De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0676/2005), waarin wij een reeks vragen aan de Raad behandelen.
Voordat wij beginnen met het vragenuur, wil ik allereerst een mededeling doen en u ten tweede ervan op de hoogte stellen dat na deze mededeling u zult worden toegesproken door de heer Winkler. Wij hebben met de Raad afgesproken dat er met ingang van vandaag een nieuw systeem op het vragenuur van toepassing zal zijn. De details omtrent dit systeem zijn alle afgevaardigden met de nota aan de leden van 9 december 2005 toegezonden. Het vragenuur zal nu in twee stukken worden verdeeld. Tijdens het eerste deel zal de minister die verantwoordelijk is voor algemene zaken vier vragen met hoge prioriteit behandelen, welke geselecteerd zullen worden door de Voorzitter. Tijdens het tweede deel zal de minister voor Buitenlandse Zaken bij deze gelegenheid negen vragen behandelen, meer bepaald de vragen 5 tot en met 14, die alle betrekking hebben op onderwerpen die binnen zijn bevoegdheidsterrein vallen.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het verheugt mij dat ik vandaag voor het eerst met u mag deelnemen aan het vragenuur. Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om iets te zeggen wat u zojuist ook al noemde. Wij zijn ons, als voorzitter van de Raad, ervan bewust dat het vragenuur een belangrijk democratisch instrument is, daar het de leden van het Parlement de mogelijkheid biedt om van de Raad antwoord te krijgen op vragen die voor het werk in het Parlement belangrijk zijn.
We hebben dan ook samen met het secretariaat van het Europees Parlement nagedacht over de vraag hoe het instrument van het vragenuur het beste en effectiefste kan worden gebruikt. Dat heeft - zoals de Voorzitter ook al heeft opgemerkt - ideeën voor vernieuwing opgeleverd die we vandaag voor het eerst met zijn allen willen uitproberen. Dit vragenuur nieuwe stijl moet in eerste instantie gericht zijn op de actuele onderwerpen die van algemeen belang zijn, waarna de rest van het uur gewijd zal worden aan een bepaald vakgebied, dat wil zeggen dat dan kwesties aan de orde komen die door de op dat vakgebied deskundige voorzitter van de Raad zelf beantwoord worden. Ik denk dat deze procedure ertoe zal bijdragen dat de vragen waarvoor u zich interesseert gerichter worden beantwoord. Wij hopen dat op die manier uw Parlement beter bediend zal worden en eveneens zal worden bijgedragen aan een succesvollere en beter gefundeerde interinstitutionele dialoog, waaraan het Oostenrijks voorzitterschap bijzonder gehecht is.
We doen dat, ondanks het feit dat Oostenrijk een land is met een relatief kleine regering en derhalve ook weinig ministers heeft die voor deze dialoog beschikbaar zijn. We willen echter in ons aller belang deze inspanning ondernemen. Het is overigens niet eenvoudig geweest de andere leden van de Raad van het nut van deze vernieuwing te overtuigen, maar het is ons gelukt. Ik hoop, mevrouw de Voorzitter, dat zo veel mogelijk leden van het Parlement dit voorstel steunen en dat het vragenuur door hun aanwezigheid in de toekomst gekenmerkt zal worden door meer levendigheid.
De Voorzitter. - Wij gaan over tot het vragenuur.
Vraag nr. 1 van Liam Aylward (H-1119/05)
Betreft: Klimaatverandering
Kan de Raad een verklaring afleggen over het al dan niet welslagen van de VN-Conferentie over klimaatverandering die in de week van 5 december in Montreal (Canada) is gehouden?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, zoals de afgevaardigde bekend is, heeft de Europese Raad onlangs de positieve resultaten van de VN-conferentie over klimaatverandering, die van 28 november tot 10 december 2005 in Montreal werd gehouden, toegejuicht. Overeenkomstig het actieplan van Montreal moet toekomstig overleg over het klimaat vanaf nu op twee sporen worden gevoerd. Enerzijds zullen de partijen die het Protocol van Kyoto hebben geratificeerd, een begin maken met onderhandelingen over bindende emissiestreefdoelen voor de ontwikkelde landen in een tweede verbintenisperiode, en anderzijds zijn alle bij het Raamakkoord inzake klimaat betrokken partijen, met inbegrip van de Verenigde Staten en de grootste ontwikkelingslanden, overeengekomen dat zij zullen deelnemen aan een wereldwijde discussie over gecoördineerde langetermijnmaatregelen met betrekking tot klimaatverandering. Alles bij elkaar functioneert het Protocol van Kyoto nu volledig, en wij zijn van mening dat de weg gebaand is om binnen het kader van de Verenigde Naties voortgang te boeken.
Liam Aylward (UEN). - (EN) Ik wil graag in de eerste plaats minister Winkler welkom heten bij zijn eerste officiële optreden in het Parlement. Ik wens hem en zijn collega's veel succes met hun voorzitterschap en dank hem voor zijn uitvoerige antwoord.
Ik ben verheugd over het resultaat van de onderhandelingen in Montreal, die uiteindelijk betrekkelijk succesvol zijn verlopen. Ik wil echter graag een vraag stellen aan zowel de Raad als de Commissie in verband met het feit dat de AP6-landen - China, India, Zuid-Korea, Japan, de Verenigde Staten en Australië - op 12 januari 2006 in Sydney hebben besloten dat zij 45 procent van de wereldbevolking uitmaken en bijna de helft van de uitstoot van broeikasgassen voor hun rekening nemen. Aangezien zij op eigen houtje opereren en niet via bindende afspraken aan bepaalde principes gehouden zijn, vraag ik me af hoe we hier in de Raad en de Commissie mee moeten omgaan.
De Voorzitter. - Mijnheer Aylward, hoewel ik erg inschikkelijk ben geweest vanwege uw vriendelijke welkomstwoord aan het adres van het voorzitterschap van de Raad, moet ik alle leden eraan herinneren dat zij slechts over dertig seconden beschikken om aanvullende vragen te stellen. Als wij de ons toebedeelde tijd allemaal overschrijden, zullen wij helaas maar zeer weinig vragen kunnen behandelen. Dus wees u alstublieft zo vriendelijk om de tijdslimiet voor het stellen van aanvullende vragen te respecteren.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook de onderhandelingen in Montreal hebben aangetoond dat de grootste producenten van broeikasgassen nu meer hun stem laten horen in de dialoog over een toekomstig systeem voor klimaatbescherming. Het is belangrijk dat de landen hiervoor samen een oplossing vinden.
Het is zeer wel mogelijk dat voor het toekomstige systeem structurele veranderingen nodig zijn, die de tot nog toe gedane inspanningen voor het terugbrengen van emissies van broeikasgassen aanzienlijk kunnen vergemakkelijken. Ook buiten het internationale klimaatproces om vinden opmerkelijke ontwikkelingen plaats, en verschillende regio’s hebben initiatieven genomen.
In het actieplan van Gleneagles - als ik daar nu naar mag verwijzen - leggen de belangrijkste handelspartners van de EU de nadruk op technologieoverdracht en de aanpak van de gevolgen van klimaatveranderingen. Ook worden daarin afspraken gemaakt over de dialoog en technologische samenwerking met India, China en Rusland.
Het is in het belang van de Europese Unie om in samenwerking met alle landen - in het kader van de internationale klimaatdialoog of daarbuiten - te waarborgen dat onze gemeenschappelijke doelstellingen voor het terugbrengen van emissies niet door acties van groepen of staten gedwarsboomd worden.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, van de industrie ontvangen we signalen dat het systeem voor handel in emissierechten resulteert in een verstoring van de energiemarkt en een onnodige stijging van de elektriciteitsprijzen, en bovendien een negatieve invloed heeft op de nationale klimaatstrategieën. Is de Raad van mening dat de EU-richtlijn betreffende de handel in broeikasgasemissierechten haar oorspronkelijke doelstellingen heeft bereikt, en zou een CO2-heffing een eigen middel van de EU kunnen worden?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mevrouw de Voorzitter, het EU-systeem voor de handel in emissierechten is een van de pijlers in de strijd tegen klimaatverandering. Het is het eerste internationale handelssysteem voor CO2-emissies ter wereld en omvat ongeveer 12.000 installaties, oftewel iets minder dan de helft van de totale Europese CO2-emissies. Met dit systeem kunnen de EU-lidstaten hun emissiedoelen halen. Met geen enkel ander systeem kunnen emissies zo kostenefficiënt worden gereduceerd.
De Raad is zeer wel op de hoogte van de door u aangestipte problemen bij de implementatie van het EU-systeem voor de handel in emissierechten in de proeffase. Tijdens deze beginperiode hebben we nuttige ervaring opgedaan, waar we bij de toekomstige ontwikkeling van het systeem op kunnen bogen. Voortbouwend op deze eerste inzichten wordt in de richtlijn reeds voorzien in een volledige herziening in 2006. Bij die herziening kunnen we alle mogelijkheden voor verbetering onderzoeken en implementeren in de periode na 2012.
Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn dank voor uw zeer gedetailleerde uiteenzetting over dit thema. Wij weten dat de overeenkomst inzake klimaatbescherming ook kosten voor de industrie met zich meebrengt. Welke mogelijkheden hebben we volgens u dan om de concurrentiekracht van de Europese industrie te vergroten en te behouden op de internationale markten? Zijn er mogelijkheden? En zo ja, welke?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie heeft altijd een mondiale samenwerking voor de bescherming van ons klimaat proberen te bereiken. De Europese Unie en haar vertegenwoordigers hebben dit ook in alle internationale fora en in de conclusies van de Raad duidelijk naar voren gebracht. De manier waarop het Protocol van Kyoto in Europa is omgezet, toont op een geloofwaardige wijze aan hoezeer de EU zich hiervoor inzet, en levert het bewijs dat klimaatbescherming mogelijk is en samen kan gaan met economische groei. Economie en klimaatbescherming staan volgens ons niet lijnrecht tegenover elkaar. De EU heeft bijvoorbeeld gekozen voor een systeem voor handel in emissierechten. Dit is de meest kostenefficiënte manier om emissies te reduceren. Bovendien hebben internationale studies herhaaldelijk aangetoond dat niets doen veel grotere financiële gevolgen zou hebben dan het treffen van klimaatbeschermingsmaatregelen zoals wij nu doen. Hoe eerder we maatregelen nemen om het klimaat te beschermen, des te lager vallen de kosten voor het bedrijfsleven in de toekomst uit. Het heeft dus voor de Europese Unie ook vanuit economisch oogpunt zin om met het oog op een efficiënter energiegebruik - veel van de debatten van vandaag gingen over energie - maatregelen te treffen voor klimaatbescherming, waarmee ook meteen nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd.
De Voorzitter. - Vraag nr. 2 is door de vraagsteller ingetrokken.
Vraag nr. 3 van Ursula Stenzel (H-1165/05)
Betreft: Coördinatie tussen de instellingen (EU - Raad van Europa - OVSE) en eerbiediging van de mensenrechten bij de terreurbestrijding
Mensenrechtelijke problemen spelen ook in EU-verband een steeds grotere rol; een werkzame coördinatie op dit terrein met andere organisaties is daarom noodzakelijk, vooral met de Raad van Europa, om overlapping te vermijden. Ook bij de terreurbestrijding blijft de eerbiediging van de mensenrechten van groot belang, zoals het Europees Parlement steeds weer heeft benadrukt.
Hoe denkt Oostenrijk tijdens zijn voorzitterschap enerzijds de samenwerking tussen de EU en de Raad van Europa, en ook de OVSE, te versterken, en welke standpunten vertegenwoordigt Oostenrijk anderzijds waar het gaat om de eerbiediging van de mensenrechten bij de bestrijding van terrorisme?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigde Stenzel heeft een vraag gesteld over de coördinatie van de EU, de Raad van Europa en de OVSE, en over de eerbiediging van de mensenrechten bij de strijd tegen het terrorisme. Mijn antwoord is als volgt: juist op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zijn de contacten met de Raad van Europa uitstekend. Ik had overigens vandaag pas de gelegenheid om voor het Comité van ministers van de Raad van Europa te spreken over de prioriteiten van het Oostenrijkse voorzitterschap, en ik heb daarbij met nadruk gewezen op de gemeenschappelijke belangen en op de samenwerking tussen de Raad van Europa en de Europese Unie op het gebied van de bescherming van de rechten van de mens.
Ik wil er op wijzen dat we groot belang hechten aan de vergaderingen die elk voorzitterschap sinds 1997 met de Trojka van de Raad van Europa houdt. Bij de laatste bijeenkomst met de Raad van Europa op 7 december 2005 stonden vooral de richtsnoeren van de Raad van Europa betreffende de rechten van de mens en de strijd tegen het terrorisme op de agenda. De groep “Terrorisme – internationale aspecten” onderhoudt in het kader van de buitenlandse betrekkingen eveneens regelmatig contact met de Raad van Europa.
Ook de werkgroep mensenrechten volgt de internationale inspanningen die andere fora, zoals de OESO, de Raad van Europa en de Verenigde Naties op het gebied van de eerbiediging van de rechten van de mensen en de strijd tegen het terrorisme ondernemen, op de voet. Al deze initiatieven moeten ervoor zorgen dat de EU een actieve rol kan spelen. Het Oostenrijkse voorzitterschap bevestigt dat het deze vorm van samenwerking met de Raad van Europa wil voortzetten.
Op de top van de Raad van Europa die in 2004 in Warschau plaatsvond, was afgesproken dat een akkoord met de Europese Unie zou worden opgesteld met regels voor alle terreinen waarop de organisaties samenwerken, met als doel deze samenwerking te structureren, te verbeteren en te intensiveren.
Tijdens het Britse voorzitterschap is een ontwerp opgesteld, dat de Raad van Europa inmiddels heeft ontvangen en in behandeling heeft genomen overeenkomstig zijn procedures. Het Oostenrijkse voorzitterschap zal, in nauwe samenwerking met de Commissie, intensief overleg voeren met het voorzitterschap van de Raad van Europa - dat zoals u weet dit half jaar door Roemenië wordt bekleed - zodat dit belangrijke document in de komende maanden kan worden voltooid. Ik heb mij er vandaag ten overstaan van de afgevaardigden van de ministers toe verplicht om vanuit de Europese Unie alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat dit memorandum bij voorkeur nog onder Roemeens voorzitterschap - dus voor eind mei dit jaar - kan worden voltooid.
Wat de OVSE betreft, onderhouden beide organisaties zowel ter plaatse als op institutioneel vlak uitstekende contacten, die in de toekomst ook nog geïntensiveerd zouden moeten worden.
Ik wil erop wijzen dat drie EU-lidstaten, te weten België, Spanje en Finland, de komende jaren achtereenvolgens het voorzitterschap van de OVSE zullen bekleden. Inmiddels is immers bijna 50 procent van de ledenlanden van de OVSE tevens lidstaat van de Europese Unie, en daar komen normaliter nog eens tien landen bij die haar gemeenschappelijke standpunten en acties onderschrijven.
Binnen de OVSE wordt al geruime tijd gedebatteerd over het vergroten van de doeltreffendheid van de organisatie, en dan met name over het werk van het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR), dat zich inzet voor bescherming van de rechten van de mens. De EU heeft zich in dit kader al in het verleden systematisch en succesvol ingezet voor de onbeperkte autonomie van de organisatie, zodat zij haar belangrijke taak bij het bevorderen van de democratie en de mensenrechten ook in de toekomst vrij van discriminatie en zonder beperkingen in alle ledenlanden van de OVSE kan uitoefenen.
Het Oostenrijkse voorzitterschap zal dit beleid, dat uiteraard door alle lidstaten wordt onderschreven, voortzetten.
Ursula Stenzel (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank voor uw uitvoerige antwoord op mijn vraag over de coördinatie op het gebied van terrorismebestrijding en mensenrechten. Ik heb nog een vraag: hoe staat het voorzitterschap van de Raad tegenover het onderzoek van de Europese Raad naar mogelijke illegale CIA-vluchten en geheime detentiecentra?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, zoals bondskanselier Schüssel in zijn uiteenzetting van vandaag al duidelijk naar voren heeft gebracht, ondersteunt het Oostenrijkse voorzitterschap de pogingen van de Parlementaire Vergadering en de secretaris-generaal van de Raad van Europa om duidelijkheid te scheppen in deze kwestie en de feiten open op tafel te leggen.
Elke twijfel over de gehechtheid van alle lidstaten van de Raad van Europa aan de rechtsstaat en de mensenrechten, in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, moet worden weggenomen. Wij zullen daarom ook onderzoeksmaatregelen van het Europees Parlement dienaangaande ondersteunen.
David Martin (PSE). - (EN) Mijn aanvullende vraag betreft dezelfde kwestie als die mevrouw Stenzel zojuist aansneed. Gaat de fungerend voorzitter in zijn hoedanigheid van fungerend voorzitter alle vierentwintig lidstaten benaderen om hen aan te zetten tot volledige samenwerking met de Tijdelijke Commissie van het Europees Parlement die onderzoek gaat doen naar de vermeende CIA-vluchten?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) We zullen dit onderwerp zeker aan de orde stellen tijdens het overleg met alle vertegewoordigers in de Raad.
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, ik wil een algemener onderwerp aansnijden, omdat uit het debat van vandaag is gebleken dat het Oostenrijkse voorzitterschap het versterken van de mensenrechten binnen de Unie als geheel als een van haar prioriteiten beschouwt. De EU is voornemens het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat in Wenen uit te bouwen tot een bureau voor de mensenrechten. Ziet u in dit kader mogelijkheden voor coördinerende of ook ondersteunende taken?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, wij zien de oprichting van een Europees bureau voor de mensenrechten als een essentiële bijdrage aan een betere profilering van alle instellingen van de Europese Unie. Wij willen via een dialoog met het Europees Parlement, maar ook met de Raad van Europa en andere instellingen, van dit bureau voor de mensenrechten een effectief instrument maken, dat daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan de thema’s die u naar voren hebt gebracht, namelijk de eerbiediging van de rechten van de mens in de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad.
Dit bureau wordt hopelijk nog tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad in het leven geroepen, en kan wat ons betreft op 1 januari 2007 aan de slag gaan. Het is niet de bedoeling dat het bureau gaat concurreren met andere, al bestaande instellingen. Concurrentie voor waardevolle en belangrijke instellingen als de Raad van Europa, het Hof van Justitie, het Comité tegen discriminatie, of andere instellingen, is ongewenst. We willen een efficiënt bureau dat voortbouwt op de basis van het Waarnemingscentrum voor racisme in Wenen, maar wel meer bevoegdheden heeft, en daarmee de geloofwaardigheid van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten kan vergroten.
De Voorzitter. - Vraag nr. 4 van Diamanto Manolakou (H-1178/05)
Betreft: Illegale ontvoering en arrestatie van Pakistani die in Griekenland wonen
De onthullingen over de illegale ontvoering, arrestatie, gevangenhouding en ondervraging, enkele dagen na de bomaanslagen in Londen, van tientallen Pakistani die in Griekenland wonen, zijn uitgegroeid tot een bijzonder netelige politieke kwestie. Bovenop de eerdere beschuldigingen aan het adres van de Griekse autoriteiten komen nu volgens een reportage van de BBC ook aantijgingen over dagenlange verhoren in het Engels, psychische foltering en liquidatie. De hele kwestie is het gevolg van een operatie van de Britse geheime diensten in Griekenland en wordt ook in verband gebracht met de zaak van de illegale overbrenging van gevangenen via Europese luchthavens.
Veroordeelt de Raad de methode van ontvoeringen en foltering door geheime diensten of andere vervolgende overheidsinstanties of -machten die onder het toezicht van de overheid vallen of een publieke opdracht vervullen? Zal hij de nodige stappen ondernemen om de soevereiniteit van het volk en de onafhankelijkheid van elk land te waarborgen? Is hij van plan initiatieven te nemen om een einde te stellen aan het toenemende aantal dergelijke gevallen die vermoedens doen rijzen over afspraken door meerdere partijen en landen in de context van de hysterie die de strijd tegen het terrorisme veroorzaakt?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het volgende zeggen over de vraag van geachte afgevaardigde Manolakou over de ontvoering en arrestatie van Pakistani die in Griekenland wonen. De Raad heeft er steeds weer op gewezen dat de strijd tegen het terrorisme volgens de algemene beginselen van het internationaal recht, alsmede volgens de rechtsbepalingen inzake mensenrechten in de nationale en internationale rechtsinstrumenten moet worden gevoerd.
De Raad benadrukt nogmaals dat hij marteling en andere illegale praktijken categorisch veroordeelt, en onderstreept de noodzaak van eerbiediging van de algemene rechtsbeginselen. De Raad wil en kan echter geen standpunt innemen ten aanzien van de punten die de geachte afgevaardigde naar voren heeft gebracht. Momenteel doen verschillende internationale instanties, en vooral de Raad van Europa, onderzoek naar de genoemde gevallen van ontvoering - de term die wordt gebruikt in de vraag. Zolang de resultaten van dit onderzoek nog niet bekend zijn, kunnen we ons standpunt niet bepalen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), ter vervanging van de vraagsteller. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, de minister heeft ons zojuist twee tegenstrijdige dingen gezegd. Enerzijds verklaarde hij algemeen de schending van de mensenrechten te veroordelen, maar anderzijds weigert hij een standpunt in te nemen ten aanzien van concrete feiten, van feiten die in Griekenland veel ophef hebben veroorzaakt en die verband houden met het optreden van de Britse geheime dienst. Het gaat hier niet om het optreden van de CIA maar om dat van een geheime dienst van een lidstaat van de Europese Unie. Daarom is ons inziens de verklaring over de bescherming van de mensenrechten schijnheilig. Wij willen alleen maar zeggen dat al deze feiten het gevolg zijn van de toepassing van de zogenaamde antiterreurmaatregelen, waarvan het doel uiteindelijk niet is het zogenaamde “terrorisme” te bestrijden is maar alle volkeren te terroriseren.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, als het Europees Parlement deze beschuldigingen wil onderzoeken, is het uiteraard aan het Europees Parlement een besluit dienaangaande te nemen. Voor ons geldt, zoals ik al eerder zei, dat deze beschuldigingen momenteel worden onderzocht door een aantal internationale instellingen, en ik ben dan ook van mening dat we de resultaten van deze onderzoeken moeten afwachten.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de voorzitter, de feiten die u te weten wilt komen, zijn ook door de prestigieuze BBC genoemd. Het Brits parlement heeft een commissie ingesteld en onderzoekt het vraagstuk. Ook het Grieks parlement heeft zich hier urenlang mee bezig gehouden.
Bent u van plan om als fungerend voorzitter contact op te nemen met de autoriteiten van de twee lidstaten opdat zij u in de Raad vertellen wat er is gebeurd?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, als het Europees Parlement deze beschuldigingen wil onderzoeken, is het uiteraard aan het Europees Parlement een besluit van die strekking te nemen. Voor ons geldt echter dat een aantal internationale instellingen deze beschuldigingen nog aan het onderzoeken is. We moeten de resultaten daarvan afwachten.
De Voorzitter. - Vraag nr. 5 van Manuel Medina Ortega (H-1110/05)
Betreft: Euromediterrane Conferentie van Barcelona
Welke maatregelen is de Raad van plan te treffen om de onlangs op de Euromediterrane Conferentie van Barcelona goedgekeurde overeenkomsten concreet ten uitvoer te leggen?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, over de vraag van de heer Medina Ortega over de Conferentie van Barcelona wil ik het volgende zeggen. Op de Euromediterrane topconferentie, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het proces van Barcelona, is overeenstemming bereikt over een gezamenlijk vijfjarig werkprogramma om het partnerschap verder te ontwikkelen. Ook is er een gedragscode voor terrorismebestrijding aangenomen, die duidelijk uiting geeft aan ons gemeenschappelijk engagement in de strijd tegen terrorisme van welke vorm dan ook.
Het vijfjarig werkprogramma bevat doelstellingen op middellange termijn met betrekking tot het politiek en veiligheidspartnerschap, duurzame economische ontwikkeling en hervormingen, onderwijs en sociale en culturele uitwisseling, en houdt zich bezig met vragen die verband houden met migratie, maatschappelijke integratie, rechtvaardigheid en veiligheid.
Het Oostenrijks voorzitterschap vindt het belangrijk dat elke voorzitter de Raad een rapport voorlegt waarin hij zijn plannen voor de verwezenlijking van dit werkprogramma in detail beschrijft, en nodig de Commissie uit om de Raad regelmatig op de hoogte te brengen van de mate waarin de plannen zijn verwezenlijkt.
Door de afspraken die in Barcelona zijn gemaakt, zal het voor ons mogelijk worden onze regionale samenwerking met onze partners in het Middellandse-Zeegebied te bevorderen, en tegelijkertijd het Europese nabuurschapsbeleid voort te zetten door andere bilaterale actieplannen via onderhandelingen tot stand te brengen.
Er zijn op de topconferentie enkele belangrijke resultaten behaald. Ik noem de goedkeuring van een bestuursfaciliteit voor de ondersteuning en begeleiding van politieke hervormingen, de bevestiging van de liberalisering van de handel in diensten en landbouwproducten als gemeenschappelijk doel en de bereidwilligheid om illegale migratie tegen te gaan, ook door overnameovereenkomsten te sluiten. Bij dit laatste heeft de EU toegezegd het legale personenverkeer te zullen vergemakkelijken, en in verband hiermee moeten op een toekomstige ministerconferentie alle vragen met betrekking tot migratie worden behandeld. Andere resultaten waren een procentuele verhoging van de onderwijsgelden door middel van een studiebeursprogramma voor universiteitsstudenten en de bevordering van gendergelijkheid.
Ten slotte is de aanneming van een gedragscode voor de strijd tegen het terrorisme een groot politiek succes. Daarmee wordt bewezen dat de partners in het proces, ondanks de grote gevoeligheden in de regio, van plan zijn gezamenlijk op te treden tegen deze gesel, waar wij allen mee worden geconfronteerd.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dank u voor de informatie die u ons verschaft heeft. Ik denk dat die vrij volledig is, en dat zij vooral geconcentreerd was op het punt van de terrorismebestrijding, wat het rechtstreekse doel is.
Maar zoals u weet en ook gezegd heeft, gaat er achter terrorisme een erger probleem schuil: de hele zuidkust van de Middellandse Zee gaat gebukt onder ernstige onderontwikkeling, en er bestaat een enorme druk om te emigreren richting de Europese Unie. De cijfers die ik gezien heb in de onlangs door de Raad goedgekeurde financiële vooruitzichten spreken van een totaalbedrag van 800 miljoen euro over een periode van zeven jaar. Het Europees Parlement staat hier op het ogenblik zeer kritisch tegenover.
Is de fungerend voorzitter van de Raad van mening dat de in de financiële vooruitzichten opgenomen bedragen toereikend zijn om deze problemen aan de zuidkust van de Middellandse Zee op te lossen?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil eerst graag bevestigen dat de Raad er meer instemt dat naast de maatregelen die we nemen om terrorisme en illegale immigratie te bestrijden, het ook belangrijk is dat we programma’s ontwikkelen - en dat doet de Europese Unie immers al lang - die de omstandigheden in de herkomstlanden verbeteren. Dat staan we voor, en dat is ook een onderdeel van het akkoord dat de regeringen over de financiële vooruitzichten hebben gesloten.
We denken dat de financiële middelen toereikend zijn. Het is nu de taak van de Commissie om concrete voorstellen te presenteren voor de vraag hoe de afzonderlijke programma’s uit deze totale bedragen die zijn vastgesteld, moeten worden gefinancierd. Dan moet in onderhandelingen met het Europees Parlement overeenstemming worden bereikt over de financiële vooruitzichten.
David Martin (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, toen de ministers van Milieu van het Middellandse-Zeegebied in november bijeen waren, schetsten zij een zeer somber beeld van het watermanagement in het gebied, en zeiden ze dat er in de komende jaren ernstige watertekorten zullen zijn. Dit is niet alleen een milieukwestie, maar ook een veiligheidskwestie. Als de watervoorziening ter discussie staat, kan dat gevolgen hebben voor de stabiliteit van de regio.
Is de minister bereid om aan te dringen op de opname van dit onderwerp op de agenda van de volgende Euro-mediterrane top?.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Ik wil de geachte afgevaardigde bedanken voor zijn bijdrage en zijn suggesties. We zullen ze voorleggen aan de Raad en met de andere leden van de Raad overleggen om te zien of we ze tijdens de volgende top kunnen of moeten behandelen. Ik dank u evenwel voor uw zeer waardevolle suggesties.
De Voorzitter. - Aangezien de vragen 6, 7 en 8 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld:
Vraag nr. 6 van Bernd Posselt (H-1126/05)
Betreft: Status van Kosovo
Welke maatregelen wil de Raad nemen om er toe te kunnen bijdragen dat de kwestie omtrent de status van Kosovo nog dit jaar definitief wordt opgelost?
Vraag nr. 7 van Dimitrios Papadimoulis (H-1152/05)
Betreft: Regeling voor de status van Kosovo
De gesprekken over de toekomstige status van Kosovo zijn van start gegaan met de ontmoeting tussen Martti Ahtisaari, hoofd van de delegatie van de VN die gaat deelnemen aan de besprekingen over de toekomstige status van Kosovo, met de president van Kosovo, Ibrahim Rugova.
Deelt de Raad nog steeds de opvatting dat een definitieve regeling van de kwestie van de status van Kosovo te allen tijde moet worden voorafgegaan door de toepassing van de acht criteria van de VN voor Kosovo? Is de Raad voornemens om de autoriteiten van Kosovo te vragen naar het bestaan van een detentiecentrum/detentiecentra van het type Guantánamo op de Amerikaanse basis Camp Bondsteel in Kosovo?
Vraag nr. 8 van Othmar Karas (H-1177/05)
Betreft: Westbalkan/Kosovo
Het jaar 2006 zal voor de ontwikkeling van de Westelijke Balkan van beslissende betekenis worden. Tot de uitdagingen die ons te wachten staan behoort de oplossing van de toekomstige status van Kosovo. Ongeacht het resultaat van de onderhandelingen over die status moet Kosovo in een Europese context worden ingebed. Hoe moet aan dit Europees perspectief concreet gestalte worden gegeven?
Wat onderneemt Oostenrijk in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid en met name ten aanzien van de Oekraïne?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zal beginnen met de vragen van de heren Posselt, Papadimoulis en Karas over Kosovo. Volgens de Verklaring van Thessaloniki, die de EU en de landen van de Westelijke Balkan tijdens hun topontmoeting in juni 2003 hebben afgegeven, ligt de toekomst van de Westelijke Balkan, met inbegrip van Kosovo, in de Europese Unie.
De houding van de Raad ten aanzien van Kosovo is gebaseerd op een aantal grondbeginselen, die de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst van 16 en 17 juni 2005 in het kader van zijn verklaring met betrekking tot Kosovo heeft aangenomen. Elke oplossing voor de status van Kosovo moet geheel en al verenigbaar zijn met de Europese waarden en standaarden, moet stroken met de internationale juridische instrumenten en verplichtingen, alsmede met het handvest van de Verenigde Naties, en moet bijdragen tot de verwezenlijking van het Europese perspectief voor Kosovo en de regio.
De status moet in elk geval garanderen dat in Kosovo niet de situatie terugkeert van voor maart 1999. De grondslag voor de vaststelling van de status moet een multi-etnische samenleving en de volledige eerbiediging van de mensenrechten zijn, inclusief de eerbiediging van eenieders recht op terugkeer.
Deze status - en dit is erg belangrijk - moet ook voorzien in effectieve grondwettelijke waarborgen voor de bescherming van de minderheden. Daarbij horen ook mechanismen waarmee de deelname van de minderheden aan de centrale overheid en aan de plaatselijke overheden wordt gegarandeerd. Bovendien moet de status voorzien in speciale beschermingsmaatregelen voor het culturele erfgoed en de religieuze plaatsen, en moet effectieve mechanismen voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme bevorderen.
De status moet leiden tot meer veiligheid en stabiliteit in de regio. Zo zou elke eenzijdige of met geweld afgedwongen oplossing en elke wijziging van het huidige gebied van Kosovo onaanvaardbaar zijn, en kan er geen sprake zijn van een opsplitsing van Kosovo of van een aaneensluiting met een ander land of met een deel van een ander land. De territoriale integriteit van de buurlanden moet volledig gehandhaafd blijven.
De Raad is bovendien van mening dat de verdere tenuitvoerlegging van zowel de huidige als de toekomstige standaarden van doorslaggevende betekenis is, vooral wat de bescherming van de minderheden betreft. In verband hiermee heeft de Raad herhaaldelijk benadrukt dat hij het werk van de speciale gezant van de Verenigde Naties voor Kosovo, de heer Søren Jessen-Petersen, waardeert en ondersteunt.
De Raad is vastbesloten om volledig aan de vaststelling van de status van Kosovo mee te werken, en deel te nemen aan het bijbehorende onderhandelingsproces onder leiding van de Verenigde Naties. Met het oog daarop heeft Hoge Vertegenwoordiger Solana in november 2005 Stefan Lehne benoemd tot vertegenwoordiger van de Europese Unie. De heer Lehne zal nauw samenwerken met de VN-afgezant voor de toekomstige status van Kosovo, oud-president Ahtisaari. De Raad heeft deze benoeming goedgekeurd.
De vertegenwoordiger van de Europese Unie ondersteunt de afgezant van de Verenigde Naties door bij te dragen aan de onderhandelingen, en helpt tegelijkertijd de EU bij de voorbereiding op de rol die zij in de toekomst, in de tijd na resolutie 1244, in Kosovo zal spelen. Bovendien zal hij nauw met de lidstaten en de Commissie samenwerken. De Europese Commissie zal bovendien in Wenen vertegenwoordigd zijn, waar het kantoor van de VN-afgezant voor de status is gevestigd.
Voor de Europese Unie zijn thema’s als de bescherming van de mensenrechten, de vraagstukken in verband met de minderheden, de culturele en religieuze plaatsen, de rechtsstaat en de ontwikkeling van de economie van bijzonder belang. De afgezant van de Verenigde Naties heeft zich bereid getoond in deze en andere vraagstukken nauw met de EU samen te werken.
Tegelijkertijd is de EU, in verband met de herstructurering van de United Nations Interim Administration Mission In Kosovo (UNMIK) samen met andere internationale organisaties en partners een informele overlegronde met de UNMIK gestart. Deze overlegronde heeft als doel de opties voor een toekomstige internationale aanwezigheid in Kosovo te beoordelen, zonder evenwel op de uitkomst van de gesprekken over de status van Kosovo vooruit te lopen. Tegen deze achtergrond hebben Hoge Vertegenwoordiger Solana en commissaris Olli Rehn in december ook hun tweede rapport aan de Raad gepresenteerd, waarin ze uiteenzetten hoe de EU zich op de ophanden zijnde uitdagingen kan voorbereiden.
In de nieuwe internationale formatie voor de tijd na resolutie 1244 zou iedereen zijn opgenomen en de EU zou er een groot aandeel in hebben. De EU moet een centrale rol spelen op het gebied van de rechtsstaat, waaronder begrepen een politiemissie, van capaciteitenopbouw en de economie. KFOR is de bevoegde instantie voor alle vragen met betrekking tot de internationale militaire aanwezigheid in Kosovo, onder leiding van de Verenigde Naties.
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Winkler, hartelijk dank voor uw voortreffelijke antwoord. Ik had niet anders verwacht. Het is deze maand januari honderd jaar geleden dat het Moravische Compromis in werking is getreden. Dit compromis was voorbeeldig, maar het probleem was dat het alleen in Moravië geldig was. Op het ogenblik maken we dezelfde fout: we zoeken specifieke regelingen en leggen uiteenlopende standaarden vast. In Kosovo stelt men zorgvuldige minderheidsregelingen op, maar in de Preševo-vallei en in Vojvodina bestaat er niets van dien aard.
Ik wil u alleen verzoeken, uniforme of vergelijkbare standaarden op objectieve wijze voor de regio te ontwikkelen. Alleen dan kan er een vredesakkoord worden gesloten.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Posselt, wij hebben elkaar al bij andere gelegenheden kennen geleerd. Ik neem natuurlijk graag nota van uw mening en suggestie. Voor het overige ben ik van mening - en dat heb ik vandaag al eerder gezegd - dat mensenrechten en rechten van minderheden ondeelbaar zijn.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de voorzitter, u hebt zes minuten lang gesproken, maar u hebt zich op de vlakte gehouden. Daarom vraag ik u: is voor de Raad resolutie 1244 van de VN nog steeds de spil van uw beleid?
Hoe zit het met niet alleen het recht op terugkeer maar ook de mogelijkheid van terugkeer van de Serviërs en de Roma, die gedwongen waren Kosovo te verlaten?
U zei dat de plaats van Kosovo in Europa was, en daarom vraag ik u of u van plan bent de berichten over het bestaan van een soort Guatanamo-gevangenis in de Amerikaanse basis in Kosovo aan de autoriteiten voor te leggen.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan bevestigen dat de Raad nog steeds van mening is, en ook in de toekomst zal zijn, dat een definitieve regeling over de kwestie van de status van Kosovo te allen tijde moet worden voorafgegaan door de toepassing van de acht criteria van de Verenigde Naties voor Kosovo. De resolutie is bindend; ze geldt en is de enige manier om een oplossing te bereiken. Voor het overige zijn de gesprekken over de status nu van start gegaan en we zullen deze aandachtig volgen. Volgens de Verklaring van Thessaloniki, waarnaar ik al heb verwezen, ligt de toekomst van Kosovo - en dat wil ik nog een keer benadrukken, omdat u de principes en waarden van de Europese Unie ter sprake hebt gebracht - in de Europese Unie, en dat betekent natuurlijk dat de waarden van de Europese Unie moeten worden geaccepteerd. Wat betreft de vraag die u gesteld hebt over het kamp: dat is een vraag die Kosovo niet kan beantwoorden.
Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Winkler, in mijn vraag had ik ook het Europese nabuurschapsbeleid ter sprake gebracht. Ik wil u alleen vragen wat er in het programma van het Oostenrijks voorzitterschap staat over de consolidatie van het nabuurschapsbeleid, met name ten aanzien van Oekraïne. Ik zou graag willen weten of de EU genoeg middelen beschikbaar heeft gesteld om tijdens en na het statusproces in Kosovo een gelijkwaardige rol te kunnen spelen.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, om met het tweede deel te beginnen: ja, de Europese Unie moet en zal genoeg middelen ter beschikking stellen. De GBVB-begroting voor dit jaar is immers kort geleden aanzienlijk verhoogd. Aangezien nog niet vaststaat hoever onze toekomstige taken zullen reiken - vandaag is immers nog niet te overzien hoe de Europese Unie in Kosovo aanwezig zal zijn -, kan ik momenteel niet precies zeggen hoeveel middelen er nodig zijn. Het is overigens op grond van artikel 39 van het Interinstitutioneel Akkoord, en met instemming van het Europees Parlement. mogelijk om de GBVB-begroting tijdens het begrotingsjaar snel te verhogen. Als de taak die de Europese Unie wordt toebedeeld het vereist, moet dit ook gebeuren.
Wat het Europese nabuurschapsbeleid betreft, dit heeft al in het eerste jaar een waardevolle bijdrage aan het engagement van de EU in haar buurlanden geleverd. We ondersteunen ook de daarmee verband houdende voorstellen van de Europese Commissie. De geleidelijke, systematische maar toch individuele toenadering tot de EU-standaarden en -voorschriften moet en zal verder worden nagestreefd. Het nabuurschapsbeleid is en blijft speciaal bedoeld om een aanzienlijke mate van integratie aan te bieden en mogelijk te maken. Dit gebeurt - zoals u hebt gezegd - met behulp van actieplannen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, waarbij de plannen met Oekraïne en Moldavië vanuit ons standpunt, en ook vanuit het standpunt van de Europese Commissie, aan de verwachtingen hebben beantwoord. Er zal in 2006, dus tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad, een eerste evaluatie van het eerste jaar van de actieplannen voor Oekraïne en Moldavië worden gemaakt. Verder zullen we vanaf volgend jaar met het ENPI ( Het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument) de beschikking hebben over een nieuw financieel instrument, waarmee we nog doelgerichtere steun kunnen bieden.
We vinden het ook belangrijk dat er zo snel mogelijk met alle landen die bij het Europees nabuurschapsbeleid zijn betrokken, onderhandeld wordt en overeenstemming wordt bereikt over actieplannen. Dit geldt vooral voor de drie Kaukasus-republieken Armenië, Azerbeidzjan en Georgië. Ook dat is een taak die Oostenrijk als Raadsvoorzitter is toebedeeld. Pas afgelopen december is er een begin gemaakt met politiek overleg met deze drie landen. Daar heeft de Commissie resoluut verklaard dat de onderhandelingen over actieplannen juist met deze drie landen flink zullen moeten worden versneld. Als Raadsvoorzitter is Oostenrijk daar ook een groot voorstander van.
Wat Oekraïne betreft, ondersteunen wij de band tussen dit land en de Europese Unie in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid van harte. Wij gaan ervan uit dat we Oekraïne, nu het land aan de technische criteria heeft voldaan, spoedig ook formeel de status van markteconomie kunnen verlenen. Het lijkt ons daarbij erg belangrijk dat Oekraïne snel lid wordt van de WTO, want dat zou het pad effenen voor het creëren van een vrijhandelszone met de Europese Unie. De Europese Commissie legt momenteel de laatste hand aan een haalbaarheidsstudie. Wij denken dat de realisatie van dit plan ons weer een grote stap verder brengt in de betrekkingen met Oekraïne. Wij zullen het werk actief in deze richting voortzetten.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 9 van John Bowis (H-1149/05)
Betreft: Het vervolgen en molesteren van christenen
Steeds meer wijst erop dat in een reeks landen christenen worden vervolgd en gemolesteerd. Op welke wijze denkt de Raad dergelijke kwesties bij de betrokken regeringen aan te kaarten?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord op de vraag van afgevaardigde Bowis over het vervolgen en kwellen van christenen wil ik zeggen dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst is verankerd in de internationale rechtsinstrumenten tot bescherming van de rechten van de mens. Ik doel daarbij met name op het wereldwijd geldende artikel 18 van het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin de vrijheid van denken, geweten en godsdienst als individueel recht is vastgelegd. Volgens deze bepaling omvat dit recht mede de vrijheid een zelf gekozen godsdienst of levensovertuiging te hebben of te aanvaarden, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen door de eredienst, het onderhouden van de geboden en voorschriften, en door praktische toepassing en het onderwijzen ervan.
Voor de Europese Unie is dit een bijzonder belangrijk mensenrecht. Dit geeft daarom in het contact met andere landen regelmatig aanleiding tot gesprekken over dit thema. De laatste keer was dit het geval in New York, waar de lidstaten van de EU in het derde Comité van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met succes een resolutie ter bestrijding van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging hebben ingediend.
De Raad heeft herhaaldelijk alle vormen van intolerantie op grond van godsdienst veroordeeld en volgt ook nauwlettend de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten. De Raad laat in de dialoog met andere landen duidelijk zijn bezorgdheid blijken over intolerantie tegenover religieuze en andere minderheden.
John Bowis (PPE-DE). - (EN) Is de minister het met me eens dat er een groeiende lijst van landen is – India, Pakistan, Sri Lanka, Egypte, Nigeria, Vietnam, China en ga zo maar door – waar christenen worden vervolgd en de regering dit ofwel oogluikend toelaat ofwel te weinig doet om dit een halt toe te roepen? Dit zijn landen waarmee we zakendoen. Neemt Oostenrijk nu het voortouw binnen de Raad en de Europese Unie om op te komen voor de religieuze rechten van christenen in die landen waarmee we handeldrijven, net zoals we terecht opkomen voor godsdienstvrijheid en -tolerantie in de Europese Unie?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Zoals ik al heb gezegd, stelt de Europese Unie deze kwestie regelmatig aan de orde in alle dialogen én, wat ook erg belangrijk is, op internationale forums. We hebben het aan de orde gesteld bij de Verenigde Naties. We maken niemand openlijk te schande, maar we winden er geen doekjes om wanneer we met de betrokken landen spreken als we denken, of reden hebben om te denken, dat er mensen vanwege hun geloof worden vervolgd of in hun godsdienstvrijheid worden beperkt.
Om een voorbeeld te geven: we leggen zeer sterk de nadruk op de vrijheid van godsdienst tijdens onze mensenrechtenbesprekingen met China, aangezien we van mening zijn dat dit een kwestie is die moet worden aangesneden in de context van onze dialoog met China. Dat geldt ook voor andere gebieden. De aanvaarding van een resolutie door een grote meerderheid van de VN-leden is een stap in de goede richting. Dit sterkt ons als we deze kwestie in de toekomst bij onze betrekkingen met deze landen aan de orde stellen. Het feit dat we handeldrijven met deze landen weerhoudt ons niet om onze mond open te doen als het om de schending van de mensenrechten gaat.
De Voorzitter. - Ik heb nu drie aanvullende vragen. Deze zijn volgens het nieuwe systeem toegestaan. Wij bevinden ons nu in het tweede deel van het vragenuur aan de Raad, dus de heer Rübig heeft als eerste het woord voor zijn aanvullende vraag.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de staatssecretaris Winkler, dames en heren, de christenen in Turkije hebben nog altijd te kampen met veel problemen. Hoe denkt het Voorzitterschap verbetering te brengen in hun situatie?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie volgt de situatie van de niet-islamitische minderheden op de voet. Op grond van het toetredingspartnerschap EU-Turkije moet de Turkse regering het hervormingsproces op het vlak van de godsdienstvrijheid voortzetten. Dat is onontbeerlijk voor een succesvol verloop van de toetredingsonderhandelingen. Dit geldt vooral voor de opleiding van geestelijken of het verwerven van rechtspersoonlijkheid van niet-islamitische minderheden. Ook op dit gebied moet Turkije zich aanpassen aan de normen die gelden binnen de Europese Unie. We zullen dit in het kader van het toetredingsproces nauwlettend in de gaten houden, maar tegelijk zullen we Turkije helpen bij het doorvoeren van de vereiste hervormingen.
James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de minister, allemaal goed en wel dat u deze kwesties aan de orde stelt bij de landen, maar we hebben natuurlijk wel behoefte aan een ethisch beleid dat vruchten afwerpt. Is het niet tijd om een rechtstreekse koppeling aan te brengen tussen het drijven van handel met deze landen en de eerbiediging van de mensenrechten? Als we de handel liberaliseren met landen die christenen en andere personen vervolgen, moeten we dan niet als voorwaarde stellen dat zij hun mensenrechtenregime liberaliseren, zodat minderheden in die landen de rechten hebben die voor ons zo gewoon zijn?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Er zijn gevallen waarin we bepaalde dingen die de Europese Unie voor die landen doet, koppelen aan de eerbiediging van de mensenrechten. Aan sommige landen die de mensenrechten schenden, worden sancties opgelegd, zoals aan Myanmar, het vroegere Birma. Anderzijds moeten we ook voor ogen houden dat we de inwoners van het land moeten steunen. We moeten erg voorzichtig zijn met het opleggen van sancties, aangezien deze vaak de burgers treffen en niet de regering. Wij zijn van mening dat elk geval apart moet worden bekeken. We geloven in een eerlijke, open en rechtstreekse dialoog. Als een dergelijke dialoog niet tot de gewenste resultaten leidt, moeten we in de Raad andere methoden bespreken die we zouden kunnen hanteren.
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Dank u wel voor uw moed om dit met China ter sprake te brengen. Ik wilde nu alleen de situatie van de ondergrondse kerk en de arrestatie van bisschoppen en andere religieuze persoonlijkheden noemen. In de tweede plaats zou ik mij willen aansluiten bij collega Rübig en vragen of er zich in Turkije nieuwe ontwikkelingen voor doen met betrekking tot de godsdienstwet?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Posselt, ik denk dat er eigenlijk helemaal geen moed voor nodig is om dit ter sprake te brengen met China. Onze dialoog met China - waaraan ik zelf heb deelgenomen - is heel open en direct.
Uw vraag die u stelde in relatie tot China blijft ons vanzelfsprekend bezighouden. Hetzelfde geldt voor Turkije. In de gesprekken met Turkije hebben we onze bezorgdheid op dit punt ook tot uitdrukking gebracht. Natuurlijk blijven wij eisen dat de wettelijke en bestuurlijke maatregelen die Turkije treft, overeenkomen met onze voorstellingen, en die stroken natuurlijk met de internationaal geldende normen.
De Voorzitter. - Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 10 te vervallen.
Vraag nr. 11 van Inger Segelström (H-1159/05)
Betreft: Colombia
Zweden is actief geweest in het democratiseringsproces in Colombia. Toch beseffen wij allen dat het democratieprobleem nog bestaat en dat er zich steeds meer schendingen van de mensenrechten voordoen. Een concreet voorbeeld is de productie van palmolie, die zich snel uitbreidt. De publieke opinie keert zich in toenemende mate tegen de uitbreiding van grootschalige olieplantages, in verband met de erkenning van het recht op grondbezit van de plaatselijke oorspronkelijke bevolking. In tal van EU-landen wordt het meel van palmharten gebruikt als veevoeder, en velen van ons gebruiken schoonheidsmiddelen die palmolie bevatten. Hoe is de Raad voornemens erop toe te zien dat de landen van de EU het democratiseringsproces in Colombia blijven steunen en zich blijven inzetten voor beëindiging van de schendingen van de mensenrechten in Colombia?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, in mijn antwoord op de vraag van mevrouw Segelström over Colombia zou ik erop willen wijzen dat, zoals uit verschillende bronnen wordt gemeld, het aantal schendingen van mensenrechten in Colombia afneemt. Dit neemt niet weg dat elke schending van mensenrechten reden geeft tot bezorgdheid. Het gewapende conflict dat in Colombia blijft woeden, is ook de oorzaak van de meeste schendingen van de mensenrechten. Daaraan maken zich hoofdzakelijk illegale gewapende groepen schuldig. De EU roept daarom de strijdende partijen voortdurend op om de mensenrechten en het humanitaire volkerenrecht te respecteren. Ook onderhoudt zij regelmatig contact met in het bijzonder de Colombiaanse autoriteiten en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten in Bogota.
Ik kan hieraan toevoegen dat net voor de kerstdagen de Colombiaanse vice-president Oostenrijk heeft bezocht. Ik heb toen met hem gesproken en hem met name heel nadrukkelijk gewezen op het vraagstuk van de mensenrechten.
In zijn conclusies van 3 oktober 2005 zegde de Raad opnieuw zijn volledige steun toe aan de Colombiaanse regering, vooral als zij pogingen onderneemt om in heel het land de rechtsstaat door te voeren en zowel het terrorisme als de productie van en de handel in illegale drugs te bestrijden.
Verder toonde de Raad zich bereid om de Colombiaanse regering politiek te blijven steunen in haar streven om het interne gewapende conflict via onderhandelingen te beëindigen, ook door middel van rechtstreekse gesprekken met de illegale gewapende groepen die bereid zouden zijn tot onderhandelingen over een vredesverdrag.
We zijn daarom blij dat er onlangs contact is geweest tussen de illegale gewapende groepen en de Colombiaanse autoriteiten. We willen ook een beroep doen op alle betrokken partijen om naar vermogen bij te dragen aan een vreedzame oplossing, die een einde maakt aan het al generaties durende, interne gewapende conflict, dat de hoofdoorzaak is van de schendingen van de mensenrechten.
Inger Segelström (PSE). - (SV) Hartelijk dank, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Het verheugt mij ten zeerste dat er een dergelijk contact is gelegd. Dat is mijns inziens ook nodig, omdat Colombia een van de gebieden in de wereld aan het worden is met de ergste vluchtelingencrisis. Er wordt gezegd dat er drie miljoen mensen ontheemd zijn en gedwongen werden hun huizen te verlaten. Daarom vraag ik mij af of hetgeen wij in de EU doen, genoeg is, en of er misschien meer gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat onze druk vruchten afwerpt. De drugs- en corruptieproblemen zijn, zoals u al zei, een deel van het beeld, maar dat zijn ook de veranderingen die zich voltrekken in het land, evenals het feit dat de mensen de palmolie, die zo waardevol is, willen gaan exploiteren.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de afgevaardigde, u stelt een vraag waarop eigenlijk geen antwoord mogelijk is. Doen wij als Europese Unie genoeg als het gaat om het leed dat vele landen treft? Dat is een vraag die je niet zo abstract kan beantwoorden. In ieder geval doen we ons best. Toch zou ik willen wijzen op een aantal concrete initiatieven, die gebaseerd zijn op de reeds genoemde conclusies van de Raad van afgelopen oktober. Ik voeg er wel aan toe dat de meeste van die initiatieven tot de bevoegdheid van de Commissie behoren. Zo heeft de Commissie in december 2005 besloten om een bedrag van anderhalf miljoen Euro ter beschikking te stellen in het kader van het snellereactiemechanisme. De vraag blijft altijd of dat voldoende is, of we misschien nog meer kunnen doen.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, staatssecretaris Winkler, dames en heren, wat vindt u van het voorstel om in de eerste helft van 2006 een conferentie van de G24 te houden, ter ondersteuning van het vredesproces?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan nu nog niet zeggen of een dergelijke conferentie in de eerste helft van 2006 zal plaatsvinden. Of die conferentie er komt, hangt af van de vraag of de Trojka van de G24 - met Mexico als voorzitter - en de Colombiaanse regering het met elkaar eens kunnen worden. Zo’n conferentie zou dan omstreeks de Top EU/Latijns-Amerika van half mei en de presidentsverkiezingen in Colombia van eind mei 2006 moeten plaatsvinden. De topconferentie EU/Latijns-Amerika vindt overigens precies plaats tussen de twee verkiezingsronden. Het is dus maar de vraag of de Colombiaanse president bij deze conferentie in Wenen aanwezig zal zijn.
De Voorzitter. - Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 12 te vervallen.
Vraag nr. 13 van Athanasios Pafilis (H-1175/05)
Betreft: Pogingen tot veroordeling van het communisme
Ondanks internationale verontwaardiging en heftige protesten wordt in de Vergadering van de Raad van Europa opnieuw een memorandum in stemming gebracht met een duidelijk anticommunistische inhoud, na verandering van de titel ervan van "veroordeling van de communistische ideologie" in "noodzaak van internationale veroordeling van de misdaden van communistische regimes".
Welk standpunt gaat de Raad innemen ten aanzien van de in aantal toenemende pogingen tot herschrijving van de Geschiedenis, en tot rechtvaardiging van de misdaden van het fascisme en het imperialisme? Is de Raad voornemens initiatieven te ontplooien om te bewerkstelligen dat alle politieke partijen vrijelijk actief kunnen zijn, om een eind te maken aan de strafbaarstelling van de communistische beweging en aan het verbod op communistische partijen?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, wat de vraag van afgevaardigde Pafilis beteft, wijs ik op artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Dat artikel is u natuurlijk bekend maar toch wil ik een deel eruit citeren: “De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.” Tot deze rechten behoort ook het recht op vrije meningsuiting, en het is niet aan de Raad van de Europese Unie om in te grijpen in het besluitvormingsproces van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. De vraag heeft ook betrekking op het werk van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en daarover mag ik geen uitspraak doen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik had nooit gedacht dat de Raad aan een rechtstreeks antwoord over het vraagstuk van het anticommunistisch memorandum zou proberen te ontkomen. Dit is in alle Europese landen bekend, en duizenden mensen uit alle politieke gelederen hebben dit veroordeeld. Dit is een fascistische tekst waarin nazisme en communisme op een hoop worden gegooid. Daaruit blijkt een gebrek aan respect voor de miljoenen communistische slachtoffers die werden opgeofferd om het fascisme te kunnen verslaan. Daarmee wordt van de communistische politieke activiteiten en ideologie een delict gemaakt en worden - nu u het toch over artikel 6 had - de democratische grondrechten geschonden. Daarom eisen wij dat de Raad een standpunt inneemt ten aanzien van dit memorandum.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan alleen maar herhalen wat ik al heb gezegd. De Europese Unie kan geen standpunt innemen over de activiteiten, de besprekingen en besluitvorming van een orgaan van een andere internationale organisatie.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, staatssecretaris Winkler, dames en heren, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa zit heel dicht bij ons in de buurt, en zij heeft natuurlijk een veel beter overzicht over de politieke verhoudingen. Denkt u dat het mogelijk is om ook daar een debat op gang te brengen over het Europese Grondwettelijk Verdrag, aangezien dit Verdrag in de toekomst natuurlijk ook een duidelijke bijdrage zou kunnen leveren aan de stabiliteit van die landen?
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa kan over ieder onderwerp spreken. Het is aan de Vergadering zelf om te bepalen met welke onderwerpen zij zich zal bezighouden. Natuurlijk kunnen dergelijke voorstellen worden gedaan in gesprekken met nationale afgevaardigden die lid zijn van de Parlementaire Vergadering, maar de Europese Unie en de Raad kunnen dit voorstel zelf zeker niet voorleggen aan het orgaan van een andere instelling.
De Voorzitter. - De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 18.55 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat.)