Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 16 november 2005 - Straatsburg Uitgave PB

4. Klimaatverandering - Zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de verklaringen van de Raad en de Commissie over de klimaatverandering;

- het verslag (A6-0312/2005) van Anders Wijkman namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering (2005/2049(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Margaret Beckett, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, thans wordt vrijwel wereldwijd bevestigd dat klimaatverandering een ernstig en urgent probleem vormt. De IPCC voorspelt dat de temperatuur tot het jaar 2100 mogelijk met maar liefst 5,8°C zal stijgen. Een verzekeringsmaatschappij heeft berekend dat de economische kosten van de opwarming van de aarde kunnen verdubbelen en gedurende de komende tien jaar kunnen oplopen tot 150 miljard dollar per jaar, hetgeen verzekeraars claims voor een waarde van 30 tot 40 miljard dollar kan opleveren. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de hittegolf in Europa van 2003 werd beïnvloed door de algemene temperatuurstijging op aarde. Zoals de afgevaardigden zich zullen herinneren, veroorzaakte deze hittegolf 26 000 vroegtijdige sterfgevallen en schade ter waarde van 13,5 miljard dollar.

Deze gebeurtenissen en de daarmee gepaard gaande kosten drukken ons met de neus op de feiten. Zij tonen aan wat een ongecontroleerde klimaatverandering voor ons kan betekenen. Het is duidelijk dat de schaal waarop de klimaatverandering plaatsvindt enorm is, en dat het gaat om een urgent vraagstuk. Daarom heeft het VK besloten om van klimaatverandering een prioriteit te maken tijdens ons voorzitterschap van zowel de G8 als de EU.

2005 was een cruciaal jaar voor het internationale beleid inzake klimaatverandering. Het Protocol van Kyoto is in werking getreden. De Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten is van start gegaan en aan het einde van het jaar beginnen we met besprekingen over verdere maatregelen voor na 2012. Daar kom ik later nog op terug.

De G8 vertegenwoordigt een kleine, maar belangrijke groep landen. Ik hoop dat de vooruitgang die we daar zullen boeken veel effect zal sorteren. De G8-top in juli werd afgesloten met een ambitieus communiqué waarin werd vermeld dat alle leden, met inbegrip van de Verenigde Staten, het eens waren over de rol van de menselijke activiteiten bij de opwarming van de aarde en over de noodzaak van urgente maatregelen. Er werd daarnaast overeenstemming bereikt over een pakket uiteenlopende maatregelen voor de bestrijding van klimaatverandering, waarbij verschillende wegen worden bewandeld: energie-efficiëntie, schonere stroomopwekking, onderzoek en ontwikkeling, financiering van schonere energie, beheer van de gevolgen van klimaatverandering en de bestrijding van illegale houtkap.

De G8-landen hebben besloten om in samenwerking met de Wereldbank en andere ontwikkelingsbanken de aanpak van de financiering van schone technologie te verbeteren. Daarnaast hebben ze afgesproken - en dat was van cruciaal belang - om een nieuwe dialoog over klimaatverandering, schone energie en duurzame ontwikkeling op te starten tussen de G8 en andere landen met een grote energiebehoefte. De eerste bijeenkomst in het kader van deze dialoog vond op 1 november plaats in Londen. Mexico heeft zich opgeworpen als gastheer voor de tweede bijeenkomst volgend jaar.

De lidstaten van de Europese Unie behoorden tot de eerste landen die in de jaren negentig inzagen dat het wereldwijde opwarmingsproces gevaren met zich meebrengt, dat er een band bestaat met de menselijke activiteiten en het noodzakelijk is de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Al in 1991 bracht de Commissie de eerste communautaire strategie uit voor de beperking van de CO2-uitstoot en de verbetering van de energie-efficiëntie. In het licht van de EU-verplichtingen krachtens het Protocol van Kyoto bleek al spoedig dat de inspanningen moesten worden geïntensiveerd. Met het oog hierop werd in 2000 het Europese programma inzake klimaatverandering ingevoerd. Tegenwoordig neemt de EU een leidende positie in door zich bijvoorbeeld te richten op de emissies van de luchtvaart. We zijn in dit verband bijzonder ingenomen met de recente mededeling van de Commissie die de invloed van de luchtvaartsector op de klimaatverandering wil terugdringen. De mededeling dat zij steun geeft aan de uitbreiding van de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten naar luchtvaartemissies, is uitermate bemoedigend en we kijken uit naar vorderingen op dit, voor ons EU-voorzitterschap prioritaire gebied.

Binnen Europa wordt energie-efficiëntie duidelijk beschouwd als een belangrijk middel om aan de uitdaging van klimaatverandering het hoofd te bieden. In dit kader staan maatregelen op stapel die overal in de Gemeenschap moeten leiden tot energiebesparingen. Met de richtlijn betreffende energiediensten, waarover naar we hopen aan het einde van het jaar overeenstemming kan worden bereikt, zal naar verwachting een krachtige eerste stap in die richting worden gezet. Het Groenboek over energie-efficiëntie dat de Commissie eind juni heeft uitgebracht, vormt de blauwdruk van de Europese strategie inzake energie-efficiëntie voor de periode tot 2020.

Maar ondanks al deze activiteiten en inspanningen is het duidelijk dat de emissiereductie in de EU niet zo vlot verloopt als we zouden willen, en dat urgente maatregelen in alle sectoren noodzakelijk zijn, op zowel nationaal als communautair niveau. Ik ben dan ook zeer ingenomen met het besluit van de Commissie om een nieuwe fase te openen in het Europese programma voor klimaatverandering en te bezien wat er nog meer kan worden gedaan.

Voorts zijn de Commissie en de Raad met het oog op de klimaatverandering bezig met de ontwikkeling van een communautaire strategie voor de middellange en lange termijn. Op de Europese Raad van december zal er verslag worden uitgebracht van de tot nu toe gemaakte vorderingen. De inbreng van het Parlement, en meer bepaald zijn resolutie over dit onderwerp, is van grote waarde voor dit proces.

Het Britse voorzitterschap heeft zich voorgenomen een nieuwe impuls te geven aan het internationale proces in een ruimere context, waarin de EU zo'n cruciale rol vervult. Daarom hadden wij klimaatverandering op de agenda gezet van onze EU-topconferenties met China en India. Met name deze twee landen zijn immers belangrijke partners voor de EU bij de aanpak van klimaatverandering. Op beide toppen zijn nuttige bilaterale besprekingen gevoerd over energiebeveiliging en -efficiëntie.

Een belangrijk onderdeel van het partnerschap met China is een nieuw initiatief voor bijna-nul-emissies van steenkool, met koolstofopvang en -opslag, teneinde de stijgende uitstoot van broeikasgassen door steenkoolverbranding aan banden te leggen. Daarnaast hebben we een nieuw partnerschap gesloten met India. De top EU-Rusland was een ideale gelegenheid om na te gaan welke ervaringen we kunnen delen bij de uitvoering van het Protocol van Kyoto, opdat de mechanismen van dit protocol zo snel mogelijk in gang kunnen worden gezet.

In september kwam de Landbouwraad voor het eerst bijeen met de Milieuraad om te discussiëren over de effecten van de klimaatverandering op de landbouw in de EU. We hebben dit onderwerp ook op de agenda gezet van de Energie-, Vervoers- en Mededingingsraad.

Al deze activiteiten worden ontplooid met het oog op de eerste bijeenkomst in december van de partijen bij het Protocol van Kyoto in Montreal. In het kader van dat Protocol wordt er begonnen met besprekingen over de periode na 2012. Ik wil daarbij benadrukken dat de EU en het VK volledig gehecht blijven aan het Protocol van Kyoto zelf, alsmede aan het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering. Tijdens het jaarlijkse banket van de Lord Mayor of the City of London (de burgemeester), dat deze week plaatsvond, zei onze premier Tony Blair dat de wereld behoefte heeft aan een kader met doelstellingen, dat op precieze en intelligente wijze binnen het juiste tijdsbestek kan worden toegepast en waarmee we na 2012 uit de voeten kunnen. Ik zou de aandacht van de afgevaardigden willen vestigen op het woord "doelstellingen", omdat het VK herhaaldelijk heeft verklaard dat formele akkoorden met doelstellingen absoluut essentieel zijn in elke internationale klimaatregeling, niet in de laatste plaats doordat ze een stimulans en zekerheid kunnen bieden aan het bedrijfsleven.

Het informele G8-proces is eveneens buitengewoon belangrijk maar speelt een aanvullende rol. Het is geen vervanging voor het Protocol van Kyoto of voor het VN-Raamverdrag, en daar was het ook nooit voor bedoeld. Ik hoop dat er in Montreal in feite zal worden voortgebouwd op het werk dat we dit jaar via de beide voorzitterschappen hebben verricht.

In Montreal wordt in de eerste plaats de totstandkoming gevierd van een groots wapenfeit: de inwerkingtreding van het Protocol van Kyoto. Er waren perioden waarin het leek alsof dat nooit zou gaan gebeuren, maar de EU is stug door blijven werken om dit resultaat te bewerkstelligen, en met de inwerkingtreding van het enige geloofwaardige, bindende internationale verdrag over de beheersing van broeikasgasemissies is dat gelukt.

De EU heeft op de Milieuraad van oktober haar onderhandelingspositie voor Montreal uiteengezet. Om te beginnen willen we overeenstemming bereiken over de akkoorden van Marrakesh, die de hoeksteen vormen van het Protocol. Ten tweede willen we overeenstemming bereiken over een nalevingsmechanisme dat moet verzekeren dat de partijen bij het Protocol zich aan de regels houden. Ten derde streven we naar een verbetering van de wijze waarop de mechanismen van het Protocol functioneren, met name het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM). De emissiehandel, het CDM en de gezamenlijk tenuitvoerlegging zijn alledrie cruciale onderdelen van het Protocol en zullen in de komende jaren van essentieel belang blijven.

Ten slotte wordt er in Montreal in de toekomst geblikt en worden er discussies geëntameerd over wat er moet gebeuren als de eerste verbintenisperiode van Kyoto in 2012 verstrijkt. Dit is niet alleen verreweg het meest delicate vraagstuk, maar ook het belangrijkste agendapunt. Er is geen twijfel over dat we na 2012 willen voortbouwen op het Protocol van Kyoto en dat er krachtens artikel 3, lid 9 van dat Protocol een aanvang moet worden gemaakt met de bespreking van de verdere verbintenissen die de EU samen met de andere partijen bij het Protocol moet aangaan. Als het Protocol een echt doeltreffende mondiale regeling inzake klimaatverandering wil zijn, moeten er meer partijen aan deelnemen; dat is zonneklaar. In Montreal zullen wij ons buigen over een raamwerk voor na 2012 dat voortbouwt op het huidige Protocol van Kyoto en waarin de ervaringen zijn verwerkt die met het Protocol zijn opgedaan. Het is de bedoeling dat zo veel mogelijk landen aan dit raamwerk kunnen deelnemen.

De EU moet, met het oog op de conferentie van Montreal, onze politieke ambitie onderbouwen met steekhoudende bewijzen, en aantonen dat wij inderdaad het voortouw nemen bij de aanpak van klimaatverandering. Het Protocol van Kyoto bepaalt dat de partijen bij het Protocol aan het eind van 2005 aantoonbare vorderingen dienen te hebben gemaakt bij de nakoming van hun verplichtingen ingevolge het Protocol. Dat is het ideale moment voor de EU om nogmaals duidelijk te maken dat zij zich volledig inzet voor Kyoto, voor de verwezenlijking van onze doelstellingen op het gebied van emissiereductie en onze bijstandsverplichtingen voor ontwikkelingslanden. Ter voorbereiding op de conferentie verzamelen we informatie, feiten en cijfers waaruit moet blijken dat wij onze politieke toezeggingen in de praktijk waarmaken. We weten wat we nodig hebben om meer te doen en daar zij we ook allemaal toe bereid.

Het debat van vandaag hier in Straatsburg stelt ons in staat de huidige situatie in kaart te brengen, en biedt ons een nieuwe kans om de rest van de wereld te laten zien dat de EU dit probleem zeer serieus neemt en vastbesloten is resultaten te boeken. Samen hebben we al veel bereikt; we hebben leiderschap getoond en ons onderscheiden. We moeten op dezelfde voet doorgaan en niet weifelen als het erop aan komt.

Het probleem zal niet door Montreal, noch door het huidige Britse voorzitterschap van de EU worden opgelost. Toekomstige voorzitterschappen - van zowel de EU als de G8 - zullen het werk moeten voortzetten. Klimaatverandering moet bovenaan de agenda's blijven staan en de bedreiging die ervan uitgaat voor onze economieën, onze samenleving en het milieu, moeten worden aangepakt. Er zijn bemoedigende signalen dat de volgende voorzitterschappen van de G8, die van Rusland en Japan, vast van plan zijn hiermee door te gaan en ik heb er alle vertrouwen in dat de aanpak van dit belangrijke vraagstuk door de EU met onverminderde vastberadenheid zal worden voortgezet.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, het verheugt mij bijzonder dat ik de gelegenheid heb om met u te spreken over de recente ontwikkelingen op het gebied van klimaatverandering, evenals over de manier waarop wij het desbetreffende beleid van de Europese Unie willen aanscherpen en ervoor willen zorgen dat alle partners betrokken raken bij een vruchtbare internationale samenwerking op dit gebied.

Het debat van vandaag is zeer belangrijk met het oog op de bijeenkomst van de partijen in Montreal. Die bijeenkomst markeert de inwerkingtreding van het Protocol van Kyoto en het begin van de besprekingen over het stelsel waarmee men de klimaatverandering na 2012 wil aanpakken.

Door de recente, opeenvolgende natuurrampen zijn wij allen bezorgd geworden. Dit jaar hadden wij grote droogte op het Iberisch schiereiland, overstromingen in Midden-Europa, gedurende de zomer, en een reeks hevige orkanen - Katrina, Rita, Vilma -, maar ook calamiteiten van geringere omvang.

In 2005 is reeds een belangrijk record gebroken, aangezien 2005 het jaar was met de meeste tropische orkanen sedert het begin van de optekening van dergelijke verschijnselen. Dergelijke noodweerverschijnselen kunnen weliswaar niet rechtstreeks in verband worden gebracht met klimaatverandering, maar het feit dat verschijnselen als droogte en overstromingen zich steeds vaker voordoen, en orkanen of tropische stormen steeds talrijker en ook steeds heviger worden, bevestigt de waarschuwingen van de wetenschappers omtrent klimaatverandering.

De temperatuur van de aarde is nog nooit zo snel gestegen als gedurende de afgelopen dertig jaar. De jaren negentig waren het warmste decennium; negen van de tien warmste jaren uit de geschiedenis vallen in de periode tussen 1995 en 2004, met 1998 als topjaar. De wetenschappers vrezen echter dat 2005 uiteindelijk het warmste jaar van de geschiedenis zal blijken te zijn.

Het is bekend dat als de planeet opwarmt ook de zee opwarmt, en dat als de temperatuur van de zee boven de zesentwintig graden uitstijgt, de vorming van tropische orkanen waarschijnlijk is. De temperatuur van het zeeoppervlak is over de hele wereld gedurende de afgelopen 100 jaar met 0,6 procent toegenomen, hetgeen betekent dat wij in de toekomst waarschijnlijk vaker, en hevigere orkanen zullen hebben.

Belangrijker evenwel dan vast te stellen of de orkaan Katrina, of andere weersverschijnselen, al dan niet werden veroorzaakt door menselijke activiteiten, is na te gaan welke les wij kunnen leren uit deze weersverschijnselen, om op die manier de strijd tegen de klimaatverandering te winnen.

Ik wil met name ingaan op de resolutie van het Parlement over de mededeling “Naar de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering” en vooral de rapporteur, de heer Wijkman, en alle leden van de Commissie milieubeheer, de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie industrie, onderzoek en energie van harte bedanken voor hun waardevolle en concrete suggesties.

In de ontwerpresolutie wordt onderstreept dat de communautaire strategie voor de beperking van de klimaatverandering gegrondvest moet zijn op een aanpak met de volgende onderdelen: gebruikmaking van de belangrijkste onderdelen van het Protocol van Kyoto, drastische vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie, deelneming van andere fundamentele landen - zoals de Verenigde Staten - aan de opzet van een strategie voor samenwerking met cruciale ontwikkelingslanden, actieve bevordering van onderzoek en innovatie, en verbetering van de energie-efficiëntie in de Europese Unie.

Ik ben het met deze aanpak eens en steun deze. De initiatieven die de Commissie dit jaar heeft ontplooid op het gebied van klimaatverandering stroken in grote lijnen met het voorstel van het Parlement.

Staat u mij toe om kort een meer algemene opmerking te maken. In oktober heeft de Commissie een nieuw tijdperk ingeluid met het Europees programma voor klimaatverandering. Dit gebeurde tijdens de grote conferentie van Brussel, waaraan de belangrijkste partners hebben deelgenomen. Het Europese programma voor klimaatverandering zal een nieuw kader bieden voor het beleid dat wij na 2012 ten uitvoer willen leggen met betrekking tot klimaatverandering.

In het programma stellen wij een aantal nieuwe thema’s aan de orde, zoals luchtvervoer, en kijken wij naar nieuwe technologieën, zoals bijvoorbeeld koolstofopvang, die ons de kans bieden om economisch rendabele maatregelen te treffen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Als eerste stap zal de Commissie een aantal werkgroepen in het leven roepen, waaronder: een werkgroep die een overzicht zal maken van de vooruitgang bij de uitvoering van het beleid inzake klimaatverandering, een werkgroep die het vraagstuk van koolstofopvang en -opslag in geologische lagen zal onderzoeken als mogelijk maatregel voor het temperen van de klimaatverandering, een werkgroep die de opneming van luchtvaartmaatschappijen in het communautair stelsel voor emissierechtenhandel moet beoordelen, een werkgroep die de herziening van de communautaire strategie voor de vermindering van de CO2-uitstoot door lichte beroepsvoertuigen moet voorbereiden, en een werkgroep die zal vaststellen tot welke beleidsaanpassingen de Europese Unie moet overgaan.

Elke van de bovengenoemde werkgroepen zal nieuwe, concrete gebieden aangeven waarop de Europese Unie haar activiteiten voor de aanpak van de klimaatverandering kan versterken. Wij verwachten dat de eerste van deze werkgroepen gedurende de eerste helft van volgend jaar een begin zal maken met het indienen van haar eindverslagen.

Zoals mevrouw Beckett al zei, heeft de Commissie een Groenboek goedgekeurd over energie-efficiëntie. Ik wilde ook iets zeggen over de mededeling van de Commissie met de titel: “Het effect van de luchtvaart op klimaatverandering terugdringen”. Het luchtvervoer draagt steeds meer bij aan de uitstoot van broeikasgassen. In de mededeling komt men tot de conclusie dat als men deze uitstoot wil beperken, de beste methode is om het luchtvervoer in het communautair stelsel voor emissierechtenhandel op te nemen. Na overleg met de betrokken partijen is de Commissie van plan om tegen eind 2006 een wetgevingsvoorstel te doen.

De initiatieven van de Commissie beperken zich natuurlijk niet tot de uitwerking van maatregelen in de Europese Unie. Wij nemen actief deel aan de besprekingen met derde landen en vragen om hun mening over de volgende stappen die gezet moeten worden tijdens de toekomstige onderhandelingen over het klimaat en over de totstandbrenging van nieuwe structuren voor de versterking van de politieke dialoog en de technologische samenwerking.

Klimaatverandering, en met name de relatie tussen klimaatverandering enerzijds en energie en veilige energievoorziening anderzijds, is een van de prioriteiten in onze bilaterale en multilaterale contacten. Wij werken op dit gebied nauw samen met het Brits voorzitterschap dat, zoals mevrouw Beckett zojuist al zei, klimaatverandering heel hoog op de agenda van de topconferentie van de G8 in Gleneagles had geplaatst en dit vraagstuk ook voortdurend als een van de prioritaire thema’s aan de orde blijft stellen.

De resultaten zijn bemoedigend. De overeenkomst over een partnerschap Europese Unie/China betreffende klimaatverandering en energie biedt ons een politiek kader voor een nauwere samenwerking en een dialoog over deze vraagstukken. Het partnerschap tussen de Europese Unie en China heeft voornamelijk tot doel geavanceerde koolstoftechnologie - die een bijna nuluitstoot mogelijk maakt - te ontwikkelen op grond van CO2-binding en -opslag in geologische lagen. Tevens is het doel daarvan andere schone energiebronnen, evenals energie-efficiëntie, energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen te bevorderen.

Het initiatief van de Europese Unie en India voor schone ontwikkeling en klimaatverandering bestaat uit verschillende onderdelen die tot doel hebben de dialoog te ontwikkelen. Daarin wordt de klemtoon gelegd op ontwikkelingssamenwerking en het gebruik van schone technologie bij de aanpassingen die noodzakelijk zijn in verband met de opwarming van de aarde en het mechanisme voor schone ontwikkeling van het Protocol van Kyoto.

Aan het einde van de maand zal in Montreal, in Canada, de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering van start gaan. Deze zal twee weken duren. De Commissie heeft actief deelgenomen aan een aantal informele bijeenkomsten ter voorbereiding van deze conferentie. Onze activiteiten in zowel de Europese Unie als op het wereldtoneel hebben een belangrijke rol gespeeld bij het tot stand brengen van de omstandigheden waaronder de conferentie kan welslagen. Wat zijn onze doelstellingen in Montreal?

Ten eerste zal met deze bijeenkomst de inwerkingtreding van het Protocol van Kyoto worden gemarkeerd. Dan worden de voor de toepassing van het Protocol noodzakelijke regels en procedures uitgevaardigd. In dit kader is het belangrijk dat wij aantonen dat de Europese Unie haar verbintenissen nakomt.

Ten tweede is door de intensieve dialoog van de afgelopen maanden een belangrijke dynamiek ontstaan. Dankzij die dynamiek kan er tijdens de conferentie van Montreal een debat op internationaal niveau op gang worden gebracht over de vorm van het toekomstig internationaal stelsel inzake klimaatverandering.

Het is echter absoluut niet vanzelfsprekend dat wij bovengenoemde doelstellingen ook zullen bereiken. Een klein aantal landen - met de Verenigde Staten voorop - toont nog steeds weinig bereidwilligheid om deel te nemen aan de dialoog over het toekomstig mondiaal stelsel inzake klimaatverandering. De komende weken zullen wij onze inspanningen moeten opvoeren, opdat wij ook deze landen ervan kunnen overtuigen samen te werken bij de opening van deze dialoog.

Het is ook belangrijk te beseffen dat de bijeenkomst van Montreal niet het einde is van het proces. Dan wordt de dialoog geopend, maar een oplossing zal niet worden gevonden. Een oplossing kan pas worden gevonden via een intensieve internationale dialoog gedurende de komende jaren. Met een dergelijke dialoog moeten wij oplossingen zien te vinden die beantwoorden aan de belangrijkste elementen van het toekomstig stelsel inzake klimaatverandering, zoals dit eerder dit jaar in de mededeling van de Commissie tot uiting is gekomen. Deze elementen stroken met de ontwerpresolutie van het Parlement en betreffen: een ruime deelneming, opneming van alle sectoren en alle gassen, versterking van de ontwikkeling en gebruik van nieuwe technologieën, gebruik van op marktmechanismen gebaseerde instrumenten, en tot slot aanpassingen van het beleid aan de gevolgen van de hogere temperatuur van de aarde.

Tot slot moeten wij, met het oog op een goede uitkomst van de dialoog, ervoor zorgen dat er actieve politieke belangstelling blijft bestaan voor het vraagstuk van de klimaatverandering, en de leidinggevende rol van de Europese Unie wordt versterkt. Wij moeten aantonen dat wij onze uitstoot kunnen verminderen, en dat deze vermindering bijdraagt aan onze economische ontwikkeling. Van de ontwerpresolutie gaat een duidelijke boodschap uit, namelijk dat bij de aanpak van deze uitdaging de Commissie altijd kan rekenen op de steun van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Anders Wijkman (PPE-DE), rapporteur. - (SV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil mijn bijzondere dank uitspreken aan het adres van mevrouw Beckett voor haar aanwezigheid vandaag hier in de plenaire zaal. Klimaatverandering is een van de ernstigste dreigingen waarmee wij geconfronteerd zijn. Ik wil duidelijk maken dat klimaatverandering niet langer als een milieuprobleem kan worden beschouwd. Een warmer klimaat betekent een minder stabiel klimaat. De dreiging die daarvan uitgaat, betreft elke sector van onze samenleving, en moet als een van onze veiligheidsproblemen worden beschouwd. Klimaatverandering is een veiligheidsprobleem voor niet alleen de EU en haar lidstaten, maar natuurlijk ook voor veel arme landen in de tropische gebieden.

Daarnaast wil erop wijzen dat het belangrijk is het klimaatvraagstuk niet alleen als een probleem en een last te beschouwen. Als wij de juiste maatregelen treffen, kunnen wij de risico’s voor de toekomstige samenlevingen beperken. Als wij de juiste maatregelen treffen, kunnen wij ook kansen creëren voor het bedrijfsleven en de technologie op een groot aantal gebieden bevorderen. Er is een vereniging in de wereld die bekend staat als de Klimaatgroep. Daarvan maakt een groot aantal bedrijven deel uit, hetgeen aantoont dat het mogelijk is om zowel de emissies te beperken als tegelijkertijd heel veel geld te verdienen in betrekkelijk korte tijd. Ik geloof dat de noodzakelijke transformatie van de energie- en vervoerssystemen in ons gedeelte van de wereld een belangrijke hefboom kan zijn in het proces van Lissabon en het scheppen van nieuwe banen en exportmogelijkheden kan stimuleren.

In het verslag van het Parlement is een lijst opgenomen met voorstellen voor maatregelen in het kader van de strategie na 2012. Wij zijn van mening dat de EU een voortrekkersrol moet blijven vervullen in de activiteiten betreffende klimaatverandering op internationaal vlak. Mevrouw Beckett heeft zojuist met haar redevoering bevestigd dat ook binnen de Raad deze mening wordt gedeeld. Wij moeten meer doen op korte termijn, opdat wij echt kunnen voldoen aan de eisen van het Protocol van Kyoto. Wij zijn momenteel echter verantwoordelijk voor slechts een gedeelte van de emissies, voor ongeveer 14 procent. Daarom moeten wij andere landen hierbij betrekken. Het is zeer urgent dat wij op lange termijn ook de Verenigde Staten betrekken bij een opbouwende samenwerking. Wij moeten doelstellingen op lange termijn vaststellen. Wij willen en vragen om een vermindering met 30 procent tot 2020 en met 60 à 80 procent tot 2050. Dezelfde eis komt ook continu van de zakenwereld, die aandringt op basisregels op lange termijn.

De situatie van de ontwikkelingslanden is natuurlijk ongelooflijk belangrijk. Voor hen is energie eerst en vooral een kwestie van groei en ontwikkeling, maar zij mogen onze fouten niet herhalen. Wij vragen om strategische partnerschappen, met name met de grote ontwikkelingslanden, opdat een stimulans wordt geboden voor technologische sprongen vooruit en voor investering in de best mogelijke technologie. Hetgeen op dit terrein is ingevoerd met de overeenkomst tussen de Commissie en China, is natuurlijk uitermate opbouwend maar het moet op bredere leest worden geschoeid en een grotere omvang krijgen. Wij moeten voor ogen houden dat China elke maand twee nieuwe, met steenkool opererende elektriciteitscentrales in werking stelt.

Wij moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. Het is een feit dat de regeringen in heel de wereld minder investeren in energieonderzoek - gemeten aan het BNI - dan dertig jaar geleden. Dat is voor mij eigenlijk onbegrijpelijk. Ik vergelijk deze stand van zaken vaak met de situatie van het Apollo-project. Als de Amerikanen in staat waren om binnen tien jaar een mens op de maan te zetten, zouden wij toch ook via grote inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in staat moeten zijn om iets soortgelijks te doen en een doorbraak te bewerkstelligen op het gebied van de nieuwe technologie. Als wij politiek geloofwaardig willen zijn, moeten wij krachtige maatregelen thuis nemen. Wij moeten energiebesparing stimuleren, zoals reeds herhaaldelijk is benadrukt. Dit betekent dat bijvoorbeeld de gebouwenrichtlijn uitgebreid moet worden en ambitieuzer moet worden.

De vervoerssector is van cruciale betekenis. Het verheugt ons dat de scheep- en luchtvaart opgenomen zullen worden in het klimaatbeleid. Wij bevelen aan om snel maatregelen te nemen voor een efficiënter spoorwegvervoer. Volgens ons moeten de juiste conclusies worden getrokken uit de moeilijkheden die zich voordoen bij het verminderen van de emissies in het wegverkeer. Wij stellen voor om ambitieuze en bindende regels vast te stellen voor CO2-emissies van nieuwe voertuigen. Deze zijn noodzakelijk. Wij moeten hulp bieden bij het op de markt brengen van nieuwe technologie. Die bestaat namelijk. Er zijn evenwel heel veel hinderpalen. Eén daarvan is natuurlijk het feit dat wij doorgaan met het subsidiëren van conventionele technologie, dat wil zeggen van technologie op basis van fossiele brandstof. Wij moeten de emissiehandel ontwikkelen, maar wij moeten er natuurlijk ook voor zorgen dat de toewijzing niet zo ambitieus is als vorig jaar. Veeleer moeten wij het plafond stap voor stap verlagen, en wij moeten ook andere betrokkenen vragen deel te nemen aan dit proces, zodat Europa niet de enige markt wordt.

De meeste van de in het verslag voorgestelde maatregelen zijn afgestemd op bedrijven en producenten. Volgens ons moet echter ook gezorgd worden voor een actievere betrokkenheid van de burgers. Wij allen beïnvloeden met onze levenswijze de ontwikkelingen. Wij denken zelfs na over de vraag of er op lange termijn geen soort van emissiehandel op individueel niveau moet komen. Dat is misschien praktisch onuitvoerbaar maar als eerste stap zou men meer kennis moeten vergaren over zowel het koolstofgehalte van alles wat wij kopen als over de koolstofemissie van onze vervoersmiddelen.

Wij, in het Parlement en in de Europese instellingen, moeten natuurlijk dat in praktijk brengen wat wij preken. Wij moeten ervoor zorgen dat bijvoorbeeld onze gebouwen en vervoersmiddelen zo min mogelijk koolstof uitstoten. Daarvoor moet nog veel worden gedaan. Tot slot wil ik zowel de Commissie als de Raad veel succes wensen in Montreal. U moet ervoor zorgen dat de EU een voortrekkersrol kan blijven spelen en u moet internationale activiteiten inzake klimaatverandering aanzwengelen in een richting die goede resultaten kan opleveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Verges (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag allereerst namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking onze collega Anders Wijkman willen feliciteren met zijn uitstekende verslag over klimaatverandering.

Als rapporteur van deze commissie zou ik enkele korte opmerkingen van algemene aarde willen formuleren. Zoals onze collega terecht benadrukte, is de opwarming van de aarde weliswaar een milieuprobleem, maar het is toch vooral ook een ontwikkelingsprobleem.

In feite is klimaatverandering in onze ogen een regelrecht probleem van onze beschaving. Daarom heeft onze commissie willen onderstrepen dat de gecombineerde gevolgen van klimaatverandering, wereldwijde bevolkingsgroei en economische mondialisering een periode van instabiliteit inluiden zoals deze nooit eerder is voorgekomen in de geschiedenis van de mensheid. In dit verband valt namelijk te vrezen dat de opwarming van de aarde de kloof tussen de ontwikkelde wereld en de landen met een ontwikkelingsachterstand zal vergroten. Vast staat helaas dat deze landen het ergst door de gevolgen van de klimaatverandering zullen worden getroffen. Dat geldt in het bijzonder voor de kleine eilandstaatjes, die op meerdere fronten kwetsbaar zijn, met name voor cyclonen en stijging van de zeespiegel.

Daarom zijn wij van oordeel dat die landen hulp moet worden geboden bij de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering, en die hulp een prioriteit moet zijn van het ontwikkelingshulpbeleid van de Europese Unie. Wij bevelen de Europese Unie aan een specifiek samenwerkingsbeleid uit te stippelen voor die ontwikkelingslanden. U zult begrepen hebben dat voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking de strijd tegen klimaatverandering onlosmakelijk verbonden is met armoedebestrijding en met de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen.

In het verslag wordt eveneens terecht erop aangedrongen dat meer inspanningen tot beperking van de uitstoot moeten worden geleverd om de doelstellingen van het Protocol van Kyoto te halen. Ik wil afronden met een vraag, mevrouw de Voorzitter: als vandaag de dag 20 procent van de wereldbevolking 80 procent van de wereldwijde energieconsumptie voor zijn rekening neemt, hoe zal het dan tegen 2050 met de vervuiling van de atmosfeer zijn gesteld, wanneer we bovendien zullen moeten voldoen aan de energiebehoeften van 9 tot 10 miljard mensen?

 
  
MPphoto
 
 

  Cristina Gutiérrez-Cortines, namens de PPE-DE-Fractie. - (ES) Mevrouw de Voorzitter, het is duidelijk dat de klimaatverandering zo drastisch is en zo dichtbij is gekomen dat zij niet langer een intellectueel probleem is van bepaalde groepen bewuste mensen, die dit in eerste instantie hebben aangekaart.

Dit is een gelegenheid om onze gebruiken en gewoonten te veranderen, een gelegenheid om de uitstoot te verminderen en voor schonere lucht te zorgen, om hernieuwbare en alternatieve energiebronnen te ontwikkelen. Voor Europa is dit ook een gelegenheid om vraagtekens te zetten bij haar afhankelijkheid van fossiele energiebronnen, die zich vaak in politiek bijzonder onstabiele gebieden bevinden en die onderhevig zijn aan sterke prijsschommelingen. Daarom is dit naar mijn idee nu ook een goede gelegenheid om het gebruik van kernenergie nog eens tegen het licht te houden en dat als een van de vele oplossingen, naast het gebruik van andere, alternatieve energiebronnen, in overweging te nemen.

Het onderzoek naar en de kennis van de oorzaken van de klimaatverandering moeten nog sterk worden verbeterd. Zo is er heel weinig onderzoek gedaan naar het verband tussen landbouw en klimaatverandering. Recent onderzoek heeft een alarmbel doen rinkelen en ook in andere richtingen gewezen, terwijl wij alleen de industrie de schuld in de schoenen schuiven. Ik vind dat we een intelligente vorm van landbouw moeten creëren die op deze strategieën is afgestemd. Dat zou vanuit wetenschappelijk oogpunt een stuk veiliger zijn.

Overigens is het volgens mij eveneens zaak dat de kwestie van de quota’s wordt aangepakt, dat de wiskundige modellen voor de vaststelling van de quota’s verbeterd worden. Een groot aantal landen doet dit op onjuiste wijze, terwijl andere goede oplossingen hebben gevonden, zoals de Engelsen.

Verder lijkt het mij noodzakelijk dat we strategieën uitwerken om de klimaatverandering te compenseren en vast te stellen in hoeverre de gevolgen van die verandering kunnen worden verzacht. Ik ben van mening dat het beleid inzake droogte en woestijnvorming in het mediterrane gebied moet worden herzien, en dat we de gevolgen moeten aanpakken van de aantasting en de achteruitgang van het ecosysteem en onze dierlijke hulpbronnen en fauna.

 
  
MPphoto
 
 

  Gyula Hegyi, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, we hebben allemaal de gezichten gezien van de slachtoffers van de cycloon en de overstroming in New Orleans. De wereldwijde opwarming betekent niet alleen een algemene stijging van de aardetemperatuur, maar ook een toenemend aantal rampen, abnormaal weer en een groot verlies aan mensenlevens en eigendommen. We gebruiken domweg te veel fossiele brandstoffen. Als de ontwikkelingslanden, waaronder China en India met hun gezamenlijke bevolking van drie miljard, dezelfde consumptiedrift aan de dag leggen als de Amerikanen, branden we onze planeet op. Ik ben dan ook namens de sociaal-democratische fractie bijzonder ingenomen met het moedige verslag van de heer Wijkman.

Met vriendelijke woorden komen we er echter niet. We moeten er bij onze partners op aandringen dat ze het Protocol van Kyoto ondertekenen. We moeten op zoek gaan naar bondgenoten onder de ruimdenkende politici en burgers in de Verenigde Staten die het belang inzien van duurzame ontwikkeling.

Om de uitstoot terug te dringen moeten we veel sterker het accent leggen op het openbaar vervoer. Het spoorwegvervoer is vijf maal zo efficiënt als het wegvervoer, en nog milieuvriendelijk ook. De Europese Unie beschikt echter nog steeds niet over de juiste instrumenten om die vervoerwijze te stimuleren. De EU heeft geen enkel project voor de verbetering van het stedelijk openbaar vervoer, en het groeiend aantal auto's in onze steden maakt het leven in de steden steeds chaotischer en ongezonder. Onze stedelijke bevolking verdient het dat wij politici meer aandacht besteden aan schone lucht en goed openbaar vervoer.

In sommige landen zijn hernieuwbare energiebronnen al in ontwikkeling, maar in andere lidstaten zijn nog maar weinig stappen in die richting ondernomen. We hebben bindende doelstellingen nodig, zo niet voor 2010 dan toch voor 2020.

Er is één punt waarop ik mevrouw Beckett wil tegenspreken. Ik denk dat halve oplossingen als koolstofopvang voor de toekomst niet volstaan. We moeten onze stijgende emissies niet verbergen, maar terugdringen. Als een kerncentrale om wat voor reden dan ook wordt stilgelegd, moet deze enkel worden vervangen door een hernieuwbare energiebron. Kerncentrales sluiten en meer fossiele brandstoffen gebruiken zou een vorm van collectieve zelfmoord zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank de Commissie en de Raad voor hun verklaringen, maar ik ben niet eens met de montere opmerkingen van mevrouw Beckett over de prestaties van de Europese Unie, ondanks de belofte van de Britse regering om tijdens haar voorzitterschap van klimaatverandering een prioriteit te maken. Er is teleurstellend weinig concrete vooruitgang geboekt. Als ik hoor dat het communiqué van de G8 over klimaatverandering ambitieus wordt genoemd, dan is de betekenis van dat woord tot brekens toe opgerekt. Als het Britse voorzitterschap werkelijk internationaal leiderschap wil tonen ten aanzien van dit onderwerp, moet het eerst in eigen huis orde op zaken stellen.

