Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2167(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0036/2006

Ingediende teksten :

A6-0036/2006

Debatten :

PV 14/03/2006 - 5
CRE 14/03/2006 - 5

Stemmingen :

PV 14/03/2006 - 11.4
CRE 14/03/2006 - 11.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0079

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 14 maart 2006 - Straatsburg Uitgave PB

5. Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0036/2006) van Reino Paasilinna, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid (2005/2167(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE), rapporteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, toen ik met het opstellen van het verslag begon, was de telecomsector er vrij slecht aan toe. De meeste lidstaten hadden nog niet eens hun nationale verslagen geleverd over de vooruitgang die zij bij de tenuitvoerlegging hadden geboekt. Nu is de situatie beter: de Commissie heeft alle nationale verslagen gekregen en in bijna alle lidstaten zijn de vijf richtlijnen op een of andere wijze van kracht geworden. Ondertussen hebben veel lidstaten echter jarenlang hun monopolies beschermd, waardoor zij het geld hadden voor een doorbraak op de markten van de lidstaten die hun markten op tijd openden.

De richtlijnen zijn echter al verouderd. Deze industriesector ontwikkelt zich in een zodanig tempo dat er nieuwe wetgeving nodig is om de levensvatbaarheid en ontwikkeling van de markt en daarnaast het potentieel ervan om werkgelegenheid te creëren, te waarborgen. Het is daarom goed dat de Commissie heeft besloten de i2010-strategie te presenteren, die gericht is op het ontstaan van een goed functionerende gemeenschappelijke regio die op kennis is gebaseerd. Wij moeten investeringen en onderzoekskredieten waarborgen en alle Europeanen, ook de armen, moeten toegang krijgen tot dit systeem.

Technologie verandert sneller dan wetgeving en daarom ga ik ervan uit dat de in mijn verslag voorgestelde strategie zo transparant mogelijk moet zijn en de technologie neutraal. Op die manier stimuleert zij de toegang tot de markt van allerlei nieuwe uitvindingen, alternatieven en concurrenten. Wij veranderen de wereld meer met technologie dan met politiek. Maar wie gaat deze verandering leiden? Wij moeten het hebben over de alomtegenwoordige kennismaatschappij. Informatie- en communicatietechnologie betekent niet meer alleen audiovisuele technologie. Er wordt bijvoorbeeld informatie overgedragen tussen een autoband en een auto, tussen een koelkast en een draagbare terminal, een portemonnee en een sleutelhanger en tussen de klimaatregeling in huis en een navigator. Het gaat dus om digitale technologie die voortdurend overal aanwezig is.

Hoeveel slimmer is een persoon in intelligente kleding? Hij is een mobiele bron en een mobiel doel van informatie. Wanneer wordt hij als een robot bestuurd? Digitale technologie maakt ook het leven voor velen heel makkelijk, met als gevolg dat wij vertier buiten dit milieu gaan zoeken. Er is berekend dat 80 procent van ons nationaal vermogen immaterieel is, dat wil zeggen onderwijs, kennis en beheer, en slechts 3 procent uit natuurlijke hulpbronnen bestaat. Het is daarom alarmerend dat wij op het gebied van die 80 procent nonchalant achterblijven op onze concurrenten. Wij investeren niet, wij onderzoeken niet en leggen de richtlijnen niet goed en niet op tijd ten uitvoer. In feite zijn alleen de noordse en enkele andere landen hierop een uitzondering.

Informatie- en communicatietechnologie is de snelst groeiende industriesector. Zij creëert de meeste arbeidsplaatsen in de industrie. Als wij niet samen actie ondernemen, staat ons een ramp te wachten. Degenen die in de sector investeren zoeken hun partners in landen als China en India en op die manier blijven de oude krimpende economieën, ofwel wij hier in Europa, achter. Nu al komen er in deze sector goed geschoolde mensen uit China en India, veel meer dan uit Europa. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling waarschuwde Europa eergisteren voor deze verandering. Dames en heren, is het niet de hoogste tijd maatregelen te nemen, zoals ook de Commissie voorstelt?

Er zijn enkele amendementen op mijn verslag ingediend. Mijn collega, mevrouw Riera Madurell, en ik hebben er drie van opgesteld, die in deze samengevatte vorm als compromissen kunnen worden beschouwd. De bedoeling ervan is duidelijk rekening te houden met de gelijke behandeling van vrouwen en mannen en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, maar dit advies iets in te korten. Ik hoop dat men positief tegenover deze benadering staat. Bovendien heeft mijn collega, de heer Guidoni, enkele amendementen opgesteld waar wij in de commissie tegen hebben gestemd, voornamelijk vanwege een vertaalfout. Ik ben ook van mening dat ik deze amendementen kan steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen dank ik het Parlement en met name de rapporteur, de heer Paasilinna, voor zijn zeer uitgebreide verslag. Hij heeft zeer nauw met de andere rapporteurs samengewerkt en hun standpunten verzameld. Ik dank hen allen.

Het is zeer bemoedigend om te zien dat het Parlement en de Commissie op het gebied van de informatiemaatschappij voor de komende vijf jaar dezelfde aandachtspunten en beleidsprioriteiten delen. Zoals de diverse commissies en rapporteurs hebben aangetoond, is het zeer moeilijk vandaag te voorspellen hoe de informatiemaatschappij er morgen uit ziet. Om die reden hebben we niet voor een uitgebreid actieplan gekozen maar voor een breed en ambitieus strategisch kader dat ruimte biedt om door middel van evaluatie en aanpassingen in te spelen op opkomende uitdagingen. Het i2010-initiatief wil zo een toekomstbestendig beleidskader bieden.

Ik ben blij om te zien dat het Parlement en de Commissie het over de belangrijkste onderdelen van i2010 eens zijn: ze streven er beide naar om vooruitziende ICT-wetgeving tot stand te brengen waarmee kan worden ingespeeld op de veranderingen ten gevolge van convergentie. De wetgeving moet dus technologisch neutraal en concurrentiebevorderend zijn en tegelijkertijd moeten de lidstaten het bestaande wetgevingskader volledig ten uitvoer leggen, wat helaas niet altijd gebeurt, maar u weet dat ik er alles aan doe om daar verandering in te brengen.

We zien ook dat er behoefte is aan een vorm van spectrumbeheer die het mogelijk maakt om snel op technologische ontwikkelingen en een veranderende vraag te kunnen inspelen en die wordt gesteund door regelgevers, exploitanten en andere betrokkenen. Hier zullen we de komende maanden hard aan moeten werken.

Onze gedeelde prioriteiten omvatten ook steun voor de vervaardiging en distributie van Europese inhoud, de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, de bevordering van de veiligheid en de bescherming van gebruikers tegen schadelijke inhoud. De Commissie en het Parlement zitten ook op één lijn als het gaat om het stimuleren van de lidstaten en bedrijven om meer in ICT-onderzoek te investeren en we zijn beide van mening dat het zevende kaderprogramma en het programma voor concurrentievermogen en innovatie de nodige financiële middelen voor ICT bieden.

We zijn het er ook over eens dat de rechten van de burgers in de informatiemaatschappij moeten worden bevorderd en beschermd en daarom moeten we de bewustwording van de burgers met betrekking tot de uitoefening van hun rechten, de vrijheid van meningsuiting, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonlijke gegevens en het recht om informatie te ontvangen of uit te wisselen, in de informatiemaatschappij stimuleren.

Samen met het Parlement dring ik er bij de lidstaten op aan dat ze hun nationale hervormingsplannen benutten om hun eigen ICT-prioriteiten gestalte te geven en hun openbare diensten te verbeteren. Ik denk hierbij onder andere aan e-overheidsinitiatieven, waar ik een grote verschuiving zie naar meer investeringen in het gebruik van ICT door overheidsdiensten.

Ik deel de bezorgdheid van het Parlement over de digitale kloof. We moeten ervoor zorgen dat iedereen kan participeren, niet alleen mensen in steden, niet alleen mensen met een zeker opleidingsniveau, niet alleen jonge mensen. Dit is een zeer duidelijke doelstelling en een kans die we moeten benutten. We zullen samen stappen nemen om deze digitale kloof te overbruggen.

Als ik het heb over de digitale kloof, heb ik het ook over het bevorderen van digitaal alfabetisme voor iedereen en dat brengt me op het punt van de participatie van vrouwen op het gebied van ICT in de academische wereld en het bedrijfsleven. Ik heb goed nieuws: uit onze statistieken blijkt dat gender niet langer de belangrijkste factor is van de digitale kloof. De rol die gender speelt, neemt snel af. Ik vind dat bemoedigend, maar dat betekent niet dat we niets aan het restprobleem moeten doen. We moeten samenwerken en ons blijven inspannen voor grotere gendergelijkheid op het gebied van ICT, onder andere in de wetenschap. Veel regeringen zijn bezig met initiatieven op dat gebied.

Ik ben het met u eens dat internet van cruciaal belang is voor een informatie-economie. Daarom heeft de EU ook een actieve rol gespeeld bij de totstandkoming van de overeenkomst over de progressieve internationalisering van internet governance tijdens de Wereldtop over de informatiemaatschappij vorig jaar in Tunis. Mijns inziens is dat de beste benaderingswijze voor internet governance. Later dit jaar zullen de Commissie en het Parlement samen een forum organiseren.

Ik ga ook de controleactiviteiten op het gebied van mediapluralisme intensiveren en ik kom binnenkort met een werkdocument over deze kwestie. In het werkdocument maak ik een inventarisatie van de wijd uiteenlopende omstandigheden in de verschillende lidstaten, maar ik zeg er meteen bij dat mijn opvattingen over eigendom en mediapluralisme niet gewijzigd zijn en dat zal ik blijven herhalen. Eigendomskwesties zijn een zaak voor de lidstaten: zij moeten de verantwoordelijkheid daarvoor op zich nemen en die op doeltreffende wijze en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel uitoefenen. Daarom ondersteunt de Commissie de lidstaten slechts en schrijft ze niets voor inzake deze belangrijke nationale kwestie.

Ik had u in dat verband beloofd hierop terug te komen en met u samen te werken. In dat kader zal ik het Parlement binnenkort maatregelen voorstellen.

Wat betreft uw verzoek om het voor 2008 geplande initiatief voor e-integratie te bespoedigen, vraag ik u zich niet blind te staren op het tijdstip 2008, want dan hebben we onze doelstelling gehaald. We zijn bezig met de voorbereidingen om dat voor elkaar te krijgen. Om die reden heb ik gesproken met de volgende EU-voorzitterschappen Finland, Duitsland en Portugal en zullen we praktische acties ondernemen tot we de doelstelling van het initiatief voor e-integratie hebben gehaald.

Sinds de publicatie van het actieplan i2010 hebben we de bewustwording inzake ICT-kwesties aanzienlijk vergroot. We boeken inmiddels voortgang met betrekking tot belangrijke doelstellingen, met de aanneming van verschillende voorstellen, met plannen voor andere voorstellen en met initiatieven die niet in het initiatief i2010 zijn opgenomen. De flexibiliteit van het actieplan stelt ons in staat om waar nodig initiatieven toe te voegen. Het laatste initiatief dat ik tot nu toe heb genomen betreft een raadplegingsprocedure over RFID’s, waarin de economische noodzaak en de noodzaak om de persoonlijke levenssfeer van onze burgers te beschermen, worden samengebracht.

Om onze ambitieuze doelstelling te kunnen halen moeten we echter toereikende financiële middelen tot onze beschikking hebben. Zodra er interinstitutionele overeenstemming over het financiële vooruitzicht bereikt is, moeten er belangrijke besluiten en aanpassingen in het zevende kaderprogramma en in het programma voor concurrentievermogen en innovatie worden opgenomen. Daarom dring ik er bij u op aan om erop toe te zien dat de noodzakelijke financiële middelen voor deze twee programma’s worden vrijgemaakt ter ondersteuning van ICT als een drijvende motor voor concurrentievermogen en groei. Ik ben heel blij dat deze opvatting en deze doelstelling niet alleen in het Parlement worden gedeeld maar ook in de drie instellingen. Dat is een garantie voor succes.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik voer het woord namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, en na de rapporteur geluk te hebben gewenst met zijn geweldige prestatie, moet ik de woorden van de commissaris onderschrijven dat het voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen onontbeerlijk is dat we een informatiemaatschappij opbouwen waaraan iedereen kan deelnemen, waarin iedereen toegang heeft tot de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en daar onder gelijke voorwaarden zijn of haar voordeel mee kan doen.

In deze context is de schaarse vertegenwoordiging van vrouwen op ICT-gerelateerde gebieden typerend voor het concrete feit dat er in de Europese Unie een digitale kloof bestaat tussen mannen en vrouwen waarvan de gevolgen op arbeidsgebied onmiskenbaar zijn en die met behulp van speciale acties moet worden aangepakt.

We moeten de oorzaken van deze scheiding aanpakken, en het is dan ook zaak maatregelen te bevorderen die gericht zijn op de opleiding van vrouwen, zodat het aantal vrouwen toeneemt dat op dit gebied en op alle niveaus een gedegen ICT-gerelateerde opleiding hebben genoten. Ook is het zaak dat vrouwen meer vertegenwoordigd zijn en deelnemen in alle organen waarin de besluitvorming plaatsvindt en het beleid inzake informatie- en communicatietechnologieën gemaakt wordt. Op het ogenblik zijn zij hierin nog uiterst mager vertegenwoordigd.

Speciale aandacht vragen wij voor vrouwen in geïsoleerde en geografisch afgelegen plattelandsgebieden, voor wie informatie- en communicatietechnologie een doeltreffend middel kan zijn om aan het economische, politieke en sociale leven deel te nemen.

Om al deze redenen is het dan ook van fundamenteel belang dat we over betrouwbare gegevens beschikken die naar gender gesplitst zijn alsook over een wettelijk kader waarin het genderperspectief is opgenomen en dat de gelegenheid biedt om de oorzaken van de discriminatie te achterhalen en aan te pakken. In dit opzicht kan het nieuwe Europese Instituut voor Gendergelijkheid een fundamentele rol spelen.

Ons verslag gaat ook in op het seksistische gebruik van afbeeldingen van de vrouw in de media, met name in de digitale media, en daarom verzoeken wij de Commissie de opstelling van een code voor gendergelijkheid in de media te bevorderen, die het stimuleren van gendergelijkheid kan ondersteunen, zowel vanuit de media via de door hen uitgezonden informatie, alsook binnen die media zelf.

Voordat ik afsluit, wil ik de Commissie vragen om speciaal aandacht te schenken aan het crimineel gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, zoals bijvoorbeeld het gebruik van internet voor de handel in vrouwen en kinderen. Met het oog daarop verzoeken wij de Commissie alle wettelijke en technologische initiatieven te ondersteunen die nodig mochten zijn om daar een einde aan te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Giulietto Chiesa (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit verslag is een belangrijke stap vooruit om het begrip “informatiemaatschappij” te doorgronden. Ik zal met name één aspect naar voren halen, en wel het feit dat in dit verslag heel nauwkeurig wordt aangegeven wat voor hechte relatie er is tussen de indrukwekkende technologische ontwikkelingen en het lot van de democratie.

Men heeft terecht getoond welke gevolgen de informatiemaatschappij voor de groei en de werkgelegenheid heeft. Daarnaast zijn voordelen, problemen en mogelijke uitwegen geschetst. Maar de gevolgen zijn nog veel grootscheepser dan men zoal aanneemt: de media zijn onderhand een beslissende factor geworden om denkbeelden en gedragspatronen van miljarden mensen te conditioneren. De rol van de media is maatschappelijk gesproken heel belangrijk en in menig geval zelfs doorslaggevend. Het bezit van de media kan niet los gezien worden van een zekere verantwoordelijkheid jegens de samenleving, het effect van de media kan niet alleen in markttermen gezien worden.

Rondom deze problematiek spelen al onze normen en waarden, onze rechten, het lot zelfs van de vrede en de overleving van de mensheid. Niet alleen zijn wij voor een reeks economische en technische problemen komen te staan, ook zijn er grondrechten in het geding gekomen, zoals het recht van iedereen om geïnformeerd te worden, om zijn mening te kunnen uiten en iets mee te delen. Daarbij moeten wij niet uit het oog verliezen dat de informatiemaatschappij steeds meer een samenleving van het bewegende beeld wordt: dat is de taal van de toekomst.

Wie niet in staat zal zijn die beelden te ontcijferen en zich te verdedigen tegen de manipulatie daarvan, zal geen vrij persoon zijn. De enige manier om van onze kinderen mondige burgers te maken, is hen te helpen deze taal aan te leren.

 
  
MPphoto
 
 

  Pilar del Castillo Vera, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de commissaris bedanken voor het verslag dat de Commissie heeft opgesteld. Dankzij dat verslag hebben we denk ik een buitengewoon boeiend debat kunnen hebben, omdat hierin de in mijn ogen essentiële punten van de Agenda van Lissabon nogmaals worden benadrukt.

Als één gebied beslissend is voor de ontwikkeling van de Agenda van Lissabon, dan is het wel dat van de informatie- en communicatietechnologieën, voor dit Parlement en de Europese instellingen een prioritair onderwerp.

Ik zou de gelegenheid willen aangrijpen om in te gaan op de begrotingskwesties, die nog moeten worden afgerond. Zo mogen we wat het zevende kaderprogramma betreft niet vergeten hoe essentieel en doorslaggevend de rol van de informatie- en communicatietechnologieën is in de Agenda van Lissabon.

Ik zou hier slechts twee aspecten willen toelichten van het debat dat we in de commissie hebben gevoerd en waarin we overeenstemming hebben bereikt over het onderhavige verslag. In de eerste plaats wat betreft artikel 66, dat in de Commissie industrie, onderzoek en energie werd goedgekeurd, en dat ingaat op de noodzaak om aandacht te schenken aan de liberalisatie. Die is noodzakelijk voor deze sector, waarin een slechts conjuncturele en tijdelijke behoefte aan regelgeving bestond.

Het lijkt me bijzonder belangrijk dat we hier aandacht aan schenken omdat we anders tegen de Agenda van Lissabon ingaan door hier geen rekening mee te houden en dit voorstel vandaag niet aan te nemen.

Tenslotte, wat de kwestie van de vrouwen betreft zijn alle fracties het eens geworden over een compromisamendement dat is aangenomen, maar naderhand zijn er nog acht amendementen ingediend met betrekking tot de kwestie van de vrouwen, die weer tot drie zijn teruggebracht, zoals de heer Paasilinna ons vandaag heeft laten weten.

Vrouwen hebben geen behoefte aan herhalingen, ze hebben behoefte aan vastberaden acties. Ze hebben er geen behoefte aan dat twintig keer hetzelfde wordt herhaald wanneer er problemen zijn, maar dat er serieus en daadkrachtig iets gedaan wordt wat definitief is. Daarom zijn wij voor het compromisamendement, maar niet voor de steeds maar terugkerende retoriek van deze aanvullende amendementen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Trautmann, namens de PSE-Fractie.(FR) De kennismaatschappij kan slechts totstandkomen als de digitale kloof in al zijn vormen verdwijnt. Deze kloof bestaat tussen arme en rijke landen, ook in de Unie. Om dit probleem effectief te bestrijden moeten de verschillende dimensies ervan worden aangepakt, zowel de technologische als de sociaal-economische. Kennis op ICT-gebied is in feite het beste antwoord op deze problematiek. De strategie i2010 is gericht op de ontwikkeling van de goede benutting van ICT-goederen en –diensten en de bevordering van interactieve en kritische deelname aan de informatiemaatschappij door en ten voordele van iedereen. Dit actieplan is dan ook zeer welkom.

Wij hebben in onze amendementen de wens uitgesproken dat kwetsbare groepen, zoals bejaarden, gehandicapten, mensen die in een isolement verkeren en mensen met sociale problemen, niet worden vergeten. Een analyse van de economische, culturele en sociale gevolgen van de overgang naar de informatiemaatschappij lijkt mij eveneens zeer nuttig voor een goed begrip en voor de follow-up van dit plan, omdat ik denk dat concurrentievermogen niet kan bestaan zonder het delen van kennis en vaardigheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, de innovatie op ICT-gebied gaat zo snel dat we moeten vrezen dat de Europese Unie, die slechts 80 euro per inwoner investeert, tegen omgerekend 350 euro voor Japan en 400 euro voor de Verenigde Staten, snel zal worden ingehaald. De EU moet haar investeringen in onderzoek dan ook verhogen en de lidstaten aansporen hetzelfde te doen.

Gezien deze stormachtige ontwikkeling moeten wij overigens ook vrezen voor de verbreding van de digitale kloof, en als gevolg daarvan, van de sociale verschillen, ten koste van de sociale en territoriale samenhang die we nastreven. Het is derhalve van essentieel belang om te bouwen aan een informatiemaatschappij die gebaseerd is op participatie, op het wijdverbreide gebruik van informatie- en communicatietechnologieën door de overheid, het MKB en particulieren.

Wil de strategie i2010 slagen, dan moet de Europese Commissie met voorstellen komen om, rekening houdend met de cruciale rol die aan de regio’s is toebedeeld, de technologieën voor alle burgers toegankelijk te maken, om de beginselen van vrijheid en pluriformiteit van de media te garanderen en om duidelijke beleidsmaatregelen vast te stellen op het gebied van de bescherming tegen illegale en schadelijke inhoud, de bescherming van minderjarigen, de waardigheid van de mens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Commissie zal ook het accent moeten leggen op het goede gebruik van ICT binnen de openbare diensten, met name gezondheidszorg en onderwijs.

Hoewel ik me er, tot slot, in kan vinden dat de markten op middellange termijn, na een overgangsperiode, in die zin worden opengesteld dat voortaan de algemene mededingingsregels gelden, wijs ik erop dat de regels voor vrije mededinging in de Verdragen zijn vastgelegd, waarbij ik oproep tot economische, sociale en territoriale samenhang.

Vrije mededinging op ICT-gebied mag er niet toe leiden dat particulieren niet langer meer wensen te investeren in onrendabele infrastructuur. De lidstaten en regio’s zullen dus een doorslaggevende rol spelen waar het gaat om het bevorderen van de noodzakelijke infrastructuur.

Wij allen hebben de taak om van informatie- en communicatietechnologieën echte instrumenten voor de economische ontwikkeling en de sociale en territoriale samenhang van de Europese Unie te maken. Ik bedank de heer Paasilinna voor zijn kwalitatief hoogstaande werk, en mijn collega’s voor hun bijdrage aan het debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de informatietechnologieën vormen een sleutelelement om een cultureel rijkere en meer saamhorige samenleving op te bouwen. De informatiemaatschappij moet voor iedereen open staan. Zij moet een element van democratie worden dat rekening houdt met de culturele diversiteit en de deelname van de burgers bevordert. De burgers moeten dus een centrale functie vervullen en mogen niet slechts als consumenten gezien worden.

Wij moeten pogen de digitale kloof weg te werken, wat een probleem van evenwichtige ontwikkeling maar vooral van sociale gerechtigheid is. De rol van de overheidsinvesteringen moet worden beschouwd als fundamenteel voor de bescherming van het open karakter van ICT, om borg te kunnen staan voor de ontwikkeling van technische middelen en cultuurgoederen met behulp waarvan alle burgers in aanmerking komen voor een steeds grotere stroom van communicatie- en informatiediensten. Om te zorgen voor een goed beheer daarvan en alle Europeanen een volwaardig burgerschap te garanderen, moet er een Europees handvest van rechten van consumenten van digitale diensten komen, de zogeheten e-rechten, met gezamenlijke beginselen en richtsnoeren waarmee het kader van de rechten van de burgers gedefinieerd kan worden. In dat handvest moet met name het recht worden opgenomen op vrije en kosteloze toegang, dus geen discriminerende toegang, het recht op een transparante, pluralistische en volledige informatievoorziening, in een veilige omgeving via telecommunicatiediensten en -platforms die gebaseerd zijn op open en interoperationele standaardvoorschriften; bijvoorbeeld een draagbaar e-mailadres.

Met de i2010-richtlijn krijgt Europa de essentiële taak toebedeeld om de informatiemaatschappij voor iedereen toegankelijk te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn voldoening uitspreken over twee documenten: het document dat voor ons ligt en de mededeling van de Commissie.

Ik wil kort ingaan op een paar punten. Men dient te beseffen dat ICT-diensten en met name internet in hun meest brede zin invloed uitoefenen op zowel het bewustzijn als het onderbewustzijn van mensen. Het is dan ook essentieel om te zorgen voor bescherming op technologisch, juridisch en distributiegebied om te voorkomen dat ze worden gebruikt voor de verspreiding van schadelijke inhoud. Ik denk daarbij aan inhoud die aanzet tot verloedering, haat of crimineel gedrag. Voorts is het noodzakelijk financiële en administratieve diensten doelmatig te beschermen om te voorkomen dat onbevoegden er zich toegang toe verschaffen. Er dient met name aandacht besteed te worden aan materiaal dat gericht is op kinderen en jongeren. Er moet prioriteit worden gegeven aan de bevordering van breedbandnetwerken voor informatie. De mensen moeten worden aangemoedigd om thuis meer gebruik te maken van elektronische netwerken voor gegevensoverdracht. Het is buitengewoon belangrijk de maatschappij voor te lichten en te informeren over dit onderwerp. Bij het in kaart brengen van de taken die we op dit terrein moeten verrichten, moeten we bedenken dat het niet alleen een probleem is voor de Unie maar voor de hele wereld. Laten we daarom alles in het werk stellen om te verzekeren dat al onze burgers toegang krijgen tot het informatienetwerk en dat zij er zoveel mogelijk van kunnen profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Vakalis (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de technologische ontwikkelingen en de veranderingen die zich tegenwoordig voordoen op ICT-gebied gaan duizelingwekkend snel en zijn moeilijk bij te houden. Zo ontstaat een digitale kloof tussen lidstaten, regio’s, maar vooral ook tussen mensen, die maar weinig in leeftijd van elkaar verschillen. Ik sta stil bij twee punten die ik cruciaal vind voor het verwezenlijken van de i2010-doelstellingen. Het eerste punt is het institutionele kader en het tweede punt de financiën.

Wat het eerste punt betreft, worden met de strategie i2010, die we vandaag bespreken, de behoeften beschreven en wordt de herziening van het huidige institutionele kader gepland op basis van de nieuwe gegevens inzake digitale convergentie. Dat is een grote uitdaging, omdat het nieuwe institutionele kader a) flexibel moet zijn om zich te kunnen aanpassen aan de snelle technologische ontwikkelingen en behoeften van de markt zonder innovatieve ideeën te belemmeren en b) de ontwikkeling en productie van inhoud moet beschermen en de burger ongehinderde toegang tot informatie moet verzekeren. Sommige van deze parameters spreken elkaar tegen, dus moet een gulden middenweg worden gevonden om uit het slop te komen en Europa in staat te stellen concurrentieel te blijven en tegelijk baanbrekend te zijn.

Wat het tweede punt betreft, bevat de nieuwe strategie ambitieuze doelstellingen. Maar bij de financiering van onderzoek en innovatie op ICT-gebied zal Europa zelfs met de voorgestelde 80 procent meer middelen in de nieuwe strategie heel ver achterop blijven hinken bij zijn concurrenten. Dat stemt me pessimistisch en dat moet een van onze grootste aandachtspunten zijn.

Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, doelstellingen zonder middelen om ze waar te maken, zijn geen doelstellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik juich dit verslag toe. Dit was natuurlijk een van de tien belangrijkste prioriteiten van het Brits voorzitterschap en een prioriteit die noodzakelijk is om de doelstellingen van Lissabon te kunnen halen. ICT is nu verantwoordelijk voor 40 procent van de groei van de productiviteit van Europa en voor 25 procent van de groei van het BBP van de EU. Een van de kernpunten voor mij - en ook voor de commissaris en de rapporteur - is dat het niet alleen om de economische doelstellingen van Lissabon moet draaien, maar dat de doelstellingen van Lissabon allesomvattend moeten zijn. Sociale integratie is natuurlijk een cruciale factor.

Ik weet dat er in Ely in Cardiff, waar ik ben opgegroeid, arme eenoudergezinnen wonen die geen auto hebben. Als ze hun wekelijkse boodschappen willen doen, kunnen ze niet met de bus omdat ze een lading tassen met zich mee moeten sjouwen en kleine kinderen bij zich hebben, dus bestellen ze een taxi en dat kost ze zo’n tien pond. Als ze online boodschappen zouden doen, konden ze die tien pond in hun zak houden. Voor veel arme gezinnen is dat een hoop geld. Het is belangrijk dat we wijzen op de voordelen van ICT zodat de minder draagkrachtigen in onze samenleving de nieuwe technologieën omarmen.

Tot slot wijs ik erop dat we wat ICT betreft realistisch moeten zijn. De belangrijkste investering voor de sector moet van de particuliere sector komen. De overheidssector kan niet snel genoeg inspelen op veranderingen op het gebied van technologie. Het is onze verantwoordelijkheid om een stabiel wetgevingskader voor dit type investering te bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, allereerst mijn hartelijke dank aan de rapporteur voor zijn goede verslag en ook voor zijn constructieve samenwerking.

Door de digitalisering verandert het media- en communicatielandschap zeer ingrijpend. In de toekomst zal het onderscheid tussen infrastructuur en inhoud minder belangrijk worden, daar iedere inhoud toegankelijk zal zijn op ieder platform. Ieder soort inhoud zal uiteindelijk toegankelijk worden via alle mogelijke technologische toepassingen, zoals televisie, computer of mobiele telefoon. En wat natuurlijk ook revolutionair is, is dat al deze inhoud nu al beschikbaar is op alle platforms en via alle technologieën, in goede kwaliteit. Het aantal dienstenaanbieders dat met elkaar concurreert, neemt steeds verder toe op een markt met telecombedrijven, kabelexploitanten, satellietomroepen, aanbieders van mobiele telefonie, van inhoud, van internet, enzovoorts, enzovoorts. Al deze ondernemingen ontwikkelen hun eigen zakelijke modellen, en geen van hen weet – en wij ook niet – welk model uiteindelijk de overhand krijgt en waartoe de kijkers uiteindelijk werkelijk toegang willen hebben, wat zij willen zien en wat voor inhoud zij wensen.

Dit leidt natuurlijk ook voor ons als Europese wetgevers tot problemen, want wij moeten het rechtskader formuleren en daarbij uiteindelijk deze onweegbare zaken en de ongewisse manier waarop deze zaken zich ontwikkelen, voorspellen. De komende weken en maanden zullen we een zeer groot aantal vragen moeten beantwoorden.

Ik ben de heer Paasilinna en alle afgevaardigden die een bijdrage hebben geleverd aan dit verslag, erg dankbaar dat wezenlijke vraagstukken hierin nogmaals zijn geformuleerd en samengevat. Ik zal er een paar noemen. Hoeveel regelgeving zal er in de toekomst nog nodig zijn op het terrein van de telecommunicatie? Hoeveel invloed dient de Europese Unie daarop te hebben? Hoe willen wij het frequentiebeleid vormgeven? Het internationale roaming is een probleem dat voor onze burgers bijzonder ergerlijk is, omdat zij nog steeds te hoge tarieven betalen voor internationale mobiele telefoongesprekken. De komende weken en maanden zullen we onszelf bezighouden met deze vraagstukken. Ik zie uit naar een interessante dialoog met u en ik denk dat de digitale wereld, die wetgevers zoals wij voor zoveel uitdagingen stelt, ons in de komende weken en maanden zeker flink zal bezighouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE), rapporteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik wil in deze interventie van één minuut de noodzaak van de toegang tot relevante informatie onderstrepen. Als de burgers niet de informatie krijgen die voor hun eigen leven van wezenlijk belang is, zal er geen sprake zijn van duurzame ontwikkeling. Essentiële informatie is de kern, het belangrijkste aspect, van de informatiemaatschappij. Zij wordt nu echter verborgen achter spelletjes en een fictieve amusementswereld, waarin het moeilijk is de essentiële informatie te vinden en te verzamelen waarmee de mens zijn leven kan beheersen en aan de democratie kan deelnemen. Het gaat dus om een kwestie die van wezenlijk belang is voor de democratie. Ik denk dat de commissaris hierover heeft nagedacht en ik wil dan ook haar mening over relevante informatie horen, terwijl zij nu deze hoge ambtenaar begroet.

 
  
MPphoto
 
 

  Viviane Reding, lid van de Commissie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs voor advies bedanken en alle leden van het Parlement die zich hebben beziggehouden met dit onderwerp, dat niet alleen uiterst belangrijk is voor de economische en industriële ontwikkeling, maar ook voor het welzijn van onze samenlevingen.

Om te beginnen zou ik kort willen antwoorden op de vraag van de heer Paasilinna over de informatie. Informatie speelt op twee niveaus, waarvan het eerste de jaarlijkse benchmarking is. Ik ben me ervan bewust, mijnheer de rapporteur, dat deze benchmarking en die cijfers voor verbetering vatbaar zijn. Ook ik ben soms gefrustreerd omdat ik niet over cijfers beschik die het belang van de sector en de ontwikkeling daarvan beter doen uitkomen. Een van de problemen is gelegen in het feit dat dit geen sector is waar nauwelijks beweging in zit, maar juist een die volop in beweging is. We zouden onze informatie dus bijna om de twee of drie maanden moeten bijstellen.

Het tweede niveau: welke informatie krijgt de consument? Het is in dit verband uiterst belangrijk dat we zaken aanpakken. Zo heb ik onlangs het startsein gegeven voor een enquête en raadpleging over RFID, omdat ik weliswaar van mening ben dat de economische bedrijvigheid op RFID-gebied tot ontwikkeling moet komen, maar daarnaast ook vind dat er met consumentenverenigingen en organisaties voor privacybescherming overleg moet worden gevoerd over de invloed van de nieuwe technologieën op de burger, en wellicht ook over maatregelen die getroffen moeten worden om de burger beter te beschermen. Er wordt dus het nodige gedaan. Ik reken erop dat het Europees Parlement bij deze discussies als spreekbuis van de burgers optreedt.

Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag kort willen antwoorden op enkele vragen die zijn gesteld.

Vrijwel alle sprekers hebben het gehad over de veiligheid op internet, en terecht. Internet is formidabel, maar zoals alles wat formidabel is heeft ook internet zijn negatieve kanten: het verkeerde gebruik van internet is er een van. Daarom gaan we in de komende weken een mededeling over spam, spyware en malware presenteren. Dit was het onderwerp van het seminar “Trust in the Net”, dat in februari dit jaar werd georganiseerd onder Oostenrijks voorzitterschap. Daarom werken wij samen met organisaties voor de bescherming van kinderen en vrouwen. Er zijn immers criminelen actief op het net, die een halt toegeroepen moet worden. In dit kader gaan we op onderzoeksgebied in 2007 het European Security Research Program presenteren, dat betrekking heeft op alle facetten – cryptografie, biometrie, smart cards, authentificatie, RFID, enzovoorts – waar altijd een veiligheidsaspect aan zit.

Een tweede steeds terugkerend thema, dat terecht door alle sprekers is genoemd, is dat van de digitale kloof en de regionale ontwikkeling. Als men de concurrentie immers vrij baan geeft, zal die ongetwijfeld daar tot ontwikkeling komen waar iets van de investeringen kan worden terugverdiend, ofwel in onze steden. De politiek moet de nieuwe technologieën dus de mogelijkheid bieden zich ook buiten onze steden te ontwikkelen. Tegen deze achtergrond zal de Commissie eind deze maand met een initiatief komen, dat ook betrekking zal hebben op regionale ontwikkeling en plattelandsontwikkeling.

Een derde thema, dat door sommige leden is aangeroerd, is het niveau van vaardigheden en vakbekwaamheden, en vooral de noodzaak van specifieke maatregelen voor vrouwen. Wat de vaardigheden en vakbekwaamheden betreft weten we al dat er op dit moment op technologisch gebied sprake is van een niveau van economische ontwikkeling dat 15 procent lager ligt dan zou moeten en kunnen, als gevolg van het tekort aan technici en ingenieurs. Het is dan ook van primair belang om ons onderwijs op dit terrein te hervormen. We hebben ook cijfers over het tekort aan vrouwen op dit vakgebied. Ik moet toegeven dat die cijfers wel minder somber zijn dan ik aanvankelijk dacht. Vrouwen doen het beter dan doorgaans wordt gedacht. Er is dus geen aanleiding voor al te grote bezorgdheid, maar wel voor actie. Samen met de commissaris die verantwoordelijk is voor onderwijs, en de commissaris die verantwoordelijk is voor onderzoek, ga ik dan ook een roadmap opstellen voor de betere integratie van vrouwen in wetenschappelijke opleidingen en onderzoek. Bovendien sporen wij vrouwelijke onderzoekers aan zich meer met technologisch onderzoek bezig te houden.

In 2007 komen we ook met een Europese gids met beste praktijken op dit gebied. Ik sta volledig achter de roep om begrotingsmiddelen voor onderzoek op ICT-gebied. U moet weten, dames en heren afgevaardigden, dat de huidige technologische successen – GSM bijvoorbeeld, die een wereldstandaard is geworden op basis van Europees onderzoek – gestoeld zijn op onderzoek uit de jaren tachtig. Als we ook morgen nog voorop willen lopen bij de wereldwijde technologische ontwikkelingen, moeten we het onderzoek van vandaag koesteren, dat immers leidt tot de resultaten van morgen. Als er dus niet in onderzoek wordt geïnvesteerd, kunnen we er zeker van zijn dat er morgen überhaupt geen economische sector meer zal zijn die zich op dit terrein gaat ontwikkelen.

Als ik dus vraag om voldoende middelen voor technologisch onderzoek, is dat niet om mezelf een plezier te doen, maar om de economie te ontwikkelen en daarmee ook voor morgen banen te scheppen hier in Europa, en om te voorkomen dat er arbeidsplaatsen en bedrijven naar landen buiten Europa worden overgebracht.

Sommigen van u zijn ingegaan op het juridisch kader. Ik zal hier heel duidelijk in zijn: de telecomverordening – overigens een zeer positief voorbeeld, dat naar het zich nu laat aanzien als model gaat dienen voor de hervorming van de markt en het juridisch kader in de sectoren vervoer en energie – is niet gemaakt voor regulering, maar voor deregulering, om markten open te stellen voor concurrentie.

Onze cijfers maken één ding duidelijk: op markten waar concurrentie heerst, dalen de prijzen en is de take-up van technologieën door de burger veel hoger. Op markten zonder concurrentie en met monopolies is er daarentegen helemaal geen take-up, omdat er geen aanbod op de markt is en omdat de prijzen te hoog zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de statistieken voor breedband, en u zult begrijpen dat deze markt alleen functioneert dankzij concurrentie, waarbij het – ik herhaal wat ik eerder heb gezegd – dan wel gaat om concurrentie op markten waar ook concurrentie mogelijk is. Er zijn correcties nodig op markten die te duur zijn voor de industriële economie, met andere woorden het regionaal beleid moet zich ontfermen over regio’s die wat verder van de stedelijke centra af liggen.

Het juridische kader wordt momenteel herzien. Ik heb een begin gemaakt met het overleg hierover en zal vóór de zomer met een herzieningsvoorstel voor de betreffende markten en een eerste voorstel voor de hervorming van het telecompakket komen. De raadpleging hierover zal in het tweede semester van dit jaar beginnen, en eind dit jaar zal ik u een nieuw telecompakket voorleggen, dat veel eenvoudiger zal zijn dan het telecompakket dat is voorgesteld, of het pakket dat nu geldt. Maar – ik ben hier heel duidelijk in – dit nieuwe pakket zal niet toestaan dat er wederom nieuwe monopolies ontstaan: ik ben zeer stellig op dit punt.

Het onderwerp roaming is ook ter sprake gebracht. Ik neem aan dat u weet dat ik afgelopen zomer heb gezegd dat ik overdreven hoge prijzen niet langer zou tolereren; u zult zich herinneren dat ik vorig jaar oktober een prijsvergelijking op een website heb gezet. Ik ben bezig met een vergelijking tussen de ontwikkelingen in die prijzen sinds oktober. Teleurgesteld als ik was over die ontwikkelingen, heb ik een verordening aangekondigd om de prijzen naar beneden te krijgen. En ziedaar: na die aankondiging dalen de prijzen van internationale roaming, wat een goede zaak is.

Ik zal binnen enkele weken bekendmaken wat ik hieraan ga doen, en aangeven of er wel of juist niet gereguleerd moet worden. Ik denk van wel: ik zal u dus een verordening voorleggen die ervoor zorgt dat de prijzen van internationale roaming weer reëel worden, en niet langer het karakter hebben van uit de lucht gegrepen prijzen die zwaar op het huishoudbudget drukken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt om 11.30 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE). – (HU) Honderdtwintig jaar geleden zei Thomas Edison: ‘Elektrisch licht zal zo goedkoop zijn dat alleen de allerrijksten kaarsen als verlichting zullen gebruiken’. Tegenwoordig kunnen alleen de allerrijksten het zich veroorloven niet over een mobiel telefoonnummer of e-mailadres te beschikken. Het is vandaag de dag bijzonder moeilijk om zonder deze twee instrumenten naar een betrekking te solliciteren, laat staan een bedrijf op te starten.

De verwezenlijking van de informatiemaatschappij is niet alleen een middel maar ook een basisvereiste voor groei en werkgelegenheid. Wij moeten ervoor zorgen dat alle gebieden tegelijkertijd op snelle en flexibele wijze ontwikkeld worden.

Wij moeten zelfs netwerken opzetten op terreinen waar dat vanuit marktoogpunt niet rendabel is. Dat moet eenvoudigweg een onderdeel van ons cohesiebeleid worden.

Wij moeten de bevolking betaalbare toegang tot de netwerken verschaffen. De markt zal ons daarbij helpen op voorwaarde dat wij geen nodeloze hindernissen opwerpen.

Wij moeten garanties bieden voor een veilige inhoud van goede kwaliteit. Dat vergt moderne opleidingsprogramma’s, innovatie, onderzoek en ontwikkeling en ongetwijfeld ook een efficiëntere bescherming van de intellectuele rechten.

Als wij te lang gewacht zouden hebben met het aanknippen van de elektriciteit, zouden wij onze vingers verbrand hebben aan de kaarsenwas. Als wij al wat verband houdt met de informatiemaatschappij op de lange baan schuiven, zal de geglobaliseerde ICT-economie ons maar al te graag voorbijrennen. Wij moeten dan ook dringend actie ondernemen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid