Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 16 november 2005 - Straatsburg Uitgave PB

20. Normen voor de humane vangst van bepaalde diersoorten met behulp van vallen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0304/2005) van Karin Scheele, namens de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van normen voor de humane vangst van bepaalde diersoorten met behulp van vallen (COM(2004)0532 C6-0100/2005 2004/0183(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur bedanken voor haar oprechte en zorgvuldige werk, en erop wijzen dat de onderhavige ontwerprichtlijn tot doel heeft normen in te voeren voor de humane vangst van bepaalde diersoorten met behulp van vallen.

Wij moesten dit voorstel doen omdat wij als Europese Gemeenschap internationale verbintenissen hebben jegens Canada, Rusland en de Verenigde Staten, die wij moeten naleven. Deze internationale verbintenissen en verplichtingen vloeien voort uit een overeenkomst inzake internationale normen voor humane vangst die in 1998 door de Europese Gemeenschap, Canada en de Russische Federatie werd ondertekend, evenals uit een andere, gelijkluidende overeenkomst die werd ondertekend tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten in de vorm van overeengekomen praktijken.

De overeenkomst met Canada en Rusland, die reeds door de Europese Gemeenschap en Canada is geratificeerd, zal onmiddellijk na de ratificatie door Rusland - waarvoor, zoals uit officiële inlichtingen van de Commissie blijkt, de procedure reeds op gang is gebracht - in werking worden gesteld. Als dus geen communautaire wetgeving wordt vastgesteld, zal de Europese Gemeenschap op het moment waarop de overeenkomst van kracht wordt, niet in staat zijn haar internationale verplichtingen na te komen.

Het toepassingsgebied van de voorgestelde richtlijn is inderdaad heel beperkt. Aanneming daarvan betekent echter dat er een kader wordt gecreëerd voor de vaststelling van gemeenschappelijke normen van de Europese Unie en doelloos folteren en lijden van gevangen dieren kan worden beperkt. De voorgestelde normen zijn gebaseerd op bevindingen van een serieuze wetenschappelijke studie die werd verricht in het kader van de Internationale Normalisatieorganisatie, en die ook zijn overgenomen door de Internationale Vereniging voor milieubehoud.

In het voorstel staat eveneens dat de lidstaten strengere nationale bepalingen kunnen handhaven en toepassen. Afgezien daarvan worden uit hoofde van de vigerende communautaire wetgeving de bestaande normen met de ontwerprichtlijn niet opgeheven maar aangevuld. Het verbod bijvoorbeeld dat met Verordening 3254/91 van de Raad is ingevoerd op het gebruik van wildklemmen in de Europese Unie, zal ook na de aanneming van de nieuwe richtlijn blijven gelden.

Ik moet erop wijzen dat wij bereid zijn om tijdens de procedure amendementen te onderzoeken en rekening te houden met de zorgen die door verschillende fracties en talrijke dierenwelzijnsorganisaties naar voren zijn gebracht. De Commissie is van plan die richting uit te gaan.

Verwerping van het voorstel zou betekenen dat de Europese Unie in de nabije toekomst geen vangnormen zal hebben, en de Europese Gemeenschap niet in staat zal zijn om haar internationale verplichtingen na te komen.

Tot slot wil ik nog onderstrepen dat ik rekening zal houden met de mening van het Parlement en de standpunten zal onderzoeken die zowel door het Parlement als de Raad naar voren worden gebracht. Daarvan uitgaande zal de Commissie dan beslissen over de verdere stappen, met inbegrip van een eventuele intrekking van het voorstel. Daarnaast is de Commissie van plan om een studie te laten verrichten, teneinde de wetenschappelijke grondslag voor ongeacht welk voorstel betreffende de invoering van vangnormen te kunnen moderniseren. Daarbij zal natuurlijk ook overleg worden gepleegd met de betrokken partijen.

Tot slot wil ik nog de wens uiten dat de goede samenwerking met u ook in de toekomst voortgezet kan worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele (PSE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, na de zeer intense discussie over het chemicaliënbeleid is het een grote opluchting om weer eens een onderwerp te behandelen waarover in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid al een brede consensus bestaat en waarvoor hier ook morgen - naar ik mag aannemen - een meerderheid te vinden zal zijn.

Commissaris Dimas heeft al gezegd dat het voorstel van de Commissie uit 2004 het instrument is waarmee de internationale overeenkomst wordt omgezet. Mijn aanbeveling om het voorstel van de Commissie te verwerpen, is in de Commissie milieubeheer vrijwel unaniem aangenomen met 47 stemmen voor, 3 tegen en 2 onthoudingen. De redenen voor die verwerping zijn als volgt.

Aangezien het voorstel onder het hoofdstuk milieubeleid valt, is de Europese Unie verplicht om het wetgevingsvoorstel op de meest recente wetenschappelijke bevindingen te baseren. Die basis ontbreekt. De Commissie heeft gewoon de tekst van de overeenkomst, die bijna tien jaar geleden is gesloten, vrijwel woordelijk overgenomen. Daarnaast is het voorstel juridisch in strijd met andere communautaire regelgeving, bijvoorbeeld met de richtlijn betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele doeleinden worden gebruikt en met de habitatrichtlijn. In het voorstel van de Commissie is het vangen en doden van dieren toegestaan die onder de bescherming van de habitatrichtlijn vallen. Wij weten allemaal dat het in bepaalde omstandigheden noodzakelijk kan zijn om vangmethoden en vallen te gebruiken. Om in de titel van de richtlijn echter de zinsnede “normen voor de humane vangst van bepaalde diersoorten” op te nemen, is al vanaf het begin als ongepast van de hand gewezen. Het voorstel is over het algemeen erg zwak en zal op geen enkele manier het lijden van dieren die met vallen gevangen respectievelijk gedood worden, verminderen.

Zoals ook al door de commissaris duidelijk is gemaakt, moeten wij een stukje terug in de geschiedenis gaan om de nadrukkelijke verwerping van het voorstel door het Parlement te kunnen begrijpen. In 1989 heeft het Europees Parlement een ontwerpresolutie aangenomen waarin niet alleen een verbod werd verlangd op het gebruik van wildklemmen in de Europese Unie, maar ook een verbod op de invoer van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar die wildklemmen worden gebruikt. Als gevolg hiervan is in 1991 een verordening over deze kwestie uitgevaardigd. Op basis van die verordening geldt sinds 1995 een verbod op het gebruik van wildklemmen en op de invoer van pelzen van dertien met name genoemde dieren uit derde landen. Dat verbod geldt echter niet als aan een van beide voorwaarden wordt voldaan. Dat is ook de reden geweest voor het sluiten van de internationale overeenkomst. Er zijn adequate wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van kracht op grond waarvan wildklemmen verboden zijn, tenzij de vangmethoden die voor de gespecificeerde diersoorten worden toegepast, stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen.

Na het in werking treden van de EU-verordening in 1991 bleek het dringend noodzakelijk om op internationaal niveau vangnormen op te stellen ter verkrijging van vrijstellingen van het invoerverbod. De Verenigde Staten en Canada dreigden namelijk om de invoerbeperkingen bij de Wereldhandelsorganisatie aan te vechten en om dat te voorkomen hebben de EU, Canada, Rusland en de VS vervolgens onderhandeld over het sluiten van een internationale overeenkomst. Tot nu toe hebben echter alleen de EU en Canada deze overeenkomst geratificeerd. De vangnormen die in de overeenkomst worden voorgeschreven, zijn een afspiegeling van de normen die in Rusland, Canada en de VS al van kracht zijn en die absoluut niet als humaan gekarakteriseerd kunnen worden. Al in 1997 heeft het Europees Parlement een verslag aangenomen waarin deze internationale overeenkomst volledig ontoereikend werd genoemd, zowel vanuit het oogpunt van dierenwelzijn als voor het verwezenlijken van de milieudoelstellingen. De toetreding tot een dergelijke overeenkomst was voor het Europees Parlement volledig onaanvaardbaar. Een overeenkomst die nog niet de minste garantie biedt dat andere partijen het gebruik van alle wildklemmen binnen een korte, gespecificeerde termijn verbieden, kan niet serieus ter overweging worden voorgelegd. Het verslag van het Europees Parlement is in 1997 dan ook met een grote meerderheid aangenomen.

Tot zover de blik in het verleden. Ik hoop dat dit naar mijn mening zeer slechte voorstel van de Commissie morgen hier in dit Parlement met een brede meerderheid wordt verworpen. Ik hoop tevens dat de Commissie laat zien dat zij over het benodigde democratische inzicht beschikt door het voorstel voor een richtlijn in trekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Horst Schnellhardt, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, allereerst zou ik de rapporteur, mevrouw Scheele, willen bedanken voor de bijzonder eerlijke - ik zou bijna zeggen aangename - samenwerking bij het opstellen van dit verslag, ook al waren wij niet altijd dezelfde mening toegedaan. Wij staan echter wel allebei achter het uiteindelijke resultaat. Blijkbaar zijn er dus nog steeds vele wegen die naar Rome leiden.

Dit agendapunt van vandaag onderstreept de bijzondere positie die het Europees Parlement inneemt. Wij buigen ons thans over de omzetting van een internationale overeenkomst tussen Canada, de Verenigde Staten, Rusland en de EU, hoewel het Parlement deze overeenkomst al in 1998 verworpen heeft; de rapporteur wees daar zojuist al op. Zoiets is alleen maar in het Europees Parlement mogelijk.

Voor mij persoonlijk is de situatie niet zo problematisch, omdat ik toentertijd mijn steun heb gegeven aan de overeenkomst c.q. tegen de verwerping ervan heb gestemd. Ik had er namelijk alle vertrouwen in dat de vereiste normen in de deelnemende landen omgezet zouden worden. Daarnaast hechtte ik ook veel belang aan het behoud van de bestaansgrond die de autochtone bevolking in de betreffende landen aan de handel in huiden ontleent.

Voor dit standpunt is zeker iets te zeggen, aangezien de handel door die overeenkomst nu inderdaad eenvoudiger is geworden. Daarnaast hebben wij nog iets anders bewerkstelligd en dat is ook een van de redenen dat ik toentertijd mijn steun aan de overeenkomst heb gegeven. Er is namelijk een verbod op wrede, dieronterende vallen afgekondigd. Als wij de wildklemmen als voorbeeld nemen, ging het daarbij soms om pure martelwerktuigen. Het verbod is er uiteindelijk gekomen dankzij de jarenlange druk van het Europees Parlement, de Commissie en niet te vergeten de organisaties voor dierenbescherming.

De onderhavige richtlijn van de Europese Commissie omvat alle maatregelen uit de overeenkomst die de handel in huiden mogelijk maken; daarbij gaat het in eerste instantie om de invoer van huiden in de Europese Unie. Daarom zijn wij van mening dat de omzetting van de richtlijn op de interne markt betrekking heeft en dat dientengevolge artikel 95 als rechtsgrondslag zou moeten fungeren. Dat is echter niet het geval en dat is ook een van de redenen waarom wij dit verslag verwerpen.

Ik wil de Commissie graag attenderen op mijn amendementen die nog niet op een meerderheid in dit Parlement konden rekenen. Soms is de tijd voor bepaalde regelingen gewoon nog niet rijp. Ik heb voorgesteld om de voorstellen van de Commissie in een verordening op te nemen op basis waarvan de lidstaten de overeenkomsten dienen om te zetten. Hierdoor zouden zij dus verplicht zijn om ook aan alle randvoorwaarden, zoals rapportages, te voldoen. Volgens mij is dat een goed uitgangspunt.

Ik ben het ook met de rapporteur eens dat er betere parameters dienen te komen en dat er met wetenschappelijke inzichten rekening wordt gehouden. Dat is echter een zaak van de lidstaten en niet van de Europese Unie. De omstandigheden in de lidstaten lopen zodanig uiteen dat wij op het subsidiariteitsbeginsel terug moeten vallen. Daarom verwerpen wij het voorstel van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, ik zal het proberen. We staan vandaag of eigenlijk morgen voor een heel vervelende beslissing. We gaan stemmen vóór verwerping van het voorstel van de Commissie, maar in mijn geval gebeurt dat bepaald niet van harte. Als Parlement hebben wij de plicht om onze bijdrage aan het wetgevingsproces te leveren en wij verwerpen morgen het voorstel zonder een duidelijke richting aan te geven hoe het dan wel moet. En dat is wat mij betreft een gemiste kans. Gebleken is dat vrijwel alle partijen ontevreden waren. Sommigen vonden het voorstel te ver gaan, anderen vonden het lang niet ver genoeg gaan.

Maar daarover zouden we dan wel moeten besluiten. Dan heeft de Commissie ook een duidelijke leidraad, als zij een nieuw voorstel maakt om het internationale verdrag te implementeren. Ik kan natuurlijk niet nalaten om nog een paar woorden over de muskusratten te zeggen. Natuurlijk moeten de Nederlandse dijken beschermd worden. We kunnen geen dierenwelzijn bevorderen, die ten koste van onze veiligheid gaat. Maar ik ben niet zonder meer een voorstander van verdrinkingsvallen en ik wil hier alsnog pleiten voor een bezinning op de vangst en de vangstmethode van muskusratten.

Voor mij zijn in ieder geval de volgende voorwaarden voor het gebruik van verdrinkingsvallen essentieel. Allereerst moet er wel degelijk sprake zijn van een plaag en daarmee ook van schade aan de dijken. Die schade is op een aantal plaatsen in Nederland duidelijk, in Friesland, in Zuid-Holland, maar in Brabant is die schade veel minder duidelijk. De tweede voorwaarde is dat preventie niet werkt of niet mogelijk is en de derde voorwaarde is dat de verdrinkingsval slechts gebruikt wordt als er geen diervriendelijkere alternatieven voorhanden zijn. Europa zal op korte termijn geen werkbare richtlijn presenteren en dat is een teleurstelling, maar niet het einde van de discussie.

En dat hoeft wat mij betreft ook niet het pijnlijke einde van muskusratten te betekenen. Voorlopig is het aan de lidstaten zelf om hier werk van te maken. Dus maak werk van alternatieven en zorg voor zo min mogelijk dierenleed. Het verwerpen van deze richtlijn mag geen excuus zijn om in Nederland niet de discussie aan te gaan voor de bestrijding van muskusratten en wat dat betreft moet ik Karin Scheele bedanken, zij heeft in Nederland een enorme discussie losgemaakt die we zonder haar amendement niet gehad zouden hebben. Dus laten we de huidige situatie een positieve wending geven, grijp de kans die het Europees Parlement vooralsnog laat liggen en maak van preventie een prioriteit. Ontwikkel de nodige alternatieven, dan kan Nederland een belangrijke bijdrage leveren aan een nieuw wetsvoorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, mijn fractie steunt het voorstel van rapporteur Scheele tot verwerping van het voorstel van de Commissie. Ik vind dat zij overtuigenderwijs heeft aangetoond dat het hier gaat om een voorbeeld van slechte regelgeving. Het opstellen van normen waaraan de vallen moeten voldoen is bijvoorbeeld niet voorafgegaan door gedegen wetenschappelijk onderzoek. Er zijn criteria gesteld aan vallen en het testen van vallen en die zijn willekeurig. De duur van het lijden van dieren is natuurlijk heel moeilijk te meten. Wanneer treedt stress in en wanneer begint de doodsstrijd?

Bovendien, vooral bij vangst met behulp van levendvallen is er in het voorstel niets gezegd over de humaniteit van de alternatieve methoden die dan misschien gebruikt zouden moeten worden om dieren te doden. Dieren verdrinken dan vaak alsnog op een andere manier of worden doodgeknuppeld of maken elkaar af. Er is inconsistentie tussen dit voorstel en de Habitatrichtlijn. Bepaalde diersoorten die worden beschermd onder de Habitatrichtlijn - ik denk aan het expliciet verbod op het vangen en doden van bijvoorbeeld de in het wild levende otter, de bever, de wolf en de lynx - staan ook in de bijlage bij het voorstel inzake humane vangstmethoden. Hoe valt dat met elkaar te rijmen? En ook andere dieren vallend onder dit voorstel, bijvoorbeeld de marter en de das, worden in bepaalde gebieden beschermd of geconserveerd.

Bij deze richtlijn speelt - en ook ik kan het niet laten om daar toch even iets over te zeggen - een kenmerkend Nederlands veiligheidsprobleem: de bescherming van de laag gelegen landsdelen tegen overstromingen door dijkdoorbraken. Door zijn leefwijze ondergraaft de muskusrat dijken, dat is een reële bedreiging voor de veiligheid en de volksgezondheid. Het dier is in Nederland een uitheemse diersoort die natuurlijk op de meeste humane manier bestreden dient te worden, maar op dit moment is er geen bruikbare humanere bestrijdingswijze, die even effectief is als bestrijding met behulp van de verdrinkingsval. Een verbod op de verdrinkingsval - en ik kan raden dat het voorstel op een gegeven moment wel weer terug zal komen op zo'n verbod - maakt doelmatige bestrijding van muskusratten onmogelijk. De Nederlandse veiligheid en volksgezondheid zijn daarmee in het geding.

We moeten ook voor de muskusrat zoeken naar bruikbare humanere vangstmethoden, maar totdat geschikte alternatieven gevonden zijn, vind ik dat een duidelijke uitzonderingspositie voor Nederland of voor een situatie waar de veiligheid in het geding is, goed zou zijn.

Voorzitter, een laatste opmerking van wat meer algemene aard. We doen in de Europese Unie een beetje aan dierenbescherming à la carte. Er gebeurt veel op het gebied van bijvoorbeeld het terugdringen van dierenproeven, denk aan de cosmeticarichtlijn of REACH we nu over spreken. We doen iets aan internationale diertransporten. Het is allemaal heel belangrijk, maar het is ook erg willekeurig. Je moet je afvragen wat Europa op het gebied van dierenbescherming zou willen of moeten doen.

Willen we het kievitsei rapen in Nederland of het stierenvechten in Spanje of het vetmesten van Franse ganzen voor de foie gras verbieden, omdat die gebruiken dieronvriendelijk zijn of zijn dat nationale aangelegenheden en is er niet een toegevoegde waarde voor Europa om zich met dit soort zaken te gaan bemoeien. Het zou niet gek zijn als zowel wij hier in dit Parlement als de Unie er eens over zouden gaan nadenken wat we eigenlijk op gebied van dierenbescherming willen doen en wat niet, in plaats van hier en daar à la carte wat aan bescherming te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, ik wil onze rapporteur eveneens feliciteren met de scherpzinnigheid waarvan zij bij de behandeling van dit dossier blijk heeft gegeven en wij steunen haar voorstel tot verwerping van het Commissievoorstel volledig. Daarnaast kunnen wij ook haar argumenten onderschrijven. Toch zijn er enkele punten die ik graag wil onderstrepen.

Allereerst wil ik u zeggen, mijnheer de commissaris, dat ik waardering heb voor de voorbereidingen die u hebt getroffen voor de verdere behandeling van dit voorstel, rekening houdend met het standpunt van het Europees Parlement. Ik zou willen onderstrepen hoe inconsistent het beleid van de Commissie inzake deze kwestie van humane vangstmethoden is geweest. Herinnert u zich maar dat het Europees Parlement in 1998 de conclusies van de tripartiete overeenkomsten met Rusland, Canada en de Verenigde Staten verworpen had, omdat het vond dat deze niet ambitieus genoeg waren om doeltreffend te zijn. In tegenstelling tot de huidige gang van zaken had de stemming van 1998 echter geen gevolgen, aangezien de Raad deze overeenkomsten immers, zelfs tegen het advies van het Parlement in, kon afsluiten. Dit keer dient de Commissie echter een voorstel voor een Europese richtlijn in om deze zelfde overeenkomsten ten uitvoer te leggen, dat wil zeggen een voorstel waarin de gestelde doelen niet verwezenlijkt worden. Waarom zou het Parlement onder deze omstandigheden dan met een dergelijk zwak voorstel instemmen? Die vraag leggen wij de Commissie voor.

Ook inhoudelijk gezien is dit voorstel voor ons onaanvaardbaar. Het is niet alleen bekritiseerd door wetenschappers - zoals andere collega’s al hebben opgemerkt - en door organisaties voor dierenbescherming, maar het zorgt er bovendien op geen enkele wijze voor dat het lijden van de gevangen dieren verminderd wordt. Ik denk dat wij ons in dit opzicht moeten verlaten op de argumenten van mevrouw Scheele, die uitdrukkelijk uitlegt dat dit lijden op geen enkele wijze wordt verminderd.

Nog een laatste punt, dat van essentieel belang is: dit voorstel is onaanvaardbaar, omdat uiteindelijk de Europese wetgeving met voeten wordt getreden doordat er een positieve lijst in is opgenomen van diersoorten die uit hoofde van artikel 12 van de Habitatrichtlijn beschermd zijn. Ik doel hiermee op de otter, de wolf, de bever en de lynx. En u weet, mijnheer de commissaris, hoe moeilijk het in Frankrijk, waar ik vandaan kom, is om de Habitatrichtlijn toe te laten passen, om ervoor te zorgen dat de wolf beschermd wordt en om te proberen deze zaken uit te leggen.

Om al deze redenen verwerpen wij dit voorstel en wij rekenen er echt op, mijnheer de commissaris, dat u als tussenpersoon tussen het Parlement en de Commissie wilt fungeren en de Commissie zover krijgt dat zij dit voorstel intrekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, dit voorstel voor een richtlijn van de Commissie is niet echt een succes. We kunnen wel stellen dat alle betrokkenen, zowel de jagers als degenen die zich beroepsmatig met de bescherming van dieren bezighouden, ontevreden zijn over wat er in deze tekst staat. Onze fractie sluit zich aan bij de kritiek. We vinden het vooral een probleem dat de tekst inhoudelijk overduidelijk niet op de nieuwste wetenschappelijke bevindingen gebaseerd is, terwijl je dat toch zeker zou mogen verwachten van een voorstel voor een dergelijke richtlijn.

Wij vinden daarom dat dit het moment is om het voorstel in te trekken en helemaal opnieuw te beginnen. Wat ons betreft moet het er dan vooral om gaan evenwicht in het voorstel te brengen. De bescherming van dieren moet voorop staan, en dat betekent dat er heel veel verbeterd moet worden aan het huidige voorstel. Bij het vaststellen van de betreffende regelingen moeten we echter zien te voorkomen onnodig veel regels op te stellen voor de vangst met vallen; we moeten de lidstaten niet om meer vragen dan wat nodig is om dieren onnodig lijden te besparen. Dit moet ook in de toekomst een zaak zijn die in de eerste plaats door de lidstaten zelf geregeld wordt. Wij hopen dat de Commissie met een nieuw voorstel terugkomt. Onze dank aan de rapporteur voor haar werk. Wij zullen voor het verslag in de huidige vorm stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. Voorzitter, mijn fractie steunt dit voorstel tot verwerping van deze richtlijn, toch hebben wij hiervoor andere argumenten dan de rapporteur hanteert.

Ten eerste ben ik van mening dat deze richtlijn de effectieve bestrijding van plaagdieren in bepaalde lidstaten, in het bijzonder de muskusrat in Nederland, onmogelijk zou maken. Dat kan grote consequenties hebben voor de openbare veiligheid. En zolang hiervoor geen uitzondering in het voorstel is opgenomen, kan ik het dan ook niet steunen. Commissaris Dimas, u heeft uitgesproken de zorgen te begrijpen van veel organisaties. Begrijpt u ook de zorg uit Nederland voor de veiligheid van de burgers, als dijken worden ondermijnd door het graven van de muskusrat.

Mijn tweede argument voor verwerping betreft de rechtsgrondslag. Protocol 33 bij het EG-Verdrag geeft de EU alleen competentie op het gebied van dierenwelzijn, als dit plaatsvindt in het kader van het landbouw-, transport-, interne markt- of onderzoeksbeleid. Het richtlijnvoorstel is de implementatie van de internationale overeenkomst inzake humane vangstmethoden die is afgesloten in het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid. Aangezien het voorstel de standaarden van de lidstaten voor diervallen harmoniseert op de interne markt en geen direct milieudoel dient, kan alleen artikel 95 gezien worden als de juiste rechtsgrondslag voor dit voorstel. Graag zou ik van commissaris Dimas hier een reactie op vernemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, voor de derde keer sinds 1991, sinds vijftien jaar dus, en telkens in een avondvergadering, behandelt ons Parlement de kwestie van de vallen en hun “wreedheid met een menselijk gezicht”.

In 1991 ging het bijvoorbeeld om een verbod op wildklemmen en de invoer van huiden van vossen, otters, lynxen en dertien diersoorten uit Canada en de Verenigde Staten. Dit verbod zou met ingang van 1995 van kracht worden. In 1998 kwam de Commissie ons echter uitleggen dat het gebruik van wildklemmen moest worden voortgezet in het belang van de eskimo’s en hun traditionele jachttechnieken, ook al zijn de eskimo-jagers in kwestie multinationals met een kantoor op Fifth Avenue in New York.

In deze zelfde vergaderzaal heb ik de Ierse commissaris Mac Sharry beschreven hoe een dier uit het hoge Noorden een verbrijzelde poot en doorgesneden pezen en slagaders oploopt, hoe het zichzelf de poot afrukt en zich moeizaam over de roodgekleurde sneeuw voortsleept om twintig meter verderop onder de dennenbomen te sterven, en dat allemaal voor de luxe-industrie die gerund wordt door mensen die net zo indiaans zijn, als ik - met mijn naam Martinez - genetisch gezien Zweeds ben.

Daarom zeg ik vanavond heel duidelijk “nee” tegen de voorgestelde richtlijn betreffende humane vangstmethoden, die ons in staat zou moeten stellen actie te ondernemen voor het beheer van de fauna, de bescherming van de dijken, het behoud van cultuur en de eerbiediging van de Verdragen. Om één muskusrat of das te vangen die een gevaar vormt, worden er namelijk tien zilvervossen gestrikt die winst opleveren. Daarom verzoek ik u dringend, mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, om deze dieren te laten leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur voor haar verslag bedanken. De uitslag van de stemming in de Commissie milieubeheer liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Ik geloof dat wij allemaal in principe voorstander zijn van regelingen ter bescherming van in het wild levende dieren. Daarom zou een brede aanpak volgens mij ook wenselijk zijn. Als wij de habitatrichtlijn en de vogelbeschermingsrichtlijn vergelijken met de regelingen voor de bescherming van andere dieren, moeten wij constateren dat er grote verschillen bestaan die niet altijd te rechtvaardigen zijn.

Wij moeten er natuurlijk ook rekening mee houden dat dieren schade kunnen aanbrengen die tot grote risico’s kunnen leiden. Daar dienen wij ons bewust van te zijn en in dergelijke gevallen moet het menselijk welzijn het zwaarst wegen. Ik denk daarbij aan het ondergraven van de dijken zoals dat zo treffend door onze Nederlandse collega’s is geschilderd.

Tegen deze achtergrond moeten wij ons als wetgever afvragen op welke wijze wij op basis van de relevante bevoegdheid tot een juist besluit kunnen komen. Aangezien er echter een meningsverschil over die rechtsgrondslag bestaat, dient deze kwestie nog eens zeer grondig getoetst te worden zodat wij een adequate rechtszekerheid tot stand kunnen brengen. Als wij ons aansluiten bij het voorstel van de Europese Commissie en van de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement, wordt die rechtsgrondslag door artikel 175 en volgende gecreëerd.

Aangezien het onderhavige voorstel echter geen rekening houdt met de meest recente wetenschappelijke stand van zaken, dient het naar mijn idee in zijn totaal te worden verworpen. Dit onderwerp is te belangrijk om het risico te lopen dat wij uiteindelijk niet over het beste resultaat voor zowel mens als dier beschikken.

Daarnaast moeten met betrekking tot de subsidiariteit ook de lidstaten de mogelijkheid hebben om strenge regels voor de bescherming van dieren uit te vaardigen zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van mensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Linda McAvan (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij aan bij mijn voorgangers aangezien ook ik dit voorstel verwerp. Zoals de sprekers voor mij al zeiden, is er in het voorstel van de Commissie nauwelijks sprake van enige verbetering van het dierenwelzijn. Naar ik heb begrepen heeft het Wetenschappelijk en Veterinair Comité van de Commissie zijn vraagtekens geplaatst bij het voorstel en bij de manier waarop het Comité is geconsulteerd.

Het is ook onthutsend – en dat heb ik in de commissie naar voren gebracht – dat sommige van de 19 soorten die in de richtlijn worden opgenomen in feite beschermde soorten zijn in de Europese Unie. Het doet wat vreemd aan dat wordt beschreven hoe je dieren moet vangen waar je volgens de wet niet op mag jagen. Graag hoor ik wat de commissaris hier van vindt.

Men zegt dat je het niet altijd iedereen naar de zin kunt maken, maar dit voorstel lijkt niemand te bekoren. Het verheugt mij daarom dat de commissaris bereid is naar het Parlement te luisteren en een alternatieve oplossing voor dit probleem wil zoeken.

Mevrouw Scheele heeft haar werk goed gedaan, en we staan in het Parlement op één lijn, anders dan bij het debat over REACH gisteren waarbij de commissaris aanwezig was; morgen bij de stemming zullen we zien wat het resultaat is.

 
  
MPphoto
 
 

  Mojca Drčar Murko (ALDE). – (SL) Als de richtlijn standaards wil invoeren voor een humane vangst van dieren met behulp van vallen, is ze haar doel voorbijgeschoten. Ze houdt geen rekening met de laatste wetenschappelijke inzichten, is in tegenspraak met bepaalde andere delen van de Europese wetgeving en vermindert niet het lijden van wilde diersoorten, gevangen in een val. Voor letale vallen gaat men na hoe lang het duurt vooraleer het gevangen dier bewusteloos of dood is. Met het oog op de psychologische en gedragsontwikkeling van zoogdieren is deze periode onaanvaardbaar lang.

De richtlijn wil de milieucomponent van het internationale verdrag tussen de EU, Canada en de Russische Federatie in de Europese wetgeving opnemen. Het gaat hier inderdaad om één van de twee verdragen waarin uitdrukkelijk het welzijn van wilde diersoorten genoemd wordt. Het verdrag is echter in de eerste plaats gewijd aan de vereenvoudiging van de pelshandel.

Ik wil vooral de standpunten over artikel 5 benadrukken: het verdrag hindert zelfs bepaalde landen die voor de vangst al een regelgeving met hogere eisen dan de internationale normen hebben ingevoerd. Als de huidige normen enkel uitgaan van de kleinste gemeenschappelijke deler, is dat geen aanmoediging voor de verdragspartners om na te denken over de ontwikkeling van humanere maatstaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Jillian Evans (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, net als enkele andere leden van dit Parlement steun ik het standpunt van rapporteur Scheele in haar verslag. We hebben al gehoord dat onze collega’s het voorstel van de Commissie om verschillende redenen verwerpen. We zijn het er echter wel over eens dat het verworpen moet worden.

Er is al verscheidene malen naar voren gebracht dat het voorstel op kritiek stuit bij alle betrokkenen op dit gebied – bij wetenschappers, bij organisaties die opkomen voor dierenwelzijn, bij voorstanders van de jacht – omdat het niet is gebaseerd op de laatste wetenschappelijke bevindingen en al helemaal geen einde maakt aan het lijden van dieren in vallen of dit lijden ook maar enigszins vermindert. Dit Parlement heeft al vaak de politieke wil getoond om dieren te beschermen, en met dit zwakke voorstel wordt dat in elk geval niet bereikt. De normen in het voorstel zijn gewoon niet menswaardig. We hebben het niet over een handvol dieren, maar over miljoenen dieren die elk jaar in de Europese Unie door middel van vallen worden gevangen.

Het voorstel haalt niet het onderste uit de kan om het dierenwelzijn te verbeteren. Het gebruik van vallen die niet als humaan zijn geclassificeerd, blijft bijvoorbeeld toegestaan zonder dat er een tijdslimiet wordt gegeven, en dat terwijl er betere vallen zijn ontwikkeld. Hoofdzaak is dat het zetten van vallen blijft toegestaan. We hebben al gehoord dat er geen garantie wordt gegeven dat beschermde soorten niet met vallen worden gevangen in een aantal gebieden waar deze soorten voorkomen. We kunnen dit alleen garanderen als we vallen in die gebieden verbieden. Om deze en vele andere redenen kunnen we het voorstel niet aannemen en moet de Commissie met een nieuw voorstel komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel van de Commissie inzake de vangst van dieren met behulp van vallen laat erg veel te wensen over. In het voorstel is bepaald dat vallen volgens strikte normen getest moeten worden, dat vallenzetters een speciale opleiding moeten krijgen en dat zelfgemaakte vallen alleen in uitzonderlijke omstandigheden toegestaan mogen worden. Als dit voorstel wordt aangenomen door het Europees Parlement, wordt de vangst met behulp van vallen in de praktijk onmogelijk in de Scandinavische landen. Het is een goede zaak dat de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid het Commissievoorstel verworpen heeft. Kwesties op het gebied van de jacht moeten op nationaal of lokaal niveau geregeld worden, niet in Brussel.

Ik zou de collega's erop attent willen maken dat de Commissie juridische zaken een advies heeft uitgebracht over de rechtsgrondslag van het voorstel. In dit advies, dat is opgenomen in het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, wordt aanbevolen artikel 175 als rechtsgrondslag voor het voorstel te beschouwen. Artikel 175 heeft betrekking op het milieubeleid van de EU; de bescherming van in het wild levende dieren maakt echter geen deel uit van dat beleid en valt zelfs buiten de bevoegdheden van de Unie. Als artikel 175 de rechtsgrondslag wordt, bestaat er een groot gevaar dat steeds meer van dit soort zaken beschouwd gaan worden als EU-aangelegenheden die op EU-niveau geregeld moeten worden.

Ik onderschrijf het standpunt van de rapporteur, mevrouw Scheele, dat het voorstel van de Commissie verworpen moet worden. Leidende gedachte van mevrouw Scheele is evenwel dat het voorstel niet ver genoeg gaat. Ik zie het precies omgekeerd. Natuurlijk zijn er regels nodig, ook voor de vangst met behulp van vallen, bijvoorbeeld met het oog op de bescherming van dieren, maar deze regels moeten door de lidstaten, en niet in Brussel vastgesteld worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Christofer Fjellner (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, ik begrijp dat dit voorstel morgen waarschijnlijk verworpen zal worden. Dat komt voor een deel doordat invloedrijke krachten hier in het Parlement de vangst van dieren met behulp van vallen in zoveel regels willen vastleggen dat die vangst eigenlijk zo goed als onmogelijk wordt. Het lijkt wel alsof het er uiteindelijk alleen maar om gaat een einde te maken aan deze jachtmethode in Europa. De mensen op wie ik hier doel vinden simpelweg dat dit voorstel niet ver genoeg gaat. Ze staan wel te boek als vrienden van het milieu, maar wat ze willen is vaak allesbehalve milieuvriendelijk. Wat ze over het hoofd zien, is dat de vangst met behulp van vallen een belangrijk onderdeel is van de zorg voor wilde dieren en het milieu. Laat ik u een voorbeeld geven: onlangs hoorde ik dat sommige soorten zeevogels voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van de vangst van onder meer wasbeerhonden in Finland, die daar niet inheems zijn, maar van elders ingevoerd zijn.

Naar mijn mening is het voorstel van de Commissie helemaal niet te beperkt. Integendeel, het gaat juist veel te ver. Bovendien probeert de Commissie meer te zeggen te krijgen over kwesties die veel beter door de lidstaten geregeld kunnen worden.

Ik heb twee argumenten die de Commissie naar ik hoop in aanmerking zal nemen bij de opstelling van eventuele nieuwe voorstellen. Ten eerste denk ik dat we de bestaande internationale overeenkomsten als uitgangspunt moeten nemen en niet moeten proberen ze zover uit te breiden dat daardoor nieuwe barrières voor de handel ontstaan. Uiteindelijk is het enige wat we daarmee bereiken dat individuele fabrikanten en jagers gedupeerd worden. Zo creëren we alleen maar problemen. Bovendien - en dat is nog belangrijker - is het ook helemaal niet nodig ons te richten naar wat de Commissie wil en de overeenkomst uit te breiden; er had alleen maar een bepaling in de tekst opgenomen hoeven te worden waarin van de lidstaten geëist wordt dat zij delen van deze overeenkomst zelf implementeren.

Ten tweede zou dit voorstel de nodige bureaucratie met zich meebrengen, maar daaraan zouden we kunnen ontkomen. Lidstaten zoals Zweden hebben efficiënte stelsels ontwikkeld waarmee alle vallen worden getest. Om bureaucratie te vermijden had de Commissie moeten voorzien in de mogelijkheid de resultaten van tests waarin bepaalde vallen al onderzocht zijn over te nemen. Ik hoop dat de Commissie deze argumenten in aanmerking neemt en haar oor niet alleen te luisteren legt bij degenen die simpelweg een einde willen maken aan de vangst van dieren met behulp van vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Evans (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris had het net over onze internationale verplichtingen. Naar mijn mening is deze zogenaamde internationale overeenkomst op z’n zachtst gezegd ambigu. Ik ben geen juridisch expert, maar de Commissie moet toch toegeven dat er grote juridische inconsistenties bestaan tussen dit voorstel en het overige EU-beleid, waarop zowel mevrouw McAvan en de heer Blokland hebben gewezen, elk vanuit hun eigen uitgangspunt.

De heer Maaten noemde de Habitatrichtlijn. Ook proefdieren in het wetenschappelijk onderzoek hebben echter bescherming nodig. Dit zijn enkele belangrijke en serieuze maatregelen ter bescherming van dieren in het wild en dieren die helaas worden gebruikt in laboratoria.

Dit belangrijke onderwerp mogen we niet aan het toeval overlaten. De lucht in de atmosfeer en de lucht die we inademen wordt terecht gezien als een onderwerp voor de milieuwetgeving op EU-niveau. Ik wil de vorige spreker, de heer Fjellner, erop wijzen dat dit voorstel net zo belangrijk en noodzakelijk is, maar momenteel wordt hierin geen rekening gehouden met vele eerdere beslissingen.

Zoals de heer Schnellhardt al opmerkte, moeten we samenwerken met andere landen in de wereld – de Verenigde Staten, Canada en Rusland. Voor onze eigen geloofwaardigheid zouden we heel wat beter ons best kunnen en moeten doen.

Mijn dank aan de rapporteur voor haar werk. Namens de intergroep “dierenwelzijn” van dit Parlement vraag ook ik om intrekking van dit voorstel omdat het helaas niets zal doen voor het dierenwelzijn. Ik raad de commissaris aan om een vernedering te voorkomen door het voorstel in te trekken voordat er morgen plenair over wordt gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrete Auken (Verts/ALE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het natuurlijk eens met mijn eigen fractie en de anderen die argumenten tegen het voorstel van de Commissie hebben ingebracht en ik zal deze argumenten hier niet herhalen. Ik heb eigenlijk om het woord gevraagd om eraan te herinneren dat dieren die buiten leven in bijna elk opzicht een beter leven hebben dan dieren die in kooien worden gehouden. We hebben verschrikkelijke beelden gezien uit China van beren die in kooien worden gehouden vanwege de pels, maar het gaat niet alleen om beren. In Denemarken hebben we grote vossenfokkerijen en wat voor soort vallen men ook gebruikt om dieren te vangen, vossenfokkerijen zijn in elk geval geen beter alternatief, integendeel, vossenfokkerijen zijn je reinste dierenmishandeling. Ik vind dat men de andere dieren ook in deze discussie moet betrekken in plaats van dit probleem te negeren en ons alleen te bekommeren om dierenmishandeling bij de vallenjacht. Ik wil graag benadrukken dat we ons perspectief moeten verbreden om te voorkomen dat we de wrede behandeling van dieren legitimeren op boerderijen zowel in China als in Denemarken.

 
  
MPphoto
 
 

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben het pertinent oneens met de vorige spreker. Naar mijn mening worden dieren die in Europa voor bont worden gehouden veel beter behandeld dan de dieren in China. Het houden van herten, vossen en nertsen voor hun vacht is iets heel anders.

Bij deze gelegenheid schaar ik mij achter de conclusie van mevrouw Scheele dat het Commissievoorstel moet worden verworpen. Ik heb hier echter mijn eigen redenen voor. Ten eerste is de wettelijke grondslag van het Commissievoorstel twijfelachtig. Doel van dit voorstel is een handelsovereenkomst te implementeren waarmee de EU aan haar internationale handelsverplichtingen kan voldoen, terwijl de inhoud gaat over het welzijn van dieren in het wild, een gebied waarop de EU geen bevoegdheid heeft en zou moeten hebben. Het Verdrag geeft de EU alleen de verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn op het gebied van landbouw, transport, onderzoek naar de interne markt en voor het welzijn van dieren op veehouderijbedrijven inclusief pelsdierfokkerijen.

Ten tweede heeft de Commissie ons niet gezegd wat de effecten van het richtlijnvoorstel zouden zijn. De geschatte kosten voor het testen van een enkele val bedragen 30.000 tot 100.000 euro. Als de test met technische middelen wordt uitgevoerd, zouden de voorwaarden betrouwbaarder, goedkoper en gemakkelijker te meten zijn en eenvoudiger te standaardiseren zijn in alle lidstaten. Er is echter een probleem, zoals de heer Evans al zei. Ook proefdieren zijn dieren, en ook hun welzijn is onze verantwoordelijkheid. Bovendien is het van de gekke om voor het gebruik van zelfgemaakte vallen telkens een speciale vergunning te eisen. Hoe moeten volgens de Commissie de vergunningsaanvragen van tienduizenden Finse vallenzetters in Brussel afgehandeld worden?

Op de derde plaats wil ik net als vele andere sprekers wijzen op de nadelige effecten van het voorstel op natuurbehoud en de bescherming van wilde dieren. De wasbeer is geen inheemse soort in Finland maar een zeer succesvol jager op vogels en andere wilde dieren. Hij kan alleen onder controle worden gehouden door middel van vallen. Als het zetten van vallen ernstig wordt bemoeilijkt zoals in het voorstel wordt bepleit, dan gaat de biodiversiteit enorm achteruit.

Over het algemeen moeten we absoluut afgaan op lokale kennis bij het formuleren van wetgeving met betrekking tot het zetten van vallen en de jacht. Alleen de mensen ter plaatse hebben voldoende kennis van de lokale flora en fauna om een evenwichtige wetgeving te helpen creëren. Een onkundige inmenging op EU-niveau kan een verder nobel streven in gevaar brengen, net als op andere gebieden waar subsidiariteit geldt. Ik verzoek de Commissie dan ook vriendelijk het voorstel in te trekken om een vernedering morgen te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Mayer (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, sta mij toe om een groot aantal dingen even kort onder één noemer samen te vatten: het vangen van dieren met behulp van vallen vindt in de Europese Unie in honderdduizendvoud plaats, voornamelijk voor het beheer van de populatie in het wild levende dieren en met het oog op het tegengaan van de schade die zij veroorzaken, bijvoorbeeld in het geval van de bisamrat.

In 1998 heeft de EU een overeenkomst met Canada, Rusland en de Verenigde Staten gesloten over de invoering van normen voor de humane vangst van bepaalde diersoorten. Deze landen zijn de voornaamste exporteurs van pelzen en huiden. De EU heeft de twee besluiten derhalve terecht gebaseerd op haar bevoegdheid voor het algemeen economisch beleid en voor het internemarktbeleid. Doel van het onderhavige wetgevingsvoorstel is het omzetten van die overeenkomst in de EU. De Commissie neemt in haar voorstel een standpunt in over het evenwicht tussen het beperken van vermijdbaar dierenleed en de noodzaak van het jagen met behulp van vallen; een prematuur standpunt overigens, want de inhoudelijke discussie over dit onderwerp is nog lang niet afgerond.

Voor het creëren van de benodigde rechtsgrondslag wordt in het voorstel met name gekeken naar het milieubeheer. De verantwoordelijkheid van de EU voor het welzijn van dieren geldt echter uitsluitend in samenhang met andere gebieden zoals landbouw, vervoer, interne markt en onderzoek. De EU heeft dus geen algemene bevoegdheid met betrekking tot het welzijn van in het wild levende dieren. Uiteraard is het Europees Parlement er voorstander van dat het welzijn van in het wild levende dieren gewaarborgd wordt; dat geldt ook voor mij persoonlijk. Die waarborg dient echter via de wetgeving van de lidstaten geregeld te worden. Als Europees wetgever dient het Europees Parlement de subsidiariteitsrechten van de lidstaten te eerbiedigen en daarom moeten wij dit wetgevingsvoorstel - los van alle goede inhoudelijke bedoelingen - verwerpen.

Mijnheer de commissaris, de Europese Unie kan haar verplichtingen nakomen als de lidstaten de benodigde relevante regelingen uitvaardigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik duidelijk maken dat ook verwerping van voorstellen onderdeel uitmaakt van het democratisch proces, en ik vind dat ook absoluut geen vernedering of een aantasting van mijn eer. Dat hoort bij het democratisch proces en daar moet rekening mee worden gehouden.

Zoals ik reeds eerder zei, heb ik rekening gehouden met het standpunt van de Milieucommissie betreffende de verwerping van het Commissievoorstel. Ook heb ik geluisterd naar alle meningen die vanavond naar voren zijn gebracht. Ofschoon die meningen vaak uiteenlopende uitgangspunten hadden, kwamen ze wel bijna altijd tot dezelfde conclusie.

Met de onderhavige ontwerprichtlijn zou een rechtsleemte worden opgevuld, aangezien er, met uitzondering van de verordening van de Raad uit 1991, geen andere wetgeving is voor vangstnormen op het niveau van de Europese Unie, en als er al een wetgevingskader is op nationaal niveau, is dat zeer beperkt. Hoe dan ook, dit voorstel zou alleen iets toevoegen aan de bestaande wetgeving van de lidstaten en niets daaraan afdoen. Waar een strengere wetgeving bestaat, kan deze van kracht blijven.

Aangezien u echter zorgen hebt, en ik ook rekening houd met het standpunt van de Raad, wil ik u mededelen dat de Commissie heel zorgvuldig zal nagaan wat haar volgende stappen zullen zijn bij dit voorstel. Daarbij zal zij natuurlijk ook nadenken over een eventuele terugtrekking, maar in dit stadium wil ik alleen zeggen dat wij alle parameters in ogenschouw moeten nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid