De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0332/2005) van Enrico Letta, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen (COM(2005)0088 - C6-0084/2005 - 2005/0016(COD)).
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil om de beginnen de rapporteur, de heer Letta, en alle leden van de Commissie economische en monetaire zaken bedanken voor het uitstekende werk dat ze hebben verricht met betrekking tot de voorgestelde verordening over dit soort statistieken.
Ik wil graag de nadruk leggen op het feit dat het Parlement erop aandringt dat de gegevens waar deze verordening betrekking op heeft zo spoedig mogelijk beschikbaar worden gemaakt. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat onze rechtstreekse concurrenten, de Verenigde Staten en Japan, al meer dan twintig jaar kunnen beschikken over gedetailleerde informatie betreffende de buitenlandse investeringen van hun ondernemingen. Dat geeft de regeringen en het bedrijfsleven van deze landen bij het opstellen van hun handelsstrategie en –beleid een voorsprong op Europa.
De Commissie zou het daarom een goede zaak vinden als het Parlement en de Raad reeds in eerste lezing overeenstemming zouden bereiken over dit voorstel voor een verordening. Dan kan dit jaar nog een begin worden gemaakt met het verzamelen van de hier bedoelde informatie. Ik meen te weten dat het Parlement en de Raad het bijna eens zijn; laat ons hopen dat ze snel tot een akkoord komen.
Zoals ik reeds heb gezegd, vullen we met deze verordening een lacune in de communautaire statistieken op. Als gevolg van het feit we – nog – niet over die gegevens beschikken, bevinden we ons in een nadelige uitgangspositie. We hebben thans alleen de beschikking over de gegevens die sommige lidstaten op vrijwillige basis vergaren, hetzij binnen de context van de structurele economische statistieken, hetzij bij het samenstellen van de statistieken voor de handelsbalans. Het is evenwel onmogelijk om daaruit een beeld voor de Europese Unie van vijfentwintig te verkrijgen, aangezien er verschillende methoden worden gebruikt en de verzamelde informatie niet altijd tot dezelfde categorie behoort.
Ik hoef u niet te vertellen hoe belangrijk de voltooiing van de interne markt is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon. We willen immers groei genereren, banen scheppen en de Europese Unie een aantrekkelijke ruimte maken voor ondernemers en investeerders. Daar komt natuurlijk nog eens bij dat we onze Europese belangen dit jaar in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen zullen moeten verdedigen.
De gegevens die we via deze verordening beogen te verkrijgen zijn in dit opzicht heel nuttig. Dames en heren, we hebben het tenslotte over het soort statistieken dat van fundamenteel belang is voor het verhogen van de dynamiek, de vitaliteit en het concurrentievermogen van Europese ondernemingen en andere economische actoren.
De Commissie gelooft daarom dat de door u ingediende en besproken amendementen, die bedoeld zijn om het verzamelen van de gegevens sneller laten verlopen, een goed uitgangspunt vormen voor het bereiken van overeenstemming in eerste lezing.
Om precies diezelfde reden overigens vindt de Commissie het niet nodig om de amendementen over de rol van het Parlement bij de tenuitvoerlegging van de verordening over te nemen. Het gaat hier immers om een uiterst technische aangelegenheid en dit soort amendementen houdt in een dergelijke context een betrekkelijk geringe meerwaarde in, terwijl ze vrijwel zeker zouden verhinderen dat er in eerste lezing reeds overeenstemming kan worden bereikt met de Raad. Ik heb het natuurlijk over de amendementen 1, 2 en 9. Deze amendementen zijn bedoeld om de procedures van het zogenaamde Lamfalussy-proces zoals die bij de wetgeving over de financiële diensten zijn gebruikt ook van toepassing te verklaren op de verzameling van statistische gegevens.
Als parlementariërs – en dat geldt zeker voor de leden van de Commissie economische en monetaire zaken, die verantwoordelijk zijn voor de onderhandelingen over de richtlijnen voor de financiële diensten – weet u beter dan wie dan ook in welke opzichten deze twee sectoren zich van elkaar onderscheiden. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de wetgeving voor de financiële diensten op verschillende niveaus ten uitvoer wordt gelegd, en u weet op grond van welke overwegingen de Commissie het passend heeft gevonden dat het Parlement met betrekking tot een aantal van deze niveaus over meer toezichthoudende bevoegdheden zou beschikken dan die welke uit hoofde van de bestaande comitologieregels worden verleend. Voor dit geval gelden echter heel andere overwegingen.
Voor ik afsluit wil ik toch graag iets zeggen over twee factoren die in dit opzicht meespelen, in de hoop dat u dan bereid zult zijn uw standpunt met betrekking tot voornoemde drie amendementen – de nummers 1, 2 en 9 – te herzien.
Om te beginnen zullen we rekening moeten houden met het bestaande interinstitutionele akkoord. Volgens dat akkoord moeten de definitieve parameters voor de gegevensvergaring via de medebeslissingsprocedure worden vastgesteld zodra de resultaten van de proefonderzoeken bekend zijn. Dat betekent dat het Parlement bij de samenwerking met de Raad over al zijn bevoegdheden als wetgever kan beschikken wanneer het gaat om de fundamentele aspecten van de tenuitvoerlegging van deze verordening.
Ten tweede wil ik er graag op wijzen dat het Oostenrijks voorzitterschap de politieke bereidheid heeft getoond om met het Parlement tot een bevredigend akkoord over de herziening van de comitologieregels te komen. U ziet dus dat er een compromis in het verschiet ligt dat beter tegemoetkomt aan de legitieme wensen van dit Parlement om zijn rol als wetgever ten volle te kunnen vervullen.
Mijnheer de Voorzitter, ik herhaal dat de Commissie bereid is om het Parlement steeds volledig op de hoogte te houden van het werk dat door de verschillende comités wordt uitgevoerd. Ik hoop nu dat de stemming in het Parlement een akkoord over deze verordening in eerste lezing mogelijk zal maken.
Enrico Letta (ALDE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil de Commissie en commissaris Almunia bedanken voor wat hier verklaard is en voor het waardevolle werk dat de twee instellingen hebben verricht tijdens de voorbereidingsfase van dit debat.
Met deze ogenschijnlijk technische, maar wel heel belangrijke richtlijn willen wij twee soorten gegevens over buitenlandse filialen regelen: de interne statistieken, die betrekking hebben op alle ondernemingen en sectoren die in buitenlandse handen zijn, en de externe statistieken, welke betrekking hebben op ondernemingen in het buitenland die in handen zijn van een in de EU gevestigde onderneming.
Zoals commissaris Almunia zei, stelt de Commissie voor om een verplicht referentiekader te creëren voor het opstellen van communautaire statistieken over structuur en activiteiten van de buitenlandse filialen.
Het voorstel van de Commissie voorziet in twee verschillende modules voor het verzamelen van interne en externe gegevens. De module voor interne FATS is grotendeels geënt op gegevens die in het kader van de structurele bedrijfsstatistieken (SBS-verordening) worden verzameld, terwijl voor de externe FATS wordt teruggegrepen naar de structuur die reeds gebruikt wordt voor de buitenlandse directe investeringen in de verordening betreffende betalingsbalansstatistieken. De meeste bepalingen voor de interne FATS zijn verplicht voor de lidstaten, terwijl de bepalingen voor de externe FATS voorzien in een vrijwillige experimentele fase. In die fase worden proefstudies uitgevoerd om de haalbaarheid en de kosten van de gegevensverzameling te onderzoeken.
Het kritieke punt met betrekking tot deze richtlijn is, zoals commissaris Almunia zojuist al zei, dat de Verenigde Staten en Japan al meer dan twintig jaar over dit soort informatie beschikken, en die informatie is ook nog eens gedetailleerder dan die waarin onze richtlijn voorziet.
De Commissie plant in haar voorstel proefstudies en comitologieprocedures met lange overgangsperiodes. Het risico daarvan is dat de Europese politici nog veel te lang verstoken blijven van geschikte gegevens, terwijl hun Amerikaanse en Japanse collega’s nu reeds beschikken over betere informatie - ook op het vlak van externe FATS - inzake strategieën van en economische tendensen betreffende hun eigen ondernemingen en transnationale ondernemingen.
Om al die redenen geloven wij dat het voorstel van de Commissie gesteund moet worden. Daarbij moeten echter wel een paar eisen voor ogen gehouden worden. In de eerste plaats: de bepalingen van deze verordening mogen de betrokken ondernemingen niet nodeloos belasten in administratief en financieel opzicht. In de tweede plaats: er moet niet te lang gewacht worden met de uitvoering van de verordening en bijgevolg met het beschikbaar stellen van gegevens, want voor de beleidsmakers in Europa moeten op zo kort mogelijke termijn dezelfde omstandigheden gelden als voor hun Amerikaanse en Japanse ambtgenoten.
De comitologieprocedure, die in onze commissie lang en breed is besproken als alternatief voor de wetgevingsprocedure voor implementatie van de externe FATS, moet heel aandachtig geëvalueerd worden. Daarbij dient men te beseffen dat het doel om op korte termijn over uniforme gegevens te beschikken, op alle manieren nagestreefd moet worden.
Ten slotte zouden de Europese Centrale Bank en andere instellingen die specifiek behoefte hebben aan statistische gegevens, betrokken moeten worden bij het opstellen van gemeenschappelijke normen.
In de bespreking die wij ter voorbereiding van het debat van vandaag hebben gehad, was er sprake van een open confrontatie tussen Parlement, Commissie en Raad. Wij hebben voortdurend ons best gedaan om een compromis te bereiken dat zo gauw mogelijk kan leiden naar goedkeuring in eerste lezing van de richtlijn. Maar wij hebben de indruk dat er binnen de Raad geen bereidheid bestaat om deze tekst in eerste lezing af te ronden. Daarom moet het Parlement de besprekingen die in commissieverband over het comitologievraagstuk zijn gehouden, goed voor ogen houden, vooral als er gestemd wordt over de amendementen inzake de comitologie.
Om al die redenen geloof ik dat het nuttig en belangrijk is dit Huis aan te bevelen om voor de richtlijn te stemmen. Dit wordt een belangrijke stemming, omdat we hiermee de focus op concurrentiegegevens binnen het Europese internationale handelsstelsel kunnen vergroten. Van meet af aan hebben wij gemikt op goedkeuring in eerste lezing van deze richtlijn, die weliswaar technisch lijkt, maar qua inhoud veel gewicht in de schaal legt. Ik dring er bij dit Huis dan ook op aan om zo snel mogelijk voor te stemmen.
John Purvis, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om de heer Letta te bedanken voor zijn medewerking bij het opstellen van ons standpunt over dit verslag.
Mijn fractie hecht aan twee punten zeer veel belang. Ten eerste is het de hoogste tijd dat de statistische gegevens zo snel mogelijk verzameld worden. Het is moeilijk in te zien hoe wij zonder die gegevens zinvolle handelsbesprekingen kunnen voeren. Dat betekent dat het verzamelen van die statistische gegevens voor zowel interne als externe FATS verplicht gesteld moet worden. Ik vind het onbegrijpelijk dat sommige lidstaten deze gegevens blijkbaar niet ter beschikking willen stellen. Voor dergelijke situaties heeft de Raad in artikel 6, onder punt D, een afwijking voorzien voor lidstaten die het proces nog niet getoetst hebben. Is dat niet voldoende?
Zowel interne als externe FATS dienen dus op een verplichte basis verzameld te worden. Daarnaast dienen er ook verplichte proefstudies voor de invoer en uitvoer verricht te worden. Als dat niet verplicht wordt gesteld, zullen lidstaten die dergelijke proefstudies niet op vrijwillige basis uitvoeren, blijven beweren dat dit nog steeds niet noodzakelijk is en zullen zij blijven weigeren om gegevens te verzamelen.
Het tweede punt dat mijn fractie zeer belangrijk vindt, is de comitologie die nu weer de kop opsteekt. Als het standpunt van het Parlement ertoe leidt dat er een tweede lezing komt, dan moet dat maar. Mijn fractie blijft vasthouden aan haar standpunt over de comitologie totdat de Raad er blijk van geeft dat hij serieus van plan is om aan de verwachtingen van het Europees Parlement op dit gebied tegemoet te komen. Zelfs nu nog zou een verklaring van de Raad met die strekking ons er wellicht toe kunnen bewegen ons standpunt te herzien.
Zoals het er nu voorstaat, zal mijn fractie echter steun geven aan de tekst zoals die is goedgekeurd in de Commissie economische en monetaire zaken.
Manuel António dos Santos, namens de PSE-Fractie. - (PT) Allereerst wil ik de heer Letta feliciteren met zijn uitstekende werk, dat geculmineerd heeft in het voorliggende verslag. Voorts dank ik de heer Almunia voor de zeer nauwgezette uitleg waarmee hij aan dit debat heeft bijgedragen, dat er vast toe bijdraagt dat we nog een oplossing vinden vóór de stemming plaatsvindt, niet in deze, maar in de volgende vergaderperiode.
Er al veel gezegd over de aard en de oorsprong van dit debat. De oorsprong ligt in het voorstel voor een verordening betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen. Het is hier al eerder gezegd – en er is nogmaals op gewezen door de heer Purvis – dat deze statistieken een onmisbaar hulpmiddel vormen voor beleidsmakers op nationaal en communautair niveau om plannen op te stellen en bedrijven te helpen de ontwikkelingen te beoordelen zoals die zich voordoen in een zakenwereld die in het teken van de globalisering staat.
In bijna alle lidstaten worden op vrijwillige basis gegevens verzameld over de structuur en activiteiten van buitenlandse filialen – we spreken dan van interne statistieken –, waarmee het bewijs wordt geleverd dat een onderling afgestemde procedure mogelijk is, maar dat kan niet gezegd worden van de externe statistieken, die alleen in een klein aantal lidstaten worden bijgehouden.
Deze informatie is alleen bruikbaar als zij direct toegankelijk en consistent geordend is en als de gegevens volgens een uniforme procedure verzameld zijn; vandaar de noodzaak om hiervoor zo snel mogelijk een gemeenschappelijk kader in te stellen.
Net als de heer Almunia zie ik het belang in van overeenstemming in eerste lezing, al deel ik ook de mening van de heer Purvis dat het geen ramp zou zijn als die overeenstemming niet in eerste lezing bereikt kan worden.
Hoewel er een grote mate van overeenstemming is, zoals alle sprekers hebben opgemerkt, voortkomend uit het dringende karakter van de wetgevingstekst zelf, die ook op het juiste moment komt, zijn er ook aspecten die onder normale omstandigheden eerder voor de comitéprocedure dan voor de medebeslissingsprocedure zouden pleiten, maar die in de praktijk deel uitmaken van de rol die het Parlement in alle vergelijkbare procedures, vooral die van financiële aard, zou moeten spelen.
Dat is wat ons toegezegd moet worden. Ik voelde mij enigszins getroost door de opmerkingen die de heer Almunia maakte over de ophanden zijnde wijzigingen in de comitéprocedure, die recht moeten doen aan het belang van de rol van het Parlement in het besluitvormingsproces en in het toezicht op dit proces. Maar echt hard komt deze toezegging mij niet voor. Ik zeg daarom nogmaals: mocht het zo zijn dat we in de eerste lezing geen overeenstemming weten te bereiken, dan is dat in mijn ogen niet zo heel erg, omdat het belangrijkste is dat we een stevige, doortimmerde gemeenschappelijke basis vinden vanwaaruit we kunnen komen tot een effectieve implementatie van de verordening in kwestie.
De noodzaak van verbeteringen is hier ook al genoemd en mijn fractie onderschrijft die volkomen. Ik voorzie geen enkel probleem, niet met de Raad en evenmin met de Commissie, op het punt van de proefstudies, periodiciteit en de indieningstermijnen voor dit soort informatie.
Alles wat helpt om de proefstudies een verplicht karakter te geven, de verplichting om conclusies bij de proefstudies te voegen te laten vervallen, de periodes te bekorten waarin van de verordening mag worden afgeweken en de indieningstermijnen voor de definitieve gegevens naar voren te halen, is in onze ogen van cruciaal belang.
Dienovereenkomstig steunen wij dan ook de voorstellen van de rapporteur, die daarom zo belangrijk zijn omdat ze betrekking hebben op de door mij genoemde punten.
Mijn fractie is ten volle bereid de resterende tijd tot de definitieve stemming optimaal te gebruiken om overeenstemming te bereiken, binnen de context van bilaterale contacten, zodat het verslag in eerste lezing aangenomen kan worden. Ik zeg echter nog maar eens dat ik het geen onoverkomelijk probleem acht, mocht die termijn niet gehaald worden.
Verder hopen we dat de Raad, die op bepaalde momenten in het proces nogal eenzelvig op mij overkwam, tekenen van openheid aan de dag zal leggen en een voorbeeld neemt aan de openingen die de heer Almunia met zijn inschikkelijke en veelzeggende woorden geboden heeft.
Ik sluit af door de rapporteur nogmaals te bedanken. De gedachtewisseling in de Commissie economische en monetaire zaken was bijzonder boeiend. Het feit dat het verslag met algemene stemmen is goedgekeurd, geeft mij alle vertrouwen dat we, samen met de Raad en de Commissie, een afdoende oplossing voor ons probleem zullen vinden.
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Letta, en de heren Purvis en dos Santos opnieuw bedanken voor hun interventies en de bereidheid die ze getoond hebben om mee te werken aan de verwezenlijking van een resultaat dat we allemaal graag willen bereiken: de spoedige goedkeuring van deze verordening. We zij het eens over de redenen waarom dat zou moeten gebeuren. Het is voor de Europese instellingen in het kader van multilaterale handelsbesprekingen of welke andere strategie dan ook heel belangrijk dat we kunnen beschikken over gegevens die we nu niet hebben en die onze concurrenten al geruime tijd gebruiken.
We hebben allemaal reeds iets gezegd over de comitologieproblemen. Ik wil met betrekking tot dat onderwerp graag herhalen wat ik in mijn eerste interventie reeds heb gezegd: ik hoop dat het Oostenrijks voorzitterschap er gedurende de eerstvolgende zes maanden in zal slagen een oplossing te vinden waar we allemaal tevreden mee zijn. Daarom wijs ik er opnieuw op dat de Commissie begrijpt dat er nog enige problemen zijn die een definitief akkoord in de weg staan. Ik verzoek u vriendelijk om ervoor te zorgen dat die problemen geen beletsel vormen voor de spoedige goedkeuring van deze verordening – als het kan nog in eerste lezing.
De Voorzitter. Het debat is gesloten.
De stemming vindt tijdens de volgende vergaderperiode plaats.
(De vergadering wordt om 13.00 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)