13. Verzoek om verdediging van de immuniteit van Bruno Gollnisch
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0376/2005) van Diana Wallis, namens de Commissie juridische zaken, over het verzoek om verdediging van de immuniteit en voorrechten van Bruno Gollnisch (2005/2072(IMM)).
Diana Wallis (ALDE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in mijn hoedanigheid van rapporteur deel ik het besluit van de Commissie juridische zaken aan het Parlement mee. Ik maak er geen geheim van dat de commissie dit een netelige kwestie vond. Onze collega, de heer Gollnisch, heeft ons gevraagd of wij zijn parlementaire immuniteit wilden verdedigen. Ik wil hem bedanken voor zijn keurige gedrag en zijn medewerking aan de onderzoeken van de commissie.
Tegen de heer Gollnisch is vervolging ingesteld op grond van de Franse wet, de wet van zijn thuisland. Tijdens een persconferentie zou hij woorden hebben gebruikt die op ontkenning van de Holocaust zouden duiden.
De commissie heeft deze zaak tijdens diverse vergaderingen besproken en uiteindelijk met een grote en overtuigende meerderheid besloten dat het in dit geval niet juist zou de parlementaire immuniteit van de heer Gollnisch te verdedigen. De commissie was van oordeel dat hij de gewraakte uitlatingen niet had gedaan onder omstandigheden waarin hij heel duidelijk uitsluitend zijn ambt als lid van dit Parlement uitoefende of zijn werkzaamheden als lid van dit Parlement verrichtte. Daarom was het niet de taak van de commissie verder onderzoek te doen en op grond van deze bevindingen is de commissie tot haar besluit gekomen. Daarom willen wij de parlementaire immuniteit van de heer Gollnisch niet verdedigen en dat is tevens de aanbeveling van de commissie aan het voorzitterschap en het Parlement.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Roselyne Bachelot-Narquin, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Het wel of niet handhaven van de immuniteit van de heer Gollnisch is een gevoelig onderwerp. Ik heb besloten niet weg te lopen voor mijn verantwoordelijkheden en de heer Gollnisch publiekelijk en in alle openheid te vertellen waarom ik zijn immuniteit niet zal verdedigen.
De verleiding is groot om een uitspraak te doen over de inhoud van de aan de afgevaardigde van het Front National toegeschreven opmerkingen. De verleiding is groot om uitsluitend aan het martelaarschap van het joodse volk te willen terugdenken, en daarbij het enige debat dat in aanmerking komt, namelijk het debat over de voorwaarden voor toepassing van parlementaire immuniteit, terzijde te schuiven. De verleiding is groot om handhaving van de immuniteit te weigeren, door de heer Gollnisch uitsluitend te beschouwen als de vertegenwoordiger van een ideologie die door vrijwel het gehele Parlement wordt verworpen en waar op basis van de Europese gedachte het eenwordingsproject tegenover werd gesteld.
Omgekeerd kan de verleiding groot zijn om vanuit een corporatistische reactie om handhaving van immuniteit te verzoeken, om ervoor te zorgen dat bepaalde uitspraken niet tegen een van ons kunnen worden gebruikt. Ik verzoek u om niet aan deze verleidingen toe te geven en om een technisch debat niet te veranderen in een debat dat voorbehouden is aan historici. Onze Vergadering is geen tribunaal.
Het verslag van mevrouw Wallis is een evenwichtig verslag. Zij herinnert ons eraan dat de immuniteit niet is ingesteld om de leden van het Europees Parlement te beschermen, maar om de integriteit van het Europees Parlement via zijn leden te handhaven en om de onafhankelijkheid van deze leden bij de uitvoering van hun taken te waarborgen.
Het lijdt geen twijfel dat de heer Gollnisch zijn uitspraken in Lyon, op de universiteit waar hij doceert en ver van zijn kiesdistrict in het noordoosten van Frankrijk, níet in zijn hoedanigheid van lid van het Europees Parlement deed. De heer Gollnisch leeft gewaagd, voortdurend op het scherp van de snede. In feite is deze politieke levensstijl typerend voor extreem-rechts in Frankrijk en Duitsland. De heer Gollnisch is veel te ontwikkeld en intelligent om niet te beseffen dat zijn uitlatingen wel eens door de Franse wet veroordeeld konden worden. Als hij zich aan een strafrechtelijk onderzoek moet onderwerpen om trouw te blijven aan datgene wat hij juist acht, dan moet hij onze parlementaire instelling daar niet in meeslepen door haar in een debat te betrekken waar zij niet thuishoort.
Het verzoek om verdediging van de immuniteit, dat met uw instemming is opgesteld, mijnheer Gollnisch, houdt het midden tussen een hulproep zonder rechtsgrondslag, aangezien deze procedure geen enkele bedreiging vormt voor de uitoefening van uw mandaat, en een in mijn ogen onbegrijpelijke poging uw verantwoordelijkheid te ontlopen, alsof u uiteindelijk in paniek raakte bij het idee aan wat u willens en wetens hebt ontketend en duidelijk niet meer in de hand hebt.
Ik koester geen haat jegens u, net zomin als ik de behoefte voel om u als parlementslid bij te staan in deze beproeving, die u welbewust over uzelf hebt afgeroepen. U moet daar zelf, in uw eentje, de consequenties van aanvaarden. Het is voor u misschien nog niet te laat om te veranderen, om in het reine te komen met Frankrijk, Europa en onze pijnlijke geschiedenis. Ik hoop dat u hierin slaagt. Het Europees Parlement kan dit niet in uw plaats bewerkstelligen...
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Maria Berger, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst een woord van dank aan het adres van onze rapporteur, mevrouw Wallis. Verschillende leden van de Commissie juridische zaken houden zich met immuniteitsprocedures bezig, maar nu ging het om een wel heel moeilijke en delicate zaak die om een zeer zorgvuldige behandeling in de commissie vroeg en die, als ik het goed heb, ook voor u persoonlijk niet eenvoudig was.
De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement heeft zich achter de conclusies van de rapporteur geschaard. Ook wij vinden dat de parlementaire immuniteit in dit geval niet van toepassing is. Ik wil daaraan ook nog een persoonlijke kanttekening toevoegen: in mijn eigen kiesdistrict ligt het voormalige concentratiekamp Mauthausen. Mocht u er nog steeds aan twijfelen of deze concentratiekampen hebben bestaan, dan nodig ik u graag uit om samen met mij een bezoek aan dit kamp te brengen. U zult in de omgeving van het kamp ook nog overlevenden aantreffen. U zult onder mijn streekgenoten mensen aantreffen die hulp hebben geboden aan de paar vluchtelingen die uit het kamp konden ontsnappen. Juist vandaag gedenken we hier een vrouw die toen heeft geholpen. Ik maak deze opmerking ook ter nagedachtenis aan haar.
Lydia Schenardi (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het verslag van mevrouw Wallis over het verzoek om verdediging van de immuniteit van de heer Gollnisch is zowel wat de vorm als de inhoud betreft ronduit een schandaal. Het is een schandaal, omdat de rechtsregels en de vaste jurisprudentie van ons Reglement en van de Commissie juridische zaken nooit eerder in deze mate verdraaid en geschonden zijn. Het is een schandaal, omdat de politieke tegenstanders van de heer Gollnisch het aan Commissie juridische zaken voorgelegde dossier op ongekende wijze hebben gepolitiseerd en er politieke druk op hebben uitgeoefend. Er waren maar liefst vier ontwerpverslagen voor nodig, die telkens weer andere conclusies en motiveringen bevatten, om uit te komen op het verslag dat ons vandaag in de plenaire vergadering wordt gepresenteerd en dat trouwens niet hetzelfde is als het verslag dat de leden van de Commissie juridische zaken hadden aangenomen, omdat de motiveringen van het door mevrouw Wallis voorgestelde besluit sindsdien gewijzigd zijn.
Het argument dat in het verslag wordt aangevoerd ter ondersteuning van het besluit om de immuniteit en de voorrechten van de heer Gollnisch niet te verdedigen, is dat hij, toen hij tijdens een persconferentie op 11 oktober 2004 in zijn politieke kantoor in Lyon zijn mening te kennen gaf, niet sprak in de uitoefening van zijn ambt. Wat een hypocrisie en wat een leugen! Op de schriftelijke uitnodiging voor de persconferentie van de heer Gollnisch stond naast zijn naam zijn status van lid van het Europees Parlement vermeld. In de meeste persverslagen is melding gemaakt van zijn positie van lid van het Europees Parlement. Bovendien hadden de onderwerpen die de heer Gollnisch achtereenvolgens behandelde, betrekking op Europa, of het nu ging om de kwestie van de toetreding van Turkije tot Europa, het ratificatieproces van het Europees constitutioneel verdrag, of over het zogenaamde rapport-Rousso, dat met name betrekking had op de politieke opvattingen van bepaalde academici over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Europa.
De vaste jurisprudentie van de Commissie juridische zaken in verband met meningen die door de leden van het Europees Parlement zijn uitgesproken, neigt in dit geval naar stelselmatige bescherming van de immuniteit. Er zijn heel wat ernstigere precedenten geweest, waarbij sprake was van vervolging wegens smaad, laster, opstand tegen de politie of zelfs belediging van het magistraat, en waarbij de immuniteit van een lid van het Europees Parlement werd beschermd. Dit is echter niet het geval geweest voor onze collega, de heer Gollnisch, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en de vrijheid van meningsuiting van alle afgevaardigden. We moeten ons hierin namelijk niet vergissen: als dit verslag in de plenaire vergadering zou worden aangenomen, dan zou het recht van meningsuiting van alle Europese parlementariërs worden beperkt en aan willekeur worden onderworpen; dan zou er een nieuwe interpretatie worden aangenomen van de opheffing van de immuniteit wegens meningen die de afgevaardigden in de uitoefening van hun ambt hebben uitgesproken; dan zouden de o zo kostbare democratie en fundamentele waarden van Europa hun grootsheid verliezen.
Adeline Hazan (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben blij dat wij ons eindelijk over de immuniteit van de heer Gollnisch kunnen uitspreken, want het steeds maar weer uitstellen van onze stemming heeft lang genoeg geduurd. Wij hebben voldoende tijd gehad om de feiten te beoordelen. Ik zal deze feiten hier niet precies herhalen, maar ik wil onderstrepen dat het volkomen terecht is om steun te geven aan het verslag van mevrouw Wallis, waarin wordt voorgesteld de immuniteit van de heer Gollnisch om verschillende redenen op te heffen.
De eerste, en zeker niet de minste, reden is dat de heer Gollnisch zijn gewraakte uitspraken niet in zijn hoedanigheid van lid van het Europees Parlement heeft gedaan. Welnu, de immuniteit die alle EP-leden genieten, heeft tot doel de vrijheid van meningsuiting in de uitoefening van hun ambt te beschermen, en daarvan is hier geen sprake. Immuniteit is geen ontoerekeningsvatbaarheid, zoals vrijheid van meningsuiting geen rechtvaardiging kan vormen voor ontoelaatbaar gedrag.
De tweede reden is dat de waarden van de Europese Unie die wij, Europese afgevaardigden, geacht worden te verdedigen, in dit geval met voeten zijn getreden. Ver – zeer ver – verwijderd van deze humanistische waarden, heeft de heer Gollnisch, die een goede leerling is van de heer Le Pen, geprobeerd zijn leermeester te evenaren met de provocerende uitspraken die hij tijdens deze persconferentie heeft gedaan. Daarom moeten wij deze uitspraken scherp veroordelen.
De derde en laatste reden tot slot is dat in de door de heer Gollnisch aangevoerde argumenten op geen enkele wijze sprake is van fumus persecutionis. Omdat de heer Gollnisch de consequenties van zijn uitspraken niet kan aanvaarden, beweert hij het slachtoffer te zijn van bekrompen politieke vervolgingen, bedoeld om hem van het politieke toneel te laten verdwijnen. Dat is mij te kort door de bocht, gezien de uiterst stuitende uitspraken die hij heeft gedaan en waarbij hij zich – daar ben ik zeker van – volledig bewust was van de slag die hij onze democratie toediende.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, volgens artikel 7 ben ik niet gerechtigd om tijdens dit debat het woord te voeren. Ik ben niet van plan het woord te voeren in het debat, maar artikel 7 staat mij evenwel toe een onjuist feit recht te zetten. In artikel 7, lid 8, derde alinea, staat dat ik het woord mag voeren op basis van artikel 145. En artikel 145 staat mij drie minuten spreektijd toe voor een persoonlijk feit.
Zonder mij in het debat te willen mengen, mijnheer de Voorzitter, zou ik, indien u mij toestaat, drie minuten willen spreken op basis van artikel 145, zoals bepaald bij artikel 7, zodat ik mijn mening kan geven over beschuldigingen die persoonlijk tegen mij gericht zijn. Ik voer dus niet het woord over de inhoud van het debat, maar alleen over de feiten die mij door sommige sprekers zijn toegeschreven. Mevrouw Bachelot heeft gemeend te moeten zeggen – en dit is een wijdverbreide opvatting – dat ik mijn uitspraken in de boezem van de universiteit had gedaan. Dat is volstrekt onjuist. De uitspraken die mij worden verweten, zijn gedaan tijdens een persconferentie die georganiseerd was in het kader van mijn politieke verplichtingen. Tijdens deze persconferentie heb ik vragen van journalisten beantwoord, zoals een andere spreekster, mevrouw Schenardi opmerkte; een punt dat niet serieus wordt betwist. Als ik niet het recht heb deze antwoorden te geven, dan zouden journalisten dus niet het recht moeten hebben om vragen over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog te stellen. Dat lijkt me nogal duidelijk, en ik heb deze uitspraken niet gedaan als lid van de wetenschappelijke staf, ook al hebben de academische gezagdragers in opdracht van de regering geprobeerd mijn vermoeden van onschuld te ondermijnen en zijn ze om die reden veroordeeld door de Raad van State, ons hoogste gerecht.
Ten tweede: mevrouw Berger merkte op dat ik het bestaan van de concentratiekampen, en met name dat van Mauthausen, had ontkend. Mevrouw Berger, ik heb het bestaan van de concentratiekampen, en zeker dat van Mauthausen, nooit ontkend. Het bestaan van de gaskamers in Mauthausen is door de heer Lanzmann, de regisseur van de film “Shoah”, ontkend, en niet door mij. Ik heb juist luid en duidelijk beweerd dat ze wel hebben bestaan. Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat deze twee preciseringen uiterst belangrijk zijn. Wat mogelijke herroepingen en uitstel door de commissie betreft, daar heb ik persoonlijk geen enkele rol in gespeeld. Ik wil nog even benadrukken, zoals mijn collega al zei, dat de president van de Franse Republiek, de heer Chirac, onlangs heeft verklaard dat er geen sprake kon zijn van een officiële historische waarheid. Ik vraag me af hoe men mij uitspraken kan verwijten die onlangs nog door het staatshoofd, het hoofd van de rechterlijke macht, zijn overgenomen, en hoe men kan rechtvaardigen dat ik vervolgd word op grond van een communistische wet, de wet-Gayssot, die toen hij werd aangenomen door de heer Toubon als een stalinistische wet werd betiteld. Het lijkt me interessant te horen wat de heer Toubon over mijn immuniteit te zeggen heeft. Dit is alles wat ik deze Vergadering wilde zeggen.