Begin dit jaar hebben we de Engelse Vereniging voor Behoud van Energie (ACE) verzocht verslag uit te brengen over de prestaties van de Britse regering bij de tenuitvoerlegging van de vigerende Europese wetgeving betreffende de vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen. Uit haar bevindingen bleek dat deze regering (i) de uitvoering van de richtlijn ter verbetering van de energieprestaties van gebouwen heeft vertraagd, (ii) verzocht heeft om een verhoging van het Britse niveau van CO2-emissies dat wordt toegestaan in het kader van de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, (iii) heeft nagelaten bindende doelen vast te stellen ter verlaging van de energievraag ingevolge de richtlijn inzake energiediensten, en (iv) heeft verzuimd meer werk te maken van warmtekrachtkoppeling in het kader van de WKK-richtlijn.

De Raad zou eens aandachtig moeten kijken naar het verslag van het Europees Parlement over klimaatverandering, dat met deskundige hand is opgesteld door Anders Wijkman. Daarin zal hij een oproep tot actie vinden dat wel krachtig en ambitieus is. Het verslag stelt bijvoorbeeld voor om de emissies intern sterk te reduceren, te beginnen met 20 à 30 procent interne reducties tegen 2020 in de EU, en suggereert een streefdoel van 60 à 80 procent voor 2050. Het roept de EU op om van Europa de meest energie-efficiënte economie ter wereld te maken door het vastleggen van streefdoelen voor jaarlijkse beperkingen van de energie-intensiteit met 2,5 à 3 procent, en om een robuuste strategie voor Montreal te ontwikkelen. In ons amendement vragen wij de EU met klem om een formeel mandaat en tijdschema vast te stellen voor de onderhandelingen over de toekomstige klimaatbeloften, en daarin als uiterlijke termijn voor het bereiken van een akkoord eind 2008 op te nemen.

Ik wil snel afronden met twee vragen aan de Raad. Ten eerste, wat is zijn mening over contractie en convergentie als raamwerk voor maatregelen in de toekomst? Ten tweede, zal de Raad, naast het voorstel tot uitbreiding van de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten naar de luchtvaart, flankerende instrumenten opperen om het volledige effect van de luchtvaart op het klimaat aan te pakken, aangezien, zoals bekend, deze regeling geen rekening houdt met emissies die niet met CO2 in verband staan?

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. - Voorzitter, om maar met de deur in huis te vallen, marktwerking is niet dé oplossing voor het probleem van klimaatverandering. Een ongebreidelde vrijemarkteconomie zonder beperking van overmatige consumptie en productie leidt tot steeds meer uitstoot van broeikasgassen en derhalve tot verergering van het probleem. De groei van de economie is als een heilige koe, onaantastbaar. Elk consumptieproduct moet overal ter wereld tegelijk op de markt beschikbaar zijn, maar we moeten bedenken dat ook heilige koeien vieze gassen kunnen verspreiden. Dat bedoel ik niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk, als je kijkt naar het aandeel van de intensieve veehouderij in de CO2-uitstoot.

De kernenergielobby maakt gebruik van de problematiek rond klimaatverandering om zichzelf weer op de kaart te zetten. Gek genoeg vertellen ze niets over de enorme afvalbergen die ze ons opleveren en die voor ons de komende tienduizend jaar een groot probleem geven. Laten we niet de ene milieucrisis oplossen met de andere. De miljarden die nog steeds naar de ontwikkeling en promotie van kernenergie gaan, kunnen beter aan wind-, zonne- en waterenergie worden besteed.

De uitstoot in de transportsector zal in 2030 nog 28% boven het niveau van 1990 liggen. Het is een moeilijke sector om maatregelen te nemen, want deze sector staat symbool voor een internationale vrijmarkteconomie. Ik pleit daarom voor belasting op vlieg- en maritiem verkeer. In tegenstelling tot handel in emissierechten kan belasting het probleem niet afschuiven op ontwikkelingslanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. - Voorzitter, ik ben ingenomen met het werkprogramma dat Commissievoorzitter Barroso gisteren in dit Parlement presenteerde. Ook voor bestrijding van klimaatverandering staat er veel goeds in. Bijvoorbeeld de onderbrenging van het vliegverkeer in het emissiehandelssysteem en de herziening van de richtlijn over nationale emissieplafonds uit 2001 steun ik van harte. Toch vind ik de Europese Commissie in dit dossier niet erg ambitieus. We praten al jaren over drastische reducties van emissies van broeikasgassen, maar ondertussen groeit de uitstoot elk jaar weer. Niet alleen wereldwijd maar ook binnen diverse lidstaten.

Voorzitter, als we in Montreal serieus genomen willen worden, dan moeten we niet alleen durven praten over reducties, maar ook harde afspraken maken om nu eens echt maatregelen te nemen, desnoods met een kleiner aantal landen. Commissaris Dimas, ik roep u op om met een strategie te komen, waarin u maatregelen voorstelt waardoor onze langetermijndoel haalbaar wordt, want ondanks de goede invloed van de voorstellen die deze week zijn gepresenteerd, zijn die slechts geïnspireerd door een kortetermijnvisie.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, tien jaar geleden werd er nog veel over klimaatverandering gespeculeerd, maar vandaag is deze verandering heel duidelijk realiteit. Wij zien immers met eigen ogen hoe het klimaat zich ontwikkelt. De noordpoolbewoners zien hoe het poolijs verdwijnt, de bewoners van de sloppenwijken in Latijns-Amerika en zuidelijk Azië worden geconfronteerd met dodelijke stormen en overstromingen, en de Europeanen zien hoe gletsjers verdwijnen, bosbranden woeden en fatale hittegolven de kop opsteken. Een voorbeeld: terwijl op duizenden kilometers afstand de Verenigde Staten en het Caribisch gebied als gevolg van orkanen door water en wind werden geteisterd, zagen de inwoners van een klein vissersstadje diep in het Amazonegebied hoe het meer waarvan zij voor voedsel en vervoer afhankelijk waren, binnen een jaar opdroogde. Het was de grootste droogte in veertig jaar in die regio, en die werd veroorzaakt door de opwarming van het oceaanwater. Deze opwarming had tevens tot gevolg dat in de Golf van Mexico een van de gewelddadigste orkaanseizoenen ooit werd geregistreerd.

Het is zeer verheugend dat enkele van de voornaamste actoren het Kyoto-protocol hebben geratificeerd. Het Protocol is nu buiten de gevarenzone omdat de Russische Federatie het heeft ondertekend. De belangrijkste actoren moeten zich nu echter proactiever opstellen en trachten de meest vervuilende landen, namelijk de Verenigde Staten en de ontwikkelingslanden, ervan te overtuigen eveneens tot ondertekening over te gaan.

Ik maak mij nog steeds grote zorgen over het feit dat de Verenigde Staten hun unilaterale beleid inzake klimaatverandering voortzetten. De klimaatverandering moet als een wereldwijd probleem worden aangepakt. Als de uitstoot van kooldioxide niet wordt beperkt, zal de ijskap op de Noordpool uiteindelijk geheel en al verdwijnen. Dat zal vooral de kwaliteit van het leven van de bewoners van kustgebieden en eilanden aantasten. Dit is wetenschappelijk aangetoond en vormt dus geen emotioneel commentaar van mijn kant.

Ierland gaat veel efficiënter met energie om dan tien jaar geleden. Ik spoor de andere lidstaten aan dit goede voorbeeld te volgen. Niemand beweert dat de strijd tegen klimaatverandering gemakkelijk kan worden gewonnen, maar een zelfgenoegzame houding is vele malen slechter.

Feit is - en veel mensen zijn daar verbaasd over - dat we door het huidig niveau van de broeikasgassen in de atmosfeer reeds rekening moeten houden met een aanzienlijke aardeopwarming en zeespiegelstijging. Ook indien wij ons vanaf nu bij de uitstoot van broeikasgassen als de beste leerling van de klas gedragen, zullen we nog altijd de gevolgen van de verontreiniging uit het verleden aan den lijve moeten ondervinden. Hoe langer we echter wachten, hoe nijpender de situatie wordt.

Er zijn al temperatuurstijgingen waargenomen. De stijging met een halve graad lijkt op de stijging die aan het eind van de twintigste eeuw heeft plaatsgevonden. Alarmerender is echter de verwachte stijging van de zeespiegel, die tweemaal zo sterk is als de 7,5 cm die het zeewater in het laatste deel van de vorige eeuw is gestegen. Daarbij wordt nog niet eens rekening gehouden met het extra water als gevolg van smeltende ijskappen en gletsjers. Hierdoor zou de stijging van de zeespiegel wel eens het dubbele kunnen zijn van de stijging die uitsluitend het resultaat zou zijn van thermische expansie.

Wetenschappers beweren dat de watertemperatuur in de Noord-Atlantische Oceaan en de Golf van Mexico dit jaar maar liefst 3,6 graden hoger is dan normaal. Dat heeft bijgedragen tot de sterke orkanen, die een verwoestende uitwerking hebben gehad op de Amerikaanse Golfkust en het Caribisch gebied. Het heeft ook bijgedragen tot de ontwikkeling van de uitzonderlijk warme luchtstromen die in het stroomgebied van de Amazone actief zijn geweest en die de vorming van regenwolken hebben voorkomen. Greenpeace heeft ervoor gewaarschuwd dat de gebeurtenissen van dit jaar een voorbode kunnen zijn van wat ons in de toekomst te wachten staat, als praktijken als ontbossing en de uitstoot van broeikasgassen geen halt wordt toegeroepen.

Wanneer wij het vraagstuk van de klimaatverandering serieus aanpakken, helpen we niet alleen bij het behoud van onze planeet voor onze kleinkinderen en toekomstige generaties, maar kunnen we hun en onszelf ook kosten besparen. De kosten van de klimaatverandering zijn namelijk erg hoog, aangezien wij met verdwijning bedreigde soorten en leefgebieden willen beschermen.

Actoren die volop in ontwikkeling zijn, zoals zuidelijk Azië, Latijns-Amerika en Afrika, hebben een beleid van uitstootbeperking nodig dat hun economische ontwikkeling geen schade toebrengt. Daarom moet met het beleid voor klimaatverandering een bijdrage worden geleverd aan de economische groei in de ontwikkelingslanden.

Volgende week vertrek ik als lid van de Europese delegatie naar Montreal. Ik hoop van harte dat de spelers op het wereldtoneel de realiteit van dit jaar onder ogen zien en als partners gaan samenwerken om dit uiterst belangrijke mondiale probleem het hoofd te bieden.

 
  
  

VOORZITTER: JANUSZ ONYSZKIEWICZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, Europa was een van de eerste regio’s op aarde waar men de klimaatveranderingen kreeg te bespeuren die het gevolg zijn gevaarlijke klimaatverschuivingen op wereldschaal. De zomers zijn warmer geworden, de winters regenachtiger, rivierstromen zijn afgenomen, de bodemvochtigheid is verminderd en er zijn meer overstromingen, orkanen en gevallen van extreme droogte geregistreerd.

Het staat buiten kijf dat deze veranderingen een direct gevolg zijn van menselijke activiteiten, vooral in de ontwikkelde landen, die de grootste verantwoordelijkheid dragen voor de hoge uitstoot van broeikasgassen. De Europese Unie behoort tot de grootste vervuilers. Ieder jaar doen zich rampen voor die ertoe leiden dat er aanzienlijke economische schade ontstaat, mensen hun leven verliezen en zich steeds meer ziekten voordoen die samenhangen met milieuvervuiling. Daarom moeten de grootste vervuilers - China, de Verenigde Staten, de Europese Unie en India - de strijd tegen klimaatveranderingen gezamenlijk aangaan.

Dat de mensheid de gemakken van het moderne leven, zoals auto’s en andere vervoersmiddelen, zullen inruilen voor de fiets, is een onrealistische gedachte. Daarom is innovatie nodig van bestaande technologieën en moeten milieuvriendelijker krachtbronnen worden ontwikkeld. Het is noodzakelijk om meer zonne-, water- en windenergie te gebruiken en om het onderzoek te stimuleren naar deze nieuwe energievormen.

We zien hoe jonge wetenschappers Europa verlaten om naar de Verenigde Staten te trekken, omdat ze in Europa onvoldoende middelen hebben om op dit terrein effectief onderzoek op hoog niveau te kunnen doen. Daar komt nog bij dat sommige onderzoeksterreinen in Europa worden genegeerd. Klimaatverandering zal van invloed zijn op de gezondheid van de mensen in Europa. Door de klimaatveranderingen zal Europa worden blootgesteld aan ziekten die vroeger alleen in zuidelijker geografische zones voorkwamen. Het broeikaseffect kan ertoe leiden dat zich infectieziekten gaan voordoen die worden overgedragen door geleedpotigen, zoals muskieten die malaria overdragen of bepaalde virale infecties van de hersenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Liese (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, eerst een opmerking vooraf: de fungerend voorzitter van de Raad heeft ons bij het begin van het debat 10 à 15 minuten laten wachten. Ik had op zijn minst een verklaring of verontschuldiging verwacht. Wellicht kan dat verzuim nog worden goedgemaakt.

Ik dank de heer Wijkman voor de grote inzet waarmee hij zijn werk heeft gedaan. Het was geen eenvoudige opgave en het is zeker geen geheim dat er ook binnen de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten discussie is geweest, maar die heeft tot een bevredigende uitkomst geleid. Wij hebben nu een goed verslag. Ik wil graag uw aandacht vragen voor een bijzonder aspect. Afgelopen maandag is in Duitsland het besluit gevallen over een nieuwe grote coalitie. Op een groot aantal punten uit het regeerakkoord is terecht kritiek geuit: er zijn diverse compromissen die niet door iedereen kunnen worden gesteund.

De hoofdstukken milieu, energie en klimaatbescherming mogen er echter zijn. Ik denk dat ook Europa daarvan kan profiteren. Veel punten in het regeerakkoord komen overeen met de voorstellen die de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid in het verslag-Wijkman doet. Dat is een stimulans voor de Commissie om haar doelstellingen, bijvoorbeeld bij het luchtvervoer, energiek te blijven nastreven.

Bij de hernieuwbare energie willen wij in Duitsland in de grote coalitie en ook met de amendementen die we op het verslag-Wijkman hebben ingediend, streven naar een nieuwe prioriteit op het gebied van warmte. Met weinig geld kunnen we de uitstoot van CO2 drastisch verminderen en daarom wilde de Commissie daartoe ook een voorstel voor een richtlijn indienen.

Een onderwerp waarvoor in mijn optiek noch de grote coalitie in Duitsland, noch de parlementaire commissie een bevredigende oplossing heeft gevonden, is kernenergie. Ik ben het met mevrouw Gutiérrez eens dat de klimaatproblematiek niet helemaal zonder kernenergie kan worden opgelost.

Desondanks hoop ik dat het verslag door een grote, overtuigende meerderheid wordt gesteund. Tot slot wil ik onderstrepen wat de heer Wijkman heeft gezegd, namelijk dat het ook om een veiligheidsprobleem gaat. Er is een studie van het Pentagon die zegt dat de klimaatverandering op den duur een groter gevaar voor de mensheid vormt dan het internationale terrorisme. Dit moet iedereen er toch van overtuigen dat het tijd is om te handelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dorette Corbey (PSE). - Voorzitter, allereerst dank aan collega Wijkman voor zijn uitstekende en krachtige verslag. Ik wil ook mijn complimenten overbrengen aan mevrouw Beckett voor haar commitment bij het klimaatbeleid. Collega's, het Parlement pleit vandaag opnieuw voor een ambitieus klimaatbeleid en daar is alle reden voor, zoals commissaris Dimas heeft uiteengezet.

In Montreal moeten we de eerste stenen leggen voor een nieuw klimaatbeleid. We staan voor een enorme uitdaging: schone energie en schoner transport, maar ook minder energiegebruik.

Europa heeft tot nu toe een voortrekkersrol gehad en dat heeft veel opgeleverd. Er is inderdaad wat te vieren in Montreal.

De belangrijkste opgave voor Europa is nu ervoor te zorgen dat de grootste CO2-uitstoter, de Verenigde Staten, ook verplichtingen aanvaardt en dat landen als China en India op een eerlijke manier betrokken worden bij het hele proces. Dat kan alleen door zelf de problemen aan te pakken en te laten zien dat de Europese economie juist een enorme impuls krijgt door innovatie, door zuiniger met energie om te gaan, door efficiëntere productie en door duurzame producten op de markt te brengen. Maar helaas, behalve het Verenigd Koninkrijk voldoen de meeste landen tot nu toe zelf niet aan de verplichtingen en helaas komen de schoonste en zuinigste auto's niet uit Europa maar uit Japan. We moeten het beter doen en we moeten meer doen! Dat kan alleen als de Europese Unie ook de samenleving bij het klimaatbeleid betrekt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij volledig vinden in de opmerkingen van mijn fractiegenote, mevrouw Lucas, over het nogal fragmentarische beleid van de Britse regering als het gaat om een serieuze aanpak van de klimaatverandering. Als de Raad enige ambitie wil tonen, zou de zorgvuldige bestudering en goedkeuring van het verslag van de heer Wijkman zeker niet de slechtste oplossing zijn.

De manier waarop we vooral met het publiek over klimaatverandering debatteren moet worden gewijzigd. Daartoe moeten we bij onze eigen maatregelen beginnen, omdat we daarop het best controle kunnen uitoefenen. Als we de uitdaging aangaan, dienen we te beseffen dat ons eigen goede voorbeeld ons geen windeieren zal leggen. Hernieuwbare energie is de sleutel tot de oplossing. Mijn eigen land, Schotland, kan in de wereld het voortouw nemen op het gebied van schone, groene duurzame energie. Wij hebben golven, een lange kustlijn, heuvels waar de wind tegenaan beukt, biomassa en aardwarmte, en tevens valt de grondstof voor waterkracht regelmatig uit de hemel. Toch investeren we bij lange na nog niet genoeg in duurzame technologieën in Schotland of Europa. Wat betreft Schotland komt dit doordat het Verenigd Koninkrijk het energiebeleid uitstippelt en blijft vasthouden aan het gebruik van kernenergie, dat volgens mij geen oplossing voor de lange termijn biedt.

Als Parlementsleden kunnen wij een rol spelen in deze koerswijziging ten aanzien van hernieuwbare energie en het debat over klimaatverandering. Wij moeten eensgezind achter het verslag van de heer Wijkman gaan staan. De Commissie kan ook een bijdrage leveren door in het zevende kaderprogramma prioriteit te verlenen aan hernieuwbare energie.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Musacchio (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het broeikaseffect is ons grootste probleem. Daardoor worden onze bestaansvoorwaarden structureel veranderd. Het vermogen om dat probleem aan te pakken moet het hoofdelement zijn van ons optreden. Daarom is het noodzakelijk de strategie van Kyoto geheel te aanvaarden en uit te voeren, en al onze keuzes daaraan te onderwerpen. Die strategie moet de juridische en projecttechnische grondslag worden, en worden uitgeroepen tot een hoofdelement van ons intern en internationaal beleid na Montreal.

De hoofdlijnen van het Protocol van Kyoto - convergentie en reductie - tonen aan dat men de ontwikkelingsmodellen en economieën totaal moet omgooien en de richting moet uitgaan van een rationeler en billijker beheer van de hulpbronnen. Mijns inziens is het mogelijk te komen tot een cijfer van één TEP per mens. Dit engagement moet ons in staat stellen te sparen en een democratisch beheer en gebruik van hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken.

Als wij dit doel en deze noodzaak voor ogen houden, is het absoluut uit den boze te denken dat men zijn toevlucht kan nemen tot kernenergie. Die energiebron gaat gepaard met uitermate hoge risico’s en onoplosbare problemen, zoals afval, en is een niet-democratische bron.

 
  
MPphoto
 
 

  Urszula Krupa (IND/DEM). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het moeilijk om een verslag te aanvaarden dat zo weinig bijdraagt aan concrete oplossingen om klimaatsveranderingen te voorkomen, een verslag waar niet eens een kostenraming bij is gevoegd. Ook de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zijn niet voldoende, noch het volgen van de aanbevelingen van het Protocol van Kyoto. Dit Protocol verplicht de regeringen en bedrijven een beleid voeren om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, en om een emissiehandelssysteem en regels voor energiebesparing in te voeren.

De verantwoordelijkheid voor de milieuvernietiging ligt met name bij de geïndustrialiseerde landen, wier liberale levensstijl en ongeremde consumptiegedrag onvoorstelbare gevolgen heeft voor de volksgezondheid en het voortbestaan van de aarde in zijn geheel. Daarom moeten niet alleen de reeds door vorige sprekers genoemde maatregelen worden getroffen, maar moet er ook voor worden gezorgd dat de mensen van mentaliteit veranderen en zich ontwikkelen als individuen. Dit wordt treffend omschreven als het streven naar een verzadigingsbeschaving, waarmee een ommezwaai wordt bewerkstelligd in de tendens om bezit als het hoogste goed te beschouwen en in de ongeremde consumptiedrang.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, hoewel er over de opwarming van het klimaat zelf inmiddels geen twijfel meer lijkt te bestaan, moet nog wel worden nagegaan of de analysen kloppen volgens welke dit verschijnsel bijna uitsluitend aan de broeikasgassen is te wijten. Sommige wetenschappers bestrijden dit, op grond van het feit dat andere oorzaken mogelijk zijn. Mocht het antwoord evenwel bevestigend zijn, dan zouden de milieubeschermers zich moeten afvragen of ze niet te ver zijn gegaan in hun verbeten strijd tegen iedere vorm van kernenergie. Deze vorm van energie mag dan niet zonder risico’s zijn, maar de uitstoot van broeikasgassen is nihil.

Zoals wordt voorgesteld in het verslag-Wijkman, dient het gebruik van alternatieve energiebronnen te worden bevorderd, met name zonne-energie en aardwarmte. Het kan echter niet zo zijn dat zulke aanzienlijke beperkingen alleen worden opgelegd aan de Europese landen, terwijl China, de VS en vele andere landen hun CO2-uitstoot sterk laten stijgen. Wat het opslaan van koolzuurgas betreft, zou ik graag een natuurlijke, efficiënte en voordelige methode willen bepleiten, namelijk herbebossing, te meer daar structurele herbebossing zou kunnen geschieden in het kader van een uitgebreid internationaal samenwerkingsprogramma.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het debat is vrijwel afgerond en de wetenschappelijke jury is het in grote meerderheid eens over de gevolgen die broeikasgassen voor ons klimaat hebben. Sinds de jaren zestig is de economische schade die wordt veroorzaakt door met het weer verband houdende natuurrampen, met een factor zes toegenomen. De temperatuur op aarde stijgt in een alarmerend tempo. De vijftien oude lidstaten van de EU zullen hun huidige Kyoto-doelen wat betreft de beperking van de CO2-uitstoot niet halen, en daar zal niets aan worden gedaan.

Op de COP-11/MOP 1-bijeenkomst volgende maand in Montreal zal het accent liggen op het post-Kyotobeleid en op wat er na 2012 moet gebeuren. Zonder echte mondiale samenwerking is elke overeenkomst zinloos, vooral als ’s werelds grootste producent van broeikasgassen, de Verenigde Staten, niet meedoet. We zien ons gesteld voor een enorme uitdaging. We verwachten dat de evaluatie die de Commissie volgend haar juni zal maken van de handel in emissierechten, zal uitwijzen dat de cynici en degenen die roepen "dat heb ik je toch gezegd", het bij het verkeerde eind hebben en dat dit systeem haar geloofwaardigheid behoudt. Het is wezenlijk dat we de werkingssfeer van dit systeem verbreden en horizontale sectorale streefdoelen stellen. Te veel sectoren zijn uitgesloten, waardoor gaten in de markt ontstaan en deze inefficiënt wordt, wat op zijn beurt weer zou kunnen leiden tot een duurdere emissiehandel. Nog steeds bewijzen we slechts lippendienst aan het hele terrein van energie-efficiëntie, dat een geweldige bijdrage kan leveren aan de oplossing van het probleem. Tevens moeten we ons richten op de ontwikkeling van vervangende brandstoffen en alternatieve technologieën. Het openbaar vervoer en bedrijfswagenparken moeten schone en alternatieve brandstoffen gebruiken als stimulans voor de markt en de particuliere sector en om een aanzet te geven tot de vorming van een netwerk van verkooppunten van groene energie.

Er moeten accijnsregelingen komen die biobrandstoffen en biologische flexi-brandstoffen begunstigen. Laten we in de wet vastleggen dat alle motorbrandstoffen een percentage brandstof uit hernieuwbare bronnen moeten bevatten, bijvoorbeeld een mengsel met 5 procent bio-ethanol in benzineauto’s en een mengsel met 2 procent biodiesel in dieselvoertuigen. Aan de voertuigen zelf hoeft dan niets veranderd te worden. We moeten radicaal denken en radicaal handelen. Als we ervan overtuigd zijn dat de uitstoot van CO2 drastisch moet worden teruggedrongen, dienen we niet langer maatregelen in de marge te treffen, maar de elektriciteitsmarkten daadwerkelijk te liberaliseren. Laten we de daad bij het woord voegen, naar het zevende kaderprogramma kijken en op dit gebied investeringen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Ferreira (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag van de heer Wijkman verdient onze volledige aandacht. Deze tekst moet worden beschouwd als onze routekaart voor een betere bestrijding van de klimaatveranderingen in de komende jaren. De lijnen die worden uitgezet zijn realistisch en het is aan ons om ze zo strikt mogelijk uit te werken. Daarbij roepen we de steun in van al onze partners bij de uitvoering, van lidstaten tot maatschappelijk middenveld, en moeten we onze productiewijzen en consumptiepatronen aanpassen.

Als er echter één essentieel terrein is waarop we ons veel sterker moeten toeleggen en onszelf de financiële middelen moeten verschaffen die navenant de uitdaging zijn, dan is het wel het onderzoeksbeleid: zonder onderzoek geen nieuwe technologieën en geen innovatie. De grijze cellen van onze onderzoekers vormen voor de Europese Unie een hulpbron die wij moeten aanboren om de uitdaging van duurzame ontwikkeling en klimaatverandering aan te kunnen gaan, zonder daarbij natuurlijk onze verantwoordelijkheid ten aanzien van de armste landen uit het oog te verliezen. We zullen straks dus over een onderzoeksbegroting moeten beschikken die is opgewassen tegen onze ambities.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het deed mij goed commissaris Dimas tijdens de recente internationale energieconferentie van Beijing steun te horen betuigen aan het streven van het Parlement om tot 2020 het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen op te trekken tot 25 procent. Het deed mij ook goed de commissaris te horen zeggen dat hernieuwbare energie van cruciaal belang is om problemen zoals klimaatverandering en armoede op te lossen en algemene economische ontwikkeling te bevorderen.

Als wij een markt willen creëren voor hernieuwbare energie moeten wij ervoor zorgen dat de kosten die gepaard gaan met onze onhoudbare afhankelijkheid van fossiele energiebronnen, goed uit de verf komen. Het volstaat niet om enkel het effect van de huizenhoge emissieniveaus op het milieu en de volksgezondheid aan te tonen. Dit effect moet ook worden uitgedrukt in euro’s en centen. Europa heeft reeds een door de markt gestuurd stelsel voor emissiehandel geïntroduceerd. Inderdaad, onderwerp van gesprek is nu het aandeel van de luchtvaart aan het systeem, maar ik wil ook dat de scheepvaart en vooral al het vervoer over land worden opgenomen. Pas als wij een duidelijk beeld krijgen van de kosten die gepaard gaan met de CO2-uitstoot van deze sector, zullen wij de vraag naar en de bevoorrading met hernieuwbare energiebronnen serieus kunnen stimuleren.

Mijn eerste vraag is dan ook of de Commissie van plan is de vervoerssector op te nemen in de Europese handel in emissierechten, en zo ja, wanneer. Mijn tweede vraag gaat over het aandeel hernieuwbare energiebronnen. Wij willen dit aandeel wel vergroten, maar natuurlijk moet dit dan ook worden gebruikt. Wanneer zal de Commissie voorstellen de zogenaamde Auto Oil-richtlijn te vervangen door voertuigbrandstof waaraan minimaal 10 procent ethanol is toegevoegd?

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún (GUE/NGL). - (Spreekster spreekt Iers)

(EN) Uit het verslag van de heer Wijkman blijkt duidelijk dat de naleving van de bepalingen van Kyoto voor de EU de hoogste prioriteit heeft. Hoewel Kyoto slechts een kleine stap betekent in de strijd tegen klimaatverandering, moeten we het volledig steunen en degenen die nog niet hebben ondertekend, met klem oproepen dat alsnog onmiddellijk te doen.

Ik was blij vanmorgen te horen dat de Commissie en de Raad het belang van de volgende fase onderstrepen. Waar het namelijk werkelijk om gaat, is ambitieuze streefdoelen vaststellen voor de periode na 2012 en alle belangrijke wereldwijde actoren bij de aanpak van deze problematiek betrekken. Ik wil ook mijn steun betuigen aan de amendementen die mijn collega’s van de GUE/NGL-Fractie hebben ingediend, met name de verklaring dat de bevordering van een ongebreidelde vrije markt tot buitensporige consumptie heeft geleid, met als gevolg een toename van de uitstoot van broeikasgassen.

(Spreekster spreekt Iers)

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde over een heel serieus vraagstuk spreken. Ik vraag mij af of er een dame is die vanmorgen geen lak op haar haar heeft gespoten, of er iemand onder ons is die geen deodorantspray heeft gebruikt voor zijn oksels. Op die manier dragen wij echter wel bij aan het broeikaseffect. Dat zijn heel eenvoudige dingen, maar wij houden ons er zelf niet aan.

Al uw pogingen zullen tevergeefs zijn, mijnheer Dimas, als u de Amerikanen niet meekrijgt. Ik zal u twee cijfers geven: de Verenigde Staten stoten meer uit dan drievierde van de VN-landen bij elkaar; de staat New York stoot net zoveel uit als heel Afrika. Dus, wat wij hier in Europa ook doen, het zal allemaal tevergeefs zijn als wij de gewoonlijk onhandelbare Amerikanen er niet van overtuigen dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Zo ziet helaas de trieste realiteit eruit.

Laten wij ook eens kijken naar het land in de wereld met de grootste bevolking: China. In China alleen al woont een kwart van de wereldbevolking. Wat wij ook in Europa doen, het zal een druppel op een gloeiende plaat zijn. Wij hebben een enorm klimaatprobleem, dat niet binnen grenzen gehouden kan worden. Wij kunnen geen prikkeldraad optrekken. Daarom moeten wij de Amerikanen overtuigen. Anders is de afloop funest. De ontwikkeling die zich aftekent, en die met mathematische zekerheid bewaarheid zal worden, zal ons hetzelfde lot doen ondergaan als de dinosaurussen. Wij moeten allen wel beseffen dat de terroristische dreiging van Bin Laden veel geringer is dan de milieudreiging die van de Amerikanen uitgaat. Als wij dus efficiënt willen zijn, moeten wij de Amerikanen meekrijgen en aan de regels laten deelnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw de minister, nog maar enkele jaren geleden kregen wij twijfelachtig gelach als wij over klimaatverandering spraken. Vandaag is er niemand meer die de feitelijkheid van deze verandering in twijfel trekt. Er is zelfs een gevoel van urgentie. Er moet onmiddellijk gehandeld worden om deze dreiging het hoofd te bieden, een dreiging die zeker een van de ernstigste is in de geschiedenis van de mensheid, met een toenemend aantal overstromingen, droogten en orkanen, het smelten van de ijskap, het smelten van onze gletsjers, en misschien op een gegeven moment het uitbreken van bepaalde ziekten.

In de confrontatie met deze dreiging krijgen we nu een ongekende kans om een echt technologieprogramma op touw te zetten, een programma waarmee we de innovatie kunnen aanwakkeren die we zo hard nodig hebben om nieuwe werkgelegenheid te scheppen in Europa. Europa en de hele wereld hebben veel woorden gesproken, maar het schort aan daden. Welnu, dit is het moment om politieke moed te tonen en het Protocol van Kyoto een nieuwe impuls te geven. Biobrandstof, zonne-energie, windenergie, waterkracht, waterstof, inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie: deze technologieën zíjn er. Aan ons de taak om het gebruik ervan in ons stedenbouwkundig beleid, in onze wijzen van bouwen te versnellen.

We moeten alle mogelijkheden aangrijpen die ons geboden worden. Een ideale oplossing is er niet; we moeten het gebruik van die verschillende energiebronnen combineren. Er zijn nog te veel belemmeringen voor het gebruik en het op de markt brengen van technologische innovaties zoals hybride of elektrische voertuigen. Onze medeburgers zijn bereid hun deel van de verantwoordelijkheid in dit energiebeheersingsproces op zich te nemen. De Verenigde Staten, India en China ontplooien al initiatieven, met name op nucleair gebied. We kunnen niet langer afzien van kernenergie, waar immers geen enkel broeikasgas bij vrijkomt. Waar wacht Europa eigenlijk op om het debat over kernenergie - een serieus debat, zonder sentiment - echt te openen? Ik verzoek u hier niet langer mee te dralen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om geloofwaardig te blijven in de ogen van de burgers moet de Europese Unie de goede bedoelingen achter zich laten en concreet optreden door middel van ambitieuze doelstellingen en investeringen daarin. Waar is het geld voor het gecombineerd weg-railvervoer? Wanneer komen de grote trans-Europese netwerken waar we nog altijd op zitten te wachten? Wanneer komen de GVB-kredieten voor biobrandstoffen? Wanneer worden de begrotingskredieten voor onderzoek verhoogd opdat wij de grote energie-uitdagingen, zoals de waterstofsector, kunnen aanpakken? Wanneer worden de structuurfondsen en subsidies aangepast met het oog op energie-efficiëntie en -besparing? Ik denk daarbij aan het stedelijk milieu, huisvesting en sociale huisvesting. Waar blijven de milieuheffingen op goederenvervoer, met name over zee? Wanneer wordt het handelsverkeer gereguleerd met het oog op de bestrijding van het broeikaseffect? We wachten op concrete, operationele antwoorden, waarbij voorzien wordt in onmiddellijk optreden. De Europese Unie moet hier en nu in actie komen om mensen te overtuigen, om een voorbeeld te stellen en om nieuwe partnerschappen aan te knopen met de landen van het Zuiden. We verkeren nu nog in de fase van de goede bedoelingen. Laten we overgaan tot daden.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Wijkman bedanken voor zijn evenwichtige verslag over een dermate belangrijk onderwerp. Ik wil erop wijzen dat het momenteel niet duidelijk is hoe Europa de doelstellingen van Kyoto kan bereiken, want daarvoor moeten enorme inspanningen worden ondernomen en het huidig beleid zal naar het zich laat aanzien ons niet in staat stellen deze doelstellingen tijdens de eerste fase te bereiken. Een van de redenen daarvoor is dat de vereisten die een modern milieubeleid aan het energiebeleid stelt, bijna geheel worden genegeerd.

Als wij kijken naar de huidige omstandigheden, wordt duidelijk dat wij niet in staat zullen zijn de doelstellingen van Kyoto, als het gaat om de verwachtingen met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, te bereiken. Er zullen hernieuwbare brandstoffen ontwikkeld worden, en ze zullen ook een steeds grotere rol gaan spelen, maar ze zullen de problemen niet kunnen oplossen. Wij kunnen de doelstellingen van Kyoto niet bereiken door de economie te reguleren of te sparen. Dergelijke maatregelen zouden indruisen tegen het doel om de basisvoorwaarden te verwezenlijken voor een betere economie, voor een economie die meer doet om aan de milieuvereisten te voldoen. Wij kunnen de problemen niet oplossen door de economie langzamer te laten groeien. In plaats daarvan moeten wij een milieubeleid voeren dat verenigbaar is met een consequent en geloofwaardig energiebeleid, en in dat geval moeten wij ook kijken naar de basis van onze energiebevoorrading.

Olie en gas zijn niet de weg van de toekomst, maar wij zien wat er gebeurt: het gebruik van olie en gas neemt toe wanneer kernenergie geleidelijk aan wordt afgeschaft, met als gevolg dat de CO2-uitstoot toeneemt. Met de huidige energiemix neemt kernenergie in Europa 50 procent van de CO2-uitstoot voor haar rekening. De daarmee verkregen vermindering van de CO2-uitstoot is gelijk aan die van privé-auto’s. Daaruit blijkt over welk soort cijfers wij spreken. Daarom kunnen wij kernenergie niet zo maar van de hand wijzen. Kernenergie zal onze milieuproblemen niet oplossen maar je kunt niet én de milieuproblemen oplossen én de doelstellingen van Kyoto bereiken als je kernenergie negeert. Daarom hebben dit Parlement en de lidstaten een belangrijke taak: zij moeten een geloofwaardig energiebeleid voeren, een beleid dat niet is afgestemd op een geleidelijke afschaffing van kernenergie en op de vervanging daarvan door olie en gas. In plaats daarvan zouden wij ervoor moeten zorgen dat kernenergie een belangrijke rol kan spelen in een evenwichtig energiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het van harte eens met de heer Anders Wijkman en met anderen die net als ik geloven dat het aan ons is om de aarde te redden en aan niemand anders.

De Europese Unie dient zoveel mogelijk invloed uit te oefenen op de landen - al zijn ze nog zo machtig - die zich nog niet hebben aangesloten bij het Protocol van Kyoto en hen vragen dit alsnog te doen. Het zou naïef zijn om te beweren dat, als de Verenigde Staten aan de criteria van het Protocol van Kyoto hadden voldaan, het effect van de orkanen Katrina en Wilma niet zo verwoestend zou zijn geweest. Maar de natuur sloeg uitgerekend toe in de meest kwetsbare staat. Indien de internationale gemeenschap niet snel drastische maatregelen neemt om een verdere toename van het broeikaseffect tegen te gaan, dan zal onze aarde veranderen in een vuur- en waterspuwend monster waar voortdurend orkanen woeden.

Terecht wil dit verslag de EU een nog prominentere voortrekkersrol geven bij de bevordering van hernieuwbare energiebronnen. Ik ben ook een warm voorstander van het voorstel om een bewustmakingscampagne voor de EU-burgers te beginnen en hen te betrekken bij de zorg voor het milieu. We moeten meer energie steken in de ontwikkeling van een fiscaal heffings- en faciliteitensysteem, waarmee bedrijven worden gestimuleerd om efficiënt en milieuvriendelijk te werken. Nog belangrijker is echter de levensstijl. Iedere burger van de EU dient te beseffen dat het niet alleen nobel en mooi is om het milieu zo min mogelijk te vervuilen en het klimaat op aarde zo min mogelijk aan te tasten, maar dat dat ook werkelijk de moeite waard is.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, eind deze maand en begin volgende maand zal het Europees Parlement nog eens zijn standpunt betreffende klimaatsverandering naar voren brengen tijdens een VN-conferentie. Voordat wij dit standpunt ter discussie stellen in de internationale gemeenschap, moeten we ons ervan verzekeren dat dit standpunt de beste belangen van alle EU lidstaten weerspiegelt. Zoals mevrouw Grossetête en mijnheer Hökmark terecht hebben opgemerkt moeten we ook aandacht hebben voor de rol van kernenergie.

In veel lidstaten neemt de uitstoot van broeikasgassen nog altijd toe. Willen we dat het VN-Verdrag en het Protocol van Kyoto volledig worden uitgevoerd, dan moeten de burgers een grotere rol spelen in de gezamenlijke inspanningen om de emissies terug te dringen en een duurzamere levensstijl te vinden. Een belangrijk aspect in verband hiermee voor de bestrijding van de uitstoot van CO2 is de zogenaamde geïntegreerde benadering waaraan de politici, het bedrijfsleven en de maatschappij deelnemen.

Met een geïntegreerde benadering kunnen we de uitstoot van CO2 op een doeltreffendere en goedkopere manier terugdringen. Deze is gebaseerd op de veronderstelling dat de verantwoordelijkheid voor het verminderen van emissies niet alleen bij de auto-industrie en de oliemaatschappijen ligt, maar ook bij de autobestuurders. We moeten ook oog hebben voor bijvoorbeeld de infrastructuur van het wegennet en de beheerssystemen voor het wegverkeer, zoals bepaald in het European Climate Change Programme II, dat in oktober 2005 is gelanceerd.

De overstap van een economie op basis van fossiele brandstoffen biedt ongeëvenaarde mogelijkheden voor het bedrijfsleven, maar we mogen niet vergeten dat veel landen die beschikken over een schat aan hernieuwbare energiebronnen de technische mogelijkheden nog niet hebben om die te benutten. Dat geldt met name voor de ontwikkelingslanden. Daarom is de kwestie van de energiesubsidies belangrijk voor de onderhandelingen over de uitstoot van broeikasgassen.

Er zijn al vele mogelijke manieren om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Energiezuinige technologieën en technologieën met een beperkte uitstoot zijn doeltreffend in de bestrijding van milieuvervuiling, maar ze mogen niet gekoppeld worden aan de vermindering van de subsidies voor fossiele brandstoffen, die de rapporteur voorstelt als voorwaarde sine qua non voor het gebruik van moderne milieubeschermingsoplossingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, een groot indianenleider heeft ooit gezegd: de aarde behoort ons niet toe; we hebben haar van onze kinderen geleend.

Als we de strijd tegen klimaatverandering verliezen, wat voor soort aarde laten we onze kinderen dan na? Die diagnose is reeds gesteld. Wat we nu nodig hebben is de moed om een ambitieuzer en efficiënter beleid ten uitvoer te leggen, en het verslag-Wijkman is een stap in de goede richting. We moeten woorden in daden omzetten en in overeenstemming met de strategie van Lissabon nieuwe technologie ontwikkelen. Van belang is ook dat de internationale gemeenschap het nodige onderneemt om haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Kyoto na te komen.

De Verenigde Staten moeten hun verantwoordelijkheid aanvaarden. Ik ben heel blij met de dialoog tussen de EU en China en India. We zullen echter ook moeten praten met landen als Brazilië, Zuid-Afrika, Rusland, Japan en Indonesië en een einde moeten maken aan anomalieën als subsidies voor fossiele brandstoffen. De heer Dimas heeft gezegd dat de conferentie van Montreal niet al de oplossingen waar we naar zoeken zal opleveren. We verwachten wel dat de conferentie er ten minste een aantal zal aandragen. Onze kinderen en toekomstige generaties zullen dat van ons verlangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, minister Beckett, het doet mij deugd dat de fungerend voorzitter van de Raad dit debat bijwoont. Ik wil allereerst de Commissie bedanken, en ook mijn vriend Anders Wijkman voor het ambitieuze verslag dat hij over dit onderwerp heeft opgesteld.

Dat er maatregelen nodig zijn, blijkt wel uit de natuurverschijnselen om ons heen: denkt u maar aan de grote branden in Zuid-Europa, de wervelstormen in Amerika of de overstromingen in Tirol in Oostenrijk, waar ik vandaan kom. Eén fout mogen we echter niet maken: we moeten oppassen dat we niet alles aan de mondiale klimaatverandering toeschrijven en zeggen dat alles alleen het gevolg is van de door mensen veroorzaakte CO2-uitstoot. Helaas vallen de natuurlijke effecten momenteel gedeeltelijk samen met de door mensen veroorzaakte effecten: er moet meer onderzoek worden gedaan, zodat we in de toekomst betrouwbare prognoses met betrekking tot het klimaat kunnen opstellen en met name kunnen berekenen welke effecten door de mens worden veroorzaakt.

Belangrijk is ook dat we langetermijnstrategieën hebben, zodat we iets kunnen ondernemen en plannen kunnen maken voor de toekomst. We moeten de industrie en het bedrijfsleven gewoon duidelijk maken welke kant het op gaat en welke mogelijkheden zij in de toekomst hebben. Dat is voor Europa als vestigingsplaats buitengewoon belangrijk. We moeten ook bedenken dat de Gemeenschap op dit moment slechts voor 14 procent van de CO2-uitstoot verantwoordelijk is. Daarom is het van groot belang dat met name de ontwikkelingslanden en uiteraard ook de grootste veroorzaker van de CO2-uitstoot, de Verenigde Staten, erbij worden betrokken. Dit onderdeel van het verslag verdient bijzondere nadruk: we hebben een mondiale strategie nodig.

Op het punt van de kernenergie ben ik het niet met mijn collega eens. Ik vind dat kernenergie geen alternatief is voor technologieën die CO2 produceren, omdat kernenergie uiteindelijk, op de lange termijn, negatieve gevolgen zal hebben. We moeten vooral niet de fout maken ontwikkelingslanden kernenergie als alternatief voor te houden, omdat kernenergie in deze landen gewoonweg niet veilig kan worden toegepast.

Verder is ook belangrijk dat we meer aandacht besteden aan het vervoer. We moeten proberen het hier aanwezige potentieel voor de vermindering van CO2-uitstoot volledig te benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Rebecca Harms (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag aanhaken bij de laatste woorden van de vorige spreker. Na mijn bezoek aan het Verenigd Koninkrijk van afgelopen week moet ik zeggen dat het mij bijzonder ergert dat het debat over klimaatbescherming door de heer Blair en anderen wordt gebruikt om te pleiten voor een uitbreiding van het gebruik van kernenergie, omdat het met zogenaamd schone kernenergie gemakkelijker zou zijn de klimaatdoelstellingen te halen.

Ik wil hier graag een misverstand uit de wereld helpen. Ik zou wel eens willen weten wat u in Engeland op dit moment met schone kernenergie bedoelt. Hebt u het dan over de uiterst smerige uraniumwinning? Hebt u het dan over de uiterst vervuilende verrijking van splijtstof? Hebt u het dan over de complexe en zeer milieubelastende conversie van uraniumhexafluoride? Bedoelt u de fabricage van splijtstofelementen in Rusland, als u het over schone kernenergie hebt? Hebt u in Engeland al eens gediscussieerd over de vraag hoeveel afval u wanneer, waar en tegen welke kosten zult moeten opslaan? Hoe schat u de gevaren en risico’s van opwerking in? U hebt in Windscale immers de nodige ervaring opgedaan met de nadelige gevolgen van opwerking voor mens en milieu. Het verbaast me in hoge mate dat juist de Engelsen, die kernenergie eigenlijk om economische reden hebben opgegeven, deze krankzinnige discussie over klimaatbescherming door meer kernenergie aanzwengelen.

Mondiaal gezien zouden er honderden, nee duizenden kerncentrales moeten worden bijgebouwd, als we door middel van kernenergie werkelijk effectief aan de bescherming van het klimaat zouden willen bijdragen. Het aantal kerncentrales zou ook drastisch moeten worden uitgebreid met een nieuwe generatie snelle kweekreactoren. In Europa is dat al eens op een faliekante mislukking uitgelopen. Overal in de wereld zouden er opwerkingsfabrieken staan, omdat de uraniumvoorraden niet toereikend zouden zijn voor een uitbreiding van kernenergie in deze omvang.

In het licht van de discussie over terrorisme en het gevaar van proliferatie is een dergelijke uitbreiding onverantwoord. Het is veel moeilijker om het energieprobleem door middel van energie-efficiëntie, energiebesparing en een andere benadering aan te pakken. Toch zouden we daarmee eindelijk eens consequent moeten beginnen in plaats van onze toevlucht te nemen tot een technologie die eigenlijk al tot de vorige eeuw behoort en voor het afval waarvan we tot op heden nog niet het begin van een oplossing hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Margaret Beckett, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit was een interessant en stimulerend debat. Bijna iedereen is ingenomen met het verslag van de heer Wijkman en met de inhoud ervan, en dat is terecht. Er heerst duidelijk overeenstemming over de aard en de omvang van de uitdaging waarvoor wij staan. Tevens hebben veel sprekers sterk de nadruk gelegd op hernieuwbare bronnen en daarvan talrijke voorbeelden gegeven. Ook waren er grote meningsverschillen over de toepassing van kernenergie. De laatste spreekster, mevrouw Harms, moet zich wel in zeer beperkte kringen bewegen, als zij heeft vernomen dat in het Verenigd Koninkrijk met het oog op de klimaatverandering uitsluitend over kernenergie wordt gesproken. We hebben in het Verenigd Koninkrijk veel zaken bediscussieerd, maar we hebben geen nieuwe afspraken gemaakt over het gebruik van kernenergie. Wel hebben we afgesproken dat we met elkaar in gesprek gaan over dit onderwerp. Energie-efficiëntie staat boven aan ons lijstje van maatregelen om de klimaatverandering te bestrijden en dat is precies wat mevrouw Harms wenst.

Er is sterk de nadruk gelegd op wat in jargon gewoonlijk “bijkomende voordelen” worden genoemd. Sommige sprekers legden het accent op de schade als gevolg van de luchtverontreiniging die wordt veroorzaakt door dezelfde gassen als de gassen die bijdragen tot de klimaatverandering. Anderen beklemtoonden dat we wellicht nog andere voordelen voor de gezondheid mogen verwachten wanneer we het gebruik van deze gassen beperken.

Mevrouw Gutiérrez-Cortines vroeg naar de rol van de landbouw. Misschien weet zij dat in landen als Nieuw-Zeeland de veestapel de bron vormt van vrijwel de totale uitstoot van broeikasgassen. Daarom is dit probleem erg moeilijk op te lossen. Het lijdt dus geen twijfel dat de landbouw in bepaalde omstandigheden een deel kan zijn van het probleem. De landbouw kan echter ook een deel van de oplossing zijn, zoals een aantal sprekers hebben aangegeven door te wijzen op de toepassing van biomassa en biobrandstoffen. Daarnaar zal meer onderzoek worden verricht.

Ik vind het jammer dat de heer Hegyi tegen de binding en opslag van koolstof is. Helaas is het zo dat landen als India en China, die naar groei en ontwikkeling moeten streven om de armoede te bestrijden, over enorme steenkoolvoorraden beschikken en deze ook zullen gebruiken, omdat zij menen geen andere keus te hebben. Dat is de harde realiteit. Overigens is de problematiek van de armoedebestrijding in dit debat eveneens terecht aan de orde gesteld. Het geniet beslist de voorkeur deze landen te helpen op duurzame wijze energie op te wekken door middel van technologieën als koolstofopvang en -opslag, dan ze te vertellen dat ze hun eigen energiebronnen niet mogen gebruiken. Ik ben bang dat we in het laatste geval nul op het rekest krijgen.

Alle verwijzingen naar de meest kwetsbare staten en de meest kwetsbare groepen binnen andere landen laten zien hoe nodig het is dat de EU meer maatregelen treft om aanpassingen te verrichten en deze te steunen in verband met de effecten van klimaatverandering die we niet kunnen voorkomen. Grote nadruk is gelegd op de rol van de vele andere betrokken landen en op de noodzaak van een wereldwijde dialoog, waar de Raad het volkomen mee eens is. Verder is duidelijk afgesproken dat de EU in de wereld voorop moet blijven lopen en dat we er hard aan moeten blijven werken om onze eigen programma’s te doen slagen.

Mevrouw Doyle en de heer Hökmark suggereerden beiden dat de EU haar Kyoto-doelstellingen vermoedelijk niet zal halen. Ikzelf trek een andere conclusie uit de jongste stand van zaken zoals die is beoordeeld door de Commissie. Wij zullen het betreffende verslag publiceren nu Montreal dichterbij komt. Nog steeds geldt echter dat wij onze eigen werkzaamheden moeten continueren en zelfs in hoger tempo uitvoeren.

Dat brengt mij op het commentaar van mevrouw Lucas en de heer Smith, die heel terecht lovende woorden hadden voor de ambitieuze doelstelling in het verslag-Wijkman om de uitstoot tot 2050 met 60 procent terug te dringen. Blijkbaar weten zij echter niet dat de Britse regering in haar eigen witboek over energie van 2003 dezelfde doelstelling heeft opgenomen. Wellicht moet ons dat evenwel niet verbazen, omdat mevrouw Lucas geen goed woord voor de Britse aanpak over heeft. Namens de Raad wil ik nadrukkelijk tegen haar zeggen dat het pure tijdverspilling is om te eisen dat de EU in Montreal een officieel mandaat en een officieel tijdschema dicteert. Juist dit Parlement behoort te erkennen dat het imperialisme heeft afgedaan. We kunnen in Montreal niet even de rest van de wereld voorschrijven hoe zij zich moeten gedragen en hoe zij hun zaakjes moeten regelen, vooral niet sommige van de armste en meest kwetsbare landen ter wereld. Hun prioriteit is, heel terecht, om zich te ontwikkelen en hun bevolking te voeden. Daarom kiezen wij voor een andere benadering. Als we in Montreal een dialoog en een proces op gang kunnen brengen, is dat een reële en belangrijke prestatie, zoals ook het geval was toen in Gleneagles bepaalde uitspraken werden gedaan en een daar overeengekomen actieprogramma werd veiliggesteld. We zijn het er allemaal over eens dat we meer vaart achter de maatregelen moeten zetten, maar laten we toch op zijn minst erkennen dat we enige vooruitgang boeken.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. - (EN) Ik wil graag iedereen bedanken die aan dit vruchtbare en belangrijke debat heeft deelgenomen.

De heer Wijkman en anderen hebben onderstreept dat we dringend actie moeten ondernemen om de klimaatverandering aan te pakken. Uit de maatregelen die de Commissie heeft getroffen en de reeks nieuwe initiatieven die zij heeft voorgesteld sinds de goedkeuring van haar mededeling in februari, blijken duidelijk haar vastberadenheid en daadkracht op dit gebied.

De eerste prioriteit van de Europese Unie in Montreal is brede internationale steun voor verdere actie te verwerven en overeenstemming te bereiken over de start van formele besprekingen over de vorming van een toekomstige multilaterale regeling voor klimaatverandering. Wanneer deze gesprekken eenmaal begonnen zijn, moet de Europese Unie bepalen op welk moment zij het best haar visie op de streefdoelen van een dergelijke toekomstige regeling kan geven. Gebleken is dat streefdoelen zeer nuttig zijn bij de vaststelling van milieubeleid. Aan de hand van deze doelen kunnen wij de beleidsmakers in de samenleving adviseren. Zij zijn bijzonder bruikbaar voor de industrie en de particuliere sector, wanneer deze besluiten over langetermijninvesteringen moeten nemen. Daarom zullen streefdoelen een wezenlijk onderdeel blijven van elk toekomstig systeem voor klimaatverandering. We hebben ze gewoonweg nodig.

Zoals u weet, heeft de Europese Raad van afgelopen maart bepaald dat de uitstoot van broeikasgassen tot 2020 met 15 tot 30 procent moet worden teruggebracht. De Commissie gelooft echter dat we in december in Montreal nog geen concrete doelen voor de ontwikkelde landen moeten vaststellen. Dat kan pas worden gedaan wanneer we meer duidelijkheid hebben over de voortgang van de onderhandelingen over de periode na 2012.

De heer Seeber heeft benadrukt dat een toekomstige regeling voor klimaatverandering gebaseerd moet zijn op een brede participatie van alle grote uitstoters. Voor een werkelijk doeltreffende samenwerking is dat essentieel.

De Commissie en de lidstaten doen hun best om de dialoog met de Verenigde Staten en de ontwikkelingslanden te verdiepen. Met de Amerikaanse regering zijn we een beleidsdialoog aangegaan in het kader van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering en van andere fora en bijeenkomsten, zoals de Joint Climate Change Science and Technology Workshop. Daarin komen concrete onderwerpen aan de orde, zoals hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en koolstofopvang.

De Verenigde Staten beweren dat zij de klimaatverandering op een andere manier aanpakken, voornamelijk op basis van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technologieën. Het verschil tussen hun benadering en onze benadering is dat hun uitstoot van kooldioxide met ongeveer 15 procent is gestegen, terwijl de uitstoot in de 25 EU-landen vergeleken met 1990 aanzienlijk is gedaald. In de 15 lidstaten die zich aan Kyoto hebben gecommitteerd, ligt het emissiepeil 1,7 procent lager dan in 1990. Dat is niet voldoende, maar we weten wel dat we aan het eind van de verbintenisperiode onze Kyoto-doelstellingen zullen hebben gehaald. Dat is het verschil tussen ons beider aanpak.

Wat betreft de ontwikkelingslanden staat de Europese Unie open voor ideeën over hoe zij in de toekomst aan het multilaterale samenwerkingsverband op klimaatgebied kunnen deelnemen. Het is duidelijk dat we aan hen niet dezelfde eisen kunnen stellen als aan de ontwikkelde landen. Elke toezegging die zij doen, zal gebaseerd zijn op het beginsel van gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden.

China en andere ontwikkelingslanden leveren procentueel gezien een veel kleinere bijdrage aan het broeikaseffect dan de ontwikkelde landen. De uitstoot per hoofd van de bevolking bedraagt in China momenteel minder dan een tiende van het emissieniveau in de ontwikkelde landen. Dus daar kunnen wij een voorbeeld aan nemen. Voor landen waar het inkomen per hoofd van de bevolking veel lager ligt en de ontwikkelingsbehoeften groter zijn, moeten we ons aan de verstandige richtsnoeren van het VN-verdrag houden waarin een gemeenschappelijk, maar gedifferentieerd beleid wordt voorgeschreven.

De heer Verges stelde dat we bijzondere aandacht moeten schenken aan de ontwikkelingslanden en aan hun groeiende noden, die het gevolg zijn van de opwarming wereldwijd. We moeten ons werkelijk voorbereiden op de effecten van die opwarming. De Commissie stelt reeds fondsen beschikbaar en is blij met het Canadese voornemen om tijdens de conferentie in Montreal een vijfjarig werkprogramma voor aanpassing te realiseren.

Daarnaast is de Europese Unie van alle landen die in Bonn in 2001 een politieke verklaring hebben ondertekend, de grootste geldschieter. In deze verklaring wordt aan de ontwikkelingslanden in verband met de klimaatverandering elk jaar 410 miljard dollar beloofd. Deze regeling gaat dit jaar in.

Tijdens de Milieuraad in oktober hebben de ministers toegezegd dat zij in Montreal zouden aangegeven welke vorderingen zij op dit gebied hebben gemaakt. Bij de ondersteuning van ontwikkelingslanden moeten we er ook voor zorgen dat de mechanismen voor schone ontwikkeling goed functioneren. Hoofdzaak is dat het uitvoerend comité in Bonn doelmatig werkt. De Europese Unie verstrekt reeds geldelijke middelen, maar er is duidelijk meer steun nodig. De Europese Unie is nog steeds de belangrijkste financier van het uitvoerend comité.

Er is zorg over bilaterale samenwerking buiten VN-verband, met name in het kader van het Asia-Pacific Partnership. Ik wil nadrukkelijk stellen dat dit beslist niet als een alternatief kan worden beschouwd voor het proces dat we binnen de Verenigde Naties hebben opgestart. Wel kan dit partnerschap een steun in de rug betekenen voor de inspanningen die wij ons op grond van het Verdrag inzake klimaatverandering en het Kyoto-protocol getroosten. Dat kan gebeuren via een nauwere bilaterale samenwerking, waarbij een krachtiger politieke dialoog wordt gevoerd en tegelijkertijd het accent op de technologie ligt. Zo moeten we ook aankijken tegen de partnerschappen tussen de Europese Unie en China en tussen de Europese Unie en India. Deze partnerschappen hebben in zeer concrete actie geresulteerd: onlangs hebben we in India en China twee workshops gehouden over het mechanisme voor schone ontwikkeling en over marktmechanismen. In China zien we tevens dat veel aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling en demonstratie van vormen van energieopwekking waarbij vrijwel geen uitstoot van broeikasgassen plaatsvindt. Net als mevrouw Beckett vind ik dat koolstofopvang en -opslag een middel zijn om klimaatverandering tegen te gaan. Ze lossen niet alles op, maar vormen een van de vele instrumenten die we kunnen toepassen. Deze partnerschappen hebben onmiddellijk een positieve uitwerking: zij ondersteunen namelijk de besprekingen over een multilateraal regime voor klimaatverandering na 2012.

De heer Blokland vroeg of de huidige maatregelen van de Europese Unie wel doeltreffend zijn. Als wij alle maatregelen volledig uitvoeren, zal de uitstoot ten opzichte van 1990 met 4 procent worden beperkt, wat duidelijk niet toereikend is om de beoogde reductie van 8 procent te bewerkstelligen. Daarom hebben we aanvullende maatregelen opgenomen in het programma voor klimaatverandering dat we een maand geleden hebben gelanceerd. Dit impliceert dat we de emissies sterker moeten verminderen, zodat we de doelstellingen van Kyoto halen en verdere vooruitgang boeken voor de periode na 2012. Het is belangrijk te weten dat voor de vijfentwintig landen van de Europese Unie de bestaande maatregelen tot een reductie van 7 procent zullen leiden.

Mevrouw Doyle, mevrouw Grossetête en anderen vroegen naar de uitstoot van auto’s. Ik ben het volkomen met hen eens dat dit een fundamentele kwestie is en daarom zal de Commissie in 2006 de overeenkomst met de auto-industrie evalueren. Op die manier kan bekeken worden of op een bepaald moment de Europese doelstelling van 120 g/km kan worden bereikt. Uiteraard zullen we er daarbij op toezien dat we het streefdoel van 140 g/km halen, dat op vrijwillige basis met de auto-industrie in Europa, Japan en Korea is afgesproken.

Mevrouw Ek vindt het belangrijk om de emissiehandel van de Europese Unie ook voor vervoer te laten gelden. Zoals u weet, heeft de Commissie reeds een voorstel ingediend met betrekking tot de luchtvaart. Als onderdeel van de evaluatie in 2006 zal de Commissie nagaan of het systeem van emissierechten ook op de andere vervoerssectoren kan worden toegepast.

Wat betreft hernieuwbare energie zal de Commissie in de komende weken een nieuw verslag presenteren met daarin streefdoelen op dit gebied voor het jaar 2020. Ten aanzien van kernenergie en de opmerkingen van de heer Hökmark wil ik zeggen dat sommige lidstaten verwachten dat deze vorm van energievoorziening in de toekomst een rol in hun land zal spelen. We moeten echter zorgen dat we over een breed scala aan koolstofarme energiebronnen beschikken. Met kernenergie kan niet aan de gestegen energiebehoeften worden voldaan en we moeten ons bewust zijn van problemen die te maken hebben met nucleair afval en de publieke opinie.

Als het gaat om de landbouw is de Commissie het met mevrouw Gutiérrez-Cortines eens dat er synergieën kunnen worden gevonden tussen klimaatverandering en landbouw. We hebben een uitermate interessante bijeenkomst in Londen gehad. Deze bijeenkomst was georganiseerd door mevrouw Beckett en het Britse voorzitterschap en ging over klimaatverandering en landbouw. Er zijn daar zeer belangrijke conclusies getrokken. De Commissie zal een plan ter ondersteuning van biobrandstoffen opstellen.

Tot slot geldt dat we vanaf nu vastberaden aan de slag moeten gaan, willen we de zege in de strijd tegen de klimaatverandering behalen. Zoals de heer Smith heeft gezegd, moeten alle maatschappelijke actoren en sectoren de handen uit de mouwen steken. We moeten de omvang van deze uitdaging niet onderschatten. Het kost tijd om deze strijd te winnen en tijd hebben we maar bitter weinig. Het kost ons inspanningen die we ons volgens sommigen niet kunnen permitteren. Wanneer u ons blijft steunen, zijn wij vastbesloten om als Europese Unie opnieuw het voortouw te nemen in deze strijd, die voor de mensheid een cruciale uitdaging vormt. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.

(De vergadering wordt om 11.55 uur onderbroken en om 12.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid