De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de verslagen van de heer Fruteau namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.
María del Pilar Ayuso González (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Fruteau allereerst bedanken voor de inspanningen die hij heeft verricht om verbeteringen aan te brengen in dit voorstel van de Commissie, dat een draai van 180 graden betekent in het beleid met betrekking tot de suikersector dat de Europese Unie al sinds 1968 voert, en dat bovendien het einde zal betekenen voor de suikerbietenteelt in veel regio’s van de Europese Unie.
Ook al ben ik niet de eerste, toch wil ik wijzen op de minachting voor dit Parlement waarvan de Raad blijk heeft gegeven door een akkoord te sluiten en de media in te lichten voordat het Parlement zijn advies kon geven. Dat is een schending van het herenakkoord dat altijd heeft bestaan tussen de instellingen. Met dit soort antidemocratische acties mag het ons niet verbazen dat de burgers niet in de instellingen geloven en stemmen hoe ze stemmen en ook in de toekomst zullen stemmen.
Wat betreft het politiek akkoord dat de Raad bereikt heeft, dit ligt dichter bij het voorstel van de Commissie dan bij het voorstel waarover het Europees Parlement morgen zal stemmen. Als voorbeeld zal ik alleen de prijzen nemen. U bent een verlaging van 36 procent overeengekomen, terwijl dat in het voorstel van de Commissie 39 procent is en we in het Parlement over een verlaging van 30 procent zullen stemmen.
Ik wil tevens verklaren dat ik het oneens ben met de onrechtvaardige situatie voor de landen die een productiequotum hebben dat lager is dan hun binnenlandse consumptie en die daarom niet de overschotten produceren die deze hervorming in theorie noodzakelijk maken. Deze landen worden gestraft, terwijl de grote producenten van C-suiker een extra quotum krijgen.
Ten slotte heeft iedereen het over de productie van biobrandstoffen als alternatief gebruik van de suikerbiet, die van de markt wordt gehaald, maar hoe en wanneer komen daarvoor de middelen beschikbaar? Ik neem niet aan, mevrouw de commissaris, dat u denkt aan de behoeften van al die landbouwers die hun broodwinning zullen verliezen tegemoet te kunnen komen met anderhalf miljoen hectaren voor de teelt van energieopwekkende gewassen en een subsidie van veertig euro per hectare.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, de beslissing van de Raad heeft nefaste gevolgen voor de Europese en derhalve ook voor de Hongaarse suikerindustrie. Wij kunnen dit niet aanvaarden. Het Europees Parlement mag niet dulden dat de Raad de Europese suikerindustrie de doodsteek geeft. Immers, als deze meedogenloze verordening standhoudt, zullen binnen vijftien jaar nog slechts twee Europese lidstaten suiker produceren: Frankrijk en Duitsland.
Dit kan worden vermeden door rekening te houden met het uitstekende, nauwgezette en evenwichtige verslag van rapporteur Jean-Claude Fruteau. Zelfs de versie die door mevrouw Fischer Boel is voorgesteld, valt echter nog voordeliger uit voor de Europese suikerproducenten.
Het Europees Parlement pleit voor een prijsverlaging van 30 procent, een percentage dat lager ligt dan dat van de Raad, en een hogere compensatie, indien mogelijk van 100 procent. Er dient tevens voor gezorgd te worden dat de overgangsperiode niet meer dan vier jaar duurt. Oppervlaktesteun moet gekoppeld worden aan deelproductie, een vereiste dat in de lijst van voorwaarden moet worden opgenomen. Dit is mijn verzoek aan de commissaris.
Een kleinere prijsverlaging, samen met de invoering van de genoemde voorwaarden, zou de overlevingskansen van de suikerbietproductie en de suikerindustrie in middelgrote lidstaten zoals Hongarije vergroten. Helaas zijn de vijf Hongaarse suikerfabrieken in handen van buitenlandse suikerbietentelers uit Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk die ertoe kunnen besluiten de productie tot hun eigen land te beperken. Dat houdt een risico in voor landen met een naar Europese normen middelmatige productie zoals Hongarije. Daarom verzoek ik de medelidstaten deze verkeerde beslissing van de Raad te corrigeren.
Johan Van Hecke (ALDE). – Collega's, suiker is vandaag het zwaarst gesubsidieerde landbouwproduct in Europa. Hierdoor is de prijs drie maal hoger dan de wereldprijs. Een oneerlijke en onaanvaardbare situatie. Vandaar denk ik dat een doortastende hervorming onvermijdelijk was, onvermijdelijk is.
De vraag die zich onder meer stelt is of de voorstellen van de Commissie wel ver genoeg gaan. Mijns inziens wordt voorbijgegaan aan het structurele probleem van de suikersector, met name een algemene overproductie. Er wordt nu al veel meer suiker geproduceerd dan verbruikt. Door de prijsverlagingen zal dit nog toenemen, wat alleen de grote producenten en de distributie ten goede komt. En tenslotte is het de agro-industrie die de kostenbesparing op zak steekt, terwijl de kleine boeren minder zullen krijgen voor hun opbrengsten uit suikerbieten. Aan het eind van de rit zal de consument toch dezelfde prijs betalen voor een kilo suiker.
Vooral de armste landen dreigen de dupe te worden van deze hervorming. Door de voorkeursbehandeling zijn in meerdere ACS-landen lokale suikerteelten ontstaan, vaak kleinschalig en met geringe investeringen. Zonder verdere Europese steun kunnen deze landen onmogelijk concurreren. Vandaar het belang van het amendement-Kinnock om een jaarlijks bedrag van 200 miljoen euro vrij te maken voor de ACS-landen. Ook de andere amendementen van collega Kinnock verdienen onze steun.
Het niet nakomen van de engagementen in het kader van het everything but arms-programma zal onze geloofwaardigheid ten aanzien van de MOL ernstig schaden. Bovendien nodigt deze hervorming uit tot een discussie over een algemene afschaffing van alle exportsubsidies, zoals nog eens beloofd onlangs in Hongkong. Samengevat en tot besluit: een suikerhervorming is nodig, maar geen hervorming die zoet smaakt voor grote producenten en zuur opbreekt voor arme boeren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, we hebben in de landbouwcommissie al aangegeven dat we ons ernstige zorgen maken over deze hervorming van de suikersector en de standpunten die de Raad, vooruitlopend op dit debat, helaas reeds heeft ingenomen.
In de voorstellen die we in de commissie hebben ingediend drongen we aan op eerbiediging van het principe van voedselsoevereiniteit en -veiligheid. Daarnaast wilden we de landbouwers en de industrie in al die gebieden en lidstaten waar zich problemen voordoen beschermen. We hebben daarom een verhoging voorgesteld van de productiequota in landen waar de productie niet toereikend is voor de consumptie, zoals bijvoorbeeld in Portugal.
We hebben daarom voorgesteld – en wij zijn daar nog steeds voorstander van – om de productiequota voor de fabriek in Coruche, Portugal, te verhogen tot 120 000 ton suikerbieten, en zo de rentabiliteit van deze fabriek te garanderen en de suikerbietproductie en de daarmee samenhangende banen veilig te stellen. De omstandigheden in Portugal zijn namelijk gunstig en er wordt veel meer suiker geconsumeerd dan er wordt geproduceerd.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, men zegt dat het beter is om iemand een vishengel te geven dan een vis. Als we de suikerproductie in Ierland en de EU stilleggen, dan kunnen en moeten we de boeren en producenten naar behoren compenseren, al was het maar om ons geweten te sussen.
Maar we zijn toch niet gek? Waarom stoppen we de suikerproductie, terwijl we dringend alternatieven moeten vinden voor fossiele brandstoffen? Waarom betalen we voor het laten braak liggen van grond en het laten verroesten van machines, terwijl we de suikerproductie nu harder nodig hebben dan ooit tevoren? Suiker wordt echt niet alleen voor snoepgoed gebruikt.
Enerzijds waarschuwen we voor het wegvallen van olie en bevorderen we alternatieven, terwijl we anderzijds juist een betrouwbaar alternatief als suiker hebben laten verdwijnen. De ene hand lijkt niet te weten wat de andere doet. Hoe kunnen we zo ooit iets bereiken?
Laten we bij de samenstelling van ons compensatiepakket denken aan derde landen als Mauritius, die door onze suikerhervorming worden verwoest.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de liberalisering van de suikermarkt is een ingewikkeld probleem dat onze bijzondere aandacht verdient. Het Europees Parlement heeft laten zien dat het zich bewust is van dit feit door op 10 maart 2005 een resolutie aan te nemen over de toekomstige hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker. Helaas heeft de Europese Commissie deze resolutie naast zich neergelegd. In juli 2005 presenteerde zij drie voorstellen voor een verordening die volledig voorbijgaan aan de door het Parlement aangenomen resolutie. Op 24 november 2005 werd het Parlement opnieuw gepasseerd, toen de Raad een definitieve versie van de hervorming goedkeurde zonder het Parlement om advies te vragen, ondanks het verzet van de Poolse en Griekse ministers van landbouw. Op die wijze zijn wij geconfronteerd met voorstellen die het beginsel van de Europese solidariteit schenden, voorstellen die tot doel hebben de suikermarkt te hervormen ten koste van de kleinere landen, met name van de nieuwe lidstaten van de EU. Verder wordt ermee beoogd de Europese suikerproductie te concentreren in Duitsland en Frankrijk.
De voorgestelde oplossingen zullen nadelig uitpakken voor de boeren en voor de arbeiders in suikerfabrieken en in het voordeel zijn van de grote suikerbedrijven. Bij deze hervorming zijn het individu en het partnerschapsbeginsel het kind van de rekening geworden. De nieuwe lidstaten hebben hun suikerfabrieken geprivatiseerd, maar verreweg de meeste van dergelijke fabrieken in Polen zijn door buitenlandse eigenaars overgenomen voor slechts een derde van de prijs die nu zal worden betaald voor het stopzetten van de productie. In vele andere landen is er sprake van een vergelijkbare situatie.
Om deze en vele andere redenen vind ik dat alledrie de voorstellen dienen te worden verworpen en dat er een nieuwe hervorming moet worden opgesteld die strookt met de resolutie van het Parlement van 10 maart 2005.
Jan Tadeusz Masiel (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben me er volledig van bewust dat er steeds ingrijpender hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten en zullen worden uitgevoerd. Het is een ongelukkig feit dat deze nieuwe hervormingen nadelig zullen uitpakken voor boeren, en dat de nieuwe lidstaten er zoals gebruikelijk het meest onder te lijden zullen hebben. Dit is wederom een voorbeeld van de onbillijke voorwaarden waarop wij tot de EU zijn toegetreden.
Het zal voor de commissaris geen geheim zijn dat de Commissie met de huidige hervorming van het suikerstelsel geen vrienden maakt in Polen. Zij dient echter begrip te hebben voor ons standpunt en er gepaste aandacht aan te besteden. Zoals de rapporteur zei, moeten we onze aandacht met name richten op de mannen en vrouwen die hun brood verdienen met de productie van suiker. De voorgenomen vergoeding dient voornamelijk te zijn gericht op arbeiders in de suikerfabrieken en op boeren in plaats van op de eigenaars van dergelijke fabrieken. Dit temeer daar de meeste suikerfabrieken in Polen in buitenlandse handen zijn.
De overdracht van productiequota van het ene land naar het andere moet verboden worden om speculatie te voorkomen. Deze hervorming van de suikermarkt is opnieuw een gemiste kans. In plaats van uiting te geven aan de solidariteit tussen de lidstaten van de EU en met de ontwikkelingslanden, zal zij leiden tot onvoldoende hulp aan arme landen en nieuwe twistpunten tussen de lidstaten doen ontstaan.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, de hervorming van de suikermarkt is urgent, aangezien de huidige verordening die quota, prijzen en exportsubsidies regelt op 30 juni 2006 afloopt. Maar het soort wijzigingen dat aan ons is voorgesteld, is onaanvaardbaar.
Niet alleen volgens mij, maar ook volgens de grote meerderheid van de suikerbietentelers in Polen is er maar één woord voor deze veranderingen: schandalig. Het politieke compromis dat de Raad nu heeft bereikt, is onverdraaglijk. Poolse suikerbietentelers beweren zelfs dat de hervorming van de EU-suikermarkt met opzet is uitgesteld tot na de toetreding van de nieuwe lidstaten, zodat de suikerproductie in de EU op hun kosten kon worden verlaagd. De Europese Commissie heeft er steeds op gehamerd dat C-suikerquota de markt destabiliseren. Het WTO-panel heeft zich hiertegen uitgesproken en ons beroep heeft het niet gehaald. Toch voorziet het compromis dat door de Raad van ministers is bereikt in 1,1 miljoen ton C-suiker extra voor de lidstaten die er het meest van produceren.
De maatregelen die worden genomen door de Europese Commissie en de Raad vertonen een verbazingwekkend gebrek aan consistentie. Deze instellingen willen de productie beperken, maar niettemin hebben zij voorgesteld dat landen die grote hoeveelheden zogeheten C-suiker produceren er nog meer van mogen fabriceren. Zo hebben wij diverse kerstcadeautjes gekregen, maar het is jammer dat de kerstman niet even vrijgevig was jegens alle andere landen. Hoe leggen de commissaris en de Raad uit dat slechts geselecteerde landen aanvullende steun krijgen? Hoe zijn deze landen geselecteerd? De kosten die gemoeid zijn met al die kerstcadeautjes, die de vorm zullen aannemen van nog royalere herstructureringsbetalingen, zullen worden betaald door andere, armere landen, waaronder Polen. Mijn vraag aan de commissaris is of de hervorming van de suikermarkt alleen het resultaat is van gemarchandeer, of dat zij is gebaseerd op consistente maatregelen die het concurrentievermogen van de Europese suikermarkt waarborgen.
Ik wil het Parlement verzoeken de amendementen aan te nemen die ik heb ingediend om de hervorming van de suikermarkt te verbeteren, in ieder geval ten dele. Laten we hopen dat de Commissie en de Raad er acht op slaan. Er is nog steeds een kans dat zij dat doen, en ik zou er erg verguld mee zijn als dat het geval zou zijn.
Marc Tarabella (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, met dit debat en de aansluitende stemming komt een einde aan ruim een jaar werk binnen dit Parlement. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te wijzen op de constructieve benadering van Jean-Claude Fruteau en mijn steun te betuigen aan zijn verslagen. In plaats van een eindpunt vormt dit moment het begin van een ontwikkeling die zich zal gaan voltrekken in de sector.
Tegen u, mevrouw de commissaris, zou ik willen zeggen dat de trend om de markt te beschouwen als een doel dat alle middelen heiligt rampzalige gevolgen heeft gehad, ofschoon wij de schade enigszins hebben weten te beperken. Ook al wordt terecht beweerd dat deze hervorming onvermijdelijk is, moeten we nu al op onze hoede zijn voor de gevolgen ervan. Want sinds de standpunten van de Raad en de Parlement nader tot elkaar zijn gekomen gaat het om een drastische prijsverlaging van 36 procent over vier jaar. Dereguleren via prijzen is in het belang van de grote fabrikanten, die kunnen blijven groeien ten koste van het milieu, en onderbetaalde arbeidskrachten buiten Europa nog meer kunnen uitbuiten. Het is ook in het belang van de grootverbruikers, die suiker heel wat goedkoper kunnen inkopen op de wereldmarkt zonder dat dit doorberekend wordt in de prijs van het eindproduct, waardoor ze hun winstmarges kunnen vergroten. Dat is hun definitie van ontwikkeling, niet te verwarren met onze opvatting over ontwikkeling.
Dereguleren via prijzen is daarentegen schadelijk voor de kleine producenten hier in Europa, en met name voor de ACS-landen en de minst ontwikkelde landen, die hun suiker minder duur gaan verkopen en daardoor hun productie wellicht moeten staken, zonder dat ze een echte alternatieve bron van inkomsten hebben. Het zal evenmin ten goede komen aan kleinverbruikers: er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat de suikerprijs voor hen niet zal dalen. Bovendien zullen bepaalde landen in Europa hun productie stopzetten, terwijl andere zullen doorgaan met de nodige problemen, zowel voor producenten als voor bedrijven en hun werknemers.
Tot slot wil ik nog iets typisch Belgisch onder uw aandacht brengen: ik zou een eventuele herstructurering in de cichoreisector toejuichen met het oog op de productie van inuline, dat goede toekomstperspectieven kent. Ik had hiertoe een aantal amendementen ingediend en het doet mij deugd, geachte collega’s dat deze uw goedkeuring hebben kunnen wegdragen. Wat de bijeenkomst van de Raad in februari betreft, hoop ik dat meer aandacht zal worden besteed aan de hoeveelheid landbouwsteun en aan de voorwaarden waaraan bedrijven die herstructureringssteun aanvragen moeten voldoen. Ik zal hier nauwlettend op blijven toezien.
Luciana Sbarbati (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het akkoord over de gemeenschappelijke marktordening voor suiker is een historisch akkoord genoemd, een dapper en doortastend besluit voor een situatie die al te lang gekristalliseerd was. Er is gezegd dat vandaag opgetreden moest worden, omdat er dan geld gevonden kan worden om deze pijnlijke doch noodzakelijke herstructurering door te voeren, om de boeren compensatie te bieden en tegelijkertijd de duurzaamheid van de sector op de lange termijn te garanderen. Het nieuwe beleid belooft een gunstig effect op de handel te hebben en het zal er ook voor zorgen dat de onderhandelingspositie van de Europese Unie tijdens de vergadering van de WTO, die voor de volgende maand in Hongkong gepland staat, versterkt wordt.
Met deze hervorming wordt de Unie zeker een aantrekkelijke markt voor de ontwikkelingslanden, die hun suiker hier naartoe kunnen exporteren; ook al geloof ik persoonlijk dat wij veel zullen verliezen op het gebied van kwaliteit en garanties voor de gezondheid van de consumenten. Misschien moeten we in dit opzicht strenger, voorzichtiger en behoedzamer te werk gaan, mevrouw de commissaris. Ten slotte kan de Europese Unie met dit akkoord financiële bijstand geven aan haar ACS-partners, zodat die zich kunnen aanpassen aan de veranderingen. Maar op den duur zal het er gewoon op neerkomen dat Frankrijk en Duitsland, zoals altijd, beschermd worden.
Ik heb dus de hoogste waardering voor het werk dat de rapporteur en de Landbouwcommissie verricht hebben, maar ik zal niet nader ingaan op de voorwaarden van het akkoord, want daarmee is iedereen onderhand bekend. Ik moet er echter nog wel een keer op wijzen hoezeer de rol van het Europees Parlement wordt onderschat. Het Parlement wordt te vaak gepasseerd door de Raad en de Commissie.
Ik hoop dan ook dat de amendementen die verbeteringen aanbrengen in de tekst, worden overgenomen, maar tegelijk moet ik zeggen dat ik enigszins verbouwereerd ben. Er is namelijk geen enkele poging ondernomen om een doortastender GLB op te zetten, om de Europese Unie de hoognodige onafhankelijkheid op energiegebied te bezorgen door te mikken op energiebronnen die een alternatief zijn voor of een aanvulling op aardolie. Denk aan de productie van energie uit biomassa, zoals onder meer professor Prodi bepleitte.
De omzetting van biomassa kan ons inkomsten bezorgen die de verliezen in de suikersector ruimschoots te boven gaan. Beseft u dat, mevrouw de commissaris? En beseft de Commissie dat? Ik denk dat het voor de Europese Unie de moeite waard is te investeren in de exploitatie van biomassa, wat overigens een technologie is die rechtstreeks waterstof produceert. Twee ton droge biomassa levert namelijk net zoveel warmte op als een ton aardolie. De potentiële prijs van biomassa is echter 200 euro per ton, terwijl aardolie pakweg 400 euro per ton kost. Om een voorbeeld te geven: in Italië kan zodoende ongeveer 12 miljard euro uitgespaard worden, in Europa 120 miljard euro. Met dat geld kan een beleid worden gevoerd waarin de doelstellingen van de hervorming zo goed mogelijk en zonder plotselinge trauma’s worden gecombineerd met de doelstellingen van sociale rechtvaardigheid. Wij kunnen dan proactieve en positieve maatregelen nemen voor het milieu, de boeren en de producenten: zonder een cultuur van subsidies te bevorderen en zonder banen te verliezen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag debatteren we over drie verslagen die aan het Parlement zijn voorgelegd over de hervorming van de suikermarkt. Als afgevaardigde uit een nieuwe lidstaat, Polen, wil ik graag twee punten naar voren brengen die mij grote zorgen baren omtrent deze hervorming.
Ten eerste is de hervorming noodzakelijk geworden door de buitensporige hoeveelheden suiker die vooral door twee landen worden uitgevoerd, namelijk door Duitsland en Frankrijk. Deze uitvoer bedraagt bijna 2 miljoen ton, en het zijn Frankrijk en Duitsland die voor de kosten van deze hervorming zouden moeten opdraaien door de hoeveelheid suiker die zij uitvoeren flink te verminderen. Polen exporteert slechts 90 000 ton, dus kan het zijn productie slechts beperken binnen die marge.
Ten tweede is de productiebeperking van suiker aan de suikerfabrieken opgelegd en niet zozeer aan de Poolse suikerboeren, anders dan in andere lidstaten van de EU. De meeste suikerfabrieken in Polen zijn opgekocht door Duitse en Franse investeerders, die circa 200 euro per ton maximale productie betaalden. Zij krijgen het lieve sommetje van 730 euro per ton beëindigde productie als vergoeding, dus ontvangen zij bijna vier keer meer dan zij hebben betaald. Daarbij komt nog dat zij eigenaar blijven van de productiemiddelen, zoals de gebouwen, grond en machines.
Graag wil ik de Commissie en de Raad wijzen op deze twee punten van ernstige zorg, alsmede de commissaris, die hier vandaag aanwezig is. Zij zijn allen in de veronderstelling dat ze een fantastisch plan hebben gepresenteerd voor de hervorming van de suikermarkt.
Duarte Freitas (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, mevrouw de commissaris, we zijn het er allemaal over eens dat de suikerindustrie hervormd moet worden om de sector duurzamer te maken. Bij die herstructurering moeten we ons laten leiden door de beginselen die aan de laatste herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten grondslag lagen. We dienen bovendien rekening te houden met de internationale verplichtingen van de Europese Unie. De doelstellingen zijn dus veranderd. De door de Commissie voorgestelde herziening zal de Europese landbouwers echter in ernstige problemen brengen, in de eerste plaats vanwege de sterke daling van de suikerprijs.
Ik steun daarom het verslag-Fruteau en de resultaten van de inspanningen van de diverse fracties in de Landbouwcommissie. Ik geloof dat die een heel duidelijk signaal afgeven aan de Commissie en de Raad. Om te beginnen zou de prijsdaling in het kader van de gemeenschappelijke marktordening beperkt blijven tot maximaal 30 procent. Wat de steun aan landbouwers betreft, wil ik er graag op wijzen dat amendement 3 de mogelijkheid openlaat dat de lidstaten tot op zekere hoogte subsidies voor de productie blijven ontvangen. Zo wordt verhinderd dat de suikersector verdwijnt uit de regio’s die door deze hervorming het ergst worden bedreigd. Al met al geloof ik dat in het voorstel van de Commissie de aandacht vooral uitgaat naar de verwerkende industrie en niet zozeer naar de landbouwers. De landen die een overschot produceren krijgen een voorkeursbehandeling, ten koste van de landen die – zoals Portugal – niet voldoende produceren om in de eigen behoefte te voorzien.
In Portugal is namelijk maar één fabriek waar suikerbieten worden verwerkt. Die produceert ongeveer 70 000 ton, terwijl de nationale consumptie 300 000 ton bedraagt. Landen als Portugal produceren geen overschot en zijn dus niet verantwoordelijk voor welke verstoring van de internationale suikermarkt dan ook. Als we nu uitgaan van een eventuele herstructurering en bijstand verlenen aan al degenen die een deel van hun productiequota willen opgeven, kunnen we de industrie in een aantal landen, waaronder Portugal, helpen, door het accent te verleggen van de landbouwfunctie naar de verwerkende functie van de industrie.
Ik wil tot slot graag protest aantekenen tegen de wijze waarop de Raad institutioneel met dit onderwerp is omgegaan. Hoe vaak ook wordt herhaald dat dit geen formele beslissing is, maar gewoon een politiek akkoord, waarover het Parlement zich mag uitspreken, is dit beslist niet de beste werkwijze op een moment waarop de Europese burgers hun twijfels uiten met betrekking tot de transparantie bij de Europese instellingen. Het letterlijk volgen van het Interinstitutioneel Akkoord is in dit geval niet voldoende. Wij zijn de rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de Europese burgers, en het is onze morele en politieke plicht om te eisen dat de rol van de instellingen geëerbiedigd wordt.
David Martin (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Fruteau heeft goede verslagen opgesteld en ik vind dat hij uitstekend te werk is gegaan. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat we niet hetzelfde standpunt innemen over de suikerhervorming, maar ik geloof wel dat we nu, aan het einde van het proces, veel dichter bij elkaar staan dan aan het begin.
Evenals de rapporteur en voorgaande sprekers, betreur ook ik dat de Raad een politiek akkoord heeft bereikt zonder het debat in het Parlement af te wachten. Dit getuigt van een gebrek aan respect voor dit Parlement. Ik waardeer het echter wel dat de Raad het standpunt onderschrijft dat er een einde moet komen aan de kunstmatige steun voor de suikersector en dat het Europese suikerstelsel concurrerender moet worden gemaakt in het kader van de wereldmarkt. Ik geloof dan ook dat we met de verlaging van 36 procent binnen de WTO kunnen functioneren. Weliswaar is dit niet zo radicaal als de 39 procent die door de Commissie wordt voorgesteld, maar ik denk wel dat we hiermee voldoen aan de regels van de WTO. Daarnaast stelt de Raad een vierjarige tenuitvoerleggingsperiode voor, zodat onze producenten zich kunnen aanpassen aan de nieuwe omstandigheden.
Op twee specifieke terreinen zou ik graag meer daadkracht zien. Ten eerste in verband met C-suiker. We moeten er echt naar streven om C-suiker af te schaffen, want het is duidelijk dat we hiermee de wereldhandel verstoren en op dat punt kunnen we binnen de WTO dus nog steeds worden aangevallen. Daarom zal ik donderdag amendement 80 steunen en ik hoop dat dit Parlement hetzelfde zal doen.
Het is fantastisch dat de Europese producenten met 7 miljard euro zijn gecompenseerd en ik erken ook dat dit nodig was. Toch betreur ik, evenals andere sprekers in dit debat, dat we voor de ACS-producenten niet even gul zijn. Via het suikerstelsel hebben de achttien ACS-producenten momenteel ongeveer 250 miljoen euro aan stabiele inkomsten per jaar. De Commissie had 190 miljoen euro per jaar voorgesteld tussen 2007 en 2013. Dit was goed, maar niet gul genoeg. Het probleem is dat in het Raadsbesluit van 16 en 17 december de 190 miljoen euro uit het voorstel van de Commissie niet is overgenomen. Aangezien wij als Parlement, naast de Raad, ook een tak van de begrotingsautoriteit zijn op dit terrein, moeten we aandringen op die 190 miljoen euro per jaar, als we tenminste serieus genomen willen worden met onze millenniumdoelstellingen.
Tot slot sluit ik me aan bij degenen die zeggen dat het gebruik van suiker als biobrandstof nieuwe kansen biedt voor de suikersector op een nieuwe markt. De technologie bestaat al en hoeft alleen maar te worden verbeterd en aangepast. Hiervoor is onderzoek en technische steun nodig. Daarom hoop ik dat de Commissie zich opnieuw guller zal opstellen in verband met dit onderdeel van de hervorming en meer zal doen om een breder gebruik van suiker te bevorderen. Dit is namelijk goed voor het milieu en compenseert bovendien de Europese suikerboeren voor de inkomsten die zij door deze voorstellen mislopen.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Fruteau bedanken voor het werk dat hij heeft gedaan en voor zijn aanwezigheid vandaag bij deze marathonsessie. Daarnaast wil ik ook de Commissie bedanken. We verdienen eigenlijk allemaal wel een schouderklopje. Ik ga niet herhalen wat er over deze hervormingen al is gezegd, maar wil wel aangeven dat ik me zorgen maak over de omvang van de prijsdaling. Ik heb al eerder aangegeven dat dit een alternatief kan zijn voor quotaverlaging als mechanisme om de toevoer te beheersen.
Ik heb een paar specifieke vragen voor de Commissie, waarop de commissaris wellicht kan antwoorden. Mijn eerste vraag gaat over de heffing voor verwerkers. Moet een bedrijf, in dit geval een Iers bedrijf, dat in 2006 bieten verbouwt en van plan is hiermee in 2007 te stoppen, toch de herstructureringsheffing betalen? Dit is een cruciale vraag die zal bepalen of wij in Ierland dit jaar, wellicht voor het laatst, bieten zullen verbouwen of niet.
Mijn tweede vraag houdt verband met een eerdere opmerking van de commissaris tijdens dit debat. Zij zei namelijk dat de 10 procent die opzij wordt gezet voor het herstructureringsprogramma voor boeren in bepaalde gevallen door de lidstaten kan worden verhoogd. Zou de commissaris kunnen aangeven om welke gevallen het gaat?
Ik zal niet al mijn spreektijd gebruiken, want we zijn wellicht allemaal moe en misschien ook emotioneel. Daarom wil ik in verband met de ontwikkelingslanden alleen nog zeggen dat ik de zorg van anderen in dit Parlement deel. Met onze suikerhervorming hebben we deze landen ongerust gemaakt, want we bieden ze toegang tot onze markten tegen sterk verlaagde prijzen. Zij willen juist toegang tegen hoge prijzen, want alleen dan kunnen ze groeien en welvaart opbouwen. Degenen die deze hervorming nodig vonden, moeten zich nu dan ook realiseren wat de gevolgen zijn.
Tot slot hoop ik dat de hervormingen onze suikersector inderdaad concurrerend zullen maken, zoals de commissaris heeft gezegd. Helaas vrees ik dat de hervormingen in Ierland zullen betekenen dat er helemaal geen suikersector meer zal zijn.
Heinz Kindermann (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, het is te danken aan de niet-aflatende inspanningen van de rapporteur, Jean-Claude Fruteau, dat er ten langen leste een aanvaardbaar compromis is bereikt. Gemakkelijk ging dat niet, temeer daar de Raad Landbouw al een besluit had voorgekookt. Weliswaar hebben wij op dit punt geen medebeslissingsbevoegdheid, maar dit besluit is enkel te tolereren tegen de achtergrond van de WTO-onderhandelingen van 2005.
Het thans bereikte compromis blijft voor de betrokkenen een geweldige uitdaging, zowel binnen de Europese Unie als voor de ACS-landen en de MOL. Hoewel de betrokkenen worden gecompenseerd, zullen er toch gevallen van inkomstenderving voorkomen.
In veel regio's van de Europese Unie waar suikerbieten worden geteeld, zullen in de toekomst minder of voor een deel zelfs helemaal geen suikerbieten voor voedingsdoeleinden verbouwd mogen worden. De Commissie moet daarom het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling ter harte nemen en onderzoeken in hoeverre de financiële middelen per hectare voor energiegewassen misschien kunnen worden verhoogd.
De essentiële voorstellen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling komen mijns inziens dicht in de buurt van die van de Raad Landbouw. Ik hoop dat er uiteindelijk goedkeuring zal worden gehecht aan het compromis, dat de suikerbietentelers in staat stelt een vaste planning te maken en dat de suikerbietenteelt ook in de toekomst mogelijk maakt, ondanks de harde saneringen.
Ook de directies van de suikerfabrieken moeten echter hun verantwoordelijkheid nemen; het gaat erom hoe zij de regeling voor een gemeenschappelijke ordening der markten in de praktijk brengen, teneinde in samenwerking met de vakbonden en de vertegenwoordigers van de werknemers te werken aan levensvatbare sociaal-economische oplossingen.
Hynek Fajmon (PPE-DE). – (CS) Dames en heren, zoals iedereen natuurlijk heel goed weet, zijn suikerklontjes een Tsjechische uitvinding en daarom mag ik, denk ik, als Tsjechische afgevaardigde wel een paar opmerkingen maken over de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker.
Mijn eerste opmerking is dat ik mij verheug over de pogingen van de Europese Raad en de Europese Commissie om het Europese suikerbeleid te hervormen. Het huidige beleid is totaal absurd en kost de belastingbetaler en de consument onnodig veel geld. Deze situatie moet zo snel mogelijk op de schop en de hele markt moet worden gedereguleerd en geliberaliseerd.
Mijn tweede opmerking is dat het betreurenswaardig is dat de hervorming van het suikerstelsel pas kwam nadat de Wereldhandelsorganisatie het Europees beleid als oneerlijk had aangemerkt. Ik zou graag zien dat iedereen in de Unie hier eens goed bij stilstaat. Waarom slagen wij er niet in op eigen kracht onze markten te liberaliseren, waarom moeten wij eerst door andere staten onder druk worden gezet? Vrije handel en open markten hebben de Europese naties in het verleden niets dan welvaart gebracht, terwijl economisch protectionisme slechts tot armoede leidt. Toch lijkt het erop dat de voorstanders van protectionisme in het Europees Parlement rijkelijk zijn vertegenwoordigd. Ik ben het fundamenteel oneens met hun standpunten en ik zal hun amendementen niet steunen. Hoe eerder het suikerbeleid wordt hervormd, hoe beter.
Mijn derde opmerking is de volgende: in mijn geboortestad produceerde een suikerfabriek van 1890 tot 1994 suiker. Waardoor ging deze fabriek failliet? Door de openstelling van de suikermarkt na de val van het communisme in mijn land. Ja, de suikerfabriek in mijn geboortestad Lysá nad Labem ging failliet omdat hij niet kon concurreren met de gesubsidieerde suikerraffinaderijen in de Europese Unie. Om deze reden gingen in de jaren negentig meer dan vijftig suikerraffinaderijen in de Tsjechische republiek failliet of sloten zij hun deuren. De mensen die in die fabriekten werkten, werden werkloos en kregen geen enkele compensatie, de fabriekseigenaren ontvingen evenmin compensatie en ook de suikerbietentelers bleven achter met lege handen. Eenzelfde proces van marktaanpassing valt nu de suikersector in de oude lidstaten te beurt. De voorgestelde compensatie is buitengewoon genereus en de aanpassing mag dan ook geen enkel probleem zijn. Daarom steun ik de hervorming van het suikerstelsel en denk ik dat deze nog radicaler kan. Onze ervaring in de Tsjechische Republiek leert dat een dergelijke hervorming haalbaar en beheersbaar is.
María Isabel Salinas García (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik wijzen op de inspanningen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling om een akkoord te bereiken tussen alle fracties, wat helemaal niet gemakkelijk was gelet op het feit dat in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie eerder werd aangestuurd op de verdwijning van de suikerteelt dan op hervorming, zonder daarbij rekening te houden met de maatschappelijke kosten. Vandaar dat ik denk dat dit jaar van intensieve arbeid de moeite waard is geweest.
In de tweede plaats wil ik de rapporteur, Jean-Claude Fruteau, feliciteren. Zijn drie verordeningen zijn gebaseerd op gematigdheid, evenwicht, solidariteit en vooral realisme met het oog op de toekomst van de sector, niet alleen die van de 21 producerende landen van de Europese Unie, maar ook die van de ACS-landen en de minst ontwikkelde landen.
Ook wil ik me scharen achter de vele kritiek die in dit Parlement is geleverd uit ongenoegen met het feit dat de Raad een politiek akkoord heeft gesloten zonder het verslag van het Parlement af te wachten. We hopen dat dit geen precedent zal blijken te zijn voor toekomstige hervormingen.
Ten slotte zou ik, na het vele werk, iets willen zeggen over de tweeslachtige houding die sommige afgevaardigden vanaf het begin hebben aangenomen – ik denk dat het goed is om dit te zeggen, nu we aan het eind gekomen zijn – door in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling vóór het verslag-Fruteau te stemmen om daarna, na terugkeer in eigen land, dat verslag te bekritiseren. Sommigen van ons hebben hard gewerkt om akkoorden te bereiken, standpunten te verenigen, om te bereiken wat uiteindelijk ook realiteit is geworden. Ondanks alles denken wij dat de situatie nu veel beter is dan aan het begin; we zien deze hervormingen niet zitten, we hebben ze nooit zien zitten, maar we moeten beseffen dat we verbeteringen hebben aangebracht ten opzichte van de moeilijke beginsituatie.
Ik denk dat dit het moment is om een duidelijke boodschap te zenden vanuit dit Europees Parlement. Geachte afgevaardigden, het is in de regel altijd beter om iets op te bouwen dan om het af te bereken. Het is beter om dingen te doen denkend aan de komende generaties dan denkend aan de komende verkiezingen, want de tijd zal ons uiteindelijk altijd gelijk geven, en de strategie van het aangaan van de confrontatie zonder argumenten die in mijn land gebruikelijk is geworden, leidt niet tot positieve oplossingen.
Ik eindig met het verzoek aan het Parlement om steun te geven aan het verslag-Fruteau, dat een goed verslag is en dat het akkoord dat in de Raad bereikt is kan verbeteren en dat, als het versterkt uit dit Parlement tevoorschijn komt, ons in staat zal stellen de weg in te slaan naar een betere toekomst voor de sector.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, het nieuwe suikerregime dat zich aftekent is bijzonder ongunstig voor de telers. In veel gebieden zal de suikerbietenteelt helemaal worden opgegeven. Door de sluiting van de suikerfabrieken zullen talloze boeren en werknemers in de suikerindustrie werkloos worden. In mijn land zijn helaas de eerste demonstraties al uitgebroken.
Ons doel moet zijn onze boeren in staat te stellen te overleven en op hun land te blijven. Wij hebben niet meer mensen in de steden nodig. Als wij willen dat de suikerbieten worden vervangen door energiegewassen, moeten wij met meer steun over de brug komen. Dat zijn wij trouwens ook het milieu verschuldigd. Energiegewassen betekenen immers milieubescherming. Het nieuwe regime zal echter evenmin de ACS-landen goed doen.
Mevrouw de commissaris, u bent een serieus, eerlijk en capabel mens. Werk samen met de heer Fruteau, die heel goede voorstellen heeft gedaan. Werk samen met de voorzitter van de Commissie landbouw, de heer Daul, en breng verbeteringen aan. Doe dappere voorstellen en bewijs tegenover degenen die u ervan beschuldigen dat u hier puur voor de formaliteit zit en alles al is beklonken, dat u wel degelijk op constructieve wijze wilt luisteren naar het Parlement. Bescherm op die manier de Europese Unie, het Europees Parlement en de Europese landbouw.
Anders zullen wij in veel benadeelde gebieden van Europa zien hoe de landbouw kapot wordt gemaakt, de dorpen leeglopen en het milieu in Europa achteruit gaat. In hemelsnaam, dat wilt u toch niet?
Thijs Berman (PSE). – Voorzitter, de suikerhervorming is allereerst een sociaal probleem, tegenover boeren en werknemers in Europa en in de derde wereld. Sociale rechtvaardigheid betekent op wereldschaal opening van de Europese markt. Die hervorming is onvermijdelijk en pijnlijk. Maar als je door het vuur moet, kun je maar beter springen. De commissaris maakte een reuzensprong, de Raad sprong wat minder ver en ons Parlement zou een iets kleinere sprong willen maken.
Maar de werknemers en de boeren zijn ongerust en eisen sterke sociale garanties. Dat is terecht. Het herstructureringsfonds is daarom onmisbaar. Onze druk heeft gezorgd voor een groter fonds, een groter herstructureringsfonds, en dat is belangrijk. We zouden nog meer willen. Want werknemers willen meer dan herscholing, ze willen níeuw werk als hun fabriek sluit.
Bio-ethanol is een uitweg, mits de productie ervan energiezuinig is. Voor onderzoek daarnaar is meer geld nodig. Alleen zo komt er een sociale toekomst voor de sector – een duurzame toekomst – en alleen zo kan de sector deze hervorming accepteren.
Margie Sudre (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, voor de verandering wil ik me eens positief uitlaten over de huidige hervorming van de GMO voor suiker, zij het dat ik daarbij zeer specifiek kijk naar suiker in de ultraperifere gebieden.
Terwijl de Europese Unie de suikerproductie wil verlagen om te voldoen aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie, bewandelen de Franse overzeese gebiedsdelen een tegenovergestelde weg, aangezien ze hun productie verder opvoeren om duurzame arbeidsplaatsen te behouden en te scheppen en het kwetsbare evenwicht in zowel de landbouw- als de industriesector niet te verstoren.
Wat de voorstellen van de Commissie betreft, kunnen we zeggen dat Réunion, Guadeloupe en Martinique voorop lopen bij het aanpassen van hun suikerrietsector. Ten eerste omdat hun productie stukken lager ligt dan de toegestane quota, en ze dus niet bijdragen aan de communautaire overproductie, en ten tweede omdat suikerfabrieken in de afgelopen dertig jaar geleidelijk gefuseerd zijn, zozeer zelfs dat het niet meer mogelijk is hun activiteiten stop te zetten of te verminderen zonder de hele sector te ontwrichten.
Suikerriet is vandaag de dag een waardevolle grondstof die kan worden gebruikt voor de productie van suiker maar ook van energie, door het gebruik van bagasse of zelfs natuurlijke meststoffen. In de overzeese gebiedsdelen is multifunctionaliteit van de landbouw niet een of ander theoretisch project, maar een realiteit. Juist omdat ze voorop liepen, staan de overzeese gebiedsdelen nu met de rug tegen de muur.
De Europese Commissie en de Raad hebben geen enkele extra financiële concessie willen doen aan de overzeese gebiedsdelen, maar Frankrijk heeft toestemming gekregen bepalingen ten uitvoer te leggen waarmee overheidssteun kan worden toegekend bovenop de communautaire middelen, via het politieke akkoord dat voorafgaand aan de WTO-top in Hongkong binnen de Raad is bereikt.
Compensatie van de prijsverlaging behoort tot de mogelijkheden, met een zekere marge voor productiestijgingen, hetgeen de sector weer wat stabiliteit en vertrouwen zou geven na twee jaar van onzekerheid.
Ik wil de rapporteur, Jean-Claude Fruteau, complimenteren met zijn werk en u, mevrouw de commissaris, zou ik plechtig willen vragen niet te tornen aan de bepalingen in het compromis van de Raad die betrekking hebben op suiker in de overzeese gebiedsdelen, teneinde de toekomst van de sector veilig te stellen.
Iles Braghetto (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, de suikerhervorming was een van de meest complexe dossiers binnen het communautair beleid. De Raad had voordat er een politiek akkoord werd gesloten, rekening moeten houden met het advies van het Parlement, om de samenwerking tussen de Europese instellingen te versterken en om oplossingen te vinden die overeenstemmen met onze verwachtingen en met de uitdagingen waarvoor wij staan. Het bereikte resultaat is echter positief en dat geeft een zekere voldoening. Ik ben van mening dat het Parlement aan de voorbereiding van het compromis een fundamentele bijdrage heeft geleverd.
Het initiatiefverslag dat in maart jongstleden door dit Parlement is aangenomen, bevatte een reeks aanwijzingen die beslissend waren voor de formulering van het nieuwe voorstel. Het Parlement had het accent gelegd op de sociale gevolgen van de hervorming, door middel van de instelling van een herstructureringsfonds voor de industrie. Dat was een essentieel onderdeel van ons standpunt, dat in het akkoord werd overgenomen. Het gaat zonder meer om een pijnlijke hervorming, die echter onvermijdelijk is om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van Europa in internationaal verband en tegelijkertijd om de sector een duurzaam en concurrentiebestendig perspectief te garanderen.
Het compromis dat is overeengekomen, is veel evenwichtiger dan het voorstel dat de Commissie in juni had gepresenteerd. In het compromis wordt er een reeks positieve maatregelen voorzien: de mogelijkheid om een deel van de gekoppelde steun te behouden voor wie doorgaat met de productie; steunmaatregelen voor de kwekers van suikerbieten; aandacht voor de regio’s die getroffen worden door de ontmanteling van de bedrijfstak; oprichting van een diversificatiefonds. Op die manier wordt met de hervorming voorkomen dat de productie volledig teloorgaat en hierdoor zullen de gevolgen voor de werkgelegenheid en de samenleving veel minder dramatisch zijn dan werd gevreesd.
Jan Březina (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dit is niet de eerste keer dat het Europees Parlement zich uitspreekt over de hervorming van het suikerstelsel. Toen wij het afgelopen jaar de resolutie aannamen waarin onder meer werd opgeroepen tot een nieuwe evaluatie van de quotaverlaging, ook met het oog op de nieuwe lidstaten, heb ik voorgestemd. Ik ben heel blij dat de Commissie haar oorspronkelijke strategie opnieuw tegen het licht heeft gehouden en nu een hervorming voorstelt die gebaseerd is op een daling van de garantieprijzen voor suiker, waarmee zij zowel de suikerproducenten als de bietentelers tegemoet komt. Ik maak echter wel een voorbehoud bij het verslag dat wij vandaag behandelen, aangezien hierin een lagere daling van de suikerprijs wordt bepleit dan de lidstaten in december overeenkwamen. Daar komt bij dat dit akkoord tussen de lidstaten op zichzelf al een compromis was dat een afzwakking betekende van het slagvaardiger voorstel van de Commissie.
Ten eerste mogen wij niet vergeten dat wij een nederlaag hebben geleden bij de WTO en dat wij dientengevolge de suikermarkt in het jaar 2009 moeten hebben opengesteld. Ik verbaas mij in dit verband over de overdreven aandacht die uitgaat naar de belangen van de minst ontwikkelde landen. Enerzijds willen zij een daling van de suikerprijs op de niet-Europese markten en anderzijds pleiten zij voor handhaving van de hoge suikerprijs op de Europese markten, omdat zij daar bevoorrechte toegang toe hebben.
Ten tweede wil ik benadrukken dat het uitsmeren van dalingen in de suikerprijs over een langere periode de minder concurrerender bedrijven tot voordeel strekt en verstoringen op de suikermarkt in stand houdt. Slachtoffer van deze benadering zijn niet alleen de suikerproducenten, maar ook en vooral de Europese consumenten die bij een geleidelijker prijsdaling letterlijk voor de kosten opdraaien. Vandaag de dag betalen zij drie keer zo veel voor suiker als consumenten in andere delen van de wereld. Vinden zij het aanvaardbaar dat zij bij elke aankoop van een suikerhoudend product een buitengewoon protectionistisch systeem subsidiëren?
Wij mogen niet vergeten dat het voornaamste doel van de Europese Unie het wegnemen van wederzijdse handelsbelemmeringen is, dus niet het behoud of de uitbreiding van die belemmeringen. Laten wij daarom tonen dat wij een echt Europees Parlement zijn en dat wij niet bang zijn voor de invoering van marktmechanismen, ook niet wanneer het de productie of de verkoop van suiker betreft.
María Esther Herranz García (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het politiek akkoord dat nu bereikt is door de ministers van Landbouw – waaronder ook de socialistische Spaanse minister, die alleen daarom al de laan uitgestuurd had moeten worden – zal zonder twijfel aan het eind van de maand worden aangenomen onder de A-punten van de agenda, dat wil zeggen zonder enige discussie. Het is niet meer nodig, alles is al uitgediscussieerd.
Helaas zal het debat dat wij vandaag in het Europees Parlement houden geen enkele invloed hebben op het uiteindelijke besluit. We moeten in de toekomst zien te voorkomen dat het Parlement opnieuw zo schaamteloos wordt genegeerd, vooral bij besluiten met zulke grote economische en sociale consequenties. Daarvoor is het wel nodig dat de Europese Commissie niet met een of ander excuus komt om de mening van het Parlement te negeren, zoals deze keer gebeurd is.
Ik wil duidelijk maken, voor zover daar nog twijfels over bestaan, dat er grote verschillen bestaan tussen dit verslag, waarover donderdag gestemd zal worden, en het politieke akkoord dat de lidstaten hebben gesloten, zowel wat betreft de suikerprijzen als wat betreft compensaties voor boeren of de vrijheid die de lidstaten houden om een deel van de gekoppelde steun in stand te houden, die in het akkoord van de 25 in de Raad uiteraard niet is terug te vinden. In het verslag van het Parlement worden de inspanningen voor het verlagen van de productie eerlijker verdeeld, omdat daarin het extra contingent van 1 miljoen ton dat vroeger C-suiker werd genoemd wordt afgeschaft.
Dit zijn maar een paar van de voorbeelden die we kunnen tegenkomen als we de ene tekst met de andere vergelijken, maar de lijst zou nog veel langer worden als we een gedetailleerde analyse van het akkoord zouden maken.
Kortom, de hervorming bevalt ons niet; de hervorming van de Europese Commissie beviel ons niet, want die was verschrikkelijk. Het akkoord waarover we donderdag in dit Parlement gaan stemmen is voor ons het minste van alle kwaden.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb aandachtig naar dit debat geluisterd. Het was een fel debat, waaruit blijkt dat er heel wat op het spel staat. Het geeft echter ook aan hoe sterk u zich inzet voor de totstandkoming van deze nieuwe hervorming.
Ik begin met de amendementen, waarmee ik het overigens voor een groot deel eens ben. Laat ik eerst ingaan op het voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke marktordening. U hebt gezegd dat het vangnet noodzakelijk is tijdens de herstructureringsperiode, die loopt tot 2009-2010, om ongewenste marktverstoringen te beperken. Dat kan ik aanvaarden, en dus steun ik de kern van de amendementen 2, 29 en 54.
Om overproductie niet te stimuleren en te voorkomen dat de voorraden zich zullen opstapelen, moet de interventieprijs worden vastgesteld op een niveau dat aanzienlijk lager ligt dan de referentieprijs van het volgende verkoopseizoen. Ook moet interventie worden beperkt tot een bepaalde maximumhoeveelheid. Tot slot vind ik dat we tijdens de herstructureringsperiode alle beheersinstrumenten, inclusief privé-opslag, moeten afschaffen.
U zegt ook dat bepaalde hoeveelheden quotumsuiker moeten of kunnen worden geëxporteerd, voor zover dit niet indruist tegen onze internationale verplichtingen. Ik kan hiermee leven met het oog op marktevenwicht en aanvaard dus in principe de amendementen 20, 39, 49, 51 en 68.
Velen van u hebben bio-ethanol ter sprake gebracht. Ik deel uw analyse dat de energiesector in de toekomst een enorme afzetmarkt kan bieden voor bieten uit de Gemeenschap. In dit verband steun ik amendementen 11 en 42, voor een sterker politiek profiel van bio-ethanol in het hervormingspakket.
Zoals u weet, werkt de Commissie aan een reeks politieke initiatieven. Zo zullen we op 1 februari een voorstel aannemen over de bevordering van het gebruik van brandstoffen op basis van landbouwgrondstoffen. Ik weet dat de heer Parish momenteel werkt aan een resolutie van het Parlement over precies hetzelfde onderwerp. Ik denk dan ook dat we het debat hierover beter kunnen voeren wanneer deze bijdragen zijn aangenomen, in plaats van hierover nu te spreken in de context van de suikerhervorming. Ik benadruk dat ik uitkijk naar dit debat, want het is een erg belangrijk onderwerp.
Ik deel uw standpunt dat we moeten kijken naar het specifieke probleem voor boeren die herfstzaai toepassen. Dit is met name een probleem in de landen rond de Middellandse Zee. Hiervoor zou een tijdelijke verhoging van het quotum nodig zijn, zonder herstructureringsheffing voor het verkoopseizoen 2006-2007. De Commissie kan daarom instemmen met de grondslag van amendementen 23 en 69.
Ik deel uw bezorgdheid over de inkomsten van bietentelers en kan instemmen met het relevante deel van amendement 31, over het schrappen van de extra flexibiliteitsmarge van 10 procent voor de suikerprijs.
In verband met industriële suiker kan ik akkoord gaan met de inhoud van amendement 43. Strikte en complexe regels die moeilijk te controleren zijn, moeten worden vermeden.
Er waren ook nog enkele technische amendementen die al zijn goedgekeurd tijdens de technische discussie over het voorstel van de Commissie. Andere amendementen gaan over minder wezenlijke onderwerpen en kunnen we dan ook beter behandelen in het kader van de uitvoeringsbepalingen. Met de andere amendementen over de hervorming van de GMO kan ik niet instemmen.
Dan kom ik nu toe aan het voorstel voor een verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening. Ik kan akkoord gaan met een ruimere flexibiliteit voor de lidstaten in verband met compensatiebetalingen en aanvaard daarom de kern van amendementen 5, 6, 8, en 11, waar nodig aangepast.
Aangezien ik van mening ben dat de ontwikkeling van bio-ethanolproductie in de Gemeenschap moet worden gesteund, kan ik ook leven met de geest van amendement 7, waarin staat dat suikerbiet die niet is bestemd voor suikerproductie mag worden verbouwd op braakliggend land.
In de amendementen 4 en 13 wordt een compensatiesysteem geïntroduceerd dat is gebaseerd op de hoeveelheid suiker die door elke afzonderlijke boer uit bieten wordt geproduceerd. Ik ben voorstander van het proportionaliteitsbeginsel van deze hervorming. Er wordt bij voorbeeld meer compensatie geboden aan lidstaten die te maken hebben met een sterke daling van hun quotum. In het ontwerpverslag wordt echter een systeem voorgesteld dat de betaling laat afhangen van het volume geproduceerde suikerbiet. Een dergelijk systeem zou enorme praktische problemen veroorzaken en slechts een zeer beperkte toegevoegde waarde opleveren. Dit zou indruisen tegen de vereenvoudiging die we allemaal nastreven en ik kan dit dan ook niet accepteren. Dit geldt overigens ook voor de andere amendementen.
Laat ik tot slot ingaan op de ontwerp-verordening voor de oprichting van de herstructureringsfondsen. Ik steun de onderliggende gedachte van amendementen 4 en 14, om bietentelers het recht te geven op een deel van de herstructureringssteun. De situatie verschilt echter sterk per lidstaat en daarom is een minimum van 50 procent te hoog. Met dit herstructureringsfonds moeten namelijk heel veel verplichtingen worden nagekomen, onder andere op het gebied van milieu en op sociaal vlak. Met een minimum van 50 procent zouden we deze verplichtingen niet allemaal kunnen nakomen en dus kan ik dit voorstel niet aanvaarden.
Zoals ik al zei in mijn inleiding, lijkt een mínimum van tien procent mij veel gepaster. Hierbij hebben de lidstaten dan de mogelijkheid om dit percentage te verhogen. Ik richt me in dit verband in het bijzonder tot u, mevrouw McGuinness: ik zou me nooit durven bemoeien met het niveau waarop de lidstaten dit compensatiepercentage wensen vast te stellen.
Ik ga ook akkoord met het beginsel van amendement 5 en het relevante deel van amendement 10, over de ruimere flexibiliteit voor bedrijven die stoppen met suikerproductie en overstappen op alternatieve sectoren, zoals de productie van bio-ethanol. Hetzelfde geldt voor de gedeeltelijke quotumrestitutie in amendement 7.
Het sociale element komt in het voorstel al goed uit de verf en aanvullende administratieve vereisten zouden het herstructureringsproces alleen maar afremmen. Daarom ben ik van mening dat amendementen 6, 9 en het relevante deel van amendement 7 niet moeten worden aanvaard.
Er zijn op het laatste moment nog een paar amendementen ingediend. Tegenover amendement 17 sta ik positief. Suikerbiettelers die blijven produceren in lidstaten die hun suikerquotum aanzienlijk verlagen, moeten tijdens een overgangsperiode in aanmerking kunnen komen voor een soort overheidssteun.
De voorgestelde amendementen waarop ik niet ben ingegaan, zijn minder belangrijk en wil ik om technische redenen nu niet behandelen. Dit geldt ook voor de amendementen die vorige week nog op de valreep zijn ingediend.
Ik heb nota genomen van het pittige commentaar op de behandeling van de ACS-landen. Hierover is inderdaad zeer grondig gediscussieerd, maar we zijn de ACS-landen niet vergeten. De geplande prijsdaling geldt voor de ACS-landen pas vanaf 2008, twee jaar later dan voor de Europese landbouwers. Vergeet niet dat deze landen na de volledige tenuitvoerlegging van de hervorming nog steeds het dubbele van de wereldmarktprijs zullen krijgen.
De Commissie heeft voor de ACS-landen in haar actieplan altijd 40 miljoen euro voorgesteld voor 2006. Naar verwachting kunnen deze landen in 2006 gebruik maken van deze middelen, ook als de prijzen tot 2008 niet worden verlaagd. Dit bedrag van 40 miljoen euro is natuurlijk niet veel, maar het is een begin. Bovendien is het altijd de bedoeling geweest om voor de resterende periode van 2007-2013 een aanzienlijke hoeveelheid éxtra middelen vrij te maken. De omvang van deze middelen zal uiteraard afhangen van de nog lopende discussie over de financiële vooruitzichten.
De hervorming introduceert ook een aantal verplichtingen voor ondernemingen die gebruik willen maken van het herstructureringsfonds. Eerlijk gezegd vind ik het betreurenswaardig en teleurstellend dat nogal wat afgevaardigden, onder andere de Poolse afgevaardigden, vandaag blijkbaar niet aanwezig kunnen zijn. Laat het absoluut duidelijk zijn dat suikerbedrijven niet, ik herhaal níet zomaar geld uit het herstructureringsfonds kunnen opstrijken en het land kunnen verlaten. Zij moeten absoluut maatregelen treffen voor werknemers in de suikersector. Ik denk hierbij aan opleiding, vervroegde uittreding, enz. Het geld moet bovendien worden gebruikt in samenwerking met de regering. Er schijnt een groot misverstand te bestaan over deze herstructureringsfondsen.
Ik kan de vraag van mevrouw McGuinness over de heffing beantwoorden: ja, de enige manier om deze bijdrage aan het herstructureringsfonds te vermijden, is door in 2006-2007 niet te produceren.
Tot slot heeft een aantal afgevaardigden kritiek geuit op het feit dat de Raad op 24 november 2005 overeenstemming heeft bereikt over een politieke lijn voor de suikerhervorming. Het vastleggen van een politieke lijn tijdens de Raad van november was het gevolg van uitzonderlijke omstandigheden. Het huidige stelsel blijft namelijk slechts van toepassing tijdens het lopende verkoopseizoen en onze landbouwers en exploitanten staan voor zeer moeilijke keuzen. We zijn het aan hen verplicht om op tijd aanvaardbare omstandigheden te creëren, zodat zij die keuzen kunnen maken.
We hebben in het WTO-panel verloren als het gaat om suiker en het is hoog tijd dat we ons schikken naar de conclusie van dat panel. Tot slot moesten we ons ook voorbereiden op Hongkong om onze suikersector te kunnen verdedigen. We moesten dus weten wat we moesten verdedigen.
Ik wil echter benadrukken dat deze omstandigheden niemand hoeven te verrassen. Sinds ik op 22 juni mijn hervormingsvoorstel aan dit Parlement heb voorgelegd, heb ik er geen twijfel over laten bestaan dat de Raad zijn politieke lijn over de suikerhervorming zou moeten vastleggen tijdens de Raad van november. Ik heb dit op 13 september 2005 herhaald voor de Landbouwcommissie en vervolgens nog eens in de schriftelijke reactie die ik op 26 september 2005 aan alle leden van die commissie heb gestuurd. Ik heb tijdens het hele proces volledig transparant gehandeld, om het Parlement in staat te stellen zijn rol zo goed mogelijk te vervullen.
Tot slot wil ik tegen de critici zeggen dat we veel te danken hebben aan de talrijke commissies en leden van dit Parlement, die de afgelopen twaalf maanden een belangrijke bijdrage hebben geleverd. U bent er namelijk in geslaagd om invloed uit te oefenen op de totstandkoming van de hervorming die de duurzaamheid van deze sector in Europa garandeert en die een werkelijk alternatief biedt voor de boeren en regio’s die het zwaarst zullen lijden onder de herstructurering. Dat hebt u bereikt en dat is een goed resultaat.