Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 534k
Donderdag 1 december 2005 - Brussel Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Wijziging gemeenschappelijk BTW-stelsel wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief – Nadere voorschriften voor de teruggave van de BTW aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen – BTW toe te passen op arbeidsintensieve diensten
 4. Ontwikkelingen in Slowakije wat betreft de situatie van de politiemachten
 5. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 6. Stemmingen
 7. Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking
 8. Aanvullend protocol bij de Overeenkomst EG/Republiek Zuid-Afrika inzake handel, ontwikkeling en samenwerking in verband met de uitbreiding
 9. Rol van de "Euregio's" bij de ontwikkeling van het regionaal beleid
 10. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Andrzej Peczak
 11. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Giovanni Claudio Fava
 12. Ontwerp van gewijzigde begroting 6/2005 van de Europese Unie (zoals gewijzigd door de Raad)
 13. Ontwerp van gewijzigde begroting 6/2005
 14. Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline
 15. Octrooien voor farmaceutische producten die bestemd zijn voor landen met volksgezondheidsproblemen
 16. Bestrijding van aviaire influenza
 17. Uitgaven op veterinair gebied
 18. Uitbreiding van de eurozone
 19. Wijziging gemeenschappelijk BTW-stelsel wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief
 20. Nadere voorschriften voor de teruggave van de BTW aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen
 21. Europese regelgevende agentschappen
 22. Voorbereiding van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie
 23. Mensenrechten in Cambodja, Laos en Vietnam
 24. Olympische wapenstilstand
 25. Ontwikkeling en sport
 26. Richtsnoeren voor de goedkeuring van de Europese Commissie
 27. Toepassing van de communautaire mededingingsregels op het zeevervoer
 28. Europese elektronische-communicatieregelgeving en -markten in 2004
 29. BTW toe te passen op arbeidsintensieve diensten
 30. Stemverklaringen
 31. Rectificaties stemgedrag: zie notulen
 32. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 33. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
 34. Samenstelling Parlement: zie notulen
 35. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen
 36. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen
 37. Onderbreking van de zitting


  

VOORZITTER: INGO FRIEDRICH
Ondervoorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Wijziging gemeenschappelijk BTW-stelsel wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief – Nadere voorschriften voor de teruggave van de BTW aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen – BTW toe te passen op arbeidsintensieve diensten
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– het verslag A6-0323/2005 van Zsolt László Becsey, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief (COM(2005)0136 – C6-0113/2005 – 2005/0051(CNS)),

– het verslag A6-0324/2005 van Zsolt László Becsey, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 77/388/EEG vastgestelde teruggaaf van de BTW aan belastingplichtigen die niet in het binnenland maar in een andere lidstaat zijn gevestigd (COM(2004)0728 – C6-0251/2005 – 2005/0807(CNS)) en

– de mondelinge vraag (O-0106/2005) van Pervenche Berès, namens de Commissie economische en monetaire zaken, aan de Commissie over het aflopen van Richtlijn 1999/85/EG betreffende een verlaagd BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten (B6-0342/2005).

 
  
MPphoto
 
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE), rapporteur. (HU) Het gaat in dit debat om twee verslagen en ik zal beginnen met de minimumhoogte van het gewone BTW-tarief. Deze kwestie is van buitengewoon juridisch belang en ligt politiek zeer gevoelig. Volgens het verslag van de Commissie zou een verlenging van het huidige tijdelijke stelsel volgens de Zesde BTW-richtlijn – die op 31 december 2005 verloopt – gerechtvaardigd zijn. Hiermee bedoel ik dat we alleen de minimumhoogte van het gewone tarief zouden kunnen vaststellen, op het huidige niveau van 15 procent en dit stelsel, nog altijd met tijdelijke werking, zouden kunnen verlengen tot 2010. De Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement heeft dit voorstel besproken en kan zich grotendeels vinden in het Commissiestandpunt. Wij zijn het daarom ook eens met het voorstel en de genoemde verlenging tot 2010. We hebben aanvaard dat deze kwestie extra snel dient te worden behandeld, dat wil zeggen vóór de laatste bijeenkomst van de Ecofin-Raad op 6 december, opdat de Raad zijn besluit mede op basis van het advies van het Parlement kan nemen. Overeenkomstig het debat van de Commissie economische en monetaire zaken wijzigen wij het oorspronkelijke voorstel op één punt. Naast de minimumhoogte voor het gewone tarief willen we namelijk ook de maximumhoogte op 25 procent stellen. Dat is het hoogste tarief dat op dit moment wordt gehanteerd binnen de EU en zo wordt voorkomen dat lidstaten genoodzaakt worden om op korte termijn de wetgeving aan te passen of de begroting bij te stellen. De meerderheid van dit Parlement geeft echter aan dat wij, door deze koers te volgen, ons op het standpunt stellen dat verschillen tussen de gewone BTW-tarieven moeten worden voorkomen. Het Parlement heeft evenwel nog een ander belangrijk standpunt ingenomen ten aanzien van deze kwestie, dat niet van invloed is op het huidige, snelle besluit tot verlenging, maar dat voor ons relevant is. In feite willen we een situatie als de huidige voorkomen, waarin we onder tijdsdruk staan voor zowel de verlenging van de minimumhoogte van het normale BTW-tarief als het aan het einde van dit jaar verlopende, intensieve arbeidsstelsel. Bij de uitvoering van dat stelsel zijn diverse lidstaten betrokken geweest en zij hebben daarmee waardevolle ervaringen opgedaan. Ons verzoek aan de Commissie is derhalve om begin 2007 met een studie te komen zodat het Parlement te gelegener tijd in 2007 of 2008, zonder zich te haasten, een debat kan beginnen over inhoud en koers van het door de lidstaten uit te voeren BTW-beleid en de hiervoor benodigde EU-verordening.

In ons voorstel, waaraan is meegewerkt door alle fracties in het Parlement, verzoeken wij de Commissie om een evaluatie van de huidige verschillen tussen de gewone en impliciete – dat wil zeggen: naar één tarief omgerekende – BTW-tarieven en de daarmee samenhangende gevolgen voor de begroting van de EU, met name de verschillen tussen de lidstaten die bij de laatste uitbreiding zijn toegetreden. Laatstgenoemde kunnen de afzonderlijke verlaagde tarieven niet toepassen en de overgang op de speciale gebieden die niet zijn voorzien in de Zesde BTW-richtlijn (dat wil zeggen: niet opgenomen in Bijlage K of Bijlage H), alleen tot 2007 uitvoeren. Aan de hand van het door de Commissie op te stellen materiaal kunnen wij ons parlementaire standpunt bepalen inzake aan de bron of de consument in rekening gebrachte BTW, en vervolgens nagaan of we, volgens het subsidiariteitsbeginsel, al dan niet een minimum- en maximumhoogte op communautair niveau moeten vaststellen, en zo ja, of we het gewone of het impliciete – omgerekende – tarief voor deze BTW moeten hanteren. Een ander punt waarover het Parlement zich in de komende jaren in het kader van de doelmatigheid van het Stabiliteits- en Groeipact zal moeten buigen, is de mate van vrijheid die de lidstaten wordt gegund voor een eventuele verlaging van BTW-tarieven, evenals de vraag of de gewone tarieven dan wel de afzonderlijke vrijstellingen van de gewone tarieven de markt eerder zullen verstoren, voor zover van verstoring überhaupt sprake is. Terzelfder tijd zouden we op zoek kunnen gaan naar een antwoord op de vraag of de lidstaten werkelijk baat hebben bij de prioriteit die wordt gegeven aan consumptiebelasting – ten koste van directe belasting, en overwegend belasting betreffende werknemers – in hun streven naar verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen voor werkgelegenheid. Dat zouden de onderwerpen van het volgende debat zijn, waarvoor voldoende tijd zou moeten worden ingeruimd. Het is mijn overtuiging dat een goed achtergrondverslag van de Commissie het Parlement hierin kan bijstaan en dat we nog vóór 2010 een weloverwogen standpunt kunnen innemen. Op dit moment stellen wij echter nog een verlenging voor, met de wijziging dat we ook het maximumtarief moeten vaststellen, en wel op 25 procent.

Mijn tweede verslag betreft de teruggave van BTW. Het amendement op de voorliggende Achtste BTW-richtlijn maakt deel uit van een uiterst belangrijk pakket van drie amendementen dat in oktober 2004 door de Commissie is ingediend. Dat pakket is – terecht – overgenomen door de huidige Commissie en heeft bekendheid verworven vanwege het zogenaamde éénloketstelsel. Het Parlement heeft al een standpunt ingenomen over deze zaak en over samenwerking tussen de lidstaten op belastinggebied, in verband met twee verslagen die bij het Parlement zijn ingediend. Het is me een genoegen dat wij op verzoek van de Raad ook ons standpunt kenbaar kunnen maken, ook al is dat achteraf, inzake de Achtste BTW-richtlijn en BTW-teruggave. Ik wil allereerst zeggen dat we het volledig eens zijn met de wijze waarop de Commissie het hele conceptpakket benadert, met inbegrip van het amendement op de Achtste BTW-richtlijn, aangezien bedrijven zo de BTW die zij in andere lidstaten tegoed hebben, beter kunnen innen, en de procedure hiervoor sneller verloopt dankzij het gebruik van elektronische middelen. Tot nu was inning slechts mogelijk als een entiteit voor de BTW was geregistreerd in een andere lidstaat. Veelal zag men ervan af de lange, dure procedure te volgen en werd in de meeste gevallen de uitstaande BTW helemaal niet geïnd, omdat de administratieve rompslomp meer kosten meebracht dan het bedrag aan uitstaande BTW. Het huidige amendement brengt primair verbetering in de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen, die de meest moeite hadden om het voor BTW-teruggave benodigde apparaat op een rendabele manier in stand te houden.

De insteek van de Raad om de bevoegde instanties drie maanden de tijd te gunnen voor het beoordelen van een verzoek, komt eveneens ten goede aan kleine ondernemingen. Verder steunen wij het voorstel om een zeer aanzienlijke boete op te leggen aan de bevoegde belastingautoriteit voor elke maand waarmee de gestelde termijn wordt overschreden. Wij zijn niet akkoord gegaan met het voorgestelde amendement dat beoogde de verantwoordelijkheid hiervoor bij de afzonderlijke lidstaten te leggen. In onze amendementsvoorstellen hebben wij de Commissie gevolgd en benadrukt dat naast de bescherming van ondernemingen, ook de verantwoordelijkheden van de autoriteiten van de lidstaten duidelijk dienen te worden omschreven, met waar nodig rectificaties en onder vermelding van specifieke termijnen voor verzending, beoordeling, besluitvorming en teruggave. Dat is de inhoud van onze amendementen. Voorts hebben we apart opgenomen dat de onderzoeksperiode van drie maanden niet opnieuw kan ingaan, ook niet indien nadere gegevens nodig zijn of indien er sprake is van andere problemen – zoals wij hebben begrepen uit het voorstel van de Commissie. Onzes inziens mag de hele procedure namelijk nooit meer dan vier maanden in beslag nemen, ook niet wanneer zich dergelijke problemen voordoen. Het doel van ons voorstel is onnodige vertraging bij de teruggave te vermijden en het geld in overheidsfondsen te houden. Hoewel we dit om juridische redenen niet in ons advies konden opnemen als formeel amendementsvoorstel, hoop ik toch dat de autoriteiten als onderdeel van het pakket, als onderdeel van het hele OSS-pakket, onderling sneller gaan samenwerken, want dat helpt liquiditeitsproblemen bij kleine ondernemingen voorkomen, evenals problemen in verband met het recht op BTW-teruggave en de vaststelling van percentages, en zelfs gevallen van misbruik, want fraude en de oprichting van fictieve bedrijven komen vaak voort uit een poging om fictieve export-BTW terug te vragen.

Ik hoop dat de Raad in de loop van zijn debat besluit tot een verlaging van de bovengrens van de termijn van tien tot veertig dagen voor elektronische gegevensverzending door belastingautoriteiten in het land van verblijf. Het belangrijkste is evenwel een zo snel mogelijke uitvoering van het pakket en we hopen dat we over een paar jaar (we hebben om vier jaar gevraagd in verband met de OSS) de uitvoering kunnen evalueren op grond van het Commissieverslag. Ik ben ervan overtuigd dat de procedure (en de controle op misbruik) in de toekomst soepeler kan verlopen met behulp van een of andere gemeenschappelijke databank of via eenvoudiger toegang tot de databanken van andere lidstaten. Voordat het zo ver is, zal echter een oplossing moeten worden gezocht voor een groot aantal juridische, gegevensbeschermings- en andere kwesties, die na de eerste evaluatie nader bestudeerd moeten worden.

Al met al is in dit stadium het belangrijkste dat dit positieve voorstel zo snel mogelijk in werking wordt gezet en dat onze ondernemingen er de vruchten van kunnen plukken.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE), vraagsteller. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, geachte collega’s, namens de Commissie economische en monetaire zaken willen we de twee verslagen inzake BTW van onze eminente collega, de heer Becsey, graag aangrijpen om dit Parlement een mondelinge vraag voor te leggen, die naar ik hoop gevolgd zal worden door het aannemen van een resolutie. Wat verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten betreft bevinden we ons namelijk in een economische, sociale, politieke en juridische situatie die op zijn minst onplezierig en zelfs ronduit complex te noemen is.

We hebben een stelsel dat inmiddels twee keer verlengd is. Verder heeft de Commissie ons in 2003 een voorstel voorgelegd waarmee nagenoeg alle leden van dit Parlement op 4 december 2003 hebben ingestemd en dat sindsdien geblokkeerd wordt door de Raad. We krijgen heel vaak te horen dat better regulation veronderstelt dat het Parlement sneller werkt, maar ik heb soms de indruk dat we ook eens moeten kijken hoe de Raad het er op dit punt van afbrengt.

Deze kwestie is onderworpen aan de unanimiteitsregel, en sommige lidstaten die alleen oog hebben voor nationale belangen en die BTW-tarieven daarbij als speelbal gebruiken, blokkeren de verlenging van dit stelsel binnen de Raad, een stelsel dat nochtans zijn waarde bewezen heeft. Met dit stelsel kunnen we namelijk banen scheppen, zwartwerk tegengaan en het belastingstelsel op het niveau van de lidstaten beter op elkaar afstemmen. Dat is de reden dat onze commissie deze mondelinge vraag aan de orde wilde stellen, waarmee we ons geheel achter het initiatief van de Commissie en de achtereenvolgende inspanningen van de Luxemburgse en Britse voorzitterschappen scharen, die allebei een compromisvoorstel op tafel hebben gelegd dat volledig tegemoetkomt aan de vanaf 2003 door dit Parlement kenbaar gemaakte wensen.

We staan momenteel met de rug tegen de muur: dit tweemaal verlengde stelsel loopt aan het einde van dit jaar af en in negen lidstaten weten hele sectoren tot op de dag van vandaag nog steeds niet welk belastingstelsel vanaf 1 januari 2006 op hen van toepassing zal zijn. We staan aan de vooravond van een Ecofin-Raad waar de ministers van Economische Zaken en Financiën hopelijk het bijzonder luide signaal zullen horen dat dit Parlement via deze mondelinge vraag wil afgeven, maar ook via meerdere schriftelijke verklaringen die in het register van ons Parlement zijn ingeschreven en door talloze afgevaardigden zijn ondertekend.

Het Luxemburgse voorstel, dat is overgenomen door het Britse voorzitterschap, stelt ons in staat om wat tot nu toe niet meer dan een experiment was te verduidelijken, te vereenvoudigen, te harmoniseren en op grote schaal in te voeren. Voor de bouwsector en de thuiszorg is het in de eerst plaats zaak om de verlaagde BTW-tarieven te prolongeren. Het is zaak een flexibeler mechanisme te prolongeren en plannen te maken om dit mechanisme te verlengen tot 2015. Het is zaak om de inhoud van de beruchte bijlage H op coherente wijze van tafel te vegen. Het is zaak, op initiatief van het Britse voorzitterschap, om het hele mechanisme om de vijf jaar tegen het licht te houden. Het lijkt me dat we evenwichtige voorstellen voor ons hebben liggen die het mogelijk maken om, nogmaals, banen te creëren in arbeidsintensieve sectoren – daaruit blijkt de samenhang van het voorgestelde belastingstelsel –, zwartwerk tegen te gaan en bij te dragen aan wat langzaam maar zeker uitgroeit tot het leidmotief van dit huis – en naar ik hoop ook van de Raad -, namelijk better regulation en de doelstellingen van de strategie van Lissabon.

Ik wil de Raad nogmaals zeggen, ofschoon ik zie dat deze hier vanochtend niet aanwezig is, hoe belangrijk het is de ministers van Economische Zaken en Financiën op één lijn te krijgen. Ik vind dat uit het oogpunt van solidariteit, die ook aan het werk van dit College ten grondslag moet liggen, het bestaande stelsel met nog een jaar moet worden verlengd wanneer onverhoopt niet alle lidstaten het Luxemburgse en Britse voorstel goedkeuren. Dat zou de minst slechte oplossing zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  László Kovács, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik met mijn inleiding begin, wil ik u en de geachte leden mijn verontschuldigingen aanbieden voor de vertraging. Er waren wat verkeersproblemen, maar ik ben er en ik zal het standpunt van de Commissie toelichten.

Ik wil de rapporteur, de heer Becsey, voor zijn twee verslagen bedanken, en mevrouw Berès voor haar mondelinge vraag over dit o zo belangrijke onderwerp, dat mij na aan het hart ligt. Ik zal eerst ingaan op het voorstel over de minimumhoogte van het normale BTW-tarief. Daarna zal ik mijn licht laten schijnen over de mondelinge vraag en de ontwerpresolutie over het verlaagde BTW-tarief. Tot slot zal ik in het kort ingaan op het voorstel betreffende de Achtste BTW-richtlijn, dat deel uitmaakt van het éénloketpakket waarover in september uitvoerig is gedebatteerd in dit Parlement.

De Commissie bedankt het Europees Parlement voor de snelle behandeling van het voorstel over de minimumhoogte van het normale BTW-tarief, en bedankt in het bijzonder de rapporteur, de heer Becsey, voor zijn actieve en positieve bijdrage. Dit voorstel moet zo spoedig mogelijk worden goedgekeurd, aangezien de huidige regeling op 31 december 2005 afloopt. Als er geen tijdig besluit wordt genomen, ontstaat er een juridische leemte in de EU-wetgeving.

In combinatie met de overgangsregelingen hebben de op dit moment geldende regels voor het normale BTW-tarief tot nu toe redelijk gefunctioneerd. Het is dan ook juist om de huidige minimumhoogte van het normale tarief voor nog eens vijf jaar op 15 procent te houden om de in gang zijnde tenuitvoerlegging van de strategie ter vereenvoudiging en modernisering van de bestaande communautaire BTW-wetgeving te kunnen afronden.

