De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over Tsjetsjenië na de verkiezingen en het maatschappelijk middenveld in Rusland.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, het conflict in Tsjetsjenië vormt nog steeds een bron van instabiliteit in de noordelijke Kaukasus. De politieke, economische en sociale situatie en ook de situatie met betrekking tot de mensenrechten zijn in deze republiek in de Kaukasus nog steeds zeer onbevredigend en zorgwekkend. Alle instellingen van de Europese Unie zijn zich het belang van deze aangelegenheid voor de betrekkingen met de Russische Federatie zeer goed bewust.
Zoals u weet hebben op 28 november van het afgelopen jaar in Tsjetsjenië parlementsverkiezingen plaatsgevonden. Dat waren dus de eerste wetgevende verkiezingen in acht jaar tijd. Helaas konden de Europese Unie en de OVSE om veiligheidsredenen geen waarnemers sturen naar deze verkiezingen. Dat er echter voor het eerst in acht jaar weer verkiezingen konden worden gehouden, werd door het voorzitterschap destijds beoordeeld als een stap in de goede richting, ofschoon moet worden benadrukt dat daarmee aanzienlijke tekortkomingen gepaard gingen. De Europese Unie heeft de opleiding van lokale waarnemers bij deze verkiezingen ondersteund. De Europese Commissie heeft een bijdrage geleverd van 60 000 euro ter ondersteuning van objectieve en professionele, lokale verkiezingswaarneming door verschillende organisaties uit het maatschappelijk middenveld.
Onmiddellijk na de verkiezingen heeft het toenmalige voorzitterschap van de EU een verklaring uitgegeven waarin werd geconstateerd dat het verloop van de verkiezingen niet als onberispelijk kon worden beschouwd, en dat een paar waarnemers twijfels hadden geuit. Het voorzitterschap heeft de Russische autoriteiten dringend opgeroepen onderzoek in te stellen naar de gemelde onregelmatigheden en pogingen tot intimidatie. Afsluitend werd in de verklaring gesteld dat een verdere versterking van de democratische instellingen, als onderdeel van een politiek proces waarbij alle partijen betrokken zijn, van doorslaggevend belang is om te komen tot een blijvende vreedzame ontwikkeling van Tsjetsjenië op lange termijn, als ook tot vrede en stabiliteit in het noordelijk deel van de Kaukasus in het algemeen.
De Europese Unie heeft steeds ernstige twijfels geuit ten aanzien van het politieke proces in Tsjetsjenië, en zij roept de Russische autoriteiten voorts dringend op dit politieke proces meer openheid en legitimiteit te verschaffen. Kwesties van mensenrechten en democratie komen in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie regelmatig aan de orde. In de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst, die ten grondslag ligt aan de betrekkingen tussen de EU en Rusland, wordt de aandacht gevestigd op respect voor gemeenschappelijke waarden als democratie, mensenrechten en de rechtsstaat.
Tijdens het halfjaarlijkse overleg over de mensenrechten met Rusland, dat in maart 2005 onder het Luxemburgse voorzitterschap officieel is ingevoerd, neemt Tsjetsjenië een belangrijke plaats in. Bij dit overleg brengt de EU vooral haar bezorgdheid tot uiting over het verdwijnen van personen en het feit dat schendingen van de mensenrechten in de regel onbestraft blijven. De laatste gespreksronde van dit uiterst belangrijke overleg heeft op 8 september 2005 in Brussel plaatsgevonden. De gesprekken zullen ook dit jaar onder het Oostenrijkse voorzitterschap worden voortgezet. Hierbij is een blijvende betrokkenheid van de Europese Unie en de lidstaten noodzakelijk, omdat dit overleg een kader biedt waarbinnen dergelijke problemen open en constructief ter sprake kunnen worden gebracht.
De Europese Unie heeft na het uitbreken van het tweede Tsjetsjeense conflict in september 1999 een ondubbelzinnig standpunt ingenomen met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten, en dat steeds gehandhaafd. De Unie zet zich bovendien in voor een politieke oplossing van het conflict, en heeft de Russische Federatie opgeroepen nauw samen te werken met internationale mensenrechtenorganisaties, in het bijzonder met de Verenigde Naties en de speciale rapporteur voor folteringen en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen, met de Raad van Europa en in het bijzonder met het Europees Comité voor het voorkomen van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, en vanzelfsprekend met de OVSE. Een nieuwe permanente aanwezigheid van de OVSE in Tsjetsjenië in de vorm van een missie zou in ieder geval welkom zijn. De OVSE heeft al bij de bemiddelingspogingen tijdens het eerste Tsjetsjeense conflict een uiterst belangrijke rol gespeeld. Een vergelijkbare rol zou ook dit keer van groot belang kunnen zijn.
Op de Top tussen de EU en Rusland in november 2004 heeft Rusland ingestemd met het hulpprogramma van 20 miljoen euro van de Europese Unie. Dit programma is een aanvulling op de bestaande humanitaire hulp en moet het sociaal-economische herstel van het noordelijk deel van de Kaukasus ondersteunen. Ook moet dit programma een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een open en democratisch politiek proces in Tsjetsjenië.
Wat het maatschappelijk middenveld betreft, zijn wij bijzonder bezorgd over de situatie van de niet-gouvernementele organisaties, de hervorming van het justitiële apparaat, de positie van mensenrechtenactivisten en de persvrijheid in Rusland. Deze zorgen zijn door de EU ook regelmatig in gesprekken met vertegenwoordigers van de Russische overheid ter sprake gebracht. De EU is er vast van overtuigd dat een sterk, onafhankelijk maatschappelijk middenveld in het belang van Rusland is.
De Doema en de Raad van de Federatie hebben eind december 2005 het wetsontwerp voor de niet-gouvernementele organisaties aangenomen. De EU heeft meermalen haar zorg over dit ontwerp uitgesproken, in het bijzonder door middel van een brief van 22 november 2005 aan de voorzitter van de Doema, de heer Gryslow, en een demarche van de Trojka op 2 december 2005. Ik houd er rekening mee dat we, nu de wet ondertekend is, een nieuw standpunt zullen moeten innemen. Overeenkomstig het huidige ontwerp moeten buitenlandse NGO’s de Russische autoriteiten rapporten voorleggen over hun programma, hun financiering en organisatie. Russische NGO's kan het werk in bepaalde gebieden worden verboden, wat hun activiteiten in gevoelige regio's en op gevoelige terreinen natuurlijk zeer beperkt, zo niet onmogelijk maakt.
Het voorzitterschap van de G8, dat Rusland sinds 1 januari 2006 bekleedt, zou voor het land een stimulans moeten zijn om niet alleen zijn imago in de internationale gemeenschap op te vijzelen, maar zich ook meer dan tot nu toe in te zetten voor een duurzame oplossing van het Tsjetsjeense conflict. Zo zou Rusland verbetering moeten brengen in de situatie in het zuidelijk deel van de Kaukasus, waar voor drie andere, zij het dan sluimerende conflicten - in Zuid-Ossetië, Abchazië en Nagorno-Karabach - dringend een oplossing gevonden moet worden. De EU heeft verklaard dat zij het optreden van Rusland tijdens het voorzitterschap van de G8 nauwlettend zal volgen. De kwestie van het maatschappelijk middenveld zal bij het halfjaarlijks overleg over de mensenrechten met Rusland ook in de toekomst steeds weer ter sprake worden gebracht.
Mijnheer de Voorzitter, we moeten de dialoog met de Russische Federatie over Tsjetsjenië en over de andere thema's op het gebied van de mensenrechten, ongeacht de problemen en de weerstand, vastberaden voortzetten en blijven aandringen op een verbetering van de situatie.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter, geachte afgevaardigden, ik ben bijzonder dankbaar dat mij de gelegenheid wordt geboden om u de zienswijze van de Commissie te geven over de toekomst van Tsjetsjenië na de verkiezingen. Het is, zoals het voorzitterschap al zei, positief dat de verkiezingen zonder geweld zijn verlopen, ook al zijn er bepaalde onregelmatigheden geweest. Drie partijen kregen voldoende steun om zitting te nemen in het nieuwe parlement. Daarvan kreeg de pro-Kremlinpartij Verenigd Rusland veruit de meeste stemmen. We hopen dat dit een stap is in de richting van een sterkere politieke vertegenwoordiging, meer stabiliteit en uiteindelijk een vreedzame democratie.
Noch de OVSE noch de Raad van Europa heeft officiële waarnemers gestuurd, aangezien de omstandigheden ter plaatse dat niet toelieten, maar de Raad heeft wel een achtkoppige verkenningsmissie gestuurd. We hebben daarom geen officiële rapporten, maar beschikken wel over verklaringen van de leden van de verkenningsmissie en van andere organisaties, waarin met name melding wordt gemaakt van procedurele onregelmatigheden. We verwachten dat deze vermeende onregelmatigheden serieus worden onderzocht.
Hoewel we verheugd zijn over de toezegging van de Russische federale autoriteiten om flinke sommen geld beschikbaar te stellen voor de wederopbouw, zijn er diverse andere maatregelen nodig, willen deze verkiezingen een stap in de richting van meer vrede en democratie betekenen. Hoewel de veiligheidssituatie in Tsjetsjenië lijkt te zijn verbeterd, blijft er helaas nog een cultuur van straffeloosheid bestaan. Gevallen van verdwijning en marteling die zijn gemeld, moeten grondig worden onderzocht en de daders, ook als dat overheidsdienaars zijn, dienen te worden vervolgd.
We merken op dat Rusland zich bereid heeft verklaard om samen te werken met VN-instanties die zich bezighouden met de mensenrechten, zoals de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, mevrouw Louise Arbour. Deze beloften moeten in praktijk worden gebracht, en er moet worden samengewerkt met de speciale rapporteurs van de VN. Het is ook belangrijk dat de lokale ombudsman in Tsjetsjenië zijn taken onpartijdig en doeltreffend uitvoert.
Ik wil graag benadrukken dat de Europese Commissie, zoals hiervoor al is gezegd, een actieve rol speelt in de regio. We hebben 20 miljoen euro toegezegd voor een programma voor sociaal-economisch herstel in de noordelijke Kaukasus, aangezien we van mening zijn dat we daarmee een van de grootste oorzaken van het conflict aanpakken. Dit komt boven op de humanitaire steun, waarvoor wij met ECHO al de grootste geldverstrekker zijn. Dit geeft duidelijk blijk van onze bereidheid om actief betrokken te zijn bij het proces om de democratie en stabiliteit in de regio te versterken.
Ons programma zal een bijdrage leveren aan het hoognodige herstel van de gezondheidssector en het onderwijs, evenals aan het bevorderen van de werkgelegenheid en het ontwikkelen van inkomstengenererende activiteiten. Toen ik nog minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk was, heb ik Tsjetsjenië bezocht als voorzitter van de OVSE. Ik herinner me mijn bezoek nog goed. We zagen met eigen ogen hoe het met de gezondheidscentra gesteld was, en op dat gebied is inderdaad veel verbetering nodig.
We zijn ook van plan om een kantoor te openen in de noordelijke Kaukasus, mogelijk in Vladikavkaz, om van daaruit toezicht te houden op de uitvoering van ons programma en op de hoogte te blijven van de situatie ter plaatse.
Ik moet echter onze bezorgdheid uitspreken over de aanhoudende moeilijkheden waarmee NGO's te kampen hebben - zoals het voorzitterschap ook reeds opmerkte -, met inbegrip van organisaties die gesteund worden door de Europese Commissie, zoals de Russisch-Tsjetsjeense Vriendschapsvereniging in Nizjni Novgorod. Dit geldt ook voor NGO's die humanitaire hulp verlenen in het kader van het ECHO-programma.
In die context wil ik graag uw aandacht vestigen op de recentelijk ingediende amendementen op de Russische wetgeving ten aanzien van NGO's. We hebben tegenover de voorzitter van de presidentiële raad ter bevordering van het maatschappelijk middenveld en de mensenrechten onze bezorgdheid uitgesproken over de gevolgen van die wetgeving voor de NGO's in de noordelijke Kaukasus die in het kader van ECHO gefinancierd worden, via het EIDHR- en het TACIS-initiatief. Ik heb de kwestie ook besproken met de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Lavrov, die me verzekerde dat er tijdens de tweede lezing in de Doema wijzigingen op het voorstel zouden komen. In de tekst van de wetgeving die uiteindelijk door de Doema is aangenomen, wordt inderdaad enigszins rekening gehouden met de bezorgdheid die is geuit door de Europese Unie en de Raad van Europa. Dat is verheugend. We blijven echter verontrust over het feit dat sommige bepalingen te ver gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de bepalingen aan de hand waarvan registratie van lokale NGO’s kan worden geweigerd en aan de controle op zowel lokale als buitenlandse NGO's.
We houden de manier waarop deze bepalingen worden geïmplementeerd zorgvuldig in de gaten. Dat is nu onze taak. Ook zullen wij elke gelegenheid aangrijpen om, indien nodig, onze bezorgdheid te uiten aan de Russische autoriteiten over de uitvoering van deze bepalingen. Onze regelmatige politieke dialoog met Rusland en de volgende ronde van het overleg over mensenrechtenkwesties tussen de EU en Rusland, die plaatsvindt in maart, vormen hiervoor een uitstekende gelegenheid.
Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Rusland is in Tsjetsjenië geconfronteerd met een serieuze, criminele en terroristische dreiging, en de situatie in de nabijgelegen noordelijke Kaukasus blijft onstabiel, waar dagelijks doden vallen onder de veiligheidstroepen en de rebellen. Er worden ook regelmatig burgers ontvoerd door onberekenbare, meedogenloze paramilitaire eenheden. De tragedie in Beslan is iedereen in het geheugen gegrift. Ik heb van mijn regering, de Britse regering, echter nog steeds geen bevredigend antwoord gekregen op de vraag waarom zij de vluchtelingenstatus verleent aan Achmed Zakajev die, net als de voortvluchtige terrorist Sjamil Basajev - die achter de aanslag in Beslan zat -, deel uitmaakt van de zogenaamde Tsjetsjeense regering in ballingschap. Er komen echter ook nog steeds onschuldige Tsjetsjeense vluchtelingen, die betrokken raakten bij deze gruwelijke strijd, in het westen aan. Daarom heeft de EU er alle belang bij om een oproep te doen tot eerbiediging van de mensenrechten en om een kritischere houding aan te nemen ten opzichte van het democratische gehalte van de verkiezingen van november 2005.
Op dit moment heerst er bijvoorbeeld bezorgdheid over de beslissing van een lokaal gerechtshof om de activiteiten in Ingoesjetië van de Russisch-Britse humanitaire organisatie Centre for Peacemaking and Community Development stop te zetten. Dit gerechtshof behandelt ook een verzoek om een andere liefdadigheidsorganisatie, het Amerikaanse International Medical Corps, te verbieden. Hieruit blijkt hoe vijandig men zich opstelt tegenover buitenlandse humanitaire NGO's die actief zijn in de regio. Ook blijkt hieruit dat er een toename is van autoritair optreden in heel Rusland, een verschijnsel waarover Freedom House onlangs een helder verslag heeft uitgebracht en dat ook tot uiting komt in de kortgeleden door de Doema gewijzigde wetgeving inzake buitenlandse NGO's. Zelfs in de definitieve versie van deze wetgeving komt nog steeds de bepaling voor dat registratie van buitenlandse organisaties die een bedreiging vormen voor de Russische soevereiniteit, het Russische culturele erfgoed en de Russische nationale belangen, kan worden geweigerd. Dit zijn vage redenen, die de lokale overheid naar eigen believen kan interpreteren.
Met onze resolutie van vandaag willen we druk blijven uitoefenen op de Russische Federatie voor een betere eerbiediging van de mensenrechten in deze tragische regio, die al zo lang geteisterd wordt door conflicten.
Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben nu vijftien jaar lang resoluties over Tsjetsjenië opgesteld en die zijn altijd kritisch geweest. Het Parlement stuurde eerverleden jaar ook een delegatie naar Tsjetsjenië, waarvan ik voorzitter was. Dat is in de resolutie van vandaag natuurlijk al vergeten.
In het gemeenschappelijk standpunt van vandaag worden talrijke cruciale kwesties in verband met dit conflict genoemd. Hierin wordt de suggestie gedaan dat de Doema een onderzoekscommissie instelt om de activiteiten van de autoriteiten in Tsjetsjenië te onderzoeken. Ook wordt voorstelgesteld een tijdelijk internationaal tribunaal op te richten om deze misdaden te onderzoeken. Er zijn echter nog meer voorstellen. Die hebben echter in deze hele periode niet geleid tot enig resultaat van betekenis. Ik heb het voorzitterschap dan ook gevraagd of wij samen het hele conflict kunnen behandelen, en niet alleen de onderdelen die Rusland irriteren. Laten wij de hele kwestie samen met Rusland ter tafel brengen. Wij kunnen daarvoor immers steun geven, zoals mevrouw Ferrero-Waldner heeft gezegd. Het is in het belang van ons allemaal dat er rust komt in Rusland, en de Russische leiding heeft om goede raad gevraagd. Dus moeten wij samen een uitweg proberen te vinden. Het staatshoofd van het land dat het voorzitterschap bekleedt, heeft de mogelijkheid om goede contact te onderhouden met president Poetin, en zou rechtstreeks met hem kunnen spreken.
Cecilia Malmström, namens de ALDE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, Tsjetsjenië is een open wond op ons continent, met honderdduizenden doden en verminkten en duizenden getraumatiseerde kinderen en wezen. Met de afschuwelijke vluchtelingencrisis is dit in elk opzicht een menselijke tragedie. Er worden wreedheden begaan door zowel de militaire als paramilitaire krachten, maar niemand is voor de rechtbank gebracht of om rekenschap gevraagd. Beide zijden maken zich schuldig aan uitwassen, maar de Tsjetsjeense burgers hebben buitensporig veel moeten lijden. Dit betekent dat de internationale gemeenschap en wij in de EU een verplichting hebben, ja zelfs de plicht hebben om tussen beide te komen. Wij kunnen niet onverschillig toekijken. Wij moeten de gewelddaden veroordelen en eisen dat Rusland meer inspanningen onderneemt om tot een vreedzame oplossing te komen voor het probleem. Naast de zeer constructieve dingen die wij reeds hebben gedaan, kunnen wij in de EU misschien te zijner tijd ook hulp bieden in de vorm van bemiddeling, wederopbouw en verdere rehabilitatie.
De verkiezingen waren ondanks alles toch een zeker succes. De situatie in evenwel erg onzeker en er moet nog enorm veel worden gedaan. De democratische krachten in Tsjetsjenië moeten worden geïdentificeerd en er moeten pogingen worden ondernomen om een dialoog op gang te brengen, omdat onderhandelingen de enige manier zijn om vooruit te komen. Natuurlijk veroordelen wij de terreurdaden van de Tsjetsjeense separatisten. De verschrikkelijke gebeurtenissen in bijvoorbeeld Beslan en in het theater van Moskou kunnen nooit genoeg worden veroordeeld.
Met het oog op dergelijke onderhandelingen zijn de ontwikkelingen in Rusland zeer zorgwekkend. De commissaris en de fungerend voorzitter zeiden hetzelfde. Het is moeilijk om een dialoog op te starten, niet alleen vanwege de wetgeving waarmee het werk van vrijwilligersorganisaties wordt gedwarsboomd, maar ook vanwege de beperkingen die daaropvolgend zijn opgelegd aan de media. Het is moeilijk om zowel kritiek te oefenen als vooruitgang te maken.
Het doet ons genoegen dat de fungerend voorzitter van de Raad geen doekjes windt om zijn kritiek op Rusland. Hier in het Parlement hebben wij lange tijd gezocht naar een meer coherente strategie jegens Rusland. Helaas weten wij heel goed dat bijvoorbeeld de energiebehoeften maar al te veel lidstaten ertoe aanzetten om door te gaan met hun schijnheiligheid als het gaat om de staat van dienst van onze grote buur op het gebied van de mensenrechten en de schendingen van de rechtsstaat. Tsjetsjenië moet altijd op de agenda staan. Dat zijn wij zowel het Tsjetsjeense als het Russische volk verschuldigd, maar dat zijn wij ook onszelf verschuldigd als wij geloofwaardig willen blijven.
(Applaus)
Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. - Voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de commissaris, als ik jullie zo bezig hoor, dan ben ik heel blij dat wij Parlementsleden zijn en dat wij het voordeel hebben dat wij geen diplomaten zijn en dat we de realiteit nog kunnen benoemen zoals de realiteit is, zoals die werkelijk is. Gelukkig is ons nog de gave van verwondering, gelukkig is ons nog de gave van verontwaardiging gegund.
Het Europees Parlement nam dan ook de voorbije jaren het voortouw in het aan de kaak stellen van wat er in Rusland en Tsjetsjenië fout loopt. Ja, er heerst een sfeer van straffeloosheid in Tsjetsjenië en in de hele noordelijke Kaukasus. Er is een groeiend aantal ontvoeringen, mistoestanden en willekeurige moorden. Ja, de Russische Federatie heeft de toestand er niet onder controle, integendeel het conflict breidt zich uit vanuit Tsjetsjenië over Ingoesjetië naar de hele noordelijke Kaukasus.
Tegen deze achtergrond verkiezingen organiseren en dan nog als Raad of als Commissie zeggen dat de verkiezingen min of meer goed zijn verlopen, is werkelijk een schande. Daarom roep ik de Commissie, de Raad, de ministers van Buitenlandse Zaken en heel in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken van België die nu het OVSE-voorzitterschap heeft, op om de zaken met de juiste gang van zaken te noemen. Ik besluit, mijnheer de Voorzitter, om ervoor te zorgen dat de Russen geholpen worden om nu ...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken).
Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, zoals in dit Parlement al werd gezegd was er tijdens de verkiezingen in Tsjetsjenië geen sprake van grote mankementen en tekortkomingen. Daar is geen enkele twijfel over. Tegelijkertijd zijn deze verkiezingen een stap vooruit. Er is nu een kans om politieke instellingen op te bouwen in Tsjetsjenië, en wel met iets meer geloofwaardigheid dan voorheen. Na al deze jaren van wreedheden en oorlog is wel duidelijk dat er geen militaire oplossing mogelijk is voor het conflict in Tsjetsjenië. De gedachte - die de Russische regering koestert - dat het mogelijk is om de oppositie in Tsjetsjenië te verpletteren is een sprookje. Uiteindelijk zullen er onderhandelingen en een politiek proces nodig zijn.
Het staat voor ons allen evident dat de verwerpelijke terreurdaden die zijn begaan door Tsjetsjeense separatisten, veroordeeld moeten worden. Het is echter ook belangrijk in te zien dat ook Rusland een terreurbeleid heeft gevoerd ten aanzien van bepaalde delen van de Tsjetsjeense bevolking. Het heeft verschrikkelijk wreedheden begaan zonder daarvoor enige verantwoording te moeten afleggen. Dat is koren op de molen van de meest extreme krachten in Tsjetsjenië. Alleen als dergelijke daden worden stopgezet zal er waarschijnlijk een kans ontstaan op een dialoog en op een vreedzame oplossing.
Michał Tomasz Kamiński, namens de UEN-fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag toont aan, dat het Europees Parlement een democratische instelling is.
Ik wil de voorgaande sprekers danken voor hun correcte en betrouwbare inschatting van de situatie in Tsjetsjenië. We moeten echter luid en duidelijk zeggen dat we dit debat wel in het Europees Parlement kunnen houden, maar in Rusland zoiets niet hoeven te proberen. Democratie, zoals wij in het Westen gewend zijn, is er op dit moment niet in Rusland. En als er geen democratie is in Moskou of in Sint-Petersburg, waar geen oorlog heerst, dan is er zeker geen democratie in Grozny, of in de rest van Tsjetsjenië, waar wel een oorlog woedt.
Commissaris Ferrero-Waldner heeft vandaag gezegd dat de Europese Unie geen waarnemers naar de verkiezingen in Tsjetsjenië kon sturen, omdat dat onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk was. Ik dank de commissaris voor haar openhartigheid. Dames en heren, als niet eens kan worden gegarandeerd dat waarnemers veilig naar Tsjetsjenië kunnen reizen, hoe kunnen we dan aannemen dat aan de voorwaarden voor vrije verkiezingen is voldaan? Dat is niet gebeurd. Een van de redenen daarvoor is dat Tsjetsjenië volgens het internationaal recht een onafhankelijke staat is die door een andere staat wordt bezet. Dat wil ik met kracht benadrukken. Het Tsjetsjeense volk heeft nooit uit vrije wil aangegeven deel te willen uitmaken van de Russische federatie. Tsjetsjenië heeft zich soeverein verklaard en die soevereiniteit wordt voor het oog van de hele wereld vermorzeld door Russische tanks.
Los van de partijen die we in dit Parlement vertegenwoordigen moeten we, als we de fundamentele waarden delen waarop onze Gemeenschap is gebaseerd - zoals democratie en het recht op zelfbeschikking - met kracht eisen dat het Tsjetsjeense volk zijn vrijheid krijgt.
Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb de indruk dat de Europese Unie en het Parlement de kans niet voorbij laten gaan om - vaak op grond van geringe objectieve bewijzen - autoriteiten en regeringen van landen te censureren of tegen te werken waarmee zij juist goede relaties zou moeten hebben. Dat soort acties passen veel beter bij Rusland, in plaats van dat wij miljoenen euro’s van de Europese belastingbetalers verspillen aan twijfelachtige initiatieven voor ondersteuning van organisaties van zogeheten “democratische waakzaamheid”.
Om een Europa voor iedereen op te bouwen, is het van het hoogste belang dat wij gelijke maatstaven hanteren bij de beoordeling van de veiligheidsmaatregelen en de antiterreurmaatregelen die de rust en de stabiliteit van onze Unie beïnvloed hebben of dat kunnen doen.
Ik geloof niet dat het nodig is in dit bestek te herinneren aan de vreselijke misdaden die in Tsjetsjenië en Rusland zijn gepleegd tegen de burgerbevolking door mensen die zeggen te strijden voor de zelfbeschikking van het Tsjetsjeense volk. Wel moet ik zeggen dat sommigen zich het recht toe-eigenen om zich met andermans zaken te bemoeien en veroordelingen uit te spreken, waarbij dan dikwijls in dezelfde situaties maar in verschillende delen van de wereld met twee maten gemeten wordt.
De resolutie over Tsjetsjenië is daar het zoveelste voorbeeld van. Ik zal dus opnieuw geen steun geven aan een resolutie die huichelachtig is en tegelijkertijd de belangen van stabiliteit aan de zuidoostelijke grenzen van de Unie, belangen die de noodzaak moeten beschouwen...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, volgens de Russische mensenrechtenorganisaties hebben deze zogenaamde verkiezingen alleen op papier plaatsgevonden. De opkomst onder de lokale bevolking was laag, vrijwel nihil. In plaats daarvan brachten, schandalig genoeg, duizenden Russische soldaten hun stem uit, samen met een gewapende factie van de door het Kremlin aangewezen leider Kadyrov. Deze verkiezingen moeten daarom worden gezien als een manier om het niet-aflatende geweld en de aanhoudende onderdrukking te maskeren.
In 2000, tijdens de aanval van Russische troepen op Grozny, zat mensenrechtenactiviste Lida Yusupova in de kelder van een half verwoest huis. De mensen daar voelden zich machteloos en in de steek gelaten. Op een of andere manier wisten ze dat op hetzelfde moment in Straatsburg de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa de situatie in Rusland besprak. Ze luisterden naar de radio en de oudere bewoners vroegen aan mevrouw Yusupova: ‘Gaan ze ons helpen? Straatsburg is onze enige hoop.’ Zes jaar later is deze vraag nog steeds niet beantwoord.
De bijeenkomst gisteren van de vertegenwoordigers van de Russische mensenrechtenorganisaties bevestigde dat de bezorgdheid die wij al geruime tijd uiten, terecht is. De laatste keer gaven we daarvan uiting in het verslag-Malmström. In de resolutie van vandaag staat helaas dat de Raad en de Commissie niet adequaat op deze bezorgdheid en de schendingen van de mensenrechten hebben gereageerd. Je kunt zelfs zeggen dat ze schromelijk tekort zijn geschoten. Daarom is het nu de hoogste tijd om een principieel en eendrachtig standpunt in te nemen ten aanzien van deze kwesties, aangezien de grove schendingen van de mensenrechten in Tsjetsjenië, die ongestraft blijven, zich als een virus door de gehele Russische Federatie verspreiden.
Tot slot, wat betreft de resolutie van vandaag...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mijn diepe teleurstelling uitspreken over het feit dat president Poetin gisteren, naar verluidt, een nieuwe wet heeft ondertekend om niet-gouvernementele organisaties onder toezicht te stellen. Dit valt samen met het besluit van het hooggerechtshof van Ingoesjetië om de vergunning in te trekken van de Britste liefdadigheidsinstelling Centre for Peace and Community Development. Vanochtend sprak ik met hun vertegenwoordiger in Moskou. Dit is een organisatie die humanitaire hulp heeft verleend aan ongeveer 1 000 Tsjetsjeense kindvluchtelingen, en dus blijkt daaruit dat deze wet alleen maar een strafexpeditie is.
Deze wet is niet verenigbaar met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en het is van essentieel belang dat de Europese Unie hier niet alleen protest tegen aantekent, maar ook actie onderneemt, onder meer door erop aan te dringen dat NGO's deelnemen aan de mensenrechtenbesprekingen tussen de EU en Rusland.
In plaats daarvan zien we iets wat lijkt op een poging van de heer Poetin om naar een militaire oplossing te grijpen, waarbij hij flagrante schendingen van de mensenrechten niet uit de weg gaat, zoals willekeurige opsluitingen, onder dwang afgelegde bekentenissen, martelingen en zo'n 2 500 verdwijningen sinds 1999. President Poetin noemt het naburige Dagestan een ‘mini-Irak op de stoep van Rusland’. We moeten deze ontwikkelingen een halt toeroepen.
Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, stiekem heeft president Poetin de wet op de NGO's ondertekend. De eerste drie hulporganisaties in Ingoesjetië zijn al verboden, waaronder een die humanitaire hulp biedt aan vluchtelingen.
De manier waarop autoritaire regimes het maatschappelijk middenveld bejegenen maakt deel uit van het principe dat onafhankelijke en eerlijke informatie over bijvoorbeeld de tragische Tsjetsjeense oorlog ongewenst is. NGO's als Memorial bieden ons informatie over schendingen van en inbreuken op de mensenrechten in Tsjetsjenië, waar vrije verkiezingen niet mogelijk zijn.
De president van Rusland wierp bij het bezoek van bondskanselier Merkel, die dit tere punt van Tsjetsjenië ter sprake bracht - zoals ze eerder ook al Guantanamo in Washington ter sprake bracht - tegen dat ook in het Westen, dat wil zeggen in de EU, democratie en mensenrechten tekortkomingen hebben. Ik kan daarop slechts zeggen: een zo omvangrijke inperking van de vrijheid van meningsuiting, een zo vreselijke oorlog als in Tsjetsjenië, een justitieel apparaat dat de rechtsstaat zo minacht als in het geval van Yukos, en zulke onmenselijke detentieomstandigheden als die voor Lebedew en Chodorkowski, bestaan in de EU niet. De mensenrechten zijn universeel en ondeelbaar en mogen niet worden geminacht.
Aloyzas Sakalas (PSE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou in de eerste plaats willen opmerken dat de onderhavige ontwerpresolutie aanzienlijk verder gaat dan alle eerdere resoluties, waarin massamoorden op onschuldige Tsjetsjeense burgers beoordeeld werden op grond van de vraag wie zich er schuldig aan maakten: de separatisten of de Russische legereenheden. In het eerste geval werd gesproken van terrorisme, in het tweede geval van schending van de mensenrechten. De conclusie kan niet anders zijn dan dat wij ons bij ons oordeel niet baseren op de feiten zelf, maar op de vraag of de dader al dan niet machtig is en olie- of gasreserves heeft.
Niettemin zou ik erop willen wijzen dat onze resoluties niets uit zullen halen zolang het buitenlands beleid van de EU-lidstaten niet aangepast wordt aan de inhoud van die teksten. Waarom zou president Poetin eigenlijk de moeite nemen te reageren op ons geweeklaag als hij verder warm onthaald wordt in onze landen en zelfs zeer eervolle en verantwoordelijke taken toevertrouwd krijgt, zoals het voorzitterschap van G8-bijeenkomsten? Daarom stel ik voor de ontwerpresolutie aan te nemen, maar tevens wil ik de hoop uitspreken dat een en ander ondersteund wordt met passende diplomatieke maatregelen, zodat dit niet de zoveelste resolutie wordt die uiteindelijk niets verandert.
Józef Pinior (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, terwijl wij in het Europees Parlement debatteren over Rusland, is in Nijny Novgorod weer een dag voorbij gegaan in het proces tegen Stanislav Dmitrievski, hoofdredacteur van de krant Prawo Zaszczyta, en voorzitter van de Vereniging van Russisch-Tsjetsjeense vriendschap.
De heer Dmitrievski is een van de meest gerespecteerde voorvechters van de mensenrechten in de Russische Federatie. De internetsite van de Vereniging van Russisch-Tsjetsjeense vriendschap is het belangrijkste discussieforum over de mensenrechtensituatie en de politieke vrijheden ten oosten van de Kaukasus, met name in Tsjetsjenië. De volgende zitting in het proces van de heer Dmitrievski vindt plaats op 3 februari aanstaande.
In debatten over Rusland uiten we onze bezorgdheid over het gebrek aan democratie, over de beperkingen van de mensenrechten en de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties. Maar we mogen niet vergeten dat er ook een ander Rusland bestaat: het land van de voorvechters van de mensenrechten, het land van de politici die bereid zijn zich te verzetten tegen het autoritaire politieke systeem, het Rusland van de bloeiende cultuur, het land van het alerte maatschappelijk middenveld, dat een ware brug vormt tussen het Rusland dat we vandaag zien en de Europese Unie.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we nemen de zorgen en twijfels met betrekking tot de situatie in Tsjetsjenië en de mensenrechten in Rusland, die in dit debat tot uiting zijn gebracht, zeer serieus. De voorzitter van de Europese Raad, bondskanselier Schüssel, heeft hedenochtend iets gezegd, wat ik op deze plaats wil herhalen: mensenrechten en grondrechten zijn voor ons ondeelbaar. Het zijn Europese waarden en ik benadruk dat dat ook tegenover Rusland geldt. De Europese Unie - en ik wil hier graag in het bijzonder op de activiteiten van de Raad wijzen - brengt de schendingen van de mensenrechten tegenover Rusland steeds weer op alle niveaus ter sprake. Of dat nu voor uw gevoel wel of niet plaatsvindt in te diplomatieke bewoordingen, het gebeurt in bewoordingen die wij gebruiken in het gesprek met de Russische partner.
Het is in het bijzonder ook belangrijk dat we de dialoog overeind houden, want alleen in een dialoog kunnen we onze zorgen met betrekking tot de schendingen van de mensenrechten, tot uiting brengen. Daarom is het overleg over de mensenrechten, dat werd ingevoerd en regelmatig plaatsvindt, ook uiterst belangrijk. In maart is er een nieuwe ronde. De Raad bereidt zich zeer gewetensvol voor op dit overleg.
Wij delen natuurlijk ook de zorgen die hier zijn geuit met betrekking tot de wet op de niet-gouvernementele organisaties. We betreuren het dat deze wet is ondertekend. Ik verzeker u dat de Raad zich daarover op passende wijze zal uitspreken, en dat we ook de situatie van de niet-gouvernementele organisaties in Rusland nauwlettend zullen volgen. Ik geef vanzelfsprekend de afgevaardigde gelijk, die heeft gezegd dat we alle krachten in Rusland moeten steunen die zich uitspreken voor democratie en eerbiediging van de mensenrechten, en ik u verzekeren dat dat ook gebeurt.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst terugkomen op de verkiezingen. Het was de Raad van Europa die een achtkoppige verkenningsmissie stuurde. Wij hebben geen waarnemers gestuurd. De verkiezingen waren niet vrij en niet eerlijk, en er waren onregelmatigheden. Er is echter ook vooruitgang geboekt, want voor het eerst gingen verkiezingen in die moeilijke omgeving niet gepaard met geweld. Een lokale instantie, die wordt gefinancierd door de Commissie, zei dat er bepaalde onregelmatigheden waren, maar over het algemeen was er een hogere deelname aan de verkiezingen dan ooit tevoren: een opkomst van 55 procent. We zien dat er vooruitgang is, maar we weten dat de situatie als geheel zeker niet bevredigend is.
Na deze opmerkingen wil ik ook graag wat zeggen over de achterliggende oorzaken. Er is een politiek conflict waarvoor een politieke oplossing moet komen, maar er is ook veel armoede, en daarom moeten tevens de oorzaken van die armoede worden aangepakt. Dat is wat de Commissie momenteel via het Tacis-programma op drie gebieden probeert te doen: gezondheidszorg, onderwijs - vooral het scheppen van werkgelegenheid - en inkomstengenererende activiteiten. We weten dat de belangrijkste oorzaak voor geweld vaak ligt in het feit dat mensen geen werk hebben.
In de derde plaats zullen we, zoals ik reeds heel duidelijk heb gezegd, wat de NGO’s betreft zeer zorgvuldig in de gaten houden hoe de bepalingen worden geïmplementeerd, aangezien deze wet pas gisteren of vandaag door president Poetin is ondertekend. Daar moeten we nu naar kijken. Ik ben het met het voorzitterschap eens dat dit in het kader van de officiële politieke dialoog met Rusland moet gebeuren.
U kunt ervan op aan dat we de problemen noemen. Zoals ik reeds zei, heb ik met minister van Buitenlandse Zaken Lavrov over deze kwestie gesproken en er zijn in elk geval enkele amendementen in overweging genomen. Over het geheel genomen ben ik het echter eens met degenen die zeggen dat we ten aanzien van Rusland een coherent beleid moeten voeren, waarin ook de zekerheid van energievoorziening is opgenomen. We weten dat Rusland een belangrijke energieleverancier voor ons is, dat het een strategische partner is, maar dat het ook een partner is waarmee we soms een dialoog voeren waarin kritische opmerkingen worden gemaakt.
De Voorzitter. - Ik heb zes ontwerpresoluties(1) ontvangen overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.