in het Frans had kunnen uitdrukken aangezien ze op Frans grondgebied spreekt; hoe dan ook, ze luistert niet naar me, maar dat is haar wel toevertrouwd.

Als de Europese ‘machine’ iets realistischer was geweest over haar eigen gewichtigheid, hadden we niet zo lang in het luchtledige hoeven discussiëren over de zogenaamde Europese zetel, een illusie die zal belanden op de dikke stapel illusies die eveneens aan diggelen zijn gevallen. Maar laten we toch even stilstaan bij deze mislukking, want zij zou ons moeten waarschuwen – zoals de geflopte grondwet of beter gezegd de Europese afbraakwet dat op grotere schaal heeft gedaan – voor de beperkte ruimte die we hebben voor de verwezenlijking van onze ambities. De onmogelijkheid om de VN te hervormen, die voorspelbaar was en die wij ook daadwerkelijk hebben voorspeld tijdens onze eerdere speeches over dit onderwerp, lag als zodanig besloten in de voorwaarden voor internationaal optreden.

Wat ten grondslag ligt en altijd zal liggen aan het internationale gemeenschapsleven is de voorrang die wordt gegeven aan de nationale soevereiniteit. Terwijl binnen de lidstaten wetten voor iedereen kunnen gelden en er legitieme dwangmiddelen bestaan om relaties tussen mensen vreedzamer te maken, is er daarentegen binnen de internationale rechtsorde geen legitieme scheidsrechter, en die zal er ook nooit zijn, of het nu gaat om een internationale organisatie of een lidstaat die als enige garant kan staan voor vrede tussen de landen. Want als ze te maken krijgen met een arbitrale en in feite almachtige staat, zullen de andere lidstaten – net als wanneer ze te maken hebben met welke supranationale organisatie dan ook – nooit hun eigen belangen, hun eigen persoonlijkheid en, nogmaals, hun soevereiniteit uit het oog verliezen, zoals mijn collega Hélène Goudin reeds zei.

Dat betekent niet per definitie dat de wereld een jungle is, het betekent simpelweg dat vrede louter gebaseerd is op het evenwicht tussen landen en groepen landen en dat het internationaal recht slechts vanaf de zijlijn het natuurlijke machtsspel kan reguleren tussen landen die, hoe vredelievend ze zich ook voordoen, harteloze monsters blijven en altijd zullen berekenen wat hun macht is.

Moge dit dus een les voor ons zijn: het multinationale kader kan bepaalde zaken bewerkstelligen maar alleen daar waar landen om de een of andere wonderbaarlijke reden belangen gemeen hebben. Moge het realisme ons de ogen openen, zodat we eindelijk beseffen hoe nauw de marges waarbinnen ons handelen zich voltrekt van nature zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Angel Martínez Martínez (PSE). (ES) Voorzitter, ik zal me beperken tot zes opmerkingen.

Ten eerste wil ik mijn onvrede uitspreken over de houding van de Amerikaanse regering. De Verenigde Staten hebben de Verenigde Naties in het algemeen en deze vergaderingen in New York in het bijzonder willen torpederen. Ze hebben dat willen doen door Bolton te benoemen tot VN-ambassadeur van de Verenigde Staten en door 750 amendementen in te dienen op de definitieve ontwerptekst waarover de internationale gemeenschap na vele inspanningen en lange onderhandelingen overeenstemming had bereikt, teneinde de tekst volledig uit te hollen.

En de ironie wil dat als de Amerikanen dan eindelijk een paar concessies moeten doen, men zich uitput in gelukwensen en dankbetuigingen, omdat ze hun laatste remake van ‘Apocalypse now’ niet in extremis hebben doorgevoerd.

Ten tweede erken ik dat de Europese Unie tijdens de top een relatief waardige, positieve rol heeft gespeeld. De Unie heeft bovendien efficiëntie aan den dag gelegd, doordat de lidstaten gecoördineerd en eensgezind te werk zijn gegaan.

Dat blijkt vooral – en dat is mijn derde punt – uit wat beslist het grootste succes van de top in New York is geweest: er zijn inzake de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling geen stappen terug gedaan, ondanks de pogingen van enkelen om de klok terug te draaien. De Europese Unie heeft zich standvastig opgesteld, en in ieder geval is bereikt dat het tijdschema en de afspraken die vijf jaar geleden werden vastgelegd van kracht blijven.

Ten vierde valt de mislukking van de broodnodige hervorming van de Verenigde Naties te betreuren. Dit punt is even illustratief als het vorige, maar dan in negatieve zin. Onze lidstaten kwamen met verschillende standpunten, en de Unie bleek niet in staat zich te profileren: de Unie kon geen standpunt formuleren of enige invloed uitoefenen en is daarmee medeverantwoordelijk voor het echec.

Ten vijfde zijn we verheugd dat de top haar goedkeuring heeft gehecht aan de strategie van een alliantie tussen beschavingen die Kofi Annan heeft onderschreven, waarmee hij zich schaart achter een bij uitstek Europees initiatief, dat het voorstel was van de eerste ministers van Spanje en Turkije.

En mijn zesde punt: al met al zijn we blij dat Europa heeft kunnen helpen om het schip van de Verenigde Naties drijvende te houden en te redden van de schipbreuk die enkelen voor de organisatie in petto hadden. Maar ervoor zorgen dat de Verenigde Naties het hoofd boven water kunnen houden volstaat niet, de organisatie moet hoognodig weer gaan meespelen. Dat is het doel dat de Europese Unie moet nastreven, maar dat lukt niet als ook onze Unie maar net het hoofd boven water weet te houden.

Ik rond af met een uitspraak van een Afrikaans politicus: ‘Deze wereld stemt niet tot vrolijkheid en is vaak ronduit weerzinwekkend, maar je moet er niet aan denken wat hij zou zijn als Europa niet optrad als factor van rationaliteit, evenwicht, een zekere samenhang, en soms ook solidariteit.’

 
  
MPphoto
 
 

  Inger Segelström (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, leden van de Raad, mevrouw de commissaris, collega’s, dames en heren, op de VN-top werd duidelijk dat er behoefte is aan samenwerking in de bestrijding van terrorisme, klimaatveranderingen, internationale misdaad, migratie en massavernietigingswapens, en dat er meer samenwerking nodig is in plaats van minder. De Commissie voor Vredesopbouw heeft veel ruimte gekregen. Het Europees Parlement heeft nu de mogelijkheid om daar een vervolg aan te geven. Na het initiatief van de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken, waarbij dertien vrouwelijke ministers van Buitenlandse Zaken en ook commissaris Ferrero-Waldner betrokken waren, moeten wij nu ons standpunt bepalen over de vredesopbouw. We moeten daar meer vrouwen bij zien te betrekken, ten minste één vrouw per man, zodat mannen en vrouwen zich door de gelijke vertegenwoordiging beter kunnen inzetten. En waarom is dat zo belangrijk? Wel, omdat in moderne oorlogen en conflicten een grote meerderheid van onschuldige vrouwen en kinderen het slachtoffer is. Tijdens de overgang van een conflict naar duurzame vrede zijn alle middelen en civiele oplossingen nodig. Hoe geven we hieraan nu een vervolg in de EU? Tijdens de discussie over de millenniumdoelstelling werd duidelijk dat de donorlanden ruimhartiger moeten zijn. Het was dan ook zeer verheugend dat we dit weekend bericht kregen dat de schuld van achttien landen is kwijtgescholden. Ik betreur het dat alleen Zweden en vier andere landen het hulppercentage van 0,7 halen; daar moet verbetering in komen. In 2000 heeft Zweden de 1 procent gehaald. Met wat wij hier in de EU schenken, moeten we dat glas gemakkelijk kunnen vullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel António dos Santos (PSE) .(PT) Ik heb als vertegenwoordiger van het Europees Parlement deelgenomen aan de tweede wereldconferentie van parlementsvoorzitters. Deze door de Interparlementaire Unie georganiseerde conferentie is op 7, 8 en 9 september in New York gehouden.

In mijn toespraak tot de 145 aanwezige delegaties heb ik de recente standpunten van het Europees Parlement met betrekking tot de hervorming van de Verenigde Naties en de inzet voor de millenniumontwikkelingsdoelen nogmaals bevestigd. Mijn boodschap kreeg extra weerklank vanwege het feit dat alle resoluties van het Europees Parlement over deze kwesties reeds onder de nationale en regionale politieke delegaties waren verspreid.

Met betrekking tot de hervorming van de Verenigde Naties heb ik de gedelegeerden verzekerd dat het Parlement de standpunten van de secretaris-generaal van de VN onvoorwaardelijk steunt. Ook wij menen dat de veiligheid in de wereld uit de aard der zaak onlosmakelijk verbonden is met economische en sociale ontwikkeling, respect voor de mensenrechten en milieubescherming. Ik heb er verder op gewezen dat de pogingen om de samenstelling van de Veiligheidsraad te veranderen moeten worden voortgezet. Ik geloof dat de EU uiteindelijk een permanente zetel dient te krijgen, en dat er zo snel mogelijk nieuwe zetels moeten worden gecreëerd om de vertegenwoordiging van nieuwe landen en opkomende regio’s mogelijk te maken.

Mijn laatste boodschap aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties luidde dat een hervorming van de werkwijzen van deze instelling niet het einde van het verhaal mocht zijn. De Verenigde Naties zullen uiteindelijk over een parlementaire vergadering moeten kunnen beschikken.

Ik wilde met dit korte verslag bijdragen tot dit debat. Het kan verder gelden als het verslag van de missie dat ik gehouden ben ten overstaan van dit Parlement af te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor de gelegenheid op dit debat te reageren. Ik bedank de leden van het Parlement voor hun inzichtvolle vragen en kritische opmerkingen. Ik zal proberen in mijn slotopmerkingen in te gaan op zo veel mogelijk van uw punten.

Tijdens de Millennium Review Summit 2005 zijn onze staatshoofden en regeringsleiders en die van nog eens 166 landen ingegaan op de door de heer Kofi Annan gestelde uitdaging de Verenigde Naties te hervormen teneinde deze efficiënter, effectiever en ook van meer betekenis te maken voor de uitdagingen van vandaag. Het slotdocument van de top moet, om de discussie te kenschetsen die we vanmiddag voeren, niet worden gezien als een glas dat half leeg is, maar in plaats daarvan als wat ik denk dat het is, namelijk een helder mandaat tot verdere verandering. Ik denk dat we allemaal de mening delen dat een sterkere, effectievere Verenigde Naties met passende middelen de enige manier is om mondiale stabiliteit en welvaart te garanderen in deze wereld waarin we allemaal afhankelijk zijn van elkaar.

De Europese Unie heeft op 17 september in haar verklaring tegenover de Algemene Vergadering gesteld: “Zonder gedeelde inspanning om de realisering van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te versnellen, gaan zowel rijke als arme landen een toekomst van grotere instabiliteit tegemoet. Wanneer de VN er niet in slagen het gevaar van terrorisme en proliferatie af te wenden, brengt dit de welvaart van zowel de ontwikkelingslanden als de ontwikkelde wereld in gevaar. De Verenigde Naties mogen geen forum zijn waar landen hun eigen agenda kunnen bevorderen, maar moeten een forum zijn waar de internationale gemeenschap gemeenschappelijke optredens kan afspreken ten voordele van alle mensen op aarde.”

Dit lijkt me de juiste context voor het bespreken van een aantal van de belangrijke punten die vandaag door leden van dit Parlement naar voren zijn gebracht. De heren Millán Mon, Lambsdorff en Schmidt hebben de kwestie van de uitbreiding van de Veiligheidsraad naar voren gebracht. De partners van de Europese Unie zijn het er weliswaar over eens dat de Veiligheidsraad moet worden hervormd, maar het geval wil dat er binnen de Europese Unie geen consensus is over het gewenste model. Wat betreft de verwante vraag of de Europese Unie een zetel in de Veiligheidsraad zou moeten hebben, herinner ik de leden van dit Parlement er met alle respect aan dat het Handvest van de Verenigde Naties heel duidelijk is op dit punt: het Handvest staat uitsluitend toe dat individuele lidstaten een zetel in de Veiligheidsraad hebben, maar staat niet toe dat regionale organisaties er een hebben. Er is daarom geen sprake van één EU-zetel in de Veiligheidsraad.

Mevrouw Kinnock heeft ruim eer bewezen aan het werk dat is verricht. Zij heeft, vind ik, een nauwkeurig beeld geschilderd van de vooruitgang die is geboekt, al moet er nog veel meer werk worden verricht. Haar bijdrage is voor mij een mooie aanleiding om niet alleen mijn waardering uit te spreken voor de onvermoeibare inspanningen die zij zo vele jaren heeft geleverd met betrekking tot deze agenda (zowel voordat zij in het Parlement kwam als daarna), maar ook mijn waardering voor de ervaring en expertise van zo vele andere leden van dit Parlement, die in mijn ogen de discussie van de Europese Unie over deze vraagstukken, maar ook de stem van Europa in internationale fora hebben verrijkt. Het zal mevrouw Kinnock niet verbazen dat ik inderdaad achter de verwijzingen naar de noodzaak van vernieuwende financieringsmechanismen voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling sta.

Haar andere specifieke vraag, of lidstaten al beginnen terug te komen op de toegezegde omvang van hun hulp, kan ik categorisch met ‘nee’ beantwoorden. De 25 lidstaten hebben zich verplicht tegen 2010 collectief minstens 0,56 procent van het BNI aan hulp te besteden, en, in het geval van de EU-15, tegen 2015 allemaal minstens 0,7 procent van hun BNI. Zoals ik heb gezegd op het partijcongres waar ik een paar dagen geleden heb gesproken, konden velen van ons die lang naar deze doelstelling hebben gestreefd, er een paar jaar geleden nog slechts van dromen dat vijftien landen binnen Europa zo'n toezegging zouden doen.

De Europese Unie heeft deze toezegging opnieuw bevestigd in de verklaring die zij op de Millennium Review Summit heeft afgelegd. De Commissie en de Raad zullen jaarlijks toezien op de voortgang. Het is van groot belang dat er garanties zijn. Ik wil er ook op wijzen dat de Europese Unie op weg is de in 2002 vastgestelde doelen voor 2006, te weten 0,39 procent van het EU-gemiddelde, te overschrijden. Er is op dit moment geen reden waarom we dit niet opnieuw zouden doen.

Het volgende punt is door de heer Portas naar voren gebracht. Ik ben het volstrekt oneens met de mening over de Verenigde Staten die hij heeft geuit.

Over het specifieke punt van de non-proliferatie wil ik echter de volgende dingen duidelijk maken. Het is belangrijk te bedenken dat we allemaal de teleurstelling delen van veel lidstaten van de Verenigde Naties, en eigenlijk ook van veel leden van dit Parlement, waaronder de heer Leinen, over het gebrek aan internationale inzet voor non-proliferatie, dat blijkt uit het uiteindelijke onvermogen van de staten het eens te worden over een paragraaf over deze onderwerpen. Ik kan u allen verzekeren dat ik vandaag weliswaar spreek namens het voorzitterschap, maar dat het Verenigd Koninkrijk, zowel nationaal als in andere fora waar het de Europese Unie als voorzitter heeft vertegenwoordigd, onvermoeibaar en letterlijk tot de laatste minuut heeft gewerkt om op de Millennium Review Summit een zo goed mogelijk resultaat te bereiken op het gebied van de non-proliferatie en ontwapening. Ik kan dit Huis ook verzekeren dat we, teneinde dit tekort te ondervangen, zullen blijven zoeken naar verstandige en pragmatische oplossingen die het nucleaire non-proliferatieregime zullen verbeteren.

Ik kom nu op de vragen van de heer Guardans Cambó. Ik wil met alle respect zeggen dat de kleinere landen van de Europese Unie in de aanloop naar de Millennium Review Summit wel degelijk een belangrijke rol hebben gespeeld in het formuleren van de gedeelde standpunten van de Europese Unie. Het doet de bijdrage van diverse andere landen dan de grotere lidstaten van de Europese Unie geen recht wanneer iets anders wordt gesuggereerd.

Mevrouw Vaidere heeft vervolgens gevraagd of er een rol is weggelegd voor een nieuwe internationale organisatie ter vervanging van de Verenigde Naties. Ik wil, opnieuw met alle respect, zeggen dat ik me niet kan vinden in dit voorstel. Ikzelf en enkele leden van dit Parlement hebben vandaag duidelijk gemaakt dat de uitdaging juist is concreet vorm te geven aan de woorden die we een paar dagen geleden tijdens de Millennium Review Summit van de Verenigde Naties zijn overeengekomen, en dat we ervoor moeten zorgen dat de overige woorden die nu op papier staan, in de komende weken en maanden kunnen worden vertaald in verdere actie.

Mevrouw Belohorská heeft vragen aan de Commissie gesteld over de vervolgtop in Peking. Ik kan haar mededelen dat de Europese Unie niemand naar de onofficiële conferentie op 29 augustus en 1 september in Peking heeft gestuurd. De tiende verjaardag van de Verklaring van Peking en het Actieplatform is in de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw in maart 2005 herdacht. Bij die gelegenheid was de Europese Unie vertegenwoordigd door de Luxemburgse minister voor gender equality.

De heer Deva heeft een krachtig pleidooi gevoerd voor grotere efficiency en effectiviteit in het functioneren van de Verenigde Naties. Ik denk dat we het er vandaag in dit Parlement algemeen over eens zijn dat nu verdere actie moet worden ondernomen.

De heer Pistelli is teleurgesteld over de – zoals hij het beschreef – ietwat fragmentarische aard van de vooruitgang. Hij heeft daarom gevraagd op welke gebieden de Europese Unie kan bewerkstelligen dat meer vooruitgang wordt geboekt, gelet op de beperkingen van het slotdocument van de top. Ik kan hem de volgende garanties geven. We moedigen gesprekspartners, waaronder de heer Kofi Annan, aan snel verder te gaan met de hervormingen die voor ons belangrijk zijn, maar die niet in het uiteindelijke slotdocument van de top zijn opgenomen of die niet op bevredigende wijze zijn verwoord. Met name op het punt van het management, waarover vandaag in dit debat veel is gezegd, heeft de heer Kofi Annan in het slotdocument van de top opdracht gekregen om in het eerste kwartaal van 2006 verdere hervormingen van de organisatie en het secretariaat van de VN voor te stellen. We hebben er bij de secretaris-generaal al op aangedrongen met vergaande voorstellen te komen, vooral in de nasleep van het olie-voor-voedselschandaal, aangezien het belangrijk is dat zulke stappen worden genomen.

De Europese Unie staat achter de sterke veroordeling van terrorisme in het slotdocument van de top, iets dat eveneens door enkele leden van dit Parlement ter sprake is gebracht, en zij staat ook achter de oproep in het document tot een effectieve VN-strategie om terrorisme tegen te gaan. We zijn echter van mening dat de tekst niet ver genoeg gaat.

De Verenigde Naties praten al bijna tien jaar over een mondiale conferentie over terrorisme die een definitie van terrorisme moet opstellen. We willen dat in eenduidige bewoordingen overeenstemming over die definitie wordt bereikt. Zo'n definitie zou er geen twijfel over laten bestaan wat een terroristische daad is, en wat niet, en dat zulke daden volstrekt onaanvaardbaar zijn.

Tot slot wil ik nog een andere specifieke opmerking maken. We zijn het helemaal met de secretaris-generaal van de VN eens dat het ontbreken van een paragraaf over non-proliferatie en ontwapening in het slotdocument van de top een grote teleurstelling is. De Europese Unie heeft letterlijk tot het laatste moment geprobeerd overeenstemming over deze belangrijke onderwerpen tot stand te brengen. Ondanks deze tegenslag, verzeker ik u opnieuw dat de Europese Unie kansen zal blijven zoeken om het non-proliferatieregime in alle relevante fora te versterken.

De heer Romeva i Rueda heeft zijn teleurstelling over de Veiligheidsraad geuit. Ik heb het daar al over gehad. We delen echter zijn teleurstelling over het uitblijven van vorderingen met een internationaal verdrag inzake wapenhandel. Nogmaals, ik ben me ervan bewust dat ik dit Parlement vandaag toespreek als vertegenwoordiger van het voorzitterschap en niet als vertegenwoordiger van een specifieke lidstaat. Ik kan hem echter verzekeren van onze verdere inzet voor deze zaak, niet het minst omdat mijn eigen partij onlangs in het Verenigd Koninkrijk is herkozen op grond van de expliciete toezegging in het verkiezingsprogramma dat we vorderingen zullen proberen te maken met een verdrag inzake wapenhandel.

Mevrouw Sinnott zei dat zelfs het netste huis soms een voorjaarsschoonmaak nodig heeft. Ik ben het er zeker mee eens dat hervormingen een werkelijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Daarom zijn we ook zo vastbesloten de woorden van september in de komende weken en maanden om te zetten in daden.

De heer Dillen citeerde generaal Charles de Gaulle. Ik had even de neiging in dezelfde stijl te antwoorden, maar ik zal de verleiding weerstaan en dat een andere keer doen. Hij bracht verder opnieuw de kwestie van de uitbreiding van de VN-Veiligheidsraad ter sprake. Ik heb het standpunt van het voorzitterschap hierover al uitvoerig besproken.

De heer Barón Crespo bracht een onderwerp ter sprake waarvan ik, eerlijk gezegd, had verwacht dat we er vandaag in het debat meer over zouden hebben gehoord, namelijk het centrale karakter van de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie, die al over tien werkweken aanvangen, om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken. Het is moeilijk het belang te overschatten van de uitdaging waar Europa, de Verenigde Staten en de andere vertegenwoordigers van de Wereldhandelsorganisatie samen voor staan, niet alleen wanneer ze in Hong Kong arriveren, maar ook in de weken daaraan voorafgaand. Er bestaat eenvoudig geen twijfel over dat 2005 nu al de geschiedenis in gaat als een jaar van vooruitgang op het gebied van de schuldenverlichting en groei van de hulpstromen, om alle redenen die ik heb beschreven. Europa heeft nu opnieuw de gelegenheid om het potentiële leiderschap te laten zien dat binnen zijn bereik ligt, en actief en ambitieus verder te gaan om ervoor te zorgen dat in Hong Kong juist aan de ontwikkelingsdimensie van de oorspronkelijke Verklaring van Doha uitdrukking wordt gegeven. Ik heb in dat opzicht moed geput uit de opmerkingen die de heer Pascal Lamy vorige week heeft gemaakt tijdens zijn eerste persconferentie als secretaris-generaal van de WTO. Ik ben namelijk van mening dat we de vooruitgang die veel leden van dit Parlement volgens mij begin december willen zien, alleen zullen boeken wanneer we in Hong Kong duidelijk zijn over de ontwikkelingsdimensie van de Doha-ronde.

De heer Coûteaux bracht het onderwerp van een zetel in de Verenigde Naties naar voren. Ik ben daarop al ingegaan. De heer Martínez Martínez had het over de Verenigde Staten. Ik hoop dat ik in mijn bijdrage ter afronding van dit debat al duidelijk heb gemaakt dat ik met enige opluchting namens het voorzitterschap van de Europese Unie spreek, en niet namens een specifieke regering. Ik laat het daarom aan anderen over de daden te verantwoorden van degenen buiten de Europese Unie.

Mevrouw Segelström bracht de kwestie van het terrorisme en de noodzaak van meer samenwerking ter sprake, iets waar ik het volmondig mee eens ben, en dat we in dit Parlement heel duidelijk hebben horen verwoorden toen de heer Clarke, de minister van Binnenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk, in een krachtig pleidooi verklaarde dat we terrorisme niet effectief kunnen tegengaan door dikkere of hogere muren te bouwen, maar door verdergaande en bevredigendere samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie. Mevrouw Segelström heeft ook een belangrijke opmerking gemaakt over de vertegenwoordiging van de seksen op hoog niveau tijdens de Millennium Review Summit van de Verenigde Naties. Ik erken zeker het belang van deze opmerking, maar ik wil aanvoeren dat de commissaris misschien beter gekwalificeerd is om deze vraag te beantwoorden dan ik.

De laatste bijdrage was van de heer Dos Santos. Hij lichtte zijn aanwezigheid toe bij een belangrijke internationale bijeenkomst die voorafging aan de Millennium Review Summit. Ik wil deze gelegenheid nogmaals aangrijpen om de oprechte dank over te brengen van niet alleen de Commissie, denk ik, maar zeker ook van het fungerend voorzitterschap, voor de onvermoeibare inspanningen die veel leden van dit Parlement hebben geleverd om tot de resultaten te komen die tijdens de Millennium Review Summit van de Verenigde Naties zijn bereikt.

Ik begrijp volkomen dat er een zekere teleurstelling heerst dat het document van de top uiteindelijk niet zo ver gaat als velen van ons hadden gewild, maar ik ben er absoluut van overtuigd dat we de vooruitgang die we in New York hebben geboekt, niet zouden hebben geboekt zonder het effectieve optreden van leden van de Europese Unie. Daarop mogen we, denk ik, samen terecht trots zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden en mij beperken tot de opmerking dat wij blij waren dat er een parlementaire delegatie in New York was. Ik dank mevrouw Kinnock en de heren Deva en Lambsdorff voor hun aanwezigheid daar. Ik moet zeggen dat dat heel gunstig was, omdat u daardoor zelf zowel de positieve als de nogal negatieve kanten van deze millenniumtop hebt kunnen meemaken.

Velen van u hebben al gezegd dat je het glas als half vol of half leeg kon beschouwen. Het was een gemengd beeld, maar ik denk dat het heel belangrijk was dat de millenniumtop eindigde met een verklaring waarop we kunnen voortbouwen. Dat is het allerbelangrijkste.

Omdat ik de VN ken – ik was in 1994 en 1995 chef de protocol van Boutros Boutros-Ghali – weet ik dat deze organisatie slechts zo goed kan zijn als de afzonderlijke lidstaten, en dan met name de lidstaten die bereid zijn compromissen te sluiten. Er zijn 191 lidstaten en het is dus voor een Europese Unie met 25 lidstaten en een aantal geassocieerde lidstaten met dezelfde standpunten niet eenvoudig om een onderwerp op de agenda te krijgen. De Europese Unie heeft het uitstekend gedaan en dit is ook erkend door secretaris-generaal Kofi Annan en vele anderen.

Het is waar dat we in de Mensenrechtenraad, zoals ik helemaal aan het begin al zei, niet alles hebben bereikt, bijvoorbeeld wat betreft de definitie van terrorisme. Laat ik hier wat nader op ingaan. Ik denk dat de duidelijke en onvoorwaardelijke veroordeling door alle regeringen van terrorisme in al zijn varianten en verschijningsvormen, door wie of waar de terroristische daad dan ook gepleegd wordt, een zeer belangrijk element is, en deze veroordeling betekent ook een krachtige duw in de goede richting, aangezien er over dit akkoord bijna tien jaar is onderhandeld. Er is zelfs een goede kans dat dit akkoord nog in deze Algemene Vergadering, voor het einde van het jaar kan worden afgesloten. Als dat lukt is dat nóg een positief resultaat.

Ten aanzien van vrouwenzaken kan ik u zeggen dat ik ‘s avonds het diner van het vrouwennetwerk heb bijgewoond. Ik ben minister van Buitenlandse Zaken geweest, maar nu ben ik commissaris voor externe betrekkingen. Het is uiterst belangrijk om het andere deel van de bevolking, dat niet altijd op de juiste wijze wordt vertegenwoordigd, niet uit het oog te verliezen en daarom denken wij dat vrouwen een bijzondere bijdrage kunnen leveren aan vrede en vredesopbouw, iets waarop we in het bijzonder de nadruk hebben gelegd.

Ik wil er ook graag op wijzen dat de kwesties die we vandaag hebben behandeld – en de kwestie van dialoog en van een alliantie van beschavingen en culturen – een buitengewoon belangrijk onderwerp vormen. Het is al langere tijd aan de orde, maar is nu als een nieuw concept behandeld en wij zullen zeker op basis van dit concept werken en samenwerken omdat het mensen in het algemeen weer tot het besef kan brengen dat tolerantie ten aanzien van religieuze beschavingen noodzakelijk is, maar dat we tegelijkertijd gemeenschappelijke waarden hebben.

Samenvattend kan ik u zeggen dat de EU de natuurlijke partner is van de Verenigde Naties. Beide organisaties zijn vanuit dezelfde ervaring ontstaan, namelijk de ervaring van oorlog, en zijn gebaseerd op dezelfde overtuiging dat gezamenlijk optreden veel beter is dan alleen optreden, zelfs al moeten we soms compromissen sluiten om verder te komen. Van onze kant is er een zeer sterke wil om verder te gaan, met een uitstekende voorzitter van de Algemene Vergadering.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Lambsdorff (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik had de Commissie en de Raad gevraagd wanneer het Parlement de samenvoeging van de vertegenwoordigingen van de Commissie en de Raad in New York en bij andere kantoren van de Verenigde Naties mag verwachten, teneinde te komen tot meer samenhang in de vertegenwoordiging van de Unie bij de Verenigde Naties. Ik zou het op prijs stellen als de Raad en de Commissie hierop zouden willen ingaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Lambsdorff, u weet net zo goed als ik dat er nog geen vooruitgang is geboekt met betrekking tot de Grondwet en dat deze nog niet is geratificeerd. Ondertussen is er in New York een secretariaatsbureau van de Raad. De Commissie heeft de status van waarnemer bij de Verenigde Naties, en we werken zeer nauw samen. Op dit moment wordt een fusie van de twee echter niet voorzien.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.(1)

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 29 september 2005 om 12.00 uur plaats.

(De vergadering wordt om 18.10 uur onderbroken en om 18.35 hervat)

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  

(1)Zie notulen.


25. Vragenuur (vragen aan de Raad)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het vragenuur (B6-0331/2005). Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 1 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0659/05):

Betreft: De problematiek van afval en afvalverwerking

Kan de Raad mededelen of er voor de lidstaten een bindende verplichting bestaat om afval per soort te verzamelen?

Hoe beoordeelt hij de huidige praktijk in de lidstaten, met name op het gebied van inzameling, vernietiging en recyclage van chemisch, toxisch, smeermiddelen- en radioactief afval?

Acht hij het noodzakelijk meer ruchtbaarheid te geven aan deze problematiek en gelijkaardige acties te financieren die de bescherming van het milieu en de gezondheid van de toekomstige generaties Europese burgers waarborgen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) De Raad gaat ervan uit dat systemen voor gescheiden inzameling op grote schaal zijn ingevoerd, en dat ook zullen blijven worden, om de doelstellingen van de communautaire richtlijnen inzake afval te verwezenlijken. Gescheiden inzameling leidt tot een hogere mate van hergebruik en maakt definitieve verwijdering veiliger.

Een aantal richtlijnen van de Gemeenschap betreffende bepaalde afvalstromen voorziet in gescheiden afvalinzameling, in het bijzonder voor afgedankte producten die anders in de stedelijke afvalstroom van vaste stoffen terecht zouden komen. In de lidstaten is met betrekking tot deze milieudoelstelling dankzij wetgeving van de Gemeenschap veel bereikt. Belangrijke soorten schadelijk afval, zoals afvaloliën en batterijen, zijn aangepakt. Voor enkele complexe afvalstromen zijn doelstellingen vastgesteld wat betreft afgedankte voertuigen en afval van elektrische en elektronische apparaten. Sommige van deze maatregelen moeten in enkele lidstaten nog worden geïmplementeerd.

Een gedragsverandering teweegbrengen, of het nu gaat om producenten, consumenten of de overheid, vergt tijd. Dat is met name het geval met betrekking tot het bereiken van specifieke milieueffecten waarvoor aanzienlijke investeringen in de infrastructuur nodig zijn. Daarom moeten toekomstige initiatieven op het gebied van afval een realistisch tijdsschema hebben, zodat de belanghebbenden voldoende tijd hebben om hun investering te plannen.

De ervaring van lidstaten wijst uit dat het belangrijk is het publiek meer bewust te maken van afvalvraagstukken. Ik ga ervan uit dat de Commissie hier ten volle rekening mee houdt wanneer zij haar thematische strategie voor afval bekend maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE).(EL) Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister, maar toen ik vanuit Brussel naar Griekenland ging, heb ik kunnen vaststellen hoe groot de tegenstelling is tussen de realiteit en het beeld dat u zojuist schetste. Daarom wil ik de Raad vragen of hij een evaluatie heeft gemaakt van de tot nu toe, direct en indirect aangerichte schade, en van de schade die in alle lidstaten zal ontstaan ten gevolge van de niet-naleving van de richtlijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Het is duidelijk dat elke lidstaat onderworpen is aan de verplichtingen die de wetten van de Europese Unie opleggen. Daarom is het van belang te erkennen dat er, in het bijzonder met betrekking tot de aangenomen richtlijnen, processen zijn waarop procedures wegens schending van Gemeenschapsrecht van toepassing kunnen zijn. Ofschoon wij erkennen dat niet alle lidstaten de EU-afvalwetgeving volledig hebben geïmplementeerd, denk ik toch dat de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving van de Europese Unie de afgelopen jaren in het algemeen is verbeterd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 2 van Sajjad Karim (H-0661/05):

Betreft: Harmonisatie van de aanpak van terrorismebestrijding door de lidstaten

De bepalingen die in sommige lidstaten onder het mom van de strijd tegen het terrorisme zijn genomen om het terrorisme te bestrijden houden in dat de EU thans de realiteit onder ogen moet zien dat één van de gevolgen van de terroristische dreiging is dat de moeizaam veroverde vrijheden die ten grondslag liggen aan de gezamenlijke waarden en beginselen van de Unie, worden aangevochten en ondergraven. Tegen de achtergrond van de bomaanslagen in Madrid (11 maart 2004) en Londen (7 juli 2005) staat de EU thans op een punt dat bepalend is voor haar aanpak van de bestrijding van deze aanslag op de Europese manier van leven.

Op welke wijze overweegt de Raad onder leiding van het Britse voorzitterschap samen te werken om de verschillen tussen lidstaten te overbruggen en de bureaucratische hindernissen te nemen die in de 25 lidstaten bestaan, ten einde te komen tot een geharmoniseerde aanpak van de strijd tegen het terrorisme, waarin evenwicht tot stand wordt gebracht tussen het bieden van veiligheid aan de Europese burgers en het waarborgen van hun mensenrechten en burgerrechten, ongeacht godsdienstige overtuiging of etnische afkomst?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Ik ben het volledig met de geachte afgevaardigde eens dat dit belangrijke vraagstukken zijn, zeker gezien de aanslagen in Madrid en in Londen op 7 juli. De Raad heeft er altijd naar gestreefd een goede balans te bewaren tussen het verschaffen van veiligheid voor de burgers van de Europese Unie en tegelijkertijd het waarborgen van de mensen- en burgerrechten, ongeacht religieuze overtuiging of etnische afkomst.

Op 13 juni 2002 nam de Raad een kaderbesluit over terrorismebestrijding aan. Dit kaderbesluit zorgt voor een betere afstemming tussen de wetgeving van de lidstaten wat betreft de omschrijving van terroristische misdrijven, strafbare feiten met betrekking tot een terroristische groep en strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten. Artikel 1 van het kaderbesluit vermeldt uitdrukkelijk: “Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, wordt aangetast.” Het is juist ter bescherming van deze beginselen dat de lidstaten de strijd dienen aan te binden met het terrorisme, dat het tegenovergestelde is van wat wij in een democratische samenleving onder mensenrechten verstaan.

In zijn toespraak tot het Europees Parlement op 7 september beklemtoonde mijn collega, de Britse minister van Binnenlandse Zaken Charles Clarke de noodzaak een evenwicht te vinden tussen burgerrechten en het verhogen van de veiligheid. Bij die gelegenheid beklemtoonde de vice-voorzitter van de Commissie, mijnheer Frattini, eveneens de behoefte aan een balans tussen activiteiten op het gebied van rechtshandhaving en de bescherming van fundamentele rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sajjad Karim (ALDE).(EN) Graag heet ik de minister nogmaals welkom in dit Huis. Het doet mij genoegen dat u hier aanwezig bent om gedetailleerd antwoord te geven op de vraag die ik had gesteld.

U verwijst naar uitspraken van uw collega, de Britse minister van Binnenlandse Zaken de heer Clarke. Mag ik u wijzen op uitlatingen die hij heeft gedaan na de door u genoemde datum en u vragen in welke mate het Voorzitterschap bereid is bepaalde bepalingen van de Mensenrechtenconventie te schrappen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Laat ik op de kwestie ingaan door heel duidelijk te stellen dat het een prioriteit van het Voorzitterschap is, niet in de laatste plaats vanwege de aanslagen in Madrid en Londen, een nieuwe impuls te geven aan het EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme, waarover alle lidstaten het eens zijn. Wij denken dat wij, door onze inspanningen op dit plan te richten, de harmonisatie kunnen bereiken en de gemeenschappelijke grond kunnen verwezenlijken waar ik eerder over sprak.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE).(EN) Mijnheer de fungerend Voorzitter, het Europees arrestatiebevel is een heel verstandige en welkome maatregel om terrorisme te veroordelen en bestrijden, maar is door verschillende lidstaten nog niet ingevoerd uit vrees dat mensen die in het kader van dit bevel worden uitgeleverd geen eerlijk proces, gepaste juridische bijstand of taalondersteuning krijgen. Wilt u dit als fungerend voorzitter onderzoeken en nagaan of u alle lidstaten kunt verzekeren dat het arrestatiebevel volledig kan worden nageleefd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Ik kan de geachte afgevaardigde garanderen dat dit een onderwerp is waaraan wij ons veel gelegen laten liggen. We zetten ons immers niet alleen in voor het gemeenschappelijk arrestatiebevel, maar ook voor maatregelen die een gemeenschappelijk bewijsverkrijgingsbevel in de gehele Europese Unie dichterbij moeten brengen. Als er vanwege bepaalde zorgen binnen de lidstaten praktische redenen zijn die de verdieping van samenwerking zoals ik die eerder besprak in de weg staan, dan is dat juist iets waarover de Raad zich wil buigen. Ik zal ervoor zorgen dat de opmerkingen van de geachte afgevaardigde onder de aandacht komen van de minister van Binnenlandse Zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 3 van Chris Davies (H-0663/05):

Betreft: Website van de Raad

Kent de Raad websites van Europese overheidsinstanties die het de burger op doelmatiger wijze onmogelijk te maken over gegevens te beschikken dan zijn eigen website?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Laat ik om te beginnen het Europees Parlement feliciteren met de lancering van zijn eigen website, vooraleer ik de website van de Raad tracht te verdedigen.

(Applaus)

Ik zal mijn best doen. Het doel van de website van de Raad is tweeledig: informatie verschaffen over de rol en de activiteiten van de Raad en het instituut in staat stellen te voldoen aan haar verplichting met betrekking tot toegang tot documenten. Daarom biedt de website van de Raad, in aanvulling op de homepage van Javier Solana, de secretaris-generaal van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, tevens toegang tot persberichten en een breed scala aan informatie, die van bijzonder belang is voor de media, over activiteiten van de Raad op de verschillende beleidsterreinen.

Bovendien omvat de website het openbaar register van Raadsdocumenten en biedt hij informatie over het gebruik van dit register en over de regels betreffende transparantie en toegang tot documenten. Ik wil erop wijzen dat de nogal gespecialiseerde website van de Raad is ontworpen met het oog op het zoveel mogelijk voorkomen van overlapping en duplicatie van werk met betrekking tot de interinstitutionele website Europa, die wordt beheerd door de Europese Commissie en bedoeld is voor het brede publiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies (ALDE)(EN) ‘Ja, minister!’ Is de fungerend voorzitter ervan op de hoogte dat wanneer journalisten en NGO’s gevraagd wordt naar de tekortkomingen van de website van de Raad zij niet weten of ze in hysterisch lachen moeten uitbarsten, of moeten tandenknarsen van woede?

Is hij het ermee eens dat indien de Europese Unie beter aansluiting wil vinden bij de burger, de openbare informatiebronnen de beginselen van openheid en transparantie moeten weerspiegelen? Is hij bereid een proces van herziening en openbare raadpleging in gang te zetten om in plaats van nog langer de achterlijk ogende aanpak van het secretariaat van de Raad te volgen, het publiek te voorzien van een eersteklas bron van eerlijke, feitelijke en accurate informatie?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Op basis van de onderzoekingen die ik heb verricht sinds deze vraag is ingediend, kan ik wel enige sympathie opbrengen voor de punten die de geachte afgevaardigde te berde brengt. Ik kan hem verzekeren dat de structuur en inhoud van de website van de Raad voortdurend wordt geëvalueerd en dat dit proces parallel wordt voortgezet aan de verbetering van de Europa-website waarover ik zojuist sprak.

Het enige waarover we van mening verschillen wat betreft de vraag die mij werd gesteld, is de suggestie dat het publiek in eerste instantie de website van de Raad in plaats van de Europa-website zou moeten bezoeken. Ik denk dat het een reële vraag is hoe wij het soort duplicatie dat gebruikelijk is bij de websites van de regeringen van de lidstaten kunnen voorkomen en hoe wij kunnen waarborgen dat het product dat wij de Europese burgers aanbieden beter overeenkomt met het centrale punt van toegang waarvan we willen dat het publiek erheen gaat. Dat is wat betreft het brede publiek zonder meer de Europa-website. De Commissie heeft onlangs haar actieplan bekendgemaakt voor het verbeteren van de communicatie in Europa en ik ben ervan overtuigd dat dit direct van invloed zal zijn op de Europa-site.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE).(EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, misschien vindt u het leuk om eens een website te bezoeken die daadwerkelijk frustratie oproept en pas echt onnauwkeurigheden bevat. Dat is de website van de Britse Liberal Democrats. Die beweert bijvoorbeeld dat de Liberal Democrats de belangrijkste partij in de oppositie tegen de Britse regering zijn en er een beleid op na houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Met inachtneming van mijn verantwoordelijkheid als vertegenwoordiger van het voorzitterschap en dus hier vandaag niet sprekend namens een politieke partij, zou ik u er, met alle respect, op willen wijzen dat die onnauwkeurigheden wellicht eerder ideologisch dan technologisch van aard zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bill Newton Dunn (ALDE).(EN) Ik zou de fungerend voorzitter van de Raad vriendelijk willen vragen antwoord te geven op de oorspronkelijke vraag van mijnheer Davies: kent de Raad een website die door een overheidsinstelling wordt beheerd en nog meer ergernis kan wekken dan zijn eigen website? Hij heeft die vraag nog niet echt beantwoord.

Kunnen we er daarom van uitgaan dat hij het ermee eens is dat de website van de Raad de slechtste van alle overheidswebsites is?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Met alle respect, als de geachte afgevaardigde meent dat het een efficiënte en effectieve besteding van de tijd van de Raad is alle websites van overheidsinstanties op het wereldwijde web te bezoeken, dan ben ik het met hem oneens.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 4 van Sarah Ludford (H-0665/05):

Betreft: Belemmering van het recht op toegang tot Raadsdocumenten

Overeenkomstig verordening (EG) nr. 1049/2001(1) inzake de beschikbaarheid van documenten zijn de instellingen van de EU verplicht een register van documenten bij te houden en documenten langs elektronische weg rechtstreeks beschikbaar te stellen. Het register van de Raad is niet gebruikersvriendelijk opgezet, zij het dat er de afgelopen tijd enige verbetering is opgetreden. Is de Raad bereid zijn register en website opnieuw te organiseren, wellicht op soortgelijke wijze als de Observatiepost wetgeving van het Europees Parlement, en speciale wegpages [op te zetten] voor iedere zitting, waardoor de burgers in staat worden gesteld alle desbetreffende documenten in verband met de agenda op te sporen en de besluitvormingsprocedure door de diverse stadia te volgen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Zoals de geachte afgevaardigde aangeeft zijn de Europese instellingen bij wet verplicht om een register van documenten bij te houden en om documenten in elektronische vorm direct toegankelijk te maken. Door oprichting van zijn openbaar register, dat naar ik begrijp in januari 1999 operationeel werd, heeft de Raad ruimschoots voordat de hierop betrekking hebbende richtlijn van kracht werd aan deze verplichting voldaan.

Sindsdien stijgt het aantal gebruikers van het register gestaag. In 2004 logden bijna 300 000 verschillende gebruikers in op het openbaar register, terwijl dat er in 2003 ruwweg 180 000 waren. Dit betekent een toename van het aantal gebruikers met bijna 63 procent in een jaar tijd. Het totaal aantal bezoeken groeide met iets minder dan 20 procent: 920 000 in 2004, tegenover 770 000 in 2003, ofwel ruim 2 500 bezoeken per dag.

Het totaal aantal bezochte webpagina’s bedroeg meer dan 5,5 miljoen. Deze cijfers over het gebruik door het publiek van het register voor Raadsdocumenten laten zien dat het register daadwerkelijk een veelgebruikt onderzoeksinstrument is voor burgers die de ontwikkelingen in communautaire aangelegenheden van nabij willen volgen. Dit is des te begrijpelijker als men bedenkt dat het register van de Raad voortdurend wordt geactualiseerd door middel van een geautomatiseerd archiveringssysteem. Op 9 september 2005 bevatte het register verwijzingen naar meer dan 640 000 documenten.

Bovendien wordt een aanzienlijk aantal documenten van de Raad automatisch en integraal via het register toegankelijk gemaakt zodra ze zijn vervaardigd. Zo konden in 2004 ongeveer 70 000 documenten, of grofweg 60 procent van de meer dan 100 000 documenten die dat jaar werden gemaakt en geregistreerd, onmiddellijk na hun verspreiding integraal worden geraadpleegd.

Voorlopige agenda’s voor bijeenkomsten van de Raad en de voorbereidende commissies kunnen online meteen na hun verspreiding worden geraadpleegd. Dit stelt gebruikers van het register in staat om op eenvoudige wijze de referentienummers van de besproken documenten op elk gewenst moment te achterhalen.

Behalve met behulp van het documentnummer kunnen de gebruikers van het register documenten over elk willekeurig onderwerp zoeken via andere lemma’s, zoals de vergaderdatum, het interinstitutionele dossiernummer of een onderwerpcode.

Niettemin zal de Raad, om de kwaliteit van het register verder te verbeteren, onderzoeken of het technisch haalbaar is om documenten over een specifiek onderwerp of documenten die deel uitmaken van eenzelfde dossier op te vragen via een automatische zoekopdracht waarbij gebruik wordt gemaakt van interactieve agenda’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE).(EN) Ik dank het voorzitterschap, maar laat ik u een voorbeeld geven.

Als ik de zoekterm data retention, een onderwerp dat veel in het nieuws is, invoer in het zoekveld ‘onderwerp’, krijg ik geen enkel document. Het lijkt wel of de uitbarsting van activiteit van Charles Clarke op dit gebied helemaal niet heeft plaatsgehad. Als ik deze term invoer in het zoekveld ‘titel,’ vind ik 45 documenten, maar ik kan niet opzoeken bij welke vergadering zij horen.

U hebt geen antwoord gegeven op het specifieke verzoek dat ik in mijn vraag heb gedaan. Bent u bereid u het systeem van de Observatiepost wetgeving van het Europees Parlement over te nemen teneinde de website van de Raad gebruikersvriendelijker te maken?

Als ik op de website de helpfunctie kies, krijg ik onder andere uitleg over versieaanduidingen bij documenten (‘suffixes’). Er is sprake van verschillende suffixes, die naar de verschillende versies verwijzen, bijvoorbeeld REV 1 (eerste revisie), REV 2 COR 1 (eerste rectificatie van de tweede revisie), COR 1 REV 2 (tweede revisie van de eerste rectificatie). Ik denk niet dat het publiek daar nu erg veel wijzer van wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Ik betwijfel of het publiek veel wijzer wordt als datgene wat ik zojuist in de laatste zin van mijn antwoord heel duidelijk heb gezegd, kennelijk niet is gehoord. Laat ik het voor de goede orde nog eens herhalen. Teneinde de kwaliteit van het register verder te verbeteren, zal de Raad een onderzoek instellen naar de technische haalbaarheid van de optie om via interactieve agenda’s een automatische zoekopdracht uit te voeren naar documenten die over een bepaald onderwerp gaan of die onderdeel zijn van hetzelfde dossier.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 5 van Nigel Farage (H-0666/05):

Betreft: Visserij - samenwerkingsovereenkomsten

Ik ben ernstig verontrust over de samenwerkingsovereenkomsten in de visserijsector met derde landen die volstrekt oneerlijk en uiterst schadelijk voor de plaatselijke bevolking zijn en rampzalige gevolgen hebben voor het milieu.

Evenals WWF, Oxfam en enkele anderen ben ik er rotsvast van overtuigd dat dit geen zogeheten "duurzame ontwikkeling" is.

Kunnen deze overeenkomsten worden onderzocht? Is de Raad bereid hetzelfde standpunt in te nemen en een eind te maken aan deze verbijsterende visserijakkoorden?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) De Raad is op de hoogte van het feit dat verscheidene organisaties zich bezorgd hebben getoond over de vermeende negatieve effecten van visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen. In reactie op deze kritiek heeft de Commissie op 27 december 2002 een mededeling uitgebracht over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen. Vervolgens heeft de Raad in juli 2004 zijn goedkeuring gehecht aan de door de Commissie in haar mededeling bepleite beleidswijzigingen.

Het is belangrijk het woord 'partnerschap’ te benadrukken. Het gaat hier om meer dan alleen het opkopen van visrechten van derde landen en het leegvissen van hun visbestanden. De Gemeenschap zal met het betreffende derde land een dialoog starten op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal teneinde vast te stellen of er sprake is van overschotbestanden die door de communautaire vaartuigen op duurzame wijze kunnen worden gevangen. De Gemeenschap zal met het derde land bespreken hoe het door haar betaalde geld zodanig kan worden besteed dat het ten goede komt aan de mensen in dat land. Aangezien het hier gaat om partnerschapsovereenkomsten op het gebied van de visserij, zal de Raad ernaar streven dat dit geld ten goede komt aan de plaatselijke visserijsector, met inbegrip van de vissers en de kustgemeenschappen.

Tot slot wordt de Raad bij de voorbereiding van nieuwe of verlenging van bestaande overeenkomsten stelselmatig door de Commissie voorzien van evaluatieverslagen over de effecten van deze overeenkomsten. De Raad is van mening dat deze overeenkomsten gunstig zijn voor beide partijen, en ziet ernaar uit ook in de toekomst partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied af te sluiten met derde landen. Het Britse voorzitterschap werkt ook samen met de Commissie aan de organisatie van een seminar dat later dit jaar zal plaatsvinden over het vraagstuk van de overeenkomsten met derde landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage (IND/DEM).(EN) Minister, ik vind het buitengewoon vreemd dat een regering als die van u en van uw leider Tony Blair, die zo hoog van de toren blies over Afrika, wat er fout gaat in Afrika, en wat wij moeten doen om te proberen Afrika te helpen, op dit punt nu net doet of haar neus bloedt. Ik vrees dat deze visserijdeals met derde landen een rampzalige combinatie zijn van Europese commerciële hebzucht en ernstige corruptie van Afrikaanse regeringen.

Uit alle onafhankelijke rapporten blijkt klip en klaar dat deze visserijafspraken met landen langs de westkust van Afrika vanuit het oogpunt van milieu even rampzalig zijn als wanneer wij brand zouden stichten in het Serengeti-park! De plaatselijke bevolkingen kunnen de hoop wel opgeven ooit nog in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Het stelt mij bijzonder teleur dat u ons niet eens een onderzoek wilt toezeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Ik twijfel niet aan de oprechtheid van de opmerkingen van de geachte afgevaardigde, en ik heb alle respect voor de organisaties die hij heeft geraadpleegd bij de voorbereiding van zijn bijdrage aan dit debat van vandaag. Ik zou hem dan ook heel dankbaar zijn als hij het bewijsmateriaal waarnaar hij in zijn vraag verwees zowel aan de Commissie als aan de Raad kan toezenden. Ik zal er dan voor zorgen dat dit bij de betrokken ambtenaren terechtkomt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE).(EN) Ik dank de fungerend voorzitter voor zijn antwoord. Ik heb duidelijk niet de feilloze ervaring op het gebied van visserijvraagstukken die mijn collega, de heer Farage, zojuist weer heeft getoond. Ik heb echter wel in het Britse Parlement Cornwall en Plymouth vertegenwoordigd. De visserij in dat deel van de wereld is totaal afhankelijk van partnerschappen en overeenkomsten. Als er geen overeenkomsten waren, zou dat betekenen dat een aantal individualisten de bestaande visbestanden domweg zouden leegvissen. Op dit punt verschil ik dus van mening met de heer Farage. Het lijkt mij juist een uitstekend idee dat de Europese Unie deze overeenkomsten afsluit, en persoonlijk hoop ik dat zij worden voortgezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Ik heb grote waardering voor het punt dat de geachte afgevaardigde hier naar voren brengt. Deze discussie is in zekere zin vergelijkbaar met de discussie over de economische partnerschapsovereenkomsten in het algemeen. Vrijwel iedereen zal het eens zijn met het uitgangspunt dat de betrokken ontwikkelingslanden veel baat kunnen hebben bij dit soort partnerschapsovereenkomsten. Indien echter in de praktijk mocht blijken dat deze overeenkomsten een schadelijk effect hebben en juist een gevaar vormen voor de doelstellingen die wij ermee willen bereiken, dan moeten wij ons daar zeker zorgen over maken. Daarom heb ik ook toegezegd dat ik het bewijsmateriaal, als ik dat inderdaad krijg, aan de betrokken personen zal doen toekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE).(EN) Het is curieus dat de heer Farage dit onderwerp hier aan de orde stelt, terwijl hij zelden of nooit bij de vergaderingen van de Commissie visserij aanwezig is. Ik zou hem dringend willen verzoeken die regelmatiger bij te wonen, zodat hij zijn ideeën over dit onderwerp daar naar voren kan brengen.

Het verontrust mij dat hij het in feite heeft over alle visserijovereenkomsten. De Noorse visserijovereenkomst is bijvoorbeeld van vitaal belang voor de Schotse vissers. Hij moet wel consequent zijn in zijn standpunten.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Ik zal niet toegeven aan de geweldige verleiding die mij hier op een presenteerblaadje wordt aangeboden om de tegenstrijdigheden in het standpunt van de Britse Independence Party te bespreken, en volstaan met te zeggen dat ik ten volle erken dat partnerschappen op visserijgebied – en ik denk daarbij niet in de laatste plaats aan de tomeloze inzet die de geachte vraagsteller in Schotland aan den dag heeft gelegd – een heel belangrijke rol kunnen spelen. Dit is een duidelijk voorbeeld van een situatie waarin een werkwijze van ieder voor zich in plaats van een van samenwerking geen toekomst biedt voor Europa, en volgens mij ook niet voor de visbestanden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 6 van Bernd Posselt (H-0668/05):

Betreft: Rechten van minderheden in Servië

Terwijl de minderheden in Kosovo over gegarandeerde zetels in het parlement beschikken, werd Servië na pressie van de Radicale Partij van de in Den Haag aangeklaagde Vojslav Seselj in een kiesdistrict zonder lokale mandaten, maar met een kiesdrempel van vijf procent omgezet. Daardoor zijn de etnische minderheden die in de buurt van potentiële crisishaarden leven, namelijk de Vojvodina, de Sandzak van Novi Pazar en het Presevo-dal, de facto uitgesloten van medewerking in het parlement, hoewel zij in hun thuisregio's de meerderheid van de bevolking vormen.

Ziet de Raad de risico's die naar aanleiding van deze onevenwichtigheid kunnen ontstaan tussen hetgeen men van Kosovo, en dat wat men van Servië verlangt en welke gevolgen heeft dit voor de EU-Verdragsonderhandelingen met Belgrado?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) De toekomst van Servië en Montenegro ligt binnen de Europese familie, zoals ik ook duidelijk heb kunnen maken toen ik onlangs de Westelijke Balkan bezocht en de kans had de autoriteiten in dat land te ontmoeten.

Dat betekent dat het voor de ontwikkeling van dat land in de richting van een Europese toekomst van cruciaal belang is dat alle etnische groepen aan het democratisch proces deelnemen. Wij vinden echter niet dat de situatie in Servië zo somber is als de vraagsteller in zijn vraag suggereert.

Weliswaar zijn de politieke situaties in Kosovo en Servië niet helemaal vergelijkbaar, maar wij zijn toch van oordeel dat er voor de minderheden in Servië mogelijkheden zijn om volledig bij de parlementaire politiek betrokken te zijn.

Een van de eerste maatregelen die het nieuwe Servische parlement begin 2004 heeft genomen, was de afschaffing van de drempel voor vertegenwoordiging in het parlement van 5 procent voor partijen die etnische minderheden vertegenwoordigen. Het is dan ook waarschijnlijk dat bij toekomstige algemene verkiezingen ook minderheden in het parlement vertegenwoordigd zullen zijn.

De Servische wet op de lokale verkiezingen schrijft een drempel van 3 procent voor, maar in etnisch gemengde gemeenten worden ook raden voor interetnische betrekkingen ingesteld, die bestaan uit leden van alle etnische gemeenschappen die meer dan 1 procent van de bevolking van de betreffende gemeenten uitmaken.

Bovendien kunnen kwesties betreffende nationale minderheden bij de centrale regering van Servië worden aangekaart, namelijk via de Nationale Raad voor etnische minderheden die in 2004 is opgericht. Dat is een forum waar alle voor minderheden relevante onderwerpen kunnen worden besproken.

Wij hopen tijdens ons voorzitterschap onderhandelingen te starten over een stabilisatie- en associatieverdrag met Servië en Montenegro. Om dit verdrag te kunnen afsluiten, zal Belgrado aan een door de Europese Unie vastgestelde reeks voorwaarden moeten voldoen. Om uiteindelijk lid van de Europese Unie te worden, zal Belgrado aan alle criteria van Kopenhagen moeten hebben voldaan.

De geachte afgevaardigde benadrukt terecht dat in dit proces de democratische normen in Servië centraal dienen te staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de fungerend voorzitter voor dit zeer goede en zeer concrete antwoord. Ik wil hieraan alleen nog toevoegen dat er in het Preševo-dal, dat wil zeggen in het door Albanezen bewoonde deel van Zuid-Servië, geen enkele vorm van parlementaire vertegenwoordiging is, terwijl de Servische minderheid in Kosovo gegarandeerd zetels in het parlement heeft – in theorie althans, zij worden namelijk nog niet bezet. Zou de fungerend voorzitter zich kunnen voorstellen dat men in het kader van een oplossing van de kwestie-Kosovo streeft naar een bilaterale regeling – zonder dat er grenzen veranderd hoeven worden, we willen immers geen grenzen veranderen – waardoor de Albanezen in Servië dezelfde rechten krijgen als de Serviërs in Kosovo?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Met alle respect voor de vraagsteller geloof ik toch dat het niet terecht is om nu al op het verslag van ambassadeur Eide over Kosovo vooruit te lopen, vooral ook gezien de gevoeligheid van het onderwerp. Wij moeten gewoon nog even op dat verslag wachten. Zodra dat er is, zullen wij beter in staat zijn de discussie over de definitieve status van Kosovo voort te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE).(HU) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Alexander, ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat er een provincie is in het noorden van Servië die de Vojvodina heet en die tot 1989 dezelfde status had als Kosovo. Thans is het in de praktijk alleen nog op papier een aparte regio, maar deze heeft het niet langer een aparte status. Niemand weet waarom deze status vijf jaar na de val van Milosevic niet kan worden hersteld. Aangezien de grote, van oorsprong Hongaarse en Kroatische minderheden niet zijn vertegenwoordigd in het parlement in Belgrado, worden zij op politiek niveau in de Vojvodina gediscrimineerd. Als u zegt dat er sprake is van positieve veranderingen op het vlak van etniciteit in Servië, vraag ik mij af of u bekend bent met het feit dat er leden van een Europees volk, namelijk Hongaren, vervolgd en aangevallen worden alleen omdat zij Hongaars spreken, terwijl de politie weigert hun klachten te registreren. Er zijn steeds meer rechters met een twijfelachtige reputatie uit Kosovo en de Krajina in de regio, en er worden moorden ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Ik wil de vraagsteller er met alle respect op wijzen dat wij ons goed moeten realiseren wat de wettelijke verantwoordelijkheden zijn van het voorzitterschap van de Europese Unie, en wat die van de Servische regering.

Wat het specifieke punt van zorg betreft, de recente aanslag op József Kasza, de voorzitter van de Bond van de Vojvodina-Hongaren, en de positie van de Hongaarse minderheid in het algemeen, ben ik van mening dat de snelle en doortastende aanpak van de Servische regering veel heeft bijgedragen om de angst van de etnisch-Hongaarse gemeenschap dat de aanslag op Kasza wel eens het begin zou kunnen zijn van een hele reeks aanslagen, weg te nemen. Volgens de informatie die wij hebben ontvangen, is er niemand gewond geraakt en daar zijn wij dankbaar voor. Ik neem echter terdege nota van de bezorgdheid die de geachte afgevaardigde geuit heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat over enkele dagen de onderhandelingen met Kroatië daadwerkelijk gaan beginnen. Daarmee heeft het Britse voorzitterschap een grote stap vooruit gezet. Wanneer denkt de fungerend voorzitter dat de toetredingsonderhandelingen met Belgrado van start zullen gaan?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) In de vraag lijkt een veronderstelling besloten te liggen die ik in mijn reactie niet kan bevestigen. Wij zijn nog in afwachting van verdere verslagen over hoe het er met Kroatië voorstaat, met name ook van de Task Force Kroatië. Zo liggen de zaken op dit moment, meer kan ik daar nu niet over zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 7 van Dimitrios Papadimoulis (H-0671/05):

Betreft: Eigendomsrechten van religieuze minderheden in Turkije

Het Turkse Directoraat-generaal godsdienstzaken heeft aangekondigd dat het voornemens is over te gaan tot het verhuren van onroerende goederen die eigendom waren van charitatieve instellingen van religieuze minderheden en die in het verleden geconfisqueerd waren. Zo wordt de praktijk van schendingen van de eigendomsrechten van religieuze minderheden voortgezet. De Turkse regering keurt deze praktijk stilzwijgend goed en dient bovendien in het Turkse parlement een wetsvoorstel in inzake het Directoraat-generaal godsdienstzaken waarin wordt bepaald dat de Turkse staat alleen zorgt voor de teruggave aan de rechthebbenden van onroerende goederen die onder zijn jurisdictie vallen en niet van die welke illegaal aan derden zijn verkocht.

Is de Raad op de hoogte van de praktijk die het Directoraat-generaal godsdienstzaken toepast en van het wetsvoorstel van de Turkse regering? Is hij voornemens dit wetsvoorstel op de agenda van de besprekingen met de Turkse overheid te plaatsen? Welke initiatieven zal hij nemen in het licht van de start van de toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005, zodat de eigendomsrechten van de religieuze minderheden in Turkije gewaarborgd zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Wij zijn op de hoogte van de problemen die de geachte afgevaardigde aan de orde stelt. Hoewel de vrijheid van godsdienst in de grondwet van de Republiek Turkije gewaarborgd is, en in het Verslag 2004 van de Europese Commissie inzake de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding wordt opgemerkt dat het in vrijheid bijwonen van godsdienstoefeningen in het algemeen niet wordt belemmerd, blijven er nog wel belangrijke problemen op dit terrein bestaan. Krachtens het herziene partnerschap voor toetreding dat in mei 2003 is goedgekeurd, is Turkije onder andere verplicht om voor het functioneren van niet-islamitische religieuze gemeenschappen voorwaarden op te stellen die stroken met de praktijk van de lidstaten van de Europese Unie. De Raad merkt echter op dat sommige islamitische en niet-islamitische religieuze minderheden en gemeenschappen nog steeds problemen ondervinden in verband met zaken als rechtspersoonlijkheid, eigendomsrechten, opleiding, werk- en verblijfsvergunningen voor Turkse en niet-Turkse geestelijken, scholen en intern beheer. De Europese Unie is met name bezorgd over het feit dat de staat bij voortduring eigendommen van niet-islamitische religieuze stichtingen confisqueert. De Europese Unie heeft bij Turkije aangedrongen op snelle invoering van een wet inzake stichtingen, die volledig voldoet aan de Europese normen. Zij verwacht ook dat Turkije serieuze aandacht zal schenken aan het commentaar van de Commissie op de ontwerpwet, dat afgelopen juni door commissaris Rehn aan de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Gül is toegestuurd. De Europese Unie heeft ook bij Turkije aangedrongen op heropening van het Grieks-orthodoxe seminarie Halki.

Zoals de geachte afgevaardigde weet, heeft de Europese Raad op 16 en 17 december 2004, toen hij oordeelde dat Turkije in voldoende mate aan de criteria van Kopenhagen voldeed om toetredingsonderhandelingen te openen, duidelijk gesteld dat de Unie de vorderingen van de politieke hervormingen in Turkije nauwlettend in de gaten zal houden. De Raad kan de geachte afgevaardigde dan ook verzekeren dat hij de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend zal blijven volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL).(EL) Mijnheer de fungerend voorzitter, het Europees Parlement brengt in een resolutie die het vandaag heeft aangenomen de mening tot uiting dat deze regelingen ontoereikend zijn. Is de Raad het eens met deze mening? Hebt u opmerkingen gemaakt over het specifieke wetsvoorstel? Bent u van plan dit onderwerp op de onderhandelingsagenda te plaatsen, en zo ja, wanneer?

En nu wij het toch over godsdienstvrijheden hebben, wilde ik u vragen of het Brits voorzitterschap commentaar heeft op de onaanvaardbare en laagdunkende manier waarop de paus door de Turkse regering is behandeld, nadat deze door de orthodoxe oecumenische patriarch was uitgenodigd om Istanbul te bezoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Ik weet niet zeker of de geachte afgevaardigde vanochtend evenals ik in de gelegenheid was deel te nemen aan het drie uur durende debat over Turkije in dit Parlement. Ik kan u verzekeren dat het Britse voorzitterschap zich ten volle bewust is van de vele problemen met betrekking tot de Turkse toetreding.

Ik heb echter de indruk dat velen van ons van mening zijn dat juist het proces dat Turkije heeft doorlopen, en dat het zou blijven doorlopen, de beste garantie is dat precies deze problemen die moeten worden aangepakt, daadwerkelijk worden aangepakt en ook in de toekomst zullen worden aangepakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE).(EN) Het is duidelijk dat bij de onderhandelingen met Turkije de vrijheid van godsdienst een punt van cruciaal belang is. In de komende weken zal de NGO First Step Forum een bezoek brengen aan Turkije om de situatie ter plaatse te onderzoeken. Ik zal de fungerend voorzitter met alle plezier een exemplaar van het verslag van dat bezoek toezenden.

Kan de fungerend voorzitter mij verzekeren dat de godsdienstvrijheid en de uitoefening daarvan gedurende het hele toetredingsproces met Turkije een punt van aandacht zal blijven?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Ik kan u die verzekering inderdaad geven, maar ik wil de geachte afgevaardigde er ook op wijzen dat de leiders van de rooms-katholieke, Grieks-orthodoxe en Syrisch-orthodoxe kerken in Turkije te kennen hebben gegeven dat het dankzij de hervormingen in het kader van de harmonisatie binnen de Europese Unie voor hun gemeenschappen gemakkelijker is geworden kerkdiensten te houden, en dat de houding tegenover hen is veranderd.

Ik erken ten volle dat er nog veel werk gedaan moet worden, en daarom wil ik mijn grote waardering uitspreken voor al het werk dat mevrouw Stihler en andere leden van de NGO’s op dit terrein hebben verzet. Niettemin denk ik dat de woorden van de leiders van de rooms-katholieke, Grieks-orthodoxe en Syrisch-orthodoxe kerken in Turkije die ik zojuist noemde veel zeggen over de reële vooruitgang die al geboekt is.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter.

Vraag nr. 8 van James Hugh Allister (H-0673/05):

Betreft: IRA-terroristen

Drie veroordeelde voortvluchtige terroristen, Niall Connolly, James Monaghan en Martin McCauley, konden onbelemmerd uit Colombia terugkeren naar de Republiek Ierland. De EU heeft verklaard zich in te zullen zetten in de strijd tegen het internationale terrorisme. Wat heeft de Raad ondernomen om te voorkomen dat de Ierse regering deze internationale terroristen een toevluchtsoord biedt, en is de Raad ervan overtuigd dat Europol al het mogelijke heeft gedaan om hun terugkeer tegen te gaan?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Zoals ik eerder deze maand in dit Parlement duidelijk heb aangegeven, is dit geen zaak voor de Raad, maar voor de Ierse en Colombiaanse regering.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI).(EN) Minister, is dat antwoord niet een armzalige en laffe smoes? De Raad heeft met grote eensgezindheid een- en andermaal nadrukkelijk aangegeven zich ten volle voor de strijd tegen het internationaal terrorisme te willen inzetten, maar nu u wordt geconfronteerd met een lidstaat die, in flagrante tegenspraak met dat voornemen, onderdak biedt aan beruchte internationale terroristen, kunt u niets anders doen dan met lamlendige onverschilligheid uw schouders ophalen.

Dit is een test voor de Raad. Kan de Raad zijn geloofwaardigheid op het terrein van de bestrijding van het internationaal terrorisme waarmaken, of is hij er slechts op uit zijn verantwoordelijkheid te ontlopen? U kunt beter dan dat. De vraag is: hebt u ook de wil om het beter te doen, of zijn al uw woorden slechts gemeenplaatsen en holle frasen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Met alle respect voor de vraagsteller wil ik toch zeggen dat het geen kwestie is van willen, maar van bevoegdheid. Aangezien de Raad van geen van beide betrokken regeringen een verzoek heeft ontvangen, heeft de Raad geen directe bevoegdheid in deze zaak.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE).(EN) Ik vind de opmerkingen van de fungerend voorzitter bepaald verbazingwekkend. Gezien het feit dat hij deel uitmaakt van een regering die de bestrijding van het internationale terrorisme zo hoog in het vaandel heeft staan, is de manier waarop hij zich hier vanavond van dit onderwerp probeert af te maken ronduit verbijsterend.

Is hij het niet met mij eens dat hij de beide regeringen van de Republiek Ierland en Colombia zou moeten stimuleren ervoor te zorgen dat deze mensen, die in Colombia zijn veroordeeld en gevangengezet en die vervolgens de benen hebben genomen, hier geen schuilplaats vinden? Is hij het niet met mij eens dat hij het voortouw zou moeten nemen en op het punt van het internationale terrorisme een actieve rol moet spelen, in plaats van te proberen zich aan die taak te onttrekken?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Het zal u niet verbazen dat ik de beschuldiging van de steller van de aanvullende vraag aan mijn adres, verre van mij werp. Gezien het standpunt van zijn partij over het belang van de natiestaat, verbaas ik mij er wel over dat hij in deze zaak de elementaire rechtsgrondslag die bepaalt wie in deze zaak de wettelijke bevoegdheid heeft om actie te ondernemen, kennelijk niet aanvaardt. Die wettelijke bevoegdheid ligt bij de lidstaat, en ik denk dan ook dat hij zijn zorgen beter rechtstreeks kenbaar kan maken aan de regeringen die de bevoegdheid hebben om in deze zaak actie te ondernemen, in plaats van de argumenten waarover wij in dit Parlement ook eerder deze maand al hebben gesproken, steeds maar weer te herhalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE).(EN) Ik sta niet bepaald te springen om mij in deze discussie te mengen, maar ik wil alleen zeggen dat al hard wordt gewerkt aan de wettelijke en juridische bepalingen in de Republiek Ierland. Dat systeem staat los van de politieke invloed van welke partij in de Republiek Ierland dan ook, net als ongetwijfeld het geval is in het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van Noord-Ierland.

Ik wil u graag verzoeken over te gaan tot de beantwoording van vraag 9, de volgende vraag op de lijst, die op mijn naam staat. Ik wil de vertegenwoordiger van de Raad heel graag een aanvullende vraag stellen over de richtlijn inzake uitzendkrachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. – (EN) Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor die suggestie. Gelet op de bezorgdheid van de vraagsteller en ook gezien de tijd, aangezien ik absoluut mijn vliegtuig moet halen, stel ik voor dat ik deze vraag schriftelijk beantwoord, zodat hij een volledig antwoord krijgt op zijn vragen over deze richtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE).(EN) Mijn vraag is vraag nr. 32 op de lijst, maar u heeft die al beantwoord door toe te zeggen hem schriftelijk te zullen beantwoorden. Ik zie uit naar dat antwoord. Ik hoop dat de minister zijn vliegtuig haalt. Ik zie uit naar een voortzetting van deze discussie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aangezien de voor het vragenuur aan de Raad gereserveerde tijd verstreken is, zullen de vragen nrs. 9 t/m 38 schriftelijk worden beantwoord(2).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.05 uur onderbroken en om 21.05 hervat)

 
  
  

VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI
Ondervoorzitter

 
  

(1) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(2)Zie bijlage "Vragenuur".


26. Wit-Rusland
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over Wit-Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Ferrero-Waldner had graag hier willen zijn om met u over dit onderwerp te discussiëren. Zij is sinds wij zijn aangetreden druk bezig de activiteiten van de Commissie in verband met Wit-Rusland vorm te geven. Het verheugt mij dat ik de gelegenheid krijg om namens commissaris Ferrero-Waldner en de Commissie met u van gedachten te wisselen over de situatie in Wit-Rusland en over de werkzaamheden waarmee de Commissie de democratisering en het maatschappelijk middenveld ondersteunt.

De Commissie is zeer verontrust over het feit dat er geen democratie is en geen rechtsstaat, en de mensenrechten in Wit-Rusland niet worden geëerbiedigd. Het staat als een paal boven water dat Wit-Rusland zijn internationale verplichtingen op grond van het Handvest van de OVSE en de VN niet nakomt. Tot onze grote bezorgdheid hebben wij de situatie de laatste tijd zien verslechteren. Het regime beknot de mensenrechten zelfs nog sterker, en neemt steeds meer maatregelen tegen niet-gouvernementele organisaties. Daarbij ondermijnt het de rechten van de minderheden, zet het burgers om politieke redenen gevangen en legt het de vrijheid van meningsuiting aan banden.

Wij hebben de intimidatie van de Bond van Polen in Wit-Rusland door de Wit-Russische autoriteiten krachtig veroordeeld. Deze incidenten vinden plaats tegen de achtergrond van een toenemende onderdrukking van politieke partijen, NGO’s en onafhankelijke media in Wit-Rusland. Wij zijn van mening dat een dergelijke inmenging de rechten van de minderheden ondergraaft en dus in strijd is met de bestuursnormen waartoe Wit-Rusland zich heeft verbonden in het kader van zijn verplichtingen jegens de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.

Daar komt bij dat Wit-Rusland decreten heeft uitgevaardigd waarmee het nog meer beperkingen oplegt aan de hulpverlening uit het buitenland. Het land en zijn bevolking raken daardoor steeds sterker geïsoleerd.

U vraagt zich misschien af hoe de Commissie gereageerd heeft. Als reactie op de toenemende onderdrukking in Wit-Rusland hebben wij onze financiële steun voor de democratisering en de mensenrechten opgevoerd door 2 miljoen euro uit het TACIS-programma over te hevelen naar het programma Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten, een van de twee instrumenten waarvoor de goedkeuring van de regering niet vereist is. Het TACIS-programma is zodanig geheroriënteerd dat met de volledige medewerking van het maatschappelijk middenveld tegemoetgekomen kan worden aan de behoeften van de bevolking.

Dit jaar hebben wij al 27 kleine contracten gesloten met NGO’s, voor een totale waarde van 3 miljoen euro. In oktober zullen wij in het kader van het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten een nieuwe uitnodiging tot het indienen van voorstellen publiceren. Daarmee zal een begroting van in totaal 420 000 euro gemoeid zijn.

Wij zijn ook bezig met de toewijzing van meer dan 1,7 miljoen euro aan drie specifieke, nieuwe projecten voor Wit-Rusland. Deze zullen ten uitvoer worden gelegd door het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten van de OVSE, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en de Noordse Raad van Ministers. Deze projecten zullen gericht zijn op mensenrechten, democratisering, maatschappelijk middenveld en onafhankelijke onderwijsinstellingen, zoals de European Humanities University in ballingschap.

Wij zullen tegemoet blijven komen aan de meer algemene behoeften van de bevolking door middel van het TACIS-programma en ons daarbij concentreren op sociale vraagstukken en kwesties op het gebied van volksgezondheid, hoger onderwijs, training en milieu.

Onze aanpak bij de verlichting van Tsjernobyl-gerelateerde problemen is dat projectvoorstellen moeten worden gefinancierd die door de plaatselijke gemeenschappen zijn ingediend.

Een van de belangrijkste ontwikkelingen in onze bijstand is de ondersteuning van onafhankelijke radio-uitzendingen. Inhakend op de suggesties van dit Parlement en anderen, hebben wij besloten om vanaf 1 november een dagelijks radiojournaal te financieren. Doel is de Wit-Russische bevolking meer bewust te maken van de vraagstukken in verband met mensenrechten en democratie en haar nieuwsfeiten over de ontwikkelingen binnen en buiten Wit-Rusland te verschaffen die anders niet beschikbaar zouden zijn. De uitzendingen zullen vooralsnog in het Russisch zijn, en er zal zo spoedig mogelijk een begin worden gemaakt met de geleidelijke invoering van programma’s in het Wit-Russisch.

De start van onafhankelijke uitzendingen is een belangrijke stap, en het verheugt mij dat wij de eerste donor zijn die dergelijke initiatieven voor Wit-Rusland ontplooit.

Verder zullen wij begin volgend jaar een vertegenwoordiging van de Commissie openen in Minsk. Deze zal onder leiding staan van een zaakgelastigde en onze contacten met het maatschappelijk middenveld ter plaatse vergemakkelijken. Ook zal het assistentie verlenen bij onze coördinatie-inspanningen en de follow-up van onze activiteiten.

We hebben ook bekeken hoe wij ons beleid jegens Wit-Rusland het beste consistent en coherent kunnen maken. Met betrekking tot de handel hebben wij een onderzoek ingesteld naar schendingen van vakbondsrechten in het kader van het stelsel van algemene preferenties en gekeken naar de vaststelling van jaarlijkse textielcontingenten. We houden tevens de EU-lijst van hogere functionarissen die onder het visumverbod vallen, voortdurend up-to-date.

De Commissie heeft het voortouw genomen in het debat over de vraag hoe de samenwerking tussen de donoren die actief zijn in Wit-Rusland, verbeterd kan worden. We hebben dit jaar drie donorconferenties georganiseerd. De eerste vond plaats in maart in Vilnius, de tweede in juli in Kiev en de derde vorige week in Brussel.

Het democratiseringsproces in Wit-Rusland en het welzijn van de Wit-Russische bevolking liggen de Commissie na aan het hart, en sluiten ook nauw aan op haar doelstellingen. Wij stellen alles in het werk om steun te geven aan degenen die zich inspannen voor de ontwikkeling van een democratische en pluralistische samenleving in Wit-Rusland.

Wij houden echter niet alleen het oog gericht op de democratisering en de mensenrechten, maar moedigen vooral ook de Wit-Russische democratische krachten aan om nauw met elkaar samen te werken. Dit is van cruciaal belang gezien de presidentsverkiezingen volgend jaar.

Wij zien ernaar uit Wit-Rusland te mogen verwelkomen als een volwaardige partner in het Europees nabuurschapsbeleid, zodra het land zijn beloften ten aanzien van de democratie, de rechtsstaat en mensenrechten niet alleen met woorden maar ook met daden is nagekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Klich, namens de PPE-DE-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, eerder vandaag heeft dit Parlement een resolutie aangenomen over de erfenis van de beweging Solidariteit die vijfentwintig jaar geleden is ontstaan. Het was echter meer dan een historische resolutie, aangezien zij gedeeltelijk ook een oproep tot solidariteit binnen de Europese Unie was. We werken nu aan een ontwerpresolutie over Wit-Rusland. Deze resolutie moet uitdrukking geven aan onze Europese solidariteit met de mensen die deze blijk van solidariteit momenteel nodig hebben, en tot hen behoren zeker ook onze vrienden in Wit-Rusland, het Wit-Russische volk.

Men zou terecht kunnen vragen waarom er weer een resolutie over Wit-Rusland nodig is. De vorige resolutie is immers onlangs nog, in juli, vlak voor het zomerreces, aangenomen. Zoals de commissaris echter terecht heeft opgemerkt, verandert de situatie in Wit-Rusland zeer snel. De politieke situatie wordt met de maand slechter. De laatste ontwikkeling die ons ter ore is gekomen, betreft het harde optreden van de regering-Loekasjenko tegen het democratisch gekozen leiderschap van de Bond van Polen in Wit-Rusland. Heel de beschaafde wereld heeft met eigen ogen kunnen aanschouwen hoe de grootste organisatie van het Wit-Russische maatschappelijk middenveld werd vervolgd en hoe haar leiders bruut de toegang tot hun kantoor werd ontzegd.

Als Pools lid van het Europees Parlement wil ik alle medeafgevaardigden die ons in deze moeilijke tijden hebben geholpen en gesteund, oprecht bedanken. Zij vertegenwoordigden alle politieke fracties. Ik denk echter dat de hulp en steun van andere Wit-Russen, van de mensen die hetzelfde lot moeten ondergaan als de Polen in Wit-Rusland, net zo belangrijk was. Ik wil met name de vertegenwoordigers van de Wit-Russische oppositie bedanken voor hun steun aan de Bond van Polen in Wit-Rusland in deze moeilijke tijd. Daaruit blijkt dat er in Europa een netwerk van solidariteit aan het ontstaan is. Dit netwerk stelt mensen die in het verleden vaak zelf hulp nodig hadden, in staat andere mensen te steunen die het nu moeilijk hebben.

Naar mijn mening moeten wij ook de Europese Commissie gelukwensen met de door de commissaris genoemde eerste tekenen van herziening van het beleid van de Europese Unie jegens Wit-Rusland. Dit zijn goede tekenen, en ik vertrouw erop dat het goede werk wordt voortgezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Muscat, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, over wat er in Wit-Rusland gebeurt, zou zich geen beperkt aantal lidstaten - zoals Polen of de Baltische Staten, om voor de hand liggende redenen van historische, politieke, geografische en maatschappelijke aard - druk mogen maken: die gebeurtenissen moeten elke lidstaat zorgen baren. Dit is ook een van de tekortkomingen van onze aanpak: niet iedereen van ons beschouwt Wit-Rusland als een “probleem in onze achtertuin”, terwijl het dat wel degelijk is.

Ik zal niet herhalen wat er al gezegd is. Staat u mij toe in plaats daarvan op te merken dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt sinds de laatste keer dat wij in dit Parlement bijeen zijn gekomen om over dit onderwerp te debatteren.

Zoals u al zei, mijnheer de commissaris, gaat de Commissie een vertegenwoordiging openen in Minsk en wordt er een radioproject gestart. Sommigen van ons zijn overigens niet erg gelukkig met de wijze waarop dat wordt aangepakt, en misschien is dat terecht. Desalniettemin is dit een eerste stap, een stap waarop wij reeds lang hebben aangedrongen en het strekt de Commissie tot eer dat zij zich aan haar woord heeft gehouden.

Maar we moeten het hier niet bij laten. De verklaringen die de president van het land heeft afgelegd tijdens de topconferentie van de Verenigde Naties voorspellen weinig goeds. Een aantal van onze collega’s zit nog steeds in de gevangenis. Ik noem Mikola Statkevich als symbool voor hen allen.

Ik hoop dat de huidige belangstelling voor Wit-Rusland niet zal afnemen, aangezien in bepaalde lidstaten de politieke benoemingen komen en gaan. De situatie in Wit-Rusland is te kritiek om als speelbal in een politiek spel te worden gebruikt. Er moet sprake zijn van betrokkenheid voor de lange termijn, en laten we hopen dat die termijn niet al te lang zal zijn. Laten we hopen dat de situatie op middellange termijn kan worden opgelost. De Europese Unie moet zich hiervoor hoe dan ook inzetten.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Onyszkiewicz, namens de ALDE-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Wit-Rusland is een anomalie op het Europese continent. Het wordt bestuurd door iemand die heeft verklaard dat de Sovjetunie zijn vaderland is, en die betreurt dat dit prachtige land van de kaart van Europa is verdwenen. Deze man probeert Wit-Rusland af te snijden van Europa. Hij is duidelijk bang voor de wind van vrijheid die juist als gevolg van de activiteiten van Solidariteit door Europa heeft gewaaid. Aangezien de heer Loekasjenko tarieven voor het passeren van de grens invoert, denk ik dat het heel belangrijk is te bewerkstelligen dat de lidstaten van de Unie gratis visa aan Wit-Russen verstrekken, en zo heel duidelijk maken dat Europa Wit-Rusland niet de rug toekeert, zoals zijn leider blijft beweren.

Het mag echter niet bij dit soort gebaren alleen blijven. Ook activiteiten in Wit-Rusland moeten worden gesteund. Het deed me genoegen de commissaris te horen zeggen dat de Europese Commissie programma's voor Wit-Rusland op stapel heeft gezet, maar ik vind het jammer dat dit allemaal zo lang duurt. Het jaar loopt immers al ten einde. Ik begrijp dat er technische obstakels moesten worden overwonnen. Ik heb de indruk dat, als dit blijvende obstakels mochten zijn, dit Parlement bereid is om het mes te zetten in de bureaucratische rompslomp en de Commissie te helpen bij een efficiënt en effectief optreden. Als we daarin niet slagen en Wit-Rusland niet helpen, zal Wit-Rusland niet alleen een smet op de kaart van Europa zijn, maar ook een smet op ons geweten. Europa moet synoniem zijn voor vrijheid, en dat houdt ook vrijheid voor Wit-Rusland in.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben allemaal kritiek op de zorgwekkende situatie in ons buurland. Voor onze ogen ontstaat stapsgewijs een dictatuur die de mensenrechten en de regels van de democratie met voeten treedt.

We zijn het zelfs eens met de Commissie en de Raad. We moeten eindelijk de daad bij het woord voegen en alle middelen gebruiken waarover we beschikken om de democratie en het pluralisme in Wit-Rusland te bevorderen. Dat heeft commissaris Ferrero-Waldner met zoveel woorden gezegd.

Toch ben ik niet tevreden met de gang van zaken tot nu toe. De Commissie doet niets om het initiatief van Polen, de Baltische Staten en Oekraïne te steunen. De situatie aan de oostelijke grens is buitengewoon ingewikkeld en gevaarlijk, er heerst veel spanning tussen de buurlanden en er is geen duidelijk buitenlands beleid. Het maatschappelijk middenveld is de enige hoop en de enige kans voor de democratie in dit land, maar het krijgt onvoldoende steun.

Mijnheer de commissaris, wat u tot nu toe heeft voorgesteld is niet genoeg. Het repertoire van diplomatieke protesten is nog lang niet uitgeput. We moeten veel gedifferentieerdere en doelgerichtere sancties opleggen. We moeten de daad bij het woord voegen; het maatschappelijk middenveld moet veel meer geld krijgen.

Ik vraag u om een speciaal programma te ontwikkelen en snel met de Raad overleg te plegen over coherente politieke, financiële en economische maatregelen, opdat wij in 2006 een eerste stap op weg naar democratie in Wit-Rusland kunnen zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de harde kritiek die hier vanavond op het regime-Loekasjenko is geuit. We hebben gezien hoe de toch al slechte situatie in Wit-Rusland nog verder achteruit is gegaan, en het regime vertoont nu steeds meer de klassieke trekken van een politieke dictatuur.

Ik ben het in grote lijnen eens met alle standpunten in de resolutie, maar vind wel dat één punt wat verder uitgewerkt kan kunnen worden, namelijk de betekenis van de onafhankelijke vakbeweging in Wit-Rusland. Onafhankelijke vakverenigingen behoorden tot de sleutelorganisaties in de oppositie tegen het regime-Loekasjenko, maar ze vechten vandaag voor hun leven en voortbestaan onder de tirannie. Er is heel wat samenwerking tussen vakverenigingen in EU-landen, bijvoorbeeld in Zweden, met onafhankelijke vakverenigingen in Wit-Rusland. Ik hoop dat die worden geïnformeerd over de steun van de EU aan de democratische oppositie. Wij zijn deze week herinnerd aan de betekenis van Solidariteit in Polen. Het is uiteraard belangrijk om een sterke en onafhankelijke vakbeweging te hebben, teneinde de vereiste veranderingen in Wit-Rusland teweeg te kunnen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. - Voorzitter, 11 jaar geleden, meteen bij zijn ambtsaanvaarding, deed president Alexander Loekasjenko zijn Wit-Russische kiezers een veelzeggende belofte: "Ik zal de Sovjetunie reanimeren". Loekasjenko hield en houdt zich aan zijn woord. De historische wit-rood-witte Wit-Russische vlag is verboden en Russisch fungeert als officiële landstaal. Dieptepunt van deze absurde antinationale politiek vormt het huidige verschijnsel van een ondergronds lyceum in Minsk, let wel de enige middelbare school in het land waar nog in de moedertaal wordt gedoceerd, d.w.z. tot zolang de geheime dienst de particuliere woningen, die tegenwoordig tegelijkertijd als schoollokalen functioneren, niet heeft opgespoord.

Tegen deze achtergrond steun ik het initiatief van de Europese Commissie financieel bij te dragen aan onafhankelijke radio-uitzendingen voor Wit-Rusland. Datzelfde doet trouwens ook de Poolse regering al. Wellicht kan Brussel zich aan Warschau spiegelen. De Polen trekken namelijk niet alleen aanzienlijk meer geld uit, maar hun programma's zullen deze herfst direct in het Wit-Russisch starten. Intussen moet voor de Commissie de drastisch verslechterde relatie tussen de drie oostelijke EU-lidstaten Polen, Litouwen en Letland en het Wit-Rusland van Loekasjenko zwaar wegen.

Het repressieve bewind in Minsk wendt zelfs voor alsof een NAVO-interventie ophanden is - een klein grensconflict en ... Over veiligheidsrisico's voor de Europese Unie-25 gesproken: deze nopen mij tot enige vragen richting Commissie. Hoe staat ze tegenover het initiatief van Polen, Litouwen en Letland en Oekraïne om hun politiek tegenover Wit-Rusland te coördineren? En heeft de Commissie inmiddels al stappen gezet om Rusland te bewegen zijn verantwoordelijkheid te nemen als voorzitter van de G8 en positief bij te dragen aan een ontspanning van het binnen- en buitenlandse beleid van Loekasjenko?

Ik verzoek u, mijnheer de commissaris - u vervangt mevrouw Ferrero-Waldner - deze vragen, die toch essentieel zijn voor het veiligheidsbeleid van de Europese Unie, ook gezien in het licht van het GBVB, aan haar door te geven? Ik wacht op een antwoord. Voorzitter, kerkencontact in eigen land en wetenschappelijke informatie uit met name Duitsland, leren mij dat medeburgers in de lidstaten van de Europese Unie ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, schendingen van de mensrechten zijn een dagelijks verschijnsel in Wit-Rusland. De laatste in de lange lijst van dergelijke schendingen is de nationalistische jacht op Polen, die culmineerde in het illegaal verklaren van de Bond van Polen in Wit-Rusland en de vervolging van haar activisten.

Er is een lange weg te gaan, maar dat betekent niet dat we genoegen mogen nemen met een ‘zachte’ aanpak. Integendeel, we moeten in onze omgang met Wit-Rusland de zaken onophoudelijk voorwaarts drijven. Om te voorkomen dat wij het elke week weer opnieuw over de kwestie van de mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland moeten hebben, is aan de kant van de Commissie een vaste rapporteur voor Wit-Rusland nodig. Eveneens is er behoefte aan een effectieve manier om de democratische krachten te financieren. Het is moeilijk voor te stellen hoe een dergelijke steun kan worden geboden zonder een specifiek instrument voor mensenrechten. Dit instrument moet zo flexibel, snel en effectief mogelijk zijn, waar het gaat om het bieden van steun onder ongunstige juridische omstandigheden.

Het feit dat we nu opnieuw een debat over Wit-Rusland houden, toont aan dat het Parlement en de Europese Unie op dit punt blijk hebben gegeven van zwakte. Dit is de vijfde keer dat Wit-Rusland op onze agenda staat, maar we zijn er nog steeds niet in geslaagd de kwestie tot een prioriteit te maken en het tot een voorwaarde te maken voor de ontwikkeling van goede betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland. Het is waar dat de Europese Commissie steeds meer belooft, maar de Commissie talmt nog steeds en treedt schoorvoetend, traag en passief op. Hierdoor wordt de geloofwaardigheid van de Europese Unie op dit terrein in gevaar gebracht.

Ik wil er slechts op wijzen dat wat de radio-uitzendingen betreft, zelfs de administratieve procedures die het quasi-groteske regime in Minsk heeft ingevoerd, hebben bewezen efficiënter en effectiever te zijn dan de onze. Wit-Rusland zendt uit naar de Europese Unie, maar van onze kant komt niets dan een oorverdovende stilte. Ik sluit af met een meer algemene opmerking, namelijk dat Europa zich met betrekking tot Wit-Rusland zo belachelijk heeft gemaakt dat haar verklaring over het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Unie volstrekt betekenisloos is geworden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben ons al meerdere malen met Wit-Rusland bezig gehouden. Het ging echter altijd van een kleine meerderheid uit, mevrouw Schroedter, de heer Gahler en nog een paar andere leden. Ik ben blij dat we ons nu intensief met deze belangrijke kwestie bezig houden. Dat is zeker niet in de laatste plaats een verdienste van onze Poolse collega's, en ik zou ze daarvoor van harte willen bedanken.

Dat bewijst wel dat de geschiedenis altijd sporen nalaat. Er zijn tijden van nationalisme geweest, maar ook telkens weer positieve voorbeelden van samenwerking en tolerantie. Een voorbeeld daarvan uit de middeleeuwen was de samenwerking van Polen, Litouwers en Wit-Russen in een federatie. Dat was een klein Europa, en dat heeft ook nu nog gevolgen. De Poolse collega's en de andere leden strijden namelijk niet alleen voor de belangen van de Poolse minderheid in Wit-Rusland, maar voor het hele volk, dat het slachtoffer is van zware onderdrukking en helaas ook van pogingen om de Sovjetunie in de ene of andere vorm weer in ere te herstellen.

Dat zijn absurde plannen die tot mislukken gedoemd zijn, maar we weten dat er verder in het Oosten dergelijke plannen worden gesmeed. Daarom heeft de Europese Unie er zelf belang bij om de bevolking en het maatschappelijke middenveld in ons buurland Wit-Rusland veel steun te geven, meer dan tot nu toe. We moeten er vooral voor zorgen dat de media hun werk in alle vrijheid kunnen doen.

Ik heb ook heel wat kritiek op de Deutsche Welle die uitzendingen voor dit belangrijke Europese land in het Russisch verzorgt. Dat is dus de taal van de kolonisator die Wit-Rusland zo lang heeft onderdrukt en mede verantwoordelijk is voor de toestanden die daar nu heersen. Het volk van Wit-Rusland heeft er recht op dat we hun unieke Europese cultuur respecteren. Dat moet ook terug te vinden zijn in de media die wij als Europese Unie ondersteunen. Hun cultuur is belangrijk voor de gemeenschap der Europese volkeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, internet is de afgelopen paar jaar in Wit-Rusland een van de belangrijkste bronnen van onafhankelijke informatie geworden. Het aantal computers en internetaansluitingen stijgt. Medio 2005 hadden in Wit-Rusland twee miljoen mensen een internetaansluiting, op een bevolking van tien miljoen. In 2004 maakten in Minsk bijna 450 000 mensen gebruik van internetcafés. Tegelijkertijd heeft het staatsbedrijf Beltelecom, een dochteronderneming van het ministerie van Communicatie, echter het monopolie op internetaansluitingen behouden. Het regime van de heer Loekasjenko doet zijn best het gebruik van internet door het maatschappelijk middenveld onder controle te houden. Het vervolgt en onderdrukt bovendien mensen die actief zijn in cyberspace. Voor dit doel past het ondemocratische artikelen uit het wetboek van strafrecht toe.

De Europese Unie zou de modernste communicatiemiddelen moeten gebruiken in haar pogingen de mensenrechten in Wit-Rusland te bevorderen. De rol van internet in het aanbieden van onafhankelijke informatie moet dezelfde zijn als die van de radio in het omverwerpen van dictaturen in de twintigste eeuw. De Unie moet de middelen verhogen die zijn bestemd voor het gebruik van nieuwe vormen van communicatie via internet en mobiele telefonie die de belangen van het Wit-Russische maatschappelijk middenveld kunnen dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Věra Flasarová (GUE/NGL). - (CS) Dames en heren, ieder van ons heeft ervaring met onherstelbaar leed en onrecht, en die ervaringen kleuren ons beeld van de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de situatie in Wit-Rusland. Laten wij daarom drie zaken niet over het hoofd zien. Wij moeten proberen de situatie in het land objectief te beoordelen. Dat betekent dat wij aselectief te werk moeten gaan en ook die informatiebronnen moeten gebruiken die zich niet voegen in het bestaande, zwart-wit beeld van Wit-Rusland. Verder mogen wij geen enkele gesprekspartner bij voorbaat uitsluiten, ook niet als zijn of haar opvattingen niet noodzakelijkerwijs stroken met de onze. En tot slot is Wit-Rusland niet alleen Loekasjenko of vice versa.

Het beleid van de Unie moet erop gericht zijn de situatie waarin het land en zijn bevolking verkeert, te verbeteren. Ik sta niet achter de regering van Loekasjenko en sluit de ogen geenszins voor de grove fouten die zij heeft begaan, maar ik wil u wel waarschuwen dat als wij ons beperken tot strenge sancties en demonisering van het regime met behulp van een propagandistisch, simplistisch beeld van de problemen, wij waarschijnlijk slechts escalatie in de hand zullen werken, zonder oplossingen aan te dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski (IND/DEM). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de pesterijen en vervolging die de Poolse minderheid in Wit-Rusland doormaakt, zijn algemeen bekend. Het Kaderverdrag van 1995 van de Raad van Europa inzake de bescherming van nationale minderheden wordt systematisch grof geschonden, in het geval van de Bond van Polen in Wit-Rusland maar ook in het geval van andere minderheden zoals de Roma. Dit gebeurt allemaal in een Europees land dat net buiten de buitengrens van de Unie ligt. Het is terecht goede traditie in het Europees Parlement om te reageren op schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van de nationale minderheden in verschillende delen van de wereld. Het Parlement kan daarom niet onverschillig blijven voor de gebeurtenissen in Wit-Rusland.

De Fractie Onafhankelijkheid/Democratie steunt de gezamenlijke ontwerpresolutie, vooral de paragrafen over de situatie van de Polen in Wit-Rusland. Ik vraag daarom dat prioriteit wordt gegeven aan de ondersteuning van de Bond van Polen in Wit-Rusland en haar legitieme leiders. De hulpverlening moet voornamelijk geschieden via de Poolse grensregio's. Het moet duidelijk zijn dat niet de heer Loekasjenko de sleutel tot een werkelijke oplossing voor de meeste problemen in Wit-Rusland in handen heeft, maar zijn Russische peetvader, de heer Poetin, een voormalige KGB-officier. De heer Poetin en de heer Loekasjenko nemen beiden hun toevlucht tot de methoden van de geheime diensten van het voormalige communistische regime. Het Europees Parlement zou er goed aan doen dit in gedachten te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Inese Vaidere (UEN). - (LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in het beleid dat de Europese Unie tot nu toe heeft gevoerd jegens het regime-Loekasjenko heeft zij volstrekt geen ruggengraat getoond. De Europese Commissie beschikt niet over een toereikend actieplan ter bevordering van de democratie in de praktijk. Soms lijkt het wel alsof Wit-Rusland niet bestaat voor de Commissie - het is er gewoon niet. De coördinatie van maatregelen en informatie tussen de instellingen van de Europese Unie, de Raad van Europa en de Verenigde Naties is volstrekt onvoldoende. De democratische krachten in Wit-Rusland zijn thans volledig gefragmenteerd.

Ik wil de Commissie verzoeken een actieplan op te stellen om de democratische krachten te verenigen. Verder moet de Commissie de onmiddellijke vrijlating blijven eisen van oppositieleider Michail Marinitsj, die op politieke gronden is veroordeeld. In verband met het opzetten van een onafhankelijke radio- en tv-zender voor Wit-Rusland, wil ik de aandacht vestigen op twee zaken. Ten eerste wil ik mijn enorme teleurstelling uitspreken over het feit dat, vanwege de voorwaarden van de aangekondigde aanbesteding, de tv- en radio-organisaties in de Baltische Staten en Polen hieraan in de praktijk niet kunnen deelnemen. Zij kunnen zelfs niet deelnemen in een consortium. Toch zijn het juist deze buurlanden van Wit-Rusland die het meest weten over de processen die zich in dat land voltrekken. Ten tweede moeten de uitzendingen primair in het Wit-Russisch plaatsvinden, zoals de heer Posselt al heeft gezegd, zodat de bevolking deze uitzendingen als eigen uitzendingen ervaart. Het feit dat veel mensen in Wit-Rusland beter Russisch verstaan dan Wit-Russisch is een rechtstreeks gevolg van de russificatie, en dat is een proces dat we niet moeten aanmoedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Kudrycka (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de oppositiepartijen, de niet-gouvernementele organisaties en de nationale en religieuze minderheden in Wit-Rusland wachten allemaal gespannen op het effect van het optreden van de Europese Commissie en de Raad. Het is echter nog steeds wachten op dit effect. De middelen uit het Europees Initiatief voor democratie moeten nog worden toegewezen. Er wordt nog steeds gediscussieerd over het solidariteitsfonds voor gezinnen van onderdrukte politici. De Venetië-commissie is nog niet gevraagd een internationaal onderzoek te verrichten naar de geldigheid van het referendum dat president Loekasjenko in staat stelt zijn totalitaire bewind gedurende nog meer ambtstermijnen voort te zetten. Er is nog geen Europese vertegenwoordiging geopend in Minsk, alhoewel de missie van de regering van Wit-Rusland wel actief is in Brussel. Mensen die niet-gouvernementele organisaties, minderheden en de protestantse kerken onderdrukken, kunnen vrij door Europa reizen, omdat de visumsancties voor slechts enkelen van hen gelden.

Ik dring er daarom bij de Commissie op aan dat zij zich proactiever opstelt en meer betrokkenheid bij deze kwesties toont. Ik stel voor een verslag over de situatie in Wit-Rusland op te stellen, en daarnaast hoorzittingen te houden en een diepgaand onderzoek in te stellen, opdat er uiteindelijk een plan kan worden opgesteld voor de omgang van de Unie met Wit-Rusland, zowel op de korte als op lange termijn. Dit verslag zou ook nuttig zijn voor de vaststelling van de behoeften en bedreigingen, evenals van de middelen die de Europese Unie en de lidstaten beschikbaar zouden moeten stellen en van het soort actie dat zij zouden moeten ondernemen. Die actie moet echter wel coherent zijn en gesynchroniseerd worden als de actie kans van slagen wil hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, hoeveel dictaturen moeten nog ineenstorten, en hoeveel dissidenten moeten nog in de gevangenis omkomen of toezien hoe hun gezondheid kapot gemaakt wordt, voordat ellendige dictatoren als de heren Castro en Loekasjenko begrijpen wat voor schade ze hun land toebrengen? Hoelang moeten dissidenten nog worden vervolgd vanwege hun overtuigingen, omdat ze de fundamentele mensenrechten verdedigen en opkomen voor vrijheid en gerechtigheid?

Alle burgers van de vrije wereld, en vooral degenen onder ons die uit het deel van Europa komen dat het ijzeren bewind van het communisme aan den lijve hebben meegemaakt, voelen een speciale roeping om totalitarisme en minachting van de mensenrechten te bestrijden. Ik hoop dan ook zeer dat de Europese Commissie en de Europese Raad schouder aan schouder met ons zullen staan en ons zullen helpen in onze strijd.

Commissaris, ik ben weliswaar dankbaar voor de actie die tot nu toe is ondernomen, maar ik heb het gevoel dat het tijd is voor een vastbeslotener houding. Hoe lang kunnen we nog tolereren dat de fundamentele waarden waarop de Europese Unie is gebaseerd, in Wit-Rusland zo worden geminacht, in een land waarmee de Unie een gemeenschappelijke grens heeft? Dictatoren vallen vroeg of laat, en laten dan verwoesting achter. Ik doel daarmee op de gebroken en geterroriseerde samenlevingen waarin de individuele mens geen onafhankelijke geest heeft en niet gelooft in zijn of haar eigenwaarde.

We moeten de mensen in Wit-Rusland helpen de heer Loekasjenko ten val te brengen, en we zouden hen ook moeten helpen de basis te leggen voor een vrij maatschappelijk middenveld en de jongere generatie te onderrichten. We moeten de democratische oppositie in Wit-Rusland steunen en schendingen van de vrijheden en mensenrechten van burgers veroordelen. De Commissie moet de Wit-Russische cultuur ondersteunen, en daarvan maakt de Wit-Russische taal deel uit. Het zou dan ook een vergissing zijn radio- en televisie-uitzendingen in het Russisch te ondersteunen. We mogen niet meewerken aan de russificatie van Wit-Rusland, zoals de heer Loekasjenko die heeft bevolen. Europese middelen moeten worden besteed aan radio- en televisie-uitzendingen in de Wit-Russische taal. Ik wijs de Commissie erop dat zulke uitzendingen al bestaan. In Wit-Rusland kunnen uitzendingen in het Wit-Russisch van radio- en televisiestations in Polen worden ontvangen, en dit werk verdient steun. Evenzo zou er steun moeten worden gegeven aan de plannen voor een radiostation dat zal worden opgezet door vrije Wit-Russische émigrés in Polen, Litouwen en Oekraïne, dat naar Wit-Rusland zal uitzenden. Degenen onder ons die uit Midden-Europa komen, kunnen zich nog goed herinneren dat Radio Vrij Europa voor ons een baken van hoop was.

Europa zal altijd een baken van vrijheid zijn, en ik doe daarom de oproep een Radio Vrij Wit-Rusland op te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor de belangrijke en serieuze interventies in dit debat over Wit-Rusland en over de stand van zaken aldaar op het gebied van de democratie en de mensenrechten. Ik neem nota van de aan de orde gestelde punten en zal deze doorgeven, zodat we ze zorgvuldig kunnen bestuderen.

Ik wil u ook bedanken voor de steun die u geeft aan het werk van de Commissie, met inbegrip van de opening van een vertegenwoordiging van de Commissie in Minsk. Zoals de heer Onyszkiewicz al zei, mogen we Wit-Rusland niet in de steek laten; we mogen het land niet negeren. Ik ben het eens met de diverse sprekers die zich grote zorgen maken over de weg die Wit-Rusland nog altijd volgt.

Het verontrust mij ook ten zeerste dat zo weinig aandacht wordt geschonken aan iets dat voor Europa van strategisch belang is. Dit is geen ongebruikelijke gang van zaken vandaag de dag. We mogen in ons voortdurend existentieel denkproces niet voorbijgaan aan de vraag hoe wij het best een stabiele zone van vrijheid en democratie kunnen bevorderen in de regio’s langs onze zuidoostelijke en oostelijke grenzen, of het nu om Turkije gaat of om de Westelijke Balkan, Oekraïne of Wit-Rusland. Dit houdt onder andere in dat wij de beleidsinstrumenten die ons in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid ter beschikking staan, ten volle moeten benutten en verder moeten ontwikkelen.

Er waren enkele specifieke vragen aan het adres van de commissaris, en zoals ik al zei heb ik die doorgegeven aan onze diensten. Ik zou echter nog wel willen reageren op de vraag over de talen. Waarom steunen wij uitzendingen in zowel het Russisch als het Wit-Russisch? We dienen in dit verband rekening te houden met één simpel gegeven: 65 procent van de Wit-Russen spreekt thuis Russisch, terwijl 5 procent thuis Wit-Russisch spreekt. Als wij willen dat onze boodschap aankomt, moeten we rekening houden met het feit dat de meerderheid van de Wit-Russische bevolking thuis Russisch spreekt. Het is precies om die reden dat wij gekozen hebben voor uitzendingen in beide talen, in het Russisch en het Wit-Russisch: Russisch om praktische redenen - dat is de taal die de meeste mensen dagelijks spreken - en Wit-Russisch om symbolische redenen, omdat dat de taal is die staat voor een nieuw, vrij Wit-Rusland, het Wit-Rusland dat wij allemaal wensen.

Dankzij de stem van het Europees Parlement en zijn steun voor ons initiatief zullen de inspanningen van de Europese Unie voor een sterkere democratisering en eerbiediging van de mensenrechten in Wit-Rusland beduidend meer gewicht in de schaal kunnen leggen. Nooit is dat van meer belang geweest dan vandaag, in de aanloop naar de verkiezingen, die - als zij eerlijk verlopen - een keerpunt kunnen zijn in de geschiedenis van het land.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hartelijk dank, mijnheer Rehn. Ter afsluiting van het debat zijn zeven ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.(1)

Het debat is gesloten.

De stemming over de ontwerpresoluties vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). - (IT) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Ik spreek namens de Nieuwe Italiaanse Socialistische Partij. De laatste tijd heeft dit Parlement helaas maar al te vaak een debat moeten voeren over de gedragingen van de regering van Wit-Rusland, het laatste bolwerk van het autoritair communistisch bewind op ons continent.

President Loekasjenko blijft zich onliberaal opstellen. Hij smoort de stem van een groot aantal mensen, en met name jongeren, die roepen om een toekomst van vrijheid voor hun land.

Enkele fundamentele mensenrechten worden voortdurend en opzettelijk genegeerd door de centrale regering. Sterker nog, zij verstevigt haar wurggreep en maakt het de burgers onmogelijk hun eigen ideeën, hun eigen politieke ideologie en hun eigen geloof vrijelijk tot uitdrukking te brengen. De minderheden in het land worden niet voldoende beschermd en vaak zelfs misbruikt en gediscrimineerd.

Dit alles is niet acceptabel zo dicht bij huis.

Wij gaan akkoord met de aanpak van voorzitter Barroso en geloven dat er meer vaart moet worden gezet achter de pogingen om de aanwezigheid van de Europese Unie in Minsk te versterken. Er moet informatie worden verspreid en er moeten coördinerende en ondersteunende activiteiten worden verrichten. Men moet de situatie op de voet blijven volgen en daarbij bijzondere aandacht schenken aan de eerbiediging van de mensenrechten.

Europa moet het vermogen en de kracht hebben om een invloedrijke politieke daad te stellen, onder andere via een nauwere samenwerking met de politieke krachten van de oppositie, die steeds meer steun krijgen van de mensen en strijden om een andere en betere toekomst voor Wit-Rusland.

 
  

(1) Zie notulen.


27. Betrekkingen tussen de Unie en India
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0256/2005) van Emilio Menéndez del Valle, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (2004/2169(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Emilio Menéndez del Valle (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik de leden van de verschillende fracties willen bedanken die mijn verslag met hun amendementen hebben verbeterd. Verder bedank ik de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie internationale handel voor hun adviezen, en natuurlijk de ambtenaren van dit Parlement, die met hun werk het succes van dit verslag hebben verzekerd.

Mijn uitgangspunt was de mededeling van de Commissie van juni 2004 over een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en India, evenals het uitstekende en goed gedocumenteerde antwoord dat de Indiase regering daarop heeft gegeven in haar strategiedocument van augustus van datzelfde jaar.

Verder heb ik rekening gehouden met de verschillende bijeenkomsten die India en de Europese Unie sindsdien hebben gehouden, en natuurlijk met de vijfde bilaterale top van Den Haag van november vorig jaar, die kan worden gezien als de hoeksteen en het formele startsignaal van het strategisch partnerschap met India. Toen werd India de status van geprivilegieerde partner toegekend, een status die vergelijkbaar is met die van andere belangrijke landen.

Tenslotte heb ik voor zover mogelijk de voorbereidingen en bijeenkomsten gevolgd voorafgaand aan de zesde bilaterale Top die op 7 september jongstleden in New Delhi plaatsvond. Toen werd het licht op groen gezet voor het langverwachte, gezamenlijke actieplan voor een strategisch partnerschap.

Ik geloof dat ik op sommige punten in mijn verslag verder ga dan de Commissie en de Raad, en hier en daar kan er een zekere discrepantie bestaan tussen mijn en hun standpunt, ofschoon die eerder te wijten is nalatigheden dan aan concrete acties van hun kant. Toch ben ik van mening dat we - als mijn verslag morgen in de plenaire vergadering wordt aangenomen - met recht mogen zeggen dat de drie communautaire instellingen -Parlement, Commissie en Raad - dezelfde sterke behoefte voelen aan de bevordering, consolidering en verrijking van onze betrekkingen met de grootste democratie op aarde. We mogen niet vergeten dat we het over een land hebben, India, dat feitelijk de grootste democratie op aarde is.

Overigens zij erop gewezen - wat ik in de tekst ook doe - dat een aantal van de doelstellingen die worden genoemd in de mededeling van de Raad en in het recente gezamenlijke actieplan, speciale financiering behoeven waar we, als we serieus te werk willen gaan, niet omheen kunnen. Een politieke dialoog heeft anders weinig zin.

In dat hoofdstuk stel ik het Parlement voor ermee in te stemmen dat in het strategische partnerschap prioriteit wordt verleend aan de politieke dialoog, ofschoon ik erop wijs dat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en een doeltreffende bestrijding van de armoede een centrale plaats moeten blijven innemen in het strategische engagement van de Unie met India. Dit engagement is op zich al een politieke daad, want als de politieke wil ontbreekt om adequate financiële middelen goed te keuren, kunnen er geen ontwikkelingsdoelstellingen worden verwezenlijkt.

India staat voor de taak om het enorme ontwikkelingsproject dat van start is gegaan, te voltooien. Ik ga ervan uit dat India en de Unie het met elkaar eens zijn dat handel, investeringen en vrije concurrentie de kernelementen van ontwikkeling zijn, maar ook dat we, als we een harmonieuze en rechtvaardige vorm van ontwikkeling nastreven, rekening moeten houden met een aantal fundamentele eisen vanuit de samenleving, eisen die verband houden met de bevordering van de economische en sociale cohesie, het milieu en de consumentenrechten. Ik zou New Delhi dan ook willen verzoeken om terdege aandacht te schenken aan deze factoren.

Eergisteren - ik wil u dit bericht niet onthouden - stond in een hoofdartikel van een belangrijke Britse krant dat de wittebroodsweken tussen de Indiase regering en de particuliere financiële sector voorbij zijn, en de regering van India ervan werd beschuldigd te hebben toegelaten - en citeer letterlijk - dat linkse bondgenoten van de regeringscoalitie de beloofde hervormingen tegenhielden. De krant erkent desondanks met zoveel woorden dat het de Indiase economie voor de wind gaat, de groei dit jaar wellicht meer dan 7 procent bedraagt, de ondernemingswinst een stijgende lijn vertoont, de informatiesector steeds sterker wordt, de beurs wel vaart en het geld nog steeds met bakken het land inkomt - einde bericht. De krant stelt echter dat de Indiase regering geen van deze successen op haar conto mag schrijven, omdat die - volgens de krant - uitsluitend te danken zijn aan geluk, aan hervormingen uit het verleden of aan de inspanningen van de particuliere sector.

Het lijkt me eerlijk gezegd nogal bizar wat deze invloedrijke krant zegt. Ik wist niet dat geluk een actieve, bepalende economische factor was. Feit is - en daarmee sluit ik af - dat India terrein wint, en datzelfde geldt voor haar strategische betrekkingen met de Unie.

In mijn vijf minuten spreektijd kan ik niet meer zeggen. Wat ik voorstel, staat uitvoerig beschreven in de toelichting en de ontwerpresolutie. Ik zou de aandacht van de Indiase regering en van de Indiase samenleving alleen nog willen vestigen op het belang van een aantal punten: de doodstraf moet worden afgeschaft, het VN-Verdrag tegen foltering moet worden ondertekend, en het Internationaal Strafhof moet worden erkend. Verder zou het een goed idee zijn als India ook het Verdrag voor de non-proliferatie van kernwapens zou onderschrijven, net zoals Pakistan en Israël, trouwens.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Menéndez del Valle van harte gelukwensen met zijn uitstekende verslag over het strategisch partnerschap tussen de EU en India, dat een uiterst nuttige stimulans zal zijn voor het beleid van de Europese Unie op dit terrein. Dit verslag geeft ons heel wat stof tot nadenken. De snelle opkomst van India en de impact daarvan op het wereldtoneel is van gigantisch belang. Naarmate het nieuwe India zichzelf in economische en politieke opzicht herdefinieert, moet de rest van de wereld - ook Europa - zijn beeld van het land bijstellen.

Europa heeft duidelijk aangegeven India uiterst serieus te nemen. Tijdens de laatste EU/India-top van twee weken geleden is goedkeuring gehecht aan een ambitieus gezamenlijk actieplan dat het kader biedt voor een kwalitatieve omvorming van onze betrekkingen met India. Dit actieplan effent het pad voor een nauwere samenwerking bij de verwezenlijking van voor beide partijen strategische doelstellingen. Ik noem de ontwikkeling van de handel en de investering in versterkte culturele samenwerking. Het effent tevens het pad voor deelname van India aan Galileo, en voorziet zelfs in betrokkenheid van India bij de internationale thermonucleaire experimentele reactor ITER. Dit actieplan verschaft ons een routekaart voor de concrete tenuitvoerlegging van ons strategisch partnerschap. Wij hebben er nota van genomen dat in het verslag wordt benadrukt dat de EU en India, als de grootste democratieën ter wereld, zich gezamenlijk willen inzetten voor de waarden die bijdragen aan wereldwijde vrede en stabiliteit. Wij hebben fundamentele waarden gemeen, of het nu gaat om ons engagement voor democratie en mensenrechten of om de waarde die beide partijen hechten aan de institutionele opbouw van een wereldbestuur.

Het nieuwe India lijkt soms een hele wereld in één land te zijn. In India gaan topcapaciteiten op het gebied van informatietechnologie, geneesmiddelen en biotechnologie hand in hand met armoedeniveaus die men in de derde wereld aantreft. Indiërs kopen per maand 2 miljoen mobiele telefoons, maar 300 miljoen Indiërs moeten nog altijd rondkomen van minder dan een dollar per dag.

De Commissie deelt het standpunt dat de heer Menéndez del Valle zo welsprekend heeft verwoord in zijn verslag, namelijk dat vrije handel en meer investeringen van buitenaf sleutelfactoren voor de economische ontwikkeling zijn, maar ook dat in het streven naar een harmonieuze, duurzame en rechtvaardige economische ontwikkeling rekening gehouden moet worden met fundamentele sociale behoeften.

De Commissie is tot slot vastbesloten om steun te geven aan de koers die India volgt bij de economische hervormingen en de modernisering. Onze regelgevende dialoog, studentenuitwisselingen en wetenschappelijke samenwerking zullen allemaal de lopende hervormingen ondersteunen.

Onze relatie met India kan niet uitsluitend via bilaterale samenwerking worden opgebouwd. We moeten nauw met India samenwerken om de ministeriële conferentie van de WTO in Hong Kong tot een succes te maken. De EU en India moeten leiderschap tonen door de ontwikkelingsagenda van Doha succesvol af te ronden, en India bevindt zich, als onze partner, zonder meer in een unieke positie om aan te tonen dat vrije handel in goederen en diensten een krachtig instrument voor ontwikkeling is.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de strategische relatie tussen de Europese Unie en India, en met name het recent gezamenlijk actieprogramma, markeert het feit dat de samenwerking op een hoger en stabieler niveau wordt getild.

Voor mij is het een goede zaak dat het nieuwe samenwerkingskader geen samenraapsel is van specifieke doelstellingen en middelen, maar een allesomvattende, op gelijkwaardigheid en wederkerigheid gegrondveste aanpak weerspiegelt.

De samenwerkingsdynamiek en de voordelen die deze naar verwacht voor beide zijden zal opleveren, volstaan op zich al om de nieuwe poging te rechtvaardigen. Een belangrijke plaats moet echter worden ingeruimd voor de verspreiding van de resultaten van deze bilaterale samenwerking over heel het gebied van de Associatie voor Regionale Samenwerking in Zuid-Azië, waarin India een centrale rol speelt, evenals in het kader van het wereldhandelsbestel.

Als rapporteur voor advies wil ik mijn aandacht toespitsen op de pijler van de economische dimensie en met name op de handel, en daarbij opmerken dat de uitdaging gelegen is in de verdere versterking van de handels- en investeringsstromen.

Beide partijen kunnen elkaar op verschillende gebieden op creatieve wijze ontmoeten. Ik noem een grotere openstelling van de Indische markt, met alle voordelen van dien ook voor India zelf, economische hervormingen, waardoor systeemconvergentie tot uiting kan komen, en ondersteuning van synergie op wetenschappelijk en technologisch gebied. Ongetwijfeld zijn de huidige WTO-onderhandelingen, de Doha-ronde, een topuitdaging, een uitdaging van conjuncturele aard, voor een opbouwende samenwerking, zoals ook u, mijnheer de commissaris, al zei.

Tot slot hoop ik dat het bijzondere gewicht dat India in de G20 in de schaal legt, de kenmerken zal krijgen van een vruchtbare en creatieve bijdrage aan de overbrugging van de standpunten tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden.

Ik wens de rapporteur van het verslag veel geluk.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Marcello Vernola, namens de PPE-DE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement zal alleen maar baat hebben bij het werk dat verricht is door de rapporteur en de collega-parlementariërs die zich de afgelopen maanden bezig hebben gehouden met het vraagstuk van de samenwerking met India. We gaan op weg naar een strategisch partnerschap, dat geconsolideerd moet worden met krachtige daden van de kant van niet alleen de Europese Commissie maar ook de Europese Raad. Intussen moeten wij, als Europees Parlement, krachtig aandringen op een actieve rol, als het gaat om de samenwerking met het Indiaas parlement.

Rapporteur Menéndez del Valle heeft uitstekend werk verricht, maar het Europees Parlement moet zich daarvoor blijven inzetten. Het document waarover wij morgen zullen stemmen, is zeer analytisch. Daarin wordt een groot aantal aspecten van de samenwerking tussen de Europese Unie en India uitgediept. Wij zijn de twee grootste democratieën ter wereld, en zetten ons gezamenlijk in voor ontwikkeling en samenwerking, niet alleen op economisch maar ook sociaal gebied, met als doel een mondiaal evenwicht te garanderen. Deze twee hoofdrolspelers moeten hun krachten bundelen om de rechtsstaat en de mensenrechten te garanderen, alsmede - en ik wijs hier met nadruk op - de noodzaak van bescherming van de rechten van de werknemers beklemtonen.

Daarom is het zo belangrijk dat, als we ons samen met India willen inzetten voor een nieuw evenwicht met betrekking tot vrede en ontwikkeling, in welk opzicht dan ook, er een interparlementaire delegatie EU-India komt en er jaarlijks ontmoetingen plaatsvinden tussen de twee parlementen. Kortom, praktisch gezien betekent dit dat ons Parlement zich moet blijven inzetten voor alle in de richtlijn genoemde punten waarover wij morgen zullen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de heer Menéndez del Valle feliciteren met zijn uitmuntende werk. Als voorzitter van de delegatie van het Parlement voor de betrekkingen met India ben ik van mening dat dit een evenwichtig verslag is, waarin de gecompliceerde en waardevolle betrekkingen tussen de EU en India goed worden weergegeven. Het verslag markeert tevens een echt keerpunt in de lange geschiedenis die wij delen.

De EU en India zijn natuurlijke partners en, zoals we vandaag al verscheidene malen gehoord hebben, twee van de grootste democratieën ter wereld. Binnen enkele decennia zal India een van de grootste economieën ter wereld zijn. Het heeft een enorme geopolitieke kracht en dit is voor ons een goed moment om onze relatie naar een hoger plan te tillen en te intensiveren. Beide partners bevinden zich in een goede positie om een belangrijke speler te worden in de mondiale kenniseconomie. Zoals Tony Blair zei, is het van cruciaal belang dat de EU en India een gelijkwaardig partnerschap creëren waar beide partijen van kunnen profiteren, vooral gezien het feit dat onze eigen bevolking vergrijst en de helft van de Indiase bevolking jonger is dan 25 jaar.

Hoewel wij vaak horen spreken over de hoogontwikkelde technische sector van India, mogen wij niet vergeten dat India altijd nog met enorme problemen is geconfronteerd, problemen waarbij wij een spilfunctie kunnen vervullen: armoede en ontbering en meer dan 600 miljoen mensen die afhankelijk zijn van landbouw. Ons antwoord moet dan ook meer zijn dan louter retoriek. Ik ben het met de heer Menéndez del Valle eens dat er meer middelen beschikbaar moeten worden gesteld. De Commissie en de Raad moeten het verzoek om India zowel voor gezondheidszorg als voor onderwijs 1 miljard euro te geven, serieus bekijken. Een van onze voornaamste prioriteiten is immers de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, en 40 procent van die doelstellingen heeft betrekking op India. Tegelijkertijd moet de Commissie een progressief steunbeleid ten uitvoer leggen om de groei van heel het land en niet slechts bepaalde regio’s te bevorderen.

Gloedvolle woorden genoeg, maar hoe kunnen wij daadwerkelijk verschil maken? Om ervoor te zorgen dat ons partnerschap verder gaat dan enkel economie, moeten wij er meer politiek in stoppen. We kunnen niet roepen om een versterking van de politieke dialoog als wij vervolgens alleen maar een groep op hoog niveau voor de handel in het leven roepen. Er is dringend behoefte aan meer en betere contacten tussen onze parlementen. Het forum van parlementsleden dat de Bond van Indiase Kamers van Koophandel heeft opgezet, heeft mijn warme steun, maar beide partijen moeten een routekaart gebruiken voor de versterking van de politieke dialoog, met inbegrip van parlementaire steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Sajjad Karim, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de globalisering is een uitdaging voor de gevestigde economieën van de wereld. Wij in Europa moeten ervoor zorgen dat we nauwere banden creëren met landen die onze waarden delen. Het voorgestelde partnerschap EU-India is dan ook een kans voor zowel de EU als India, en kan een positief effect hebben op heel de Zuidoost-Aziatische regio.

Ofschoon het maar al te gemakkelijk is dit als een zuiver economisch partnerschap te beschouwen, is het naar mijn mening veel meer dan dat. Het is duidelijk dat India een van de landen is die een vooraanstaande rol spelen in de economische opkomst van Azië. India is eveneens een land dat de democratie, de rechtsstaat, een onafhankelijke rechtsspraak en vrije media als waarden met ons gemeen heeft. Er valt nog veel te doen, maar al deze factoren zouden investeerders ertoe moeten aanzetten om met een gerust hart zaken te doen met India en zouden ons het vertrouwen moeten geven om deze stappen in de richting van een partnerschap te zetten.

Binnen dit partnerschap zal er ook ruimte zijn voor het aan de orde stellen van kwesties op andere gebieden, of het nu gaat om mensenrechten, kinderarbeid, onderwijs, ontwikkeling, armoedebestrijding, vrouwenrechten of minderheidsrechten. We moeten te allen tijde bereid zijn om deze zaken bij onze partners aan te kaarten, maar altijd op basis van gelijkwaardigheid en tot wederzijds voordeel.

India is een land met een rijke cultuur en geschiedenis. De geschiedenis van India en die van Europa zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze gedeelde ervaringen vormen een solide fundament waarop wij kunnen voortbouwen. De rol van India in Zuidoost-Azië wordt steeds belangrijker, en dat brengt extra verantwoordelijkheden voor het land met zich mee. Er zullen tijden zijn dat wij leren van de ervaring van India, maar op andere momenten zullen wij evenzeer bereid moeten zijn onze mening en onze steun te geven, opdat aan die verantwoordelijkheden kan worden voldaan. Alleen zo kunnen wij ons oprecht inzetten voor dit partnerschap.

In onze global village is Zuidoost-Azië een regio met grote mogelijkheden. Onze betrekkingen met India kunnen bijdragen aan de totstandbrenging van vrede en stabiliteit en van nauwere samenwerking tussen de Zuidoost-Aziatische landen. Zij hebben uiteraard hun onderlinge meningsverschillen, bijvoorbeeld over water of het recht op zelfbeschikking, maar de mogelijkheid dat Zuidoost-Azië zich tot een grotere eenheid ontwikkelt, is zeker niet denkbeeldig.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb er nu een werkdag van dertien uur op zitten en zal dus spoedig de arbeidstijdenrichtlijn overtreden. Ik zit in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, dus misschien zal ik mij gaan verantwoorden tegenover de commissievoorzitter, maar ik red me wel. Dat is meer dan miljoenen mensen op het Indiase subcontinent kunnen zeggen.

We hebben hier het verbijsterende schouwspel dat de EU subsidies uitstort over de drie SEI-organisaties en op die manier duizenden banen in de dienstverlenende sector van callcentersoftware naar India verplaatst, en dat is slechts een deel van de vele banen die naar Azië verplaatst worden. Dat dit de werkloosheid in Europa verergert, is niet relevant. Relevant is alleen de reden voor de verplaatsing van de banen, en die kennen we allemaal: goedkopere producten, hoofdzakelijk omdat de werknemers in dat deel van de wereld minder betaald krijgen dan de Europese werknemers, dat wil zeggen, minder dat het wettelijk minimumloon in Europa. Als dat niet het geval zou zijn, zou er ook geen reden zijn om bedrijven te verplaatsen.

Deze werknemers zullen ook langere arbeidstijden hebben, waar de drie SEI’s groot voorstander van zijn. De heer Menéndez del Valle heeft het er nota bene vol trots over dat er wel tot 5,5 uur per dag langer gewerkt wordt. Erger nog, hij geeft toe dat er misbruik gemaakt wordt van de werkloosheid, bijvoorbeeld door gebruik te maken van kinderarbeid. We krijgen hier dus goedkopere producten omdat de regels worden overtreden die in de EU gelden voor lonen en arbeidstijden. Het werk wordt gedaan door werknemers die - en daar twijfel ik geen moment aan - vaak werken onder omstandigheden die een inspecteur van een Europese Arbo-dienst zou verbieden.

Kortom, de EU werkt mee aan uitbuitingspraktijken, hetzelfde kwaad dat zij in Europa zo ijverig probeert uit te roeien. Schande!

 
  
MPphoto
 
 

  Ryszard Czarnecki (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het strategisch partnerschap tussen de Unie en India kan in heel eenvoudige woorden worden beschreven: het is een partnerschap tussen democraten. De Unie en India zijn de twee grootste democratieën ter wereld, zoals al eerder is gezegd in dit Parlement. Natuurlijk is de democratie op het Indiase subcontinent geworteld in specifieke tradities en waardesystemen, maar het is desalniettemin democratie.

India is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld, en is daarnaast een opkomende economische macht. Het heeft al de status van waarnemer bij de G7. Het is een land van paradoxen, zoals ik heb kunnen zien in de paar weken die ik er heb doorgebracht. Aan de ene kant hebben ze er de allernieuwste technologische en computerapparatuur, maar aan de andere kant leven meer dan een half miljard mensen van de landbouw, zoals mevrouw Gill eerder zei, en leven 370 miljoen mensen, bijna 35 procent van de bevolking, beneden de armoedegrens. We mogen ook niet vergeten dat in India tussen de 17,5 en 35 miljoen kinderen moeten werken. Daarnaast is India een land dat 70 procent van zijn energie uit het buitenland moet invoeren, en is het afhankelijk van buitenlandse steun.

We weten nog niet of India een vaste zetel in de VN-Veiligheidsraad zal krijgen. Het is misschien niet goed de samenstelling van dat orgaan te wijzigen, want zo'n wijziging zou in verschillende Europese en niet-Europese landen felle reacties oproepen. Er bestaat echter geen twijfel dat Delhi spoedig een leidende rol op het politieke en economische wereldtoneel zal spelen.

Een strategisch partnerschap tussen de Unie en India is voor beide partijen een noodzakelijke stap in de goede richting. We mogen bepaalde problemen, zoals het nog onopgeloste conflict in Kasjmir of het feit dat de laatste ronde in de zogenoemde cricketdiplomatie tussen India en Pakistan geen rekening houdt met de wensen van de bevolking van Kasjmir, niet verdoezelen. Het is bovenal de bevolking van Kasjmir die over de toekomst van haar regio moet worden geraadpleegd, niet alleen de politici in Karatsji of Delhi.

Hoe belangrijk deze beschouwing ook moge zijn, zij mag ons niet doen vergeten dat India de Unie nodig heeft, en dat de Unie India nodig heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van mijn prestaties in dit Parlement waar ik het meest trots op ben, is dat ik drie jaar geleden een van de oprichters was van de informele interfractiewerkgroep “Friends of India”. Sedertdien boekt India het ene succes na het andere, en nu is het land een strategisch partner van de EU, wat ik van harte toejuich.

India is nog steeds een stabiele, seculiere democratie, waarmee ook de stelling van China wordt ontkracht dat de omvang van een land een obstakel vormt voor democratie en eerbiediging van de mensenrechten. De zesde EU-India-top, die op 7 september in New Delhi plaatsvond, met de deelneming van de fungerend voorzitter van de Raad, Tony Blair, de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, en premier Manmohan Singh, was met de ondertekening van het gezamenlijke actieplan voor een strategisch partnerschap tussen de EU en India een groot succes.

Daarmee wordt voorzien in de oprichting van een groep op hoog niveau die zich moet verdiepen in de meningsverschillen ten aanzien van intellectuele-eigendomsrechten, antidumping en niet-tarifaire belemmeringen. Het is duidelijk in het belang van India dat we onze krachten in de WTO-onderhandelingen bundelen om de protectionistische handelsbarrières te verlagen, vooral bij accountancy-, juridische en financiële diensten. Dat zal immers de handel vrijmaken en grotere investeringsstromen genereren.

India heeft op dit moment een middenklasse van 220 miljoen burgers. De handel tussen de EU en India was vorig jaar goed voor 35,37 miljard dollar en neemt per jaar nog steeds met maar liefst 20 procent in omvang toe. India heeft onlangs Airbus gekocht en in mijn land besteden we callcenters en zelfs gezondheidszorg uit aan organisaties in India, hetgeen ik - in tegenstelling tot mijn collega van de Britse Independence Party - toejuich.

India vertegenwoordigt echter nog altijd slechts 1,5 procent van de buitenlandse handel van de EU, terwijl de EU circa 20 procent van de buitenlandse handel van India voor haar rekening neemt. Het groeipotentieel is dus nog steeds enorm. Er zou meer gedaan kunnen worden om de zogeheten mode 4, het vrij verkeer van beroepsbeoefenaren - en dan met name onderzoekswetenschappers - te vergemakkelijken, en India neemt momenteel deel, zoals gezegd, aan het Galileo-project.

Ik was verantwoordelijk voor het amendement op het verslag waarin wordt opgeroepen India de status van begunstigde partner toe te kennen in de uitwisseling van informatie met Europol in verband met de bestrijding van terrorisme. Het doet mij deugd dat dit tijdens de topconferentie aan de orde is gesteld.

Tot besluit wil ik India ervoor danken dat het, ondanks protesten van de zijde van de Indiase communistische partij, met de VS en de EU gestemd heeft vóór een resolutie van de IAEA over het nucleair programma van Iran.

India verdient zijn eigen, speciale delegatie van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Menéndez del Valle willen feliciteren met zijn evenwichtige en zeer geslaagde verslag. Het strategische partnerschap, dat begin september in Delhi nog eens is bevestigd, brengt ook verplichtingen met zich mee. Het lijkt me toch paradoxaal dat de Commissie de financiële middelen voor India verlaagt in plaats van ze te verhogen. Dat lijkt me niet logisch.

Ik denk ook dat we meer moeten doen om de EU in India bekend te maken. Tijdens het bezoek van de Britse premier was vaak niet duidelijk of hij nu kwam als voorzitter van de Raad van de EU of als premier van een lidstaat. Die verwarring moeten we ophelderen. We moeten duidelijk maken dat we namens de EU spreken, en niet slechts namens een lidstaat.

Er is gesproken over het bedrijfsleven. Dat is een sleutelelement van dit strategische partnerschap. Ook ik ben van mening dat er nog veel meer handel kan worden gedreven. We moeten de bureaucratie en de belemmeringen beperken en meer doen voor de opbouw van infrastructuur, havens en luchthavens.

We moeten ook meer doen voor faire handel - dat hebben meerdere sprekers al gezegd -, we moeten ervoor zorgen dat de rechten van werknemers worden erkend, dat kinderarbeid wordt afgeschaft en het intellectueel eigendom wordt gerespecteerd. Dat hoort er allemaal bij, en de vertegenwoordiger van de UKIP zit er volgens mij helemaal naast: India investeert wel in Europa. Daardoor ontstaan hier duizenden banen. Onlangs is in Noord-Ierland bijvoorbeeld een IT-bedrijf met 600 banen opgericht. Dit is een uitwisseling, geen éénrichtingsverkeer.

Dan de politieke aspecten: ik zou graag willen dat India bijdraagt tot het multilateralisme, bijvoorbeeld door het Internationale Hof van Justitie te erkennen en het Verdrag van de VN tegen marteling te ratificeren. Ik denk dat beide partijen samen nog heel wat kunnen bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Menéndez del Valle bedanken voor het geslaagde verslag. Daarmee worden de mensenrechten op voorbeeldige wijze opgenomen in het partnerschap en niet als een aparte categorie weggestopt, zoals vaak het geval is.

India heeft de laatste decennia een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. Men kijkt in het algemeen jaloers naar zijn technologische ontwikkeling, en tegelijkertijd is India in staat de etnische, religieuze, culturele en taalkundige verscheidenheid van zijn samenleving te bewaren. De Europese Unie en India hebben nauwe betrekkingen; wij zijn vrienden. Wij waarderen het vooral dat deze grootste democratie ter wereld met haar wetgeving actief de misstanden probeert te corrigeren die in de samenleving worden waargenomen. De zogeheten positieve discriminatie is hier een voorbeeld van.

Een goede wetgeving is echter niet voldoende, er moet ook in de uitvoering daarvan worden geïnvesteerd. De nationale mensenrechtencommissie van India heeft al veel werk verricht, maar de lokale overheden moeten zich ook systematisch aan goede politieke besluiten houden. De Europese Unie kan hier bijvoorbeeld steun aan geven met haar ontwikkelingsprogramma's, die zich moeten richten op de bestrijding van discriminatie.

Van de ruim een miljard inwoners van India leeft ongeveer 35 procent onder de armoedegrens en een groot aantal mensen ontbeert nog steeds alle mensenrechten. De belangrijkste, op zich staande reden hiervoor is het kastenstelsel, dat de ongelijke behandeling van mensen toestaat. Zeer zorgwekkend is de situatie van de vrouwen en van de meer dan 160 miljoen dalits (“onaanraakbaren”), wier misbruik sociaal geaccepteerd en algemeen is. De dalits die uit het kastenstelsel willen breken door te trouwen met iemand uit een hogere kaste of bijvoorbeeld door onderwijs te volgen of legaal land te kopen, worden vaak fysiek mishandeld en sociaal uitgesloten. De lokale overheid interpreteert de wet al snel in het voordeel van een hogere kaste. Wij, leden van het Europees Parlement, hebben vaak de mensenrechtenschendingen als gevolg van het kastenstelsel ter sprake gebracht, maar vooralsnog hebben wij nog weinig praktische maatregelen van de kant van de Europese Unie gezien.

Nu er in de industriesector hardop wordt gesproken over de voor India noodzakelijke technologische sprong, die met communautaire steun kan worden gerealiseerd, moet de Europese Unie India concreter gaan steunen bij de mensenrechtenkwesties, zodat het zijn goede politieke wil in de praktijk kan brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, de Europese Unie en India zijn voorbestemd om een strategisch samenwerkingsverband en een strategisch partnerschap aan te gaan. Samen vormen wij de twee grootste democratieën ter wereld. Deze democratieën zijn gestoeld op de naleving van mensen- en burgerrechten en op de principes van de rechtsstaat.

De EU en India zijn voorbestemd om met elkaar strategisch samen te werken bij de oplossing van wereldomspannende, politieke en veiligheidsproblemen. Dit kan gebeuren ofwel via bilaterale contacten ofwel, bijvoorbeeld, via de Verenigde Naties. De EU en India zijn voorbestemd om economische partners te zijn. De Europese Unie is de belangrijkste handelspartner van India terwijl India, zoals reeds werd vermeld, grootschalig investeert in Europa. Zo wordt de staalindustrie in mijn eigen land, de Tsjechische Republiek, momenteel succesvol geherstructureerd door de firma Mittal Steel. De EU en India zijn ook voorbestemd om samen te werken op het vlak van het milieu, de landbouw, de mensenrechten, de millenniumdoelstellingen en de strijd tegen de armoede.

Tot slot zou ik onze rapporteur, mijnheer Menéndez del Valle willen bedanken en complimenteren met zijn evenwichtige, uitstekende verslag. Op mijn steun kan hij rekenen en ik verwacht dat ook het Parlement morgen, tijdens de stemming, massaal achter dit verslag zal gaan staan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

 

28. Hernieuwbare energie in de Unie
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0227/2005) van Claude Turmes, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het aandeel van hernieuwbare energie in de EU en voorstellen voor concrete acties (2004/2153(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes (Verts/ALE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de eenentwintigste eeuw zal de eeuw zijn van de technologie voor hernieuwbare energiebronnen. Afgelopen dinsdagmiddag hebben wij een conferentie gehouden met vooraanstaande vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en het was zeer indrukwekkend om te zien hoe groot de verscheidenheid is aan hernieuwbare energiebronnen en nieuwe ontwikkelingen zoals oceaanenergie, elektriciteit uit zonnewarmte en tweede generatie biobrandstoffen.

Wanneer we spreken over hernieuwbare energiebronnen, hebben we het niet alleen over bevoorradingszekerheid en milieu, maar ook over het toekomstige industriële en economische beleid van Europa. Dankzij de toewijding van een klein aantal landen is dit een van de sectoren waarin Europa de rest van de wereld de weg wijst. Vorige week was ik in Denemarken. Denemarken heeft een opdracht voor de allergrootste investering in windenergie ter wereld, in de VS, in de wacht gesleept, en het is een Deense onderneming die dit project gaat uitvoeren.

We hebben dus een voorsprong in deze technologie en die moeten we behouden. Dat vereist een politieke aanpak. Ook hebben wij behoefte aan een systemische benadering van het energiebeleid. De beste hernieuwbare energie is intelligent gebruikte hernieuwbare energie; dat is energie-efficiëntie.

Een tweede belangrijke systemische aanpak hangt samen met iets wat we vaak vergeten: geschikte energiedichtheden. Elektriciteit gebruiken om een huis te verwarmen of te koelen is volslagen irrationeel en allesbehalve economisch. Via ons energiebeleid moeten we een einde maken aan de huidige, inefficiënte energietoepassingen en in plaats daarvan kiezen voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen met een lage temperatuur of afvalstoffen uit elektriciteitsopwekking.

Laten we eens naar de verschillende sectoren kijken. In de bouwsector - we hadden daar afgelopen dinsdag een concreet voorbeeld van - financieren we met geld van de Commissie een project in Hongarije. Het betrof een zogenaamde Plattenbau - zo’n gebouw waaraan van alles schort. Het energieverbruik werd onder toezicht met 80 procent verlaagd. Wanneer je het energieverbruik met 80 procent terugdringt, wordt wat in de oude situatie slechts een kleine 5 procent aan zonneverwarming was, in één keer een aandeel van 25 procent aan hernieuwbare energie. Dat betekent meer comfort voor de mensen die er wonen en meer werkgelegenheid in Europa. Vooral in Oost-Europa kan op dat gebied veel gedaan worden door bestaande gebouwen te renoveren en vervolgens de centrale stadsverwarmingsystemen te moderniseren, zodat deze omschakelen van steenkool op biomassa.

Wat koeling met behulp van zonnewarmte betreft: inderdaad, we kunnen huizen koelen met zonne-energie. Dit gaat volmaakt samen, want als de zon schijnt, worden gebouwen warm maar dan kan de zon ons ook helpen energie op te wekken om die gebouwen te koelen. Voor bestaande gebouwen biedt zonnewarmte dan ook geweldige mogelijkheden en Mechtild Rothe zal in dat verband een aantal beleidsinstrumenten bespreken.

Dan kom ik nu op de elektriciteitssector. Oceaanenergie zal de volgende grote ontwikkeling zijn en we moeten geld steken in de ontwikkeling van elektriciteit die wordt opgewekt door zonnewarmte. Daar liggen grote kansen voor het zuidelijk deel van Europa en in de “sun belt”-regio’s van de wereld kunnen onze bedrijven in dat opzicht ook een flinke slag slaan.

Wij moeten er echter wel voor zorgen dat de elektriciteitsmarkt naar behoren functioneert. Mijnheer de commissaris, dit is iets waarover we veel praten. Ik denk echter dat we krachtdadiger moeten optreden. Het eigendomsrecht moet worden losgekoppeld. Er moet een einde worden gemaakt aan subsidies voor steenkool en kernenergie en er moet een solide kader worden gecreëerd voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.

Tot besluit enkele woorden over de vervoerssector. Dit is de meest inefficiënte sector. Een auto heeft een efficiëntie van slechts 10 à 12 procent, terwijl we in de elektriciteitssector op 40 procent zitten en in de verwarmingssector op 80 à 90 procent. Het eerste wat er in de vervoerssector moet worden gedaan, is dus het verhogen van de efficiëntie door middel van bindende efficiëntiedoelstellingen voor auto’s en door voor vrachtwagens een verschuiving van de weg naar het spoor te bewerkstelligen, enzovoort. Pas dan hebben traditionele biobrandstoffen en tweede generatie biobrandstoffen zin. Ook hier hebben we een solide kader nodig tot 2020, anders zullen de investeringen in tweede generatie biobrandstoffen uitblijven.

Afrondend wil ik alle collega’s bedanken die met mij hebben samengewerkt. Ik denk dat we goed werk hebben verricht en ik hoop dat de stemming morgen ook goed zal verlopen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Allereerst wil ik mijn dank betuigen aan de heer Turmes, de rapporteur van het verslag over de mededeling van de Commissie over het aandeel van hernieuwbare energie in de EU, en aan al zijn collega’s die hebben bijgedragen aan dit verslag.

Dit onderwerp wint steeds meer aan belang, niet alleen vanwege de huidige hoge olieprijzen maar ook in verband met het beleid van de Europese Unie op de middellange en lange termijn. We hebben het hier vandaag al over kunnen hebben. Ik zou willen benadrukken dat er, ook al hebben we in de sector hernieuwbare energie aanmerkelijke vooruitgang geboekt, nog heel wat werk moet worden verzet: zelfs wat betreft de doelstelling voor een algemeen gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, bijvoorbeeld groene stroom en biomassa, hebben we nog een heel eind te gaan als we onze doelen voor 2010 willen realiseren. De Commissie doet alles wat in haar vermogen ligt om de lidstaten te stimuleren en ertoe aan te sporen zich aan deze doelstellingen te houden. Het is duidelijk dat we beter moeten en kunnen presteren.

Ik heb het verslag met veel genoegen gelezen. Het geeft een samenhangend en alomvattend overzicht van wat er op de korte en de middellange termijn mogelijk is op het gebied van hernieuwbare energie.

Ik begrijp dat er amendementen zijn ingediend om bepaalde delen van het verslag te wijzigen. Aangezien dit een initiatiefverslag van het Parlement is, zal ik niet op alle elementen in het verslag of de amendementen ingaan, maar er een aantal hoofdpunten uitlichten.

In de eerste plaats was ik onder de indruk van het brede overzicht van de mogelijkheden die hernieuwbare energie ons biedt. Dat bewijst maar weer eens dat we in de toekomst onze energiemix kunnen wijzigen.

Voorts was ik zeer ingenomen met de veelomvattende en systemische benadering die het Parlement ten aanzien van energie hanteert. Terecht stelt u dat liberalisering samengaat met eerlijke voorwaarden voor hernieuwbare energiebronnen. Ook koppelt u het gebruik van hernieuwbare energiebronnen aan energie-efficiëntie. U geeft blijk van een visie waar het gaat om het gebruik van onderzoek, het op de markt brengen en steunregelingen. Bovendien betoogt u op overtuigende wijze dat energie uit hernieuwbare bronnen deel is van de wereldwijde oplossing van onze wereldwijde energieproblemen. En tot slot legt u de uiterst belangrijke link tussen concurrentiekracht, bevoorradingszekerheid en milieubescherming.

Ik ben met name verheugd over de punten die betrekking hebben op biomassa. Deze sector neemt in het verslag een zeer belangrijke plaats in. Ik kan u meedelen dat de Commissie eind november een actieplan zal aannemen. De mogelijkheden om biomassa te gebruiken voor de energievoorziening in de Unie, zijn substantieel en dienen verder ontwikkeld te worden. Ik ben het ermee eens dat het beleid met betrekking tot energie uit biomassa nauw samenhangt met Europees beleid op andere gebieden. In haar recente voorstel voor een besluit van de Raad inzake plattelandsontwikkeling heeft de Commissie voorgesteld biomassa en biobrandstoffen te integreren in plattelandsontwikkeling, als zijnde een belangrijke nieuwe markt in een duurzame landbouw.

Het behoeft geen betoog dat directe steunmaatregelen in de toekomst van essentieel belang zullen blijven om te waarborgen dat energie uit hernieuwbare bronnen een voldoende groot marktaandeel verwerft en dat we de doelstellingen die we hebben afgesproken verwezenlijken. Zoals u weet streeft de Commissie ernaar eind november een mededeling over steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen aan te nemen.

Deze mededeling zal een goede gelegenheid zijn om de vele verschillende steunregelingen die er op het ogenblik in Europa zijn, te evalueren. In de mededeling zal ook worden ingegaan op de obstakels die de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in de weg staan. Voorbeelden daarvan zijn ingewikkelde vergunningsprocedures en een slechte integratie van hernieuwbare energiebronnen in lokale ruimtelijke ordening. We moeten de diverse nationale systemen aan een grondige analyse onderwerpen. Op basis van het effect van die systemen zullen we een besluit moeten nemen over een perspectief voor de langere termijn.

Wat verwarmen en koelen betreft, juich ik het initiatiefverslag van mevrouw Rothe toe. Dit verslag zal er eveneens toe bijdragen dat de geschikte initiatieven de nodige aandacht krijgen. Ik heb de amendementen gezien die in verband met verwarmen en koelen zijn ingediend, en de Commissie zal zorgvuldig bekijken wat er in dit verband nog meer gedaan kan worden.

Gezien de huidige hoge olieprijzen is het zaak dat wij vastberaden en met ambitie reageren. Ik wijs in dit verband op mijn vijfpuntenplan dat ik eerder vandaag heb uiteengezet en dat de steun van de Commissie geniet.

Ik bedank de rapporteur en de Commissie industrie, onderzoek en energie nogmaals voor het initiatief dat zij hebben genomen tot de opstelling van dit verslag. Daardoor kunnen wij dit debat voeren vandaag, en zal de Commissie de gepaste initiatieven kunnen ontplooien.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid de rapporteur van harte danken en gelukwensen met zijn belangrijke verslag.

Hernieuwbare energiebronnen hebben belangrijke voordelen en daarom is de vraag hoe men de ontwikkeling daarvan kan bevorderen en ervoor kan zorgen dat de burgers in de toekomst de vruchten daarvan plukken. Er zijn weliswaar bepaalde stappen gezet, maar toch is de Commissie, gelet op de doelstellingen van richtlijn 2001/77/EG, veel te laat met haar recente verslag. Daarom moeten wij meer doen en wel in vier richtingen.

Ten eerste moeten wij een beter beleidsklimaat scheppen voor hernieuwbare energiebronnen. Hier hebben de regeringen een beslissende rol, aangezien de grote multinationals helaas voornamelijk blijven investeren in aardolie. Daarom hebben wij een heel vlechtwerk van prikkels nodig voor het aanmoedigen van investeringen in hernieuwbare energiebronnen en het tot stand brengen van winstgevende markten.

Ten tweede moet er een geschikt rechtskader komen ter ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen. Daarmee moet men in staat zijn om de stramheid van het huidig energiestelsel te overwinnen, dat samen met de desbetreffende rechtsgrondslagen in het leven werd geroepen toen zelfs het woord ‘hernieuwbare energiebronnen’ nog onbekend was.

Ten derde moeten wij ervoor zorgen dat er veel meer openbare en particuliere investeringen worden gedaan in onderzoek, om betere en goedkopere technologie te ontwikkelen voor de hernieuwbare energiebronnen.

Ten vierde moeten wij bindende kwantitatieve doelstellingen tot 2020 vaststellen, zowel voor de totale productie van hernieuwbare energiebronnen als voor stroom, koeling en verwarming.

Als wij gaan investeren met een toekomstgericht plan voor de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen kunnen wij 250 000 banen creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie landbouw. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de rapporteur voor zijn werk en voor het feit dat hij de standpunten van de Commissie landbouw ten aanzien van dit verslag in aanmerking heeft genomen. Een beter moment dan dit is er waarschijnlijk nooit geweest voor een verslag over hernieuwbare energiebronnen. Toen ik mij hierheen begaf voor dit debat, stond de olieprijs op 67 dollar per vat, en zoals we weten is de olievoorraad niet onuitputtelijk. Als je bovendien kijkt naar de plattelandsgebieden van de Europese Unie, waar veel van de hernieuwbare energiebronnen vandaan zullen komen, zie je dat men daar al tijden schreeuwt om duurzame, alternatieve ondernemingen.

Ik vind het betreurenswaardig dat de EU haar doelstelling van 12 procent energie uit hernieuwbare bronnen tegen 2010 waarschijnlijk niet gaat halen. Het is duidelijk dat sommige lidstaten noch bereid noch geneigd zijn om de noodzaak van energieproductie uit hernieuwbare bronnen serieus te nemen, terwijl andere lidstaten op dat gebied juist gestage vorderingen maken. De biobrandstoffenrichtlijn bepaalt dat biobrandstoffen tegen het eind van dit jaar een marktaandeel van 2 procent moeten hebben, maar in Ierland is er een streefcijfer van slechts 0,03 procent voor biobrandstoffen vastgesteld.

Wat betreft de productie van biomassa - de zogeheten slapende reus onder de hernieuwbare energiebronnen - waarover de commissaris zojuist gesproken heeft, doet het mij deugd dat wij een actieplan op dit gebied tegemoet kunnen zien. Dat valt ten zeerste toe te juichen.

Het is belangrijk om in te zien welke bijdrage het gemeenschappelijk landbouwbeleid levert aan de productie van energie uit hernieuwbare bronnen via zowel biobrandstoffen als biomassa. Hernieuwbare energie kan plattelandsgebieden helpen door diversificatiemogelijkheden te bieden, het landbouwinkomen veilig te stellen en werkgelegenheid te creëren. Maar als we willen dat de vele mogelijkheden voor hernieuwbare energie ten volle benut worden, dan zijn er stimulansen nodig. Met name het fiscaal beleid mag geen belemmering vormen voor de uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen.

Hoewel we erop gebrand zijn landbouwers te stimuleren hun inkomen te diversifiëren, is een woord van waarschuwing in dit verband op zijn plaats. Het risico bestaat dat de productie van voedselgewassen en de productie van gewassen voor andere doeleinden op den duur ten koste van elkaar gaan, en dat zou jammer zijn. Beide soorten productie moeten duurzaam zijn en inkomsten genereren. Ik ben het ermee eens dat de bevordering van hernieuwbare energie in de toekomst een prioriteit moet zijn van het beleid voor plattelandsontwikkeling.

Gisteren - en hiermee rond ik mijn interventie af - woonden 60 000 mensen in Ierland een ploegkampioenschap bij. Veel van de aanwezigen hadden het over hernieuwbare energiebronnen en alles wat daarmee samenhangt, en een onderzoeker die al twintig jaar onvermoeibaar onderzoek verricht op dit terrein zei tegen mij: “Ik denk dat onze tijd eindelijk is aangebroken.”

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Liese, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega's, ook ik zou de rapporteur, Claude Turmes, willen bedanken.

De EVP-ED-Fractie is voor hernieuwbare energie, maar we moesten Claude Turmes er wel op wijzen dat we hier en daar toch een beetje realistischer te werk moeten gaan. In zoverre hebben we tijdens de stemming in de commissie ten dele succes geboekt. Het verslag bevat heel wat goede punten. De kwestie biomassa was voor ons heel belangrijk, en ik ben blij dat we erin geslaagd zijn om een heel hoofdstuk daarover in de tekst op te laten nemen. Op de lange termijn willen we dat de verschillende subsidiestelsels voor de elektriciteit in Europa worden geharmoniseerd. We weten dat dit niet van vandaag op morgen kan gebeuren, maar op de lange termijn moeten we ook voor dit product een Europese interne markt creëren met alle voordelen van dien, ook al om de kosten te verlagen, en dat is voor ons een ander belangrijk punt. Er is nooit genoeg geld, en we moeten met de middelen die we hebben zo veel mogelijk zien te bereiken. Daarom moeten we proberen om met de subsidies de kosten te verlagen.

We hebben nog wat problemen met dit ontwerpverslag. We hebben bijvoorbeeld moeite met het streefdoel van 25 procent in 2020, en daarover hebben we dus amendementen ingediend. We vinden ook dat we niet alleen maar de voordelen van de windenergie mogen noemen; we moeten er ook op wijzen dat er problemen zijn met de stabiliteit van het net en dat de burgers er bezwaren tegen hebben. Volgens ons moet in het verslag nog dieper worden ingegaan op koeling en verwarming. Daardoor kunnen we namelijk met weinig geld heel veel bereiken: een sterke daling van het gebruik van fossiele brandstoffen en van de emissie van CO2. Dat zijn ook de redenen waarom we het gebruik van hernieuwbare energie willen bevorderen: we willen minder afhankelijk worden van olie en gas en het probleem van de klimaatverandering aanpakken.

Daarom vraag ik u om voor de amendementen van de PPE-ED-Fractie te stemmen. Het leidt echter geen twijfel dat we in Europa samen moeten strijden voor hernieuwbare energie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mechtild Rothe, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ook ik de rapporteur, Claude Turmes, van harte willen bedanken voor zijn verslag en voor de uitstekende samenwerking. Ondanks de kritische kanttekeningen van de heer Liese ben ik ervan overtuigd dat een grote meerderheid morgen voor dit verslag zal stemmen.

Juist nu, tijdens de huidige oliecrisis, wordt al duidelijker dat we de eindige energiebronnen moeten vervangen door hernieuwbare energiebronnen. In de EU hebben we de afgelopen jaren met succes een strategie voor het bevorderen van hernieuwbare energie ontwikkeld. We hebben ook wettelijke bepalingen vastgelegd bijvoorbeeld voor doelstellingen voor de productie van elektriciteit op basis van biobrandstoffen. We hebben ervoor gezorgd dat deze energiebronnen een marktaandeel konden veroveren en daarmee een belangrijke bijdrage konden leveren aan de klimaatbescherming. Deze sector biedt 300 000 banen en haalt een omzet van ongeveer vijftien miljard euro per jaar. Dat is een belangrijke bijdrage aan de omzetting van de Lissabon-strategie. Het is echter nog niet genoeg.

De doelstellingen voor het gebruik van biobrandstoffen worden nog op geen stukken na gehaald - dat hebben anderen ook al gezegd - en de Commissie moet bepaalde lidstaten met nadruk wijzen op het feit dat ze hun streefdoelen voor de opwekking van elektriciteit niet halen. We moeten een aantal hindernissen wegwerken, we moeten bijvoorbeeld de bureaucratische belemmeringen afschaffen, de capaciteit van de netwerken verhogen en de ontoereikende transmissiesystemen verbeteren. Ik heb namelijk nog steeds de ambitie om ervoor te zorgen dat we voor 2010 het aandeel van hernieuwbare energiebronnen kunnen verdubbelen tot 12 procent. In dat verband is echter een ding heel belangrijk: we moeten in de wetgeving de lacune voor verwarming en koeling sluiten. Dat betekent dat we in de wet duidelijke streefdoelen moeten vastleggen. Op die manier kunnen we in de lidstaten impulsen geven voor de nodige activiteiten op dit vlak. Dan kunnen we het grote potentieel van de biomassa en van de verwarming met zonne-energie en geothermische energie beter benutten. Dat is een heel belangrijke boodschap aan het adres van de Commissie. Die moet in dit verband meer doen en ons de nodige voorstellen voorleggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Prodi, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil collega Turmes hartelijk danken voor zijn werk, voor het werk dat wij samen hebben verricht. Het document is van groot belang omdat daarmee het evenwicht wordt hersteld in een situatie waarin de gecentraliseerde en geconcentreerde energieproductie in het voordeel lijkt te zijn.

Hernieuwbare energiebronnen zijn in opmerkelijke mate veronachtzaamd. Nu kunnen we eindelijk gaan denken aan het herstel van het evenwicht en onze onderzoeksinspanningen richten op deze energiebronnen. Tot nu toe hebben deze geen baat gehad van onderzoek, ofschoon zij daar wel degelijk recht op hebben, vanwege de onmisbare bijdrage die zij kunnen leveren tot onze energiebehoefte.

Hernieuwbare energiebronnen dragen bij tot het waarborgen van duurzaamheid, aangezien zij geen CO2 uitstoten en CO2 neutraal zijn, tot onafhankelijkheid op energiegebied en tot het creëren van werkgelegenheid in de Unie, juist op een zo moeilijk moment - zoals wij vandaag nog hebben gezien in het debat over het document inzake aardolie -, en dit dankzij een technologie waarin wij in de wereld vooroplopen.

Het zal een hele klus zijn, waarbij wij in de eerste plaats gedetailleerde gegevens moeten zien te verkrijgen over het aandeel dat iedere bron kan leveren. Ik ben ervan overtuigd dat dit aandeel absoluut gezien heel belangrijk zal zijn. Het zal de hoogste verwachtingen overtreffen, ook omdat de productie zich zal verspreiden. Dit laatste zal leiden tot een groot verantwoordelijkheidsgevoel en zal een sprong voorwaarts zijn bij de energie-efficiëntie, dankzij de algemene toepassing van stroomopwekking gekoppeld aan verwarming en koeling. Deze aanpak zal prioriteit moeten krijgen, omdat wij daarmee ons engagement vorm kunnen geven.

In het bijzonder wil ik de nadruk leggen op het aandeel van biomassa. Bij de omzetting van biomassa in gas, ontstaat rechtstreeks waterstof, en wij weten hoe belangrijk dat is. Andere bronnen, zoals windenergie, hebben reeds een aanzienlijk aandeel geleverd, weer anderen zijn erg veelbelovend. Hier moeten wij ons voor inzetten en ik geloof dat wij er met de groep-Turmes in zullen slagen nog veel werk te verrichten.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik sluit mij aan bij de dankbetuigingen aan het adres van rapporteur Turmes voor het voortreffelijke werk dat wij samen hebben verricht.

Er is geen twijfel mogelijk: de grote meerderheid van de wetenschapsgemeenschap is er inmiddels van overtuigd dat de uitstoot van broeikasgassen de hoofdverantwoordelijk is voor de temperatuurstijging op aarde. Er bestaan redelijke vermoedens dat de steeds grotere frequentie en het geweld van de recente natuurrampen een gevolg zijn van deze opwarming.

Om het broeikaseffect terug te dringen moet worden gestreefd naar beëindiging van het olietijdperk. Men moet zich richten op alternatieve energiebronnen, en beginnen bij de eerste alternatieve bron, namelijk energiebesparing. Met een beleid voor meer energie-efficiëntie en minder verspilling kan men in feite binnen een paar jaar het aardolieverbruik met meer dan 20 procent terugdringen. Een zelfde percentage kan worden gespaard met een veelvuldig gebruik van hernieuwbare bronnen, zoals wind- en zonne-energie en biomassa.

Het Groenboek over energie van de Europese Commissie is een goed uitgangspunt, maar om spijkers met koppen te kunnen slaan moet men onderzoeksprogramma’s opstellen die de ontwikkeling van duurzame en concurrerende energiesystemen kunnen stimuleren. Dit kan men ook doen met meerjarige demonstratieprojecten, bijvoorbeeld hier in het Europees Parlement, en met een beleid ter ondersteuning van de kleine en middelgrote bedrijven die in de sector investeren.

Naast massale investeringen is er ook behoefte aan financiële en fiscale maatregelen ter stimulering van alternatieve energie, met als doel de verwezenlijking van de benodigde infrastructuur, bijvoorbeeld voor waterstof, en voor duurzaam transport.

De rol van de Europese Unie is van doorslaggevend belang, onder meer omdat daarmee nationaal beleid kan worden aangezwengeld en de communautaire richtlijnen concreet kunnen worden ingevuld. Alleen met een gecoördineerde inspanning op continentaal niveau kan Europa een geloofwaardige gesprekspartner worden in het wereldwijde energiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik prijs de rapporteur voor zijn uitstekende werk. De verschillende energiecrises en het vooruitzicht dat de niet-hernieuwbare organische brandstoffen uitgeput raken, terwijl de vraag stijgt en het milieu moet worden beschermd, hebben geleid tot grotere belangstelling voor hernieuwbare energiebronnen. Ik juich daarom het besluit om deze kwestie in dit Parlement te bespreken toe.

De heer Turmes heeft de zon genoemd. Zelfs als alle brandstofvoorraden zoals olie, gas, kolen en hout zo efficiënt mogelijk zouden worden verbrand, zal de hoeveelheid energie die daarmee ontstaat niet groter zijn dan de hoeveelheid zonne-energie die de aarde in slechts vier dagen bereikt. Dat is de moeite van het vermelden waard.

De kwestie waarover we nu debatteren, is van fundamenteel belang. Het is jammer dat dit debat 's avonds laat wordt gehouden en er maar weinig leden van dit Parlement aanwezig zijn. De uitdaging waarvoor we staan, heeft meerdere aspecten en deze houden verband met onder meer de techniek, het onderzoek, het milieu, het klimaat, de economie, de sociale vraagstukken en defensie, om er maar een paar te noemen. Er moet in de hele Unie gerichte actie worden ondernomen, met gepaste aandacht voor internationale samenwerking. Dit moet in de afzonderlijke landen ter hand worden genomen …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI). - (SK) Helaas beschikken de landen van de Europese Unie niet over aanzienlijke hoeveelheden natuurlijke energiebronnen. Enkele maanden geleden hebben de instellingen van de Europese Unie de kwestie van de energiezekerheid in Europa aan de orde gesteld. Volgens een weliswaar platonische verklaring zal de afhankelijkheid van de Europese landen van externe energiebronnen in de komende twintig jaar stijgen van 50 naar 70 procent.

Als we de implicaties van deze feiten in aanmerking nemen, lijkt het energiebeleid van de Europese Unie uitgesproken naïef, vooral als wij denken aan de noodzaak een toereikend zelfvoorzieningsniveau op energiegebied te verzekeren. Ik ben er zeker voorstander van dat maatregelen worden genomen voor meer energie-efficiëntie, waarmee de voorwaarden kunnen worden geschapen voor een groter aandeel van alternatieve en hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing. Anderzijds, als de Europeanen een realistische kans willen hebben om aan hun energiebehoeften te voldoen, moeten zij hun afkeer zien te overwinnen van kernenergie en van de gevestigde vormen van energieproductie, mits daarbij natuurlijk de milieu- en operationele normen strikt worden nageleefd. De Europese instellingen moeten ook blijk geven van een veel ruimere blik als het gaat om de sluiting van bestaande energiecentrales. Tegen deze achtergrond moet ik het - grotendeels door politieke motieven ingegeven - besluit bekritiseren om de kerncentrale in Jaslovské Bohunice vroegtijdig buiten bedrijf te stellen, ondanks dat deze centrale voldoet aan de veiligheidsvoorschriften. Dit zal niet alleen het energiepotentieel van Slowakije aantasten, maar ook dat van de Europese Unie als geheel, en zal ertoe leiden dat er minder middelen beschikbaar zullen zijn, middelen die anders onder meer gebruikt zouden kunnen worden voor de financiering van programma’s die tot doel hebben alternatieve vormen van energie te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Vakalis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het is ons allen bekend dat de bevordering van hernieuwbare energiebronnen van cruciaal belang is.

De meest recente crisis heeft dat enkel nog eens onderstreept. Het laatste vijfpuntenactieplan van de heer Piebalgs gaat mijn inziens die richting uit.

Staat u mij toe de aandacht te richten op twee vraagstukken.

Eerste vraagstuk: men moet de autonomie van de insulaire systemen in de Europese Unie bevorderen. In mijn land bijvoorbeeld zijn heel veel eilanden niet aangesloten op het nationale stroomnet. In autonome energiesystemen moeten bij voorbaat geavanceerde technologieën worden toegepast voor hybride stroomopwekking, waarbij hernieuwbare energiebronnen en opslagtechnologieën met elkaar gecombineerd worden. Op die manier krijgen wij enerzijds autonome en gedecentraliseerde energiecentrales en kunnen wij anderzijds de consument een continue energieproductie en -bevoorrading garanderen.

Het tweede vraagstuk houdt voornamelijk verband met zonne- en windenergie. De koppeling van deze energiebronnen aan de reeds bestaande energienetwerken is problematisch. Daarom moet de Commissie een studie maken van de goede praktijken met betrekking tot netwerkbeheer, opdat die problemen kunnen worden opgelost. Dat moet onze eerste zorg zijn, als wij willen dat de hernieuwbare energiebronnen een vaste plaats krijgen in het energiesysteem van onze landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, energie uit hernieuwbare bronnen moet worden geëxploiteerd in overeenstemming met de technologische prioriteiten van een land. Het klimaat en de agrarische omstandigheden in Polen betekenen dat op de eerste plaats biobrandstoffen en op de tweede plaats geothermische energie direct moeten worden ondersteund. De ervaring die tot nu toe is opgedaan, laat echter geen bijzonder rooskleurig beeld zien van de opwekking van elektriciteit uit vaste biomassa. Dit is onder meer te wijten aan de inefficiëntie van de omzetting van warmte-energie in elektrische energie, en tevens aan logistieke en milieuproblemen. Daarnaast moet de in hout aanwezige biomassa worden gedroogd om ongeveer 20 procent van het vocht in de biomassa te laten verdwijnen. Dit proces vraagt extra energie.

Een andere prioriteit zou voor Polen energie uit stedelijk afval kunnen zijn. Deze energiebron vult zichzelf niet alleen voortdurend aan, maar zij groeit zelfs in alarmerend hoog tempo. Volgens de definitie is het zeker een hernieuwbare energiebron. De bestaande technologieën zoals pyrolyse maken het mogelijk uit het afval koolwaterstoffen te winnen en deze efficiënt om te zetten in elektrische energie. De voordelen zijn tweevoudig: er wordt energie opgewekt, en daarnaast is er ook nog een vorm van secundaire recycling en kunnen afvalstortplaatsen worden opgeheven. De Commissie zou dit type energie moeten erkennen als hernieuwbare energie.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de rapporteur, de heer Turmes, heeft een, voor hem gebruikelijk, grondig verslag opgesteld, dit keer over de strategie voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Het is een verdienstelijk en voor zich sprekend verslag.

Verwacht wordt dat zowel de wereldbevolking als het energiegebruik zullen blijven groeien. Als wij het over hernieuwbare biobrandstoffen en de teelt van energiegewassen hebben, moeten wij beseffen dat de energieproductie met de voedselproductie concurreert om hetzelfde stuk land. Al met de huidige prijzen voor olie en graan is het waarschijnlijk goedkoper graan in plaats van olie te gebruiken als brandstof voor verwarming. Tegelijkertijd lijdt een groot deel van de wereldbevolking honger. Zo werkt het marktmechanisme.

Als ik de energiestrategie van de groenen volg - en de heer Turmes is lid van de groenen - valt mij op dat zij vijandig staan tegenover onderzoek naar het gebruik van energie uit kernfusie. Wij zijn net als de heer Turmes voor het financieren van onderzoek naar hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Dat mag echter niet ten koste gaan van het onderzoek naar kernfusie. De mensheid moet deze mogelijkheid van energieproductie grondig onderzoeken. Het is een energiebron die het midden houdt tussen hernieuwbaar en niet hernieuwbaar. Wij staan voor problemen die wij alleen kunnen oplossen door bevolkingsgroei, voedselproductie en hernieuwbare energie te coördineren.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met zijn uiterst informatief verslag over de eenentwintig soorten van hernieuwbare energie die in de eenentwintigste eeuw een steeds grotere rol zullen gaan spelen, of men de situatie nu beziet vanuit het perspectief van de klimaatverandering of van de voorzieningszekerheid en de stijgende prijzen van fossiele brandstoffen.

De ligging van mijn eigen land, Ierland, is uniek voor de ontwikkeling van groene energie en groene brandstoffen: we hebben daarvoor de technologische basis, het klimaat, en wind en golfslag voor onze Atlantische kust die tot de krachtigste behoren in heel Europa. Gisteren nog heeft onze minister een nieuw plan aangekondigd ter ondersteuning van 400 megawatt extra hernieuwbare-energiecapacteit. Ondanks dat alles wordt de ambitie van onze hernieuwbare-energiesector volledig gedwarsboomd. Wederom heeft de minister het bij het verkeerde eind: zijn voorstel is een poging om de economische noodz