Ik kan u melden dat het Europees Economisch en Sociaal Comité positief op het voorstel heeft gereageerd. Het comité heeft onderkend dat het Commissievoorstel binnen de huidige constellatie – dat wil zeggen het unanimiteitsbeginsel – het beste perspectief biedt. Hoewel ik zeer veel begrip heb voor de bezorgdheid van de geachte afgevaardigden over het feit dat er slechts één maand voor het verstrijken van de regeling inzake de verlaagde tarieven voor arbeidsintensieve diensten nog geen besluit van de Raad ligt, wil ik benadrukken dat het huidige voorstel volgens mij geen oplossing biedt voor dit probleem. Ik doe dan ook een zeer dringend beroep op de geachte afgevaardigden om geen link te leggen tussen dit dossier en het overleg over de werkingssfeer van de verlaagde BTW-tarieven, dat momenteel gaande is in de Raad op basis van het compromisvoorstel van de Commissie uit 2003.

Dit brengt mij bij de mondelinge vraag en de ontwerpresolutie over de verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten. Ik wil u bedanken voor het feit dat u deze vraag aan de Commissie stelt. Ik ben mij ervan bewust dat deze kwestie van groot belang is voor het publiek en het bedrijfsleven. Deze kwestie baart mij eveneens zeer veel zorgen, aangezien de huidige regeling voor de toepassing van verlaagde BTW-tarieven op arbeidsintensieve diensten eind dit jaar afloopt. Ik heb zeer veel waardering voor de inspanningen van het Britse voorzitterschap om een compromis over de verlaagde BTW-tarieven te bereiken. Deze kwestie, die op 8 november is besproken tijdens de Raad Ecofin, staat voor 6 december opnieuw op de agenda. Het zou een zeer slechte zaak zijn als er eind dit jaar geen Raadsbesluit ligt over de toepassing van verlaagde tarieven op arbeidsintensieve diensten. Ondernemingen zijn zeer bezorgd omdat ze behoefte hebben aan rechtszekerheid. Ik kan u verzekeren dat de Commissie haar uiterste best zal doen om het voorzitterschap bij te staan bij het bereiken van een conclusie over dit onderwerp.

Zonder in detail te treden over het compromis van het voorzitterschap, wil ik de problemen die bij eerdere discussies over dit onderwerp zijn gerezen, toelichten. Sommige delegaties verwerpen principieel elke vorm van uitbreiding van bijlage H. Ik moet zeggen dat ik dat standpunt niet echt begrijp. De in bijlage H opgenomen verlaagde tarieven zijn optioneel, zodat er, afgezien van een paar categorieën waarvoor op grote schaal verlaagde tarieven worden toegepast in heel Europa, nu al grote verschillen bestaan tussen de lidstaten.

Als we de talrijke specifieke afwijkingen voor sommige lidstaten incalculeren, worden die verschillen nog groter. Restauratieve diensten zijn een heel goed voorbeeld. De helft van de lidstaten past momenteel verlaagde tarieven op restauratieve diensten toe via specifieke afwijkingen, en dit heeft niet geleid tot klachten of concurrentieverstoring. Waarom dus niet alle lidstaten die dat willen in de gelegenheid stellen een verlaagd tarief in deze sector toe te passen? Sommige lidstaten dringen aan op meer subsidiariteit. De begrotingsgevolgen van de ruimere toepassing van verlaagde tarieven komen hier ook om de hoek kijken. Naar mijn mening zijn in dit verband slechts een paar sectoren echt relevant. In principe hebben alleen restauratieve diensten en diensten in de bouw potentieel significante gevolgen voor de begroting. Wat de bouwsector betreft bijvoorbeeld zou de Raad zich kunnen buigen over criteria voor de beperking van de werkingssfeer van verlaagde tarieven om de mogelijke begrotingsgevolgen zoveel mogelijk terug te dringen, bijvoorbeeld door het verlaagde tarief te beperken tot gebouwen boven een bepaalde leeftijd.

Ik wil het economisch belang van de bouwsector benadrukken. U weet dat de Commissie altijd heeft getwijfeld aan de positieve werkgelegenheidseffecten van de invoering van verlaagde BTW-tarieven. Dit is nog steeds het geval. Desalniettemin moeten we ons realiseren dat het BTW-tarief in elk geval in déze sector een belangrijke rol speelt. Als tegenovergestelde van de verlaging van het tarief zou de verhoging ervan, door de herinvoering van het normale tarief, best wel eens tot een onmiddellijke prijsstijging voor de consument kunnen leiden. Dit zou nadelige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid, en zelfs een stimulans kunnen zijn voor de zwarte economie in de desbetreffende lidstaten. Ik ben mij ervan bewust dat het bedrijfsleven, de desbetreffende lidstaten en het Europees Parlement zeer bezorgd zijn in dit verband. Ik denk dan ook dat er goede politieke en economische redenen zijn om ten minste het behoud van de status quo in deze sector toe te staan.

Er zijn echter wel een aantal voorwaarden. Ten eerste mogen alleen plaatselijk verleende diensten gaan vallen onder de bestaande werkingssfeer van de bepalingen inzake verlaagde BTW-tarieven. De uitbreiding van verlaagde tarieven tot nieuwe categorieën goederen moet worden voorkomen, aangezien het risico van concurrentieverstoring te groot is.

Ten tweede is het louter verlengen van de huidige experimentele verlaagde tarieven voor arbeidsintensieve diensten levensvatbaar noch wenselijk. Hoewel ik aanvankelijk veel voor deze oplossing voelde, moeten we erkennen dat het een illusie is te denken dat een eenvoudige verlenging meer kans maakt unaniem door de Raad te worden aangenomen dan het compromis dat nu wordt besproken. Bovendien wordt dit experiment slechts in negen lidstaten gehouden, en een eenvoudige verlenging zou alleen de ongelijke behandeling van lidstaten verlengen. Ik moet benadrukken dat de Raad al ruim twee jaar de tijd heeft gehad om tot een besluit te komen. Hij moet zich niet opnieuw aan zijn verantwoordelijkheden onttrekken.

Ten derde moet het compromis eerlijk zijn, in die zin dat het een stap in de richting van de gelijke behandeling van alle lidstaten moet zijn. Het voorstel van het Britse voorzitterschap voor een eerste verlenging van de in tijd beperkte afwijkingen voor de nieuwe lidstaten tot 2015 draagt naar mijn mening juist bij tot deze doelstelling.

Ik weet dat sommige van de geachte leden het misschien niet helemaal eens zijn met deze lijn, met name wat betreft de verlenging van de arbeidsintensieve diensten. Laat mij daarom deze gelegenheid aangrijpen om hen te herinneren aan het feit dat toen de Raad het eens werd over de tweede verlenging van de verlaagde tarieven voor arbeidsintensieve diensten met nog eens twee jaar, de Commissie van mening was dat de nieuwe lidstaten dezelfde mogelijkheden moesten krijgen. Ten tijde van de pretoetredingsonderhandelingen werd de mogelijkheid van de toepassing van verlaagde tarieven op arbeidsintensieve diensten niet relevant geacht, daar het experiment aanvankelijk zou eindigen op 31 december 2003, dat wil zeggen vóór de uitbreiding van de EU. De verlenging van de maatregelen vormde dan ook een nieuwe factor, die vereiste dat de situatie opnieuw wordt bezien. Deze is duidelijk anders dan in 2003, en het is daarom uiterst onwaarschijnlijk dat de Raad – zoals hij eerder deed – de Commissie unaniem zal verzoeken met een voorstel tot verlenging te komen. Daarnaast biedt het eenvoudigweg verlengen van het experiment met de arbeidsintensieve diensten geen oplossingen voor het wijdverbreide verzoek om ook restauratieve diensten in aanmerking te laten komen voor verlaagde tarieven, omdat ze momenteel niet in bijlage K zijn opgenomen.

Al met al denk ik dat het absoluut noodzakelijk is dat de Raad nu de lijnen van een haalbaar compromis uitzet met het oog op een politiek besluit in december tijdens de laatste Ecofin-vergadering onder het Britse voorzitterschap. De Commissie is echter afhankelijk van de Raad, en we kunnen niet meer doen dan de Raad zoveel mogelijk bijstaan bij het bereiken van een akkoord.

Als commissaris die verantwoordelijk is voor belastingen kan ik u verzekeren dat de Commissie bereid is haar uiterste best te doen en de grootst mogelijke flexibiliteit aan de dag te leggen tijdens de Ecofin-vergadering van 6 december om bij te dragen tot het bereiken van een unaniem akkoord op basis van het Britse compromis.

Tot slot wil ik kort ingaan op het voorstel betreffende de Achtste BTW-richtlijn. Ik heb meermaals onderstreept dat een van de manierem om de doelstellingen van Lissabon te bereiken bestaat in het terugdringen van grensoverschrijdende administratieve lasten en nalevingskosten om EU-brede activiteiten van bedrijven te vergemakkelijken. Vandaag kan de volgende stap in de richting van deze doelstelling worden gezet. Het voorstel dat vandaag wordt besproken, is een onderdeel van het bredere pakket dat bekend staat als het eenloketstelsel. De andere onderdelen van het totale voorstel – de vereenvoudigingsmaatregelen, waarbij belastingplichtigen aan hun BTW-verplichtingen kunnen voldoen in de lidstaten van vestiging, en de regels betreffende de uitwisseling van informatie tussen lidstaten – werden in september door dit Parlement aangenomen. Dit onderdeel van het voorstel beoogt de aanpassing van de procedure voor de BTW-teruggave aan handelaren die hun BTW moeten terugvorderen in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn. Het huidige omslachtige, op papieren formulieren gebaseerde teruggavesysteem van de achtste richtlijn zal worden vervangen door een volledig elektronische procedure. Als gevolg van het nieuwe voorstel zal de procedure voor de BTW-teruggave aanzienlijk versneld kunnen worden. Dit zal met name de kleine en middelgrote ondernemingen goed uitkomen. In dit opzicht verwelkom ik de positieve bijdrage van de rapporteur, hoewel ik niet akkoord kan gaan met de voorgestelde amendementen. De meeste onderwerpen worden in feite al bestreken door het Commissievoorstel betreffende het eenloketpakket. Ik vraag dan ook om uw steun voor het oorspronkelijke standpunt van de Commissie.

Nu ga ik aandachtig luisteren naar uw standpunt over de drie BTW-dossiers die op de agenda van deze vergadering staan, en ik zal in mijn slotopmerkingen mijn standpunt bepalen ten aanzien van de ingediende amendementen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen, namens de PPE-DE-Fractie. Voorzitter, commissaris. Hartelijk dank, commissaris, voor uw hoopgevend discours. Ik denk dat we dit goed kunnen gebruiken in de BTW-wetgeving, want terwijl iedereen de mond vol heeft van betere wetgeving en goed bestuur, zien we in twee van de drie kwesties die in dit debat aan de orde zijn, toch maar het tegenovergestelde.

Het is een goede zaak dat werk gemaakt wordt van de vereenvoudiging van de voorschriften van teruggave van BTW aan belastingplichtigen die gevestigd zijn in een andere lidstaat. Ondernemers, ook de kleinsten onder hen en ook alle KMO’s, zullen nu allemaal de kans krijgen om effectief hun centen terug te vragen en dit binnen een aanvaardbare termijn. Dat kunnen wij, PPE-DE-leden, alleen maar bijtreden.

Maar dan is er het voorstel tot verlenging van de drempel van het normale BTW-tarief. Dat die verlenging voorgesteld wordt, is natuurlijk een goede zaak en dat steunen wij ook. Alleen vinden we het toch wel wat dramatisch dat zo’n maatregel er nog moet komen minder dan 30 dagen voor het verstrijken van de termijn, voor de inwerkingtreding van de opvolger. Maar goed, iedereen weet wat er komt. Later zal erover beslist worden en dat is iedereen weer voor vijf jaar gerust.

Maar erger is het gesteld met het gesukkel – en ik heb hiervoor geen beter woord – omtrent bijlage K en onrechtstreeks ook bijlage H van de zesde BTW-richtlijn. Het experiment met het verlaagde BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten loopt nu al dubbel zo lang als oorspronkelijk gepland. De Raad slaagt er maar niet in te evalueren en knopen door te hakken.

De sectoren die wij, vanuit de Commissie en vanuit het Europees Parlement, in 2003 hoop gegeven hadden in verband met de mogelijkheid een verlaagd BTW-tarief te krijgen – de horeca, de bouwsector, maar ook de wasserijen en het tuinonderhoud – al deze sectoren blijven op hun honger. De Raad zegt niet ja, de Raad zegt niet nee, de Raad beslist niet en de Raad is ook hier afwezig. Wij creëren hier onzekerheid. Onzekerheid is nefast voor economische ontwikkeling. In een periode waar we snakken naar groei en meer werkgelegenheid is dit onaanvaardbaar. Commissaris, wij rekenen op uw steun in het debat met de Raad en verder zijn wij het helemaal eens met de twee verslagen-Becsey en met de resolutie die gekoppeld is aan de mondelinge vraag.

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg, namens de PSE-Fractie. Voorzitter, ik was degene die applaudisseerde omdat ik het helemaal eens was met wat mevrouw Thyssen zei. Ik wil eerst ook mijn hulde betuigen aan de rapporteur, meneer Becsey, die zich door deze moeilijke materie heen worstelt en inmiddels in de Commissie Economische en monetaire zaken onze specialist op BTW-terrein is geworden. Wij steunen zijn verslag en ook wat anderen hebben gezegd over de teruggave van BTW. Het is echt heel belangrijk dat dat sneller en ook eenvoudiger gebeurt voor bedrijven die over de grenzen opereren, anders is de interne markt in Europa een farce.

Het andere verslag houdt verband met de mondelinge vraag die we voorgelegd hebben en de termijnen waarbinnen een aantal zaken geregeld moeten worden. Ik sluit mij helemaal aan bij de woorden van mevrouw Thyssen, namelijk dat het belachelijk is dat er nu, één maand van tevoren, nog onzekerheid bestaat, met name in de sectoren van arbeidsintensieve diensten. Die weten nog steeds niet waar ze aan toe zijn. De commissaris valt hier niets te verwijten, het is de Raad die hier als rechtspersoon wordt aangesproken en die er niet in slaagt een regeling vast te leggen.

Hier staat een voorstander van die arbeidsintensieve diensten. Ik zou het liefst zien dat ze in bijlage H, in die structurele oplossing, worden opgenomen. Ik hoop dat ons appèl hier in dit Parlement het laatste zetje zal geven om er in ieder geval voor te zorgen dat er een regeling wordt getroffen en dat er tijd gecreëerd wordt om volgend jaar die discussie te voeren. Ik ben er voorstander van om die discussie veel breder te voeren. Ik denk dat het hele debat over het verschuiven van indirecte naar directe belastingen, iets wat uw premier Verhofstadt ook nog eens heel uitdrukkelijk aangekaart heeft, alles te maken heeft met de manier waarop we structureel met die BTW-tarieven omgaan.

Daarom ben ik ook, net als meneer Becsey, geen voorstander van het nu al formuleren van een maximumtarief in deze tijdelijke periode en wél voorstander van het structureel maken van de mogelijkheid om die lage tarieven te hanteren. Als je een verschuiving wil van directe naar indirecte belastingen, die inderdaad veel kan opleveren, dan heb je ook een differentiatie van de tarieven nodig. Lage tarieven vanuit sociale motieven, vanuit motieven van werkgelegenheid, om zwartwerk te regulariseren en te voorkomen: dat zijn allemaal elementen die je daarbij moet betrekken. En misschien moet je ook hogere tarieven kunnen hanteren voor bepaalde luxe- of milieuvervuilende factoren.

Ik denk dat die structurele discussie echt volgend jaar gevoerd moet worden en ik hoop dat deze commissaris daar ook een aanzet toe kan geven. Ik hoop dat de lidstaten zich niet iedere keer weer verschuilen achter de unanimiteitsregel en de mogelijkheid die ze hebben om hier allerlei blokkades op te voeren en dealtjes te sluiten. Ik denk dat dat geen fatsoenlijk bestuur is en geen goede wetgeving, zoals mevrouw Berès gezegd heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie. (LT) Ik wil mijn collega, de heer Becsey, eveneens bedanken voor zijn werk in verband met de BTW-kwestie en de daaraan gerelateerde documenten. Vandaag bespreken wij een belasting die voor heel Europa relevant is. Hoewel de Europese Unie geen gemeenschappelijk belastingbeleid voert, is de belasting over de toegevoegde waarde onmisbaar als inkomstenpost op de Europese begroting. Al in 1977, ten tijde van de vaststelling van de Zesde BTW-richtlijn, werd geprobeerd om, in algemene zin, een gemeenschappelijke basis voor de BTW in het leven te roepen om verzekerd te zijn van regelmatige bijdragen tot de begroting van de Unie.

Het werk op dit gebied heeft aanzienlijke resultaten voortgebracht. Het huidige stelsel van BTW-tarieven voorziet echter nog altijd in uitzonderingen in de vorm van aanzienlijk lagere BTW-tarieven voor bepaalde diensten en goederen. Bovendien speelt bij deze uitzonderingen niet alleen de vraag op welke producten ze van toepassing zijn in de verschillende lidstaten, maar ook het feit dat de voorwaarden uiteenlopen. Een dermate ingewikkeld stelsel maakt het budgetteren voor de langere termijn er niet eenvoudiger op en kan aanleiding zijn voor het ontstaan van verschillen in de voorwaarden waaronder de lidstaten uitvoering geven aan de bepalingen van de BTW-richtlijn.

Ik sluit mij derhalve aan bij de voorstellen dat de Europese Commissie een gemeenschappelijke lijst van diensten en goederen samenstelt waarvoor een lager tarief zou gelden. Daarnaast zou de Commissie de macro-economische gevolgen voor, en ervaringen van, verschillende landen moeten evalueren om ervoor te zorgen dat de lijst ook voor de langere termijn geldig blijft en niet slechts tijdelijk van aard is, tenzij uitdrukkelijk anderszins wordt overeengekomen. Een dergelijke lijst kan ertoe bijdragen dat een einde komt aan de ongewenste situatie dat sommige landen in uitzonderingsgevallen lagere tarieven hanteren, terwijl andere landen die tarieven niet kunnen toepassen. Een gemeenschappelijke lijst zou ongetwijfeld ook zorgen voor een stabiele inkomstenpost op de Europese begroting, aangezien de lijst een langetermijnprognose van financiële stromen mogelijk maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton, namens de Verts/ALE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, over verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten gesproken: het is bijna een jaar geleden dat het Parlement een verslag, waarvoor ik rapporteur was, heeft aangenomen, dat een overweldigende steun inhield voor het beginsel dat alle lidstaten het recht moeten hebben de regeling toe te passen. Het is teleurstellend dat er in het afgelopen jaar geen vooruitgang is geboekt.

Destijds stelde ik dat er uiteraard gelijkheid tussen de lidstaten moet bestaan, maar ook dat we druk op de Raad moesten uitoefenen om dit beginsel te verheffen tot een permanent uitgangspunt bij ons streven naar het uitvoeren van de strategie van Lissabon. Ik geef toe dat de voordelen misschien lastig in termen van concrete nieuwe banen te vertalen zijn, maar ik ben er ook van overtuigd dat het plotseling opnieuw toepassen van BTW op arbeidsintensieve diensten nadelige gevolgen zal hebben.

