Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2004/2254(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0013/2006

Ingediende teksten :

A6-0013/2006

Debatten :

PV 13/03/2006 - 18
CRE 13/03/2006 - 18

Stemmingen :

PV 14/03/2006 - 11.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0077

Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 13 maart 2006 - Straatsburg Uitgave PB

18. Bedrijfsverplaatsingen in het kader van regionale ontwikkeling (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0013/2006) van Alain Hutchinson, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over bedrijfsverplaatsingen in het kader van de regionale ontwikkeling (2004/2254(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Hutchinson (PSE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het onderwerp van mijn verslag, bedrijfsverplaatsingen, ligt gevoelig maar is desondanks actueel. Ik werd me meteen bewust dat het een delicate kant heeft toen ik mijn eerste ontwerpverslag voorlegde aan de Commissie regionale ontwikkeling. Zelden heb ik – hoewel ik nog niet lang lid ben van dit Parlement – een dergelijk verhit debat meegemaakt in een commissie. Feit is en blijft dat inzicht vaak voortvloeit uit een botsing van ideeën, en ik denk dat we een goede, evenwichtige tekst hebben opgesteld, waarin verschillende interessante ideeën tot uiting komen en waarmee wij de ingewikkelde mechanismen van een echt maatschappelijk probleem kunnen demystificeren, verhelderen en beter begrijpen. Ik wil tevens van de mij toegewezen tijd gebruik maken om de schaduwrapporteurs en al mijn collega’s te bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit verslag.

Dames en heren, velen van ons in dit Parlement – misschien niet vanavond maar over het algemeen – hebben kunnen constateren dat bedrijfsverplaatsingen meestal belangrijke economische gevolgen hebben voor de betrokken regio’s. Maar een bedrijfsverplaatsing betekent tevens verlies van banen en drama’s voor de gezinnen die het slachtoffer ervan zijn, en dat gaat ons allen aan.

Voorts heb ik tijdens de voorbereidingen voor dit verslag allereerst kunnen constateren dat Europa op dit gebied beschikt over een gebrekkig statistisch hulpmiddel. Ik heb tevens kunnen constateren dat ons Parlement deze kwestie reeds heeft aangesneden in de vorm van andere verslagen. In een ontwerpresolutie van 13 maart 2003 over de sluiting van ondernemingen na financiële steunverlening door de Europese Unie wees het Parlement met nadruk op het grote gevaar dat bedrijfsverplaatsingen vormen voor de eerste doelstelling van het regionale beleid, namelijk de economische en sociale cohesie. Vervolgens diende ons medelid, de heer Hatzidakis, op 6 juli 2005 een resolutie in over de hervorming van de structuurfondsen. Bij die gelegenheid heeft het Parlement meerdere voorstellen geformuleerd inzake bedrijfsverplaatsingen.

In mijn verslag heb ik vanzelfsprekend de ideeën overgenomen uit de resoluties die het Europees Parlement reeds heeft aangenomen. Ik heb geprobeerd de belangrijkste beginselen van die resoluties weer te geven. In het verslag dat is aangenomen door onze Commissie regionale ontwikkeling wordt er eerst op gewezen dat het beleid voor regionale ontwikkeling tot doel heeft de ontwikkeling van de regio’s van de Europese Unie te bevorderen en dat de overheidssteun niet mag dienen als stimulans voor de verplaatsing van economische activiteiten; vervolgens wordt voorgesteld om zowel op communautair als nationaal niveau maatregelen te treffen om de eventuele negatieve gevolgen van verplaatsingen voor de economische ontwikkeling alsmede de sociale drama's tengevolge hiervan te voorkomen.

Ten eerste vragen wij om een hulpmiddel waarmee wij toegang kunnen krijgen tot nauwkeurigere informatie. Wij stellen daarom voor om aan de Waarnemingspost van Dublin de bestudering, evaluatie en follow-up op te dragen van het verschijnsel bedrijfsverplaatsingen, teneinde een objectief oordeel te kunnen vellen over de gevolgen ervan op economisch en sociaal gebied en voor het cohesiebeleid en het beleid voor regionale ontwikkeling. Behalve dit hulpmiddel en bij afwezigheid van een betere coördinatie van de nationale sociale systemen is de Commissie regionale ontwikkeling van mening dat het noodzakelijk is een Europese strategie goed te keuren ter voorkoming, begeleiding en follow-up van bedrijfsverplaatsingen in de Unie maar ook daarbuiten. Wij stellen een aantal maatregelen voor die wij zeer concreet ter sprake brengen in het verslag.

Ten tweede verzoeken wij de Commissie alle nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan een van de in mijn ogen cruciale eisen van dit verslag: voorkomen dat het Europese regionale beleid de verplaatsingen van bedrijven aanmoedigt.

Ten derde steunen wij het voorstel van de Commissie dat beoogt sancties op te leggen aan bedrijven die financiële steun van de Europese Unie hebben ontvangen en binnen een termijn van zeven jaar hun activiteiten verplaatsen. Wij wensen tevens dat die ondernemingen geen recht meer hebben op overheidssteun voor hun nieuwe vestigingsplaats wanneer zij de nationale en internationale wetten niet naleven.

Wij verzoeken de Commissie na te denken over maatregelen ten aanzien van verplaatsingen die ik “omgekeerde” verblijfsverplaatsingen noem, namelijk die welke leiden tot een verslechtering van de werkgelegenheid zonder verplaatsing van de bedrijfsactiviteit. Wij vinden dat de toekenning van steun ten gunste van ondernemingen afhankelijk gemaakt moet worden van exacte toezeggingen op het vlak van werkgelegenheid en lokale ontwikkeling. Wij stellen de Commissie voor een wetstekst voor te bereiden met de bedoeling sancties op te leggen aan bedrijven die overheidssteun hebben ontvangen en hun activiteiten in hun geheel of gedeeltelijk naar buiten de Europese Unie verplaatsen. Tevens verzoeken wij de Commissie sociale bepalingen op te nemen in internationale verdragen en de tenuitvoerlegging van deze sociale bepalingen te flankeren door positieve maatregelen en prikkels voor landen en bedrijven die zich aan deze verdragen houden. Wij ondersteunen het voorstel van de Commissie voor de oprichting van een globalisatiefonds om economische en sociale schokken ten gevolge van herstructureringen en verplaatsingen te voorkomen en aan te pakken.

De Commissie regionale ontwikkeling is ten slotte van mening dat de gevolgen van de vele bedrijfsverplaatsingen moeten stimuleren tot het voeren van een open en constructieve discussie over de vorming van een echte Europese sociale ruimte. In dit verband menen wij dat de sociale dialoog een uiterst belangrijke rol kan spelen bij de voorkoming van verplaatsingen en het omgaan met de gevolgen.

Dames en heren, zoals wij allen weten en zoals herhaalde malen gezegd is, maakt de Europese Unie momenteel een grote crisis door. Het erge aan deze crisis is dat de Europeanen zonder twijfel hun vertrouwen in en hun belangstelling voor het geweldige project van de Europese eenwording hebben verloren. Wij, leden van het Europees Parlement, die zijn gekozen door het Europese volk, hebben de plicht te luisteren naar die zorgen, hetzij door middel van deze resolutie over bedrijfsverplaatsingen, hetzij door middel van andere teksten. Ik denk dat het verslag dat wij als commissie hebben goedgekeurd, enkele interessante aanknopingspunten bevat en dat het de legitieme vragen beantwoordt die onze medeburgers stellen over dit onderwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Hutchinson, en de Commissie regionale ontwikkeling van harte gelukwensen en bedanken voor hun uitstekende verslag. Het gaat daarbij om een heel gevoelig thema, dat de afgelopen maanden onderwerp is geweest van diepgaande en breedvoerige besprekingen in verschillende lidstaten.

Ofschoon ik mij van de gevoeligheid van dit thema bewust ben, moet ik er toch aan herinneren dat het recht om zich overal in de Gemeenschap te vestigen, deel uitmaakt van de grondrechten en een hoeksteen is van de interne markt. Investeringen ontmoedigen of verbieden zou schadelijk zijn. Specialisering en verplaatsing van economische activiteiten maken deel uit van de economische ontwikkeling en zijn onontbeerlijk als wij niet alleen groei maar ook meer en betere banen willen.

Zoals ook de heer Hutchinson zojuist al zei, zijn bedrijfsverplaatsingen en banenverlies in de Unie zeer zorgwekkende verschijnselen, en de Commissie weet dat maar al te goed. Wij kunnen ons natuurlijk niet bemoeien met de besluiten die bedrijven of industriëlen nemen met betrekking tot hun activiteiten, maar wij kunnen wel proberen om de sociale gevolgen van deze besluiten op te vangen, en wij zijn ook vastbesloten om dat te doen.

Net als in de vorige programmaperiode hebben de structuurfondsen ook nu weer tot doel te zorgen voor nieuwe banen en voor groei en economische vooruitgang. Zij zijn flexibel en daarmee kunnen wij heel goed de moeilijkheden opvangen en beperken die in een bepaalde regio en voor bepaalde burgers ontstaan als een bedrijf sluit of zijn economische activiteiten geheel of gedeeltelijk verplaatst naar een andere lidstaat, of ook naar buiten de Europese Unie.

Zowel in de huidige als in de toekomstige verordeningen – waarvan de definitieve vorm nog niet klaar is – wordt gesteld dat als een door de structuurfondsen van de Europese Unie gesubsidieerd bedrijf zich binnen vijf jaar na de ontvangst van de subsidie verplaatst, het deze subsidie moet terugbetalen. Dankzij deze regel zal een eind kunnen worden gemaakt aan het ‘subsidieshoppen’ van bedrijven.

Tot slot wil ik u verzekeren dat de Commissie tijdens de bespreking van de toekomstige verordeningen elk concreet voorstel van het Parlement zorgvuldig zal onderzoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, we weten dat bedrijfsverplaatsingen in meerdere lidstaten van de Europese Unie ernstige gevolgen hebben. Werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting nemen erdoor toe en de sociale ontwikkeling van grote gebieden raakt erdoor geblokkeerd. Dat laatste geldt met name voor zwakke economieën als de Portugese, waar traditionele takken van nijverheid als textiel en kleding, schoeisel en kabels nog domineren.

Zoals het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken stelt, is het een feit dat bedrijfsverplaatsingen niet alleen voorkomen in de zogenaamde traditionele industrietakken maar ook in zeer kapitaalintensieve sectoren als staal, luchtvaart, machinebouw, elektronische apparatuur en scheepsbouw. Ook belangrijke delen van de dienstensector, zoals computerprogrammatuur, financiële diensten, informatie en logistiek blijven echter niet gevrijwaard van dit verschijnsel.

Het is een positieve zaak dat de Commissie regionale ontwikkeling via zijn rapporteur, de heer Alain Hutchinson de meeste adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft overgenomen. Ik wil met name wijzen op het voorstel om sociale clausules in internationale verdragen op te nemen, waarbij de ILO-conventies het uitgangspunt vormen, teneinde bij landen en ondernemingen de naleving van dergelijke bepalingen af te dwingen. Persoonlijk vind ik deze maatregelen overigens nog niet voldoende. Net als bij het debat en de stemming op 13 maart 2003 in dit Parlement over de resolutie over bedrijven die sluiten nadat zij subsidies van de Europese Unie hebben ontvangen, pleiten wij er ook nu weer voor dat de Commissie en de lidstaten met hun beleid ervoor zorgen dat een halt wordt toegeroepen aan deze ware economische en sociale plaag, die alleen voordelig is voor de internationale winstgroei van concerns die geen enkele sociale verantwoordelijkheid tonen.

Het is van fundamenteel belang dat dit debat een aantal praktische effecten sorteert: de eerbiediging van de werknemersrechten en de stopzetting in alle lidstaten van de Europese Unie van de financiering van economische groepen die in het verleden al bepaalde bedrijfsonderdelen hebben verplaatst met werkloosheid als gevolg.

De Europese Commissie dient met spoed in samenwerking met de lidstaten – en rekening houdend met de adviezen van Europese ondernemingsraden – een zwarte lijst te maken en te verspreiden van ondernemingen en economische en/of financiële groepen die bedrijfsverplaatsingen gebruikt hebben voor het verhogen van hun winst; terugvordering te verlangen van de toegekende steun; en in de komende verordeningen van de Europese fondsen strengere eisen te stellen wat betreft de verdediging van de werkgelegenheid en de regionale ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  László Surján, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie regionale ontwikkeling heeft dit verslag in grote meerderheid gesteund. De rapporteur moest volstrekt tegenstrijdige opvattingen met elkaar verzoenen en verdient onze erkentelijkheid daarvoor.

De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten heeft nooit ingestemd met de inperking van vrijheden, zoals in dit geval het vrije verkeer van kapitaal. Dat beginsel vormde het uitgangspunt voor ons compromis, en ook in de toekomst moeten we blijven weigeren om oplossingen voor lokale problemen te verwachten van de inperking van vrijheden. Helaas hebben we kort geleden al een verontrustend voorbeeld hiervan gezien, met betrekking tot de dienstenrichtlijn.

Protectionisme dat is ingegeven door zelfzucht en angst zal altijd ongewenste gevolgen hebben. In de landen die hun arbeidsmarkt hadden opengesteld voor werknemers uit de nieuwe lidstaten is de productie gestegen en zijn de werkloosheidscijfers juist gedaald. Op andere terreinen hebben ondernemingen hun productie verplaatst naar regio’s met lagere lonen. Bedrijfsverplaatsingen wekken veel bezorgdheid. Als de eigenaren van bedrijven enkel uit zijn op winst slagen ze er misschien in hun winsten te vergroten, maar ze zouden anderen schade berokkenen. Stijgende inkomsten voor aandeelhouders vormen geen troost voor werknemers die hun baan kwijtraken omdat hun bedrijf naar een ontwikkelingsland is verplaatst, of zelfs maar naar een andere regio binnen de Europese Unie.

Daarom moeten we gepaste methoden vaststellen om het algemeen belang te ondersteunen, maar ik ben bang dat geen enkele wet ooit een vervanging kan zijn van het wederzijdse gevoel van verantwoordelijkheid tussen eigenaren en werknemers voor elkaars welzijn. De relatie eigenaar-werknemer kan alleen een “menselijk gezicht” dragen als ze niet alleen op economische maar ook op ethische overwegingen berust. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we, terwijl we zoeken naar nieuwe wegen en nieuwe oplossingen, moeten terugkomen op het vraagstuk van de bedrijfsverplaatsingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Constanze Angela Krehl, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in het begin lagen de standpunten in de commissie ver uit elkaar, en daarom ben ik blij dat de rapporteur er met zijn verslag toch in geslaagd is om een breed draagvlak te vinden voor dit compromis. Ik sta er helemaal achter.

Ik zou op drie punten nog eens nader in willen gaan. Ten eerste: het was voor mij een interessant nieuw feit dat maar heel weinig ondernemingen die hun productie verplaatsen daarvoor ook werkelijk Europese steun krijgen, dus subsidies uit Europees belastinggeld. Volgens mij wil niemand in dit Parlement afdingen op het Cohesie- en Structuurbeleid, dat gebaseerd is op solidariteit met de zwakkere regio's.

Ten tweede: we moeten zorgen voor meer helderheid, het moet duidelijk zijn welke ondernemingen welke overheidssteun krijgen. Op die manier kunnen wij onze kiezers laten zien wat wij als Europese Unie allemaal doen, waaraan wij steun geven. We geven in ieder geval geen steun aan subsidy-hopping.

Ter derde moeten we een instrument ontwikkelen waardoor we diegenen kunnen helpen die hun baan verliezen vanwege bedrijfsverplaatsingen. Het globaliseringsfonds zou een dergelijk instrument kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verheugt me dat wij na vele uren werk aan het verslag van ons medelid, de heer Hutchinson, misschien geen algehele overeenstemming, maar in ieder geval wel een akkoord hebben bereikt over de meeste punten, zoals mijn twee medeleden zojuist hebben gezegd.

Terugkomend op het verslag en de gemaakte opmerkingen denk ik dat wij vanzelfsprekend rekening moeten houden met datgene wat de heer Hutchinson heeft gedreven, namelijk de schok die een bedrijfsverplaatsing teweegbrengt bij de betrokken werknemers en in de betrokken regio. Elke grote personeelsverplaatsing is immers een werkelijk traumatische ervaring, zowel voor de werknemers als voor de regio.

Zoals de rapporteur tevens heeft gezegd, is het niet aanvaardbaar dat sommige verantwoordelijken van bedrijven gebruik maken van chantage. Wij moeten echter constateren dat er in een vrije economie, zelfs binnen onze regio’s – er is immers soms sprake van bedrijfsverplaatsingen binnen onze eigen landen –, verschillen bestaan in salaris en technische concurrentiepositie, waardoor een onderneming inderdaad ertoe gedwongen kan worden sommige van haar productiemiddelen te verplaatsen, ongeacht of ze nu goederen of diensten produceert.

Laten we niet vergeten dat wij op grond van de Europese akte uit 1986 het vrije verkeer van goederen, personen en diensten in onze lidstaten mogelijk moeten maken. Voordat we over bedrijfsverplaatsingen spreken, moeten we de volgende fundamentele vraag stellen: wanneer een onderneming die moet wedijveren met concurrenten en die een dienst moet leveren aan haar klanten, haar activiteiten niet verplaatst, wat doet zij dan? Ik spreek hier niet over oplichters. Ik spreek over enkele ondernemingen die voor die keuze hebben gestaan. Feit is dat sommige van hen de perfecte oplossing hebben gevonden door een afdeling Onderzoek en Ontwikkeling in het leven te roepen en uit te breiden, door nieuwe markten te creëren en door enkele bedrijfsactiviteiten te verplaatsen.

Tot slot wil ik nog onderstrepen dat, zoals mevrouw Krehl heeft gezegd, het belangrijk is dat de Europese Unie haar fondsen niet oneigenlijk gebruikt om bedrijfsverplaatsingen te steunen. Wij moeten de beschikbare fondsen veeleer gebruiken om de werknemers en de regio’s te steunen die in moeilijkheden raken wanneer dergelijke bedrijfsverplaatsingen plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, subsidy hopping is in de Europese Unie een geliefd chantagespelletje, en de belastingbetaler is natuurlijk het kind van de rekening. Dit spel wordt niet pas sinds de toetreding van tien nieuwe lidstaten gespeeld. Toen Zweden toetrad hebben we al vastgesteld dat een onderneming uit Bremen die net overheidssteun had gekregen is weggelokt naar een nieuw Zweeds gebied van doelstelling II. Alle pogingen van de overheid om de werkloosheid in Bremen te bestrijden waren dus voor niets geweest.

Dat voorbeeld toont aan waar het om gaat. Het is niet de bedoeling om de vrijheid van vestiging in te perken, het is de bedoeling om van ondernemingen die overheidsgeld krijgen te eisen dat ze zich ertoe verplichten om in de regio werkgelegenheid te creëren. Dat moet bij de wet worden geregeld.

De Commissie heeft een periode van vijf jaar voorgesteld. Dat is volgens mij veel te kort, het is zuiver symbolisch en zet helemaal geen zoden aan de dijk. Als we bedenken dat sommige ondernemingen tot vijftig procent van hun investeringen van de overheid terugkrijgen, moet die periode langer zijn, minstens zeven jaar. Dat was het voorstel van de vorige Commissie. Vijf jaar is aanzienlijk korter, terwijl zeven jaar al heel weinig is. Als we werkelijk iets willen doen tegen subsidy hopping moeten we dus kiezen voor deze langere periode.

In het verslag van de heer Hutchinson worden volgens mij een aantal belangrijke punten genoemd; het is een belangrijk verslag. Ik verwacht dat de Commissie nog eens nadenkt over die periode van vijf jaar. De overheidssteun is bovendien zo hoog dat dit de concurrentie vervalst. Ik verzoek de Commissie om in te gaan op de aanbeveling van het Europees Parlement en een periode van zeven jaar op te nemen in de verordening inzake overheidssteun. Bovendien moet de Commissie zorgen voor meer controle op bedrijven die aan subsidy hopping doen, die moeten op een zwarte lijst komen te staan, zoals de rapporteur heeft voorgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. (PT) Precies drie jaar geleden, 13 maart 2003, heeft het Europees Parlement naar aanleiding van de lange strijd van werknemers in vele bedrijven voor het behoud van de werkgelegenheid en de overlevingskansen van hun bedrijf – zoals bij CG & Clark in Portugal – een resolutie aangenomen met een reeks aanbevelingen betreffende bedrijven die sluiten na subsidies van de Europese Unie te hebben ontvangen.

Wat heeft de Europese Commissie de afgelopen drie jaar gedaan om de aanbevelingen in de praktijk te brengen? Wat heeft de Commissie gedaan om communautaire steun afhankelijk te maken van langetermijnovereenkomsten over werkgelegenheid en plaatselijke ontwikkeling? Heeft de Commissie het register met bedrijven die hun contracten niet zijn nagekomen doordat zij hun activiteiten verplaatst hebben nadat zij direct of indirect overheidssteun hebben ontvangen al openbaar gemaakt? Hoe vaak heeft de Commissie communautaire steunverlening geweigerd of terugbetaling gevorderd van communautaire subsidies van bedrijven die de gesloten overeenkomsten niet volledig zijn nagekomen? Welke concrete maatregelen heeft de Commissie genomen om werknemers te steunen en het economisch herstel van door bedrijfsverplaatsingen getroffen regio’s te bevorderen? Heeft de Commissie al een gedragscode opgesteld om bedrijfsverplaatsingen te voorkomen?

Dit verslag, dat drie jaar na dato nog eens dezelfde aanbevelingen tot de Europese Commissie richt, geeft een duidelijk antwoord op die vragen. Bedrijven investeren over het algemeen in de verplaatsing van hun activiteiten door zich te verzekeren van allerlei vormen van prikkels en overheidssteun en goedkope en rechteloze arbeidskrachten uit te buiten. Daarmee proberen zij in weinig tijd hoge winsten te behalen tot zij een rendabeler alternatief vinden en hun activiteiten weer verplaatsen, waarbij zij soms niet eens de aangegane verplichtingen nakomen en de zeer ernstige economische en sociale schade die zij aanrichten negeren.

Bedrijfsverplaatsingen zijn eigenlijk een vorm van permanente chantage van de werknemers, zetten de lonen onder druk, stimuleren de verlenging van de arbeidstijd en de toename van de flexibiliteit. Om kort te gaan: zij zetten de rechten van de werknemers onder druk. Wij stellen voor een adequaat regelgevend rechtskader ter bestrijding van bedrijfsverplaatsingen goed te keuren, zodat we over drie jaar dit debat niet nog eens over hoeven te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Booth, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hebben over rechtstreekse overheidssteun als instrument van regionale ontwikkeling, waarop de heer Hutchinson in zijn verslag doelt. Dit concept is zeer nauw gerelateerd aan het idee van structuurfondsen en regionale cohesie. Mijn land, het Verenigd Koninkrijk, betaalt een hoge prijs als gevolg van dit beleid.

De rapporteur pleitte ervoor dat bedrijven die overheidssteun hebben ontvangen en vervolgens hun activiteiten binnen de EU hebben verplaatst, gedurende zeven jaar geen recht hebben op overheidssteun of structurele financiering. Maar hoe zit het met gerespecteerde bedrijven die geheel volgens de regels overheidssteun hebben aangevraagd, maar geen antwoord van de Britse regering hebben gekregen omdat de Commissie het groene licht maar steeds niet gaf, en die vervolgens hun activiteiten naar een ander deel van de EU hebben verplaatst? Dat past heel goed bij de Brusselse opvatting van cohesie en daarom zouden deze obstakels niet voor dergelijke bedrijven moeten gelden.

In 2002 verzocht Peugeot de Europese Commissie een pakket maatregelen voor overheidssteun goed te keuren om in Ryton in het Engelse West Midlands het nieuwe 207-model te vervaardigen. Meer dan twee jaar later had de Europese Commissie nog steeds niets van zich laten horen. Peugeot gaf het op en kondigde aan dat de 207 in Frankrijk en Slowakije zou worden gemaakt. Ongetwijfeld beschouwde Brussel dat als de voltooiing van een economische missie. Ondertussen is de toekomst voor Ryton onzeker. Wanneer de productie van het 206-model – dat daar tot op heden zo vakkundig en zo concurrerend wordt vervaardigd – ophoudt en deze fabriek vervolgens gesloten wordt na vele jaren productie onder diverse eigenaars, kan dat als een soort bedrijfsverplaatsing worden aangemerkt. Daar kun je Peugeot echter nauwelijks de schuld van geven. Misschien moet het de Commissie gedurende zeven jaar worden verboden uitspraken over overheidssteun te doen en het bedrijfsleven te overreguleren. Dat zou zeker in de Engelse West Midlands worden toegejuicht, waar geschoolde werknemers lijden onder het economische beleid van de EU.

Om nog maar eens zout in de wonde van onze arbeiders te wrijven, is nu meegedeeld dat Peugeot met Kia Motors heeft afgesproken de 206 in Indonesië te vervaardigen. Er zijn onbevestigde berichten dat ook de 207 daar zal worden gemaakt. Niets kan de dwaasheid van het economische beleid van de EU beter illustreren. Als we de werkgelegenheid willen laten groeien, moeten we het juiste evenwicht zien te vinden tussen regulering en bedrijfsflexibiliteit. Overregulering zorgt voor kunstmatige arbeidsplaatsen, die economisch niet gerechtvaardigd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met dit verslag van de heer Hutchinson over bedrijfsverplaatsingen in het kader van de regionale ontwikkeling. Het laat zien hoe belangrijk het cohesiebeleid van de EU is om achtergebleven gebieden te helpen hun achterstand te in te lopen.

Ik kom uit een land dat baat heeft gehad bij de structuurfondsen van de EU. Ik ben dus blij met dit verslag vanuit een Iers gezichtspunt, maar ik ben vooral blij voor mijn eigen regio, het westen en noordwesten van Ierland. Het is een voornamelijk landelijke regio – 70 procent van de bevolking woont op het platteland – en het is vatbaarder voor de gevolgen van bedrijfsverplaatsingen dan de meeste andere gebieden. Europa moet regio’s als het westen en noordwesten van Ierland beschermen, vooral als het gaat om vestigingspatronen, wat alleen mogelijk is via een evenwichtige regionale ontwikkeling. Europa moet erop staan dat er iets gedaan wordt aan de gebrekkige infrastructuur, met name op gebieden als vervoer, energie en moderne breedbandcommunicatie. Deze gebreken beperken de regionale concurrentiepositie.

Wat dit betreft juich ik van harte toe dat de Europese Commissie afgelopen week haar goedkeuring heeft gehecht aan het besluit van de Ierse regering om 170 miljoen euro uit te trekken voor de uitbreiding van het breedbandnetwerk in zeventig steden in het hele land. Door zulke maatregelen wordt de concurrentiepositie van de regio’s bevorderd en worden mobiele investeringen aangetrokken. Hopelijk zal dit er ook toe leiden dat ondernemingen zich niet langer richten op locaties die reeds verstopt zijn. Dit is de beste manier om bedrijfsverplaatsing tegen te gaan en om de regio’s die het meest hulp nodig hebben, te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI).(CS) Mijnheer de Voorzitter, uiteraard wil ik niet dat het geld van de belastingbetalers in de EU wordt gebruikt voor de financiering van de ontwikkeling van bedrijven die zich buiten de EU gaan vestigen of zich niet aan de regels houden. Desalniettemin wijs ik dit verslag volledig van de hand, omdat ik denk dat het invoeren van een bevriezingsperiode van zeven jaar voor bedrijven, gedurende welke zij hun activiteiten niet mogen verplaatsen, duidt op een volledige miskenning van de wereldeconomie.

Evenmin begrijp ik waarom een bedrijf in de EU zich niet naar een ander gebied zou mogen verplaatsen als er concurrentie is tussen de soorten staatssteun die door individuele lidstaten worden verleend. Een bevriezing van de verplaatsing van bedrijven vormt geen garantie voor het behoud van duurzame werkgelegenheid, en zal slechts leiden tot de overbelasting van een nu al inflexibel systeem van werkgelegenheid en hoge belastingen, en verdere immobiliteit. Dit zal de opmaat zijn naar meer zinloze bureaucratie en de verdere verspreiding van de onzinnige strategie van de bestrijding van bedrijfsverplaatsingen. Ambtenaren zijn verwikkeld in een doelloze strijd, vechtend tegen windmolens met geld van de Europese belastingbetalers. Of anders gezegd, het kapitaal gaat altijd daar naartoe waar het het meest oplevert, en zal zich niet laten leiden door de instructies van het Parlement of de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Konstantinos Hatzidakis (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement wil met het verslag-Hutchinson bedrijven niet verbieden om zich naar andere landen te verplaatsen. Dat lijkt mij wel duidelijk, want dat zou onvrij en ondemocratisch zijn. Tenminste in de Europese Volkspartij zijn wij ons er van bewust dat als een bedrijf wil overleven, het concurrerend moet zijn. De afzonderlijke lidstaten moeten dan ook zorgen voor een dusdanig fiscaal en – meer algemeen – economisch klimaat dat investeringen kunnen worden aangetrokken.

Het is echter niet juist dat de Europese Unie bedrijfsverplaatsingen ook nog aanmoedigt met middelen van de Europese begroting. Daarom wordt met het verslag-Hutchinson voor de zoveelste keer voorgesteld sancties op te leggen aan bedrijven die financiële steun hebben ontvangen van de Europese Unie en hun activiteiten binnen een tijdspanne van zeven jaar sedert de toekenning van die steun verplaatsen. In het verslag wordt tevens voorgesteld dat bedrijven die staatssteun hebben gekregen, en met name bedrijven die niet alle daaruit voortvloeiende verplichtingen hebben geëerbiedigd, niet meer in aanmerking mogen komen voor staatssteun op de nieuwe plek van activiteiten en bovendien in de toekomst moeten worden uitgesloten van steun uit de structuurfondsen.

In het verslag-Hutchinson wordt er trouwens op gewezen dat wij nog strenger moeten zijn met bedrijven die zich naar buiten de Europese Unie verplaatsen. Mijns inziens zijn de voorstellen van het Europees Parlement realistisch en een evenwichtig antwoord op een reëel probleem. Ik wil bovendien het voorstel onderstrepen dat in het verslag-Hutchinson wordt gedaan voor het globaliseringsfonds. Wij juichen het voorstel van de Europese Commissie toe. Wij zijn van mening dat het globaliseringsfonds spoedig het daglicht zal aanschouwen en ons de mogelijkheid zal bieden om het hoofd te bieden aan de negatieve gevolgen van deze hedendaagse realiteit, die kansen biedt maar tegelijkertijd ook gevaren inhoudt, gevaren die wij op efficiënte wijze moeten opvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE).(HU) Mijnheer de Voorzitter, het zag ernaar uit dat velen dit debat wilden aangrijpen om nog weer een nieuwe tweedeling te creëren tussen de oude en de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Onze taak bestaat in het maken van wetgeving waarmee gezorgd kan worden voor een beter, veiliger en breder Europa voor iedere burger in iedere lidstaat. Als de wetgeving niet deugt kan het cohesiebeleid – dat is gebaseerd op solidariteit, een van onze belangrijkste fundamentele waarden – de minst ontwikkelde regio’s helpen, maar elders kan het wel tot onzekerheid en kwetsbaarheid leiden.

Aan de auteur van het verslag was de moeilijke taak ervoor te zorgen dat het vraagstuk van de bedrijfsverplaatsingen niet tot een verdere tweedeling tussen Oost en West leidt, maar juist de vereniging van Europa verder brengt. Het werk van de rapporteur heeft evenwichtiger voorstellen opgeleverd. Met de meeste daarvan kunnen de doelstellingen van het regionaal beleid worden gehaald en bovendien versterken ze de sociale en economische zekerheid in alle 25 lidstaten. Ik wil de rapporteur daarmee feliciteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfonso Andria (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ook ik zou collega Hutchinson willen gelukwensen met zijn uitstekende werk. Het is duidelijk dat we een doeltreffend beleid dienen te voeren om verschijnselen als fiscale dumping tussen de verschillende lidstaten te bestrijden.

De keuze om productieactiviteiten te verplaatsen binnen de Unie is ingegeven door het grotere concurrentievermogen van bepaalde gebieden in vergelijking met andere, maar kan voordelen opleveren voor de Europese economie in haar geheel. Bedrijfsverplaatsingen naar landen buiten de Europese Unie zijn echter een andere kwestie en baren ons zorgen. Over het algemeen zijn die verplaatsingen het gevolg van de zeer soepele arbeidswetgeving in veel derde landen.

Het is duidelijk dat het Europees sociaal model duur is en dat op de eerste plaats het concurrentievermogen van onze bedrijven daarvoor de nodige tol betaalt. Dat betekent evenwel niet dat wij minimalistische compromissen kunnen aanvaarden. In de eerste plaats dienen wij de Europese productie te stimuleren op basis van kwaliteit en specialisatie. In de tweede plaats dienen we de sociale kosten van verplaatsingen te reduceren door scholing en omscholing van de werknemers in de door herstructureringsmaatregelen getroffen regio’s.

In het verleden hebben we ons met een soortgelijk onderwerp beziggehouden toen het Parlement debatteerde over de crises in de staalindustrie en meer in het bijzonder over de problemen bij Thyssen Krupp in de Italiaanse stad Terni. Ik ga akkoord met het opleggen van zware sancties aan bedrijven die Europese of nationale overheidssteun ontvangen hebben en vervolgens besluiten een deel van hun productie te verplaatsen naar buiten de Europese Unie.

Ik ben klaar met mijn betoog, mijnheer de Voorzitter, maar ik zou alleen nog willen verwijzen naar het voorstel een Europees keurmerk in te stellen voor producten die volledig in de Unie zijn gemaakt. Volgens mij is dat een belangrijke prikkel voor de productie binnen de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL).(EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Danuta Hübner heeft de vorige maand in een interview met een Frans financieel dagblad gezegd dat wij bedrijfsverplaatsing binnen de Europese Unie gemakkelijker moeten maken. De commissaris is van mening dat dit een van de grondbeginselen van de interne markt is en dat de toepassing van technische regels om de interne markt aan banden te leggen, negatieve gevolgen zal hebben voor het mededingingsvermogen van de communautaire bedrijven.

Als de Europese Commissie echter een concurrentiekrachtige Europese economie wil ontwikkelen, moet zij oppassen dat nier ergens onderweg de Europese verzorgingsstaat in duigen valt, dat de rechten van de werknemers met voeten worden getreden, of dat bedrijven dankzij het gunstig bedrijfsklimaat die rechten met voeten kunnen treden. Een concurrentiekrachtige Europese economie is geen slechte ontwikkeling voor de Europese werknemers, maar de middelen die worden ingezet om dat doel te bereiken en de hele filosofie die aan de plannen ten grondslag ligt, hebben ontegenzeggelijk alleen maar problemen veroorzaakt voor de werknemers.

Het verslag van collega Hutchinson is ongetwijfeld een stap in de goede richting. Ik kan zijn verslag alleen maar toejuichen en ondersteunen, aangezien ik het met het grootste deel daarvan eens ben. Ik moet echter tevens opmerken dat dit een van de weinige verslagen is van de hand van een socialistisch lid van het Europees Parlement dat is geschreven door een echte socialist.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het woord nemen in dit debat om twee belangrijke kwesties onder de aandacht te brengen.

Bedrijfsverplaatsingen, het verplaatsen van economische activiteiten naar het buitenland, vormen een objectief economisch proces. Het is een gevolg van de noodzaak om gelijke tred te houden met de steeds fellere concurrentie, waardoor de produktiekosten verlaagd moeten worden. Het is waar dat bedrijfsverplaatsingen een verlies aan banen betekenen in sommige landen, maar dat geldt alleen op korte termijn. Uit onderzoek blijkt, dat na een bedrijfsverplaatsing op de langere termijn juist meer banen gecreëerd worden.

Het consultancy-bureau McKenzie heeft onderzoek verricht bij 600 Duitse ondernemingen. Daaruit is gebleken dat het verplaatsen van banen naar Oost-Europa de werkgelegenheid in Duitsland juist bevordert. Voor 40 procent van de onderzochte bedrijven kwamen er na het verplaatsen van een baan naar het buitenland drie nieuwe banen in Duitsland. Datzelfde geldt voor Britse en Franse ondernemingen die investeren in het buitenland.

In dat geval is het economisch simpleweg niet zinnig om administratieve belemmeringen op te werpen en financiële sancties op te leggen aan bedrijven die hun activiteiten willen verplaatsen naar een ander land, of aan plaatselijke overheden die subsidies geven om investeerders aan te trekken. Ik zal dus tegen het verslag van de heer Hutchinson stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, als gekozen vertegenwoordiger van de Franse regio Nord-Pas de Calais, waar in het bedrijfsleven, met name in de textielindustrie, elk jaar duizenden banen verloren gaan, juich ik vanzelfsprekend het voorstel toe om terugbetaling te eisen van Europese steun die is toegekend aan ondernemingen die hun fabrieken verplaatsen.

Dit is een verstandig economisch en sociaal voorstel, dat het Front National tijdens de regionale verkiezingen in 2004 heeft gedaan ten aanzien van de subsidies die de regionale raden uitkeren.

Deze maatregel, hoe cruciaal hij ook moge zijn, biedt echter niet meer soelaas dan de oprichting op 1 maart van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. De Europese Commissie repareert op dit gebied slechts met haar ene – schijnbaar sociale – hand de schade die haar andere, ultraliberale hand heeft aangericht.

Bedrijfsverplaatsingen vormen geen onontkoombaar noodlot , maar het gevolg van de commerciële ideologie van de Europese Unie. Door de vernietiging van economische grenzen levert deze ideologie onze ondernemingen over aan de concurrentie van concerns met zeer lage loonkosten. Deze sociale dumping is niet alleen in het voordeel van niet-Europese landen, maar vindt ook plaats binnen Europa zelf. Er zijn legio Europese richtlijnen die de facto bedrijfsverplaatsingen tussen lidstaten ondersteunen en de sociale wetgeving nivelleren.

Als wij onze banen en onze manier van leven willen behouden, moeten wij onze handelsbarrières weer in het leven roepen en een sociale BTW invoeren op importartikelen. Wij zullen op een dag moeten kiezen tussen de herinvoering van een nationaal en Europees beschermingsbeleid en uw beleid van liberaal fundamentalisme, dat leidt tot algemene sociale achteruitgang.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolf Berend (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, u weet dat in het EG-Verdrag staat dat in de Unie vrij verkeer van personen, goederen en kapitaal heerst. Dat betekent dat het vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te verbieden om zelf te kiezen waar het zich vestigt. Een dergelijk verbod zou bovendien leiden tot een verstarring van de Europese economie. We moeten deze principes van het vrij verkeer echter wel in de juiste banen leiden, natuurlijk op basis van het cohesiebeleid. Dat betekent dat de structuurfondsen en de regels voor de overheidssteun moeten worden herzien. Dat betekent ook dat het de hoogste tijd is dat de Commissie er bij het toekennen van subsidies en van steun uit de structuurfondsen voor zorgt dat de toekenning van deze bedragen gekoppeld is aan een garantie op de middellange termijn dat het bedrijf niet verplaatst wordt en dat de werkgelegenheid gehandhaafd wordt. Dat is echt een taak voor Europa.

Er is in de commissie heftig gediscussieerd over het verslag van de heer Hutchinson, maar het is toch duidelijk geworden dat ondernemingen die overheidssteun ontvangen verplicht zijn om iets te doen voor de economische, sociale en territoriale cohesie. Dat betekent in de praktijk dat het voorstel dat de Commissie heeft gedaan voor de structuurfondsen consequent moet worden uitgevoerd: ondernemingen die overheidssteun hebben gekregen, maar zich niet houden aan de verplichtingen die daaraan gekoppeld waren, moeten dat geld terugbetalen, ze mogen zeker geen overheidssteun krijgen voor de bedrijfsverplaatsing, en ze komen voor een periode van minstens vijf jaar – zeven jaar zou beter zijn – na de bedrijfsverplaatsing niet meer in aanmerking voor geld uit de structuurfondsen of voor overheidssteun.

In dit verslag willen we duidelijk maken dat we alle nodige maatregelen moeten nemen om te verhinderen dat het Europees Regionaal Beleid een stimulans biedt voor bedrijfsverplaatsingen die tot het verlies van werkgelegenheid leiden. Het verslag van de heer Hutchinson is heel evenwichtig geworden, en verdient onze steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacky Henin (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, onder druk van het Franse en Nederlandse nee tegen de Grondwet houdt het Parlement zich eindelijk bezig met bedrijfsverplaatsingen. Ik kan de voorgestelde maatregelen alleen maar toejuichen. Er is haast geboden bij de tenuitvoerlegging van deze maatregelen omdat elke dag die voorbijgaat, de vernietiging van duizenden banen met zich mee brengt. Ik betreur het dat wij op dit gebied alleen maar homeopathische doses toedienen terwijl een paardenmiddel nodig is.

Dit relatief weifelende verslag illustreert echter de grote contradictie van het economische beleid van de Unie: concurrentie kan nooit tegelijkertijd helemaal vrij en niet vervalst zijn. Ondernemingen gebruiken bedrijfsverplaatsingen als chantagemiddel om werknemers te dwingen sociale omstandigheden te accepteren die niet in overeenstemming zijn met de wetten van hun land. Deze sociale chantage gaat gepaard met fiscale chantage. Er wordt stelselmatig gedreigd met bedrijfsverplaatsingen om fiscale vrijstellingen te verkrijgen.

Succesvolle bestrijding van bedrijfsverplaatsingen impliceert een snelle harmonisatie op het hoogste niveau van de belastingen en de sociale wetten in Europa. Bovendien moeten we een einde maken aan de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank, die voortdurend de belangen bevordert van staatsleningen ten nadele van die van de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Polen vindt dat bedrijven hun productie in de Europese Unie vrij moeten kunnen verplaatsen. We denken dat het straffen van bedrijven die hun activiteiten verplaatst hebben, door deze ondernemingen zeven jaar uit te sluiten van EU-subsidies, te streng is en niet valt te rechtvaardigen. Bovendien begrijp ik niet waarom ondernemingen in de Europese Unie niet mogen inspelen op de behoeften van de markt, als dat in het belang is van consumenten en producenten.

We verzetten ons tegen een speciale lijst van bedrijven die gekozen hebben voor bedrijfsverplaatsingen, omdat een dergelijke lijst indruist tegen de basisbeginselen van de Europese Unie. Wij doen een beroep op alle leden van het Europees Parlement om deze oneerlijke maatregelen te verwerpen. Ze zijn strijdig met de beginselen van de vrije markt en zijn met name schadelijk voor de nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI). (EN) Mijnheer de Voorzitter, verplaatsing van bedrijven naar lagelonenlanden leidt tot economische en sociale problemen die de regio’s van Europa eerder verdelen dan verenigen. Binnen de EU is het natuurlijk deels het gevolg van het vrije verkeer dat in het EG-Verdrag wordt gewaarborgd en het is actueel geworden door de overhaaste snelheid waarmee de uitbreiding plaatsvindt en de omvang daarvan.

Nu het cohesiebeleid op de nieuwe lidstaten wordt toegespitst, zal de situatie ongetwijfeld verslechteren. Andere Europese regio’s zullen een ontwikkelingsachterstand oplopen. Zo wordt de sociale cohesie aangetast door een beleid dat bedrijfsverplaatsing bevordert. Het is dringend nodig dat EU-fondsen minder kwistig worden toegekend en dat deze gelden kunnen worden teruggevorderd van bedrijven die hun productie naar een andere lidstaat verplaatsen.

Vijf jaar is een veel te korte periode. Een beleid waarbij de oude lidstaten arbeidsplaatsen kwijtraken ten gunste van de ontwikkeling van de nieuwe lidstaten, biedt geen perspectief. Daarvoor mogen geen EU-fondsen worden gebruikt en evenmin moeten we ondernemingen de gelegenheid geven om subsidies op te maken en vervolgens te verhuizen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oldřich Vlasák (PPE-DE).(CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de reden waarom we het onderwerp van de bedrijfsverplaatsingen behandelen, is de begrijpelijke poging om een evenwicht te vinden tussen, enerzijds, de impact van de regels van de interne markt, en, anderzijds, de steun voor het cohesiebeleid en het creëren van gelijke omstandigheden voor de Europese regio’s. We mogen echter niet vergeten dat we ons niet om dit probleem zouden hoeven te bekommeren als alle EU-beginselen, waaronder dat van het vrije verkeer van diensten en werknemers, geëerbiedigd zouden worden. Het feit dat op dit moment eigenlijk alleen vrij verkeer van goederen en kapitaal mogelijk is, vormt min of meer een stimulans voor het verplaatsen van de productie naar gebieden waar de kosten lager zijn.

Regionale hulp mag inderdaad niet de regels van de interne markt verstoren, en het Europese regionaal beleid mag geen stimulans zijn voor bedrijfsverplaatsingen. Daar zou het, wat de interventie van de EU in de economie van Europa betreft, echter bij moeten blijven. Ik sta niet achter het idee van de bescherming van inflexibele bedrijven en werknemers. Naar mijn mening is het blokkeren van bedrijfsverplaatsingen een inbreuk op het vrije verkeer, een van de basisvrijheden van de Europese Gemeenschap. Ik ben het principieel met mevrouw Schroedter oneens, en huldig het standpunt dat een periode van vijf jaar voor het instandhouden van activiteiten die via de structuurfondsen worden ondersteund, al lang genoeg is en dat er geen reden is die nog langer te maken. Deze periode moet worden gekoppeld aan de investeringsdoelstelling waarvoor middelen zijn gereserveerd, en mag de werkelijke levensduur van het project en zijn werkingssfeer niet overschrijden. Het is niet goed om ondernemers tegen te houden die zich daar willen vestigen waar ze kunnen beschikken over goedkopere, beter opgeleide en mogelijk kwalitatief betere arbeidskrachten. Ook is het niet mogelijk om nationale regeringen af te houden van hun pogingen buitenlandse investeringen aan te trekken, net zomin als het mogelijk is de lidstaten voor te schrijven hoeveel directe belastingen ze moeten heffen.

Dames en heren, elke poging om deze trend te onderdrukken zal leiden tot inertie en verspilling binnen de EU-economie. Het gaat hier toevallig wel om de vrije markt, en de beginselen van de vrije markt zouden langzaam maar zeker verdampen bij strengere regels voor bedrijfsverplaatsingen. Als we het hebben over verplaatsingen, kunnen we ons naar mijn mening beter richten op bedrijfsverplaatsingen buiten de EU, het echte doemscenario.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, steeds meer ondernemers worden met lage loonkosten en schijnbaar betere productievoorwaarden naar het Oosten gelokt. Voor een dergelijke beslissing willen ze natuurlijk graag ook middelen van de EU krijgen, want een dergelijke bedrijfsverplaatsing kost veel geld.

Tot nu toe ging het hoofdzakelijk om de arbeidsintensieve productie van technologisch simpele objecten. Nu wordt langzaam een stijgende trend zichtbaar om ook onderzoek en ontwikkeling in die landen te verrichten, en nu zouden we de alarmbel toch allemaal wel moeten horen luiden. Ook de grootste optimisten moeten nu toch wel begrijpen dat het de multinationale concerns niets kan schelen of ze het milieu vervuilen, of ze het midden- en kleinbedrijf ruïneren, of ze een leger van werklozen achterlaten. Dat kunnen we niet veranderen met Europese middelen en nationale subsidies, en ook niet met een garantie dat een bedrijf minstens zeven jaar open blijft. Zulke garanties zijn het papier waarop ze geschreven zijn nauwelijks waard.

Het gaat al lang niet meer om solidariteit of concurrentie tussen de lidstaten. Het gaat om het pure overleven van onze Europese economie, en die economie bestaat niet alleen uit grote concerns, die verwachten dat wij al hun bedrijfsverplaatsingen financieren, die bestaat ook uit het midden- en kleinbedrijf, dat eindelijk dezelfde rechten moet krijgen op steun en subsidies.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Olbrycht (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de tekst van de resolutie waarover we gaan stemmen is lang en breed bediscussieerd en er zijn al veel concessies gedaan in de zoektocht naar een compromis. Desondanks wil ik in dit debat de aandacht vestigen op enkele essentiële punten.

Ten eerste vraagt de tekst terecht aandacht voor het risico op onrechtmatig gebruik van Europese fondsen als subsidies worden gebruikt om de productie te verplaatsen, terwijl de fondsen juist gekoppeld zijn aan structurele interventiegebieden in een specifieke regio en die regio dus eigenlijk ten goede moeten komen.

Ten tweede heeft de tekst van deze resolutie een interventionistisch karakter en vormt de tekst een geheel van preventieve en repressieve maatregelen.

Ten derde worden in de tekst bedrijfsverplaatsingen als een echt gevaar gezien, ook al wordt alleen verwezen naar de potentieel schadelijke gevolgen ervan. De resolutie geeft alleen bij de aanhef aan dat er verschillende redenen bestaan voor verblijfsverplaatsingen in verband met de productiviteit en winstmogelijkheden, maar verder spitst de tekst zich toe op de negatieve ontwikkelingen. De tekst vraagt maar in beperkte mate de aandacht voor het onderscheid tussen bedrijfsverplaatsingen binnen en buiten de EU, en roept te weinig op tot het creëren van positieve mechanismen om investeerders binnen de Europese Unie te houden. Bovendien maakt de tekst geen onderscheid tussen grote en kleine ondernemingen in de verschillende categoriën, wat wel gebeurt bij het toekennen van overheidssteun. In het vervolg moeten bij zulke teksten precieze economische analyses gemaakt worden waarin de aandacht wordt gevestigd op de economische omstandigheden en de duur van de productiecyclus.

 
  
MPphoto
 
 

  Ambroise Guellec (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het fenomeen bedrijfsverplaatsingen houdt de gehele Europese Unie bezig, maar met name de oude lidstaten. Wij kennen de redenen hiervoor, ze zijn genoemd door onze medeleden: globalisering van de economie, concurrentievervalsing op zowel het sociale als het fiscale vlak enzovoorts. Het ligt voor de hand dat deze kwestie een onmiskenbare invloed heeft gehad op het recente debat over de Grondwet, en wij in ons land, Frankrijk, weten wat de gevolgen zijn.

Dit verslag komt derhalve juist op tijd, en ik persoonlijk juich het werk van onze rapporteur en de verbeteringen toe die de Commissie regionale ontwikkeling heeft aangebracht. Wij beschikken nu over een evenwichtige tekst, die een echte bijdrage kan leveren aan de maatregelen ter bestrijding van bedrijfsverplaatsingen en ter voorkoming van de negatieve effecten die zij kunnen sorteren.

Ik wil een specifiek punt benadrukken, en wij spreken hier vanzelfsprekend over de regionale ontwikkeling: het verslag onderstreept het belang van een adequaat gebruik van de structuurfondsen om het risico van bedrijfsverplaatsingen op de korte, middellange en lange termijn te voorkomen. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om de steun die rechtstreeks wordt verleend aan de economische sectoren die steun nodig hebben, maar het is duidelijk dat de geïsoleerde ligging en de slechte bereikbaarheid van productie-eenheden een belangrijke factor is die ondernemingen kan bewegen hun activiteiten te verplaatsen. Het is derhalve belangrijk dat de nieuwe generatie structuurfondsen ten behoeve van de concurrentiepositie en de werkgelegenheid onder andere prioriteit geeft aan de verbetering van de bereikbaarheid van de regio’s die in dit opzicht behoorlijk in het nadeel zijn. Op deze wijze wordt de voortzetting van de economische activiteiten in deze regio’s het beste gegarandeerd.

Persoonlijk hoop ik dat de Commissie niet alleen aandacht zal schenken aan de verzoeken en aanbevelingen in het verslag, maar ook open zal staan voor deze speciale oproep, die vast en zeker gedaan zal worden bij het opstellen van de nieuwe programma’s voor regionale ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Hynek Fajmon (PPE-DE).(CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag een kritisch geluid laten horen over het voorliggende verslag over bedrijfsverplaatsingen in het kader van de regionale ontwikkeling. Zolang Europa bestaat, is het vertrouwd met het verschijnsel van wat wordt aangeduid met bedrijfsverplaatsingen. We kijken er op dit moment naar, en dat zal nog wel vaker gaan gebeuren. Kortom, mensen en bedrijven zoeken de plek waar hun ideeën, diensten en producten het best gedijen, en daar is niets mis mee, toen niet, nu niet en ook in de toekomst niet. Eigenlijk is het niets meer dan een uiting van rationeel gedrag, dat tot de kern van de Europese beschaving behoort. Vechten tegen economisch rationalisme leidt tot Europese armoede. De EU was vanaf het prilste begin gestoeld op bewegingsruimte voor het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal, hetgeen ook bewegingsruimte voor Europese bedrijven inhoudt. Dankzij dat liberaliseringsbeleid hebben de West-Europese landen een zeer hoge levensstandaard bereikt; niet door hun markten af te schermen, maar juist door hun markten open te stellen.

In dit verslag wordt precies het tegenovergestelde voorgesteld, een beleid gebaseerd op nieuwe belemmeringen voor het kapitaalverkeer, iets waar ik onder geen enkele voorwaarde mee akkoord kan gaan. De kwestie Europese steun versus vrij verkeer van kapitaal binnen de EU is een feit. De oplossing is echter niet gelegen in het aanscherpen van de voorwaarden voor het verlenen van steun aan bedrijven, of het koppelen van de steun aan de plaats waar het bedrijf actief is. Wat in plaats daarvan moet gebeuren, is het definitief stopzetten van Europese steun aan bedrijven. Dergelijke investeringen missen een economische onderbouwing en leiden slechts tot de verstoring van de Europese markt. Als de Commissie in de veronderstelling verkeert dat ‘verplaatsing’ een probleem is, moet zij veel meer aandacht besteden aan het verbeteren van de voorwaarden voor ondernemers en bedrijven. Zij moet eens serieus bij zichzelf te rade gaan en zich afvragen of bedrijven niet uit Europa worden weggejaagd door haar eigen overregulering. Want dat is volgens mij echt gaande op dit moment. De last van de Europese wetgeving is te zwaar, en moet bij de eerste de beste gelegenheid worden verlicht. Dit zal leiden tot een vloedgolf van bedrijven die naar de EU komen, en een groei van de werkgelegenheid in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Markus Pieper (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europees structuurbeleid wordt gevoerd onder omstandigheden die zeer sterke veranderingen ondergaan. De globalisering versnelt de structurele aanpassing en ondernemingen worden met een al sterkere concurrentiedruk geconfronteerd. Tegelijkertijd leidt de zegetocht van de mondiale markteconomie ertoe dat er ook een groeiend aanbod is aan potentiële vestigingsplaatsen voor de productie. Dat heeft als logisch gevolg dat de bedrijven steeds vaker worden verplaatst. Daarbij speelt het bedrijfsleven een rol: door telkens nieuwe vestigingen te vinden, creëert men nieuwe afzetmarkten, en de druk op de kosten leidt er ook toe dat men gedwongen is de productie naar lagelonenlanden te verplaatsen. Dat kan een verplaatsing binnen de Europese Unie zijn, maar ook naar Azië of naar Oekraïne.

Deze bedrijfsverplaatsingen zijn een feit, ze zijn een normaal gevolg van de structurele aanpassingen. De EU mag dat niet met wetten verhinderen. Het is echter ook een feit dat we geen subsidies mogen geven voor beslissingen die ondernemers al lang hebben genomen. Geen ondernemer zal zijn bedrijf verplaatsen alleen omdat hij één keer een subsidie krijgt. Hij doet dat alleen maar als de productiefactoren ter plaatse gunstig zijn en blijven. Daarom zijn deze subsidies voor bedrijfsverplaatsingen vaak onverhoopte meevallers, en dat is precies wat we in de toekomst moeten verhinderen, de middelen voor het Europees structuurbeleid zijn daarvoor te kostbaar.

Er is nog een argument dat pleit tegen subsidies voor bedrijfsverplaatsingen: hoe kunnen we de burger ervan overtuigen dat Europa een goede zaak is als werknemers met hun eigen belastinggeld de bedrijfsverplaatsing subsidiëren waardoor ze hun baan verliezen?

We betreuren dat de Commissie en ook de Duitse Sociaal-democraten ontkennen dat er subsidies voor bedrijfsverplaatsingen worden gegeven. Sommige bedrijven profiteren natuurlijk ten onrechte van deze steun voor bepaalde Europese regio’s. Het is waar dat er niet veel gevallen bekend zijn, maar dat is alleen maar omdat er veel te hoge hindernissen moeten worden overwonnen voor een dergelijke melding. Daarom doen we een beroep op de Commissie om de voorstellen van het Parlement en de Raad eindelijk serieus te nemen. We vinden dat we ervoor moeten zorgen dat Europees geld nooit meer zo zinloos kan worden verspild, en daarvoor moet er een regeling komen die voor de rechter kan worden afgedwongen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u en de afgevaardigden van het Europees Parlement voor de zeer positieve opmerkingen. De Europese Commissie erkent dat bedrijfsverplaatsingen en het daarmee gepaard gaand banenverlies zeer zorgwekkende problemen zijn. Daar zijn wij het mee eens.

De Commissie heeft in overeenstemming met de lidstaten, tijdens de laatste top in Hampton Court, duidelijk gemaakt dat sociale bescherming en bescherming van de werknemersrechten een vast bestanddeel zijn van de Europese waarden. In een mondiale omgeving neemt elk bedrijf zijn besluiten over het vestigen of verplaatsen van ondernemingsactiviteiten echter op geheel zelfstandige wijze.

Die besluiten worden ingegeven door een groot aantal factoren. Uit de beschikbare gegevens blijkt bijvoorbeeld dat het al dan niet voorhanden zijn van geschoolde werknemers, de mogelijkheid van toegang tot infrastructuur en het niveau van de administratieve, bureaucratische formaliteiten vaak factoren van doorslaggevend belang zijn. Met een goed werkende interne markt zijn de bedrijven in staat om hun productieproces aan te passen aan de kansen die zich voordoen. Dit dynamische aspect van de interne markt levert op lange termijn voor alle regio’s voordelen op.

Zoals ik zojuist al in mijn inleiding zei, heeft de Commissie maatregelen voorgesteld en in werking gesteld om het gebruik van de structuurfondsen voor doelstellingen die geen verband houden met de duurzame ontwikkeling van elk gebied, te beperken. Bovendien heeft de Commissie voorgesteld een fonds voor de aanpassing aan de globalisering in te stellen, en daar heeft de Europese Raad in december jongstleden zijn steun aan gegeven.

Tot slot wil ik erop wijzen dat de Commissie stimuleert dat er meer relevante gegevens worden verzameld en dat er meer studies naar de voordelen en kosten van bedrijfsverplaatsing worden verricht.

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Musotto (PPE-DE). – (IT) Het is altijd van belang de doelen van het beleid voor regionale ontwikkeling voor ogen te houden: economische, sociale en territoriale cohesie, volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang.

Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft het vrij verkeer van goederen, kapitaal en diensten vastgelegd. Daarom is het moeilijk een absoluut verbod te bepleiten voor de keuze van de vestigingsplaats van een bedrijf, met name omdat een dergelijk verbod zou leiden tot immobilisme met negatieve gevolgen voor de Europese economie.

Het beleid voor economische en sociale cohesie is essentieel voor het behoud van de consensus en de verbondenheid van de burgers met de EU. Dat beleid is gebaseerd op de harmonieuze en solidaire ontwikkeling van alle regio’s van Europa. Een beleid dat gericht is op het inhalen van de achterstand in economische en sociale ontwikkeling van bepaalde regio’s met methoden die kunnen leiden tot minder ontwikkeling van andere Europese regio’s zou daar derhalve mee in strijd zijn. Dergelijke bedrijfsverplaatsingen vergroten niet de totale omvang van de investeringen op Europese schaal maar leiden alleen maar tot een andere verdeling van de investeringen vanwege een tijdelijk kostenvoordeel. Daarom zouden ondernemingen in een lidstaat die besluiten hun activiteiten naar een andere lidstaat te verplaatsen geen bijdragen mogen ontvangen uit de structuurfondsen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid