Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 16 november 2005 - Straatsburg Uitgave PB

18. Vragenuur (vragen aan de Raad)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0339/2005). Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Vraag nr. 1 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0889/05):

Betreft: Het voorspellen van toekomstige herstructureringen

Hoe beoordeelt de Raad de invloed van de bilaterale en internationale verplichtingen en overeenkomsten die de EU heeft ondertekend op de ontwikkelingen van de Europese markt wat betreft bedrijfsverplaatsingen en bedrijfsherstructureringen, met name in eiland-, landbouw- en perifere regio's?

Bestaan er voorspellingen van de toekomstige herstructureringen van ondernemingen en de toekomstige ontwikkelingen in de economie en op de arbeidsmarkt in elke marktsector en voor elk soort banen in deze regio's?

Via welke mechanismen wordt gezorgd voor handhaving van de duurzame ontwikkeling van deze regio's en van hun sociale structuur, en met name voor de soepele aanpassing van de werknemers aan veranderende omstandigheden, en voor de planning van scholing van de jongeren?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Voorzitter, ik ben me ervan bewust dat uw instructie aan de afgevaardigden ongetwijfeld ook geldt voor het voorzitterschap, dus zal ik proberen mijn antwoorden zo kort mogelijk te houden, gezien de grote verscheidenheid aan vragen die worden gesteld.

In antwoord op vraag 1: het val niet onder de bevoegdheid van de Raad om het effect van internationale overeenkomsten inzake verplaatsing en herstructurering van bedrijven te beoordelen. De Raad heeft geen informatie over geplande herstructureringen van bedrijven. Het Europees Sociaal Fonds is het belangrijkste financiële instrument dat de Europese Unie heeft om binnen het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten te ondersteunen. Dit fonds is ingesteld door het Verdrag van Rome en is het langst bestaande structuurfonds.

Met dit structuurfonds worden maatregelen ondersteund ter verbetering van de werkgelegenheid en ter ontwikkeling van het menselijk potentieel en de opname op de arbeidsmarkt. Het doel is de bevordering van een hogere participatiegraad, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, duurzame ontwikkeling en economische en sociale cohesie.

Verder zal de Raad de voorstellen bespreken die de Commissie heeft gedaan met betrekking tot een compensatiefonds voor de globalisering. Met dat fonds zou steun kunnen worden gegeven aan degenen die worden getroffen door economische herstructurering. Ook via de plattelandsontwikkeling kunnen, naast de nationale middelen voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden, ook Europese middelen beschikbaar worden gesteld. In de periode 2007 - 2013 zal dit geld vooral bestemd zijn voor de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese landbouw, voor voedingsmiddelen, bosbouw, grondbeheer, milieu, levenskwaliteit en diversificatie in landelijke gebieden. Aldus kunnen dankzij de middelen van het Europese structuurfonds en de middelen voor plattelandsontwikkeling de instrumenten beschikbaar worden gesteld waarmee de werknemers zich kunnen aanpassen aan de door mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou genoemde omstandigheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde de vertegenwoordiger van de Raad vragen of het fonds voor de herstructurering over concrete financiële middelen zal beschikken, en of het Brits voorzitterschap de open-coördinatiemethode al gebruikt heeft voor het indienen van nieuwe voorstellen inzake het beheer van de herstructurering.

 
  
MPphoto
 
 

   Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik zou willen beginnen met de fundamentele kwestie, namelijk dat het financieringsniveau duidelijk afhankelijk is van de meer algemene discussie over de toekomstige financiering van de Europese Unie. We hebben vanmiddag een lang en nuttig debat gehad dat officieel weliswaar ging over de informele bijeenkomst van de regeringshoofden in Hampton Court, maar in werkelijkheid afdwaalde naar het onderwerp van de toekomstige financiering.

Ik zou eenvoudigweg de opmerkingen willen herhalen die de minister van Buitenlandse Zaken eerder deze middag al maakte, toen hij zei dat wij ons oprecht inspannen om de discussies over de toekomstige financiering nog tijdens het Britse voorzitterschap af te ronden. De specifieke details van specifieke programma’s zijn evenwel afhankelijk van de oplossing van die kwestie. Dat is wel duidelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 2 van Manuel Medina Ortega (H-0892/05):

Betreft: Belastingheffing op vliegreizen

Wat zijn de mogelijke consequenties voor de interne markt van de toepassing van uiteenlopende nationale maatregelen inzake belastingheffing op vliegreizen, en welke maatregelen dienen te worden getroffen om deze nationale maatregelen te harmoniseren?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Er zijn maar weinig gegevens beschikbaar over het effect dat nationale maatregelen inzake belastingheffing op het luchtverkeer van personen hebben op de internationale markt.

Als de lidstaten nationale belastingmaatregelen treffen voor het luchtverkeer van personen en deze maatregelen niet verenigbaar zijn met de interne markt, kan de Commissie maatregelen voorstellen. Die zullen dan vervolgens door de Raad moeten worden aangenomen na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité volgens artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Het blijft echter het recht van lidstaten om belastingtarieven vast te stellen volgens hun eigen nationale omstandigheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Dank u voor uw antwoord, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad. Mijn vraag heeft echter betrekking op de eventuele gevolgen voor de interne markt van de invoering van belastingen op het luchtverkeer van personen. U komt net als ik van een eiland. Een dergelijke maatregel zou weliswaar geen gevolgen hebben voor uitsluitend continentale landen, maar voor insulaire regio’s, en met name de insulaire regio’s die heel ver afliggen van de kern van de Europese Unie, zou deze bijzonder negatief uitpakken. Waarschijnlijk zal de Raad, in overeenstemming met de Commissie, zich over deze kwestie moeten buigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik wil zeker niet dat het Parlement de indruk krijgt dat Groot-Brittannië door zijn geografische ligging geïsoleerd is van de rest van de Europese Unie. Ik hoop juist dat veel van onze inspanningen in de loop van het voorzitterschap die indruk hebben weerlegd.

Zoals ik in mijn eerste antwoord al zei, kan de Commissie, indien nodig, binnen het kader van de Verdragen actie ondernemen. Niettemin blijft het een kwestie van de lidstaten zelf om beslissingen te nemen over belastingen, zoals ik reeds heb proberen duidelijk te maken. Mijnheer Medina Ortega beweert weliswaar dat er verdere actie nodig is op het niveau van de lidstaten of op Europees niveau, maar ik ben er niet van overtuigd dat die actie noodzakelijkerwijs betrekking moet op belastingen, alsof belastingen een aparte kwestie zouden zijn die los staat van mogelijke andere beleidsoplossingen voor de problemen die hij beweert te hebben vastgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Muscat (PSE). - (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Het lijkt mij verkeerd deze kwestie enkel te bekijken vanuit belastingoogpunt. We moeten dit ook benaderen vanuit het oogpunt van het vrij verkeer van personen en diensten, twee essentiële vrijheden in de Europese Unie. Ik geef een voorbeeld uit mijn land, Malta. Als je een ticket van Malta naar Brussel koopt, dan betaal je met ongeveer 104 Euro een billijke prijs. De belasting en toeslagen op het ticket bedragen echter 126 Euro, ofwel 121 procent van de prijs. Voor een ticket van Malta naar Londen lopen de belastingen en toeslagen zelfs op tot 200 procent van de prijs. Wij moeten dit serieus aanpakken, want het is onaanvaardbaar dat reizen, met name vanuit afgezonderde en afgelegen plekken, als luxe zou worden beschouwd. Wij kunnen niet zomaar in de auto stappen om naar het Europese vasteland te rijden. Wat moeten wij dan doen, naar de overkant zwemmen misschien?! Dit toont aan dat we dit moeten bekijken vanuit het oogpunt van vrij verkeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik wil nogmaals tot voorzichtigheid manen. Wij moeten oppassen wat de bevoegdheden van de Raad in deze betreft. Ik zei dat de Commissie onder bepaalde omstandigheden actie kan ondernemen, en de heer Muscat heeft gelijk als hij het vrije verkeer van diensten ziet als een element van het oorspronkelijke Verdrag van Rome.