Ik weet uit eigen ervaring in een klein bedrijf in de bouwsector dat het verplicht heffen van het volledige BTW-tarief van invloed is op de keuze van de consument. In een groot aantal gevallen kiezen consumenten voor een BTW-vrije oplossing. Deze resolutie, die door alle fracties wordt gesteund en waarover vandaag zal worden gestemd, is redelijk. Dit is het minste wat we van de Raad mogen verwachten als we niet geconfronteerd willen worden met een plotselinge schok als gevolg van de beëindiging van deze regeling, waarin de lidstaten naar ik hoop aangezet kunnen worden tot een intensievere deelname, zodat we meer gegevens kunnen verzamelen over de positieve effecten, die, daar ben ik zeker van, kwantificeerbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou, namens de GUE/NGL-fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, indirecte belastingen zijn het belangrijkste middel om het volksinkomen af te romen en daarom zijn ze asociaal.

De permanente belastingvrijstellingen voor het kapitaal en zijn winsten, zogezegd om meer investeringen te kunnen doen, gaan gepaard met een verhoging van de indirecte belastingen en een vermindering van het volksinkomen. Daarom zijn wij gekant tegen elke vorm van indirecte belasting en vooral tegen het BTW-stelsel in zijn huidige vorm.

Onlangs heeft de Griekse regering, die de dictaten van het Stabiliteitspact trouw uitvoert, de BTW met 1 procent verhoogd. Tegelijk gaat het gerucht dat de BTW onder druk van de Commissie nog verder zou worden verhoogd. Voor de winsten van het bedrijfsleven wordt uiteraard een belastingvermindering van 10 procent voorgesteld. Het klinkt ironisch, maar wellicht gaan we nog een BTW-plafond van 25 procent bepleiten, omdat we dan zeker kunnen zijn dat hij niet meer zal stijgen.

De percentages van 15 tot 25 maken geen onderscheid meer mogelijk tussen noodzakelijke producten of luxegoederen. De uniforme belastingvoeten, waardoor een arme arbeider en een rijke rentenier dezelfde verbruiksbelasting betalen of waardoor een tube tandpasta en een luxejacht met hetzelfde tarief worden belast, zijn veel hoger dan de belasting op kapitaal. Er circuleren zelfs voorstellen om het schijvenstelsel bij de directe belastingen af te schaffen en een vlaktaks in te voeren op hetzelfde niveau als de indirecte belastingen.

Het algemeen toepassen van de experimentele richtlijn, waardoor arbeidsintensieve diensten van een lager BTW-tarief kunnen genieten, blijkt niet mogelijk te zijn. Dat typeert de uniforme strategie van het kapitaal en is kenmerkend voor de machtsstrijd binnen de zakenwereld. De geldigheidsperiode van deze richtlijn, die de lidstaten toelaat een lager BTW-tarief te hanteren voor bepaalde activiteiten en zo werkgelegenheid te redden, is al tweemaal verlengd. Maar tot dusver kon de richtlijn niet in alle lidstaten worden toegepast en dat bewijst hoe oneens men het hierover is.

Wij vechten samen met de werknemers voor het beschermen van het volksinkomen, het afschaffen van de indirecte belastingen en het toepassen van een progressief beleid van belastingen op inkomsten en kapitaal, zodat werknemers, gepensioneerden, werklozen en de volksmassa’s in het algemeen het gelag niet meer hoeven te betalen en zodat belastingen geen middel meer vormen om het inkomen van werknemers te herverdelen ten voordele van het grootkapitaal.

 
  
MPphoto
 
 

  John Whittaker, namens de IND/DEM-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag van de heer Becsey over de minimumhoogte van het normale tarief wordt gesteld dat het uiteindelijke doel van het Europees Parlement is om een bijdrage te leveren aan de opleving van de economische productiviteit en groei in de EU. Hoewel dit nobele motieven zijn, hoop ik dat u mij zult toestaan een paar woorden te spreken die ter algemeen advies mogen dienen.

De groei in de eurozone wordt door het IMF geraamd op 1,8 procent in 2006, waarbij de grootste economieën het slechtst presteren. Deze geringe groei is verre van toereikend om het sociaal programma van de EU te dragen. De Commissie suggereert dat een verlaging van de inkomstenbelasting met 1 procent van het BBP een verhoudingsgewijs hogere groei zou opleveren. Een geharmoniseerde BTW-regeling zou derhalve gebruikt moeten worden voor een verschuiving van directe naar indirecte belastingheffing. Helaas is er geen onomstotelijk bewijs dat deze groei dan zal optreden. Bovendien impliceert deze verschuiving een herverdeling van arm naar rijk, zoals bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat grondbezitters meer bevoordeelt dan boeren. Is dit echt wat we willen?

Ik zou liever zien dat onze partners in de Commissie hun pogingen tot belastingharmonisatie staken. Realiseren zij zich niet dat hun obsessief najagen van illusoire gelijke omstandigheden en hun naar binnen gekeerde, door reguleringsdrift ingegeven beleid de groei eerder afremmen dan stimuleren? De arbeidstijdenrichtlijn, de richtlijn tijdelijke werknemers, het gemeenschappelijk landbouwbeleid: allemaal voorbeelden van een Europese Unie die weigert zich open te stellen voor de realiteit van wereldwijde markten, vrijhandel en efficiency, en die in plaats daarvan vasthoudt aan een achterhaald sociaal model, waarvoor geen plaats meer is in de mondiale economie.

Harmonisatie moet wel het laatste zijn dat op de agenda komt van een nationale regering die in eigen land een hogere economische groei wil zien. Een dosis echte deregulering daarentegen zou voor wonderen zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik wil de heer Whittaker erop wijzen dat bij wereldwijd gehouden enquêtes Europa als meest aantrekkelijke regio van de gehele wereld uit de bus is gekomen. Het grootste deel van de wereldbevolking zou dus liever in Europa wonen, zelfs liever dan in Amerika. Hieruit kan worden afgeleid dat het Europese systeem nooit zo slecht kan zijn als u beweert.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, als u uw leidingevende rol ook gebruikt om politieke statements af te geven, dan doet u dat vast en zeker voor uw imago. Maar deze zaken, zo technisch als ze mogen klinken, raken toch aan de grondslagen van ons leven als Gemeenschap. Bij BTW-vraagstukken gaat het ook altijd om gerechtigheid. We moeten wel constateren dat de Europese Unie vanuit haar zwakheid – omdat de tanden van onze organisatie niet meer kunnen bijten – nu steeds meer haar toevlucht neemt tot het BTW-kunstgebit om nog zekere belastinginkomsten te kunnen opbouwen die die naam verdienen. Dit is een erg onrechtvaardige benadering omdat, zoals bekend, vaak de verkeerde mensen hiervan de dupe worden.

Er zijn twee Oostenrijkers die het goede voorbeeld hebben gegeven. Eén van hen, Bruno Kreisky, kent u al, en de ander zult u vast nog beter leren kennen, namelijk Karl-Heinz Grasser. Kreisky zag lang geleden al in dat wij niets zouden opschieten met deze aanpak en dat wij in plaats daarvan vooral wat betreft de hoogte van de BTW, de verliezen aan de ene kant een beetje kunnen goedmaken aan de andere kant. Dan doel ik op zaken waar de rijken zo dol op zijn: luxelimousines, jachten en tweede huizen. Dit amendement wil voor die laatste aanpak juist een stokje steken, en dat vind ik verkeerd. Karl-Heinz Grasser probeert in ieder geval in Oostenrijk – en daarmee geeft hij in mijn ogen een goed voorbeeld – te voorkomen dat bedrijven die internationaal actief zijn, kunnen schuiven met hun aftrek van voorbelasting zonder ooit BTW af te dragen. Wellicht dat het volgende voorzitterschap de mazen in de BTW verder zal weten te dichten, in ieder geval op Europees niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de meeste voorgaande sprekers hebben al laten zien dat de manier waarop deze zaak wordt behandeld, onprofessioneel is en blijk geeft van een onverantwoordelijke houding jegens deelnemers aan de markt, zowel ondernemingen als klanten. Het schept meer onzekerheid dan duidelijkheid.

Volgens mij is er geen enkele zekerheid dat er vooruit kan worden gepland, en de Raad en de Commissie lijken hun huiswerk niet goed te hebben gedaan. Anders was het tijdplan niet zo’n allegaartje geworden van verslagen, opschortingen en verlengingen van provisorische regelingen, zonder dat er sprake is van een werkelijke oplossing.

In het Duits heef het woord Steuer een dubbele betekenis: belastingen en sturen. Belastingen sturen. Belastingbeleid is een politiek instrument om de economie te sturen. Als wij daarover op Europees niveau niet meer duidelijkheid scheppen, als wij niet meer bevoegdheden krijgen, als er geen breed debat over wordt gevoerd, als er geen uniforme grondslag komt voor het vaststellen van de belasting voor ondernemingen, als we de mazen in de belastingwet niet dichten, als er geen uniform belastingstelsel komt voor bedrijfspensioenregelingen, dan zullen wij veel van onze politieke doelstellingen voor groei en werkgelegenheid niet kunnen realiseren omdat het ons aan het instrument daarvoor ontbreekt.

Daarom pleit ik voor een breed belastingdebat, en geen debat dat beperkt blijft tot enkele aspecten. Ik pleit voor een fiscale langetermijnbenadering waarover de lidstaten het eens zijn, en geen regeling die om drie minuten voor twaalf in elkaar is gedraaid, die wordt verlengd en die daardoor geen oplossing biedt. Beide voorbeelden tonen aan dat de uitkomst van het huidige debat niet meer zal zijn dan een voorlopige regeling waarmee we niets opschieten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dariusz Rosati (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben op dit moment te maken met een situatie van sterk variërende BTW-tarieven in de Europese Unie. De lidstaten hanteren uiteenlopende normale tarieven, uiteenlopende verlaagde tarieven en uiteenlopende regels voor de toepassing van deze tarieven. Het uiteindelijke resultaat van dit alles is prijsverstoring binnen de Europese Unie. Deze uiteenlopende tarieven hebben ook een negatief effect op de toewijzing van middelen, en ze verminderen op de lange termijn het groeipotentieel van de EU.

Er zijn echter ook veel twijfels gerezen als het gaat om de vraag of de BTW-tarieven geharmoniseerd moeten worden, en gevoelens als deze zijn inderdaad ook vandaag hier in het Parlement uitgesproken. Zoals ik het zie, is het tijd voor een serieus en alomvattend debat over het belastingstelsel in de Europese Unie. Ik zou de Commissie willen voorstellen een gedetailleerde studie te verrichten naar het effect, of dat nu positief of mogelijk negatief is, van een geleidelijke, EU-brede onderlinge aanpassing van de BTW-tarieven en de toepassing daarvan. Voor een serieuze behandeling van dit onderwerp zijn gedegen onderzoeksgegevens nodig.

Wat de verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten betreft, wil ik er nogmaals op wijzen dat deze tarieven zes jaar geleden op experimentele basis zijn ingevoerd. Ik ben oprecht verbaasd dat de lidstaten tot dusver niet in staat zijn gebleken de resultaten van dit experiment te beoordelen.

De huidige stand van zaken leidt tot een flagrante discriminatie van de nieuwe lidstaten op dit terrein, en dit mag zo niet doorgaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Wolf Klinz (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, zoals de vorige spreker, de heer Rosati, al zei, is het verbazingwekkend en teleurstellend dat wij nu, vier weken voor de jaarwisseling, nog een debat voeren over een onderwerp dat al heel lang geleden geregeld had moeten zijn.

De in 1999 in eerste instantie voor drie jaar ingevoerde bijzondere regeling ten aanzien van een verlaagd BTW-tarief was slechts van toepassing op enkele lidstaten en op bepaalde arbeidsintensieve diensten. Na afloop van deze periode werd de regeling nog meermaals verlengd, wat erop duidt dat men ook in het verleden niet in staat was om met een definitieve oplossing te komen. Zonder nieuw besluit zou deze regeling aan het einde van dit jaar aflopen. Duidelijk is dat de verwachtingen die met de invoering van de bijzondere regelingen werden gewekt, niet of slechts ten dele zijn uitgekomen.

In 2003 heeft de Commissie duidelijk geconstateerd dat de verlaagde BTW-tarieven niet hebben geleid tot lagere prijzen en dat zij praktisch geen enkele invloed hadden op de werkgelegenheidssituatie.

Gezien deze feiten heeft mijn fractie haar steun aan de gezamenlijke, fractieoverschrijdende ontwerpresolutie aan een aantal voorwaarden verbonden. Ten eerste was dat dat de verlenging eenmalig zou geschieden, slechts tot eind volgend jaar. Ten tweede dient de Commissie een uitgebreid onderzoek in te stellen naar de doeltreffendheid van de maatregel. Ten derde mogen na afloop van de verlengingsperiode, vanaf eind volgend jaar dus, slechts die sectoren waar de verlaging daadwerkelijk een positieve invloed op prijzen en werkgelegenheid had, nog profiteren van het verlaagde BTW-tarief. In dat geval echter zou de bijzondere regeling een permanent status krijgen en worden andere sectoren waarin de regeling niet doeltreffend is gebleken, er definitief van uitgesloten. Ook de nieuwe lidstaten mogen de bijzondere regeling toepassen zodat concurrentievervalsing in de EU wordt uitgesloten.

We vragen om een afzonderlijke stemming over punt 2 van de gezamenlijke ontwerpresolutie, omdat de regeling al lang van kracht is en het verslag van de Commissie waarnaar wordt verwezen, in onze ogen gedetailleerd en expliciet genoeg is.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, geachte collega’s, wie zou vandaag het schrappen van 170000 banen durven aankondigen in de landen die al sinds jaar en dag deel uitmaken van de Unie? Waanzin? Een absurd idee? Nee, dit is gewoon wat er momenteel gebeurt! Als de Ecofin-Raad op 6 december het verlaagde BTW-tarief namelijk niet verlengt, zal dit rampscenario met ingang van 2006 werkelijkheid worden.

Het in 1999 gestarte experiment met een verlaagd BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten is succesvol gebleken. Het heeft banen gecreëerd. In Frankrijk bijvoorbeeld schat de sectoropenbare werken en bouw dat er 60000 structurele arbeidsplaatsen zijn bijgekomen. Ook heeft het experiment bijgedragen aan het tegengaan van illegale arbeid. Het aantal overtredingen in de Franse bouwsector is gehalveerd. Bovendien draagt deze maatregel bij aan het tegengaan van het broeikaseffect. Lagere BTW-tarieven voor energiebesparende activiteiten strekken zowel consumenten als bedrijven tot voordeel en vormen een bron van werkgelegenheid die niet kan worden gedelocaliseerd. Dus welke overtuigender argumenten zou de Raad kunnen aanvoeren om verlenging van lagere BTW-tarieven af te wijzen?

Dames en heren, in Frankrijk hebben de burgers hun onvrede reeds kenbaar gemaakt over een Europa dat niet meer voldoet aan hun verwachtingen. Het wachten is nu dan ook echt op positieve signalen van de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Louis (IND/DEM).(FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, op 4 mei jongstleden, enkele dagen voor het referendum over de Europese Grondwet, kondigde het Voorzitterschap van de Unie aan dat er een akkoord op stapel stond over lagere BTW-tarieven voor de horecasector in Frankrijk. Het BTW-tarief zou worden verlaagd van 19,6 procent naar 5,5 procent. Om de ja-stemmers over de streep te trekken zou de Franse regering deze belofte gedurende de hele campagne schaamteloos herhalen, een belofte die in feite heel ver teruggaat, want ze was al te vinden in het programma van presidentskandidaat Chirac in 2002, en zelfs in 1995. En in haar ontwerpbegroting voor 2006 kondigde de Franse regering aan het verlaagde BTW-tarief voor renovatiewerkzaamheden met een jaar te zullen verlengen, waarbij ze gokt op een akkoord op Europees niveau. Het is duidelijk dat deze schijnheilige belofte een gevoel van onzekerheid in stand houdt, waardoor consumenten en vooral de beroepsbeoefenaren in de betreffende sectoren niet weten waar ze aan toe zijn.

Nu onze burgers nee hebben gezegd tegen de superstaat, is het moment wellicht daar om de Europeanen de waarheid te zeggen. Koste wat kost alles met 25 lidstaten willen doen werkt verlammend. Is de tijd niet rijp om na te denken over een ander Europa: een Europa met variabele geometrie en variabele geografie?

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het helemaal eens met de woorden van de heer Becsey, en ik zal mij daarom uitsluitend richten op het gereduceerde BTW-tarief dat wordt toegepast op arbeidsintensieve dienstverlening.

Uit iedere enquête die in Europa wordt gehouden, blijkt dat Europeanen zich over twee dingen zorgen maken: of ze werk kunnen vinden en of ze de garantie hebben dat ze over de middelen beschikken om de welvaartsstaat te kunnen handhaven. Over de manier waarop deze bezorgdheid moet worden gesust is veel geschreven, maar er is weinig ondernomen, oftewel: veel geschreeuw en weinig wol.

Een van de weinige concrete initiatieven die op dit vlak zijn ondernomen was waarschijnlijk de instelling van een gereduceerd BTW-tarief voor dienstverlening waarmee werkgelegenheid gecreëerd wordt, dienstverlening die een gunstig effect heeft op de aanstelling van werknemers, met name de lager gekwalificeerden. Een gereduceerd BTW-tarief zal ook middelen naar boven brengen die voorheen onder de oppervlakte bleven steken en waarmee de pensioenen van de toekomst gefinancierd kunnen worden. En een gereduceerd BTW-tarief over de arbeid, waarmee het labiele evenwicht tussen belasting op kapitaal en belasting op arbeid kan worden hersteld.

Zoals het er nu voor staat, zal dit experiment, dat in het jaar 2000 van start is gegaan, tot een einde komen tenzij het wordt verlengd. En de Raad heeft nog altijd geen advies gegeven; de Raad weet het niet en geeft geen antwoord.

Ik wil de commissaris zeggen dat hij veel meer kan doen dan wat hij in zijn verhandeling heeft vermeld. De commissaris kan druk uitoefenen op de Raad: hij kan de Raad zeggen dat het geen goed idee is om dit experiment te beëindigen juist op het moment dat er nieuwe lidstaten worden opgenomen, landen waarin de problemen die wij aan het oplossen zijn — het tekort aan werkgelegenheid, de verborgen economie — urgenter zijn dan in de oude lidstaten; dat het geen goed idee is een experiment te beëindigen wanneer dit het gevaar van prijsstijgingen en een daling van de werkgelegenheid oplevert; dat het geen goed idee is om dit experiment te beëindigen juist wanneer we het gaan hebben over de dienstenrichtlijn, die zoveel onrust heeft veroorzaakt in verband met de werkgelegenheid in de lidstaten. De commissaris kan de Raad vertellen dat dit Parlement eensgezind is en niet in de maling genomen wenst te worden, vooral nu de Raad zelf geen goed onderbouwd advies geeft.

 
  
  

VOORZITTER: JANUSZ ONYSZKIEWICZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Muscat (PSE). – (MT) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel. Ik heb de indruk dat we hier voor eigen parochie preken, om de eenvoudige reden dat de Raad er niet is en de commissaris instemt met onze krachtige stellingname, ook al zegt hij niet van mening te zijn dat de verlenging van het experiment volstaat als oplossing. Ik denk dat we die oplossing in dit stadium, begin december, wel ook in overweging moeten nemen. De Raad doet er ongetwijfeld verstandig aan acht te slaan op ons standpunt. Wij zijn sterk voorstander van de verlenging van deze regeling, die zeer arbeidsintensief is en een experiment leek dat vruchten afwierp en voor werkgelegenheid zorgde. Daarnaast zou zij een bredere toepassing moeten vinden en als mogelijkheid aan nieuwe lidstaten moeten worden aangeboden. De ironie wil dat, terwijl wij het hier hebben over een experiment met een verlaagd tarief, de regeringen van sommige landen, waaronder die van mijn land, Malta, sinds de toetreding tot de Europese Unie niet alleen niet hebben geëxperimenteerd met een laag belastingtarief, maar de BTW hebben verhoogd van vijftien naar achttien procent. Verder ben ik van mening dat het scala van diensten zou moeten worden verbreed en zich zou moeten uitstrekken tot andere diensten, zoals milieudiensten en restaurants. Dit experiment is geslaagd gebleken, en met het oog op onze geloofwaardigheid tegenover degenen die ons hebben gekozen en die wij vertegenwoordigen, zouden Commissie en Raad meer waardering moeten hebben voor een van de weinige experimenten die echt geslaagd zijn geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Paolo Costa (ALDE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, ik sluit mij aan bij mijn collega”s, met het risico dat ik argumenten en standpunten herhaal die al naar voren zijn gebracht.

In een aantal lidstaten is geëxperimenteerd met lagere BTW-tarieven, maar helaas voor alle landen gebeurde dat juist in een periode waarin het niet bepaald geweldig ging met de economie van Europa, vooral in veel van de grotere lidstaten.

Welnu, in feite heeft een dergelijk experiment in arbeidsintensieve sectoren een nog grotere bijdrage geleverd dan kon worden voorzien, in die zin dat het werkgelegenheidsniveaus heeft ondersteund die niet onaanzienlijk zijn.

Een aanvullend argument vóór voortzetting van dit experiment is onder andere het feit dat de algehele economische situatie in Europa enigszins aan het veranderen is, zij het vooralsnog maar heel lichtjes, en dat het stopzetten van het experiment dus desastreuze gevolgen zou hebben.

Verder is het experiment positief gebleken in die zin dat het, in een tijdsspanne van zes jaar, in enkele landen nagenoeg structurele veranderingen heeft teweeggebracht. In mijn land, Italië, is de experimentele BTW-verlaging bijvoorbeeld gepaard gegaan met een maatregel waarmee de renovatie van gebouwen werd gestimuleerd – via de inkomstenbelasting – wat een zeer groot succes is geworden. Het is een echt succes, omdat op deze manier een groot deel van het gebouwde erfgoed van het land snel gerenoveerd kon worden en tevens de economische en financiële situatie is verbeterd.

Vanuit financieel oogpunt heeft het recept “inkomstenbelasting – BTW-verlaging” een enorme hoeveelheid zwart werk aan het licht gebracht – werk dat belast kan worden voor het land zelf – terwijl deze formule vanuit economisch oogpunt waarschijnlijk de maatregel is geweest die de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan het op peil houden van de algehele vraag van het land in een periode waarin de consumptie daalde, er minder productieve investeringen werden gedaan en de export afnam.

Ik voeg mijn eigen twee overwegingen toe aan de vele opmerkingen die hier gemaakt zijn ten gunste van het experiment. Ik hoop dan ook dat de Raad, mede dankzij de hulp van de Commissie, eindelijk zal luisteren naar de stem van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ofschoon ik de conclusies van het verslag inzake de minimumhoogte van het normale BTW-tarief onderschrijf, zie ik me genoodzaakt enkele kritische kanttekeningen te plaatsen bij bepaalde argumenten van onze rapporteur, en ik ben blij dat ik me op dit punt gesteund weet door de overgrote meerderheid van mijn fractie.

Na rijp beraad lijkt het idee om een maximum van 25 procent te hanteren voor het normale BTW-tarief me verstandig. We zouden dus een soort corridor tussen 15 procent en 25 procent hebben, zoiets als de monetaire slang indertijd.

Laten we niet vergeten dat het uitgangspunt in 1992 inderdaad was om toe te werken naar convergente BTW-tarieven in het kader van de interne markt. Deze convergentie is niet verwezenlijkt, maar het voorstel van het Parlement om een maximumtarief van 25 procent vast te stellen zou een beslissende stap in deze richting kunnen zijn en daarmee kunnen voorkomen dat er te grote onderlinge tariefverschillen ontstaan, hetgeen nadelig is. Daarom steun ik dit voorstel, dat is aangenomen door de Commissie economische en monetaire zaken en al tot twee keer toe de steun heeft gekregen van de Europese Commissie.

Ik heb mijn bedenkingen bij het algemene, in de toelichting uiteengezette idee van de rapporteur om de belastingstelsels ingrijpend te reorganiseren door de indirecte belastingen te verhogen ten koste van de directe belastingen. Voorlopig heeft dit mijns inziens veel meer nadelen dan voordelen: het gevaar om de inflatiedruk, die toch al nadrukkelijk aanwezig is, nog verder op te voeren; het gevaar om de vaak futloze binnenlandse vraag lam te leggen; en het probleem van de sociale billijkheid van een dergelijke reorganisatie. Kortom: laten we goed nadenken alvorens dergelijke wegen in te slaan.

Tot slot wil ik nog kort wat zeggen over de verlaagde BTW-tarieven, onder andere voor arbeidsintensieve diensten. Het niet verlengen van deze maatregel, die positieve gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, ook al zijn de heer Klinz en anderen het daarmee niet eens, zou niet alleen betreurenswaardig zijn, zoals u al zei, geachte commissaris, maar een heuse ramp betekenen voor alle betrokken sectoren. Evenals mevrouw Berès, die onze bezorgdheid zeer wel verwoordde, spoor ik de Raad aan om tijdens de bijeenkomst van de laatste kans om op 6 december een oplossing te vinden op basis van het Luxemburgse voorstel dat door het Britse voorzitterschap is overgenomen en aangevuld. Ik hoop dan ook dat onze resolutie eindelijk indruk zal maken op de Raad, waarvan wederom geen vertegenwoordigers te bekennen zijn in dit Parlement.

Bij de huidige stand van zaken, Voorzitter, ben ik van mening dat de lidstaten veel meer ruimte zouden moeten krijgen om te bepalen welke sectoren in aanmerking komen voor een verlaagd tarief, en de zaak van de Franse horecaondernemers, om maar een voorbeeld te noemen, lijkt me meer dan legitiem. Ik doe dan ook een beroep op de nieuwe Duitse regering om blijk te geven van meer flexibiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil vóór alles benadrukken dat non-profitorganisaties en liefdadigheidsorganisaties de door hen betaalde BTW moeten terugkrijgen. Ik verzoek commissaris Kovács zich opnieuw sterk te maken voor dit idee, dat hij twee maanden geleden hier in Brussel opperde tijdens een bijeenkomst van het comité BTW van de Europese liefdadigheidsverenigingen.

Liefdadigheidsverenigingen als de Home Farm Trust – die 900 mensen met leerproblemen ondersteunt en vestigingen heeft in Braintree, Colchester, Newmarket, Saffron Walden en Sudbury in mijn eigen kiesdistrict – kunnen geen grote sommen geld terugvragen aangezien zij geen BTW in rekening brengen, en leveren hun diensten zwaar gesubsidieerd of gratis.

Uit studies in Ierland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk blijkt dat het gaat om een bedrag van zo’n 4 procent van de totale uitgaven van de liefdadigheidsverenigingen. Aangezien deze verenigingen vrijwel uitsluitend actief zijn op lokaal niveau, komen zij vóór alles in aanmerking voor de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en nationale besluitvorming over de BTW-tarieven die zij betalen. Het Europees Parlement heeft dit beginsel al omarmd in het verslag Randzio-Plath, en ik vraag om de steun van de Commissie in verband met de besluiten die vóór het einde van dit jaar genomen moeten worden. Zonder die steun zullen liefdadigheidsorganisaties jaarlijks miljoenen euro’s mislopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom dit pakket voorstellen van de Commissie, met name in de context van het terugdringen van de administratieve rompslomp voor bedrijven, en in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, die goederen en diensten leveren aan andere lidstaten. Het stroomlijnen van BTW-procedures voor deze bedrijven zal de efficiency verhogen en de bedrijvigheid binnen de interne markt stimuleren, wat goed is voor de agenda van Lissabon, die op dit moment verondersteld wordt het centrale aandachtspunt en doel voor ons allen te zijn.

De éénloketstelsels, die het centrale thema van het pakket vormen, zullen uiteindelijk de invoering van nieuwe regels mogelijk maken voor in meerdere landen actieve bedrijven en business-to-consumer-diensten. In mijn eigen land zal dit met name voordelen opleveren voor Ierse bedrijven die elektronisch, via internet, diensten leveren aan consumenten in andere lidstaten.

De huidige, op 15 procent vastgestelde minimumhoogte van het normale BTW-tarief loopt eind dit jaar af. De Commissie stelt de verlenging ervan tot 2010 voor. Ik steun dit in het algemeen, en ik steun in het bijzonder het besluit van de Commissie economische en monetaire zaken om een impactstudie te verrichten naar impliciete en normale BTW-tarieven in de lidstaten, waarbij ook in overweging moet worden genomen of niet alle lidstaten dezelfde mogelijkheid moeten krijgen verlaagde tarieven toe te passen op bepaalde goederen en diensten. We moeten ons opnieuw buigen over de kwestie van de speciale vrijstellingen inzake verlaagde tarieven. Mijn eigen land heeft nooit verzocht om verlaagde tarieven. Als mijn gegevens juist zijn, profiteren volgens mij slechts negen lidstaten hiervan.

We moeten iets doen hier. Restauratieve diensten en catering- en hoteldiensten moeten in alle lidstaten bijzondere aandacht krijgen. In termen van banen en diensten zijn dit terreinen die op dit moment in heel Europa een echte prikkel aan de economie kunnen toedienen, aangezien toerisme een van de groeisectoren is. Momenteel hebben de BTW-tarieven voor voeding in sommige lidstaten een remmende werking, en moet er dringend naar worden gekeken.

Ik merk op dat het verslag over de éénloketstelsels en de teruggave van BTW in het algemeen, alleen naar het Parlement is verwezen vanwege een wijziging in de rechtsgrondslag. Ik ben aanhoudend bezorgd over het aantal keren dat er kwesties rond een rechtsgrondslag rijzen in dit Parlement. Voor zover het het Parlement betreft, zijn deze uitsluitend raadplegend. Wat gebeurt er overigens met rechtsgrondslagen? Wat gebeurt er met betrekking tot Commissievoorstellen op verschillende rechtsgrondslagen waarbij de Raad ze vervolgens wijzigt of amendeert of, in veel gevallen, een dubbele rechtsgrondslag creëert? Onze wetgeving moet rechtszeker zijn. Niet-rechtszekere wetgeving is slechte wetgeving. We moeten spoedig een open debat in dit Parlement houden over de rechtsgrondslagkwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  László Kovács, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank het Parlement nogmaals voor de snelle behandeling van het voorstel over de minimumhoogte van het normale tarief – de huidige regels vervallen immers per 31 december 2005 – en voor de positieve bijdrage van de rapporteur. Ik heb begrip voor de bezorgdheid van de geachte leden dat er bijna geen tijd meer is, maar wil u er ook aan herinneren dat de Commissie haar voorstel al in 2003 heeft ingediend, en dat het de Raad is die niet in staat is gebleken tot een unaniem besluit te komen.

Ik zal kort ingaan op enkele amendementen. Het eerste amendement betreft een beperking van de hoogte van het normale tarief in de vorm van een maximumhoogte van 25 procent, om te voorkomen dat de door de lidstaten toegepaste normale BTW-tarieven te ver uiteen gaan lopen. Hiervoor zou een nieuw voorstel van de Commissie nodig zijn, waardoor de minimumhoogte, die vanaf 1 januari 2006 zou moeten gaan gelden, niet tijdig aangenomen zou kunnen worden. Bovendien maakt zo’n voorstel gezien de eerdere ervaringen geen kans op unanieme goedkeuring door de Raad.

Het tweede amendement beoogt een grotere flexibiliteit in de BTW-bepalingen, zodat de lidstaten kunnen inspelen op de veranderende economische situatie. Dit sluit niet aan bij het eerste amendement, dat deze flexibiliteit juist tracht te voorkomen met betrekking tot het normale tarief. Algemeen gesteld is dit voorstel nog niet het geschikte instrument voor een algemene beoordeling van de macro-economische effecten van BTW-tarieven en de bijbehorende gevolgen voor de EU-lidstaten op inkomsten- en begrotingsgebied.

Ik ben verheugd dat het deel van het éénloketpakket dat betrekking heeft op de BTW-teruggaveregeling, de steun van de geachte afgevaardigden geniet. De Commissie kan helaas niet akkoord gaan met de voorgestelde amendementen, om de volgende redenen.

De amendementen 1 en 2 hebben betrekking op de regelingen inzake regulering en samenwerking in het kader van de teruggaveprocedure, hetgeen een ander deel van het éénloketvoorstel vormt. Amendement 3 beoogt de uiterste datum naar achteren te schuiven, wat volgens mij niet nodig is. Amendement 4 is niet werkbaar, omdat aan de ene kant een strikte deadline van vier maanden voor de teruggave zou worden opgelegd aan de lidstaten, terwijl er aan de andere kant geen deadline zou zijn voor een belastingplichtige om de gevraagde aanvullende informatie over te leggen. Bovendien is het amendement in strijd met de tweede alinea van hetzelfde artikel, waarin wordt gesteld dat een nieuwe periode van drie maanden ingaat op het moment dat de aanvullende informatie van de belastingplichtige is ontvangen.

Ik ben ervan overtuigd dat het positieve standpunt van het Parlement zal bijdragen tot een tijdig besluit in de Raad over het voorstel voor het normale tarief, en de besprekingen over de éénloketvoorstellen zal vergemakkelijken met het oog op de goedkeuring ervan onder het Oostenrijkse voorzitterschap.

Wat betreft de arbeidsintensieve diensten betreft, heb ik aandachtig geluisterd naar alle bijdragen, en ik kan u er slechts op wijzen dat de Commissie reeds de noodzakelijke stappen heeft gezet om te bewerkstelligen dat die diensten gaan vallen onder de werkingssfeer van de verlaagde tarieven als bedoeld in bijlage H. De huidige besprekingen in de Raad verlopen echter moeizaam.

In mijn inleiding heb ik uitvoerig toegelicht waarom een verlenging van de experimentele regelingen volgens mij niet echt een levensvatbare stap voorwaarts is. Bovendien moeten we zeer voorzichtig zijn, aangezien een unaniem akkoord in de Raad over zo’n verlenging net zo moeilijk te bereiken lijkt als een echt akkoord over de werkingssfeer van de verlaagde tarieven.

Ik steun de consensus die in de resolutie van het Parlement tot uiting komt. Dit is een zeer belangrijk signaal naar de Raad, dat er een akkoord moet komen waarin zowel rekening wordt gehouden met de belangen van de Europese Unie als geheel, als met de belangen van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Tot besluit van het debat is één ontwerpresolutie ingediend, overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement.(1)

Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 11.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI).(FR) De heer Chirac heeft opzettelijk gelogen tegen de Franse restauranthouders door hen te doen geloven dat hij de BTW op hun diensten kon verlagen zonder Brussel daarvoor om toestemming te vragen.

Het is niet zeker dat de Raad voor het eind van het jaar een akkoord zal bereiken over de herijking van de richtlijn, en met name over de toepassing van een verlaagd tarief voor arbeidsintensieve diensten. Als deze verlaagde tarieven niet op een of andere manier worden verlengd, zullen op 1 januari 2006 hele sectoren, de bouwsector voorop, de consequenties aan den lijve ondervinden.

Hoe is het zover gekomen? Voor de arbeidsintensieve diensten is het een manoeuvre om de Raad te dwingen in te stemmen met een algehele hervorming van de BTW-richtlijn. Wat de horeca betreft moeten de bijlagen van de richtlijn aangepast worden. Duitsland is daar op tegen. Het wil niet dat dergelijke eisen in eigen land de kop opsteken nu het zijn indirecte belastingen met 20 procent wil verhogen. Heeft Duitsland daar ongelijk in? Nee.

Deze problemen zouden niet bestaan als de lidstaten hun fiscale soevereiniteit hadden behouden en ervan gebruik konden maken om banen te scheppen. De echte fout en de echte schuld ligt bij diegenen die de lidstaten hebben willen beroven van hun soevereine rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE).(FR) De Europese Unie heeft van werkgelegenheid haar prioriteit gemaakt en toch is ze niet in staat een besluit te nemen over de toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten.

Omdat de Raad deze beslissing nog altijd tegenhoudt, is het momenteel niet mogelijk om binnen de lidstaten de lijst aan te passen van sectoren die in aanmerking komen voor een verlaagd tarief. Jaar in jaar uit in de gauwigheid een Raadsbesluit verlengen is geen verantwoorde aanpak. De juridische en economische onzekerheid waarin deze sectoren verkeren is niet langer aanvaardbaar.

In de sector bouw en openbare werken hebben duizenden kleine bedrijven, voor wie deze maatregel de meeste gevolgen had, hun activiteiten kunnen uitbreiden en extra mensen in dienst kunnen nemen dankzij het verlaagde tarief voor renovaties.

In de thuiszorg heeft dit verlaagde tarief het zwartwerk teruggedrongen en zijn de aanstellingsvoorwaarden verbeterd.

Voor de horeca, een belangrijke werkverschaffer in Europa, zal het verlaagde BTW-tarief ongetwijfeld dezelfde gunstige effecten hebben in de lidstaten die deze maatregel willen toepassen.

Ik vraag de Raad dan ook om zijn verantwoordelijkheden te nemen en een akkoord te sluiten waarmee het werkgelegenheidspotentieel van arbeidsintensieve sectoren kan worden benut.

 
  

(1)Zie notulen.


4. Ontwikkelingen in Slowakije wat betreft de situatie van de politiemachten
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over ontwikkelingen in Slowakije wat betreft de situatie van de politiemachten.

 
  
MPphoto
 
 

  László Kovács, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is zich terdege bewust van de bezorgdheid die door de geachte afgevaardigden kenbaar is gemaakt met betrekking tot de Slowaakse politiemacht. Gezien het complexe en gevoelige karakter van de materie en de tijd die de Commissie nodig heeft om een standpunt in te nemen, is meer tijd nodig om deze kwestie te bestuderen en objectieve en onpartijdige informatie te verzamelen.

De verantwoordelijke diensten van de Commissie hebben contact gehad met de permanente vertegenwoordiging van de Slowaakse Republiek hier in Brussel en proberen de benodigde informatie bij elkaar te krijgen. Daarnaast is de Commissie uitvoerig over deze zaak geïnformeerd door de Europese politiebond Eurocop.

Ik betreur het dat we u in dit stadium geen uitvoeriger antwoord kunnen geven. De Commissie doet alles wat in haar vermogen ligt om zo spoedig mogelijk conclusies in dezen te trekken, en zal u onmiddellijk verslag uitbrengen over haar bevindingen. De Commissie is derhalve bereid op de mondelinge vraag te reageren tijdens een op een later tijdstip te houden deelvergadering, mocht het Parlement besluiten die in zijn rooster op te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký, namens de PPE-DE-Fractie. – (SK) Het in diskrediet brengen van je land om je politieke doelen na te streven: zo zouden we de toespraak van mevrouw Beňová en haar voorstel om een bespreking van de situatie binnen de Slowaakse politie op de agenda te zetten, kunnen typeren.

Het politieke gemanoeuvreer van vakbondsleiders in het politiekorps heeft niets van doen met de bescherming van de arbeidsvoorwaarden en mensenrechten. Hun leugens, halve waarheden en verhulling van de feiten over de salarissen, die overigens twee weken vóór de bijeenkomst in kwestie werden verhoogd, hadden tot doel welwillende korpsleden te manipuleren en de doelmatigheid van de politie te ondermijnen, met als gevolg dat de burgers hun recht op bescherming en veiligheid werd ontnomen. Als de Slowaakse regering zwicht onder de druk van de vakbondsleiders, wordt de politie op gevaarlijke wijze in het politieke conflict betrokken.

Het politieke bedrog van vakbondsleiders mag geen afbreuk doen aan de uitstekende resultaten die de politie heeft behaald in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de corruptie in Slowakije. De tijdens de laatste bijeenkomst gevoerde slogans, zoals ”“Als de regering de politie niet betaalt, doet de maffia dat maar al te graag”, zijn een grove schending van alle aanvaarde beginselen van onafhankelijke vakbondsactiviteit.

Het recht op vergadering is nooit ingeperkt of ter discussie gesteld, zoals blijkt uit de voor komende zaterdag geplande bijeenkomst. Noch het Europees Parlement noch enige andere instelling van de Europese Unie dient zich in te laten met dit onsmakelijke politieke gekrakeel, dat slechts tot doel heeft de prestaties van de regerende coalitie in Slowakije in diskrediet te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Beňová, namens de PSE-Fractie. – (SK) Mijnheer de commissaris, uw antwoord heeft mij niet zo zeer verrast als wel teleurgesteld. Ik wil er nogmaals bij de Commissie op aandringen dat zij deze kwestie grondig onderzoekt. Ik kan niet nader ingaan op wat u ons hebt gezegd, aangezien u ons in feite niets hebt gezegd. Vat u dit alstublieft niet op als een persoonlijke aantijging, want het is meer bedoeld als kritiek op de inhoud van het door de Commissie gepresenteerde materiaal.

Mijn collega, de heer Hudacký, die evenals ikzelf uit Slowakije afkomstig is, wees erop hoe dit politieke gekibbel op de agenda van het Europees Parlement terecht is gekomen. Ik wil nadrukkelijk opmerken dat hetgeen zich heeft afgespeeld in het ministerie van Binnenlandse Zaken, zelfs door de vice-voorzitter van de Commissie voor defensie en veiligheid onomwonden is veroordeeld. Laatstgenoemde heeft namens de partij van premier Dzurinda zitting in de regerende coalitie. Dat geeft wel aan dat deze kwestie niet kan worden afgedaan als intern politiek gekijf. Het is nu aan de Europese Commissie te bepalen of het aanvaardbaar is dat de rechten van politiefunctionarissen in Slowakije worden beteugeld. Want ook een politiefunctionaris is een Europese burger en werknemer, net als iedere andere Europese burger of werknemer.

We hebben de Commissie twee belangrijke vragen voorgelegd. Die vragen zijn des te belangrijker voor ons omdat er mogelijk sprake is geweest van een schending van de Europese Conventie inzake de mensenrechten en de Europese code voor politiële ethiek van de Raad van Europa. Wij zijn van oordeel dat de Europese Commissie de plicht heeft zich uit te spreken over de vraag of de rechten van burgers van een EU-lidstaat al dan niet zijn geschonden. Het Parlement heeft er gisteren mee ingestemd deze vraag te verwijzen naar de Commissie, waarmee het een heel duidelijk signaal heeft afgegeven dat het dergelijke praktijken in welke lidstaat dan ook afkeurt. Derhalve herhaal ik mijn verzoek, mijnheer de commissaris, dat deze kwestie niet terzijde wordt geschoven en dat we er tijdens de volgende zitting van het Parlement op terugkomen, en dat u de leden van het Europees Parlement informeert over het oordeel van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Kovács, mijn fractie – de Groenen – was ervoor om dit debat vandaag te voeren. We baseren ons daarbij op informatie uit Slowakije, in het bijzonder van de Europese politiebond Eurocop, die wij al sinds juni in handen hebben. We beschouwen dit niet als een binnenlandse aangelegenheid van Slowakije en maken ons grote zorgen. Daarom roepen wij u op om de aantijgingen zo snel mogelijk na te trekken. Dat de Slowaakse politie onder het militair recht zou vallen, druist vanzelfsprekend in tegen de besluiten van de Raad van Europa en alle vormen van politieke ethiek. Politiemensen en militairen op één lijn stellen is een schending van de Geneefse Conventie en van de Conventie van de Verenigde Naties.

De civiele status van de politie is een verworvenheid van de democratie in Europa; een verworvenheid waarvoor wij hebben gevochten, met name in de Balkanlanden, waar de politie was betrokken bij militaire acties tijdens de etnische conflicten. Als de door ons ontvangen verslagen kloppen, dan dienen wij de Slowaakse regering – maar ook het Slowaakse parlement – op te roepen om dit verkeerde besluit terug te draaien. Het is een terugkeer naar een tijd en een beleid die niet verenigbaar zijn met de Europese democratische beginselen. Men moet tot inkeer komen en terugkeren naar de democratische gemeenschap.

Ook politieambtenaren hebben demonstratierecht! Dat zij die vrijheid bezitten, geeft aan dat onze maatschappij vrij en democratisch is. Daarom verzoeken wij de Commissie de aantijgingen zo snel mogelijk te analyseren en haar standpunt kenbaar te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, het gaat hier om twee zaken. In Slowakije is de politie kennelijk weer onder het militair recht geschaard. Dit leidt tot remilitarisering en dat is onaanvaardbaar. De politie en de strijdkrachten zijn, simpel gezegd, twee verschillende paren laarzen. Maar gezegd moet worden dat juist deze verwarring van civiele en militaire terreinen kenmerkend is voor de Europese Unie bij buitenlandse missies van leger en politie. Het komende Oostenrijkse voorzitterschap heeft hiervan zelfs een van zijn prioriteiten gemaakt.

Verder gaat het in deze context om de beknotting van de vakbondsrechten van politiemensen, en dat is al evenmin aanvaardbaar. Dit Parlement maakt altijd veel ophef als de mensenrechten worden geschonden in landen buiten de Europese Unie. Maar wij moeten hier ook overduidelijke schendingen van de mensenrechten binnen de Europese Unie aan de kaak stellen. Wat dit betreft ging u in uw verklaring niet ver genoeg, mijnheer de commissaris. Er valt op dit terrein veel te verbeteren, en u dient hierover meer informatie te verstrekken. We moeten ook schendingen van de mensenrechten in andere landen aan de kaak stellen. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan Duitsland, want ook daar worden mensen uit bepaalde functies geweerd en treedt de politie extreem gewelddadig op. Dit moet eens duidelijk worden gezegd in dit Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI). – (SK) Ik heb de recente activiteiten van de Slowaakse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Palko, met gevoelens van grote bezorgdheid en ongerustheid gevolgd. Die activiteiten druisen regelrecht in tegen de basisbeginselen van democratie en burgerlijke vrijheden in Slowakije.

De minister van Binnenlandse Zaken heeft zich gemengd in een legitieme, door de vakbond georganiseerde protestactie van Slowaakse politiefunctionarissen. Door de voorzitter van de politiebond uit zijn functie te ontheffen en hem te degraderen tot de rang van gewone politieagent, heeft hij niet alleen de persoonlijke rechten van een vertegenwoordiger van het politiekorps geschonden, maar tevens de grondwettelijk verankerde rechten van burgers, burgerverenigingen en vakbonden op vrijheid van meningsuiting in gevaar gebracht. Onze Volkspartij HZDS beschouwt de heer Palko's dreigement dat hij disciplinaire maatregelen zal nemen tegen politiefunctionarissen die deelnemen aan protestacties, als een absurde uiting van de arrogantie van de macht.

Geachte collega's, de heer Palko is een hoge vertegenwoordiger van een fractie die deel uitmaakt van de Europese Volkspartij. Ik doe daarom een dringend beroep op de leiding van deze fractie de kop niet in het zand te steken maar de zaak zorgvuldig te onderzoeken. Namens de onafhankelijke leden van de Volkspartij – HZDS in Slowakije ondersteun ik de roep van de Europese politiebond Eurocop om wijziging van het systeem van leidinggeven aan de politiekorpsen in Slowakije, en breng ik het verzoek over de zaak te laten onderzoeken door de Europese Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE-DE). – (SK) Het debat van vandaag over de kwestie van, en steunbetuigingen aan, de actie voerende politiefunctionarissen zijn onderdeel van de door de oppositie gevoerde verkiezingscampagne en lastercampagne tegen een succesvolle minister uit de Slowaakse regering.

Het is niet waar dat in tijden van oorlog politiefunctionarissen op dezelfde manier worden berecht als soldaten. Het is niet waar dat de Slowaakse politie met ingang van 2006 onder militair toezicht komt te staan. Het is niet waar dat politiefunctionarissen hun rechten worden ontnomen, want militaire rechtbanken voeren processen volgens burgerlijk recht en politiefunctionarissen worden in oorlogstijd op dezelfde manier berecht als gewone burgers.

De Slowaakse politie is in haar activiteiten onderworpen aan dezelfde regelgeving als de gendarmerie in Frankrijk en de carabinieri in Italië. Dat door politieagenten begane strafbare feiten worden vervolgd door militaire rechtbanken, is een reeds lang bestaande praktijk. Iedere bewering dat het politiekorps op dit moment wordt geremilitariseerd dient te worden afgedaan – excuseer het gebruik van deze woorden – als onzin en volksverlakkerij. Ik zou mijn geachte collega, mevrouw Beňová, erop willen wijzen dat een meerderheid van de parlementsleden uit haar eigen partij deze ontwerpwet in het Slowaakse parlement heeft gesteund, en zelfs haar steun heeft onthouden aan een voorstel tot wijziging van het stelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Poul Nyrup Rasmussen (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moet erop aandringen dat de Commissie een volledig antwoord geeft tijdens de deelvergadering in Straatsburg. Ik bedank de commissaris voor zijn aanbod. Vandaag kan hij ons helaas geen antwoord geven, maar we moeten wel een duidelijk antwoord krijgen.

Ik zou de vorige spreker willen zeggen dat dit geen kwestie van propaganda is. We hebben het hier over Slowakije, een nieuwe lidstaat van de Europese Unie, die ingevolge de criteria van Kopenhagen precies dezelfde rechten en plichten heeft als elke andere lidstaat.

Artikel 6, eerste lid, van het EU-Verdrag voorziet in democratische rechten en fundamentele vrijheden. In artikel 6, lid 2, waarborgt de Europese Unie de rechten die voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. In dat verdrag wordt gesproken over gelijke toegang tot het rechtssysteem en gelijke behandeling voor de rechter. Een militaire rechtbank bestaat niet uit onafhankelijke rechters: deze wordt ingesteld door de regering en is in strijd met de fundamentele waarden van het Europees Verdrag.

Ik verzoek de commissaris dan ook twee vragen te beantwoorden: ten eerste, hebben we het bij het rechte eind als we zeggen dat voor de Slowaakse politie niet dezelfde mogelijkheden van een eerlijke behandeling voor de rechter openstaan als voor de andere burgers in Slowakije? Ten tweede, heb ik het bij het rechte eind als ik zeg dat elke lidstaat – dus ook Slowakije – moet voldoen aan de criteria van Kopenhagen en dat de Slowaakse regering, door zich te verzetten tegen een vrije vakbond voor de politie, door haar het recht te ontzeggen om te onderhandelen, bijeen te komen en actie te voeren, handelt in strijd met de criteria van Kopenhagen?

Dit zijn de twee fundamentele vragen waar ik van de commissaris een helder antwoord op wil krijgen. Ik heb er geen twijfels over dat Slowakije en zijn regering – in het bijzonder die regering – deze grondrechten moeten eerbiedigen. Daarom ben ik het volledig met mevrouw Beňová eens dat dit een ernstige zaak is, en we moeten een serieus en correct antwoord van de Commissie krijgen, zodat de Slowaken weten dat de Europese Unie aan hun kant staat.

 
  
MPphoto
 
 

  László Kovács, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen reageren op de geachte afgevaardigden die bij de Commissie aandrongen op een adequaat antwoord. Ik wil u zeggen dat we meer informatie nodig hebben. Om meer informatie te krijgen hebben we meer tijd nodig, en in elk geval moeten we, voordat welk lid van de Commissie ook in dit Parlement verschijnt om een adequaat standpunt uiteen te zetten, binnen ons college overleggen op basis van de informatie die we nodig hebben.

Dit is vooralsnog mijn antwoord, maar het is zeker niet het laatste woord van de Commissie over deze zaak.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het Parlement heeft duidelijk te kennen gegeven dat de vragen die hier vandaag zijn gesteld, op een later tijdstip beantwoord dienen te worden. Ik hoop dat de commissaris dit verzoek zal doorgeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Poul Nyrup Rasmussen (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen even een formele vraag stellen over de procedure. Ik begrijp van commissaris Kovács dat de Commissie bereid is de vraag te beantwoorden tijdens de deelvergadering in Straatsburg over twee weken. Heb ik dat goed begrepen? Het is belangrijk én urgent dat we snel een aanvaardbaar antwoord krijgen. De Slowaken hebben echt behoefte aan een duidelijk antwoord van de Commissie, het is dus een urgente zaak. Ik wil u vragen of we van die planning uit mogen gaan – we hebben het immers over een tijdsbestek van twee weken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik wijs erop dat de agenda voor de plenaire vergaderingen in Straatsburg, en dat geldt trouwens voor alle plenaire vergaderingen, wordt vastgesteld door de Conferentie van voorzitters. Mijns inziens is de situatie derhalve als volgt: als de Commissie bereid is deze vraag in Straatsburg te beantwoorden, dan kan de Conferentie van voorzitters besluiten dit onderwerp al dan niet op de agenda te zetten.

Het debat is gesloten.

(De vergadering wordt om 10.40 uur onderbroken en om 11.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI
Ondervoorzitter

 

5. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

6. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de stemmingen.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

7. Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell (PPE-DE), rapporteur.(EN) Mijnheer de Voorzitter, in het voorliggende voorstel wordt gepoogd economische en ontwikkelingsdoelstellingen in elkaar te laten overlopen. Ook wordt gepoogd een streep te halen door medebeslissing, waar het Parlement twintig jaar voor heeft gevochten, door het schrappen van zestien verordeningen en het vervangen daarvan door één verordening, die het Parlement buitenspel zet. Door de sterke en eensgezinde aanpak van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, die door drie andere commissies werd gesteund, heeft in elk geval nog iets van gezond verstand gezegevierd.

We kunnen nu proberen dit voorstel te amenderen door het terug te verwijzen naar de Commissie ontwikkelingssamenwerking, en ik heb zeer veel waardering voor het werk van het voorzitterschap en degenen in de Commissie die een nieuw ontwerp voorstelden.

In het Iers zou je zeggen Bi Ullamh, ofwel wees voorbereid, wees waakzaam. Het Parlement is geen marionet, het heeft medebeslissingsbevoegdheid. Dat is een beginsel. Het is niet iets dat in de uitverkoop kan worden gedaan. 37 Leden van mijn commissie hebben op mijn advies een aanbeveling ondertekend om dit voorstel ter amendering terug te verwijzen. Ik hoop dat het Parlement hiermee zal instemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dit voorstel van ganser harte. Het is onaanvaardbaar dat de Commissie voorstelt dat wij bevoegdheden verliezen. Daarom ben ik voor het voorstel om het verslag terug te verwijzen naar de commissie.

 
  
  

(Het Parlement besluit tot terugverwijzing naar de bevoegde commissie)

 

8. Aanvullend protocol bij de Overeenkomst EG/Republiek Zuid-Afrika inzake handel, ontwikkeling en samenwerking in verband met de uitbreiding

9. Rol van de "Euregio's" bij de ontwikkeling van het regionaal beleid

10. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Andrzej Peczak

11. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Giovanni Claudio Fava

12. Ontwerp van gewijzigde begroting 6/2005 van de Europese Unie (zoals gewijzigd door de Raad)

13. Ontwerp van gewijzigde begroting 6/2005

14. Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline

15. Octrooien voor farmaceutische producten die bestemd zijn voor landen met volksgezondheidsproblemen
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Johan Van Hecke (ALDE), Rapporteur. Voorzitter, als gevolg van enkele foutjes die geslopen zijn in de stemlijst die door het secretariaat werd voorbereid, is het mogelijk dat er enige verwarring is ontstaan. Ik zou die verwarring willen wegwerken door duidelijk te maken dat iedereen die zich kan scharen achter het compromis dat we met de Raad en met de Commissie hebben bereikt, de amendementen in blok 1 goedkeurt, maar alle andere amendementen verwerpt. De Commissie en de Raad hebben gisteren tijdens het debat nog eens duidelijk gemaakt dat er alleen sprake is van een compromis wanneer blok 1 integraal wordt goedgekeurd, zonder enig ander amendement.

Alle fracties hebben zich gisteren vóór dit compromis uitgesproken, behalve de GUE/NGL. Het is uitermate belangrijk dat wij aan de vooravond van de WTO-conferentie in Hong Kong een verordening hebben. Aan dit compromis is hard gewerkt. Dankzij de medewerking van de schaduwrapporteurs van de andere fracties zijn we erin geslaagd een compromis te bereiken dat bijna iedereen aanvaardt, dat bijna iedereen ondersteunt. Het lijkt mij nu belangrijk dat dit wordt goedgekeurd en er niet, als gevolg van mogelijke verwarring, dan toch nog een andere stemming komt die wij verwachten en niet verhopen.

Dus nog eens: indien wij het compromis ondersteunen, moeten wij blok 1 goedkeuren en geen enkel ander amendement.

 

16. Bestrijding van aviaire influenza
  

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Neil Parish (PPE-DE), rapporteur.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer ingenomen met dit richtlijnvoorstel van de Commissie ter bestrijding van aviaire influenza in de EU. We hebben een krachtig bestrijdingsplan nodig om deze ziekte buiten de EU te houden, en mochten we toch de pech hebben dat de ziekte Europa binnenkomt, dan hebben we de juiste procedures nodig om haar snel uit te roeien.

Nieuw in deze richtlijn is, voor de eerste keer in Europa, het toezicht op laagpathogene aviaire influenza. Ik ben hier een zeer sterk voorstander van, omdat de laagpathogene vorm in aanleg kan muteren in de hoogpathogene vorm van de ziekte, die zeer besmettelijk is en dodelijk voor pluimvee. Op één punt ben ik het echter niet met de Commissie eens. Zodra laagpathogene aviaire influenza is aangetroffen in pluimvee, moet dat pluimvee zeer snel worden geruimd zodat de kans op verspreiding van de ziekte en de mutatie ervan in een hoogpathogene vorm onmiddellijk wordt uitgesloten.

De richtlijn houdt staande dat vlees van pluimvee waarin LPAI is aangetroffen, veilig in de voedselketen kan worden gebracht. Ik wil de wetenschappelijke adviezen niet aanvechten, maar het zal vrijwel onmogelijk zijn dit vlees te verwerken en in de handel te brengen. Bovendien zou dit het vertrouwen van het publiek in de zeer hoge kwaliteit van Europees pluimveevlees tenietdoen. Ik verzoek alle leden van het Parlement de door de PPE-DE-Fractie ingediende amendementen te steunen om tot een door gezond verstand geleide aanpak voor de uitroeiing van LPAI in de Europese Unie te komen en de volledige steun van publiek en consument voor de bedrijfstak te behouden.

Nu ik hier toch sta wil ik een mondeling amendement toevoegen, dat afkomstig is van de heer Ebner en mijn volledige steun geniet. Ik begrijp dat hij andere fracties in het Parlement heeft gesproken en hun steun heeft verworven. Het gaat erom jagers bij het toezicht op LPAI te betrekken. Gisteravond kreeg dit idee eveneens de steun van de commissaris. Het mondelinge amendement behelst het introduceren van een overweging 11 ter (nieuw), die luidt als volgt: “overwegende dat jagers in Europa aangemoedigd moeten worden te helpen bij het toezicht op uitbraken van aviaire influenza bij wilde vogels door de bevoegde autoriteiten bij een vermoeden van besmetting van deze vogels hiervan in kennis te stellen”. Ik zou dit aan het Parlement willen voorleggen.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt goedgekeurd)

 

17. Uitgaven op veterinair gebied

18. Uitbreiding van de eurozone

19. Wijziging gemeenschappelijk BTW-stelsel wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief

20. Nadere voorschriften voor de teruggave van de BTW aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen

21. Europese regelgevende agentschappen
  

Vóór de stemming over paragraaf 4, punt f

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in paragraaf 4, punt f gaat het om de samenstelling van de Raad van Bestuur van de Europese agentschappen. De tekst luidt:

(EN)vaardigt het Parlement zelf twee vertegenwoordigers af naar de Raad van Bestuur”.

(DE) Ik stel voor dat het wordt:

(EN)wijst het Parlement zelf twee vertegenwoordigers aan in de Raad van Bestuur”.

(DE) Wat is mijn reden hiervoor? Het Parlement als onderdeel van de wetgevende macht zou niet het recht moeten opeisen om twee vertegenwoordigers af te vaardigen naar alle uitvoerende agentschappen. Het zou zich echter wel het recht dienen voor te behouden om deskundigen in wie het vertrouwen stelt, naar agentschappen naar keuze te sturen, zoals dit het geval is bij het Europees Milieuagentschap in Kopenhagen of het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat in Wenen.

Mijn amendement wordt gesteund door de auteur van deze paragraaf, de heer Florenz van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, en eveneens door de rapporteur over de regelgevende agentschappen, de heer Papastamkos. Ik verzoek het Parlement het amendement te steunen.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt goedgekeurd)

 

22. Voorbereiding van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie
  

Vóór de stemming over amendement 3

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, er is een vertaalfout gemaakt en dus is de Engelse versie rechtsgeldig. Door dit amendement 3 aan te nemen, verwijderen we niet het zinsdeel uit alinea 13 waarin wordt gesteld dat ten aanzien van diensten een uitzondering moet worden gemaakt voor de sectoren volksgezondheid, onderwijs en radio en televisie. Met het aannemen van dit amendement 3 geven we dan ook eenduidig aan dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen commerciële diensten en openbare diensten en dat aan openbare diensten, zoals water, sanering en energie niet mag worden getornd, en we blijven bij ons standpunt dat eveneens een uitzondering moet worden gemaakt voor de sectoren onderwijs, volksgezondheid en radio en televisie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mijnheer Désir, dit betekent dat de oorspronkelijke Engelse versie als authentiek wordt beschouwd. We zullen alle vertalingen controleren om deze met de oorspronkelijke versie in overeenstemming te brengen.

Vóór de stemming over paragraaf 19

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Sturdy (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een mondeling amendement indienen op paragraaf 19. Ik realiseer me dat de socialisten mogelijk een aparte stemming hierover willen. Het betreft een verduidelijking inzake TRIPs en TRIMs. Je zou kunnen zeggen dat we een verkeerde trip hebben gemaakt door het acroniem TRIMs. Ze staan verkeerd om. Ik zal het amendement voorlezen met de technische wijzigingen: “roept op tot het zo spoedig mogelijk vinden van een permanente oplossing op het gebied van TRIMs (handelsgerelateerde investeringsmaatregelen) en TRIPs (handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten) om de toegang tot medicijnen te waarborgen voor landen die geen productiecapaciteit hebben en die te maken hebben met problemen op het gebied van de volksgezondheid”.

Het is een kwestie van die twee woorden omdraaien.

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik vrees dat er enige verwarring is. Op één punt ben ik het volledig eens met de heer Sturdy. Paragraaf 19 maakt namelijk gewag van het investeringsakkoord en dat is onjuist, aangezien deze paragraaf gaat over maatregelen betreffende de toegang tot geneesmiddelen, en dus is het wel degelijk het akkoord inzake intellectueel eigendom, ADPIC in het Frans en TRIPs in het Engels, dat moet worden vermeld en niet het TRIMs-akkoord, het investeringsakkoord. Wij hebben verzocht om een aparte stemming teneinde het zinsdeel betreffende het investeringsakkoord te verwijderen. Ik geloof niet dat we dit zinsdeel aan het begin van de paragraaf kunnen plaatsen, omdat deze paragraaf werkelijk niets van doen heeft met dit investeringsakkoord.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt verworpen)

 

23. Mensenrechten in Cambodja, Laos en Vietnam
  

Vóór de stemming over paragraaf 5

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ten behoeve van een duidelijkere en wat minder onhandige formulering van het tweede streepje van paragraaf 5 zou ik “politieke hervormingen door te voeren die leiden tot democratie en eerbiediging van de regels van de rechtsstaat, te beginnen met instemming met een meerpartijensysteem en vrijheid van meningsuiting voor allen”, welke formulering wat onhandig is na de komma, willen vervangen door: “zo spoedig mogelijk alle noodzakelijke hervormingen uit te stippelen en door te voeren die vereist zijn voor de democratisering van het land, het waarborgen van vreedzame uitingsmogelijkheden voor de politieke oppositie en het spoedig houden van verkiezingen voor meerdere partijen onder internationaal toezicht, met het oog op nationale verzoening”.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt goedgekeurd)

 

24. Olympische wapenstilstand

25. Ontwikkeling en sport
  

Vóór de stemming over paragraaf 10

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Hybášková (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, voor de duidelijkheid lees ik eerst het amendement voor: ‘erkent het volledige recht van vrouwen om vrijelijk deel te nemen aan sport en moedigt vrouwen aan intensiever aan sport deel te nemen’.

(CS) Geachte mijnheer de Voorzitter, het doel van mijn amendement is de tekst aan te scherpen en te verbeteren. Het is volgens mij van het grootste belang dat het Parlement en de Europese Unie vrouwen in ontwikkelingslanden en in islamitische landen, dus ook bijvoorbeeld in Saudi-Arabië, het recht toekennen om volledig deel te nemen aan sportieve activiteiten. Ik hoop dat niet alleen de vrouwelijke Parlementsleden maar ook de aanwezige mannelijke Parlementsleden voor mijn amendement zullen stemmen.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt goedgekeurd)

 

26. Richtsnoeren voor de goedkeuring van de Europese Commissie

27. Toepassing van de communautaire mededingingsregels op het zeevervoer

28. Europese elektronische-communicatieregelgeving en -markten in 2004

29. BTW toe te passen op arbeidsintensieve diensten
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd.

 

30. Stemverklaringen
  

- Verslag-Mitchell (A6-0060/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik heb gestemd vóór het terugverwijzen van dit uitgeholde voorstel inzake ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking naar de parlementaire commissie. Aangezien de Commissie nu duidelijk heeft gemaakt dat zij niet van plan is met een nieuw voorstel te komen, zullen substantiële amendementen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het Parlement zijn recht van toezicht op de formulering en uitvoering van het ontwikkelingsbeleid kan behouden.

Ik denk dat het essentieel is dat het Europees Parlement de rijen sluit in deze kwestie, in de strijd om het behoud van medebeslissingsbevoegdheid inzake het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, welke in dit voorstel wordt ondermijnd. Het is terecht dat armoedeverlichting centraal blijft staan bij elk ontwikkelingssamenwerkingsinstrument, en daarom is verder overleg nodig tussen de bevoegde commissies op dit terrein (de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie internationale handel).

Ik ben er nog steeds niet overtuigd dat het splitsen van de ontwikkelings- en de economische hoofdstukken van dit instrument goed is voor ontwikkelingslanden, aangezien het EU-ontwikkelingsbeleid grotendeels steunt op een gezamenlijke rechtsgrondslag in het Verdrag, namelijk ontwikkelingshulp en externe economische samenwerking.

 
  
  

- Verslag-Triantaphyllides (A6-0311/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) (Ik weet niet zeker of ik kan spreken in al deze herrie.) Ik heb vóór de motie gestemd, op grond van de ervaring die ik in mijn werk heb opgedaan met grensoverschrijdende samenwerking tussen Slowakije en Polen in het kader van de Euroregio Tatra. Sommige Euroregio-initiatieven zijn vanzelf ontstaan, vanuit de samenleving. De Euroregio’s van tegenwoordig zijn verenigingen met rechtspersoonlijkheid en een eigen, grensoverschrijdende opzet, en zij beschikken over de grootste deskundigheid op het gebied van duurzame regionale ontwikkeling. Ze zijn tevens uitgegroeid tot belangrijke instrumenten voor grensoverschrijdende samenwerking, die van fundamenteel belang is voor de Europese cohesie, volgens de bepalingen van de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten.

Gezien hun inzicht in de problematiek in de grensstreken, is het essentieel dat de Euroregio's deel hebben aan de totstandkoming van strategieën voor de periode 2007-2013 en dat zij een grotere rol spelen in de samenwerking met nationale instellingen bij het beheer van EU-programma’s. Dit verslag is een belangrijk initiatief van het Europees Parlement, aangezien onze steun voor de Euroregio’s bevorderlijk is voor de verwezenlijking van een van de belangrijkste EU-doelstellingen, namelijk het wegnemen van de onderlinge verschillen tussen regio’s.

 
  
  

- Verslag-Van Hecke (A6-0242/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Ferreira (PSE), schriftelijk. – Dankzij de inzet van het Britse voorzitterschap en de rapporteurs van het Europees Parlement hebben we een akkoord weten te bereiken over deze verordening betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien op farmaceutische producten.

Met dit akkoord brengen we het voorstel van de Europese Commissie, dat het ten opzichte van het WTO-besluit voor landen met ernstige volksgezondheidsproblemen nog moeilijker maakte toegang te verkrijgen tot geneesmiddelen, weer in evenwicht.

Dit compromis met de Raad stemt tot tevredenheid omdat het systeem van dwanglicenties wordt uitgebreid tot NGO’s, internationale organisaties en landen die geen lid zijn van de WTO. Het compromis staat uitvoer toe naar landen die deel uitmaken van dezelfde regionale eenheid.

Ik betreur de weigering om technologieoverdracht naar de zuidelijke landen te stimuleren evenals het feit dat lidstaten nog altijd het recht hebben om aanvullende eisen te stellen.

Deze wetgeving, die echter pas tweeënhalf jaar na de goedkeuring van het WTO-besluit van kracht zal worden, blijkt noodzakelijk voor een groot aantal ontwikkelingslanden die kampen met ernstige volksgezondheidsproblemen. Het doet me deugd dat dit besluit samenvalt met de Wereld Aids Dag.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De voorstellen van het Parlement brengen enige verbetering aan in de door de Commissie gepresenteerde Verordening, maar doen niets af aan de mogelijkheid om geneesmiddelen te octrooieren en de macht die de multinationale farmaceutische corporaties daaraan ontlenen. Deze ondernemingen kunnen zo immers de markt beheersen. En dat is waar het hier eigenlijk om gaat.

De voorstellen van het Parlement hebben het over “wetgeving” en het opleggen van een “verplicht” model voor het verstrekken van essentiële geneesmiddelen aan enorme hoeveelheden mensen. Men beweert zo te willen reguleren, maar cynisme overheerst. Deze voorstellen bevatten namelijk geen mechanismen voor het bevorderen van onderzoek. Ze zullen geen capaciteiten ontwikkelen voor het door voornoemde gemeenschappen georganiseerde onderzoek naar, en de productie en voorziening van de geneesmiddelen die voor deze zelfde gemeenschappen essentieel zijn, en waarop ze recht hebben.

Het is de bedoeling dat de toegang tot medicijnen voor de zogenaamde onderontwikkelde landen “gereguleerd” wordt, en wel op een zodanige wijze dat de multinationals lagere prijzen kunnen bedingen, zodat ze hun markt kunnen uitbreiden zonder hun geprivilegieerde status te verliezen.

Deze strategie staat echter haaks op de conclusies van de Doha-Conferentie bij de Wereldhandelsorganisatie. Daarin wordt gesteld dat de landen omwille van hun volksgezondheid octrooien zouden moeten “openbreken”. Brazilië en Zuid-Afrika zijn daar voorbeelden van. Deze landen zijn erin geslaagd Aids-patiënten gratis geneesmiddelen te verschaffen.

Vandaar onze stem tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Deze verordening is een belangrijke mijlpaal bij de verbetering van de toegang tot medicijnen in ontwikkelingslanden, en geniet mijn volledige steun. Hiermee verlaat de EU de huidige patstelling binnen de WTO betreffende de verlening van “dwanglicenties” voor farmaceutische producten ter bestrijding van ziekten die miljoenen mensen in de ontwikkelingslanden treffen.

Het aannemen van de verordening betekent dat de EU, ’s werelds grootste interne markt, voortaan niet alleen armen medicijnen van levensbelang kan bieden tegen betaalbare prijzen, maar ook de uiterst belangrijke ontwikkeling van de vervaardiging ter plekke kan ondersteunen via de overdracht van technologie en knowhow naar gezondheidszorgsystemen in ontwikkelingslanden.

Ik ben een warm voorstander van de pogingen van de rapporteur en auteur om het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden naar niet-WTO-landen, waarvan er ten minste 40 ontwikkelingsland zijn. Pogingen om te bewerkstelligen dat deze nieuwe verordening ook de mogelijkheid biedt voor het vervullen van de belangrijke rol van NGO’s en VN-instellingen als zorgverleners, kunnen eveneens op mijn steun rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ook al hebben we nog geen ideale oplossing gevonden, ik geloof toch dat de in deze ontwerpresolutie opgenomen ideeën aanbeveling verdienen. Ik ben vooral heel tevreden met een aantal door het Parlement aangenomen amendementen die erop gericht zijn om de armste landen in staat te stellen hun strijd tegen al deze ernstige ziekten die zoveel slachtoffers maken op de goedkoopste en meest doeltreffende wijze voort te zetten.

De bescherming van eigendomsrechten, inzonderheid intellectuele eigendomsrechten, is zeker niet onverenigbaar met de bescherming van de volksgezondheid en onze plicht om de armste landen toegang te verschaffen tot de geneesmiddelen waar ze het meeste behoefte aan hebben.

 
  
  

- Verslag-Parish (A6-0327/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik verwelkom dit voorstel voor een richtlijn betreffende maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza. Het richtlijnvoorstel beoogt de actualisering van EU-maatregelen op basis van de lering die uit de recente vrees voor een epidemie getrokken is, en op basis van nieuwe wetenschappelijke kennis over de verspreiding van de ziekte en de risico’s voor de menselijke gezondheid. De bestaande richtlijn omvat alleen maatregelen ter bestrijding van de zogeheten “hoogpathogene” AI-virussen, dat wil zeggen virussen die omvangrijke ziekte-uitbraken bij pluimvee veroorzaken en incidenteel ook mensen kunnen besmetten.

Er zijn evenwel aanwijzingen dat deze hoogpathogene virussen in feite voortkomen uit de zogeheten “laagpathogene” AI-virussen, via virusmutatie. Om grootschalige uitbraken van aviaire influenza te voorkomen, voorziet de nieuwe wetgeving ook in verplicht toezicht en maatregelen ter bestrijding van de laagpathogene AI-virussen die van wilde vogels, zoals eenden en ganzen, kunnen overgaan op gedomesticeerd pluimvee. De laagpathogene virussen kunnen niet worden uitgeroeid bij wilde vogels, maar de besmetting van gedomesticeerd pluimvee kan doeltreffend worden bestreden en de mutatie in de risicovolle vormen van het virus kan worden voorkomen.

Ik sta volledig achter het oogmerk van de nieuwe wetgeving, omdat met die wetgeving de meest passende toezicht- en preventiemaatregelen tegen aviaire influenza van kracht worden en de gezondheidsrisico’s, de economische kosten en de nadelige …

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk.(FR) Reeds vanaf 1989 waren de gevaren van menselijke besmetting met bovine spongiform encephalopathy (BSE) te voorzien. De Commissie en lidstaten zoals Frankrijk hebben gewacht tot 1996 voordat ze beschermende maatregelen namen.

Bovendien had het ultraliberalisme van de regering-Thatcher ertoe geleid dat de Britse regering de nationale veterinaire netwerken ontmantelde. Toen vee- en varkensmesterijen in Groot-Brittannië in 2003 werden geteisterd door mond- en klauwzeer, werd de volksgezondheid niet meer beschermd. Miljoenen dieren zijn preventief geslacht en op gigantische brandstapels verbrand. De ideologische dwaasheid van het ultraliberalisme en van de blinde vrijhandel bleef echter intact.

Na de lakse houding van laisser faire gaan we thans in een richting waarbij wij ten aanzien van aviaire influenza bewust proberen dit onderwerp onbegrijpelijk te maken door fundamentele angsten van mensen uit te buiten. Dit wordt allemaal gebracht onder de noemer van een voorzorgsbeginsel dat niet meer is dan de regressieve reactie van een Europese elite à la Amish.

Een virus dat momenteel nog niet bestaat en ontsproten is aan de verbeelding van politici die hun vroegere falen op het gebied van de volksgezondheid willen compenseren door te hooi en te gras maatregelen te nemen ter bescherming van de volksgezondheid, zou de mensheid bedreigen in de vorm van een pandemie à la Hollywood, die vergelijkbaar is met de Spaanse griep.

Om die reden slaan we op grote schaal ondoeltreffende vaccins zoals Tamiflu in, terwijl we de angsten van de mensen aanwakkeren zodat ze de inadequate maatregelen vergeten ten aanzien van bedrijfsverplaatsingen, islamisering en andere echte problemen die niet worden aangepakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Zoals de rapporteur terecht opmerkt, is het geheel uitbannen van deze ziekte bij vogels de beste manier om een pandemie van aviaire influenza bij mensen te voorkomen.

De Gemeenschap moet daarom haar inspanningen op het gebied van onderzoek coördineren en fondsen beschikbaar maken om aldus orale vaccins te ontwikkelen en beschikbaar te maken. Deze moeten voor al de betrokken vogelsoorten en virusvarianten doeltreffend zijn.

We zijn heel tevreden met het amendement op de nu geldende richtlijn. Daarin wordt aangedrongen op maatregelen met betrekking tot de zwak pathogene virussen in pluimvee om zo te verhinderen dat deze virussen muteren en sterk pathogeen worden.

Dit verslag noemt een hele reeks maatregelen gericht op het voorkomen van de besmetting van mensen. We hebben daarom vóór gestemd.

 
  
  

- Verslag-Figueiredo (A6-0326/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Ik ben zeer verheugd dat mijn verslag is goedgekeurd. Er moet meer communautaire steun worden gegeven voor onderzoek naar orale vaccins om zo de verschillende varianten van het vogelgriepvirus te kunnen bestrijden. De gemeenschap zal het gebruik van deze vaccins moeten aanmoedigen als dat nodig mocht blijken te zijn. De kosten voor deze vaccins zullen in hun geheel door de Gemeenschap moeten worden gedragen.

De lidstaten zullen communautaire assistentie moeten ontvangen voor het ontwikkelen van een systeem voor het toezicht op de ziekte, met inbegrip van laboratoriumdiagnoses en onderzoek. Verder zullen er maatregelen moeten worden genomen op het gebied van samenwerking met en de technische assistentie aan derde landen, met name in Azië, om preventieve screening te kunnen uitvoeren in de landen waar aviaire influenza is ontstaan.

Wat de communautaire financiële steun betreft: ik had voorgesteld om deze steun op te trekken van 50 naar 60 procent van de door de lidstaten gemaakte kosten (ongeacht of deze betrekking hebben op hoog- dan wel laagpathogene aviaire influenza). Dat voorstel is helaas verworpen.

Ik heb ook voorgesteld om gederfde inkomsten voor 50 procent te compenseren totdat het bedrijf weer normaal functioneert, uiteraard zonder het marktmechanisme te ondermijnen. Ook dat voorstel is verworpen.

Afgezien van deze twee punten, vertrouw ik erop dat de Commissie en de Raad rekening zullen houden met de aangenomen voorstellen ter bescherming van de volksgezondheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid kosten geld. Ze zijn bedoeld om heel veel mensen te helpen. Het gaat hier – onder andere – om onderzoek, preventie en crisisbeheersing. Wat aviaire influenza betreft, is het duidelijk dat de methoden voor het verlenen van financiële bijstand ter compensatie van de kosten die voor het nemen van de nodige veterinaire maatregelen zullen moeten worden gemaakt aan de nieuwe werkelijkheid dienen te worden aangepast.

Er is gevaar voor een pandemie over de gehele wereld. Sommige lidstaten lopen echter meer risico’s dan andere als gevolg van het feit dat ze langs de trekroutes van wilde vogels gelegen zijn.

Als je preventie in je berekening betrekt (en dan denk ik vooral aan de ontwikkeling van systemen voor toezicht, laboratoriumkosten en onderzoek naar nieuwe vaccins), dan begrijp je dat we enorme sommen zullen moeten vrijmaken. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag-Rosati (A6-0329/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit voorstel van de Commissie is bedoeld om Verordening 974/98 te wijzigen. Deze verordening gold als wettelijk kader voor de omschakelingsperiode bij de invoering van de euro als gemeenschappelijke munteenheid in alle huidige landen in de eurozone. Het is nu de bedoeling om ditzelfde kader te gebruiken voor de landen die op 1 mei 2004 lid van de EU zijn geworden en juridisch gebonden zijn tot de eurozone toe te treden. Eén van de belangrijkste voorstellen bestaat erin de overgangsperiode te verkorten en een oplossing van het “oerknal”-type te vinden door de euromunten en –bankbiljetten te introduceren op het moment waarop de euro als gemeenschappelijke munt wordt aanvaard.

Dit verslag volgt die benadering en probeert te verzekeren dat geen enkel land de eurozone kan verlaten. Wij vinden dat dit onaanvaardbaar is en dat elke lidstaat het volste recht heeft om de eurozone te verlaten als men dat verlangt. Voor twee landen – Denemarken en het Verenigd Koninkrijk – geldt een opt-out-clausule en een ander land – Zweden – heeft besloten niet mee te doen. Elke poging om restricties op te leggen moet dus als discriminatie worden beschouwd.

Vandaar onze stem tegen. Wij houden vast aan ons principieel verzet tegen de euro. Het is duidelijk dat het monetair beleid geleid heeft tot economische stagnatie en werkloosheid, hetgeen ook …

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Wat heeft de eurozone tegenwoordig te bieden? Het laagste groeipercentage van de geïndustrialiseerde landen. Werkloosheid. Stijgende kosten van levensonderhoud. Een belachelijke begrotingsdiscipline. Een uit de hand lopende staatsschuld. Een niet bestaand wisselkoersbeleid en een overgewaardeerde euro. Een Europese Centrale Bank, die dermate in de greep is van de angst voor inflatie dat zij nu op het punt staat haar basistarieven te verhogen, op het gevaar af dat zij de economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid op het spel zet. De euro heeft tot veel desillusies en veel schade geleid, die zullen toenemen wanneer de economieën in deze zone zich steeds meer van elkaar verwijderen.

Na de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de Europese Unie bleek uit opiniepeilingen in de westerse pers dat de burgers van deze landen positief stonden tegenover een toetreding die hen definitief inlijfde bij de democratieën, hoewel ze niet alle implicaties van die toetreding begrepen. Velen van hen waren en zijn er ongetwijfeld nog steeds van overtuigd dat de overgang naar de euro mogelijk was, maar niet verplicht.

De vraag is niet zozeer of een land de euromunten en –bankbiljetten wel of niet kan invoeren zodra het deze gemeenschappelijke munteenheid aanneemt. De vraag is eerder of zijn burgers het eens zijn met alle consequenties van die overgang en of zij die begrepen hebben. Zij moeten beslist worden geraadpleegd in een referendum.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik sta positief tegenover dit verslag, waarin de eerdere nationale strategieën voor de invoering van de euro onder de loep worden genomen en suggesties worden gedaan voor de verbetering van die strategieën en de uitvoerig ervan in de lidstaten die mogelijk deel willen gaan uitmaken van de eurozone, voor zover en wanneer zij daartoe besluiten.

Ik hoop dat het verslag ooit relevant zal worden voor het VK.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) In een aantal opzichten is het begrijpelijk dat de nieuwe lidstaten de euro zo snel mogelijk willen invoeren.

We dienen echter wel te bedenken dat slechts 38 procent van de mensen in de tien nieuwe lidstaten ervan overtuigd is dat de invoering van de euro een positieve uitwerking heeft en dat bijna de helft voorstander is van een zo laat mogelijke invoering.

Die laatste wens dienen wij te eerbiedigen, want dat geeft de betrokken landen de kans om de noodzakelijke hervormingen in een wat gematigder tempo uit te voeren en het geeft de mensen meer tijd om te wennen aan de gewijzigde omstandigheden.

Feit is ook dat de ervaringen uit het verleden aantonen dat, al wordt dat nog zo ontkend, de invoering van de euro tot prijsstijgingen leidt, omdat de bedrijven de kosten willen terugverdienen die zij hebben gemaakt door de omschakeling.

De Commissie dient te laten zien dat zij heeft geleerd van de mislukking van de Europese Grondwet door referenda te steunen waarin het volk zijn wil kan uitspreken – zoals dat nu in Polen is gepland – in plaats van te riposteren dat Polen verplicht is om de euro in te voeren. Als landen zoals Groot-Brittannië, Denemarken en Zweden hun monetaire zelfstandigheid behouden, dan moeten wij anderen ook toestaan om dat te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ik ben voorstander van grensoverschrijdende samenwerking op vrijwillige basis. Het is een idee dat het aanmoedigen waard is.

In het algemeen ben ik ervóór als overheden van verschillende lidstaten op verschillende niveaus met elkaar samenwerken, zeker als het initiatief daartoe door de overheden zelf genomen wordt (al is het gerechtvaardigd zulke initiatieven aan te moedigen). Het mag echter niet leiden tot het opzetten van nieuwe administratieve en bureaucratische entiteiten. In dit specifiek geval worden er ook grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden opgezet buiten de EU. Ik vind dat heel positief.

Ik heb derhalve vóór dit verslag gestemd.

Er is echter één aspect waarover ik graag duidelijkheid wil verschaffen.

Dit soort initiatieven mag niet worden aangemoedigd (of geconcipieerd) op basis van een benadering die de centrale overheden ondermijnt. De EU mag door het aanmoedigen van deze initiatieven dus niet proberen de lidstaten intern uiteen te rafelen. Dat kan de lidstaten alleen maar schade toebrengen. Dat is niet de rol of opdracht van de Unie, en dat mag ook niet zo worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Verordening 974/98 over de invoering van de euro heeft haar nut bewezen als wettelijk kader voor de omschakelingsperiode bij de invoering van de euro als gemeenschappelijke munteenheid in alle huidige landen in de eurozone. Deze Verordening kan dan ook beschouwd worden als een bruikbare basis voor toekomstige deelnemende lidstaten, al zullen er wel enige technische aanpassingen moeten worden aangebracht. De ervaring met de omschakeling naar de euro heeft uitgewezen dat de communicatiestrategie moet worden verbeterd. Er moet om te beginnen gezorgd worden voor een parallelle prijszetting om de burgers te informeren. De periode van dubbele omloop voor de twee munteenheden moet anders worden geregeld en de banken moeten meer tijd krijgen de omschakeling te begeleiden.

Daarom heb ik vóór het verslag-Rosati gestemd.

 
  
  

- Verslag-Becsey (A6-0323/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De Raad houdt sinds oktober 1992 vast aan een minimumhoogte van de BTW van 15 procent (na drie verlengingen blijft deze bepaling geldig tot aan het einde van het jaar 2005). Het voorstel van de Commissie is erop gericht dit tarief tot 31 december 2010 aan te houden. Daar zijn wij voor.

Door een minimumtarief vast te stellen beoogde men aanvankelijk een bandbreedte met een bovengrens te creëren. Die zou dan later kunnen worden geharmoniseerd tot één enkel BTW-tarief voor de gehele Gemeenschap. Hoewel geen enkele lidstaat een tarief onder de 15 of boven de 25 procent heeft, is het wel zo dat de instelling van een bandbreedte gevolgen heeft voor de belastingsoevereiniteit van de lidstaten en hun financieringsopties onder de communautaire begroting.

Het feit dat in dit verslag opnieuw een bepaalde kwestie wordt aangeroerd, heeft ons doen besluiten tegen te stemmen. Er worden namelijk heel subtiele pogingen ondernomen om het ritme van debat over de harmonisering van de BTW op te voeren. Een dergelijke harmonisering zou negatieve gevolgen hebben voor flexibele elementen in bestaande regelingen, zoals de mogelijkheid om rekening houdend met de verschillende sociale en economische behoeften van de individuele lidstaten lagere BTW-tarieven op te leggen. Dat is voor ons een extra argument om tegen te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik steun dit verslag, waarin wordt ingestemd met het Commissievoorstel voor de verlenging van het “bijlage K”-experiment voor de toepassing van verlaagde BTW-tarieven op bepaalde arbeidsintensieve diensten.

Ik betreur het dat het Europees Parlement een standpunt over BTW heeft en dat de Raad deze kwestie telkens opnieuw ophoudt. Het vervelende rondom dit voorstel is dat indien de Raad geen akkoord bereikt vóór eind december, het experiment met de verlaagde tarieven geen rechtsgrondslag meer heeft in negen lidstaten. Dit raakt niet het VK, dat zijn verlaagde tarieven toepast via bijlage H. Toch zou ik het jammer vinden als dit experiment zo aan zijn einde komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk.(FR) Vijftig jaar geleden hebben twee Fransen, Maurice Lauré en Georges Egret, de belangrijkste technologische uitvinding gedaan in de geschiedenis van de belastingen: het BTW-stelsel, dat door meer dan 123 landen wordt toegepast, waaronder de landen van de EU sinds de eerste richtlijn uit 1967.

In de jaren negentig streefden we op grond van de monotheïstische godsdienst van de eengemaakte Europese markt naar een uniform BTW-tarief waarvan het grensoverschrijdende rechtsstelsel dat van het land van oorsprong van de transactie moest zijn, en niet van het land van consumptie of bestemming.

Het risico bestond dat een continentaal compensatiefonds zou ontstaan, een groot labyrintisch systeem dat de BTW-inkomsten uit de intracommunautaire handel zou verdelen.

Dankzij de unanieme steun van de lidstaten kon de Raad op een "tijdelijke/permanente" basis belastingheffing invoeren in het soevereine land van consumptie.

Het zou van intelligentie getuigen wanneer we thans Europese arbeidsplaatsen fiscaal op dezelfde wijze zouden behandelen als internationale arbeidsplaatsen door die belachelijke belasting op werk na een eeuw van dwalingen op te heffen.

Bovendien moeten we het ingenieuze stelsel van verlaagde BTW-tarieven gebruiken om douanerechten te klonen en aftrekbare voorbelasting hierop te heffen ten gunste van exporteurs. Op deze wijze maken we een einde aan de economische en sociale uitwassen van de globalisering in de vorm van bedrijfsverplaatsingen en werkloosheid.

 
  
  

- Verslag-Becsey (A6-0324/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) In dit verslag, dat mijn steun geniet, wordt ingegaan op het grensoverschrijdende stelsel voor de teruggave van BTW aan KMO’s, waarbij tijdslimieten worden gesteld met betrekking tot het ontvangen van gegevens en het terugbetalen van geldbedragen. Ik hoop dat het zal leiden tot minder administratieve rompslomp voor KMO’s.

 
  
  

- Ontwerpresolutie over de voorbereiding van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (RC-B6-0619/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil namens mijn collega’s verklaren dat wij vóór deze resolutie over de WTO hebben gestemd, waarbij we er wel van uit zijn gegaan dat de verwijzing in paragraaf 6 naar de hervorming van het GLB betrekking heeft op de GLB-hervormingen van 2003 onder commissaris Fischler.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk.(EN) Ik steun deze gezamenlijke resolutie over de voorbereiding van de WTO-conferentie en hoop dat die ertoe zal bijdragen dat de internationale handel gemakkelijker een belangrijke rol kan spelen bij het bevorderen van economische ontwikkeling en het verlichten van armoede. Ik steun in het bijzonder het amendement waarin wordt opgeroepen tot het voor het einde van 2010 afschaffen van alle vormen van uitvoerconcurrentie, waaronder voedselhulp, uitvoersubsidies en activiteiten van staatshandelsondernemingen, en wel gelijktijdig door alle geïndustrialiseerde landen. Het is cruciaal dat onderscheid wordt gemaakt tussen commerciële en publieke diensten, en dat publieke diensten zoals die op het gebied van water, riolering en energie, niet worden afgebroken of ondermijnd in de GATS-overeenkomst.

De Doha-ronde moet slagen om het multilaterale handelsstelsel te versterken met het oog op de vooruitgang en harmonieuze ontwikkeling van de wereldeconomie. Aan steun en schuldenverlichting gekoppelde handel is van wezenlijk belang voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen 2015, zodat ten aanzien van de ontwikkelingsaspecten van de Doha-ronde concrete resultaten behaald moeten worden tijdens de ministersconferentie van Hong Kong.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) De Commissie staat op het punt om in de Doha-ronde onze landbouw en onze voedselveiligheid op te offeren. Zij staat op het punt om de Overeenkomst inzake de handel in diensten, de beruchte GATS, die niets anders is dan een Bolkestein-richtlijn op mondiale schaal, te ondersteunen. De Commissie wil onze douanetarieven, die toch al de laagste ter wereld zijn, nog verder verlagen. En zij komt slechts halfhartig op voor de Europese belangen in de strijd tegen dumping van welke aard dan ook, tegen piraterij en imitatie of voor de noodzakelijke naleving door de Europese concurrenten van een minimumaantal sociale en ecologische normen.

Dit Parlement is opvallend vastberaden en kortzichtig wanneer het de zegeningen van de globalisering toejuicht en zijn ideeën ten aanzien van de bescherming en de diversifiëring van economieën, de noodzakelijke behartiging van nationale belangen, de vrijheid om het tempo van de liberalisering te kiezen of ten aanzien van het behoud van arbeidsplaatsen, uitsluitend voorbehoudt aan ontwikkelingslanden.

Aangezien dit Parlement in herhaling valt, val ook ik in herhaling. De wereldhandel is ongelijk. Hij is oneerlijk. De Europese landen en hun burgers zijn er echter de grootste slachtoffers van.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Via deze resolutie geeft de meerderheid van dit Parlement – waaronder de Portugese socialisten, sociaal-democraten en christen-democraten – aan dat ze de wereldhandel wenst te liberaliseren. Het komt erop neer dat landen die wat economische ontwikkeling betreft enorm van elkaar verschillen hun markten moeten openstellen voor mededinging. De grote economische en financiële groepen zullen daar verheugd over zijn – ze zullen hier immers goed van profiteren. De zojuist genoemde meerderheid probeert de mensen voor de gek te houden door steeds maar weer te herhalen dat ontwikkeling alleen mogelijk is als de handel wordt geliberaliseerd – dat wil zeggen: binnen het kader van een kapitalistische machtsovername. We zien echter dat armoede en ongelijkheid overal ter wereld zijn toegenomen. En deze ontwikkeling zal alleen maar verergeren als we het huidige liberaliseringsbeleid voortzetten. Het verslag van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties waarschuwt hier ook inderdaad voor.

De liberalisering zal het volgende teweeg brengen: de arbeiders zullen minder inkomsten ontvangen, de soevereiniteit van de burgers zal worden bedreigd, grote multinationals zullen zich meester maken van natuurlijke hulpbronnen en de biodiversiteit, het milieu zal worden vernietigd, de werkloosheid zal toenemen en miljoenen kleine boerenbedrijven zullen failliet gaan, terwijl de voedselsoevereiniteit en –veiligheid in gevaar zullen worden gebracht.

We hebben nu juist behoefte aan een heel andere internationale orde, een orde die op basis van een voor iedereen gunstige samenwerking in de behoeften van alle gemeenschappen voorziet, en garandeert dat alle volkeren hun meest fundamentele rechten – het recht op voeding, gezondheid, huisvesting, onderwijs, cultuur en vrijetijdsbesteding – tot gelding kunnen brengen, een orde waarin elke staat zijn mogelijkheden optimaal en soeverein kan ontplooien en de bescherming van het milieu bevorderd wordt.

Dat is wat er op het spel staat …

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik wijs de resolutie in deze ingediende gezamenlijke versie over de voorbereidingen van de zesde ministersconferentie van de WTO in Hongkong van de hand. De eisen en overwegingen die zij bevat zijn te beperkt, en ik zou graag zien dat de eisen met betrekking tot de sociale dimensie in de WTO veel verder zouden gaan.

Niet-handelsgerelateerde kwesties zoals sociale, culturele en ecologische vraagstukken, zouden in de Doha-ronde moeten worden opgenomen. Internationaal erkende sociale minimumnormen dienen niet te worden beschouwd als een vorm van handelsprotectionisme; integendeel, zij maken ‘eerlijke’ handel mogelijk, gezien het feit dat er een wisselwerking is tussen handels- en sociale vraagstukken.

In mijn ogen vormen bindende bepalingen ten aanzien van minimum arbeidsnormen in de WTO-overeenkomsten een voorwaarde voor een rechtvaardige economische en sociale ontwikkeling.

Verbod op kinderarbeid, recht op gelijke beloning van mannen en vrouwen, de afschaffing van de dwangarbeid, het toestaan van vakverenigingen en de vrijheid om collectieve overeenkomsten af te sluiten, behoren tot de absolute minimum arbeidsnormen, en de meeste landen zijn al verplicht om deze in het kader van de ILO in te voeren. Willen wij een eerlijk wereldhandelssysteem opbouwen, dan moeten dergelijke bindende minimum arbeidsnormen samen met de eerbiediging van de internationale milieunormen gelijkwaardig naast het heersende WTO-handelsrecht staan. Vastgelegde arbeidsnormen kunnen alleen maar een positieve uitwerking hebben op de economie van een land en zij mogen niet worden beschouwd als een belemmering.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik heb gestemd vóór een verklaring over de WTO-ministersconferentie die een krachtig signaal afgeeft dat ontwikkeling centraal moet blijven staan bij het overleg in de Doha-ronde.

Dit betekent dat rijkere spelers, zoals de EU, de nodige hervormingen moeten afronden om een eind te maken aan de verstorende landbouwsubsidies en om onze landbouwmarkten open te stellen voor producten uit armere, van de landbouw afhankelijke landen. Tegelijkertijd mogen er geen onredelijke verzoeken aan de allerarmste landen worden gedaan om hun binnenlandse markten in andere sectoren open te stellen.

Er staat veel op het spel in Hongkong, niet in de laatste plaats dat wij moeten laten zien dat wij ons willen inzetten voor het bevorderen van de handel tussen ontwikkelingslanden. Zuid-Zuidhandel blijft een belangrijk pad waarlangs de langetermijnontwikkeling van landen verloopt, gezien het feit dat 70 procent van de door ontwikkelingslanden betaalde tarieven aan andere ontwikkelingslanden wordt betaald. Bovendien staan deze landen klaar om grote winst te boeken op dit terrein, omdat hun onderlinge handel naar schatting tweemaal zo hard zal groeien als de wereldhandel en nu al goed is voor zo’n 40 procent van de uitvoer van ontwikkelingslanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk.(FR) Na Seattle, Doha en Cancun is het nu de beurt aan de top van Hongkong om zestig jaar filosofische en technische dwalingen voort te zetten ten aanzien van de verlaging en op den duur de afschaffing van douanetarieven. Dit gebeurt in naam van een Ricardiaanse theorie die niet alleen geen deugdelijke wetenschappelijke basis heeft, maar vooral voortdurend wordt tegengesproken door de feiten.

De constante verlaging van de douanetarieven zou het economische welzijn bevorderen. Na tientallen jaren van openstelling van de markten blijft de armoede in Afrika echter toenemen. De afschaffing van de douanetarieven zou bijdragen aan "de rijkdom van de landen". In Noord-Amerika heeft de vrijhandelsovereenkomst – de zogenaamde NAFTA – uit 1994 echter Mexicaanse boeren te gronde gericht.

De mensen zouden voorstander zijn van die verlaging van de douanetarieven. Welnu, de inheemse bevolking van de Andes, zoals die van Ecuador, heeft in november 2005 de vrijhandelsovereenkomst FTA afgewezen, die de regering-Bush wil opleggen aan Colombia, Peru en Ecuador.

De Wereldbank, de OESO, het IMF en de WTO blijven maar herhalen dat een verlaging van de douanebarrières leidt tot een verhoging van de levensstandaard. De “bananenaffaire” bewijst echter het tegendeel. De WTO en de WTO-top vormen samen de slavenmarkt die wordt verfraaid door Ricardo, Adam Smith en andere huichelachtige verkondigers van het Heilige Boek van de jungle.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Het idee dat de ontwikkeling van de internationale handel bijdraagt tot economische groei, meer banen en betere internationale betrekkingen is wijd verspreid, en dat doet me deugd. Er zijn echter nog steeds fracties die programma’s en strategieën voorstellen die deel uitmaken van een wijder verzet tegen een wereldorde met een opener handel. Het zou onverstandig zijn hun voorstellen over te nemen, maar we moeten wel proberen te begrijpen waarom deze mensen zo verongelijkt zijn. Je kunt immers geen politiek bedrijven zonder aandacht te hebben voor de werkelijkheid.

Daarom geloof ik dat deze gemeenschappelijke Resolutie met betrekking tot de belangrijkste vraagstukken een antwoord aanreikt en een aantal relevante punten aanroert. Ik geloof dat de EU bij de onderhandelingen een duidelijke en standvastige positie behoort in te nemen. We moeten laten zien dat onze steun voor economische ontwikkeling en meer internationale handel oprecht is. Ik ben daarom heel tevreden dat deze Resolutie zich uitspreekt voor economische groei in de zich ontwikkelende landen en dat de nadruk wordt gelegd op sociale en culturele factoren, het milieu, werkgelegenheid en – heel belangrijk – de economie.

De internationale handel moet eerlijker worden en in volume toenemen. We mogen onze verantwoordelijkheden ten aanzien van onze eigen burgers echter niet uit het oog verliezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De beslissingen van de EU voor de Ministerconferentie van de WTO zijn ingegeven door het streven van de imperialisten, vooral van de VS en de EU, om via de regels van de internationale handel de markten van de ontwikkelde en van de ontwikkelingslanden te plunderen, ten nadele van de volkeren en met rampzalige gevolgen voor het milieu.

De gemeenschappelijke resolutie, die de steun heeft van de fracties van de EVP, de PSE, de ALDE en de UEN, bekrachtigt het agressieve beleid van de EU ten nadele van de volkeren.

De liberalisering van de diensten, waarop de richtlijn “Bolkestein” aanstuurt in de lidstaten van de EU, wordt gekozen als internationale strategie van de EU in het kader van de WTO om zo de collectieve arbeidsovereenkomsten en in het algemeen de rechten van de werknemers aan te vallen.

Met drastische kortingen op de subsidies voor landbouwproducten, op basis van de herziening van het GLB van de EU en de algemene herstructurering van de landbouwproductie ten voordele van de monopolisten, wordt geprobeerd kleine en middelgrote landbouwbedrijven te vernietigen.

Tegelijk blijft de alleenheerschappij van de monopolisten in de farmaceutische sector bestaan.

De WTO is een imperialistische internationale organisatie die het winstbejag en de heerschappij van het kapitaal wil handhaven.

Om die redenen stemmen de afgevaardigden van de Griekse Communistische Partij tegen de resolutie over de WTO. Zo doen zij mee aan de strijd van de werknemers en versterken zij het verzet tegen het imperialisme en de monopolisten, opdat de volkeren zelf hun toekomst kunnen bepalen via overeenkomsten op basis van wederzijdse voordelen.

 
  
  

- Ontwerpresolutie over mensenrechten in Cambodja, Laos en Vietnam (RC-B6-0622/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De gemeenschappelijke resolutie probeert op provocerende en onaanvaardbare wijze de Socialistische Republiek Vietnam te bekladden door schendingen van de mensenrechten aan te klagen.

Het is de bedoeling druk uit te oefenen en het klimaat te creëren om het socialisme en de verworvenheden van het volk af te schaffen en zo alles in gereedheid te brengen om het land leeg te plunderen. De interventiepolitiek van de EU via het oprichten van een gesubsidieerde “oppositie” is bekend.

Men is zo schaamteloos te verwijzen naar de dertigste verjaardag van de grote overwinning van het Vietnamese volk op het Amerikaanse imperialisme en de regering te brandmerken wegens een gebrek aan democratie. Het heroïsche volk van Vietnam heeft zijn onafhankelijkheid duur betaald met miljoenen slachtoffers die zijn vermoord door toedoen van de imperialisten. Waar blijft de aandacht voor de mensenrechten van de tienduizenden Vietnamezen die zijn vermoord, van de duizenden kinderen die worden geboren met afwijkingen vanwege het gebruik van de chemische “agent orange”? Waarom eist de anders zo gevoelige EU niet dat de VS en Monsanto betalen voor de slachtoffers van de chemische en biologische oorlogvoering?

De Europese en Amerikaanse imperialisten zullen nooit het land vergeven dat drie grote imperialistische machten heeft weten te vermorzelen, de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk. Wij spreken onze steun en solidariteit uit met dat heroïsche volk, een symbool van de geschiedenis der mensheid.

 
  
  

- Ontwerpresolutie over een olympische wapenstilstand (RC-B6-0618/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (IND/DEM). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik betreur ten zeerste dat mevrouw Palacio namens de Commissie reeds heeft besloten dat het olympische bestand in de vallei van de Susa niet in acht wordt genomen tijdens de Olympische Winterspelen in 2006. Zelfs de regio Piëmonte heeft om dat bestand gevraagd om gedurende de spelen een eind te maken aan de spanningen en de onlusten die worden veroorzaakt door het verzet van de bevolking tegen de werkzaamheden aan de hogesnelheidslijn van Lyon naar Turijn. Een onafhankelijke vallei van de Susa, een vrij Piëmonte!

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik verwelkom deze resolutie over het olympisch bestand in het kader van de Olympische Winterspelen van Turijn in 2006. Het bestand is een wezenlijk symbool van de olympische geest, een symbool dat behouden moet blijven en geëerbiedigd moet worden.

 
  
  

- Ontwerpresolutie over ontwikkeling en sport (RC-B6-0633/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb met genoegen gestemd voor de ontwerpresolutie over ontwikkelingshulp en sport, die mijn collega mevrouw Martens heeft ingediend en verdedigd, omdat sport een van de activiteiten is die mensen verenigt en vooruitbrengt op hun weg naar meer wijsheid en vooruitgang. Deze resolutie zou het uitgangspunt moeten worden van een ambitieus EU-sportbeleid, waarbij zij zou moeten steunen op de nationale sportbonden van de lidstaten, met name ten aanzien van de jongeren.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik heb vóór deze resolutie gestemd. Ik denk dat er meer moet worden gedaan om jongeren tot sporten aan te zetten. We moeten ook meer doen om vrouwen aan te moedigen deel te nemen aan activiteiten die tot dusver door mannen werden overheerst. Tot slot moeten we, hoewel dit geen EU-thema is, de lidstaten aanmoedigen meer te doen om groenzones en speelterreinen in grote stedelijke gebieden in stand te houden.

 
  
  

- Verslag-Duff (A6-0179/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). – Voorzitter, ik denk dat er in het verslag van onze collega Duff over de richtsnoeren voor de goedkeuring van de Europese Commissie iets essentieels ontbreekt. Ik wil er namelijk aan herinneren dat hier een jaar geleden de heer Butiglione, de Italiaanse kandidaat-commissaris, werd afgeslacht op basis van een schandalig dossier dat tegen hem werd voorbereid. Daarbij ging het, zoals in de inquisitie destijds, niet over het beleid dat commissaris Butiglione eventueel zou voeren, maar wel over de vraag of hij er in zijn diepste innerlijke overtuiging geen opvattingen zou op nahouden die ingaan tegen die vreselijke politieke correctheid.

De afslachting van Butiglione was een zoveelste stap in de repressie door onze nieuwe links-totalitaire priesters. Indien dit Parlement eerlijk en consequent met zichzelf zou zijn, dan zou in dit verslag staan dat het Europese commissarissen niet is toegestaan is anders te denken dan wat de politieke correctheid toestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). – Voorzitter, much ado about nothing. Inderdaad het verslag-Duff doet me denken aan de beroemde woorden van William Shakespeare. Onafhankelijkheid, bekwaamheid, Europese inzet, dat is allemaal zeer mooi. Maar in de praktijk stel ik vast dat een figuur zoals Louis Michel zonder problemen door dit Parlement als commissaris werd aanvaard: Michel, die vroeger als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken met zijn demonisering van Oostenrijk inging tegen de Europese samenwerkingsgedachte zelf; Michel, waarvan algemeen geweten is dat voor hem de Europese gedragscode voor wapenuitvoer een vodje papier is; Michel, die in maart tijdens een blitsbezoek aan Cuba zei dat het er allemaal wel goed meeviel en dat de mensenrechtenorganisaties maar eens moesten ophouden met Castro te provoceren. Wat een geluk dat ethiek en respect voor mensenrechten geen nadrukkelijke criteria zijn voor benoeming!

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Hoe men de beginselen, criteria en modaliteiten die voor de Commissie als college moeten gelden ook beoordeelt, het is onaanvaardbaar dat het Parlement verslagen goedkeurt waarin gesteld wordt “dat de Grondwet op 1 november 2006 in werking treedt”. Als een meerderheid in dit Parlement zelfs na de nederlagen in Frankrijk en Nederland – die de goedkeuring van zogenaamde Europese Grondwet hebben tegengehouden – blijft vasthouden aan deze opvatting, dan is dat omdat men op een ongezonde wijze is geobsedeerdheid door federalistische en neoliberale ideeën.

Over de criteria en principes die bij de beoordeling moeten gelden, worden er wel enige zinnige dingen gezegd, maar we mogen niet vergeten dat kandidaten die voldoen aan de eisen van vaardigheid, toewijding en geschiktheid uiteindelijk staan voor een bepaald type beleid, of dat nu voor het individu of het collectief geldt. En dat – het soort beleid dat een kandidaat voorstaat – is voor ons het doorslaggevende criterium.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Ik wil erop wijzen dat de Europese Grondwet definitief nietig is geworden doordat de Fransen en de Nederlanders de tekst in referenda met een grote meerderheid hebben afgewezen. Door de herhaalde verwijzingen naar deze tekst in verslagen van het Parlement wordt de democratie ontkend. Degenen die pretenderen dat zij Europeanen vertegenwoordigen, zouden als eersten rekening moeten houden met de wil van Europeanen wanneer die duidelijk tot uiting wordt gebracht.

Bovendien staat dit Parlement, dat niet representatief is voor de Europese publieke opinie omdat het bijvoorbeeld de toetreding van Turkije, immigratie ter bevordering van de bevolkingsgroei en het beginsel van oorsprong in de Bolkestein-richtlijn ondersteunt, helaas niet garant voor een vlekkeloos functionerend Europa. Het Parlement heeft de Commissie-Santer niet bestraft. Het heeft een selectieve heksenjacht gevoerd bij de benoeming van de Commissie-Barroso, niet voor het welzijn van Europa, maar om ideologische redenen en vanwege een machtsstrijd tussen instellingen.

Tot slot: Europa is geen staat. De Commissie is geen regering en moet dit vooral niet worden. Zij is slechts een college van ambtenaren. De goedkeuring van de samenstelling van de Commissie en van haar voorzitter door het Parlement is en blijft louter poespas. De Commissie krijgt hierdoor geen enkele democratische legitimiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Er moet lering worden getrokken uit de missers en fouten bij de benoeming van de Commissie vorig jaar.

Wat onder andere vatbaar was voor kritiek, was dat een bekwame kandidaat zich moest terugtrekken omdat hij bleef vasthouden aan zijn conservatieve religieuze overtuigingen, terwijl een incompetente stalinist in functie bleef. Het geeft al helemaal geen pas dat twijfelachtige kandidaten – die bijvoorbeeld hun betrokkenheid verzwijgen bij illegale donaties aan hun partij – moeiteloos door de screening komen. Ten slotte moeten juist toekomstige leden van de Commissie aan de hoogste morele normen voldoen. Mensen die veroordeeld zijn, hebben niets te zoeken in de Commissie.

Ook is pijnlijk om te zien dat er geen overeenstemming bestaat over hoe moet worden beoordeeld of een toekomstige commissaris wel bekwaam en geschikt is, waardoor er verschillende maatstaven worden gehanteerd, vooral als er bij toepassing van uniforme maatstaven en vereisten nog andere kandidaten zouden zijn afgevallen.

Niet alleen moeten we eindelijk de kans krijgen om individuele kandidaat-commissarissen te beoordelen, in plaats van te worden afgescheept met een stemming over de Commissie als geheel, maar het is ook van cruciaal belang dat wij het in dit Parlement eens worden over uniforme criteria om hen de maat te nemen. Daarnaast dienen ook de lidstaten de commissarissen zorgvuldiger selecteren en alleen kandidaten voor te stellen die werkelijk bekwaam zijn. Dat wordt zonder meer bereikt als er een shortlist zou komen, waaruit de meest geschikte kandidaten kunnen worden gekozen. Alleen zo kunnen in de toekomst farces worden voorkomen.

 
  
  

- Verslag-Kratsa-Tsagaropoulou (A6-0314/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Vervoer over zee is voor Portugal van cruciaal belang, aangezien ons land over een uitgestrekte kust beschikt. Dit type vervoer is voor de Unie als geheel ook heel belangrijk. De Unie heeft immers een enorm lange kustlijn.

Daarom dienen we ervoor te zorgen dat de Europese zeevaart levensvatbaar en concurrerend is en blijft, overeenkomstig de strategie van Lissabon.

Communautaire mededingingsregels voor het zeevervoer dienen rekening te houden met het feit dat er nieuwe scheepvaartmachten ten tonele zijn verschenen, namelijk China, Zuid-Korea en Taiwan. Er zullen dus instrumenten moeten worden gecreëerd om het nieuwe kader voor samenwerking tussen lijnvaartmaatschappijen (met dienstverbindingen naar de Unie toe en daarvandaan) te beschermen.

Ik heb daarom voor het verslag-Kratsa gestemd.

 
  
  

- Ontwerpresolutie over BTW voor arbeidsintensieve diensten (RC-B6-0630/2005)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Deze Resolutie is niet bedoeld om een discussie te beginnen over belastingharmonisatie en gemeenschappelijke BTW-regelingen. Waar het hier vooral om gaat is dat we de proefperiode voor die lidstaten die ervoor gekozen hebben om op bepaalde arbeidsintensieve diensten een verlaagd BTW-tarief toe te passen, met nogmaals één jaar verlengen (tot einde 2006).

Dit is een ad-hocmaatregel die volgens ons kan bijdragen tot het scheppen van banen en het terugdringen van de parallelle economie. Het is echter nog te vroeg om een beoordeling te geven van de sociaal-economische gevolgen van deze maatregel, die trouwens ook zal leiden tot meer flexibiliteit op het gebied van de indirecte belastingheffing.

We mogen niet vergeten dat de prijzen kunnen stijgen als we deze maatregel plots buiten werking stellen. De regeling moet voor al de huidige lidstaten gelden. Nieuwe lidstaten mogen niet worden gediscrimineerd. Dat zou onaanvaardbaar zijn.

 

31. Rectificaties stemgedrag: zie notulen

32. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen

33. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen

34. Samenstelling Parlement: zie notulen

35. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen

36. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen

37. Onderbreking van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken.

(De vergadering wordt om 11.50 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid