De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de Europese Raad en de Strategie van Lissabon.
Aangezien we onze agenda hebben gewijzigd als gevolg van de afgelasting van de formele vergadering, zal dit debat worden verlengd tot ongeveer twaalf uur. De stemming vindt direct na het debat plaats.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het debat van vandaag, dat een week voor de Voorjaarstop van de Europese Raad plaatsvindt, vormt een uitstekende gelegenheid om met elkaar van gedachten te wisselen over de belangrijkste onderwerpen waarmee de Top zich zal bezighouden. Zoals u weet zal de uitvoering van de Strategie van Lissabon op deze Top centraal staan. Het spreekt vanzelf dat een grondige voorbereiding de belangrijkste voorwaarde is voor het welslagen van een dergelijk voornemen. Daarom hebben de Raadsformaties die voor de verschillende onderwerpen verantwoordelijk zijn, de prioriteiten van de Europese Raad vanuit hun perspectief belicht en hun bijdragen ingediend. De ontwerpconclusies worden op dit moment in het kader van de vastgestelde procedure nader bekeken.
Op de eerste dag van de Europese Raad, dus op 23 maart, zal zoals gebruikelijk ook de tripartiete sociale top worden gehouden. Deze top moet ervoor zorgen dat er met name op het terrein van de werkgelegenheid, het economisch beleid en de sociale zekerheid afstemming plaatsvindt tussen de Raad, de Commissie en de sociale partners.
In dat verband verwelkomen wij uitdrukkelijk de initiatieven van de Europese instellingen voor meer verantwoordelijkheid, voor meer ownership op communautair niveau. Dat geldt ook voor de waardevolle bijdragen die onder meer afkomstig zijn van de tweede interparlementaire bijeenkomst van het Europees Parlement met de nationale parlementen. Ook van de burgers wordt in dit verband het nodige gevraagd.
De regeringen van de lidstaten hebben de taak hun burgers beter uit te leggen waarom uitvoering van dit partnerschap voor groei en werkgelegenheid urgent is. Daarom is het belangrijk dat ook de regionale en lokale overheden - binnen het kader van de grondwet van het desbetreffende land - en het maatschappelijk middenveld bij de invulling en uitvoering van de nationale hervormingsprogramma’s worden betrokken.
In dezelfde constructieve geest willen we vandaag in dit debat een open discussie met elkaar voeren over mogelijke oplossingen voor de gemeenschappelijke economische en sociale problemen van de Europese Unie en over de belangrijke rol die u daarbij als volksvertegenwoordigers speelt.
Zoals bekend besloot de Europese Raad in maart 2005 om de Strategie van Lissabon grondig te herzien en strakker toe te zien op de uitvoering. De nieuwe governance-cyclus is gebaseerd op partnerschap en verantwoordelijkheid. Tijdens de bijeenkomst in Hampton Court besloten de staatshoofden en regeringsleiders om aan de Strategie van Lissabon, die weer nieuw leven was ingeblazen, nog meer politieke impulsen te geven. Daarbij concentreerden zij zich op de vraag hoe Europese waarden een steun kunnen zijn voor de modernisering van de economie en de samenleving in een geglobaliseerde wereld.
Last but not least bereikte de Europese Raad tijdens de Top in december van het afgelopen jaar een politiek akkoord over de financiële vooruitzichten 2007-2013. Dat is op zichzelf al een belangrijk signaal en geeft aan dat de Europese Unie in staat is oplossingen te vinden, ook al beseffen we uiteraard dat we met u in een intensief en moeilijk overleg verwikkeld zijn. We willen dat overleg op constructieve wijze voeren, zodat we het akkoord dat de regeringen hebben gesloten, ook samen met u kunnen uitvoeren.
Europa staat voor nieuwe uitdagingen. Daartoe behoren de toename van de concurrentiedruk van buitenaf, zowel op economisch als op technologisch gebied, de vergrijzing van de bevolking, stijgende energieprijzen en de noodzaak om de energievoorziening te garanderen.
Sinds eind 2005 is er sprake van een aarzelend doch gestaag economisch herstel. Binnen een tijdsbestek van drie jaar - van 2005 tot en met 2007 - zullen in de Europese Unie naar verwachting zes miljoen nieuwe banen worden gecreëerd. Daarmee zou de werkloosheid in 2007 moeten dalen met bijna één procentpunt. De belangrijkste uitdaging voor de Europese Unie blijft echter om het aantal van 19,5 miljoen werklozen verder terug te dringen, de productiviteit te verhogen en het groeipotentieel te vergroten.
Het economisch herstel - hoe beperkt ook - is een uitstekende gelegenheid om in overeenstemming met de nationale hervormingsprogramma’s serieus werk te maken van structurele hervormingen. Ook dient intensiever te worden gestreefd naar een begrotingsconsolidatie in overeenstemming met het nieuwe Stabiliteits- en groeipact. Concrete doelstellingen en tijdschema’s vormen een nuttig instrument om de realisering van de geplande hervormingen te bespoedigen en betere resultaten op het gebied van groei en werkgelegenheid te bereiken.
Uitgaande van de besluiten die in het voorjaar van 2005 zijn genomen, heeft de Europese Raad geïntegreerde strategische richtsnoeren aangenomen. Op basis daarvan heeft iedere lidstaat een nationaal hervormingsprogramma opgesteld dat aan de behoeften van het desbetreffende land beantwoordt. De Commissie heeft een “Lissabon-programma voor de Gemeenschap” gepresenteerd, waarin maatregelen worden voorgesteld die op communautair niveau moeten worden genomen. Ook het jaarlijkse voortgangsverslag van de Commissie levert een belangrijke bijdrage aan het proces van de herziene strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid.
Alle lidstaten hebben voortvarend gewerkt aan de totstandkoming van een degelijk nationaal hervormingsprogramma. Deze programma’s, die op de behoefte en de concrete situatie van iedere lidstaat zijn toegesneden, zijn bedoeld om hervormingen door te voeren. De nationale hervormingsprogramma’s zijn een belangrijke eerste stap waardoor de eigen verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid bij de hervormingsprioriteiten worden vergroot. De nationale hervormingsprogramma’s vormen in hun totaliteit een goede basis voor de verdere uitvoering van de hervormingsagenda.
Naar de mening van de Commissie zouden sommige programma’s specifiekere doelstellingen en tijdschema’s en meer bijzonderheden over de begrotingsaspecten van de beoogde hervormingen moeten bevatten. Ook zouden ze meer aandacht moeten besteden aan mededingingsvraagstukken en aan het wegnemen van belemmeringen voor de markttoegang. Overigens wil ik vanaf deze plaats de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, heel hartelijk bedanken, zowel voor het door de Commissie verrichte werk, dat van eminent belang is voor de voorbereiding van de Top, als voor het feit dat de Commissie zeer snel en zeer grondig te werk is gegaan.
De noodzakelijke instrumenten zijn voorhanden. Het tijdig en zo breed mogelijk realiseren van onze doelstellingen is daarom de hoogste prioriteit voor de lidstaten in 2006. Naast de maatregelen die reeds zijn gepland, zullen de lidstaten daartoe zo nodig extra maatregelen nemen.
De Commissie heeft niet voorgesteld de richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid te actualiseren. Dat betekent dat de huidige richtsnoeren volledig van kracht blijven. Na de ingrijpende wijzigingen van vorig jaar zal het accent nu op meer actie en meer continuïteit liggen.
In overeenstemming met de nieuwe wijze waarop de Strategie van Lissabon wordt gestuurd, hebben de lidstaten concrete maatregelen genomen om de nationale parlementen en de vertegenwoordigers van regionale en lokale overheden, alsmede de sociale partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, bij de ontwikkeling van de nationale programma’s te betrekken.
De Europese burgers moeten nu nog actiever bij het proces worden betrokken. We moeten hen ervan overtuigen dat tijdige en op zinvolle wijze doorgevoerd hervormingen zullen bijdragen aan een hogere levensstandaard en een betere spreiding van de welvaart.
Van bijzonder belang daarbij is de medewerking van dit Parlement. Het Europees Parlement kan ons helpen om alle actoren aan te zetten tot meer verantwoordelijkheid, tot meer ownership voor de Strategie van Lissabon en om hun betrokkenheid ook voor de toekomst te waarborgen. Discussies zoals deze van vandaag bieden daarvoor een uitstekende gelegenheid.
In dit verband wil ik ook opmerken dat het Oostenrijkse voorzitterschap een zeer grote betekenis toekent aan het compromis over de dienstenrichtlijn dat het Europees Parlement in eerste lezing heeft bereikt. Het is een evenwichtig resultaat dat een goede basis vormt voor de verdere werkzaamheden. Alleen al uit het grote aantal ingediende amendementen blijkt hoe omstreden dit dossier nog steeds is. In het licht van dit resultaat en van de discussies die tot nu toe in de Raad zijn gevoerd, streeft het voorzitterschap ernaar van de Europese Raad een verzoek te doen uitgaan aan de Commissie om het herziene voorstel zo snel mogelijk voor te leggen en de Raad de hoop te doen uitspreken dat de instellingen het wetgevingsproces snel zullen kunnen afronden.
Het is de bedoeling van het voorzitterschap dat de Europese Raad in het kader van de vorig jaar goedgekeurde geïntegreerde richtsnoeren prioritaire maatregelen vaststelt die voor eind 2007 moeten worden uitgevoerd. De Voorjaarstop wijdt zich in het kader van de herziene strategie van Lissabon aan de onderwerpen die zowel in de nationale hervormingsprogramma’s als in het voortgangsverslag van de Commissie als prioriteit worden gezien, namelijk onderzoek, ontwikkeling en innovatie, beleid voor het midden- en kleinbedrijf, werkgelegenheid en energie. Daarnaast blijven natuurlijk maatregelen nodig die de drie dimensies van de strategie van Lissabon - economie, sociale samenhang en milieu - over de hele linie bevorderen. Om concreet met de realisatiefase te kunnen beginnen en om tastbare resultaten te bereiken, moeten we streven naar een goede mix van controleerbare verplichtingen die de vijfentwintig lidstaten zichzelf opleggen en aanbevelingen van de Commissie. Hoe hoog het ambitieniveau op dit punt moet zijn, wordt momenteel nog besproken in de discussies ter voorbereiding van de Raad.
Een van de pijlers van de Strategie van Lissabon wordt gevormd door onderzoek en ontwikkeling, als motor voor productie en toepassing van kennis. Reeds vier jaar geleden stelden we ons ten doel dat Europa in 2010 drie procent van het bruto binnenlands product aan onderzoek moest besteden, waarbij een aanzienlijk deel van de uitgaven, namelijk tweederde, door het bedrijfsleven moest worden gefinancierd. Het zou verstandig zijn om de door de Europese Unie ter beschikking gestelde middelen via gezamenlijke nationale inspanningen te verhogen. Om het onderzoeksaandeel te vergroten, dient ook de samenwerking tussen universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven te worden uitgebreid.
Zoals we allen weten, zijn we juist op dit voor onze toekomst zo belangrijke terrein nog niet zo ver gevorderd. De uitgaven voor onderzoek in de Unie bedragen momenteel slechts ongeveer 1,9 procent.
Dankzij onze inspanningen konden we samen met de Commissie een dynamiek op gang brengen en de lidstaten ervan doordringen dat concrete doelstellingen en vrijwillige verplichtingen belangrijk zijn voor het vergroten van de investeringen in onderzoek. Alle lidstaten hebben inmiddels hun ambitieniveau verhoogd en bijpassende nationale doelstellingen geformuleerd.
Bovendien spelen in onze snel veranderende informatiemaatschappij moderne communicatiestrategieën een belangrijke rol bij de bevordering van innovatie. Met betrekking tot het hoger onderwijs willen we de lidstaten ertoe oproepen om uiterlijk in 2007 - afhankelijk van wat nationaal gebruikelijk is - de toegang voor universiteiten tot aanvullende private financiering te vergemakkelijken en barrières te slechten die samenwerking tussen academische instellingen en het bedrijfsleven in de weg staan.
In de tweede plaats moet er meer worden gedaan om goede randvoorwaarden voor bedrijven te creëren, ondernemerspotentieel aan te boren en in het bijzonder de positie van het midden- en kleinbedrijf te verbeteren. Ook dit is een onderwerp waarover de Europese Raad zich zal moeten buigen. Het midden- en kleinbedrijf heeft een groot aandeel in de Europese economie en kan daarom terecht worden aangemerkt als de motor ervan. Er zijn in Europa circa 23 miljoen kleine en middelgrote bedrijven die zorgen voor bijna 75 miljoen arbeidsplaatsen. Maatregelen die gericht zijn op het versterken en bevorderen van het midden- en kleinbedrijf als ruggengraat van de Europese economie, kunnen daarom in belangrijke mate bijdragen aan groei en werkgelegenheid. We willen ook de administratieve belemmeringen voor het midden- en kleinbedrijf verminderen en ons inzetten voor een reductie van de tijd en de kosten die met het oprichten van een onderneming zijn gemoeid.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. - Mijnheer Winkler, neemt u mij niet kwalijk, normaal gesproken is de spreektijd van de Raad en de Commissie niet beperkt, maar vanmorgen zitten we krap in de tijd vanwege de duur van ons vorige debat. Ik zou u willen verzoeken om, indien mogelijk, eveneens uw spreektijd beperkt te houden, opdat er tijd overblijft voor de afgevaardigden. Bij voorbaat dank.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, neemt u mij niet kwalijk dat ik te lang van stof ben. Ik zal het kort houden en afronden. Er zijn diverse terreinen waarop hoognodig iets moet worden gedaan. Mijn bijdrage zou onvolledig zijn wanneer ik niet ook de arbeidsmarkt zou noemen, en dan met name het bevorderen van de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt. In de Europese Raad willen we juist aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid bijzondere aandacht besteden. We streven er onder meer naar om voor 2010 het aantal voortijdige schoolverlaters terug te dringen en ervoor te zorgen dat meer jongeren hoger voortgezet onderwijs volgen. Ook de bestrijding van langdurige werkloosheid moet bij onze inspanningen centraal staan.
Tot slot zal ook energie een zeer belangrijk thema zijn; niet alleen vanwege de betekenis die deze sector heeft voor het creëren van groei en werkgelegenheid, maar natuurlijk ook tegen de achtergrond van de jongste gebeurtenissen. Ik hoop dat de Europese Raad ook op dit gebied, evenals bij de andere onderwerpen die ik heb genoemd, belangrijke impulsen zal geven die de toekomstige activiteiten van alle instellingen van de Europese Unie op beslissende wijze zullen beïnvloeden.
De Voorzitter. - Nee, mijnheer Winkler, er is geen beperking van de spreektijd van de fungerend voorzitter van de Raad en de Commissie, maar vandaag moeten we de beschikbare tijd eerlijk delen, want tijd is een schaarse en niet-hernieuwbare hulpbron.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Raad van vorige week kwam op een belangrijk moment. Vandaag zien we de eerste bemoedigende tekenen van een groeiend consumentenvertrouwen in Europa: de investeringen trekken aan, de groeicijfers zien er steeds beter uit. Dat is goed nieuws. Laten we deze gunstige economische omstandigheden te baat nemen om een nieuwe sprong vooruit te maken in de richting van onze doelstelling, te weten groei en werkgelegenheid. Laten we naar een hogere versnelling schakelen.
Vorig jaar stelden we voor het sturen van het economisch beleid in Europa ingrijpend te herzien. We hebben afgesproken om samen te werken in een partnerschap. We hebben een gedeelde verantwoordelijkheid genomen en onze strategie en onze prioriteiten weer op de hoofdzaak afgestemd. Deze nieuwe benadering heeft zeer brede steun gekregen in het Parlement, en ik wil u dan ook graag bedanken voor uw rol in dat verband.
In haar verslag aan de Voorjaarsraad stelt de Commissie meerdere prioritaire acties voor groei en werkgelegenheid voor. Ik zal niet gedetailleerd ingaan op alle specifieke maatregelen die wij voorstellen, maar er enkele thema's uitlichten die mij vandaag bijzonder belangrijk lijken.
Ik ben blij dat er nu vijfentwintig nationale hervormingsprogramma's zijn aangenomen. Daarin wordt uiteengezet hoe elk van de lidstaten de gezamenlijk overeengekomen richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid zal vertalen naar zijn eigen specifieke nationale situatie. De nationale hervormingsplannen mogen dan niet allemaal even ambitieus zijn, ze zijn kwalitatief misschien niet allemaal van hetzelfde niveau, maar ze vormen niettemin een goede basis om mee verder te werken.
Het moge duidelijk zijn dat het hier slechts om een eerste stap gaat, en iedereen weet dat verslagen geen banen scheppen. Het is nu zaak ervoor te zorgen dat de politieke wil en de vastberadenheid er zijn om juist deze intenties in de praktijk te brengen.
Daarom moet dit jaar de daad bij het woord worden gevoegd. De komende maanden zal de Commissie nauw samenwerken met de lidstaten om hen te helpen bij de tenuitvoerlegging van hun nationale programma's en om te zorgen voor de follow-up daarvan. Ik ben het Parlement zeer erkentelijk voor de rol die het in dat verband op zich neemt. Dankzij de gezamenlijke bijeenkomsten van het Europees Parlement en de nationale parlementen over de Strategie van Lissabon zijn de vertegenwoordigers van de nationale parlementen zich veel sterker bewust geworden van de uitdagingen en voelen zij zich aangemoedigd tot actieve deelname aan het proces.
Dat neemt niet weg, geachte afgevaardigden, dat er nog veel werk gedaan moet worden om de lidstaten ervan te overtuigen deze nieuwe strategie voor groei en werkgelegenheid als hun eigen project te beschouwen. In het kader van het partnerschap trekt de ene lidstaat lering uit de ervaringen van de ander. Iedereen heeft wat te bieden en iedereen heeft wat te leren. Ik kan echter niet vaak genoeg benadrukken dat alleen optreden van de kant van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement niet voldoende is, en dat ook de nationale parlementen, de sociale partners, de nationale partijen - en niet alleen de Europese partijen - en de Europese publieke opinie op positieve wijze erbij betrokken moeten worden. Dat is een voorwaarde voor het welslagen van onze hernieuwde strategie voor groei en werkgelegenheid.
Een andere belangrijke kwestie is het vrije verkeer van werknemers. Ik heb opgemerkt dat het Parlement in de resolutie die het tot besluit van het debat heeft ingediend, de lidstaten verzoekt zo snel mogelijk een onbeperkte vrijheid van verkeer van burgers en werknemers in de Europese Unie te bewerkstelligen en zich vastberaden in te zetten voor de verbetering van de kwaliteit van de arbeid in al zijn facetten. Ik sta volledig achter dit voorstel van het Europees Parlement. Bovendien geven de feiten u gelijk. Uit een recente analyse van de Commissie blijkt duidelijk dat de effecten van de instroom van werknemers uit de Centraal- en Oost-Europese lidstaten naar de vijftien oude lidstaten hoofdzakelijk positief zijn. Dat is slechts een van de redenen waarom de Commissie opgetogen is over de recente aankondigingen - die volgden op de publicatie van onze mededeling - van eerst Finland, Portugal en Spanje en nu ook Nederland om, in navolging van Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, de beperkingen op het vrije verkeer van werknemers in Europa op te heffen. Ik wacht met ongeduld af tot de andere landen zich bij hen aansluiten.
(Applaus)
In een gemondialiseerde economie kan geen enkele lidstaat zich een solotoer permitteren. Het is nu een slecht moment voor economisch nationalisme. We kunnen het Europa van morgen niet opbouwen met nationalistische retoriek.
(Applaus)
Het verdedigen van "nationale kampioenen" op de korte termijn betekent op de langere termijn meestal dat zij naar de tweede rang worden verwezen. De meest efficiënte bedrijven, die de concurrentiestrijd in alle hevigheid hebben moeten aangaan, zullen de nationale toppers achter zich laten wanneer zij de internationale markten opgaan. Het moge duidelijk zijn, geachte afgevaardigden, dat wat we nodig hebben geen nationale kampioenen zijn, maar mondiale kampioenen die in Europa zijn gevestigd en die maximaal profiteren van onze interne markt.
(Applaus)
Laat er echter geen misverstand over bestaan: de Commissie zal haar bevoegdheden uitoefenen zodra ondernemingen misbruik maken van een overheersende marktpositie. Het is haar wettelijke taak om toe te zien op de toepassing van de concurrentieregels en de consument te beschermen. Zij zal zich ten volle van deze plicht kwijten.
(EN) De uitdaging waarvoor de globalisering ons stelt, vraagt om een versterking van de interne markt. De vrijheid van dienstverlening is een essentieel onderdeel van de interne markt en we hebben reeds gezegd dat de dienstensector enerzijds en het midden- en kleinbedrijf anderzijds tegenwoordig de belangrijkste aanjagers van werkgelegenheid in Europa zijn.
Ik wil u bedanken voor het resultaat van de eerste lezing in het Parlement van de dienstenrichtlijn. U hebt amendementen voorgesteld die over het geheel genomen gebaseerd zijn op een brede consensus, waardoor wij nu verder kunnen gaan. De Commissie zal positief reageren op uw consensus.
Begin volgende maand zullen wij een gewijzigd voorstel ter tafel leggen, dat grotendeels gebaseerd zal zijn op deze eerste lezing en op de besprekingen in de Raad. Zoals wij weten, zal het Oostenrijks voorzitterschap kort daarna aan een gemeenschappelijk standpunt van de Raad gaan werken. Ik hoop dat deze wetgeving vervolgens snel kan worden aangenomen, want als het ons ernst is met de groei en de werkgelegenheid, moeten we vooruitgang boeken op dit gebied.
(Applaus)
De uitdagingen op energiegebied die ons in de eenentwintigste eeuw te wachten staan, vereisen een krachtig en effectief antwoord. Na een lange periode van relatieve stabiliteit, kunnen we niet langer uitgaan van zekere en betaalbare energievoorraden. Toegenomen afhankelijkheid van geïmporteerde energie, hogere energieprijzen en klimaatverandering zijn problemen die alle lidstaten van de Europese Unie ondervinden. Alleen met een Europese respons, die gebaseerd is op duurzaamheid, concurrentiekracht en zekerheid, kunnen we deze enorme problemen het hoofd bieden.
Wij hebben in ons Groenboek zes hoofdmaatregelen eruit gelicht. Zo moeten wij een echte, Europese interne markt voor elektriciteit en gas tot stand brengen. We moeten beter integreren, want betere integratie leidt tot meer solidariteit tussen de lidstaten in tijden van crisis. Ook moeten wij de overgang naar een economie met een lage koolstofemissie versnellen en daarbij met het oog op duurzaamheid zowel nieuwe als bestaande energiebronnen gebruiken. We moeten niet alleen het energieaanbod veranderen, maar ook de energievraag. Er bestaan namelijk ruime mogelijkheden om energie efficiënter te gebruiken ten behoeve van het klimaat, de consument en onze veiligheid.
Europa loopt voorop wat de ontwikkeling van koolstofarme technologieën betreft. We moeten die positie niet prijsgeven. Europa moet meer innoveren op het vlak van hernieuwbare brandstoffen en alles wat met milieuvriendelijke technologie te maken heeft. En ten slotte moeten we - en dit is zeker niet het minst belangrijk - een meer coherente en geïntegreerde aanpak bevorderen in onze betrekkingen met derde landen en in internationale fora.
Soms hoor ik mensen zeggen dat een Europees energiebeleid niet haalbaar is omdat het raakt aan gebieden waar de lidstaten nationale strategische belangen hebben. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de Europese Gemeenschap in feite nu juist gebaseerd was op een gemeenschappelijk Europees beleid voor kolen en staal, de twee gebieden waarvan men meende dat ze het meest gevoelig lagen, gezien de nationale strategische belangen van de lidstaten in die tijd. Juist omdat energie een strategisch onderwerp is, hebben we een Europese strategie nodig en niet vijfentwintig nationale strategieën. Dat is precies de reden waarom we die strategie nodig hebben.
(Applaus)
Met het Groenboek nodigen wij iedereen uit een bijdrage te leveren aan dit belangrijke debat. Ik voel mij zeer bemoedigd door het gunstige onthaal dat ons Groenboek ten deel is gevallen en door de zeer overtuigde steun van het Oostenrijkse voorzitterschap, en ik verheug mij op een krachtige steun van het Europees Parlement aan deze nieuwe EU-strategie.
Ik wil er ook met klem op wijzen dat sociale cohesie beschouwd moet worden als een vast bestanddeel van de groei- en werkgelegenheidsstrategie. De Commissie realiseert zich terdege dat er banen van hoge kwaliteit gecreëerd moeten worden en dat onzekere arbeidsomstandigheden moeten worden vermeden. Ik denk dat de globalisering grote kansen biedt, maar we kunnen en mogen niet de ogen sluiten voor de druk waaronder bedrijven en werknemers staan als gevolg van de hevige internationale concurrentie. Daarom heeft de Commissie voorgesteld een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering in het leven te roepen. Dat fonds zal als een schokdemper fungeren voor de krachtige motor van de globalisering. Het zal de inspanningen van de lidstaten aanvullen om de werkenden die door de globalisering getroffen zijn, weer overeind te helpen. Waar het om gaat, is dat mensen worden omgeschoold en geholpen worden de carrièreladder weer op te gaan, op een manier die een duurzaam effect heeft. We moeten de sociale partners betrekken bij onze discussies over werkgelegenheid en arbeidsmarkten.
De economische toekomst van Europa hangt ervan af of wij de best opgeleide mensen hebben, die beschikken over een breed scala aan vaardigheden en over het aanpassingsvermogen dat een kenniseconomie vereist. Daarom moeten we de investering in het hoger onderwijs fors verhogen. De Commissie stelt een streefcijfer voor van twee procent van het bruto binnenlands product vóór 2010.
Tegelijkertijd moeten we voor 2010 de uitgaven van Europa aan onderzoek en ontwikkeling verhogen tot drie procent van het BBP. Dat betekent dat er op nationaal niveau ambitieuzere doelstellingen moeten worden vastgesteld, en dat er ambitieuzere maatregelen moeten worden genomen om die doelstellingen te verwezenlijken. We hebben een aantal uitmuntende universiteiten en onderzoekscentra die echt baat zullen hebben bij een verhoging van de middelen. Onze stelsels zijn echter gefragmenteerd. Er is een kloof tussen hoger onderwijs en onderzoek enerzijds en bedrijven en de economie anderzijds. Daar lijkt geen verbinding tussen te zijn.
Te veel van onze knapste koppen trekken weg uit Europa. Daarom heeft de Commissie, in haar streven naar topkwaliteit, voorgesteld een Europees instituut voor technologie op te richten. Het Europees Instituut voor Technologie zou een aanvulling moeten vormen op andere maatregelen. Het zou gebruik moeten maken van de middelen die beschikbaar worden gesteld door de deelnemende partners, en wel op een wijze die effectiever is voor zowel deze partners als de hele economie van de Europese Unie. Het is een ambitieus project. Ik zal de staatshoofden en regeringsleiders vragen dit idee goed te keuren en ik vraag het Parlement om steun. Airbus en Galileo hebben het belang van succesvolle Europese vlaggenschepen aangetoond. Het Europees Instituut voor Technologie zou het volgende vlaggenschip moeten zijn. Het is een symbool van een Europese doelstelling, maar het is meer dan slechts een symbool: het geeft meerwaarde aan onze collectieve inspanningen ten behoeve van onderzoek, onderwijs en innovatie.
Ik ben mij er ook van bewust dat er meer gedaan moet worden op dit gebied en mijns inziens kunnen wij op deze manier duidelijk laten zien dat ons veel gelegen is aan deze kennisdriehoek. Kortom, een sterkere toewijding aan Europa zal meer welvaart en vrijheid opleveren voor onze burgers.
Ik dank u hartelijk voor de steun die u in uw ontwerpresolutie zo uitstekend onder woorden heeft gebracht. Volgende week moet de Europese Raad laten zien dat hem evenveel gelegen is aan groei en werkgelegenheid. De tijd is gekomen om onze beloften waar te maken. Geen woorden meer, maar daden.
(Applaus)
Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, Lissabon staat voor groei en werkgelegenheid en daarmee in essentie voor het concurrentievermogen van de economie van de Europese Unie. Ik ben blij met de persoonlijke inzet van de voorzitter van de Commissie en met het feit dat hij dit tot een prioriteit voor de Commissie heeft gemaakt.
Mijnheer de voorzitter van de Commissie, het doet me goed u te horen zeggen dat het opnieuw vervallen in economisch nationalisme of in economisch patriottisme - zoals sommigen het positief verwoorden - de ondergang van de Europese economie zou betekenen en ertoe zou leiden dat we in deze tijd van globalisering de mondiale concurrentie op geen enkele wijze meer aankunnen.
(Applaus)
Daarom ben ik u dankbaar voor uw strijdbare opstelling. Ik hoop dat u daarvan ook blijk zult geven in de Raad, tijdens de topbijeenkomst met de staatshoofden en regeringsleiders. Staatssecretaris Winkler, onze waardering voor u als persoon is groot en wij stellen uw aanwezigheid zeer op prijs. Nu de Commissie zich echter door haar voorzitter laat vertegenwoordigen, zou het passender zijn geweest indien ook het Raadsvoorzitterschap op hetzelfde niveau, met een minister, zou zijn vertegenwoordigd. Daarover moeten we het nog maar eens hebben. Ik wil uitdrukkelijk mijn waardering uitspreken voor u als persoon, maar de instellingen behoren in debatten als dit op gelijkwaardige wijze te zijn vertegenwoordigd. Mijn opmerking staat los van de vraag of u tot een bepaalde politieke partij behoort; het gaat hier om de instellingen van de Europese Unie.
Aan het proces van Lissabon, dat een continu proces is en niet ophoudt in 2010, kent het Europees Parlement een hoge prioriteit toe. Daarom hebben we de coördinatiegroep ingesteld onder voorzitterschap van onze fractiegenoot, de heer Joseph Daul. Ik ben blij dat de drie grootste fracties dit proces in hun werk zo centraal stellen. Misschien zullen de andere fracties, mijnheer Wurtz, ons daarin nog volgen, en ik zeg dit natuurlijk ook tegen de Groenen, die nu echter helemaal niet aanwezig zijn, en tegen misschien nog een paar anderen …
(Protest)
… inderdaad, de voorzitters zijn er niet. Weest u blij dat ik zoveel belang hecht aan uw voorzitters! De gemeenschappelijke interne markt met het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal is een absolute voorwaarde, wil de Europese Unie op de wereldmarkten kunnen concurreren.
Ik roep de staatshoofden, regeringsleiders en regeringen op een voorbeeld te nemen aan de wijze waarop het Parlement zich voor de dienstenrichtlijn heeft ingezet. Tegen de regeringen zeg ik: wie nu nog iets anders denkt te kunnen bereiken, doet het compromis over de dienstenrichtlijn teniet. Daarom roep ik de regeringen op een voorbeeld te nemen aan het Europees Parlement.
Hoewel het niet mijn taak is om iemand te verwelkomen, ben ik als voorzitter van de PPE-DE-Fractie toch blij dat een van de voorzitters van de Groenen nu ook aanwezig is. Mijnheer Cohn-Bendit, samen zullen we van Europa iets maken.
We hebben in de Europese Unie ondernemingsgeest nodig. Ondernemingen zijn immers niet iets abstracts. Engagement betekent vrijheid scheppen, en ondernemingsgeest betekent werkgelegenheid scheppen. We hebben een positief perspectief nodig.
Mijnheer de voorzitter van de Commissie, wij juichen uw voorstel voor de oprichting van een Europees Instituut voor Technologie toe, zolang dat maar niet betekent dat er een nieuwe grote universitaire instelling wordt gecreëerd. Veeleer moet het gaan om een netwerk van de reeds in Europa bestaande technologische instituten, zodat er toegevoegde waarde ontstaat en Europa op het gebied van innovatie en onderzoek echt een van de toonaangevende regio’s in de wereld wordt. U noemde Galileo, u noemde Airbus. We hebben nieuwe projecten nodig en daarom steunen wij uw suggestie.
Dan nog een slotopmerking, want ik beschik niet over vijftien minuten zoals de Raad en de Commissie. Ook daarover moeten wij, Voorzitter, eens nadenken. Wij moeten nagaan hoe wij een evenwichtiger situatie kunnen bewerkstelligen. Ik pleit ervoor dat het Europees Parlement bij deze vraagstukken nauw samenwerkt met de nationale parlementen, omdat het zowel een nationale als Europese verantwoordelijkheid is om Europa concurrerend te maken en de Europese Unie in economisch en ander opzicht tot volledige ontwikkeling te brengen.
(Applaus)
Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het woord onder verwijzing naar de artikelen 166, lid 1, en 121, lid 2, van het Reglement. Neemt u mij niet kwalijk dat ik het debat onderbreek, maar aan het begin hiervan vroeg Sir Robert Atkins het woord voor een motie van orde, waarvan u vond dat het geen motie van orde was omdat ze niets te maken had met het onderwerp dat aan de orde was. In feite had hij het over een buitengewoon belangrijke kwestie die onder artikel 166 valt. Wanneer het Reglement van het Parlement niet wordt nageleefd, is het volkomen in overeenstemming met de regels als een lid van het Parlement uw aandacht daarop vestigt.
Zoals Sir Robert verklaarde is het heel goed mogelijk dat de Britse regering buiten haar boekje gaat en het Gemeenschaprecht schendt ten aanzien van de vertrouwelijkheid. De bevoegde commissie heeft u daarover geschreven. Ik zou u willen vragen of u Sir Robert Atkins een antwoord kunt geven voordat we overgaan tot de stemming.
Nogmaals, ik verwijs hierbij naar artikel 166, lid 1, en artikel 121, lid 2, van het Reglement.
Mijn excuses voor deze onderbreking.
De Voorzitter. - Ook ik betreur deze onderbreking.
Dames en heren, vanaf nu zal de Voorzitter van de vergadering strenger moeten zijn bij het beoordelen van verzoeken om moties van orde, want keer op keer maakt u oneigenlijk gebruik van deze procedure.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, toen het proces van Lissabon van start ging, was dat de eerste echte, en naar mijn mening ook zeer doordachte poging om een Europees antwoord te geven op de uitdagingen van de globalisering. Het uitgangspunt van Lissabon was dat we in de intercontinentale concurrentie op den duur alleen kunnen overleven en ons tegenover concurrenten in andere werelddelen kunnen handhaven, als we de sterkste kenniseconomie van de wereld worden - maar dan wel op Europees niveau.
Dat was een goede stap, maar wat is er sindsdien gebeurd? Degenen die tot deze stap besloten hebben, kunnen niet kiezen: ze weten niet of ze die stap op Europees niveau of op nationaal niveau moeten zetten. Ze worden heen en weer geslingerd tussen twee boodschappen. De ene luidt: “We kunnen bij deze concurrentie alleen in Europees verband overleven”, hetgeen juist is, en de andere boodschap in eigen land is: “Eigenlijk zijn we als regering mans genoeg om het zelf te doen”, wat bij de kiezer natuurlijk beter aanslaat. Het resultaat is dat zowel op Europees als op nationaal niveau te weinig in het proces van Lissabon wordt geïnvesteerd. Dat is de balans na zes jaar!
(Applaus)
Mijnheer de voorzitter van de Commissie, ik ben u dankbaar voor wat u hebt gezegd, maar ik vind het ook jammer dat u iets verzwijgt. Tussen datgene wat u ook vandaag weer hebt benadrukt, namelijk de noodzaak van betrokkenheid - ook in financiële zin - en hetgeen er in werkelijkheid gebeurt, gaapt een diepe kloof. U hebt samen met uw Commissie aangegeven wat er de komende zeven jaar voor de financiering van de EU nodig is. Daarnaast heeft de Raad een financieel kader vastgesteld. Tussen uw aanbeveling en hetgeen de Raad heeft besloten, gaapt echter een gat van 40,82 procent!
De Raad heeft voor de financiële vooruitzichten 40,82 procent minder uitgetrokken dan u hebt gevraagd. Dat, mijnheer de voorzitter van de Commissie, zijn verschillende boodschappen en verschillende bouwstenen. Wie voortdurend andere bouwstenen produceert, kan geen mooi huis bouwen. Daarmee kun je zelfs geen krot bouwen. Daarvan kun je zelfs geen skihut maken in Arlberg am Lech - of omgekeerd - in Lech am Arlberg, waar je ’s avonds zeemansliederen kunt zingen. Welkom in het dal, mijnheer de voorzitter van de Commissie, de afdaling is nu ten einde.
(Luid gelach)
Het tripartiet overleg over de financiële vooruitzichten dat de komende dagen zal plaatsvinden en de daarop aansluitende Top illustreren deze tegenstrijdigheid: in het tripartiet overleg heerst een kruideniersmentaliteit en worden de laatste euro’s bijeen geschraapt om ze maar niet aan Europa te hoeven geven.
(Applaus)
Drie dagen later komen de staatshoofden en regeringsleiders bij elkaar om te verkondigen hoe belangrijk de Top van Lissabon is geweest en hoe belangrijk de doelstellingen van Lissabon zijn. Dat is precies wat Europa in de weg staat: het proces van Lissabon mist een coherente en consistente aanpak.
We hebben in het Europees Parlement geprobeerd de voor Europa noodzakelijke flexibilisering te combineren met het allernoodzakelijkste aan sociale samenhang. Deze twee elementen kunnen immers niet los van elkaar worden gezien. Wie de bevolking erbij wil betrekken - en daarin hebt u, staatssecretaris Winkler, zeker gelijk - , wie wil dat de mensen meedoen, moet de globalisering als kans presenteren, maar moet ook het risico verkleinen dat de globalisering altijd als argument wordt gebruikt om de sociale normen te verlagen. Bij de dienstenrichtlijn hebben we geprobeerd duidelijk te maken dat we voor flexibiliteit zijn waar dat nodig en mogelijk is, maar wel met behoud van de sociale samenhang. Daarom ga ik ervan uit dat de Commissie en de Raad de verdere beraadslagingen over de dienstenrichtlijn baseren op het standpunt van het Europees Parlement. Ik kan u alleen maar waarschuwen daarvan niet af te wijken! U hebt de toezegging gedaan, en ik heb u vandaag horen zeggen, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dat u zich ook aan die toezegging zult houden. We zullen daarop ook toezien. Daar kunt u zeker van zijn!
Over de toekomst van het proces van Lissabon staat nu wel voldoende op papier. Wat we nodig hebben, zijn investeringen in onderzoek en onderwijs en opleiding, zodat de besten niet de benen nemen naar andere werelddelen. Wat we nodig hebben, zijn investeringen in levenslang leren. Wanneer immers goede kwalificaties de voorwaarde zijn voor toegang tot de arbeidsmarkt, dan is levenslang leren een grondrecht dat eenieder die toegang tot de arbeidsmarkt waarborgt.
Gisteren maakte de president van de Bondsrepubliek Duitsland ons aan de hand van Erasmus duidelijk, welke wensen er onder de jongeren in Europa leven. Erasmus is echter een van de programma’s waarop de Raad in de financiële vooruitzichten het meest heeft bezuinigd. Ik zeg dus nogmaals: het proces van Lissabon zit als los zand aan elkaar.
(Applaus)
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, meer dan ooit in de geschiedenis van de Unie bestaat er een kloof tussen degenen die vooruit willen en degenen die terug willen, tussen enerzijds degenen die staan voor de interne markt en de Lissabon-agenda, omdat efficiëntie, concurrentiekracht en groei op lange termijn daardoor het best gewaarborgd worden, en anderzijds degenen die de vrije handel verwerpen ten gunste van een economisch patriottisme dat - zoals Giulio Tremonti zei - verwant is aan het patriottisme van vlak voor de Eerste Wereldoorlog.
Ironisch genoeg zullen de burgers van Frankrijk, Spanje of Polen net zo weinig profijt hebben van dit zogenaamde patriottisme - een nauwelijks verhuld economisch nationalisme - als de rest van Europa. Het is immers eerlijke concurrentie die de motor is van de wereldmarkt, die de kwaliteit doet stijgen en de prijzen doet dalen, en het is eerlijke concurrentie die door protectionisme wordt ondermijnd. Als een bedrijf vindt dat het commercieel verstandig is te fuseren met een ander bedrijf, wie zijn wij dan dat wij daarvoor belemmeringen opwerpen? Het grote succes van de euro is dat, zoals de voorzitter van de Commissie al aangaf, fusies en overnames snel verlopen. Het Europese bedrijfsleven schakelt naar een hogere versnelling om de concurrentie in de mondiale economie het hoofd te kunnen bieden.
Dit zijn onderwerpen die in de Voorjaarsraad aan de orde moeten komen. Het zijn ook onderwerpen waarover de Commissie zich moet buigen, omdat de Commissie in dit klimaat op de proef gesteld zal worden als verdedigster en hoedster van de Verdragen. Nu zij geconfronteerd wordt met een ongekende aanval op de interne markt, moet de Commissie vastberaden trouw blijven aan de Verdragen, vastberaden trouw blijven aan de grondvrijheden en zich waar nodig uitspreken - zoals u hebt gedaan, voorzitter Barroso, en zoals ook de commissarissen McCreevy en Kroes hebben gedaan - en op de bres springen voor de Unie. Maar het verdedigen van de interne markt is een verantwoordelijkheid die niet alleen op de schouders van de Commissie rust. Ook voor de Raad is een rol weggelegd, zoals wij benadrukken in de ontwerpresolutie waarover wij vandaag debatteren. Dat betekent dat de Voorjaarsraad de omzetting en tenuitvoerlegging van de richtlijnen van de Unie moet bespoedigen om een interne markt tot stand te brengen waarin sprake is van vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal. We willen zien dat de Europese Raad serieus werk maakt van het vrij verkeer van goederen, van het vrij verkeer van werknemers en het vrij verkeer van kapitaal. Laten de staatshoofden en regeringsleiders, wanneer zij de toekomstige financiering van onze Unie bespreken, zorgen voor de middelen die noodzakelijk zijn voor de opleiding van onze beroepsbevolking, voor de trans-Europese netwerken en voor onderzoek en ontwikkeling via het Europees Instituut voor Technologie, waardoor het economisch dynamisme in de toekomst gewaarborgd wordt.
Het is hoog tijd dat onze staatshoofden en regeringsleiders de Raadsbijeenkomsten van maart en oktober een formeel karakter geven. Die moeten niet uitsluitend als topconferenties over het economisch beleid worden aangekondigd. Energiezekerheid, vrede in het Midden-Oosten en bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit zijn zaken die even dringend om aandacht vragen en die ook volgende week op de agenda dienen te staan. Er moet eveneens een openbaar debat komen over het defensiebeleid van de Unie, dat zich snel ontwikkelt en momenteel achter gesloten deuren wordt uitgestippeld. Het Oostenrijkse voorzitterschap maakte een recente bijeenkomst van de Raad milieu openbaar. Waarom maken we van deze openheid geen algemene praktijk in de Raad?
Mijn fractie is verheugd over het voorstel van de Commissie om een ontwerpdocument in te dienen, zodat we hier in het Parlement kunnen discussiëren over het defensiebeleid en we onze burgers kunnen betrekken bij het debat over wat ons continent kan worden.
Mijnheer de fungerend voorzitter, een eeuw geleden had uw land een minister van Buitenlandse Zaken die in Straatsburg studeerde, die het oude regime in ere herstelde en de continentale politiek dertig jaar lang domineerde. Als mevrouw Plassnik de prestaties van Metternich kan evenaren, zal Europa daar wel bij varen. Als zij daar niet in slaagt, kan ze altijd nog het voorbeeld van Metternich volgen en naar het Verenigd Koninkrijk vluchten.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Winkler, mijnheer Barroso, mijn fractie heeft in de loop der tijd geconstateerd dat de Strategie van Lissabon niet meer de strategie is zoals die aan het begin van dit uiterst interessante proces werd omschreven. De toespraak van de heer Winkler illustreert dat heel duidelijk. Het gaat nu heel eenzijdig om een strategie voor groei en werkgelegenheid. Dat het streven naar duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid ook deel behoort uit te maken van deze strategie, zoals in Göteborg is afgesproken, wordt volledig veronachtzaamd. Afgaande op de discussies die ik in de coördinatiegroep voor de strategie van Lissabon heb meegemaakt en op de inhoud van onze ontwerpresolutie waarover we vandaag zullen stemmen, vrees ik dat de kans reëel is dat het Parlement niet meer bereid is deze ambitieuze strategie te volgen, waarin duurzaamheid en groei met elkaar worden verbonden.
Waaruit leid ik dat af? Er is helemaal geen bereidheid om te discussiëren over de belangrijke instrumenten, die gegarandeerd tot succes zouden leiden. We hebben in de coördinatiegroep geprobeerd een debat over fiscaal beleid te entameren. Wanneer men niet bereid is om binnen de Unie een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting in te voeren, hoe maken we dan ooit een eind aan de ongunstige situatie waarin we concurreren om de beste vestigingsplaats? Wanneer men niet bereid is over milieubelasting te praten, hoe kan de staat dan sturend optreden als het gaat om het bevorderen van duurzaamheid? Er bestaat onder de afgevaardigden een algemene afkeer van het fiscale instrument. Men is bang de burgers schrik aan te jagen. Men belooft de burgers van alles, maar men zorgt niet voor de instrumenten waarmee die grote beloften kunnen worden ingelost.
Laten we eens een belangrijk actueel voorbeeld nemen: het energiebeleid. Mijnheer Verheugen, mijnheer Barroso, wanneer u niet bereid bent het vervoersbeleid te integreren in uw strategie met betrekking tot het energiebeleid, wanneer u niet bereid bent een zuinig gebruik van grondstoffen en energie-efficiëntie in uw strategie centraal te stellen, maar opnieuw uw hoop vestigt op het langer openhouden van kerncentrales, dan is uw strategie tot mislukken gedoemd. U zult geen oplossing vinden voor onze afhankelijkheid van grondstoffen en u zult ook niet in staat zijn eerlijke prijzen op de energiemarkt te garanderen. Kijkt u eens naar de landen die veel atoomstroom gebruiken. Is elektriciteit in Frankrijk en Duitsland goedkoop? Nee, die is duur.
Ten aanzien van de markt heb ik slechts één verzoek, mijnheer Barroso: stelt u vertrouwen in de voorstellen die mevrouw Kroes de afgelopen week heeft gedaan. De markt geldt momenteel niet voor energie. Productie en distributie van energie moeten van elkaar worden losgekoppeld; productie en netwerk moeten van elkaar worden losgekoppeld. Mevrouw Kroes zei zeer terecht dat we tegenover de energiereuzen politiek alleen een kans maken, als we tegen die energiereuzen ingaan en een echte vrije energiemarkt tot stand brengen.
(Applaus)
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de vertegenwoordiger van de Raad, de Commissie weet over het algemeen welluidende namen te vinden voor haar programma's: Erasmus, Socrates, enzovoorts. Welnu, zij had haar Strategie van Lissabon net zo goed de naam "Janus" kunnen geven, naar de beroemde Romeinse godheid die gewoonlijk werd afgebeeld met twee gezichten: het ene gericht op de toekomst en het andere op het verleden, net als de agenda van Lissabon.
Een van deze gezichten van de strategie van Lissabon voor het decennium 2000-2010 is een innemend gezicht. Het herinnert aan de conclusies van de Europese Voorjaarsraad van 2005, waarin werd opgeroepen, ik citeer, om te "investeren in menselijk kapitaal [want dat is] Europa's waardevolste goed". Het belooft meer banen - ja zelfs volledige werkgelegenheid - en betere banen. Het onderstreept het belang van onderzoek, onderwijs en innovatie, en van een solide industrieel weefsel dat zijn hele grondgebied bestrijkt, en het legt zelfs nadruk op de doelstelling het verlies aan biologische diversiteit vóór 2010 een halt toe te roepen.
Dit gezicht van de Europese januskop is op de toekomst gericht. Het lijkt een zodanig tijdperk van sociale, economische en ecologische voorspoed aan te kondigen dat het op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen valt dat de Commissie van mening is dat er, volgens haar eigen woorden, "nog veel moet worden gedaan om mensen ervan te overtuigen dat hervormingen zullen bijdragen tot meer gedeelde welvaart en om hen bij het proces te betrekken".
Waarom in 's hemelsnaam? Welnu, omdat de Strategie van Lissabon nog een ander gezicht heeft, een gezicht dat gericht is op de niet aflatende liberale obsessies van de leiders van de Unie. Ik noem een aantal punten uit de laatste mededeling van de Commissie: Europa moet aantrekkelijker worden voor het bedrijfsleven; pensioenen, gezondheidszorg en arbeidsmarkt moeten worden hervormd; de begroting moet worden geconsolideerd; de pensioengerechtigde leeftijd moet worden opgetrokken; de productiviteit moet worden verbeterd; er moet gezorgd worden voor daadwerkelijke concurrentie in de dienstensector, voor meer concurrentie op de elektriciteits- en gasmarkten, enzovoort.
De Commissie verwacht zelfs van de vakbonden dat zij een multiplicatorrol spelen in deze liberale strategie en van het Parlement dat het zich bij deze promotiecampagne aansluit.
Welnu, in Duitsland zien we de werknemers in overheidsdienst gezamenlijk protesteren tegen langere arbeidstijd en minder loon; in Italië eisen werknemers herziening van de bestaansonzekerheid generende "Wet 30"; in Frankrijk komen jongeren in opstand tegen het plan voor een arbeidscontract van twee jaar, waarbij de werkgevers hen naar eigen goeddunken mogen ontslaan; in het Verenigd Koninkrijk verzetten vrouwelijke werknemers zich tegen het plan om de pensioengerechtigde leeftijd van 60 naar 65 op te trekken, en in de nieuwe Centraal-Europese lidstaten willen werknemers niet dat hun landen worden beschouwd als lagelonenlanden en eisen hun rechten op sociale vooruitgang op. Op ons hoeft u niet te rekenen als deze mensen, of al degenen die gekant zijn tegen de strategie voor het bezuinigen op publieke en sociale uitgaven ten behoeve van het Stabiliteitspact, moet worden uitgelegd dat ze zich vergissen en de Strategie van Lissabon - ook al lijkt het niet zo - wel degelijk tot hun welzijn strekt.
Welbeschouwd zijn de twee kanten van de Strategie van Lissabon onverenigbaar met elkaar. Het succes van de ene kant betekent het mislukken van de andere. Dat is de keuze die wij moeten maken.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. - (DA) Mijnheer de Voorzitter, na het Franse en Nederlandse ‘ nee’ tegen de Grondwet besloot de EU-Top een pauze in te lassen om over de toekomst van Europa na te denken. Het blijkt nu dat dit geen denkpauze was, maar eerder een wijziging in de volgorde van wie wanneer moet ratificeren. Sinds de twee afwijzingen is de Grondwet goedgekeurd in Luxemburg, Cyprus, Malta, Letland en als laatste België. In Estland is men druk bezig en Finland zal de Grondwet goedkeuren, voordat het op 1 juli het voorzitterschap overneemt. Met de Commissie constitutionele zaken waren we onlangs in Finland. Slechts één kleine partij, die de echte Finnen vertegenwoordigt, zal het Franse en Nederlandse ‘nee’ respecteren. De Grondwet stelt voor dat de ratificaties voort kunnen gaan totdat 80% van de landen is bereikt en dan moet er een speciale top worden gehouden. Maar de bepalingen van de Grondwet kunnen niet de basis zijn voor een wijziging van het Verdrag van Nice, dat unanimiteit als regel stelt. Daarom is de Grondwet na het Franse en Nederlandse ‘nee’ formeel dood. In Nederland heeft de regering laten weten de verworpen tekst niet te zullen ratificeren. In Frankrijk zeggen de leidende politici hetzelfde. Het is daarom illegaal de ratificaties voort te zetten zonder nieuw besluit, tenzij Frankrijk en Nederland niet rechtdoorzee zijn en thuis het ene zeggen en in Brussel iets anders.
Ik wil van het voorzitterschap graag het volgende weten: hebben Frankrijk en Nederland formeel geaccepteerd dat de ratificaties kunnen doorgaan zonder dat de verworpen tekst wordt gewijzigd? Zou het niet beter zijn om de denkpauze te gebruiken om nieuwe ideeën te opperen en een tekst uit te werken die de burgers op één dag in alle landen tegelijk in een referendum kunnen goedkeuren, een tekst die als titel ‘openheid, nabijheid en democratie’ zou kunnen hebben?
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Winkler, en voorzitter Barroso danken voor hun speeches hier vandaag.
We hebben nu een aantal jaren onze gedachten laten gaan over dit onderwerp en erover gedebatteerd. Een van de dingen die me daarbij opviel, was de vraag wat we nu eigenlijk echt willen met de Lissabon-strategie. De kernelementen en -doelen zijn nog even verdedigbaar als toen ze werden afgesproken: Europa tegen 2010 de meest dynamische en innovatieve economie ter wereld maken. Helaas horen we vandaag echter dat de doelstellingen van Lissabon van alles en nog wat zouden moeten inhouden. Misschien zijn we te ambitieus of nemen wij teveel hooi op onze vork met deze strategie.
Een van de belangrijkste vraagstukken, en een onderwerp dat vandaag door alle sprekers in dit Parlement aan de orde is gesteld, betreft het investeren in menselijk kapitaal: opleiding, onderwijs en de manier waarop dat leidt tot verder onderzoek en tot innovatie en ontwikkeling in de toekomst. Laten we eens heel goed kijken naar wat er op dit moment in de Europese Unie gebeurt. Laten we eens kijken naar de demografische situatie: we hebben te maken met een vergrijzende bevolking, een dalend geboortecijfer in de meeste lidstaten, maar we hebben geen strategieën waarmee we op deze ontwikkelingen kunnen reageren. We hebben strategieën nodig waarin het positieve aspect van die vergrijzende bevolking, de ervaring van ouderen, een plaats krijgt, maar ook strategieën waarin rekening wordt gehouden met de realiteit, die zegt dat mensen geen kansen krijgen om de nieuwe arbeidsmarkt te betreden. We moeten die mensen de vaardigheden en de opleiding geven die ze nodig hebben om in de zogeheten digitale economie te kunnen werken.
Alle honingzoete woorden hier ten spijt is het antwoord op de vraag wie het best in staat is deze strategieën uit te voeren - wie het best in staat is die vaardigheden te bieden aan de jonge werknemers, studenten of ouderen die zich willen herscholen of nieuwe vaardigheden willen verwerven - in werkelijkheid niet is: de Europese Unie, maar elke lidstaat afzonderlijk. Daarom hebben wij gevraagd om nationale plannen met heldere doelstellingen, opdat weer investeringen worden aangetrokken.
Wanneer we het hebben over de Europese werkgelegenheidsstrategie, over sociale samenhang en sociaal partnerschap, is het van vitaal belang dat mensen worden aangemoedigd, maar het is eveneens van vitaal belang dat mensen wakker worden en de realiteit onder ogen zien van de bedrijfsverplaatsingen - waarover we gisteren gedebatteerd hebben - en het gebrek aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Kijkt u eens naar de twintig belangrijkste biotechnologische ondernemingen in de wereld. Negentien daarvan zijn Amerikaans en een daarvan is Zwitsers - er is er niet één onderneming uit de Europese Unie bij.
Als we realistisch willen zijn ten aanzien van het doel om de meest dynamische economie te worden, dan moeten we een aantal moeilijke beslissingen nemen en aantonen dat het ons serieus is.
(Applaus)
Leopold Józef Rutowicz (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de groep op hoog niveau onder voorzitterschap van de heer Wim Kok geeft een realistische beschrijving van de toestand van de Europese economie, die gemarginaliseerd dreigt te worden ten opzichte van de Aziatische en Amerikaanse markten. De mondiale markt heeft een welwillende houding ten aanzien van efficiënte, concurrentiekrachtige economische entiteiten, die goede en goedkope producten en diensten kunnen aanbieden. De rechtstreekse betrokkenheid van de lidstaten en de nationale parlementen bij de implementatieprogramma’s kan worden beschouwd als een van de successen bij de inspanningen voor de verwezenlijking van de Strategie van Lissabon. Ook met activiteiten in het kader van het programma voor een geregelde energievoorziening kunnen betere, stabiele voorwaarden worden gecreëerd voor economische ontwikkeling. Het feit dat een grote groep mensen betrokken is bij de tenuitvoerlegging van de strategie geeft ons eveneens reden tot optimisme. Het probleem schuilt in de effectiviteit van de maatregelen, in het verzet daartegen. Deze maatregelen hebben tot doel een interne markt en een arbeidsmarkt te verwezenlijken, de juiste voorwaarden te scheppen voor herstructurering en oprichting van nieuwe bedrijven, en innovatie te bevorderen. Daarbij moet tegelijkertijd de werkloosheid worden bestreden en moeten de lonen worden opgetrokken. Wij hebben een consensus nodig tussen politieke partijen, vakbonden en werkgevers. Er doen zich vooral grote hinderpalen voor bij het herstructureringsproces, bij de organisatie van de landbouwmarkt en de beperking van de productiekosten in de landbouw. Het feit dat bepaalde productiesectoren niet meer levensvatbaar zijn, betekent dat een groot aantal bedrijven misschien gesloten moet worden, waardoor de werkloosheid zal stijgen en het land braak zal blijven liggen. Daarom is het van vitaal belang dat snel iets wordt ondernomen om een landbouwproductie in het leven te roepen waarvoor gegarandeerd een markt bestaat, zoals biobrandstoffen en biomassa. Wij hebben een meerjarenprogramma nodig voor de aanpassing van de landbouwbedrijven aan de nieuwe marktvoorwaarden. Het uitroeien van het protectionisme, waarmee de meerwaarde niet wordt verhoogd maar eerder verminderd en de sociale kosten worden verhoogd, stuit op grote hinderpalen. Tot slot wil ik een optimistische uitspraak van de Duitse president citeren: “Wij moeten de uitdagingen omzetten in kansen op succes”. Mijns inziens kunnen wij dat.
Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, ik wens alle instellingen veel succes bij de besluiten die in de komende weken en tijdens de Top moeten worden genomen, besluiten die een nieuwe koers moeten uitzetten voor de toekomst van Europa. Alle vergaderingen van de komende weken moeten plaatsvinden onder het motto “geen woorden maar daden”, zoals de voorzitter van de Commissie zei.
Wij willen daden zien die er geen twijfel over laten bestaan dat we particularisme, protectionisme en de mentaliteit van “ieder voor zich” duidelijk afwijzen. Wij eisen van de lidstaten moedige, concrete en controleerbare Europese maatregelen voor groei en werkgelegenheid en ook voor het energiebeleid. Wij eisen dat de lidstaten bij de dienstenrichtlijn en bij de financiële vooruitzichten eindelijk ons voorbeeld volgen en niet blijven talmen.
Wat willen wij? In de eerste plaats willen wij daadkracht, zodat de Europese Unie zich met meer moed, geloofwaardigheid en vastberadenheid tot een politieke unie kan ontwikkelen. De politieke unie is ons primaire doel.
Ten tweede moeten we een goed functionerende interne markt tot stand brengen en maatregelen nemen waarmee deze interne markt tot een echte thuismarkt kan uitgroeien. Wanneer kunnen we spreken van een thuismarkt voor iedereen? Wanneer we de vier vrijheden voor alle burgers van de EU zonder enige beperking zo snel mogelijk realiseren. In plaats van belemmeringen, protectionisme, nationalisme en overgangsregelingen die de eigen markt beschermen, willen wij vrijheid en verantwoordelijkheid: dat is ons doel en dat levert voor de Europese burgers een gemeenschappelijke meerwaarde op.
(Applaus)
Ten derde: wie nationaliseert in plaats van europeaniseert, strooit de mensen zand in de ogen. Waar zijn de initiatieven en projecten om Plan D uit te voeren en de burgers bij het Europees project te betrekken? In de vierde plaats vind ik dat het Europees Parlement het medebeslissingsrecht moet hebben bij alles wat betrekking heeft op de interne markt, bij vraagstukken op het gebied van groei en werkgelegenheid en bij de financiële vooruitzichten. Het blijkt dat het beginsel van eenparigheid in de Raad vooruitgang blokkeert, Europese oplossingen dwarsboomt of bemoeilijkt en het particularisme versterkt. Dat willen we niet.
In de vijfde plaats hebben we niet alleen nationale actieplannen nodig, maar concrete Europese projecten, zoals de ontwikkeling van een Europese onderzoeksruimte, het creëren van een Europese infrastructuur, de totstandkoming van een Europese energiemarkt, het creëren van één Europees luchtruim, het starten van een offensief voor de oprichting van innovatieve bedrijven en uitbreiding van de Europese onderwijsprogramma’s. Op deze gebieden willen we niet alleen verklaringen zien, maar projecten en activiteiten. Ten zesde: we hebben geen gemeenschappelijk economisch beleid. We moeten het economisch beleid van de lidstaten veel beter coördineren. De Europese Unie is een kans. Particularisme en protectionisme vormen een bedreiging die door onszelf wordt veroorzaakt.
(Applaus)
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Robert Goebbels (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Winkler, mijnheer Barroso, een strategie zonder middelen is als Napoleon zonder leger: machteloos en uiteindelijk nutteloos. Dat is de dreiging die boven de Strategie van Lissabon hangt. Met karige financiële vooruitzichten, onevenwichtige nationale begrotingen en een communautaire begroting van zelfs nog geen derde van het Amerikaanse begrotingstekort dringt de vraag zich op of de Unie is teruggebracht tot enkel gebaren.
In de ontwerpresolutie, die ik samen met mijn uitmuntende collega, de heer Klaus-Heiner Lehne, heb opgesteld, worden enkele belangwekkende lijnen uitgezet, ook al weigert ons Parlement soms de waarheid onder ogen te zien. Zo heeft een meerderheid het feit terzijde geschoven dat een aanzienlijk deel van de extra groei in de Verenigde Staten van de afgelopen jaren het gevolg was van de integratie van meer dan tien miljoen legale immigranten. Wat we nodig hebben is een ruimhartiger Europees immigratiebeleid. Zou een dergelijk beleid echt ten koste gaan van de ontwikkelingslanden? Volgens de Verenigde Naties bedragen de geldoverschrijvingen van immigranten naar hun families meer dan het dubbele van de internationale ontwikkelingshulp. De spectaculaire economische ontwikkeling van India, China, Taiwan en Hongkong is voor een groot deel te danken aan bedrijven die zijn opgericht door naar hun land teruggekeerde oud-emigranten.
Het Europa van het onderzoek moet nog worden opgebouwd. Het zijn met name de middelgrote bedrijven die onvoldoende investeren. Dat komt onder andere door de overmaat aan bureaucratische rompslomp om toegang te krijgen tot Europees geld en door een gebrek aan samenwerking tussen bedrijven en universiteiten. Deze laatsten zouden zich meer middelen moeten kunnen verschaffen door te investeren in veelbelovend jong talend en door het prestige van hun onderzoeksactiviteiten op te vijzelen middels de toekenning van gezamenlijke diploma's en titels.
Op energiegebied moet Europa de handen ineenslaan met de andere grote consumenten - de Verenigde Staten, Japan, China en India - om tegenwicht te bieden tegen de kartels en de oligopoliën die de aardolie- en gassectoren domineren. Tegenover een markt die wordt beheerst door een handvol producerende landen heeft het geen zin om ons heil te zoeken in alleen de liberalisering van de Europese markt, vooral wanneer die liberalisering uitloopt op de vestiging van een klein aantal zogenaamde ‘Europese kampioenen’, die uiteindelijk de markt onderling zullen verdelen. De liberalisering van de Amerikaanse energiemarkt was verre van een succes.
De demografische ontwikkeling waarmee Europa zich geconfronteerd ziet, vormt niet alleen een uitdaging voor de financiering van de sociale zekerheid. De tien, twintig jaar hogere levensverwachting voor goeddeels goed opgeleide en gezonde bevolkingen is ook een grote kans. We moeten strategieën uitwerken om mensen actief ouder te laten worden, waarbij ouderen kunnen kiezen uit een scala aan pensioenmogelijkheden en geïntegreerd deel kunnen blijven uitmaken van het maatschappelijk leven. Europa moet zijn pessimistische toekomstvisie loslaten en juist alle nieuwe kansen aangrijpen om deze dynamische en inclusieve samenleving op te bouwen waarop de Strategie van Lissabon is gericht.
VOORZITTER: JANUSZ ONYSZKIEWICZ Ondervoorzitter
Alexander Lambsdorff (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, een jaar na de tussentijdse balans van de Lissabon-agenda moeten wij ons nogmaals de vraag stellen hoe Europa ervoor staat. Helaas krijgen we een ontnuchterend antwoord op die vraag: na de politieke schok als gevolg van het ‘nee’ tegen de Grondwet dreigt nu een staat van economische verlamming te ontstaan. Lissabon dreigt net als de beroemde dame zonder onderlijf een kermisattractie te worden. Er bestaat immers een consensus dat de omzetting van de strategie een taak van de lidstaten is, maar juist deze begaan in het kader van het economisch patriottisme menige misstap, hetgeen aanleiding tot ernstige zorgen geeft.
Degenen die van mening zijn dat wij meer Lissabon, meer concurrentievermogen met minder interne markt kunnen bereiken, hebben ofwel hun realiteitszin verloren of zijn oneerlijk. Het economisch succes van Europa de afgelopen vijftig jaar was immers grotendeels te danken aan de vier vrijheden van de interne markt, waarvan er drie nu ernstig gevaar lopen. Het begon twee jaar geleden met de beperking van de mobiliteit van werknemers uit Oost-Europese EU-lidstaten door onder andere Duitsland en Oostenrijk. Nu blijkt echter dat de lidstaten die niet hebben ingegrepen in de mobiliteit van arbeidskrachten, zoals Groot-Brittannië, van positieve ervaringen gewag maken.
Met betrekking tot het vrij verkeer van kapitaal ziet de situatie er als volgt uit: Italië verbiedt de verwerving van belangen van Italiaanse banken, Polen is tegen de fusie van UniCredit en HBV, en Frankrijk en Spanje verzetten zich tegen de overname van hun binnenlandse energiebedrijven. En met name dat laatste is pure ironie, aangezien de energiesector het hardst een Europese strategie nodig heeft. Of denken wij soms dat wij een gemeenschappelijk energiebeleid kunnen voeren zonder een interne energiemarkt? Ik ben blij met de duidelijkheid van de Commissie in deze kwestie en ik hoop dat de Raad haar aanbevelingen zal overnemen.
De derde vrijheid, het vrij verkeer van diensten, is eveneens in gevaar. De verwatering van de dienstenrichtlijn door Duitsland, België en Frankrijk betekent niets anders dan dat de arbeidsverdeling vooralsnog niet tot stand komt. Als we dit zouden toepassen op het goederenverkeer, zou dit betekenen dat bijvoorbeeld Renault uitsluitend auto’s naar Duitsland mag exporteren als deze evenveel kosten als een Volkswagen. En wat te denken van Škoda? Medewerkers in Mladá Boleslav verdienen minder dan hun collega’s bij Audi of Citroën. Valt dat ook onder sociale dumping? Volgens de logica van de argumenten die de vakbonden naar voren brengen in verband met de dienstenrichtlijn, is het eisen van strafheffingen op industrieproducten uit lidstaten met een lager loonniveau slechts een kwestie van tijd. Systematisch bekeken komen eisen aan het adres van de nieuwe lidstaten in verband met een verhoging van hun bedrijfsbelasting overigens op hetzelfde neer.
Lissabon is geen doel op zich, en de interne markt is geen doel op zich. Europa heeft met name in zijn continentale hart nieuwe groei, meer groei nodig om de miljoenen werklozen een nieuw perspectief te bieden. Dat is een politieke, sociale en ook morele plicht. Wie de interne markt in gevaar brengt, doet de werklozen in Europa tekort. Wij zijn het hen, de zwakkeren van onze samenleving, verplicht van Lissabon een succes te maken. Dat geldt eveneens voor de ouderen. De resolutie van het Parlement benadrukt de betekenis van de demografische ontwikkeling: ook de ouderen van vandaag en morgen verdienen onze aandacht. Wij hebben groei nodig om onze sociale stelsels te stabiliseren. Met herverdelen alleen komen we er immers niet. Overigens ben ik van mening dat wij dit debat in Brussel zouden moeten voeren, niet in Straatsburg.
Pierre Jonckheer (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer Barroso, mijnheer Verheugen, ik mag dan een milieubeschermer zijn, ik ga het niet over energie hebben. Ik heb collega's - u welbekend - die zeer deskundig zijn op dat terrein.
Veeleer zou ik het willen hebben over de rol van de Commissie binnen de Strategie van Lissabon. U hebt er terecht herhaaldelijk op gewezen dat er voor het welslagen van deze strategie een brede steun vanuit de bevolking nodig is en dat de nationale parlementen en alle betrokkenen er naar behoren bij moeten worden betrokken. Daarom is het mijns inziens zaak dat de Commissie twee duidelijke boodschappen afgeeft.
De eerste boodschap luidt dat de Strategie van Lissabon niet gelijkstaat aan teugelloze concurrentie tussen de lidstaten. Wat wij voorstaan is juist een model van samenwerking en solidariteit tussen de lidstaten.
De tweede boodschap houdt in dat er in een Europese Unie van vijfentwintig lidstaten geen tweedeling in eerste- en tweederangs burgers of werknemers mag zijn.
Ik wil u nu drie concrete voorbeelden geven, ten aanzien waarvan ik van uw kant graag een meer proactieve boodschap tegemoet wil zien. Mijn eerste voorbeeld betreft het vrije verkeer van werknemers. U verwees er al naar, u hebt een - overigens zeer verdienstelijk - verslag gepubliceerd en u verheugt zich dat bepaalde nationale staten één lijn trekken met de Commissie. Van de voorzitter van de Commissie en van het college zou ik verwachten dat zij, in het belang van de Europese Unie, tegen de staten die niet willen volgen of die aarzelen, zeggen: heren, u kiest de verkeerde weg.
Mijn tweede voorbeeld betreft de dienstenrichtlijn. Het Parlement heeft het oorsprongslandbeginsel verworpen. Wat was het probleem met dit beginsel? Het probleem was dat men geen interne markt wilde organiseren op basis van concurrentie tussen onvoldoende geharmoniseerde nationale regelgeving. Ter geruststelling van de werknemers zou u nu duidelijk het volgende moeten zeggen: de Portugees, de Duitser en de Slowaak die op een bouwterrein in Polen werken moeten hetzelfde betaald krijgen, en omgekeerd. Anders gezegd: de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers moet worden versterkt en u hebt de bevoegdheden om dat te kunnen doen.
Mijn derde voorbeeld betreft de ontwikkeling van de belastingheffing in Europa. De Commissie heeft vooruitgang geboekt als het gaat om de harmonisering van de belastinggrondslag in het kader van de belastingregeling voor ondernemingen. In 2007-2008 moet u een verslag indienen over de begroting en de toekomstige middelen van de Europese Unie. Ik roep u op blijk te geven van politieke wil en moed en te zeggen wat andere afgevaardigden al zeiden, namelijk dat het onaanvaardbaar is dat de begroting zover wordt teruggeschroefd dat de kredieten voor jonge studenten of jonge werknemers met een derde worden verlaagd.
Met andere woorden, mijnheer Barroso, voor de tenuitvoerlegging van de Strategie van Lissabon verwacht ik van u dat u zich niet verschuilt achter de lidstaten. Voor hen is een belangrijke rol weggelegd, maar u moet meer zijn dan een honest broker, een onpartijdige tussenpersoon. U moet werkelijk de kracht vinden - u hebt immers het monopolie op wetgevingsinitiatieven - om het Europees belang te verdedigen, dat wordt bedreigd door de toenemende neiging van de lidstaten tot navelstaren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Het wordt tijd dat we luisteren naar de steeds luidere protesten en het groeiende verzet tegen de neoliberale maatregelen van de nu herziene Strategie van Lissabon. De gevolgen van dit beleid zijn het tegenovergestelde van wat men ons in 2000 op de Top van Lissabon had beloofd.
De liberalisering van de markten en de privatisering van de openbare diensten gaan onverdroten voort en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt neemt toe, al heeft de Commissie het nu over flexicurity. Wat we zien is minder economische groei, meer werkloosheid, meer onzekere banen, meer armoede en een grotere ongelijkheid bij de verdeling van het inkomen, en dat alles steeds weer in naam van de vrije mededinging.
Het is nu wel duidelijk dat de het Stabiliteitspact en de zogenaamde Strategie van Lissabon de belangrijkste pijlers van het neoliberale beleid zijn. Daar komen de forse kortingen op de communautaire begroting, waardoor de economische en sociale samenhang tot een luchtspiegeling is verworden, nog eens bij.
Het is daarom van fundamenteel belang - en zo stellen we dat ook in de door ons ingediende resolutie - dat de Strategie van Lissabon wordt vervangen door een Europese strategie voor solidariteit en duurzame ontwikkeling. Die strategie moet investeringen in innovatie en onderzoek bevorderen, met als doel een evenwichtige en duurzame ontwikkeling te verzekeren. Er moet verder geïnvesteerd worden in betere banen - in elk opzicht -, in een verhoging van het opleidingsniveau, in de aanleg van de elementaire infrastructuur ter ondersteuning van de industrie, in openbare diensten, in milieubescherming en schone technologieën - vooral op het gebied van energie en vervoer - , in het verbeteren van de sociale normen en de wetgeving op arbeids-, milieu- en veiligheidsgebied - opdat een harmonisering op het hoogste niveau wordt verwezenlijking - en in de sociale economie.
Het is bovendien hoog tijd dat er een nieuwe agenda wordt opgesteld voor het sociale beleid, een agenda gericht op het ontwikkelen van een maatschappij …
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
John Whittaker (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Barroso wil dat de Europese Unie het gesprek aangaat met het maatschappelijk middenveld. De heer Winkler wil de burgers van de EU een hart onder de riem steken. Maar er is niets wat waarnemers van de Europese Unie méér doet geeuwen of “o nee, niet weer!” doet verzuchten dan het gepraat over de Lissabon-agenda. Kunnen we niet accepteren dat de Lissabon-strategie het loodje heeft gelegd, net zoals het Stabiliteitspact het loodje heeft gelegd, wat uiterst ongelukkig treft omdat dat Pact het fundament van de euro is? Als het niet waar is dat de Strategie van Lissabon ter ziele is, waarom moeten we haar dan steeds opnieuw nieuw leven inblazen?
We willen allemaal economische groei en werkgelegenheid. We willen allemaal dat de economieën van Europa welvarend zijn, maar het is hoog tijd om te erkennen dat we daar niet de juiste formule voor hebben. In plaats van de drijvende kracht te zijn achter de noodzakelijke hervormingen, remt de EU met haar ontelbare voorschriften en haar bemoeizucht de economieën van Europa af. Recente, bescheiden verbeteringen in bepaalde economieën van de Europese Unie zijn gerealiseerd ondanks de Europese Unie. Ze zijn eerder het gevolg van een wereldwijde ontwikkeling.
De economieën van de EU hebben geen Lissabon-strategie nodig: ze moeten met rust gelaten worden om de markten te laten functioneren en om ondernemers banen te laten scheppen. Zien we dan niet dat de Europese Unie enkel de aandacht vestigt op haar eigen onmacht door maar te blijven praten over de Strategie van Lissabon? Ik beveel daarom een periode van zwijgen aan: houd op met praten over een agenda die, jaar in jaar uit, algemeen beschouwd wordt als een mislukking.
Guntars Krasts (UEN). - (LV) Mijnheer de Voorzitter, na de herziening van het Lissabon-proces groeide de hoop dat de strategie nieuwe impulsen had gekregen, maar de gebeurtenissen van de afgelopen zes maanden laten zien dat de acties die worden ondernomen om de doelen van de strategie te bereiken nog steeds achter de feiten aanlopen.
In haar beoordeling van de programma’s waarmee de lidstaten de Lissabon-strategie moeten uitvoeren, spreekt de Europese Commissie over een verdubbeling van de inspanningen om de Lissabon-doelstellingen te halen. Ik denk dat we op dit moment al van grote vooruitgang zouden kunnen spreken als we de inspanningen die worden ondernomen om de taken van de Lissabon-agenda juist níet uit te voeren, tot minstens de helft zouden kunnen terugbrengen. Het meest recente, schandelijke voorbeeld is de dienstenrichtlijn, die bedoeld was om een sterke, vitale impuls te geven aan de liberalisatie van de interne markt en de vergroting van de concurrentiekracht, en die tevens een van de hoekstenen van de Lissabon-strategie had moeten worden. De compromistekst van het Europees Parlement zal weinig bijdragen aan de versterking van de gemeenschappelijke markt, althans niet zolang de Lissabon-strategie nog van kracht is. Op dezelfde manier zien we op andere terreinen dat veranderingen en hervormingen in toenemende mate geconfronteerd worden met sociale en politieke tegenacties. Er wordt enorm veel energie gestoken in het in stand houden van de bestaande situatie en het beperkt houden van veranderingen en hervormingen, maar in feite zijn de hervorming van de interne markt van de Europese Unie en de intensivering van de integratie de belangrijkste stappen die een omgeving kunnen scheppen waarin uitvoering van de Lissabon-strategie mogelijk wordt.
Er is tot nu toe weinig bereikt in de zin van gecoördineerde financiële steun aan de Lissabon-taken. Tijdens het gepassioneerde debat over de financiële vooruitzichten zijn de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten niet uitgegaan van strategische overwegingen, en de financiële vooruitzichten staan slechts in een heel zwakke relatie tot de Lissabon-taken. Er is eveneens weinig gedaan om het gebruik van de structuurfondsen te coördineren met de prioriteiten van de Lissabon-agenda. Het gebruik van structuurfondsen en een strakkere coördinatie van de Lissabon-strategie zouden moeten worden bereikt door zowel op Europees niveau als op het niveau van de lidstaten nationale ontwikkelingsplannen te harmoniseren met de uitvoeringsprogramma’s van de Lissabon-strategie.
Aan de basis van elke strategie ligt het vermogen om kortetermijnbelangen ondergeschikt te maken aan langetermijntaken. Daarom zal het verwezenlijken van de Lissabon-strategie ook afhangen van hoe en wanneer de lidstaten en de Europese Unie als geheel erin slagen de burgers van de EU te overtuigen van het feit dat het op de lange termijn onmogelijk wordt om de doelstellingen van groei en werkgelegenheid te bereiken als we de Lissabon-strategie niet verwezenlijken.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, de Lissabon-strategie moet ervoor zorgen dat Europa de sterkste economie ter wereld wordt. Welnu dat is een doelstelling, denk ik, waarover een grote consensus bestaat binnen dit Europees Parlement. Hoewel ik mij een aantal vragen stel over de manier waarop men een en ander probeert te bereiken. Ik kan alleen maar vaststellen dat het Europa van vandaag zich nog steeds overwegend bezighoudt met subsidies en veel te weinig met investeringen en innovatie.
Niet alleen de verschillende lidstaten, maar ook de Europese Commissie dragen hier een zware verantwoordelijkheid. Terwijl de Commissie had voorgesteld om vanaf 2007 de uitgaven voor wetenschap en ontwikkeling te verdubbelen tot jaarlijks tien miljard euro, werd dit afgeblokt door de Europese Raad, omdat in dit geval aanzienlijke verminderingen van de landbouwsubsidies, regionale subsidies en ook van de structuurfondsen nodig waren.
Wanneer ik aan de Europese structuurfondsen denk, denk ik automatisch aan de bodemloze put van Wallonië bijvoorbeeld, waarnaar jaarlijks miljoenen euro's vloeien zonder dat er enige structurele verandering komt, omdat die wordt geblokkeerd door een alom tegenwoordige en corrupte Parti Socialiste. Dat wordt nu ook bevestigd door allerhande Waalse politici en vooraanstaande economisten.
Dan komt zo iemand als mevrouw Danuta Hübner, Europees commissaris voor regionaal beleid, verklaren dat Wallonië goed gebruikmaakt van de structuurfondsen en dat de Waalse projecten tekenend zijn voor de zogenaamde opmerkelijke structurele veranderingen die plaatsvinden in die regio. Welnu, komende van iemand die medeverantwoordelijk is voor de opvolging van de Lissabon-strategie, doet dit wel de nodige vragen rijzen.
Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de gelegenheid te baat nemen om mijn co-rapporteur, de heer Goebbels, hartelijk te danken voor de uitstekende samenwerking binnen de stuurgroep. Het is ons gelukt in de stuurgroep een ontwerp op te stellen voor de voltallige vergadering en de Conferentie van voorzitters waarmee op logische wijze kan worden voortgeborduurd op hetgeen wij vorig jaar in het kader van de tussentijdse herziening tot stand hebben gebracht.
Het Parlement ondersteunt in principe nog steeds de strategie van de Commissie. Wij hebben met name herhaaldelijk aangegeven dat groei en werkgelegenheid de voorwaarden zijn waaraan voldaan moet worden als wij ook de andere hoofddoelen van de Lissabon-strategie op de door ons gewenste manier willen realiseren.
Het Parlement heeft eveneens een bijdrage geleverd aan het vaststellen van de prioriteiten. Drie daarvan zijn in de resolutie opgenomen, te weten de demografische ontwikkeling, het energiebeleid en innovatie.
Ik wil hier slechts datgene aan de kaak stellen waar ook vele vorige sprekers reeds gewag van maakten. Het grootste probleem waarmee wij worstelen is niet de gekozen strategie; die is op zichzelf juist. Het probleem ligt veeleer in de uiteindelijke tenuitvoerlegging. Om het in zeer praktische en directe bewoordingen uit te drukken: het meest negatieve voorbeeld is mijns inziens hetgeen wij altijd zien gebeuren als de Europese Raad deze kwestie behandelt. Hij besluit namelijk tot een goede, plausibele strategie en presenteert die dan tijdens een persconferentie, met als resultaat dat erover geschreven wordt. Een dag of enkele dagen later komen dan de ministers van Financiën bijeen in de Ecofin-Raad en draaien datgene terug waarover de Europese Raad het eens was geworden. Dat is een fundamenteel strategisch probleem, en ik weet niet hoe wij dit op kunnen lossen. Daarom ook beschouwt een deel van de burgers het Europees beleid als oneerlijk en verliezen de burgers in toenemende mate het vertrouwen in Europa. Op deze top moet duidelijk worden gemaakt dat er niet met twee maten gemeten mag worden. Integendeel, de strategische richtsnoeren moeten in het huidige beleid hun beslag vinden.
Tot slot wil ik de kwestie van de effectbeoordeling van wetgeving ter sprake brengen. Ook daar wordt in de resolutie over gesproken. Wij willen er uitdrukkelijk op wijzen dat wij verwachten dat een onafhankelijke factor in de effectbeoordeling wordt opgenomen, opdat een daadwerkelijk objectief resultaat wordt bereikt. Dat behoort eveneens tot betere regelgeving, en dit verzoek is aan de Commissie gericht.
Harlem Désir (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, 2005 was het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van de herziene Strategie van Lissabon. De strategie geniet nu een grotere bekendheid. Zij is het voorwerp geweest van debat in de lidstaten en de nationale hervormingsprogramma's zijn aangepast. Dat is een stap vooruit, maar dan wel zo goed als de enige stap vooruit.
Voor het overige was het zojuist tamelijk boud van de voorzitter van de Raad om te beweren dat de strategie van Lissabon opnieuw is gelanceerd. In werkelijkheid is zij veeleer vastgelopen. Zoals Martin Schulz daarstraks al zei: de strategie is vastgelopen door lilliputachtige financiële vooruitzichten en door een slappe groei binnen de eurozone. Ze is vastgelopen door een flagrant gebrek aan investeringen in onderzoek en innovatie, in universiteiten en levenslang leren, of het nu gaat om investeringen op Europees niveau of op het niveau van de lidstaten. Evenzo kost het grote moeite om de trans-Europese netwerken af te maken en zijn hernieuwbare energiebronnen en biotechnologie nog altijd het stiefkind van onze investeringen en onderzoeksinspanningen.
Mijnheer Barroso, u riep op om naar een hogere versnelling te schakelen. Het zou al heel wat zijn als we de eerste versnelling erin kregen, zou ik willen antwoorden! Voor het welslagen van de Strategie van Lissabon zijn middelen nodig, samenhangende financiële vooruitzichten met duidelijke prioriteiten, investeringen van de kant van elk van de lidstaten en een macro-economisch kader dat werkelijk de groei bevordert.
Wat echter ook nodig is, is dat de burgers de strategie tot hun eigen strategie maken, zoals u al zei, mijnheer Barroso. Wil de door de Europese Unie vastgestelde groeistrategie een succes worden, dan zal zij steun moeten ontvangen. Daarom zou het een dubbele vergissing zijn als wij de sociale dimensie los lieten en ons naar beneden lieten glijden op het hellend vlak van de ongebreidelde liberalisering, de toenemende bestaansonzekerheid en de uitholling van de sociale rechten en overheidsdiensten. Daarmee zouden we de fundamenten van het toekomstig concurrentievermogen van de Unie ondermijnen, en zouden we ons afkeren van het Europe of excellence. Daarmee zouden we de burgers vervreemden van de Europese Unie en haar beleid.
Sociaal beleid is niet strijdig met concurrentievermogen! Er is in dit debat al dikwijls gezegd dat de Noordse landen succesvolle hervormingen hebben weten door te voeren, omdat ze erover hebben onderhandeld en ervoor hebben gezorgd dat deze hervormingen gepaard gingen met zowel collectieve investeringen in onderzoek en innovatie als nieuwe economische flexibiliteit en aanzienlijke tegenprestaties voor werknemers op sociaal gebied, op dat van levenslang leren en de bescherming van de rechten. Dat veronderstelt evenwel de handhaving van een hoog niveau van zowel belastingaftrek als sociale herverdeling. Evenzo heeft Duitsland al zijn troeven uit weten te spelen op het gebied van export en heeft het, net als andere landen van de Europese Unie, aangetoond dat een land zelfs met hoge loonkosten, zelfs met een sociaal stelsel dat tot de meest efficiënte van Europa hoort en tot de uitgebreidste van de wereld, zijn partijtje kan meeblazen in de internationale concurrentie.
Laten we dus ophouden de mondiale concurrentie aan te voeren als argument om het Europese sociale model uit te kleden. Laten wij juist meer investeren in de troeven van Europa, in het menselijk kapitaal, in onderzoek en innovatie.
De weg naar nieuwe groei loopt op dit moment vooral via een aantrekkende interne vraag, een groeiend consumentenvertrouwen, een herstel van de koopkracht en een eerlijker verdeling van het inkomen en de toegevoegde waarde over aandeelhouders en werknemers.
Tot slot, mijnheer Winkler en mijnheer Barroso, zou ik willen zeggen dat de Europese Raad op twee punten beoordeeld zal worden: enerzijds op de lessen die hij zal weten te trekken uit de stemming van het Parlement over de dienstenrichtlijn - we mogen absoluut niet opnieuw op Bolkestein terugvallen - en anderzijds de vrijheid van verkeer voor werknemers uit de nieuwe lidstaten binnen de Unie. Het wordt tijd hun deze fundamentele vrijheid te gunnen.
(Applaus)
Paolo Costa (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Winkler, dames en heren, ik vind het positief dat de Europese Unie haar invloed aanwendt om ervoor te zorgen dat het geheel meer telt dan de som der delen. Men wil onderzoek en ontwikkeling stimuleren om het bedrijfsleven in staat te stellen al zijn mogelijkheden te benutten, om de kwaliteit van de arbeidskrachten te verbeteren en efficiënter te gebruiken, en men wil maatregelen treffen om de energievoorziening te garanderen. Aan al deze maatregelen is echter een voorbehoud gekoppeld: de Europese toegevoegde waarde komt alleen volledig uit de verf als deze de vrucht is van de inspanningen van een werkelijk eengemaakte Europese samenleving en economie; dus als de resultaten geboekt worden via de core business van de Europese Unie.
De vorming van de interne markt, van een gemeenschap waarvan de sociale en politieke eenmaking juist gegrondvest is op de valorisatie van haar rijke culturele verscheidenheid: dat is een gegeven dat nadrukkelijk onderstreept dient te worden. Er kan namelijk geen sprake zijn van een eengemaakte markt, en de Europese maatschappij kan haar potentieel nooit volledig benutten als Europa niet fysiek geïntegreerd is, als er geen infrastructuur en transportdiensten zijn die zorgen voor mobiliteit en toegankelijkheid van elk punt A tot elk punt B van de Unie.
Men mag dat niet als een achterhaalde doelstelling zien omdat wij inmiddels voor nieuwe uitdagingen staan. Dit is gewoon een essentiële premisse: er bestaat geen onderzoek als er geen mogelijkheid van face-to-face contact is. Er kan niet echt sprake zijn van een bedrijfspotentieel als de markten niet geïntegreerd zijn. Dat is een eerste, fundamentele vereiste. Reeds een jaar geleden hadden wij plechtig toegezegd dat wij die zouden verwezenlijken met de in dit Parlement aangenomen resolutie 884/2004. Met deze resolutie verbonden wij ons ertoe om zo snel mogelijk, maar uiterlijk in 2020, het trans-Europese vervoersnetwerk tot stand te brengen.
Jammer genoeg is, in tegenstelling tot het aanvankelijke voorstel, in de mededeling van de Commissie hiervan geen spoor meer te bekennen. Ook vorig jaar nog heeft men ons energiek die richting uitgeduwd, en werden de lidstaten ertoe aangespoord om deze weg in te slaan. Als wij hieraan de voorstellen toevoegen die de Raad heeft gedaan om de begroting in deze sector drastisch te verminderen - waardoor het doel van de trans-Europese netwerken praktisch niet meer te realiseren is of hoe dan ook heel ver verwijderd raakt - dan realiseren wij ons dat de situatie werkelijk uiterst alarmerend is.
Het komt me voor dat het Parlement op de een of andere manier probeert zijn eigen resolutie wat op te kalefateren. Het lijkt me dat het Parlement bezig is alle betrokken partijen te verzekeren dat het trans-Europese netwerk een realiteit wordt.
De dringende oproep die ik vanaf deze plaats wil doen, is dat wij een ernstige politieke fout moeten zien te voorkomen: na resolutie 884 zijn er intellectuele, politieke en financiële energieën in Europa losgekomen en zijn er enorme verwachtingen gerezen naar aanleiding van de gedachte dat voort zou worden gemaakt met het TEN-netwerk. Er is geen plek in Europa waar niet over TEN-projecten gesproken wordt. Maar momenteel zijn die projecten in feite één van de niet opgenomen hoofdstukken en ze worden dus niet naar behoren gesteund door dat plan D, dat de belangstellingskloof tussen de Europese Unie en haar burgers zou moeten dichten.
Als wij onze beloften niet nakomen, als wij niet beantwoorden aan deze verwachtingen, kan dat gevolgen hebben die veel ernstiger zijn dan hetgeen wij willen bereiken in onze poging het Europees project aaneen te smeden. Ik hoop dat dit niet doorgaat en dat wij de rampzalige gevolgen, die een eventuele onderbreking van het project zou hebben voor de verwachtingen van vele Europese burgers, kunnen vermijden.
Bernat Joan i Marí (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als we willen dat Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld wordt, moeten we de investeringen in onderwijs en in onderzoek en ontwikkeling flink opvoeren. Helaas heeft Europa op dit ogenblik te kampen met een aderlating van onderzoekers die naar de VS trekken. Als een onderzoeker in het Europa van vandaag wil uitblinken, dan kan hij of zij het beste bij een vooraanstaande Amerikaanse universiteit gaan werken. We moeten concurreren met de VS door ons beleid te verbeteren, zodat onze wetenschappers in de Europese Unie blijven.
We moeten een Europese onderzoeksruimte tot stand brengen, om het gebied ‘onderzoek’ te analyseren en uit te zoeken hoe we het daar beter kunnen doen. Ook moeten wij die onderzoeksruimte tot een nuttig instrument maken, een instrument dat aansluit op de behoeften en doelen van onze onderzoekers. Mijns inziens moeten we de Lissabon-strategie koppelen aan het proces van Bologna als wij een goede link willen creëren tussen ons universiteitsstelsel en onze doelstellingen op het gebied van economie en welvaart.
Als we de huidige instrumenten voor onderwijs en O&O op EU-lidstaatniveau en op het niveau van de supranationale organen niet verbeteren, dan zal wat bekend staat als de Lissabon-strategie een grote mislukking blijken.
Helmuth Markov (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, uiteraard zijn de doelstellingen van de Lissabon-strategie - het creëren van 20 miljoen arbeidsplaatsen, jaarlijks een gemiddelde stijging van het bruto binnenlands product met 3 procent en het optrekken van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling tot 3 procent - juist. Het probleem, mijnheer Lehne, ligt echter niet in de doelstellingen, maar in de strategie waarmee men deze doelstellingen wil bereiken.
Als we kijken naar de huidige realiteit, dan zien we dat er gemiddeld sprake is van slechts 1,5 procent economische groei en dat er slechts een kwart van de verwachte nieuwe arbeidsplaatsen is gecreëerd - en daarbij gaat het ook nog eens om slecht betaalde arbeidsplaatsen. Dat is het feitelijke probleem. Dit is de koers die wij al zes jaar lang volgen, zoals ook blijkt uit de richtsnoeren die onlangs zijn aangenomen en die nu ook in de nationale plannen worden geïmplementeerd.
Kijkt u eens goed naar wat er gaande is: de productiviteit groeit in alle lidstaten van de Europese Unie explosief! En wat gebeurt er met de stijging van de lonen? De lonen blijven op hetzelfde niveau! Hoe wilt u dan de interne vraag stimuleren? Door wat er wordt gedaan, lijkt het alsof sociale uitkeringen een negatief effect hebben op een nationale economie. Dat is echter niet waar! Sociale uitkeringen zijn juist goed: hoge lonen zorgen uiteindelijk immers ook voor economische groei! Daarvoor moet het beleid echter drastisch worden herzien.
Wat wij vooral niet nodig hebben, is permanente liberalisering en privatisering. Wij hebben weliswaar concurrentie nodig, maar dan moet er wel worden geconcurreerd om hoge sociale normen en om hoge milieunormen. Wij moeten tot het besef komen dat de manier waarop wij onze goederen produceren moet stroken met de internationale arbeidsnormen. Dat is wat wij nodig hebben! Alleen dan hebben wij de mogelijkheid de Lissabon-strategie te volgen en daarmee de gestelde doelen te bereiken. Dat lukt ons niet als wij de sociale uitkeringen permanent afbreken om de bedrijven nog meer vrijheid te geven. Dat is de verkeerde oplossing!
(Behoedzaam applaus)
Johannes Blokland (IND/DEM). - Voorzitter, elk jaar in maart debatteren we hier ter voorbereiding op de Voorjaarstop en sinds 2001 praten we daarbij over de vraag waarom het Lissabon-proces niet beantwoordt aan de gestelde doelen. Het antwoord van het verslag-Kok uit 2004 is daarover helder. De lidstaten moeten hun verantwoordelijkheid nemen en serieus werk maken van hervorming van hun economie en van de verzorgingsstaat; dan komt er ruimte voor duurzame groei en werkgelegenheid. Nu er weer economische groei in het verschiet ligt, dreigen de noodzakelijke hervormingen op de lange baan te worden geschoven, maar groeien alleen is onvoldoende om ons sociale model in stand te houden.
Kan de commissaris aangeven wat de Europese Commissie doet om dit gevaar af te wenden en uitvoering te geven aan de conclusies van het verslag Kok. Ik hoop dat ook de reflectieperiode besproken zal worden, dat is hard nodig. Europa's elite is kennelijk niet in staat zonder ballast van een verworpen grondwet over de toekomst van de EU te spreken. Negen maanden reflectie mag toch voldoende zijn voor een eerste vervolg.
Wojciech Roszkowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is een grote schande dat de hoogdravende woorden over de tenuitvoerlegging van de Strategie van Lissabon nooit meer dan woorden zijn geworden.
De Strategie van Lissabon houdt voornamelijk verband met het mededingingsvermogen van de Unie. Zoals wij allen weten is voor meer mededingingsvermogen vooral een hogere productiviteit nodig, die op haar beurt echter de werkgelegenheid kan bedreigen. Die bedreiging zal echter geen realiteit worden als het extra inkomen dat met de grotere productiviteit wordt gegenereerd, voldoende hoog is en zich niet beperkt tot de individuele landen, maar ook van toepassing is in geïntegreerde economieën als die van de EU.
Om de productiviteit te verhogen is het evenwel noodzakelijk om niet alleen de technologische vooruitgang te implementeren maar ook de productie te verplaatsen van dure naar goedkopere locaties. De inkomensverhoging die hier het gevolg van zal zijn, zal iedereen in de Unie ten goede komen. Als men daarentegen dit proces opgeeft, loopt men een risico op stagnatie en concurrentiekrachtverlies, aangezien de wereld niet stil blijft staan. Daarom is het kiezen of delen: of wij krijgen stagnatie of wij accepteren bepaalde risico’s, die uiteindelijk misschien de moeite waard zullen blijken te zijn.
Wij moeten niet bang zijn voor de Strategie van Lissabon. Deze is een kans voor iedereen.
Alessandro Battilocchio (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik spreek namens de nieuwe Italiaanse Socialistische Partij. Volgens ons waren de maatregelen om de doelstellingen van Lissabon - groei, werkgelegenheid en mededinging - te verwezenlijken, te gering en allesbehalve duidelijk.
Er is behoefte aan meer steun voor het midden- en kleinbedrijf, dat immers de ruggengraat van ons industriestelsel is. Daarom moet de toegang worden verbeterd tot kredietverstrekking, Europese financieringsstelsels en onderzoeks- en technologieprogramma’s. Ook moeten onze kwaliteitsondernemingen beter beschermd worden tegen oneerlijke aanvallen van de internationale concurrentie. Ik denk bijvoorbeeld aan het textielwezen en de voedingssector.
Er is behoefte aan een energieplan om de Europese Unie ongevoelig te maken voor de huidige geopolitieke instabiliteit. Daarbij moet enorm veel aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen, zodat wij ook in milieuopzicht duurzame ontwikkeling kunnen verzekeren.
Er moet concreet geïnvesteerd worden in onderwijs, opleiding, onderzoek en innovatie, om langs die weg de concurrentiekracht van ons productiestelsel te verzekeren. Tenslotte moeten wij onze voornaamste hulpbron, de werknemers en het menselijk kapitaal, in bescherming nemen.
Wij mogen niet toestaan dat de werkgelegenheid en de welvaart van onze burgers minder belangrijk worden geacht dan de wetten van de markt en de internationale handel. Laat ons niet vergeten dat de industrie in dienst moet staan van de werknemers, en niet andersom.
Marianne Thyssen (PPE-DE). - Voorzitter, heren voorzitters en collega's, gewoonlijk besteed ik helemaal geen tijd aan complimentjes, maar in dit debat zou ik het echt wel ongepast vinden om geen waardering uit te spreken voor de co-rapporteurs Lehne en Goebbels. Ze verdienen onze felicitaties voor de meer dan behoorlijke ontwerpresolutie die ze voorbereid hebben en die wij integraal steunen.
Als coördinator van mijn fractie in de Lissabon-stuurgroep wil ik hierbij natuurlijk ook de fractiecollega's betrekken die gezorgd hebben voor de nodige input. De bespreking van deze resolutie is in het Parlement heel wat constructiever verlopen dan vorig jaar en ik hoop dat dit een goed teken is voor de verhoopte implementatie zelf van de vernieuwde strategie voor groei en banen.
De midterm-review werpt blijkbaar vruchten af, de lidstaten lijken mee te werken, de moedigste lidstaten wens ik volharding toe en de andere de moed van de overtuiging om er ook aan te beginnen of om het tempo op te drijven. Maar natuurlijk hebben we ook als Europese instelling een verantwoordelijkheid en in dit verband verwelkom ik de intenties, zowel van de Commissie als van het Raadsvoorzitterschap, om snel werk te maken van de dienstenrichtlijn en om daarbij het moeilijke evenwicht dat we na veel werk in het Europees Parlement hebben bereikt, te respecteren.
Collega's, de aard en de omvang van de uitdaging waar we in Europa voor staan, kennen we, we leven graag goed in Europa en we willen dat zo houden, maar om onze droom ook uit te voeren, om onze welvaart te bewaren en ons zogenaamd sociaal model overeind te houden, daarvoor moeten we een competitieve global player worden.
Zoals de Duitse president gisteren zei - ik kan het niet in betere woorden herhalen - moeten we ook de moed hebben om zoveel beter te worden als we duurder zijn. Wij moeten onze onrust omzetten in creativiteit en we moeten erop vertrouwen dat alleen door te veranderen we het potentieel zullen bewaren om onze ambities waar te maken. Voorzitter, collega's, we weten wat we moeten doen, laten we ons er op alle fronten consequent naar gedragen, we hebben geen ander alternatief.
Poul Nyrup Rasmussen (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de voorzitter van mijn fractie, de PSE-Fractie, heeft het gehad over de noodzaak nú tot actie over te gaan. Het is tijd om te handelen. Ik zal mij daarop concentreren. We weten allemaal dat de economische groei iets gestegen is, maar 2,2 procent groei per jaar in plaats van 2,1 procent levert niet genoeg werkgelegenheid op om onze werkloosheid - 19,5 miljoen werklozen - serieus terug te dringen. Ik ben het daarom fundamenteel eens met voorzitter Barroso en de voorzitter van de Europese Raad: we hebben meer groei nodig.
Ik heb twee korte vragen. De eerste betreft investeringen. Mijnheer de Commissievoorzitter, denkt u dat de regeringen tijdens de aanstaande Europese Raad bijeen kunnen komen - misschien geeft het Verdrag ons niet de capaciteit en de bevoegdheid om hen te dwingen - om een soort intergouvernementele afspraak te maken en te besluiten om de komende twee à drie jaar te investeren in de doelen die u in uw documenten en aanbevelingen bepleit heeft? Zo ja, dan zou mij dat verheugen omdat we dan een stap gezet zouden hebben in de richting van gecoördineerd optreden op het gebied van investeringen.
Ten tweede deed het mij deugd te zien dat de Raad werkgelegenheid een besluit heeft genomen over flexicurity op basis van de voorstellen van de Commissie. Mijnheer de fungerend voorzitter, verwacht u dat de conclusies van de Raad niet alleen zullen leiden tot flexibiliteit, maar ook tot een moderne vorm van zekerheid? In Frankrijk zie ik een regering die zich uitsluitend richt op flexibiliteit, en ik heb gezien hoe de jongeren daarop reageren. Daarom is het belangrijk dat we beide aspecten garanderen. Ik ben benieuwd naar uw antwoord, en als u vandaag nog zou kunnen reageren, zou dat mooi op tijd zijn en ook heel verstandig.
Het is tijd om onze beloften waar te maken, en ik hoop dat wij allemaal onze krachten zullen bundelen. Ik zal doen wat ik kan binnen de Europese sociaal-democratische partij en ik weet dat mijn collega, de voorzitter van onze fractie, zal doen wat hij kan, want het is nu tijd om onze beloften waar te maken, en de mensen verwachten van ons dat wij dat doen.
Nils Lundgren (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een paar algemene opmerkingen over de hele Lissabon-agenda maken. Naar mijn mening is die gebaseerd op een misvatting ten aanzien van de manier waarop economieën - en feitelijk menselijke beschavingen - zich in de loop van de geschiedenis hebben ontwikkeld.
Er is een periode in de geschiedenis geweest waarin Europa zich ontwikkelde tot de meest dynamische kennisregio ter wereld. Dat was vanaf het eind van de achttiende tot het eind van de negentiende eeuw. Het begon met veranderingen in Groot-Brittannië, met bijvoorbeeld wetgeving inzake economische kwesties, met de afschaffing van het gildenwezen, enzovoort. Er werd toen snel grote vooruitgang gemaakt, en die vooruitgang verspreidde zich ook ongelooflijk vlug naar een groot deel van de rest van de wereld. Ook in andere landen begon men gebruikt te maken van stoommachines, spinmachines enzovoort. Zo verloopt een ontwikkeling.
Het is volstrekt onjuist te denken dat er vandaag ongewoon knappe personen zijn die tot in detail weten welke maatregelen de Europese landen moeten nemen om een gunstige ontwikkeling in de richting van een dynamische kennisregio tot stand te brengen. De landen zoeken zelf naar oplossingen. Ze houden elkaar nauwlettend in de gaten en kopiëren goede oplossingen. Zo verloopt een ontwikkeling. Onze huidige werkwijze zet onze gedachten op een verkeerd spoor. We moeten ons in de Europese Unie bezighouden met echte vraagstukken.
Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de aanstaande Voorjaarsraad zal een antwoord moeten zien te vinden op de uitdagingen van deze tijd, waaronder de uitdaging op het gebied van milieu en energiebeleid. Daarbij zal rekening gehouden moeten worden met de verwachtingen van onze jeugd, maar ook met het toenemende aantal ouderen. Dit alles vraagt om infrastructurele aanpassingen. Onze samenleving is aan grote veranderingen onderhevig en dat verontrust onze medeburgers. We moeten hen dus terzijde staan door vooruit te lopen op de problemen van de komende decennia.
De verzorgingsstaat van de jaren tachtig is niet langer het geëigende antwoord. We moeten dus flexibiliteit en zekerheid met elkaar verzoenen, andere wegen vinden om prioriteit te geven aan werkgelegenheid en onze medeburgers weer vertrouwen geven, vertrouwen in hun politiek en vertrouwen in Europa, in een Europa dat zijn krachten bundelt. Dat vertrouwen zou een spontane impuls kunnen geven aan de groei, evenals aan het geboortecijfer, dat een goede barometer is voor de staat van onze samenleving. Dat vertrouwen zou immigratie als een buitenkans zien. Het zou het particuliere initiatief vrij spel geven, aanmoedigen en ondersteunen, in plaats van het voor de voeten te lopen. Dat hervonden vertrouwen zou ons ook in staat stellen om onze onderzoekers beter op te leiden en hen te behouden, ten behoeve van een betere kennismaatschappij. Als we echter zien wat er met Erasmus gebeurt, is er alle reden om ons zorgen te maken over de vooruitzichten op een dergelijke maatschappij. Tot slot zou dit Europa een Europa zijn zonder taboes, waar vrijuit gepraat mag worden over kernenergie en onafhankelijkheid op energiegebied. Ik zou nog vele voorbeelden kunnen geven.
Maar wat is de zin van alle redevoeringen zonder bijpassende begroting? Ons wordt vandaag verteld, mijnheer Barroso, dat we moeten kiezen tussen de grote trans-Europese netwerken en Galileo. Is dat mogelijk? Ik zeg "nee". Galileo is nodig en we moeten de interne markt voltooien met betere verbindingen. En als ik zo vrij mag zijn, zou ik hier nogmaals mijn steun willen uitspreken aan het plan voor een spoorverbinding Lyon-Turijn.
Ik zou dus niet willen dat wij vanmorgen slechts de zoveelste praatsessie hielden over de Strategie van Lissabon. Praten, praten, praten ... Het is tijd om de daad bij het woord te voegen. Schraapt u al uw moed bij elkaar, heren regeringsleiders! De Strategie van Lissabon is het enige tegengif tegen de uiteenlopende vormen van nationaal protectionisme.
Jan Andersson (PSE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij in deze korte minuut concentreren op een amendement van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement. Daarin verwelkomen wij het plan van de regeringsleiders van zes landen om een Europees pact voor gendergelijkheid op te richten.
Wij stellen maatregelen voor op drie gebieden. Ten eerste willen we het gebrek aan evenwicht tussen de geslachten op de arbeidsmarkt reduceren. Ten tweede willen we de verenigbaarheid van werk en ouderschap verbeteren, en ten derde willen we een gelijkheidsperspectief invoeren dat op alle politieke gebieden moet worden nageleefd.
Dit pact voor gendergelijkheid is niet bedoeld om een nieuw proces in het leven te roepen, maar om de reeds bestaande processen te versterken, bijvoorbeeld het proces van Lissabon, zodat de doelstellingen van duurzame groei, volledige werkgelegenheid en sociale rechtvaardigheid kunnen worden gehaald. Bijzonder belangrijk zijn de doelstellingen inzake kinderopvang en de mogelijkheid om betaald werk en ouderschap te verenigen.
Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de bijeenkomst van de Raad later deze maand biedt de regeringen van de lidstaten de gelegenheid te onderstrepen dat hervorming van vitaal belang is om sneller vooruitgang te kunnen boeken dan de Raad tot nu toe heeft gedaan.
Naar mijn mening zou de Raad zich in zijn conclusies duidelijk en krachtig moeten uitspreken over twee onderwerpen. Gezien het Commissiedocument “Tijd voor een hogere versnelling”, dat in januari het licht zag, is dit niet het moment om de ‘chauffeurs’ zonder benzine te laten staan. Ik ben opgetogen over het feit dat de heer Barroso blijkbaar op benzine met een hoog octaangehalte rijdt, en ik hoop dat dat nog lang het geval zal zijn. De aanzwellende stroom van protectionistische retoriek en protectionistische maatregelen van de regeringen van lidstaten is echter onaanvaardbaar. Merkwaardig dat er in de Europese Unie nog altijd regeringen zijn die maar niet kunnen loskomen van een achterhaalde protectionistische mentaliteit en die economisch en industrieel patriottisme blijven aanhangen.
De verklaringen van de Commissie waarin zij die tendens veroordeelt, hebben mijn instemming. Ik ben ook ingenomen met de recente opmerkingen van de Duitse minister van Economische Zaken, die zei dat we geen industrieel patriottisme nodig hadden en dat buitenlandse investeerders met open armen ontvangen moesten worden, en niet alleen maar getolereerd. Als de nationale hervormingsplannen die door de regeringen worden ingediend ook maar enigszins lijken op die van de regering van het Verenigd Koninkrijk, dan moge de hemel ons bijstaan.
Het debat over protectionisme raakt de kern van het debat over de toekomstige economische ontwikkeling. Er is geen plaats voor het beleid dat we recentelijk hebben gezien. De tijd van diplomatieke subtiliteiten is voorbij. We moeten het mogelijk maken dat de stem van kleine en middelgrote ondernemingen wordt gehoord.
Het compromispakket dat het Parlement in verband met de dienstenrichtlijn heeft aangenomen, moet door de regeringen verder worden verbeterd. We hebben vorderingen gemaakt, maar niet voldoende. De Raad dient zijn zaakjes wat betreft de Doha-ronde op orde te krijgen en zich meer in te spannen voor mondiale handelsovereenkomsten.
Ik vrees dat de jury op dit ogenblik aan het beraadslagen is. Ik doe een klemmend beroep op de Europese Raad om dezelfde krachtdadigheid en vastbeslotenheid aan de dag te leggen als de heer Barroso. Ik verzoek de Raad dringend tijdens zijn bijeenkomst later deze maand het gebruikelijke gedraai achterwege te laten en echt leiderschap te tonen. Dan kunnen wij hem beoordelen op zijn vastberadenheid, en vervolgens ons vonnis vellen.
Maria Berger (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, zelfs de heer Poettering voelde zich verplicht in zijn openingsspeech de vertegenwoordiging van het Oostenrijkse voorzitterschap te bekritiseren, en in het bijzonder de afwezigheid van bondskanselier Schüssel. Maar wellicht houdt deze afwezigheid verband met het feit dat het nieuws dat het Oostenrijkse voorzitterschap moest overbrengen, bijzonder bescheiden en zelfs onvoldoende was. Een dergelijke ondankbare taak laat men graag aan anderen over.
Er is bescheiden en zelfs onvoldoende nieuws over de doelstellingen, met name met betrekking tot de verlaging van de werkloosheid. Laten wij bedenken hoe hoog de werkloosheid is en wat de oorspronkelijke doelstelling van het Lissabon-proces was. Dit nieuws is bovendien niet alleen bescheiden en onvoldoende, maar ook onjuist als het gaat om de middelen: met structurele hervormingen alleen kunnen zelfs deze bescheiden doelstellingen niet worden bereikt.
De Unie en de lidstaten moeten de beschikking krijgen over extra geld. Zonder geld geen muziek - ook dat hebben wij van Mozart geleerd.
Jacek Emil Saryusz-Wolski (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een concurrerende Europese economie, zoals die in de Lissabon-agenda wordt beschreven, kan niet worden gebaseerd op een onzekere olie- en gasaanvoer. Zij kan niet worden gebaseerd op een gedifferentieerde en ongelijke toegang tot en zekerheid van energievoorraden. Dat druist in tegen de logica van de interne markt en de concurrentiebeginselen. Het valt daarom toe te juichen dat de continuïteit van de energievoorziening voor zowel het voorzitterschap als de Commissie prioriteit heeft.
Het is de hoogste tijd dat de Unie op dit gebied tot concrete actie overgaat. Een continue energievoorziening is van cruciaal belang voor de economische activiteit en concurrentiekracht van de EU-economie in haar geheel. Energie wordt - zoals wij onlangs nog hebben kunnen zien - soms ook gebruikt als wapen om politieke invloed uit te oefenen. Dit onderwerp moet daarom eveneens bestudeerd worden in de context van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie.
De recente problemen met de energietoevoer hebben onze zwakheid, kwetsbaarheid en afhankelijkheid tegenover derden blootgelegd. Het is dus van essentieel belang dat de EU een echt beleid voor continue energievoorziening ontwikkelt. Als we de interne markt en de Lissabon-agenda serieus nemen, moeten we onze economische actoren en onze burgers gelijke toegang tot de energievoorraden geven en zorgen voor een continue energietoevoer. De maatregelen van het voorzitterschap, en vooral de maatregelen die de Commissie in haar Groenboek voorstelt, gaan in de juiste richting, al zijn ze nog te bescheiden.
Solidariteit is een van de voornaamste beginselen van de Europese integratie. Zij schept de verplichting om alle landen die in problemen verkeren te helpen. We moeten dit solidariteitsbeginsel uitbreiden en ook toepassen op de problemen die verband houden met tekorten in de energievoorraad als gevolg van politiek handelen. Samenwerking en solidariteit, en niet concurrentie tussen lidstaten is wat we nodig hebben om de externe energievoorziening veilig te stellen.
Energiezekerheid heeft ook een financiële kant: de grootste bezuinigingen in de door de Raad afgesproken financiële vooruitzichten betroffen de trans-Europese energienetwerken. Die situatie moeten we in de trialoog over de begroting rechtzetten, anders zullen onze prioriteiten slechts op papier prioriteiten blijven.
Energiezekerheid is ook een van de hoekstenen van het nabuurschapsbeleid. Een nauwe samenwerking op het gebied van energiezekerheid is onontbeerlijk en draagt het effectiefst bij aan de versterking van het vertrouwen, zowel binnen de Europese Unie als tussen de Unie en haar buurlanden.
Gary Titley (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn drie dingen die op de Voorjaarstop prioriteit moeten krijgen: actie, actie en nog eens actie. Actie, omdat meer dan een derde van onze bevolking in de actieve leeftijd economisch inactief is, wat een schande is. We kunnen niet ‘ja’ zeggen tegen de globalisering en tegelijkertijd een groot deel van onze burgers aan het lot overlaten. We hebben proactieve arbeidsmarkten nodig.
We moeten ook tot actie overgaan wat de tenuitvoerlegging van wetgeving betreft: te veel lidstaten verzuimen om de wetgeving waar ze zelf mee hebben ingestemd ten uitvoer te leggen, en dat is een situatie die - om het maar eens ronduit te zeggen - onaanvaardbaar is.
Tot slot is het nu dertien jaar geleden dat de interne markt tot stand werd gebracht, en het is tijd dat we het bestaan van een Europese interne markt accepteren, van een markt die Europese kampioenen nodig heeft, en geen nationale kampioenen.
Laat er dus minder gepraat worden over deze Top, en laten de lidstaten in plaats daarvan met veel meer plannen voor concrete actie komen. Doe wat en praat niet!
Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE). - Voorzitter, dit debat gaat over de Voorjaarstop en wij hebben een mooie resolutie met prachtige aanbevelingen. De Europese burger is immers beloofd dat er meer groei zou zijn en dat er meer banen zouden komen, maar laten we elkaar geen zand in de ogen strooien, papier is geduldig. Wanneer na de top, komende week, de regeringsleiders weer naar hun hoofdsteden gaan, dan moeten ze ook het ownership van Lissabon meenemen, want het zijn de lidstaten die uitmaken met de sociale partners, met de politici, nationaal en lokaal, dat er ook meer groei aan banen bereikt wordt.
De boodschap aan de lidstaten is eenvoudig en helder. De interne markt moet echt verwezenlijkt worden. Er moet meer gebeuren aan onderzoek en ontwikkeling, innovatie moet worden ondersteund en scholing en opleiding moet efficiënter en meer op kwaliteit worden gericht. Voorzitter, de Lissabon-strategie heeft echter ook een sociale dimensie. We worden niet competitief, wanneer we onze principes en waarden over solidariteit met de zwaksten, de eigen verantwoordelijkheid van onze burgers, de sociale gerechtigheid of de lonen zó reduceren dat we op het niveau komen van onze Aziatische concurrenten. Dat is niet de Europese oplossing die onze burgers vertrouwen geeft.
Er zijn wel hervormingen nodig, de demografische ontwikkeling van verzilvering en ontgroening moet een antwoord krijgen. We moeten de financiering van de sociale zekerheidstelsels onder de loep durven te nemen, want de demografische realiteit komt heel snel op ons af. Het heeft geen zin om verder te filosoferen over een ondernemersvriendelijk klimaat of levenslang leren, wanneer we het niet omzetten. Er is werk aan de winkel.
Voorzitter, we hebben de Europese structuurprogramma's zo gericht dat driekwart, 55 miljard, bijdraagt aan de Lissabon-doelstellingen en wanneer het geld voor die programma's ontbreekt, of wanneer de lidstaten niet bereid zijn om bij te dragen, dan stel ik vast dat groei en werkgelegenheid conform Lissabon niet gerealiseerd zullen worden.
Voorzitter, wat de vergrijzing/ontgroening betreft, we zullen de sociale zekerheid en het werkgelegenheidsbeleid zo moeten aanpassen dat actieve jongeren en fitte ouderen ook hun bijdrage kunnen leveren aan die samenleving van straks, aan welvaart en welzijn voor onze burgers.
Libor Rouček (PSE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, vandaag zou ik iets willen zeggen over twee kwestie die ik uiterst belangrijk acht voor het bereiken van de doelstellingen van de Strategie van Lissabon inzake groei en werkgelegenheid. De eerste kwestie is de voltooiing van de gemeenschappelijke interne markt. Het concept van de vier vrijheden die het fundament vormen van de Europese Unie, lijkt helaas vaak alleen op papier te bestaan. We hebben hier vorige maand een zeer belangrijke stap genomen met de eerste lezing van de dienstenrichtlijn. Ik ben er diep van overtuigd dat dit een stap in de juiste richting was, maar ik zou iets willen zeggen over het vrije verkeer van personen. In het reeds genoemde verslag van de Europese Commissie wordt onderstreept dat de arbeidsmobiliteit nog steeds onvoldoende is, niet alleen tussen de nieuwe en oude lidstaten, maar ook binnen de ‘oude Europese Unie’. Toch is het juist deze mobiliteit die nodig is om economische groei te bewerkstelligen. De tweede kwestie is de goedkeuring van de financiële vooruitzichten.
Dames en heren, als de financiële vooruitzichten er halverwege dit jaar niet zijn, dan zal Europa in een crisis geraken, een economische crisis, een politieke crisis maar, naar ik vrees, ook een vertrouwenscrisis. Daarom wil ik alle drie de instellingen oproepen om hier hard aan te werken, zodat de financiële vooruitzichten eind juni, aan het einde van het Oostenrijkse voorzitterschap, zogezegd ‘in kannen en kruiken zullen zijn’.
John Bowis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik president Abbas willen bedanken voor de onverwachte gelegenheid die mij geboden wordt om een bijdrage te leveren aan dit debat. Ik ben Lissabon dankbaar voor haar agenda en de zoon van Lissabon, die in de voorste bank van de Commissie zit, voor de wijze waarop hij de Lissabon-agenda leidt. Niets is belangrijker voor Europa dan het welslagen van de Lissabon-agenda. Zó geven we onze burgers nieuwe hoop dat Europa zal bijdragen aan hun toekomst en dat we kunnen samenwerken om ook andere delen van de wereld nieuwe hoop te geven.
Ik wil stilstaan bij twee aspecten van de Lissabon-agenda die in deze ontwerpresolutie extra aandacht krijgen. Het eerste betreft de gezondheid van de Europese burgers, die volgens mij een absolute voorwaarde is voor Lissabon: zonder gezonde mensen geen gezonde economie. Het is zaak dat we eerst kijken naar een aantal bedreigingen op volksgezondheidsgebied, waaronder de kans op een grieppandemie, en naar de mogelijkheden. Ik denk bijvoorbeeld aan de huidige mogelijkheden voor patiëntenmobiliteit, die eveneens als een onderdeel van de Agenda moeten worden beschouwd.
Zoals mijn collega’s al hebben gezegd, moeten we kijken naar de vergrijzende bevolking. Wij moeten ervoor zorgen dat ouder worden een kans is en niet alleen maar een last. We moeten een gezond milieu eveneens als een noodzakelijke voorwaarde voor onze economie beschouwen. Ook dat is geen bedreiging. De bedrijven krijgen kansen om te innoveren en te voldoen aan onze hogere milieunormen, en dat zal hun goed van pas komen tegenover de rest van de wereld. Wij hebben de kans de wereld de weg te wijzen waar het gaat om duurzaamheid, innovatie, milieuetikettering, enzovoort, en naar mijn mening is dat een uitdaging die de Commissie samen met het Parlement moet aangaan.
Staat u mij toe tot besluit het Oostenrijks voorzitterschap - ere wie ere toekomt - lof toe te zwaaien voor het werk dat het op deze beide terreinen heeft verricht, ten behoeve van zowel een gezonde bevolking als een gezond milieu. Dat zal immers leiden tot de gezonde economie die de Lissabon-agenda in de zeer nabije toekomst voor eenieder onder ons kan opleveren.
Edit Herczog (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, op 15 maart herdenkt Hongarije de vrijheidsstrijd en de revolutie van 1848. Terugkijkend kunnen we zeggen dat verandering van economisch systeem, vrijheid voor de mensen en aanhoudende concurrentiekracht van het land de blijvende resultaten zijn van deze revolutie.
Tegenwoordig vindt concurrentie niet meer plaats tussen natiestaten, maar tussen continenten, op wereldschaal. Blijvende concurrentiekracht moet daarom ook op dat niveau worden gerealiseerd. De Europese Unie heeft een drastische wijziging van haar economische filosofie nodig. We moeten nu eindelijk eens van die ouderwetse, onproductieve concurrentie tussen lidstaten af en overschakelen op een Europese interne markt die het hoogste niveau van vrijheid en menselijke waardigheid aan haar burgers waarborgt.
De Lissabon-strategie is niet alleen maar een vijf- of tienjarenplan, maar vormt het fundament onder onze concurrentiekracht en onze overleving voor de komende honderd tot honderdvijftig jaar. In 1848 begrepen politici de boodschap van die tijd en namen ze het initiatief tot veranderingen. Ik vraag de Raad, de Commissie, het Parlement en de premiers die bezig zijn met de voorbereidingen voor de Voorjaarstop om nu eindelijk de boodschap van de eenentwintigste eeuw te begrijpen en actie te ondernemen. Dat is wat wij, Europese burgers, van hen verwachten.
Vito Bonsignore (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in maart 2000 besloten de Europese leiders hoe Europa er in 2010 moest uitzien. Zij hadden begrepen dat het optreden van de afzonderlijke lidstaten nog doeltreffender zou zijn als ze geruggensteund werden door collectief handelen van de lidstaten.
Door de vergrijzing en de toenemende kloof tussen de economische groei van Europa en die van Amerika en Azië zijn wij genoopt de Strategie van Lissabon zo snel en efficiënt mogelijk toe te passen. De verloren tijd moet immers zo gauw mogelijk ingehaald worden. Daarnaast staat vast dat betere resultaten kunnen worden verkregen als er aanvullende initiatieven en structurele veranderingen binnen de Europese Unie worden afgesproken en uitgevoerd.
Wij moeten bijtijds ingrijpen in voorheen geselecteerde sectoren om Europa aantrekkelijker te maken voor onderzoekers en wetenschappers, om de interne markt te voltooien en zodoende het vrij verkeer van goederen en kapitaal in gang te zetten, en om een echt eengemaakte dienstenmarkt tot stand te brengen. Als wij een beter klimaat willen creëren voor het bedrijfsleven, moeten wij de aanbevelingen van de Europese task force voor de werkgelegenheid bijtijds toepassen.
In sommige van deze sectoren hebben de afzonderlijke lidstaten weliswaar vooruitgang gemaakt, maar geen van de landen heeft positieve en duurzame resultaten kunnen boeken. Om zijn doelstellingen te bereiken moet Europa de lat veel hoger leggen, ook door druk uit te oefenen op de afzonderlijke lidstaten. De lidstaten moeten afstappen van oude nationale gewoonten en meer investeren in de opbouw van Europa. Ook moeten wij de burgers aan het verstand brengen dat er momenteel weliswaar offers moeten worden gebracht, maar dat zij daar morgen de vruchten van plukken.
Het Europees Parlement is een sleutelelement in de groeistrategie, in het streven naar een nieuw Europa. Het Parlement moet dan ook steeds meer optreden als een stimulerende factor voor alle partijen die betrokken zijn bij de opbouw van Europa.
Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben onszelf nu in een hoek van de Europese Unie gedrukt. De meeste lidstaten vertragen om volstrekt egoïstische en kortzichtige redenen de tenuitvoerlegging van de Strategie van Lissabon. Wij blijven bijvoorbeeld op het gebied van investeringen in informatie- en communicatietechnologie elke week ver achter bij de Verenigde Staten en Japan. Tegelijkertijd gaan China en India een steeds hardere concurrentiestrijd met ons aan. Wij zitten volledig vast en gaan nergens heen.
De Noordse landen hebben echter een groot concurrentievermogen, een welvaartsstaat en een brede kennisbasis weten te behouden. Dat is nu gebeurd. Ik wil de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, vragen of het niet mogelijk is dat hij met zijn zuidelijke temperament dit voorbeeld toont aan degenen die nog steeds bang zijn voor de moedige besluiten die wij lang geleden al hebben genomen. Het heeft ons niet van ons stuk kunnen brengen, en zelfs de koude winter heeft ons niet van richting doen veranderen. Met andere woorden: het is mogelijk, en waarom ook niet?
Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, als we over het proces van Lissabon discussiëren, dan zien we dat de verschillende landen meer of minder succes hebben gehad. De landen die hervormingen en veranderingen hebben doorgevoerd, kunnen de globalisering beter aan en hebben een groter concurrentievermogen. De landen die geen hervormingen hebben doorgevoerd, redden zich minder goed.
Het opmerkelijke is echter hoe weinig er feitelijk is gebeurd op gemeenschappelijk Europees niveau, hoe weinig we de expansieruimte voor nieuwe ondernemingen, nieuwe diensten en nieuwe markten hebben vergroot. De primaire en overkoepelende taak van de Commissie is het bestrijden van het nieuwe protectionisme dat we de kop zien opsteken bij regeringen en politici in Europa. Dit nieuwe protectionisme richt zich tegen de nieuwe lidstaten en de wereld buiten de Unie, waar de grote toekomstige markten liggen, maar het richt zich ook tegen de oude lidstaten en komt ook tussen de oude lidstaten steeds meer voor.
Willen we het proces van Lissabon met succes aanpakken, dan is het onze belangrijkste opgave om dit protectionisme, dat in strijd is met het Verdrag en met alles waar de Europese integratie voor staat, te bestrijden. Europa heeft fantastische mogelijkheden. Waar we hervormingen hebben doorgevoerd, hebben we succes. Kijkt u bijvoorbeeld maar naar de telecommarkt. Daar zijn we het meest succesvol.
Wat de Commissie moet doen, is verkondigen hoe belangrijk het is dat we de vrije handel beschermen waarop de welvaart van Europa gebaseerd is. De Commissie moet ja zeggen tegen de globalisering, maar ze moet er vooral voor zorgen dat maatregelen worden genomen die kunnen leiden tot meer nieuwe ondernemingen en meer nieuwe banen. De resultaten moeten tellen, niet de doelen. Op die manier kunnen we Europa een nieuwe toekomst geven.
Edite Estrela (PSE). - (PT) Heren voorzitters, twee korte opmerkingen. Om de doelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid te verwezenlijken zullen we in het kader van de Strategie van Lissabon meer aandacht moeten schenken aan gendermainstreaming, zeker als het gaat om de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheid. Het aantal vrouwen met een baan moet stijgen, en er moet een strategie worden ontwikkeld voor actief ouder worden. Ons uiteindelijke doel is een maatschappij waar mensen goed opgeleid zijn en levenslang leren.
Mijn tweede opmerking heeft betrekking op de financiële vooruitzichten. We moeten snel een interinstitutioneel akkoord tot stand brengen. De tijd dringt. De Raad, de Commissie en het Parlement moeten snel via onderhandelingen tot een oplossing komen. De Europese burgers zullen geen genoegen nemen met verder uitstel. Laten we de Europese Unie “lissaboniseren” en een begroting opstellen die ons in staat stelt de doelstellingen op het gebied van groei en meer en betere banen voor iedereen - en dus ook vrouwen - te verwezenlijken. Zonder vrouwen kan de strategie van Lissabon nooit een succes worden.
Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik beloof u dat ik het zo kort mogelijk zal houden. Er zijn zeer veel belangrijke en interessante opmerkingen over dit onderwerp gemaakt, en ik kan de heer Poettering en mevrouw Berger garanderen dat de bondskanselier ondanks zijn afwezigheid op de voet volgt wat het Parlement te zeggen heeft. Uiteraard zal hetgeen u te zeggen heeft ook een belangrijke rol bij de voorbereidingen spelen. Tegen mevrouw Berger zou ik willen zeggen dat het feit dat ik vandaag hier aanwezig ben, niet mag worden geïnterpreteerd als een gebrek aan ambitie. Integendeel, het Oostenrijkse voorzitterschap streeft ernaar om samen met de Commissie echte resultaten te bereiken in het belang van de Europese burgers.
Tegen de heer Schulz kan ik zeggen dat wij ons er natuurlijk van bewust zijn dat de noodzakelijke financiële middelen moeten worden ingezet. Daarbij gaat het niet alleen om Europese maar ook om nationale middelen. Daarbij gaat het ook om de kwaliteit en een efficiënte besteding van deze middelen. Wij moeten niet altijd alleen naar de omvang van de middelen kijken: het is eveneens van belang dat de juiste middelen op de juiste plaats worden ingezet.
(EN) Mijnheer Watson, ik ben het zonder meer met u eens dat er veel onderwerpen zijn die de Europese Raad zou moeten behandelen, maar gezien de beperkte tijd kan niet alles aan de orde komen.
Wat uw verwijzing naar Metternich betreft, verzeker ik u dat Metternich voor ons geen rolmodel is. De manier waarop hij Europa zag, is niet de onze. Wij willen geen elitegroep van vijf landen die heersen over de rest. Laten we niet vergeten dat Metternich aan het hoofd stond van een politiestaat, en die willen wij evenmin.
(DE )Tegen mevrouw Harms zou ik willen zegen dat duurzaamheid uiteraard een belangrijke rol speelt in de Europese Unie, en ik wil het Parlement eraan herinneren dat de duurzaamheidsstrategie voor midden 2006 moet worden herzien. Ik kan u garanderen dat duurzaamheid natuurlijk ook bij alle inspanningen van de Raad en de Commissie een belangrijke rol speelt.
Ik zou ook iets tegen de heer Bonde willen zeggen. Ik wil uitdrukkelijk het idee van de hand wijzen dat de lidstaten die hun soevereine rechten willen uitoefenen door het ratificatieproces voor het Grondwettelijk Verdrag voort te zetten, illegaal zouden handelen.
(Applaus van rechts)
Daarbij verwijs ik naar het besluit van de Europese Raad van juni, waarmee een periode van reflectie wordt ingevoerd en uitdrukkelijk wordt verklaard dat de voortzetting van het ratificatieproces onbetwistbaar gerechtvaardigd is.
Ik geloof dat de Raad met volle vaart werkt aan de verwezenlijking van de doelen die wij onszelf hebben gesteld.
Het is heel goed mogelijk, mijnheer Kirkhope, dat de Raad niet op brandstof met een hoog octaangehalte loopt, in tegenstelling tot de voorzitter van de Commissie. Misschien lopen wij op biobrandstof, geheel in de geest van onze tijd.
(DE) In dit verband is eveneens door meerdere sprekers het initiatief van de Commissie inzake betere regelgeving genoemd, waarvoor ik met name commissaris Verheugen, die vandaag hier aanwezig is, wil danken. Ik wil hem ook aanmoedigen om dit initiatief door te zetten. Dit is immers een initiatief dat onze burgers begrijpen en dat de Europese Unie weer dichter tot de burgers brengt.
De heer Rasmussen en anderen hebben de kwestie van de ‘flexicurity’ genoemd, en ik kan bevestigen en benadrukken dat het hier gaat om flexibiliteit door zekerheid, als een overkoepelend paradigma voor hervormingen op het gebied van arbeids- en sociaal beleid. Uiteraard is het de bedoeling dat er een evenwichtige verhouding tussen flexibiliteit en zekerheid op de Europese arbeidsmarkten wordt bereikt.
(EN) Mijnheer Titley, ik ben het met u eens dat actie geboden is, omdat dat onze burgers zal overtuigen. Samen met de Commissie zijn wij vastbesloten de juiste maatregelen met het oog op deze actie te treffen.
Günther Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, groei en werkgelegenheid zijn de sleutelwoorden van de Lissabon-strategie, maar ik heb de indruk dat deze begrippen nogmaals nadere toelichting behoeven.
Als wij, in het Europa van de eenentwintigste eeuw, over groei spreken, dan kunnen we niets anders bedoelen dan duurzame en sociaal en ecologisch verantwoordbare groei. Al het andere betekent dat wij niets hebben geleerd van de voorbije decennia, en ik verzoek u daar eindelijk nota van te nemen! Als de Commissie over groei spreekt, bedoelt ze duurzame groei. Daartoe behoort ecologische innovatie, energie-efficiëntie, concurrentie om betere kwaliteit, en niet lagere sociale normen, lagere milieunormen of lagere lonen. Ik hoop dat dit nu voor eens en voor altijd duidelijk zal zijn!
Als wij van werkgelegenheid spreken, dan bedoelen wij daarmee niet ongeacht welke werkgelegenheid. De grote sociale kwestie van onze tijd is of wij er, in de stormen van de globalisering, in zullen slagen voldoende goed betaalde en gekwalificeerde arbeidsplaatsen te creëren. Dat is het grote probleem waarmee wij kampen. Het gaat niet om ongeacht welke arbeidsplaatsen; het gaat om arbeidsplaatsen die in tijden van toenemende concurrentie behouden blijven.
Daaraan moeten wij, in de huidige situatie, enkele duidelijke eisen verbinden aan het adres van de lidstaten. Wij moeten tegen de lidstaten zeggen dat het hoog tijd is dat zij een nieuwe koers gaan varen. De stap in de richting van een kennismaatschappij moet nu resoluut worden gezet. Wij kunnen ons in Europa geen samenlevingen permitteren met onderwijsbeleid dat uitsluit in plaats van stimuleert, of dat discrimineert in plaats van integreert. Wij hebben een onderwijsbeleid nodig waarmee de onderwijsreserves van dit continent ten volle worden benut.
Wij kunnen ons geen sociaal beleid veroorloven waarmee jonge vrouwen goed opgeleid worden maar uiteindelijk niet de mogelijkheid krijgen om met deze opleiding ook iets te doen, omdat gezin en beroep niet met elkaar gecombineerd kunnen worden. Wij kunnen ons evenmin een sociaal beleid veroorloven dat oudere werknemers eenvoudigweg uit het productieproces duwt, omdat ze als nutteloos worden geacht. Dat alles kan nu niet meer, zoals ook overduidelijk blijkt uit onze strategie.
Wij bevestigen eveneens dat de Europese interne markt - een beleid dat rekening houdt met de internationale concurrentie - gunstig is voor groei en werkgelegenheid. Daarom gelooft de Commissie niet in enige vorm van economisch patriottisme. Wij wijzen er nogmaals op dat iedereen die voorstander is van een grote Europese interne markt, eveneens moet aanvaarden dat er bedrijven ontstaan die op deze grote Europese markt grensoverschrijdende activiteiten ontplooien.
(Applaus)
Bij een Europese markt behoren ook Europese bedrijven. De Commissie slaat de renationalisering van het economisch denken in diverse delen van de Europese Unie met zorg gade en ze waarschuwt hiertegen. De juiste weg is immers om - zoals nagenoeg alle sprekers hebben opgemerkt - de problemen van Europa gezamenlijk aan te pakken.
Ik wil mij echter eveneens tot de Europese bedrijven richten. Jarenlang voeren wij een beleid waarmee wij de kadervoorwaarden voor Europese bedrijven trachten te verbeteren. Wij verwachten van de Europese bedrijven echter dat zij - nu de grootste onder hen het beter doen dan ooit tevoren - zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid voor Europa als bedrijfslocatie. Ondernemingen hebben niet alleen de verantwoordelijkheid voor kortetermijnwinsten; zij dragen tevens de verantwoordelijkheid voor de locatie waar zij deze winsten behalen.
(Applaus)
En als een bedrijf in het kader van herstructureringen tot ontslagen overgaat, dan is niet de politiek daar in de eerste plaats verantwoordelijk voor. Dan is er allereerst sprake van een falen van het bedrijf, want bedrijven kunnen tijdig zien aankomen wanneer herstructureringen noodzakelijk zijn en wanneer deze moeten worden doorgevoerd. Wij verwachten nu van de Europese bedrijven dat zij zich sterker inzetten voor herstructurering op een positieve manier. Ontslagen zijn per definitie het allerslechtste middel, en dat middel mag niet worden toegepast.
(Applaus)
Er is overigens nog iets dat we tegen de Europese ondernemingen moeten zeggen: een bedrijf kan ook groeien door hoge bedrijfswinsten te gebruiken om nieuwe producten te vervaardigen, nieuwe technologieën te ontwikkelen en nieuwe capaciteiten te creëren, en niet alleen om andere bedrijven te kopen.
Ik wil er u in alle vriendelijkheid op wijzen dat uit alle ervaringen die in de afgelopen twintig jaar met het opkopen van bedrijven zijn opgedaan, blijkt dat meestal een positief effect voor het bedrijf en de economie in het algemeen uitbleef. Ik had liever gezien dat de Europese bedrijven de grote winsten die zij de afgelopen tijd hebben geboekt, investeerden in nieuwe capaciteiten, in onderzoeks- en productiecapaciteiten, en in Europa, in plaats van in de financiering van veldtochten voor de overname van andere bedrijven.
Er is ook een eis aan het adres van de parlementsleden. Hier is terecht geklaagd over het feit dat het publiek niet betrokken is bij de ontwikkeling van de strategie voor groei en werkgelegenheid. Daar ligt een taak voor nationale beleidsmakers en voor de nationale parlementen.
Ik verzoek u, dames en heren, in uw eigen land met uw collega’s in de nationale parlementen te gaan praten en ervoor te zorgen dat deze kwestie op de agenda van de nationale politiek komt te staan. Het is immers niet de taak van de Commissie om oppositieleden in de lidstaten ertoe te bewegen hun taak te vervullen en deze kwestie op de agenda te krijgen. Dat is de taak van de parlementsleden! Ik doe een dringend beroep op u om uw invloed te doen gelden. Alleen als wij erin slagen ook in de lidstaten een breed parlementair debat, een breed politiek debat op gang te brengen, kunnen wij het noodzakelijke bewustzijn creëren en duidelijk maken dat een gemeenschappelijke inspanning, niet alleen van de politiek maar ook van de burgers, noodzakelijk is om ons concurrentievermogen te behouden.
(Levendig applaus)
Martin Schulz (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Verheugen hartelijk danken voor zijn toespraak van zojuist, die uitstekend was. Ik heb er met mijn hoofdtelefoon naar kunnen luisteren. Als ik de hoofdtelefoon niet op had gehad, zou ik er nauwelijks een woord van hebben kunnen verstaan, mijnheer de Voorzitter, hoewel wij hier luidsprekers hebben.
(Applaus)
Het heeft ook geen zin dat u de Parlementsleden via de microfoon in uw eigen taal vriendelijk verzoekt om te gaan zitten. Dat verstaan ze namelijk niet, als ze geen vertaling horen. Dan moet u toch de hamer gebruiken als u wilt dat ze gaan zitten.
Ik wil voor één keer, als collega, een verzoek richten tot ons eigen Parlement: het is mijns inziens onaanvaardbaar dat wij niet het minste fatsoen hebben om naar de sprekers te luisteren!
(Applaus)
De Voorzitter. - Ik hoop dat alle aanwezigen dat ter harte zullen nemen. Ik aanvaard de kritiek en zal de afgevaardigden tot de orde roepen in een meer algemeen gesproken EU-taal, of de voorzittershamer hanteren.
Tot besluit van het debat zijn er twee ontwerpresoluties ingediend(1), overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.
VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS Ondervoorzitter
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil slechts een kleine opmerking van huishoudelijke aard maken. Een aantal van ons heeft sinds 11 uur vanochtend geen e-mail meer ontvangen, behalve via de webmail. Ik weet niet om hoeveel collega’s het gaat, omdat er meerdere servers zijn. Eén server is echter down en dat was gisterenochtend ook al enige tijd het geval. Volgens mij is dit een probleem dat zich vooral in Straatsburg voordoet, wat natuurlijk een van de vele redenen is waarom we hier zo graag komen.
(Applaus)
Zou u er alstublieft voor kunnen zorgen dat de administratie prioriteit geeft aan het oplossen van dit probleem, dat bijzonder veel ongemak veroorzaakt?
(Applaus)
De Voorzitter. - We zullen eraan denken, mevrouw Ludford.
Carl Schlyter (Verts/ALE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde specifiek verwijzen naar artikel 140 van het Reglement van het Europees Parlement. Daarin staat dat wij het recht hebben om rechtstreeks via het interne computersysteem van het Parlement kennis te nemen van de documenten. Ik wil graag dat u de overeenkomst met het particuliere bedrijf dat deze dienst wordt geacht te leveren, herziet. Dat is zowel in ons democratisch als economische belang.
De Voorzitter. - Hartelijk bedankt. We zullen ernaar kijken.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Richard Corbett (PSE). - (EN) De Voorjaarstop van de Europese Raad, die zich zal bezighouden met de Europese economie, vindt juist plaats op een moment waarop in een aantal Europese landen, met name Frankrijk, het protectionisme opnieuw de kop opsteekt.
President Chirac probeert vaak Frankrijk af te schilderen als de kampioen van de Europese integratie, en hij verwijt andere landen soms dat ze zich - in zijn ogen - niet enthousiast tonen. Maar als het gaat om het ten uitvoer leggen van EU-wetgeving, is Frankrijk een van de slechtst presterende landen: het ligt dwars bij grensoverschrijdende fusies, het heeft willens en wetens niet voldaan aan de verplichtingen van het Stabiliteits- en groeipact en het heeft het tempo van de hervorming van het GLB consequent vertraagd.
De Europese Raad zou een gelegenheid moeten zijn voor andere lidstaten om Frankrijk aan te sporen schoon schip te maken.
Dominique Vlasto (PPE-DE). - (FR) Kwesties inzake concurrentievermogen en groei hebben altijd centraal gestaan in de Strategie van Lissabon.
Met de resolutie waarover we vandaag gaan stemmen wordt hier een sociale dimensie aan toegevoegd, en ik wil nadrukkelijk zeggen dat ik dat een heel goede zaak vind. Dit moet zeker niet worden gezien als een sta-in-de-weg voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Strategie van Lissabon. Daarmee kan men onder andere bewerkstelligen dat alle onderdanen van de Europese Unie toegang krijgen tot hoogwaardig onderwijs en levenslang leren. Ik wijs in dit verband op het belang van een Europees uitwisselingsprogramma voor leerlingen in het leerlingenstelsel.
Verder zou ik de rol van het MKB bij de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen willen onderstrepen - dat is een van de belangrijkste banenmotors voor de toekomst. Daarom moeten we onszelf de middelen verschaffen om de belemmeringen voor deze ondernemingen weg te nemen, met name als het gaat om de kleinste bedrijven, en daarnaast moeten we deze bedrijven in staat stellen te innoveren. Een ruim budget voor het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie is derhalve van groot belang.
Ik betreur dan ook - dat moge duidelijk zijn - dat er onvoldoende begrotingsmiddelen gereserveerd zijn voor het realiseren van de ambities te die zijn neergelegd in de Strategie van Lissabon. Ik hoop dat we erin zullen slagen de financiële vooruitzichten op dit punt te verbeteren.