Ik moet echter wel even tegengas geven. Hij gaf een nogal negatieve voorstelling van zaken wat de huidige situatie op het gebied van vliegtarieven in een bepaalde lidstaat betreft, maar het is ook belangrijk te erkennen dat er in de afgelopen jaren op Europees niveau maatregelen zijn genomen die hebben geleid tot een dramatische daling van de prijzen van vliegtickets die Europese burgers betalen voor reizen binnen de Europese Unie. Vanochtend nog had ik de kans om naar Boedapest te reizen, waar mij verteld werd dat er dagelijks zeventien vluchten zijn tussen verschillende regionale vliegvelden in het Verenigd Koninkrijk en Hongarije. Nog maar enkele jaren geleden zou dat ondenkbaar zijn geweest. De Europese Unie verdient dan ook alle lof voor de mate waarin zij heeft bijgedragen aan nieuwe reismogelijkheden voor vele burgers, mogelijkheden waarvan vele burgers de afgelopen maanden en jaren ook gebruik hebben gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bradbourn (PPE-DE). - (EN) Vorige maand heb ik met het oog op het vragenuur met de Raad een vraag gesteld over een aanverwant onderwerp, namelijk de Europese kerosinebelasting. In antwoord op de vraag wat de positie van de Raad was ten aanzien van een Europese kerosinebelasting, werd mij gezegd dat de Raad geen standpunt kon innemen, omdat de Raad nog geen voorstel van de Commissie had ontvangen. Ik heb hier op papier het bewijs dat de Commissie al wel voorstellen heeft ingediend bij de Raad. Het onderwerp is voor het laatst in de Raad besproken onder Luxemburgse voorzitterschap, dat aan het Britse voorzitterschap voorafging, en ik neem aan dat daar ook Britse ministers bij aanwezig zijn geweest. Kan de voorzitter van de Raad mij vertellen of dit een geval van incompetentie is, of gaat het hier soms om een geheime agenda om kerosinebelasting in te voeren?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik kan de heer Bradbourn verzekeren dat er wat mij betreft geen geheime agenda is. Als hij aan de andere kant de informatie die hij hier zo losjes gaf, graag met mij wil delen, zal ik de door hem genoemde kwestie zeker onderzoeken en ervoor zorgen dat hij een antwoord ontvangt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 3 van Sarah Ludford (H-0895/05):

Betreft: Verdrag van de Raad van Europa tegen mensenhandel

Waarom is het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel waarin ervoor wordt gepleit verhandelde personen in de eerste plaats als slachtoffers te beschouwen en niet zozeer als illegale immigranten, niet door alle EU-lidstaten ondertekend?

Geeft het Verenigd Koninkrijk als voorzitterland het goede voorbeeld?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) De Raad verkeert niet in de positie om informatie te geven over de stand van zaken bij de besluitvorming in de individuele lidstaten aangaande de ondertekening van het Europees Verdrag inzake de bestrijding van mensenhandel. Dit verdrag is tot nu toe ondertekend door vijf lidstaten van de Europese Unie: Oostenrijk, Cyprus, Polen, Portugal en Zweden. Geen van de lidstaten heeft het verdrag al geratificeerd. Een deel van het verdrag valt onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschappen en zal daarom ook door de Europese Gemeenschappen moeten worden ondertekend en geratificeerd.

De Raad overweegt momenteel een actieplan op te stellen inzake mensenhandel om aldus een allesomvattende en strategische benadering van de Europese Unie voor dit onderwerp te kunnen ontwikkelen. Het actieplan zal voortborduren op de conferentie ‘Tackling human trafficking: Policy and best practice in Europe’ (‘Aanpak van de mensenhandel: beleid en beste praktijken in Europa’), die van 19 tot 20 oktober plaatsvond en werd georganiseerd door het Verenigd Koninkrijk, de Commissie en Zweden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Dat antwoord is allesbehalve adequaat. In de meest recente mededeling van de Commissie wordt gezegd dat de bescherming van het slachtoffer de hoogste prioriteit heeft, maar lidstaten zijn geneigd mensenhandel en illegale immigratie op één hoop te gooien en de bescherming van het slachtoffer te koppelen aan de voorwaarde dat het slachtoffer getuigt. Daarom zien zij niets in het verdrag.

Mijn collega’s en ik krijgen van de politie te horen dat slachtoffers vrijwillig met de politie samenwerken zodra zij en hun gezinnen veilig zijn. De politie constateert met ontzetting dat de kansen om mensenhandelaars met succes te vervolgen, worden ondermijnd door een beleid waarbij slachtoffers als illegale immigranten worden uitgezet of waarbij hulp aan bepaalde voorwaarden is gekoppeld. De heer Blair zei onlangs dat je wel serieuze redenen moet hebben om ‘nee’ te zeggen tegen de politie. Waarom zeggen zeventien EU-premiers - en u vertelt me nu dat het zelfs twintig premiers zijn - ‘nee’ tegen de politie door te weigeren dit verdrag te ondertekenen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. (EN) In mijn antwoord aan mevrouw Ludford wil ik eerst dat herhalen wat ik aan het begin al zei, namelijk dat het niet aan mij, als vertegenwoordiger van het voorzitterschap, is om mij vandaag en gedurende dit debat uit te spreken over de besluitvorming van de twintig door haar genoemde premiers. Ik wil er echter wel op wijzen dat het haar niet past te suggereren dat de kwesties van illegale immigratie en mensenhandel op één hoop worden gegooid, als de door mij genoemde conferentie getiteld was: ‘Tackling human trafficking: policy and best practice in Europe’(‘Aanpak van de mensenhandel: beleid en beste praktijken in Europa’). Zoals gezegd heeft het Britse voorzitterschap dit vraagstuk aangepakt, en daarom lijkt mij dat de door haar geuite beschuldiging, dat er namelijk ergens een diepgaande en voortdurende verwarring wordt gemaakt tussen illegale immigratie en mensenhandel, door de feiten te worden weerlegd, niet in het minst gezien de titel van de conferentie.

 
  
MPphoto
 
 

  Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Ik wil daarop inhaken en zeggen dat volgens mij mijn collega dat zo zei, omdat het Britse voorzitterschap dit lijkt te beschouwen als een veiligheids- en stabiliteitskwestie, in plaats van als een mensenrechtenkwestie.

Inhakend op hetgeen de fungerend voorzitter zei, wilde ik vragen of hij ervoor zou kunnen zorgen dat de discussies in de Raad over het EU-actieplan inzake mensenhandel in het openbaar plaatsvinden, aangezien we daar op dit moment helemaal geen informatie over hebben? Zou hij ook de garantie kunnen geven dat in elk geval de minimumnormen van het EU-Verdrag ook deel gaan uitmaken van dat EU-actieplan ?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik kan mevrouw Lynne verzekeren dat de doelstellingen van het Europees Verdrag inzake mensenhandel op algemene steun kunnen rekenen, en dat de Europese lidstaten gecoördineerde actie willen ontplooien om de bron van deze zonder twijfel afschuwelijke handel te kunnen aanpakken, de door haar genoemde slachtoffers te kunnen beschermen en ondersteunen en de verantwoordelijken voor het gerecht te brengen.

Ik kan mevrouw Lynne ook verzekeren dat het Verenigd Koninkrijk, als voorzitter van de Europese Unie, prioriteit geeft aan de bestrijding van mensenhandel. Onze inspanningen hebben zich vooral gericht op het actieplan van de EU voor beste praktijken, normen en procedures voor de bestrijding en voorkoming van mensenhandel. We hebben niet een, maar twee conferenties over het onderwerp gehouden. In het actieplan zal - dat beloof ik - de hele cyclus van mensenhandel worden aangepakt. Daarin wordt met name ook het belang erkend van een aanpak waarin de mensenrechten en het slachtoffer centraal staan. Ik hoop dan ook dat mijn antwoord laat zien dat de zorgen die mevrouw Lynne zich maakt over de manier waarop het Britse voorzitterschap deze belangrijke kwestie benadert, misplaatst blijken te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 4 van John Purvis (H-0897/05):

Betreft: Accijnzen op tabak en alcohol

De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn voorstander van het afschaffen van richtlijnen over de hoeveelheden tabak en alcohol die consumenten in hun eigen land mogen importeren uit een andere lidstaat voor hun eigen gebruik. Hoe probeert het voorzitterschap de Raad zover te krijgen dat hij instemt met het afschaffen van deze richtlijnen waardoor consumenten hun interne marktrechten volledig kunnen uitoefenen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) De voorgestelde afschaffing van de indicatieve hoeveelheden tabaksproducten en alcohol vormt slechts een van de onderdelen van het bewuste voorstel van de Commissie tot wijziging van de regelingen voor producten waarop accijns wordt geheven. Indicatieve hoeveelheden worden gebruikt als een belangrijke aanwijzing voor de vraag of de over de grens gebrachte hoeveelheid accijnsgoederen bedoeld is voor commerciële doeleinden of voor privé-consumptie door niet-belastbare personen. Ze zijn op zich geen beletsel voor de rechten van de mensen die grensoverschrijdend winkelen.

Sinds het voorstel van de Commissie aan de Raad is voorgelegd, is het meerdere malen besproken binnen de relevante organen. Niets wijst er evenwel op dat de lidstaten zouden kunnen instemmen met de afschaffing van de indicatieve minimumniveaus. Het voorzitterschap gelooft daarom niet dat een verdere bespreking van dit onderwerp iets zou kunnen leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  John Purvis (PPE-DE). - (EN) Is de fungerend voorzitter van de Raad het niet met me eens dat een interne markt binnen de Europese Unie, waarin het verkeer van goederen, mensen, diensten en kapitaal over Europese grenzen heen net zo vrij is als binnen de lidstaten, een essentiële beleidsdoelstelling is? Is hij het niet met me eens dat we de voorkeur zouden moeten geven aan belastingconcurrentie tussen de lidstaten, in plaats van aan harmonisatie van belastingtarieven in de hele Europese Unie? Als hij het met me eens is, ziet hij dan enige rechtvaardiging voor de beperkingen of richtsnoeren met betrekking tot de hoeveelheid accijnsgoederen die onze burgers mee de grens over mogen nemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Het is verfrissend om in dit Parlement ook eens een standpunt te horen dat afwijkt van de normaliter tegen de Britten en het Britse voorzitterschap gerichte aantijgingen.

Het vrije verkeer van goederen en diensten wordt natuurlijk genoemd in de oorspronkelijke Verdragen betreffende de Europese Unie. Een van de centrale thema’s van het werk dat wij in de loop van ons voorzitterschap hebben verricht, is de voltooiing van de interne markt. We hebben geprobeerd - en proberen nog steeds - om ons werk met betrekking tot diensten voort te zetten. Het is zelfs zo dat de landen die onze pro-Europese geloofsbrieven in het verleden in twijfel hebben getrokken, nu tot degenen behoren die juist de meeste kritiek hebben op onze inspanningen om vooruitgang te boeken in de discussies over de dienstensector.

De heer Purvis noemde het specifieke onderwerp van grensoverschrijdend winkelen. Daarop zou ik eenvoudigweg willen zeggen dat het voorzitterschap de rechten van de mensen die grensoverschrijdend winkelen, volledig ondersteunt. Tegelijkertijd proberen wij echter degenen aan te pakken die misbruik maken van de vrijheden die de burgers in heel Europa anders zouden genieten. We zijn vastbesloten om maatregelen te treffen tegen degenen die illegale activiteiten verrichten, zoals smokkelen, en aldus misbruik maken van de vrijheden binnen de interne markt. Richtniveaus zijn daarom essentieel om de douane te helpen een onderscheid te maken tussen echte grensoverschrijdende winkelaars en smokkelaars.

In mijn antwoord op het meer algemene punt waarmee de heer Purvis zijn opmerkingen afsloot, zou ik willen zeggen dat volgens mij de solide redenering die onze minister van Buitenlandse Zaken eerder deze middag presenteerde met betrekking tot de grenzen van harmonisatie binnen de Europese Unie, een welsprekende getuigenis is van het standpunt van de Britse regering over de juiste balans tussen harmonisatie en concurrentie binnen de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE). - (EN) Is de fungerend voorzitter het niet met me eens dat richtsnoeren slechts richtsnoeren zijn, en dat iemand die kan aantonen dat wat hij importeert alleen voor eigen gebruik is, niet buiten de wet treedt, zelfs niet als hij daarmee de richtsnoeren overtreedt? Is hij het er ook niet mee eens dat de richtsnoeren bestaan om ervoor te zorgen dat de interne markt op dit gebied functioneert en dat, als we geen richtsnoeren hadden, het door de heer Purvis gewenste doel misschien wel ondermijnd zou worden? De richtsnoeren zijn er immers om het door de fungerend voorzitter van de Raad genoemde tegen te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik kan de heer Martin verzekeren dat wij het soort misbruik dat hij zo welsprekend aan de orde heeft gesteld, heel serieus nemen. Laat ik even vanuit de optiek van het Verenigd Koninkrijk, en niet van het voorzitterschap, spreken: in het Verenigd Koninkrijk hebben we de hoogste richtniveaus van alle lidstaten van de Europese Unie.

Wij passen, net als elke andere lidstaat, sancties toe als mensen accijnsgoederen die niet voor eigen consumptie zijn bedoeld, importeren met de intentie - precies die intentie waar de heer Martin aan refereerde - om de accijns te ontduiken die anders betaald zou moeten worden. Deze sancties zijn volgens mij evenredig aan de aard van de overtreding. In die zin heeft de heer Martin dan ook gelijk als hij vaststelt dat richtsnoeren slechts richtsnoeren zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 5 van Elspeth Attwooll (H-0898/05):

Betreft: Bruiden zonder grenzen

De Britse regering probeert een groot aantal Britse vrouwen te verplichten om het Verenigd Koninkrijk te verlaten om zich bij hun echtgenoot te vervoegen die geen verblijfsvergunning krijgt. Ze vernemen dat ze zich veilig kunnen vestigen in landen als Irak, Iran, Afghanistan, Congo en Burundi, die door het Britse Ministerie van Buitenlandse en Gemenebestzaken en het Amerikaanse staatsdepartement als gevaarlijk voor bezoekers uit het Westen beschouwd worden en/of waar fundamentele rechten volgens dezelfde instanties niet gewaarborgd zijn.

Hoe is die praktijk te verenigen met de Europese Conventie voor de rechten van de mens, vooral het recht op een gezinsleven, en met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Deze kwestie is nooit door de Raad besproken en valt ook niet onder de bevoegdheid van de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Elspeth Attwooll (ALDE). - (EN) Ik vind het gebrek aan elke juridische rechtvaardiging, uitgaande van het Europese Gemeenschapsrecht en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, ietwat verontrustend. Ik ben niet echt gerustgesteld ten aanzien van de veiligheid van mijn kiezers.

De fungerend voorzitter van de Raad zal zich ervan bewust zijn dat onderdanen van niet-EU/EER-landen sinds februari 2005 de toestemming van het ministerie van Binnenlandse Zaken nodig hebben om te kunnen trouwen in het Verenigd Koninkrijk. Het gevolg daarvan is dat wij het hier hebben over een beperkt aantal koppels.

Is de fungerend voorzitter bereid in elk geval mijn verzoek over te brengen aan zijn collega’s van het ministerie van Binnenlandse Zaken om zulke koppels amnestie te verlenen, ten minste in die gevallen waarin men erkent dat het gaat om een echte, duurzame relatie, en dat er wordt afgezien van de eis om naar het land van oorsprong te reizen voor de aanvraag van een verklaring van huwelijkse samenleving?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik kan mevrouw Attwooll verzekeren dat ik me wel degelijk bekommer om het welzijn en de belangen van haar kiezers, temeer daar we dezelfde kiezers hebben. Ik vertegenwoordig namelijk de kiezers van het district Paisley and Renfrewshire South in Schotland.

Ik respecteer de ervaring van mevrouw Attwooll, niet in het minst op het gebied van het constitutionele recht, maar ik zou wel willen opmerken - en dit is mijns inziens vanzelfsprekend - dat het vandaag niet mijn verantwoordelijkheid is om het standpunt van de Britse regering in verband met deze bepaalde beleidskwestie toe te lichten of tot uiting te brengen. Ik moet veeleer het standpunt van het voorzitterschap van de Europese Unie weergeven, dat momenteel door Groot-Brittannië wordt waargenomen.

Ik vind het prima als mevrouw Attwooll mij de specifieke punten die zij heeft genoemd schriftelijk, langs bilaterale weg, wil doorgeven, zodat we ervoor kunnen zorgen dat een antwoord wordt gericht tot het ministerie van Binnenlandse Zaken in het Verenigd Koninkrijk. Ik aarzel echter om hierover nog meer te zeggen, omdat het niet echt een kwestie is waar we ons binnen de discussies in dit Parlement vanmiddag op zouden moeten richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Het is mij opgevallen dat de minister in verband met de alcoholrichtsnoeren wel commentaar heeft gegeven op de praktijk in het Verenigd Koninkrijk, dus zal hij vast bereid zijn om dat ook te doen voor dit onderwerp. Botst deze praktijk in het Verenigd Koninkrijk niet met de EU-regels inzake vrij verkeer in het ontwikkelingsconcept van Europees burgerschap?

Als een van mijn kiezers die onder deze nieuwe regel valt, en van wie het huwelijk is goedgekeurd door de regering, besluit naar Frankrijk te verhuizen, zou ze het recht hebben om haar echtgenoot mee te nemen. Met andere woorden, het bizarre effect is dat koppels in een ander EU-land een betere bescherming van hun recht op een gezinsleven genieten dan in hun eigen land. Aangezien deze kwestie een sterke Europese dimensie heeft, vind ik het gepast om de Britse minister te verzoeken hierop te reageren in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Welnu, mijnheer de Voorzitter, dat was een moedige poging om via een aanvullende vraag een debat te beginnen over het Britse binnenlandse beleid. Ik geloof echter dat ik mij in mijn reactie beter beperk tot de punten die in mijn antwoorden als fungerend voorzitter aan de orde zijn gekomen. Daarmee toon ik alle respect voor dit Parlement.

Ik heb één van uw collega’s al gezegd dat ik - als ze me rechtstreeks wil aanschrijven - al het nodige zal ondernemen om ervoor te zorgen dat deze correspondentie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken van het Verenigd terechtkomt. Mede gelet op het feit dat we tijdens het vragenuur niet veel tijd hebben, geloof ik dat we ons nu echter vooral bezig dienen te houden met de vragen aan de Raad en even afzien van een - overigens volkomen gerechtvaardigd - debat binnen de betrokken lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 6 van Frank Vanhecke (H-0900/05):

Betreft: Censuur op het internet in China

Op 25 september 2005 werd door het Chinese ministerie van informatie regelgeving uitgevaardigd betreffende informatieverspreiding op het internet. Informatie op internet mag niet aanzetten tot het bijwonen van illegale vergaderingen, het behoren tot illegale verenigingen en het deelnemen aan illegale demonstraties die de sociale orde verstoren.

De nieuwe regelgeving is zowel gericht op websites als op het e-mail-verkeer. Ze tracht elke verspreiding van informatie (nieuwsfeiten, commentaren) die niet vooraf is nagekeken en gefilterd door het regime, te voorkomen. Internetportalen hebben een verplichting om al hun nieuws en commentaren te halen uit officiële nieuwsbronnen. Wat betreft het e-mail-verkeer is het zo dat alle private groeperingen en individuen zich eerst moeten registreren als 'nieuwsorganisatie'. Pas dan kunnen ze zelf nieuws(analyses) verspreiden.

Nog voor de nieuwe regelgeving werd uitgevaardigd, werd Zheng Yichun op 22 september 2005 veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf, omdat hij op het internet had opgeroepen tot politieke hervormingen.

Op welke wijze gaat de Raad deze nieuwe fundamentele inbreuk op de vrijheid van meningsuiting bij de Chinese regering aankaarten? Zal de Raad hierbij ook het geval van Zheng Yichun te berde brengen en erop aandringen dat deze wordt vrijgelaten?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) In het antwoord op vraag nr. 6 heeft de Raad al aangegeven dat hij uw bezorgdheid met betrekking tot de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting deelt, en dus ook als het gaat om het internet in China. De Europese Unie heeft dit punt in het kader van de dialoog tussen de EU en China over de mensenrechten onlangs nog aan de orde gebracht. Die gesprekken hebben op 24 en 25 oktober 2005 plaatsgevonden. De Europese Unie heeft dit onderwerp ook in andere bilaterale besprekingen aangekaart, zelfs op het hoogste niveau.

China heeft het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten ondertekend en is nu bezig met de ratificatie ervan. Het is dus bijzonder belangrijk dat de vrijheid van meningsuiting wordt gegarandeerd, en wel overeenkomstig de internationaal geldende normen. Daarom is artikel 19 van dit Verdrag het onderwerp geweest van een seminar dat in de context van de zojuist genoemde dialoog in juni 2005 in Beijing werd gehouden. Academici en juristen uit de EU en China hebben aan dit seminar deelgenomen. Bij de laatste gesprekkenronde zijn de aanbevelingen die tijdens dit seminar zijn opgesteld aan de Chinese afvaardiging overhandigd.

Met een verwijzing naar de EU-richtsnoeren over mensenrechtenactivisten heeft de Europese Unie de Chinese autoriteiten in de context van de mensenrechtendialoog op een aantal gevallen gewezen van personen die zijn vastgezet voor het op vreedzame wijze uitdrukken van hun mening. We hebben om opheldering gevraagd en aangedrongen op hun vrijlating.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik dank vanzelfsprekend de Raad voor dit antwoord. Ik heb echter toch de indruk dat daar van de kant van de Chinese regering, dat daar op een aantal welwillende verklaringen na, eigenlijk concreet zeer weinig gebeurt. Ik heb de indruk dat van onze kant, van de kant van de Raad en van de Europese Unie, toch voor een stuk met twee maten wordt gemeten en twee gewichten wordt gewogen en dat met name China toch voor een flink stuk wordt ontzien omwille van de macht van het getal en omwille van de vanzelfsprekend zeer grote economische belangen in dit land.

Ik denk persoonlijk dat de Raad, wanneer het om zeer essentiële mensenrechten en zeer essentiële vrije meningsuiting gaat, toch een hardere, meer principiële en meer moedige politiek zou moeten voeren. Ik zou de Raad willen vragen om, indien dat mogelijk is, het concrete geval dat ik heb aangehaald, nogmaals te bestuderen en misschien ook in dit concrete geval met de Chinese autoriteiten contact op te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) De aanvullende vraag heeft op veel meer zaken betrekking dan alleen maar het specifiek genoemde geval: de bezorgdheid met betrekking tot censuur op het internet en de vraag of er op de eisen die de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten aan China stelt, ook werkelijk gereageerd wordt. We moeten ons namelijk afvragen of het isoleren van een land waarmee we geschilpunten hebben op het gebied van de mensenrechten, de juiste aanpak is. Dat is een principiële keuze.

De Europese Unie heeft altijd geloofd dat een gestructureerde dialoog en betrokkenheid de beste benadering vormen voor het teweegbrengen van de veranderingen die we allemaal graag zouden zien. De zojuist genoemde dialoog, bijvoorbeeld, heeft China ertoe aangezet om meer aandacht te schenken aan mensenrechtenmechanismen, met inbegrip van de ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten in maart 2001. China heeft in 2003 de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor onderwijszaken ontvangen; de werkgroep van de VN inzake willekeurige detentie is in 2004 ontvangen, en we hopen dat China dit jaar de speciale rapporteur van de VN over foltering zal ontvangen.

Ik kan u verzekeren dat de dialoog heel openhartig is. Zoals ik in het aanvankelijk antwoord op uw vraag al heb proberen aan te geven, wordt deze dialoog niet zo maar op officieel niveau gevoerd, maar op het hoogste niveau van de contacten tussen de Europese Unie en China.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 7 van Richard James Ashworth (H-0901/05):

Betreft: Jaarverslag van de Rekenkamer

In de loop van deze week zal de Europese Rekenkamer haar verslag over de rekeningen van de EU publiceren. In de afgelopen tien jaar was het de Rekenkamer niet mogelijk een bevredigende betrouwbaarheidsverklaring af te geven. Dat is onaanvaardbaar.

Welke stappen heeft het Britse voorzitterschap ondernomen om deze onbevredigende situatie recht te zetten, en kan de Raad nu de verzekering geven dat wij volgend jaar een positieve betrouwbaarheidsverklaring betreffende de rekeningen van de EU kunnen verwachten?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) De Raad is het met u eens dat het inderdaad zorgwekkend is dat de Europese Rekenkamer de afgelopen elf jaar niet in staat was om in haar jaarverslagen een verklaring op te nemen met een redelijke verzekering ten aanzien van de legaliteit en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer heeft voor 2004 evenwel de verzekering kunnen geven dat de verrichtingen met betrekking tot zowel de pre-toetredingssteun als de eigen middelen en de administratie, legaal en regelmatig waren. De Rekenkamer heeft nu geconcludeerd dat het geïntegreerd beheers- en controlesysteem de kans op fouten met betrekking tot de meeste landbouwuitgaven tot een aanvaardbaar niveau heeft teruggebracht.

Ik kan u verzekeren dat de Raad altijd veel belang heeft gehecht aan dit onderwerp. We hebben regelmatig onze bezorgdheid geuit over het aantal fouten in de betalingstransacties en de zwakke punten in het controlesysteem.

Zoals u bekend zal zijn, heeft de Raad de mededeling bestudeerd die de Commissie onlangs heeft opgesteld over een stappenplan voor een geïntegreerd kader voor interne controle. Dat plan is een onderdeel van een proces dat moet uitmonden in een betrouwbaarheidsverklaring. Het Brits voorzitterschap en de Commissie hebben een deskundigengroep samengesteld om met betrekking tot dit onderwerp een ontwerpconclusie voor de Raad op te stellen. De Raad heeft op 8 november 2005 conclusies aangenomen waarmee bevestigd wordt dat het verkrijgen van een betrouwbaarheidsverklaring een doelstelling van de Europese Unie is. Voor de verwezenlijking van die doelstelling heeft de Raad een lijst met aanbevelingen opgesteld voor acties die de Commissie en de lidstaten kunnen ondernemen. De Raad meent dat de zojuist genoemde conclusies een belangrijke stap voorwaarts zijn bij het verkrijgen van een betrouwbaarheidsverklaring. We zullen de Commissie blijven steunen in haar pogingen om het financieel beheer van de Europese Unie op alle niveaus te verbeteren. Het is echter aan de Rekenkamer om de uiteindelijke beslissing te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), ter vervanging van de auteur. - (EN) Uit uw antwoord leid ik af dat er volgens u hier en daar verbeteringen zijn. Ik hoop dat het voorzitterschap ook bereid is te erkennen dat er weliswaar veel aanbevelingen zijn gedaan maar weinig actie is ondernomen.

Heel beknopt: op bladzijde 7 van de informatienota van de Europese Rekenkamer staat dat er vertraging is opgetreden bij de aanpassingen en valideringen die noodzakelijk zijn om uitvoering van het nieuwe controlekader te kunnen garanderen. Waarom is er vertraging opgetreden, en hoe lang zal die vertraging duren? Op bladzijde 8 staat dat er nog steeds materiële fouten voorkomen in de GLB-uitgaven. Zal daar verandering in komen? En zo ja, wanneer?

We moeten allemaal beseffen dat deze problemen niet aan dit voorzitterschap kunnen worden toegeschreven, maar is dit voorzitterschap wel bereid te erkennen dat de eerder genoemde aanbevelingen moeten worden opgevolgd? Zou het voorzitterschap mij een schriftelijk antwoord kunnen doen geworden op de specifieke punten die ik hier heb aangeroerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik kan u verzekeren dat we dit soort zaken uiterst serieus nemen. Eén van mijn collega’s, de minister van Buitenlandse Zaken, heeft met zijn opmerkingen van vanmiddag in dit Parlement duidelijk gemaakt dat het feit dat er de afgelopen elf jaren geen betrouwbaarheidsverklaring kon worden afgegeven - een heel bedroevende zaak - gevolgen heeft voor de sfeer van het debat in alle lidstaten. Op elk niveau van de Britse regering wordt erkend dat we tijdens dit voorzitterschap iets aan deze kwestie moeten doen. Daarom werken we met de Commissie samen om het financieel beheer en de begrotingscontrole te verbeteren.

De Commissie heeft in januari 2005 een nieuw boekhoudingssysteem geïntroduceerd dat de Rekenkamer betere informatie, en dus ook een betere basis voor een betrouwbaarheidsverklaring zou moeten verschaffen. Ik heb begrepen dat dit nieuwe systeem zal worden gebruikt voor de presentatie van de boekhouding van 2005. Verder heeft voorzitterschap tijdens de Ecofin-Raad van 8 november met de lidstaten overeenstemming bereikt over een reeks nieuwe voorstellen voor het verbeteren van het financieel beheer en de controle daarop. Ik heb naar die voorstellen, die van de Commissie afkomstig zijn, eerder verwezen als het stappenplan.

Ik kan u verzekeren dat het Brits voorzitterschap deze kwestie niet afdoet als een tweederangs probleem. We hebben in de Ecofin-Raad laten zien dat wij vastberaden zijn om op dit gebied verbetering te brengen. Dat blijkt ook uit het feit dat we steun geven aan de nieuwe pogingen van de Commissie. Ik ben blij dat u erkent dat dit probleem - want het is werkelijk een heel ernstig probleem voor de Europese Unie - geruime tijd vóór het Brits Voorzitterschap is ontstaan. Ik hoop dat we in de zes maanden van ons voorzitterschap een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van dit hardnekkige probleem. De Europese Unie ondervindt er schade van. Ik hoop daarom dat we er in de eerstvolgende maanden en jaren iets aan kunnen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE). - (EN) Is de fungerend voorzitter bereid te erkennen dat er maar weinig mensen zijn - als die er überhaupt zijn - die in Brussel hun zakken komen vullen? Bent u ook bereid te erkennen dat de meeste klachten van de Rekenkamer betrekking hebben op systemen en procedures en niet zozeer op fraude strictu sensu? Erkent u dat fraude, als daarvan sprake is, gewoonlijk in de donorlanden - of ook wel in de lidstaten - wordt gepleegd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) U heeft gelijk. Het verslag van de Rekenkamer heeft weliswaar betrekking op de boekhouding van de Europese Unie, maar 80 procent van de in die boekhouding opgetekende betalingen worden door de lidstaten verricht, en wel via de landbouw- en structuurfondsen. We mogen dat echter niet zomaar als argument gebruiken, want dan zal men ons ervan beschuldigen dat we niet bereid zijn orde op zaken te stellen. Ik herhaal daarom het argument dat de minister van Buitenlandse Zaken zo straks heeft aangevoerd. Er zijn namelijk mensen die zich tegen het idee van een Europese Unie verzetten. Het feit dat de Rekenkamer nu al elf jaar lang geen betrouwbaarheidsverklaring heeft kunnen afgeven, is koren op hun molen. We moeten ons best doen om deze mensen geen argumenten te verschaffen, zeker niet in de komende jaren.

Er zal inderdaad actie moeten worden ondernomen op het niveau van de lidstaten. Bureaucratische actie in Brussel is niet genoeg. Dat mag echter geen excuus zijn om het soort actie waar sommige lidstaten toe hebben opgeroepen, niet op beide niveaus te ondernemen, in de lidstaten én in Brussel.

Eenieder die vindt dat de Europese Unie steun verdient en behoeft voor hetgeen ze voor haar burgers doet, heeft er belang bij dat er een oplossing wordt gevonden voor dit aanslepende probleem. Daarvoor zal actie moeten worden ondernomen in de lidstaten. Ook het werk dat we in de Ecofin-Raad hebben verricht is in dit verband echter heel belangrijk. Ik ben blij dat we hiervoor op de steun van de Commissie kunnen rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Ik wil me graag aansluiten bij hetgeen de heer Martin zei. U stelde als fungerend voorzitter dat “de Europese Unie hier schade van ondervindt”, alsof de Europese Unie verschilt van onze nationale instellingen. Ik wil er daarom graag op wijzen dat de reden waarom de Rekenkamer geen kwijting kan verlenen, niet gezocht moet worden in corruptie in de Europese Unie. Ik maak dus een onderscheid tussen corruptie in de EU en corruptie in de lidstaten. Het probleem is nu juist dat de lidstaten nalaten de Europese Unie het soort gedegen boekhouding te verschaffen dat de Rekenkamer en de Europese instellingen nodig hebben.

Ik vraag u vriendelijk om de burgers te verzekeren dat wij ons verplicht voelen heel veeleisend te zijn. Het gaat echter niet aan anderen de schuld te geven. De schuld ligt bij de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Met alle respect, ik geloof niet dat wij deze nu al elf jaar aanslepende kwestie optimaal oplossen door de schuld te verdelen en te zeggen dat de ene partij minder blaam treft dan de andere.

Wij moeten erkennen dat dit probleem ons allemaal aangaat: dat is de echte uitdaging. Het zou gewoonweg oneerlijk zijn als ik u ging vertellen dat dit probleem geen risico’s inhoudt voor de goede naam van de Europese Unie, om vervolgens te gaan bekvechten over wie zich wel en wie zich niet netjes gedraagt, zeker als men bedenkt dat de weigering om voor het elfde achtereenvolgende jaar een betrouwbaarheidsverklaring af te geven, de krant heeft gehaald in een aantal landen van de Europese Unie.

We moeten dus een oplossing vinden waarin zowel de verantwoordelijkheden van de Commissie, van de bureaucratie in Brussel, als de lidstaten tot uitdrukking komen. Er is al elf jaar lang geen betrouwbaarheidsverklaring afgegeven, en om nu gewoon te zeggen dat dit een kwestie voor de lidstaten is, en dat er dus geen enkele reden is om samen een oplossing te vinden, is niet het juiste antwoord. Iedereen die wil dat er in de toekomst wel betrouwbaarheidsverklaringen worden afgegeven, is er medeverantwoordelijk voor dat de praktische stappen die de Commissie heeft voorgesteld ook inderdaad genomen worden. Ik ben blij dat we tijdens deze onder Brits voorzitterschap gehouden Ecofin-Raad vorderingen hebben gemaakt op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 8 van Richard Corbett (H-0903/05):

Betreft: Comitologie

Hoe gaat de Raad te werk bij de hervatting van zijn behandeling van het voorstel om het besluit van 1999 over de comitologie te herzien?

Is hij het ermee eens dat het Commissie voorstel van 2004 in zijn herziene vorm, met niet meer als een paar veranderingen, een aanvaardbare grondslag voor een duurzame oplossing voor de controversiële kwestie van de comitologie kan vormen?

Overweegt hij niet om het voorstel in die zin te amenderen dat het voor de Commissie niet meer mogelijk is om een uitvoeringsmaatregel die door de Raad of het Europees Parlement verworpen is, ongewijzigd te handhaven?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik ben heel blij met uw vraag. Ik weet dat u altijd al belangstelling heeft gehad voor de comitologie. Het zal u dus bekend zijn dat de discussie over de gewijzigde voorstellen van de Commissie pas in september is hervat. Daarom zult u hopelijk begrijpen dat het nu nog te vroeg is om namens de Raad een definitief antwoord op deze vraag te geven.

De werkgroep die het gewijzigde comitologievoorstel van de Commissie bestudeert, is reeds driemaal bijeengekomen en zal dat nog eens twee keer doen onder Brits voorzitterschap. Ik heb wel vernomen dat de discussie voorspoedig verloopt.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Ik dank u voor uw antwoord en wil u graag op het hart drukken door te zetten. De Unie worstelt al jaren met dit probleem. Als we er nu een oplossing voor vinden, zal dat van groot nut blijken te zijn voor ons streven naar betere wetgeving. Heel veel kwesties die eigenlijk aan de uitvoerende organen zouden moeten overgelaten, vereisen nu drie lezingen in het Parlement en de Raad. We zijn echter niet bereid dergelijke kwesties te delegeren als we geen garantie hebben dat we indien nodig de dossiers weer kunnen terughalen, met zoals de Raad dat kan. Gelijkheid tussen Parlement en Raad is hier de sleutel. Als de controlemogelijkheden worden verbeterd, zullen wij eerder bereid zijn te delegeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) U heeft met betrekking tot dit onderwerp veel ervaring en kennis opgedaan. Ik waardeer dat. Ik ben het ook geheel met u eens dat dit een belangrijk onderwerp is en we moeten doorzetten. Dit voorzitterschap heeft het nodige ondernomen om vooruitgang te maken, en ik kan u verzekeren dat we onze pogingen zullen voortzetten.

De discussies zijn pas in september hervat, maar ik wil er toch graag nogmaals op wijzen dat er tijdens deze discussies al vorderingen zijn gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat er tijdens de volgende twee vergaderingen onder Brits voorzitterschap nog meer voortgang zal worden geboekt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 9 van Sajjad Karim (H-0905/05):

Betreft: Inconsistentie in de opstellingen van ministers ten aanzien van het evenwicht tussen veiligheid en mensenrechten

Binnen amper twee weken hoorden we van twee ministers van de Britse regering, die het voorzitterschap van de Raad bekleedt, inconsistente uitlatingen. In zijn voorwoord in het Jaarverslag van de EU over de mensenrechten 2005, gepubliceerd op 3 oktober citeerde Jack Straw, minister van Buitenlandse Zaken van het VK, Kofi Annan: "Geen ontwikkeling zonder veiligheid, geen veiligheid zonder ontwikkeling. En zowel ontwikkeling als veiligheid zijn afhankelijk van de naleving van de mensenrechten." De heer Straw verklaarde ook: "Het is van essentieel belang dat we die waarden niet alleen blijven noemen, maar ook de geldigheid ervan onderstrepen." Op 26 september echter citeerde de New Statesman, de Britse minister van Binnenlandse Zaken, Charles Clarke, die meende dat aangezien er een duidelijke keuze gemaakt moest worden tussen veiligheid en het verdrag inzake de bescherming van de rechten van de mens ... (zijn) eerste verantwoordelijkheid de nationale veiligheid was. Kan de Raad deze twee schijnbaar tegenstrijdige verklaringen met elkaar in overeenstemming brengen? En zo niet, welke van de twee vertegenwoordigt het beste de visie van de Raad: aangezien er een duidelijke keuze gemaakt moet worden tussen veiligheid en mensenrechten, waar ligt zijn prioriteit?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Het huidige, wereldwijd verspreide terrorisme vormt een dreiging zoals we nog nooit eerder hebben meegemaakt. Iedere regering zal daar een antwoord op moeten formuleren. Dat betekent niet dat er een keus moet worden gemaakt tussen veiligheid en mensenrechten. Zonder veiligheid zijn er geen mensenrechten en zonder mensenrechten kan er geen veiligheid zijn.

Na de aanslagen in Londen van 7 juli dit jaar is de Raad op 13 juli in buitengewone vergadering bijeen geweest. Tijdens die vergadering heeft de Raad een verklaring opgesteld over het antwoord van de Europese Unie op deze bomaanslagen. De Raad beschouwt - en ik citeer: “de aanslagen als een belediging van de universele waarden waarop de Europese Unie gegrondvest is. De kern van die waarden is de gehechtheid aan democratische en open instellingen en een samenleving waarin de rechtsstaat heerst, waarbinnen mensen van alle geloofsovertuigingen en achtergronden samen kunnen leven, werken en welvaren. De terroristen die dat engagement afwijzen en geweld willen gebruiken om hun wil op te leggen, zullen de verliezers zijn”. De Raad voegde daaraan toe dat de Europese Unie - en ik citeer opnieuw: “haar inzet voor de bestrijding van terrorisme en de verdediging van de grondbeginselen van vrijheid, veiligheid en recht intensiveert”.

 
  
MPphoto
 
 

  Sajjad Karim (ALDE). - (EN) Dank u voor uw antwoord. Ik geloof dat er met betrekking tot dit onderwerp meer keuzevrijheid zou moeten bestaan. Het gaat er ook om de juiste balans te vinden.

Je kunt mensen vasthouden zonder ze in staat van beschuldiging te stellen; je kunt weigeren informatie te verschaffen over de reden waarom ze worden vastgehouden, en advocaten het recht op ter zake dienende informatie ontnemen, maar wat ik wilde weten is of op die manier de geldigheid van de door u genoemde waarden wordt bevestigd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Met alle respect, ik geloof toch dat u mij probeert te bewegen tot een discussie over de benadering van deze of gene lidstaat, en dat is niet mijn opdracht. Ik spreek hier vandaag namens de Raad. Ik kan u verzekeren dat voor het voorzitterschap de gezamenlijke verklaring van de leden van de Raad van 13 juli - de verklaring die ik zojuist heb aangehaald - als basis kan dienen voor een verenigd front. Zo kunnen we een antwoord formuleren op de dreiging van het internationale terrorisme. Laten we eerlijk zijn: terroristen bedreigen niet alleen ons leven, maar willen ons ook onze levenswijze ontnemen, en wel door steeds bloediger aanslagen te plegen. Ik geloof daarom dat de verklaring van de Raad van 13 juli de gevoelens van alle Europeanen weergeeft met betrekking tot de wijze waarop we deze uitdaging tegemoet dienen treden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 10 van Hélène Goudin (H-0908/05):

Betreft: Defensiebegrotingen van de EU-landen

In de Zweedse massamedia zijn op 14 oktober 2005 berichten verschenen over openbare uitspraken van de Britse minister van Defensie John Reid die inhielden dat de lidstaten van de EU hun kredieten voor de defensiesector zouden moeten verhogen. Volgens dezelfde media wees de minister van Defensie erop dat ongeveer 2,5% van het BNP als een redelijk defensiekredietniveau voor de lidstaten moet worden beschouwd, een niveau dat overeenkomt met dat van het defensiebudget van Groot-Brittannië. De Zweedse defensie-uitgaven bedroegen vorig jaar 1,7% van het Zweedse BNP.

Is het gehele voorzitterschap van oordeel dat de landen van de EU moeten streven naar een defensiebudget dat, wat de grondslag betreft, overeenkomt met het Britse? Is het voorzitterschap van oordeel dat EU-landen als Zweden, die minder dan 2% van hun BNP aan defensie besteden, hun defensie-uitgaven moeten verhogen? Is het voorzitterschap van mening dat zulks in eerste instantie een gemeenschappelijke EU-kwestie is, of dat het geheel aan de lidstaten moet worden overgelaten te beoordelen welk percentage van het BNP redelijkerwijs voor defensie moet worden gereserveerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) De Raad heeft de omvang van de defensiebegrotingen van de lidstaten niet besproken. Dat valt onder de nationale bevoegdheid.

Wij proberen de defensiecapaciteiten te vergroten door meer geld te spenderen aan onderzoek en aan een betere samenwerking op dat vlak. Als de capaciteiten niet op elkaar aansluiten en er leemtes zijn, moeten wij die opvullen. Er moet ook meer aandacht worden besteed aan opleiding. Daarom heeft het voorzitterschap gevolg gegeven aan de besprekingen van de staatshoofden en regeringsleiders op de informele bijeenkomst in Hampton Court en de Hoge Vertegenwoordiger verzocht om het werk op dit gebied voort te zetten, samen met - waar mogelijk - dit voorzitterschap, het komend voorzitterschap en de Europese Commissie. De Hoge Vertegenwoordiger zal met het voorzitterschap samenwerken en tijdens de Europese Raad van december een overzicht van zijn eerste oriëntatiepunten presenteren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 11 van Dimitrios Papadimoulis (H-0912/05):

Betreft:Akkoord over de financiële vooruitzichten 2007-2013

Een van de prioriteiten van het Britse voorzitterschap, zoals voorgesteld aan het Europees Parlement op 23 juni 2005, is het boeken van progressie ten aanzien van de financiering van de EU en van de financiële vooruitzichten 2007-2013. Een akkoord op het allerlaatste moment bemoeilijkt de tijdige programmering en de correcte uitvoering van de meerjarenprogramma's van de Gemeenschap. Kan de Raad mij tegen deze achtergrond meedelen in welk stadium de gesprekken over het bovenvermelde thema zich bevinden? Wat doet de Raad om vóór het eind van het Britse voorzitterschap tot een akkoord te komen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het voorzitterschap is zich er terdege van bewust hoe belangrijk het is dat we nog voor het einde van het jaar een akkoord bereiken over de nieuwe financiële vooruitzichten. We zullen al het nodige ondernemen om dat doel te bereiken. Dit onderwerp blijkt ook steeds weer terug te komen in het debat dat het Parlement deze middag gevoerd heeft. Om over de financiële vooruitzichten een akkoord te bereiken heeft de Raad gedurende de zomer een hele reeks bilaterale besprekingen met de lidstaten gevoerd. De discussie over dit onderwerp in de Raad is op 7 november hervat, en deze discussie zal tijdens de Raad Algemene Zaken van maandag 21 november uiteraard worden voortgezet. Het voorzitterschap zal zich blijven inspannen om tot een akkoord te komen, maar zolang we niet in staat zijn de Raad een alles omvattend compromisvoorstel voor te leggen, kunnen we geen inlichtingen verschaffen over wat zo’n voorstel al dan niet zou kunnen inhouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de voorzitter, bent u van plan om het Europees Parlement nog voor de Europese Raad van december in kennis te stellen van de compromistekst waar het voorzitterschap aan werkt?

Het Verenigd Koninkrijk heeft zich in juni meer dan wie ook ingespannen om een stokje te steken voor een akkoord, en daarom vraag ik u of het voorzitterschap oprecht bereid is om water bij de wijn te doen en een akkoord van de Vijfentwintig mogelijk te maken.

Beseft men in de Raad wel dat het Brits voorzitterschap een van de minst efficiënte en minst succesvolle voorzitterschappen uit de geschiedenis van de Europese Unie dreigt te worden?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) De minister van Buitenlandse Zaken heeft reeds aangegeven dat dit de zevenenveertigste keer was dat een Britse minister tijdens dit voorzitterschap voor het Parlement verscheen. Ik kan u verzekeren dat ik bij de volgende voltallige vergaderingen van dit Parlement opnieuw op mijn vertrouwde plekje zal zitten. Onze eerste minister heeft u beloofd opnieuw voor dit Parlement te zullen verschijnen. Welke bezwaren of twijfels u ook moge gevoelen jegens dit Brits voorzitterschap, het argument dat we niet voldoende zouden hebben gediscussieerd met het Europese Parlement is misschien niet werkelijk overtuigend.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik maak van deze gelegenheid gebruik omdat mijn eigen vraag, vraag nummer 17, over hetzelfde onderwerp gaat, en er waarschijnlijk geen tijd zal zijn om die in dit vragenuur te beantwoorden. Ik wil vragen of het mogelijk is om in dit compromisvoorstel ook een cofinancieringsprocedure voor de landbouw op te nemen, zodat wij een akkoord kunnen bereiken over het schrappen van de speciale korting van het Verenigd Koninkrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik bewonder het opportunisme van de geachte afgevaardigde. Hij maakt van de gelegenheid tot het stellen van een aanvullende vraag gebruik om de kwestie van zijn eigen vraag - nummer 17 - aan de orde te stellen. Ik wil enkel mijn eerdere, wellicht teleurstellende antwoord herhalen: gezien de gevoeligheid en het belang van deze, in de loop van ons voorzitterschap nog verder uit te werken kwesties, zou het ongepast zijn een onderdeel uit het potentiële pakket maatregelen te lichten waar wij in december een akkoord over hopen te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 12 van Nils Lundgren (H-0916/05):

Betreft:Rechtszekerheid binnen de EU

De Zweedse staatsburger Lech Sierpinski kreeg in 1998 in Polen een reisverbod opgelegd waardoor hij het land sindsdien nog niet heeft kunnen verlaten. Als buitenlandse staatsburger in Polen heeft hij de afgelopen zeven jaar enkele fundamentele rechten moeten ontberen. Hij heeft geen toegang tot de gezondheidszorg en kan niet over een arbeidsvergunning beschikken, en hij kan niet langer zijn advocatenkosten betalen.

Alle EU-lidstaten moesten aan de criteria van Kopenhagen voldoen en hebben het Europees Verdrag ondertekend dat o.a. het recht op een effectieve rechtsbescherming en een eerlijk proces voorschrijft.

Me welbewust van de moeilijkheid om persoonlijke zaken te becommentariëren, wil ik toch vragen of het voorzitterschap van mening is dat er iets gedaan kan worden op het niveau van de Raad om invloed uit te oefenen op een EU-lidstaat in situaties zoals deze waar de nodige eisen op het vlak van de rechtszekerheid niet worden gegarandeerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijn antwoord op deze vraag kan ik kort houden. De Raad heeft deze kwestie nooit besproken. Dit onderwerp valt niet onder zijn bevoegdheden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 13 van Chris Davies (H-0917/05):

Betreft: Transparantie en openheid

Welke vooruitgang is geboekt op het punt van transparantie en openheid van de Raad sinds de fungerend voorzitter van de Raad mijn vraag H-0567/05(1) over hetzelfde onderwerp heeft be antwoord?

Vraag nr. 14 van Timothy Kirkhope (H-0957/05):

Betreft: Transparantie Raad

Naar aanleiding van de door Britse politici in het Europees Parlement gelanceerde campagne: welke vooruitgang heeft het voorzitterschap geboekt bij zijn streven de Raad zover te krijgen dat hij ter wille van transparantie, openheid en verantwoording in het openbaar gaat vergaderen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in aansluiting op het lopende debat over transparantie en openheid in de Raad en op de gedachtewisseling over dit onderwerp tussen Britse politici en afgevaardigden van het Europees Parlement, heeft er op 19 oktober in het Comité van permanente vertegenwoordigers, het Coreper, een eerste bespreking plaatsgevonden. Het voorzitterschap onderzoekt op dit moment samen met de komende voorzitterschappen van Oostenrijk en Finland een pakket mogelijke maatregelen ter bevordering van de transparantie in de wetgevende werkzaamheden van de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies (ALDE). - (EN) Ik dank de fungerend voorzitter. Ik ben uiterst opgelucht dat er nu in de vele groepen rondom dit Parlement eindelijk eens een paar minuten niet over REACH wordt gedebatteerd, maar ik vrees wel dat het slechts bij een paar minuten zal blijven. Ik heb gezien dat de heer Kirkhope niet aanwezig is, maar ik weet dat hij deze kwestie tijdens een eerder debat aan de orde heeft gesteld.

Ik zou de fungerend voorzitter graag persoonlijk willen bedanken voor zijn inspanningen in deze kwestie. Ik ben me ervan bewust dat hij zijn uiterste best doet om vorderingen te maken met de agenda. Ik heb hier een kopie van een brief van de heer Rasmussen, de premier van Denemarken, waarin hij bevestigt een procedurewijziging te steunen. Ik verwacht dat we van Estland en Zweden vergelijkbare brieven krijgen. Het Britse standpunt is bekend. Daarmee hebben we vier stemmen, en er zijn er maar negen nodig. Ik weet dat de Raad consensus prefereert, maar zou het voorzitterschap om iets concreets - een echte verandering - te bereiken deze kwestie niet gewoon ter stemming kunnen voorleggen aan de volgende Raad Algemene Zaken, en de lidstaten die dit standpunt niet onderschrijven, op het matje kunnen roepen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Het advies van de geachte afgevaardigde bevreemdt mij enigszins. Het zou toch merkwaardig zijn indien wij kozen voor een strategie waarbij niet naar consensus wordt gestreefd maar de lidstaten op het matje worden geroepen. Deze keuze geeft echter de ernst van de zaak weer. Veel afgevaardigden in dit Parlement hebben sterke gevoelens over deze kwestie.

Het standpunt van de Britse regering over deze kwestie is kenbaar gemaakt door niemand minder dan onze premier, maar hij heeft gelijk als hij zegt dat het Verenigd Koninkrijk - hoewel het de functie van voorzitter vervult - niet de enige speler is in het spel. Ik ben bang dat ik de geachte afgevaardigde moet teleurstellen: de agenda voor maandag is zeer uitgebreid omdat daar niet alleen de ministers van Defensie maar ook de ministers van Ontwikkelingssamenwerking bij betrokken zijn. We zullen het volgende week niet over transparantie hebben.

Binnenkort wordt een document met opties gepubliceerd dat in de Antici-groep besproken zal worden, voordat het aan het Coreper II wordt voorgelegd. Het Coreper I zal ook bij dat proces betrokken zijn. Ik ben dus verheugd over de milde woorden van de geachte afgevaardigde. Ik kan hem verzekeren dat wij ons voortdurend met deze kwestie bezighouden. Wij zijn er echter van overtuigd dat het niet de juiste manier is om dit op 21 november tijdens de volgende Raad Algemene Zaken aan de orde te stellen. Veeleer moeten wij inspanningen ondernemen in de andere reeds genoemde overlegorganen. Dan zullen we werkelijk vooruitgang boeken.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, u bevreemdde de vraag van de vragensteller - mij bevreemdt uw antwoord. U doet alsof de Britse regering voorstander is van transparantie.

Ik heb hier het House of Commons European Scrutiny Committee report, dat op 24 oktober is gepubliceerd. Dit bevat een antwoord waarin het standpunt van de Britse regering ten aanzien van het voorstel inzake openbaarheid van Raadsvergaderingen uiteen wordt gezet. Er staat: "De regering is van mening dat de Europese Raad geen overeenstemming over ingewikkelde kwesties kan bereiken indien zij in de volle schijnwerpers moet opereren". Wat is nu het echte standpunt van de Britse regering? Bent u voorstander van transparantie, of wilt voorkomen dat u volledig in de schijnwerpers moet werken, zoals in dit antwoord wordt gesuggereerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik zal de geachte afgevaardigde antwoorden zoals het de voorzitter van de Europese Unie betaamt: het antwoord zal worden gegeven in het kader van de voorstellen van het voorzitterschap. Het gaat namelijk niet om het standpunt van een lidstaat, maar om het standpunt van de lidstaten.

Ik kan de geachte afgevaardigde, die zo elegant heeft gesproken over het belang van deze kwestie, van het volgende verzekeren. Wanneer we in de komende dagen een pakket voorstellen gaan doen, waarin wij onze partners de mogelijkheden schetsen voor het bevorderen van transparantie in de Raad, zullen we dit bespreken met de toekomstige voorzitterschappen en met het secretariaat-generaal van de Raad. Zoals eerder gezegd zullen deze mogelijkheden op basis van het voorgestelde pakket maatregelen later deze maand tijdens de bijeenkomst van de Antici-groep aan het Coreper worden voorgelegd. Dit is naar mijn mening de meest opbouwende weg om dat te bewerkstelligen waar zovelen hier naar streven.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Is het voorzitterschap zich bewust van de lange geschiedenis van deze kwestie, van het feit dat het Parlement sinds zijn oprichting in 1979 druk heeft uitgeoefend en heeft aangedrongen op openbare bijeenkomsten van de Raad, in zijn hoedanigheid van wetgever? Het Britse voorzitterschap nam zelfs in 1976 - toen het door Tony Benn in de Energieraad werd vertegenwoordigd - het initiatief door te stellen dat de Raad in het openbaar bijeen moest komen als er over wetgeving werd besloten.

Erkent u niet dat we samen veel vooruitgang hebben geboekt met onze zich langzaam ontwikkelende Grondwet, met het feit dat de Raad tenminste de uitslagen van al zijn stemmingen over wetgeving openbaar maakt en de burger het recht op toegang tot documenten verleent? Erkent u niet dat ook die laatste extra stap waardevol zou zijn, dat men werkelijk in het openbaar zou moeten vergaderen en stemmen als er wetgeving wordt aangenomen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik ben onder de indruk van de gedetailleerde historische kennis van de geachte afgevaardigde. Hij maakte bovendien duidelijk hoeveel belang de familie Benn sinds lang aan deze kwestie hecht. Het is wellicht interessant voor de geachte afgevaardigde om te weten dat ik met de zoon van Tony Benn rond de tafel heb gezeten. Hij is nu een van de vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk in de Ontwikkelingsraad, en heeft daarom direct belang bij het standpunt dat wij in die Raad en andere Raadsformaties innemen. Ik ben verheugd te kunnen stellen dat uit zijn opmerkingen duidelijk blijkt hoe groot het gewicht van de geschiedenis is die vooraf ging aan de belangrijke gesprekken die we op dit moment met de lidstaten voeren.

Als antwoord op de eerdere vraag wil ik simpelweg de woorden herhalen van onze premier, toen hij het Europees Parlement aan het begin van het Britse voorzitterschap toesprak: daardoor hebben wij ons ertoe laten aanzetten om deze gesprekken in het Coreper te voeren; nu lopen vooruit op hetgeen de komende dagen aan de orde zal komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik bied u en het voorzitterschap mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat ik wat laat ben. Ik heb zondag met de heer Hilary Benn gesproken over deze kwestie, toen wij op wapenstilstandsdag in Leeds waren.

Ik zou de fungerend voorzitter graag willen vragen wat zijn standpunt is ten aanzien van de woorden die ik van de heer Blair - en vandaag ook van de heer Straw - heb gehoord over de manier waarop we in de toekomst met deze kwestie inzake openheid en transparantie in de Raad moeten omgaan. Ik heb van de heer Blair gehoord dat het goed was hiermee door te gaan, zolang we ons maar aan de regels houden. De heer Straw vertelde mij vanmiddag dat er twee mogelijkheden in overweging worden genomen. Ik zou graag willen weten of deze mogelijkheden stroken met de regels, of dat we het moeten hebben over een aanpassing van de regels.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik ben verheugd dat de geachte afgevaardigde het hedendaags karakter van deze discussie tussen Britse politici benadrukt. Ik kan niet zeggen dat ik Hilary Benn nog zo recentelijk gesproken heb als hij. Ik kan u echter wel verzekeren dat ik erachter zal komen wat de heer Benn zondag tijdens wapenstilstandsdag in Leeds heeft gezegd wanneer ik hem morgenochtend tijdens de kabinetvergadering ontmoet.

Wat uw opmerkingen betreft, moet u enigszins geduld betrachten. Voordat u namelijk vanmiddag het halfrond binnenkwam, had ik met andere collega’s een discussie over het proces waarin we ons nu bevinden. Zoals hij weet, heeft er in een eerder stadium van het Britse voorzitterschap een discussie plaatsgevonden in het Coreper. De kwestie zal niet besproken worden tijdens de Raad Algemene Zaken op 21 november. In plaats daarvan hebben we besloten om een document met opties op te stellen en nog tijdens ons voorzitterschap te publiceren. Dit document zal vervolgens door de Antici-groep worden besproken voordat het overleg in het Coreper II zal plaatsvinden. Het Coreper I levert tevens een bijdrage aan dit proces. Indien het voor de geachte afgevaardigde nuttig mocht zijn, zal ik er zeker voor zorgen dat hij een kopie van dit optiedocument ontvangt zodra dit wordt gepubliceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. -

Vraag nr. 15 van Jonas Sjöstedt (H-0920/05):

Betreft: De visserijovereenkomst met Marokko en de steun van het VN-proces door de Raad

In een antwoord op een eerdere vraag (H-0692/05(2)) over het sluiten van een visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko, die eveneens geldt voor het grondgebied van West-Sahara, zegt de Raad dat "ze het VN-proces steunen".

Het vierde comité van de Algemene Vergadering van de VN heeft op 11 oktober een resolutie aangenomen inzake het recht van niet-zelfbesturende gebieden om over de eigen natuurlijke rijkdommen te beschikken. De resolutie werd door 137 van de aanwezige leden gesteund, waarvan er 22 eveneens lid van de EU zijn. Frankrijk en Groot-Brittannië onthielden zich van stemming, terwijl Denemarken niet aanwezig was.

Gezien de vroegere verwijzing van de Raad naar zijn steun van het VN-proces, en gezien de resolutie van de VN op 11 oktober door het merendeel van de EU-lidstaten gesteund werd, zou men de conclusie kunnen trekken dat de daarvóór onderhandelde visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko niet geldt voor het grondgebied van West-Sahara. Zou de Raad kunnen bevestigen dat de havens en wateren van West-Sahara niet onder de visserijovereenkomst zullen vallen?

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de geachte afgevaardigde graag willen wijzen op het antwoord dat de Raad op vraag H-0692/05 van 28 september heeft gegeven.

In mijn antwoord heb ik aangegeven dat in artikel 2 van de op 28 juli 2005 geparafeerde visserijovereenkomst staat dat deze betrekking heeft op "de Marokkaanse visserijzone die onder de soevereiniteit of jurisdictie van het Koninkrijk Marokko valt". De afbakening van de geografische reikwijdte van de overeenkomst is identiek aan hetgeen in de eerdere, in 1999 verstreken overeenkomst was bepaald, en loopt in geen enkel opzicht vooruit op het vraagstuk van de status van West-Sahara. De geparafeerde overeenkomst bevindt zich nu in het ratificatieproces, dat naar verwachting ertoe zal leiden dat de overeenkomst in het eerste kwartaal van 2006 formeel kan worden gesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jonas Sjöstedt (GUE/NGL). - (SV) Ik dank de Raad voor zijn antwoord. Het probleem is dat dit betekent dat de EU een visserijovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan de EU zal vissen in de wateren van de Westelijke Sahara, dat een op illegale wijze door Marokko bezet land is. Geen van de lidstaten van de EU erkent de soevereiniteit van Marokko over de Westerse Sahara. Hoe elegant u het ook uitdrukt, feit is dat u een overeenkomst hebt gesloten, of op het punt staat te sluiten, waarmee indirect de soevereiniteit van Marokko over de Westelijke Sahara wordt goedgekeurd, aangezien de overeenkomst is uitgebreid en ook onderhandelingen omvat over de natuurlijke hulpbronnen van het bezette gebied. Mijns inziens is dit uiterst inconsequent en immoreel. Daarom vraag ik mij af of het beleid van de Raad op dit gebied niet tekort schiet aan menselijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik wil de geachte afgevaardigde ervan verzekeren dat de politieke status van de Westelijke Sahara wordt behandeld in het kader van de Verenigde Naties. De Raad steunt de VN bij het zoeken naar een tevredenstellende oplossing voor de kwestie van de Westelijke Sahara en hoopt dat er op korte termijn een oplossing in het verschiet komt te liggen.

Zoals ik reeds eerder zei, loopt de visserijovereenkomst in geen enkel opzicht vooruit op het vraagstuk van de status van Westelijke Sahara. Net als de vorige, langlopende overeenkomst heeft de nieuwe visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko betrekking op "de Marokkaanse visserijzone die onder de soevereiniteit of jurisdictie van het Koninkrijk Marokko valt". De visserijovereenkomst loopt in geen enkel opzicht vooruit op het vraagstuk van de status van Westelijke Sahara, wat de geachte afgevaardigde wel suggereert.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de voorzitter van de Raad, mijns inziens kunnen we Marokko niet simpelweg als een bezettingsmacht betitelen, zoals mijn collega gedaan heeft. Ik wil u vragen of de kwestie van de Westelijke Sahara niet veel meer een erfenis is van ons eigen Europese koloniale verleden en of wij niet begrip voor beide partijen moeten hebben - voor de Marokkanen en de andere groeperingen - opdat er een oplossing wordt gevonden waar alle partijen achter kunnen staan en waarmee tevens tegemoet wordt gekomen aan de belangen van Marokko.

 
  
MPphoto
 
 

  Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik wil de geachte afgevaardigde ervan verzekeren dat we zoeken naar een daadwerkelijke oplossing. We constateren echter dat deze daadwerkelijke oplossing - de politieke status van Westelijke Sahara - binnen de Verenigde Naties moet worden gevonden. De Raad steunt de VN bij het zoeken naar die daadwerkelijke en tevredenstellende oplossing van de kwestie van de Westelijke Sahara. We hopen dat er op korte termijn een oplossing komt

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aangezien de voor het vragenuur aan de Raad gereserveerde tijd verstreken is, zullen de vragen nrs. 16 t/m 36 schriftelijk worden beantwoord(3).

 
  

(1) Mondeling antwoord van 7.9.2005
(2) Schriftelijk antwoord van 13.10.2005
(3) Zie bijlage "Vragenuur".

Juridische mededeling - Privacybeleid