14. Gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
- het verslag (A6-0033/2006) van Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (COM(2005)0694 - C6-0026/2006 - 2005/0270(CNS), en
- het verslag (A6-0034/2006) van Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (COM(2005)0698 - C6-0027/2006 - 2005/0275(CNS)).
Ik wil de sprekers in dit debat graag herinneren aan hetgeen ik zei in verband met het vorige debat, namelijk dat dit een zeer lange nachtzitting wordt en dat ik daarom onverbiddelijk zal zijn als het gaat om de spreektijd. Ik hoop dat u begrip zult tonen als ik ingrijp om ervoor te zorgen dat u zich aan de officieel toegekende spreektijd houdt. Deze opmerking geldt uiteraard niet voor mevrouw Kroes, aan wie ik nu het woord geef.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de heer Graefe zu Baringdorf en de leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling bedanken voor het vele werk dat zij hebben verricht voor beide verslagen. Het eerste gaat over de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen en het tweede over de gegarandeerde traditionele specialiteiten.
De Commissie heeft grote waardering voor de doelmatige wijze waarop u uw werk heeft gedaan. Hierdoor kunnen de verslagen heel snel worden aangenomen. In mijn openingstoespraak behandel ik beide verslagen. Ik zal mij daarbij vooral richten op de algemene achtergrond die tot deze Commissievoorstellen heeft geleid.
Ik ga eerst in op het verslag over de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen. Bijna veertien jaar geleden heeft de Europese Gemeenschap een vrijwillig systeem van geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen anders dan wijnen en sterkedranken ingevoerd. Sinds 1993 zijn meer dan 700 namen geregistreerd. Bijna 300 aanvragen liggen momenteel te wachten op registratie. Dit zegt iets over het succes van dit systeem.
Dit succes kan de belangstelling verklaren die onze handelspartners voor deze regeling hebben getoond. De conclusies van de recente WTO-panels inzake de door de VS en Australië aangespannen rechtszaken verplichten ons de communautaire regeling ook te laten gelden voor rechtstreekse aanvragen en bezwaren van personen in derde landen.
Dat is de belangrijkste reden voor het voorstel dat nu op tafel ligt. Wij moeten de regeling in overeenstemming brengen met de conclusies van de panels. Gezien de ervaring die bij de uitvoering van het registratieproces is opgedaan, realiseerden wij ons dat het huidige systeem de extra belasting van rechtstreekse aanvragen van marktdeelnemers in derde landen niet zou kunnen verwerken. Daarom moesten wij het systeem eenvoudiger en efficiënter maken.
Als wij slechts het systeem in overeenstemming brengen met de WTO-regels, zonder de doelmatigheid van het functioneren ervan te vergroten, zou het hele goedkeuringsproces wel eens tot stilstand kunnen komen. Ik moet daaraan toevoegen dat, om ieder risico van een nieuwe klacht op WTO-niveau te voorkomen, de procedure voor benamingen van producten uit derde landen zoveel mogelijk gelijk moet zijn aan die voor de EU-landen.
Wij zijn allemaal verrast door de omvang van de wijzigingen die krachtens de WTO-uitspraak moeten worden aangebracht. De Gemeenschap kreeg gelijk in de zaak betreffende de belangrijke kwestie van de handelsmerken, maar verloor op het punt van de procedurele kwesties. Wij hebben ook één duidelijke beleidswijziging opgenomen, namelijk de bevordering van het gebruik van Gemeenschapslogo’s, teneinde de geloofwaardigheid van het systeem te vergroten. Afgezien daarvan bevat het voorstel echter geen beleidsinitiatieven, aangezien het primaire doel van het voorstel is de regeling binnen de gestelde termijn met de bevindingen van het WTO-panel in overeenstemming te brengen.
De vele verzoeken om en suggesties voor beleidsontwikkeling, zoals verwoord in de amendementen die in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zijn aangenomen, betreffen onderwerpen die voor een goede behandeling meer tijd vergen.
Dan kom ik nu bij het andere voorstel, dat gaat over gegarandeerde traditionele specialiteiten. Ondanks het bescheiden aantal geregistreerde producten hebben sommige producenten belangstelling getoond voor deze regeling. Slechts 50 namen staan geregistreerd als gegarandeerde traditionele specialiteiten, maar er zijn nog 19 aanvragen in behandeling bij de Gemeenschap en een aantal andere wordt onderzocht in de lidstaten. Deze regeling is sinds haar invoering in 1992 niet meer gewijzigd. De procedures zijn niet bedoeld voor vijfentwintig, noch voor zevenentwintig lidstaten, en ook niet voor de behandeling van een groot aantal aanvragen.
Ook hier is behoefte aan vereenvoudiging en standaardisering van de inhoud van de aanvragen, zodat de procedures doelmatiger worden en de producenten die energie en geld steken in de ontwikkeling van kwaliteitsplannen, niet teleurgesteld raken door een jarenlang wachten op goedkeuring daarvan.
Ik vind het ook belangrijk om een aantal tegenstrijdigheden te corrigeren en de substantiële vorderingen die sinds 1992 bij de normen voor de opstelling van wetsteksten zijn gemaakt, in deze regeling te verwerken. Tegelijkertijd stellen wij vereenvoudigingen, toelichtingen en andere verbeteringen voor die vergelijkbaar zijn met de voorstellen voor de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen.
Ten slotte willen wij in deze regeling vooral heel duidelijk maken dat de WTO-regels zijn geëerbiedigd. Bovendien willen wij iedere kritiek voor zijn.
Concluderend kan ik zeggen dat deze voorstellen leiden tot conformiteit aan de WTO-regels. Zij bevatten een aantal beperkte doch noodzakelijke huishoudelijke aanpassingen, die bedoeld zijn om de procedures te stroomlijnen en te verhelderen. Daardoor kunnen wij de mechanismen versterken en producenten en consumenten die op benamingen vertrouwen, beter van dienst zijn. Vooral gezien de door de WTO gestelde termijn van 3 april 2006 hebben wij echter geen ingrijpende beleidswijzigingen voorgesteld. Daar zullen wij ons te zijner tijd over buigen, in het kader van een meer algemene behandeling van het beleid inzake de kwaliteit van de landbouw.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, uw collega, mevrouw Fischer Boel, kon niet komen, maar we kunnen desondanks een goede discussie voeren. Ik ben blij dat u in het debat over dit verslag de Commissie vertegenwoordigt.
U heeft gezegd dat dit niet het begin van een legislatieve discussie is, maar dat we reageren op een verzoek van de WTO. Dit voorstel voor een verordening van de Raad inzake kwaliteitsgaranties dateert al van 1992, dat is veertien jaar geleden. Dat was natuurlijk niet het begin van de kwaliteitsproductie in de sectoren die toen beschermd waren, mevrouw de commissaris. Net als de bioboeren leveren de makers van de onderhavige producten al tientallen jaren lang aan de consumenten die kwaliteit waarderen. Daarna is de regeling geharmoniseerd, compacter gemaakt, de tekst is duidelijker en degelijker geworden.
In de landbouw hebben we slechts voor twee sectoren een kwaliteitsbeleid, voor de sector die we vandaag bespreken en voor de biologische landbouw. Alle andere sectoren vallen onder de voedselveiligheid. Hier hebben we het echter nadrukkelijk over kwaliteit: daar gaat het om.
U heeft al gezegd dat er heel wat op het spel staat, het gaat om miljarden. De erkenning als een ‘beschermde geografische aanduiding’, een ‘beschermde oorsprongsbenaming’ of een ‘gegarandeerde traditionele specialiteit’ kan een echte toegevoegde waarde betekenen voor de regio's en voor de bedrijven, en gunst baart nijd, dat is logisch.
We hebben aan de ene kant geschillen met de VS, en wanneer ik VS zeg bedoel ik de grote multinationals. Zij kijken met argusogen of ze onze oorsprongsbenamingen niet als merken kunnen opnemen in hun wereldrijk. Ze hebben al Coca Cola, nu willen ze ook feta onder hun eigen merk maken en verkopen, Parmezaanse kaas, Spreewaldgurken, Karlsbader Oblaten, Thüringer Rostbratwurst, maar ook Tiroler Speck - uit Oostenrijk, maar ook uit Zuid-Tirol. Dat is niet omdat ze die producten zo geweldig vinden, maar omdat ze er geld mee kunnen verdienen. Daarom hebben ze dit geschil ook aan de WTO voorgelegd, en daar reageren wij nu op.
Het voordeel van dit geschil is dat de WTO al heeft verklaard dat hun aanpak en de onze in principe conform de regels zijn. Wat niet conform de regels is, of wat nog beter moet worden geregeld, is de vraag of derde landen toegang kunnen krijgen tot deze beschermde kwaliteitsmerken. Dat regelen we hier alsnog, en dat vind ik ook heel redelijk.
Gunst baart nijd, en dat geldt ook nog in een ander opzicht. Wie bijvoorbeeld parmaham maakt, of Tiroler Speck, zou kunnen zeggen: als ik die varkens gewoon op de markt koop zijn ze goedkoper dan wanneer ik ze in de regio fok of bepaalde regels voorschrijf voor de regio's waar ik de varkens koop, omdat de productie dan natuurlijk duurder wordt.
Als we het niet doen, bestaat echter het gevaar dat we in de discussies op het internationale toneel, in de WTO, onze eigen argumenten ontkrachten. De multinationals geven de moed nog lang niet op, en het gevaar bestaat dat we onze eigen kwaliteitsbenamingen uithollen en dan vroeger of later onze bescherming verliezen. Dat zou een verdomd riskant spelletje zijn, alleen maar om onze grondstoffen goedkoper te kunnen krijgen. Daarom hebben wij bepaald dat er in dit verband een speciale band tussen de regio's moet bestaan.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de procedure. Ook u, mevrouw de commissaris, weet dat de Raad zijn besluit al heeft genomen. Deze discussie is mosterd na de maaltijd - eens te meer - en dat is onaanvaardbaar. De Raad moet wachten tot wij onze discussie hebben afgesloten. Ik hoop dat we dat ook aan de hand van de Grondwet duidelijk kunnen maken, als die er eenmaal is.
We hebben overwogen om het voorstel gewoon terug te verwijzen naar de parlementaire commissie, omdat we boos zijn, omdat we weer een keer buitenspel zijn gezet en u helemaal geen rekening houdt met ons advies, dat inhoudelijk op hoog niveau staat. We zijn echter van mening dat dit in de buitenwereld de indruk zou kunnen wekken dat we het niet met elkaar eens zijn, en dat anderen daar in de WTO-procedure munt uit kunnen slaan. We willen dat de EU van start gaat met een sterke onderhandelingspositie, en daarom strijken we de hand over het hart. We willen echter toch nog wel eens duidelijk maken dat de Raad in bepaalde gevallen zwak staat, en wij zouden u als commissaris willen verzoeken om dat door te geven, zodat u daar bij uw besluitvorming nog eens over nadenkt.
(Applaus)
Giuseppe Castiglione, namens de PPE-DE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de geografische aanduidingen en de traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen vormen een belangrijk instrument voor een duurzame ontwikkeling van kwaliteitsproducten.
Over de gehele linie beschouwd sta ik positief tegenover het werk van de Commissie. Aangezien men twee fasen voor de analyse van de vraag had gepland, een nationale fase en een communautaire fase, was het absoluut noodzakelijk de coördinatie daarvan te garanderen.
Ik ben ervan overtuigd dat de grotere verantwoordelijkheden die de lidstaten hebben gegeven, de precieze procedurevoorwaarden en het nieuwe bezwarenstelsel tegemoetkomen aan de noodzaak van een vluggere en doelmatiger erkenning en een snellere maar - en dit is van cruciaal belang - volledige behandeling.
Aangezien derde landen toegang krijgen tot het Europese stelsel van bescherming van landbouwproducten, wordt het noodzakelijk de consument te behoeden voor een foutieve associatie tussen communautaire symbolen en de daadwerkelijke oorsprong van het product. De oorsprongsbenaming van het product op het etiket alsook de kleurdiversificatie van de communautaire logo’s en de toestemming voor het gebruik van de vermelding betreffende verwerkte producten, zijn nieuwe bepalingen waarmee wij de consumenten beter kunnen beschermen. Anderzijds denk ik dat deze maatregelen de producenten zullen stimuleren om meer en beter gebruik te maken van vermeldingen inzake uitmuntendheid, overeenkomstig het agroalimentair kwaliteitsbeleid waarvan de Europese Unie een groot pleitbezorger is.
Tot slot steun ik de amendementen 48 en 50, op grond waarvan de regionale autoriteiten de mogelijkheid krijgen mee te werken aan de fase van de nationale toetsing. Met deze amendementen komt er ook een ruimere bescherming van de BOB en de BGA, vergeleken met andere beschermingsformules zoals merken. Ik hoop dat de collega’s zich morgen achter mijn standpunt zullen scharen en deze twee amendementen zullen aannemen.
Tenslotte wil ik mijn waardering uitspreken voor de Commissie, die het nodig achtte deze procedures en de erkenning van kwaliteitsproducten aan het Parlement voor te leggen. Ik sluit me wat dat betreft dus aan bij wat de collega voorheen al zei. Op deze manier reageert de Commissie op een alom gevoelde behoefte aan snelheid, maar vooral ook op de noodzaak om de excellente producten van de Europese plattelandsgebieden te beschermen.
María Isabel Salinas García, namens de PSE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, evenals onze rapporteur - die dit vraagstuk zo goed onder woorden heeft gebracht - ben ik van mening dat kwaliteit de grote troef is van de Europese landbouw.
Op een wereldmarkt waarin we steeds meer moeten concurreren met landen waar de lonen en de eisen op het gebied van milieu en hygiëne zeer laag zijn, ofwel met landen waar de prijzen veel lager liggen, denk ik dat kwaliteit het verschil moet uitmaken. Daarvoor is een gegarandeerde en gecertificeerde hoge kwaliteit nodig, door middel van een systeem - en daar werken we ook aan - dat eenvoudiger is, dat gemakkelijk te herkennen is en dat het vertrouwen geniet van de consumenten, zowel in Europa als daarbuiten.
Het is ook absoluut noodzakelijk dat deze benamingen erkend worden in het buitenland, in de WTO, om op die manier een markt voor agrarische producten van hoge kwaliteit te creëren. Daar zijn we mee bezig en ik denk dat het werk dat in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is gedaan deze visie onderstreept.
De eerste uitdaging waarmee wij geconfronteerd zijn, is de noodzaak ons systeem van consumenten en producenten verder te versterken. We hebben een soepeler werkend systeem nodig, met duidelijk vastgestelde termijnen en procedures, waarin de bevoegdheden goed verdeeld zijn. Even belangrijk als de perceptie van de consument is de perceptie van de sector zelf, die we moeten laten zien welke economische voordelen een markt van hoge kwaliteit heeft: de zekerheid van een systeem met benamingen dat zorgt voor een goede controle van de producten die niet aan de vastgestelde eisen voldoen, en een soepele, niet te dure procedure.
Ik denk dat het onderhavig vraagstuk zeer belangrijk is, vooral voor landen als het mijne, die pionier zijn op het gebied van de biologische landbouw. Ik denk dat, zoals ik al eerder heb gezegd, dit vraagstuk een uitgebreidere behandeling verdient, en daar moeten we dan ook voor zorgen zodra we hebben voldaan aan de eisen van de WTO - hetgeen zo snel mogelijk moet gebeuren - en de toegang tot het systeem gemakkelijker hebben gemaakt voor producten uit derde landen.
Ik denk dat we vervolgens bij de uitdieping van dit vraagstuk en het debat in dit Parlement absoluut naar de sector moeten luisteren en goed moeten kijken naar de behoeften van de sector, zonder de wereldmarkt voor onze producten en onze kwaliteit uit het oog te verliezen. Daar ligt namelijk de meerwaarde van een echt concurrerende Europese agroalimentaire sector.
Jan Mulder, namens de ALDE-Fractie. - Voorzitter, de heer Graefe zu Baringdorf heeft zich weer op de gebruikelijke enthousiaste wijze van zijn taak gekweten als rapporteur en ik wil hem daarmee complimenteren. Ik ben het met zijn hoofdconclusies eens. Nu wij meer en meer liberalisatie van handel in landbouwproducten hebben is het noodzakelijk dat wij meer geografische aanduidingen en al dit soort dingen internationaal erkennen. Dus, volkomen terecht.
Wat voor mij ook nog een rol speelt, is wat precies de definitie van een geografische aanduiding in Europa zelf is. De heer Graefe zu Baringdorf heeft al gewezen op het punt van parmaham, dat die precies uit die regio moet komen. Ik heb er mij altijd over verbaasd dat de grootste producent van Edammer kaas niet Nederland, maar Duitsland is. Ik denk, dat dat wat mij betreft veranderd zou moeten worden.
Als wij dit in de WTO regelen - ik ben blij dat hij het met me eens is - en wij vragen van de anderen dat zij onze producten erkennen, dan lijkt het mij ook vanzelfsprekend dat wij de producten van de anderen erkennen. Ik ben het niet helemaal eens met de heer Graefe zu Baringdorf, als hij zegt dat er op het ogenblik maar twee kwaliteitscategorieën van landbouwproducten in de Europese Unie zijn en dat zouden dan de geografische aanduidingen zijn en de biologische productie. Het kan zijn dat dat op het ogenblik het geval is, maar wij moeten veel verder gaan.
Het is nodig dat er een Europees kwaliteitskeurmerk komt voor landbouwproducten. Als wij aan onze boeren vragen om dierenwelzijnsnormen te respecteren, om milieudoelstellingen te respecteren, etc, dan is het zeer oneerlijk om tegen diezelfde boeren te zeggen, u moet concurreren met de rest van de wereld, met boeren die zich niet aan dezelfde standaarden hoeven te houden. De klant moet het kunnen herkennen in de winkel en daarom moeten wij ook voor andere dan geografische producten en biologische producten een kwaliteitskeurmerk ontwikkelen.
Daniel Strož, namens de GUE/NGL-Fractie. - (CS) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, met betrekking tot het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen wil ik graag uw aandacht vragen voor iets wat in het verslag-Graefe zu Baringdorf naar voren komt, namelijk dat intellectuele eigendom de laatste overblijvende grondstof van de Europeanen is. Juist daarom zijn wij verbaasd en teleurgesteld over het feit dat er tot op heden geen doelbewust plan is voor de ontwikkeling van een systeem dat speciaal gericht is op de bescherming van intellectuele eigendom. Het nieuwe instrument dient te langen leste een einde te maken aan de voortdurende discussies bij de WTO tussen de EU en enkele van haar handelspartners. Als deze kwestie eenmaal is geregeld, kunnen we alleen maar hopen dat de Commissie met heldere conceptuele doelstellingen terugkeert naar het onderwerp ‘geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen’.
Daaraan zou ik willen toevoegen dat volgens de Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom, WIPO, oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen een integraal onderdeel zijn van intellectuele eigendom. Volgens het Reglement van het Europees Parlement valt het vraagstuk van de intellectuele eigendom ondubbelzinnig en uitsluitend onder de bevoegdheid van de Commissie juridische zaken. Daarom is het zowel vanuit procedureel als praktisch oogpunt bekeken vreemd dat de opstelling van dit verslag werd toevertrouwd aan de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en de Commissie juridische zaken zelfs niet om advies werd gevraagd.
Witold Tomczak, namens de IND/DEM-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de doelstellingen van beide ontwerpverordeningen lijken goed gemotiveerd te zijn. Het is niet moeilijk om steun te geven aan verhoging van het landbouwinkomen, aan eerlijke mededingingsvoorwaarden en bescherming tegen namaakproducten, maar met moet zich afvragen of de vastgestelde doelen wel realistisch zijn.
Laten wij eens kijken naar de resultaten die de bestaande oplossingen tot nu toe hebben opgeleverd. In het kader van de gegarandeerde, traditionele specialiteiten zijn tot nu toe in heel de Unie slechts vijftien landbouwproducten en levensmiddelen geregistreerd. Is het nu echt noodzakelijk om zulke ingewikkelde procedures te creëren en zoveel bureaucratie te veroorzaken voor een dozijn of enkele dozijnen producten? Zal de boer-producent hier werkelijk iets mee winnen? In het kader van het systeem voor de bescherming van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen zijn in heel de EU meer dan 700 namen geregistreerd, waaronder 150 kaassoorten, 160 vleessoorten of vleesproducten, 150 soorten groenten en fruit en 80 soorten olijfolie. Er zijn momenteel 300 nieuwe aanvragen in behandeling. Zullen wij met de invoering van deze wetgeving niet spoedig in een aan het belachelijke grenzende situatie verzeild raken? Over een paar jaar zullen wij duizenden producten hebben met oorsprongsbenamingen die de supermarkten in heel de EU willen veroveren. Als klanten zullen wij er genoeg van krijgen en het duur bureaucratisch systeem zal inefficiënt blijken te zijn en de aanvragen niet kunnen behandelen.
Zou het niet beter zijn het idee om locale delicatessen te reguleren op te geven? Als wij delicatessen veranderen in massaproducten zullen het niet langer delicatessen meer zijn. Laten deze een natuurlijke attractie blijven van bepaalde plekken of gebieden, maar dan wel zonder de steun van de Europese Unie.
Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil namens de UEN-Fractie de heer Graefe zu Baringdorf van harte gelukwensen met zijn uitstekende verslag. Het verheugt mij dat dit verslag ons in staat stelt de noodzakelijke vereenvoudigingen aan te brengen in de registratieprocedures voor lokale voedselproducten en wij meer van die producten tot onze beschikking krijgen, of liever gezegd dat deze producten meer bekendheid zullen krijgen. Wij hebben het immers over traditionele producten die al heel lang op de markt zijn.
De werkelijke toekomst van Europa ligt in de ondersteuning van traditionele, regionale producten, van producten die het puikje zijn van hetgeen lokale gemeenschappen voortbrengen. Daarin kunnen wij uitmunten; daarin kunnen wij andere voorbijstreven, en dankzij deze producten kunnen wij bouwen aan een Europese markt, aan een gemeenschappelijke maar rijke markt, dankzij de keur aan regionale specialiteiten. Dit is een grote kans voor regionale producenten, maar vooral goed nieuws voor de consumenten. Zij zullen er immers zeker van kunnen zijn dat deze producten vervaardigd worden overeenkomstig de traditionele recepten en met methoden die al generaties lang bestaan en die gezonder en beter zijn dan massaproductiemethoden. Dit is ook de beste manier om de uitdaging van de op biotechnologie steunende ondernemingen het hoofd te bieden. Zij willen ons dwingen om massaproducten te consumeren die met genmanipulatie tot stand zijn gebracht.
Wij moeten duidelijk zijn. Wij willen gezonde, gevarieerde producten die zijn vervaardigd volgens traditionele, regionale methoden en niet gedwongen worden om levensmiddelen te gebruiken die geproduceerd zijn met methoden die de natuur bedriegen.
Jan Tadeusz Masiel (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de boeren gedurende de laatste decennia ertoe aangezet om steeds meer te gaan produceren, ongeacht kwaliteit. Het gevolg hiervan is dat er nu op de deel bij de boer twee mercedesen staan, maar in de winkels dure producten liggen waar kraak noch smaak aan is. Wij moeten meer betalen voor zogenaamde bioproducten maar daarmee kopen wij eigenlijk wat normaal voedsel zou moeten zijn.
Het is cynisch om te zeggen dat de consumenten kwaliteit nu belangrijker vinden dan kwantiteit. Zij willen gewoon weer echt voedsel. Dat hebben zij lang niet meer gezien en daar hebben zij recht op. Wij geven echter het grootste deel van onze begroting uit aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid, vooral in de oude lidstaten.
Laten wij hopen dat met de vereenvoudiging van de bestaande procedures de verordeningen betreffende de bescherming van geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en traditionele specialiteiten de boeren ten goede zullen komen die gezond en smakelijk voedsel produceren.
Ik wil de Commissie en de rapporteur bedanken voor het feit dat zij zich over dit belangrijke vraagstuk hebben gebogen. Ik hoop dat de boeren, en met name de boeren in de nieuwe lidstaten - die nog geen tijd of geld hebben gehad om over te schakelen op een op industriële leest geschoeide landbouwproductie - beloond zullen worden voor hun traditionele productiemethoden. Wij hebben niet zulke geweldige verwerkingsmethoden als de beroemde Franse keuken, maar wij hebben wel gezonde en smakelijke landbouwproducten en levensmiddelen.
Astrid Lulling (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik hoef niet te zeggen hoezeer wij hechten aan ons stelsel van beschermde geografische aanduidingen (BGA) en oorsprongsbenamingen (BOB), en aan het verdedigen en respecteren daarvan, zowel binnen als buiten de Europese Unie.
Zoals de zaken er, na herhaalde en naar mijn smaak al te frequente hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, nu voorstaan, kunnen in veel regio's de producenten alleen overleven dankzij hun deskundigheid en dankzij de kwaliteit van hun producten. Gelukkig waarderen de consumenten dit steeds meer en zijn zij bereid daarvoor een eerlijke prijs te betalen. Hierdoor dragen zij bij aan het behoud van de arbeidsplaatsen en daarmee aan de ontwikkeling van het platteland.
Het is een welbekend feit dat de Verenigde Staten en Australië het lef hebben gehad om binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) onze succesvolle reglementering op dit terrein aan te vechten. Sinds 1993 zijn meer dan 700 benamingen van levensmiddelen geregistreerd, met een marktwaarde die wordt geschat op meer dan tien miljard euro. En ik vind dat ik hier even de registratie van Tiroler Speck moet noemen die collega Ebner, die mij zijn twee minuten spreektijd in dit debat heeft gegeven, zo aan het hart gaat.
Het bevoegde orgaan van de WTO is gelukkig tot de conclusie gekomen dat onze verordening niet in strijd is met de in de WTO aangegane verbintenissen. Wij moeten deze verordening wel vóór 20 april a.s. aanpassen - met andere woorden er is geen tijd te verliezen - om onderdanen van derde landen en EU-burgers gelijk te stellen als het gaat om de procedures en het recht op bezwaar.
Ik wil onze rapporteur, de heer Graefe zu Baringdorf, feliciteren en hem bedanken voor de voortreffelijke bijdrage. Hij had geen eenvoudige opgave, gezien de onderlinge verdeeldheid van de fracties in dit Parlement. Ik ben blij met het feit dat wij met onze rapporteur en met andere vooraanstaande leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, onder wie voorzitter Daul, erin geslaagd zijn om het eens te worden over de amendementen die tot doel hadden de zaken te verduidelijken, nader te omschrijven en te vereenvoudigen, en via een adequate controle ook meer respect af te dwingen voor de intellectuele eigendom van onze landbouwers, een van de laatste grondstoffen van de Europeanen.
Met heldere termijnen - zes maanden voor de behandeling van registratieaanvragen door de Commissie en vier maanden om bezwaar te maken - willen wij vooral voorkomen dat voor de betrokken partijen nadelige achterstanden ontstaan. Wij willen dat de communautaire symbolen, onze logo's, worden onderscheiden door specifieke kleuren en wij willen voorkomen dat deze door derde landen worden gebruikt. Ten slotte willen wij dat als een geregistreerde BOB of BGA wordt geschrapt, deze gedurende vijf jaar niet als merk kan worden geregistreerd. Het doel hiervan is om elke economische druk op producenten te voorkomen.
Ik weet dat veel collega's ideeën en voorstellen hebben voor het verbeteren van de wetgeving, maar omdat de tijd dringt, vragen wij de Raad om in eerste instantie alleen de door het geschillenbeslechtingsorgaan van de Wereldhandelsorganisatie vereiste wijzigingen ten uitvoer te leggen. Volgens ...
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Bogdan Golik (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur gelukwensen met de twee uitstekende verslagen. Ik wil tevens uiting geven aan mijn overtuiging dat juist met deze twee nieuwe, door het Parlement aangenomen verordeningen de ontwikkeling kan worden bevorderd van de productie van landbouwlevensmiddelen, en met name de plattelandsgebieden nieuw leven in kan worden geblazen via de promotie van hun tradities en culturele waarden en door werkgelegenheid buiten de landbouwsector te creëren. Mijns inziens zullen wij met een transparante en vereenvoudigde registratieprocedure en een duidelijke verdeling van de bevoegdheden tussen lidstaten en Commissie ervoor kunnen zorgen dat de consumenten en producenten, de burgers van de Unie en met name degenen die deze producten vervaardigen, beter beschermd worden. Zij zullen beschermd zijn tegen namaakproducten, tegen misbruik van oorsprongsbenamingen en het kopiëren van ingrediëntenlijsten en tegen frauduleuze praktijken van mensen die snel winst willen maken.
De voorgestelde verordeningen leveren inderdaad een bijdrage aan de totstandbrenging van een geloofwaardig systeem voor kwaliteitbescherming van geregistreerde producten, van producten die het vertrouwen hebben van de consumenten en steeds populairder worden niet alleen in de Unie maar in heel de wereld. Deze producten zullen niet alleen het producentenlabel maar ook het label van de Europese Unie dragen.
Giusto Catania (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Europa moet in staat zijn de kwaliteit van haar landbouwproducten en levensmiddelen te garanderen en te beschermen. Om dat doel te bereiken is het noodzakelijk de traditionele specialiteiten en de geografische aanduidingen te beschermen, ook tegen aanvallen die via de Wereldhandelsorganisatie van de Verenigde Staten en Australië komen.
De rapporteur heeft uitmuntend werk verricht om de twee verordeningen te verbeteren. De producten moeten worden beschermd als wij echt invloed willen uitoefenen op de voedselveiligheid en de smaakverloedering op mondiaal niveau willen tegengaan. Helaas zijn wij maar al te vaak geconfronteerd met namaakverschijnselen. Op de grootste markt van Zuid-Italië, die van Vittoria op Sicilië, komen iedere dag namaakproducten terecht die het BGA-merk voeren. Dit gebeurt bijvoorbeeld met het Pachino-tomaatje.
Daarom vinden wij dat er behoefte is aan een etikettering waarop de oorsprong van het product vermeld wordt alsook de plaats van verwerking. We moeten dan nog wel stilstaan bij één vraag: wie zo sterk voor de aanduiding BOB en BGA is, denkt maar al te vaak aan de handel en veel te weinig aan de productie.
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor zijn bijdrage aan de bescherming van de regionale individualiteit en de economische zelfstandigheid van het platteland.
Europa heeft een rijke variatie aan producten en levensmiddelen, en die moeten wij zeker beschermen tegen de fanatieke voorstanders van handelsliberalisering. Het familierecept, de karakteristieke lokale smaak, het handgemaakte product, de kwaliteit en het unieke karakter moeten worden beschermd als wij de rijkdom van onze regio’s willen behouden.
Maar wat heeft al dit waardevolle werk voor zin als wij tegelijkertijd toestaan dat onze gewassen, en dus ons voedsel en onze producten genetische gemodificeerd worden? Hier proberen wij de individualiteit van de producten en het unieke karakter van lokale ingrediënten te beschermen, maar hoe kunnen wij beweren dat onze ingrediënten lokaal zijn als zij allemaal genetisch gemodificeerd zijn in een laboratorium? Die zaden zijn echt niet de variëteit van uw familie; zij zijn een soort Monsantozaad van een bepaalde samenstelling en met een bepaald serienummer, en precies gelijk aan miljoenen andere zaden overal in de wereld.
Hoe kunnen wij dan beweren dat onze producten uniek zijn, dat zij onze rijke regionale smaak zijn, of dat zij überhaupt uit onze regio afkomstig zijn? Gebiedt de eerlijkheid niet dat wij op het etiket van onze producten vermelden ‘Monsanto Corporation, geproduceerd in St Louis, Missouri’? Wij moeten de regio’s zelf laten kiezen of zij GM willen, en wij moeten hen die dat niet willen, beschermen.
Wij moeten niet alleen lokale specialiteiten waarderen en in stand houden, maar ook de boerenmarkten, waar zij soms nog lokaal worden verkocht. Wij moeten voorkomen dat wij met onze regels voor het op de markt brengen van levensmiddelen de nog resterende traditionele plaatselijke boerenmarkten om zeep helpen.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat wij de verslagen van de heer Graefe zu Baringdorf in een gecombineerd debat behandelen. In een van de verslagen staat onder punt 5 van de toelichting dat het doel van de voorstellen is de procedure te vereenvoudigen en de taakverdeling tussen de verschillende organen duidelijk te maken. Deze opmerking geeft ons, samen met andere opmerkingen, zoals die in punt 9, de hoop dat de uiteindelijke Raadsverordeningen ons in staat zullen stellen om bureaucratie en juridische tegenstrijdigheden te voorkomen. Dit is vooral belangrijk als het gaat om de verordening betreffende de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen voor landbouwproducten en levensmiddelen. Wij mogen niet vergeten dat geografische aanduidingen deel uitmaken van het erfgoed van bepaalde landen en lokale gemeenschappen en dat zij beschermd moeten worden.
De communautaire bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van levensmiddelen moet enkel een ondersteunende rol vervullen en oneerlijke praktijken voorkomen. Alleen nationale organen zouden de bevoegdheid mogen hebben om sancties op te leggen op nationaal niveau, zoals in artikel 11, lid 3, staat.
Regionale producten en levensmiddelen moeten de regionale ontwikkeling ondersteunen en de waaier van toeristische attracties vergroten. Daaronder valt ook het agrarisch toerisme. Niemand wil een Unie waarin iedereen hetzelfde draagt en op dezelfde manier spreekt en waar overal hetzelfde voedsel wordt gegeten.
James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met deze verslagen omdat het goed en noodzakelijk is regionale specialiteiten te beschermen. De regio’s hebben het recht dergelijke specialiteiten te benutten en te beschermen en daar zelf de economische vruchten van te plukken.
Ik merk op dat in de lidstaten waar dit ook wordt gedaan de promotie van dergelijke geografische aanduidingen jaarlijks zo’n 5 miljard euro aan toegevoegde waarde oplevert. Uiteraard zijn er ook nog bijkomende effecten, doordat hierdoor nieuwe banen worden gecreëerd en de ontvolking van het platteland wordt tegengegaan.
Ik betreur het alleen dat mijn eigen regio - Noord-Ierland - tot op heden nog geen gebruik heeft gemaakt van deze regeling, terwijl ik toch rustig kan zeggen, bevooroordeeld als ik ben, dat wij veel van dergelijke producten rijk zijn.
Noord-Iers rundvlees heeft een uitstekende smaak en kwaliteit, waardoor het grote bekendheid heeft verworven en het Greenfield-label synoniem is geworden met de hoogste kwaliteit. Binnenkort zullen alle Europeanen er weer van kunnen genieten als het verbod op de export van rundvlees wordt opgeheven. Ons tarwe- en sodabrood zijn delicatessen die je geproefd moet hebben, en de bramleyappels uit Armagh hebben een uitstekende reputatie.
Ik zou daarom in dit debat de Britse regering willen oproepen om zo snel mogelijk gebruik te gaan maken van de mogelijkheden die deze regelingen bieden.
Ik heb over deze regelingen overigens wel de klacht gehoord dat de aanvraagprocedure te omslachtig en te bureaucratisch is. Ik wil er dan ook voor pleiten dat wij ons uiterste best doen om de procedure te vereenvoudigen, zodat regionale producten sneller kunnen worden beschermd en bevorderd. Ik ben dan ook blij met hetgeen de commissaris hierover heeft gezegd.
Wat de WTO betreft is het van groot belang dat Europa de rechten die het krachtens deze regelingen toekomt verdedigt, en niet toegeeft aan de druk van derde landen. Ik ben het volkomen met onze rapporteur eens dat de EU op een krachtige en diplomatieke manier moet opkomen voor de geografische aanduidingen. Het feit dat het geschillenbeslechtingsorgaan van de WTO de kritiek van de Verenigde Staten en Australië heeft verworpen, is weliswaar bemoedigend, maar wij kunnen ons niet permitteren nu achterover te leunen.
Agnes Schierhuber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik wil me aansluiten bij de dankbetuigingen aan de rapporteur voor zijn uitstekende verslagen en aan de schaduwrapporteurs, die op een heel efficiënte manier meegewerkt hebben.
Ik beschouw beide verslagen als heel belangrijke dossiers in deze legislatuur, met name het verslag over de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen. Mevrouw de commissaris vermeldde reeds dat meer dan 700 producten geregistreerd en 300 procedures opgestart werden. Voor de Europese landbouw en voor de plattelandsgebieden is dat een belangrijk gegeven.
Het gaat bij deze producten ook om intellectuele eigendom. Deze dragen eigenlijk bij tot de identiteit van een gebied. Als we onze markten openstellen voor producten uit derde landen, moeten we ervan kunnen uitgaan dat in die landen dezelfde kwaliteits- en sociale normen gelden als binnen de Europese Unie. We leven nu eenmaal in een geglobaliseerde wereld. Maar toch, mevrouw de commissaris, kan van eerlijke mededinging enkel sprake zijn wanneer ook binnen de Wereldhandelsorganisatie dezelfde voorwaarden en regels gelden en gevolgd worden.
In het algemeen moeten we erop letten dat er tijdens de procedure nauwkeurige controles uitgevoerd worden en dat er geen nivellering naar beneden plaatsvindt. Kwaliteit heeft haar prijs. Zoals de Duitse bondspresident Köhler gisteren zei: “Wij moeten in de Europese Unie net zoveel beter zijn als wij duurder zijn”. Een voorbeeld: in Oostenrijk hebben wij 180 000 landbouwers. Die garanderen indirect ongeveer 600 000 arbeidsplaatsen in de toelevering en de verwerking. Daaruit kunnen we ook opmaken hoe belangrijk actieve en producerende familiale landbouwbedrijven en -ondernemingen voor de plattelandsgebieden zijn.
Robert Navarro (PSE). - (FR) Meneer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur en mijn collega's van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling mijn erkentelijkheid tot uitdrukking brengen voor dit verslag. De grote verdienste hiervan is dat het een wezenlijk begrip benadrukt, namelijk dat de Europese landbouw alleen door kwaliteit kan overleven. Bijgevolg moet in alle beleidsmaatregelen van de Europese Unie, met name in internationale fora als de WTO, de verdediging van beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen centraal staan, omdat alleen daarmee op termijn de concurrentiepositie van de Europese producten op de gemondialiseerde markt kan worden gegarandeerd.
Ik kom zelf uit een regio die meer dan dertig producten heeft in het stelsel van beschermde oorsprongsbenamingen (BOB), beschermde geografische aanduidingen (BGA) en gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS). Die oorsprongsbenamingen zijn onmiskenbaar een groot goed voor de producenten die er gebruik van maken. Een soortgelijk stelsel passen wij al heel lang toe in een andere sector, die niet onder het toepassingsgebied van deze tekst valt, maar die wel bescherming en ondersteuning van Europa nodig heeft. Ik heb het uiteraard over de wijnbouw die in mijn regio, Zuid-Frankrijk, tienduizenden, en in heel Europa honderdduizenden arbeidsplaatsen biedt, en die op dit moment een ernstige crisis beleeft. Als er, ook op Europees niveau, niets gedaan wordt, loopt Europa het gevaar zijn ziel te verliezen.
Andrzej Tomasz Zapałowski (IND/DEM). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag spreken wij over de manier waarop wij traditionele landbouwproducten en specialiteiten kunnen beschermen.
In de verordening wordt een tijdsbestek van één generatie genoemd als de voorwaarde waaronder een product aanspraak kan maken op de vermelding: ‘gegarandeerde traditionele specialiteit. Er zijn zorgen geuit in verband met de amendementen die tot doel hebben de definitie te beperken tot producten die reeds voor de Tweede Wereldoorlog in gebruik waren. Dit is discriminatie van enkele Oost-Europese landen.
Door de Tweede Wereldoorlog heeft Polen de helft van zijn grondgebied verloren en miljoenen mensen werden ontheemd en verhuisd naar gebieden die later zijn teruggewonnen. Daardoor is echter een breuk gekomen in de tradities. Gedurende het communistische regime was het verbouwen van traditionele producten voor handelsdoeleinden verboden. Pas gedurende de afgelopen tien jaar, nadat de onafhankelijkheid was herwonnen, zijn de lokale gemeenschappen weer teruggekeerd naar traditionele, gezonde productiemethoden voor levensmiddelen. Ik noem als voorbeeld de traditionele Poolse worsten en hammen. Dit was voordien onmogelijk.
Een andere zeer belangrijke zaak betreft de vraag of er zekerheid bestaat omtrent voldoende kwaliteitstoezicht op levensmiddelen, en of een situatie vermeden kan worden waarin traditionele producten worden besmet ten gevolge van de groeiende bevoorrading met genetisch gemodificeerde planten in Europa. Er zijn immers al landen in Europa waarin de verspreiding van genetische gemodificeerde planten uit de hand is gelopen en ongetwijfeld een bedreiging zal worden voor de traditionele producten wegens de verandering van de ingrediëntenlijst. De bijlage met gegarandeerde traditionele specialiteiten moet worden uitgebreid en ook delicatessen gaan omvatten.
María Esther Herranz García (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag van de Commissie over oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele benamingen wordt gezegd dat het bij het opstellen van het verslag de bedoeling van de Commissie was om de procedures helderder te maken en de communautaire wetgeving aan te passen aan een uitspraak van de Wereldhandelsorganisatie.
De bescherming van geografische aanduidingen is uiteraard van groot belang. Dit is essentieel als wij de consumenten correct willen informeren over de kwaliteit, de herkomst en de productiemethoden van de producten die ze consumeren. Daarom lijkt het logisch ervoor te zorgen dat er geen verwarring ontstaat onder de consumenten, en het gebruik van het logo van de Europese Unie op producten uit derde landen niet toegestaan wordt.
Bovendien hebben we als afgevaardigden in dit Parlement de plicht om de diversiteit en rijkdom van het Europese gastronomische erfgoed te verdedigen, dat tot op de dag van vandaag een wereldwijde reputatie geniet.
De uitspraak van het WTO-panel moet worden uitgevoerd - daar bestaat geen twijfel over, daar is hij voor - en de verordening moet worden gewijzigd opdat aan de gestelde eisen kan worden voldaan.
Welnu, zolang de WTO zelf het systeem van geografische aanduidingen niet in het debat betrekt, en zolang we dus niet beschikken over een internationaal register van geografische aanduidingen, lijkt het ons niet erg verstandig om de wijziging van onze communautaire verordening verder te laten gaan dan strikt noodzakelijk.
Bovendien moeten we ervoor zorgen dat de wijziging van de verordening geen vertragingen veroorzaakt bij de registratie en discriminatie tussen de Europese Unie en derde landen in de hand werkt, want de procedure voor het verkrijgen van een EU-vergunning verlangt dat er wordt voldaan aan zeer hoge eisen op het gebied van kwaliteit en voedselveiligheid. Kan de Commissie ons verzekeren dat producten uit derde landen diezelfde normen halen? Ik denk eerlijk gezegd van niet.
Ik denk daarom dat het amendement dat de Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten heeft ingediend gesteund moet worden, en ik denk bovendien dat met de verschillende opvattingen over gezondheidssystemen tussen de lidstaten moet worden voorkomen dat de landbouwers en producenten de enigen zijn die opdraaien voor de kosten van de uitbreiding van de wetgeving over voedselhygiëne tot de oorsprongsbenaming.
Luís Manuel Capoulas Santos (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik sluit me aan bij al degenen die de rapporteur hebben gelukgewenst. De instelling van beschermde oorsprongsbenamingen (BOB), beschermde geografische aanduidingen (BGA) en gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS) is voor de ontwikkeling van het platteland een stap in de juiste richting. Het zal bijdragen tot het behoud van het natuurlijke en culturele erfgoed. Bovendien zullen veeleisende en goed geïnformeerde consumenten nu een ruimere keus kwaliteitsproducten krijgen.
Dat dit ook werkelijk zo is heb ik in mijn eigen land kunnen vaststellen. Meer dan 100 producten vallen daar onder deze regeling, en de meeste doen het commercieel gezien vrij goed. Succes op de markt betekent somt dat plaatselijke variëteiten die op het punt stonden uit te sterven een comeback maken, of dat productiemethoden die het risico liepen te verdwijnen nu toch behouden blijven.
Aan de hand van de onderliggende ideeën van deze voorstellen kan het bestaande kader verbeterd worden en op de WTO-regels worden afgestemd. We willen die regels immers naleven. Ik wijs er wel op dat het van belang is dat de communautaire symbolen door kleurcodes gemakkelijker herkenbaar worden gemaakt, en dat bij producten uit derde landen duidelijk de plaats van oorsprong en de plaats van verwerking moet worden vermeld. De beslissing over registratie moet bij de Commissie blijven berusten. Dat verleent de procedure extra geloofwaardigheid, terwijl de bureaucratische rompslomp wordt teruggebracht en de termijnen worden verkort.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik mijn aandacht richt op het onderwerp dat vandaag ter discussie staat, is het belangrijk om in het Parlement te laten registreren dat de Ierse suikerindustrie haar productie volledig zal beëindigen. De aankondiging daarvan is vandaag in Ierland gedaan. Als we spreken over de WTO en de suikerbietenteelt is Ierland het eerste slachtoffer. Driehonderd werknemers verliezen hun baan en 3 500 boeren lijden grote schade. Is dit een teken aan de wand, en kunnen wij daaruit opmaken wat ons te wachten staat als de WTO nog meer macht krijgt om de landbouw in Europa vorm te geven? Als de suikerbiet vandaag wordt geslachtofferd, zoals het geval is in Ierland, wat zal er dan morgen gebeuren met de productie van slachtvee?
Met betrekking tot dit verslag dank ik de rapporteur voor zijn goede werk. Ik ben echter bang dat we, bij alle intensieve besprekingen die wij over deze zaak voeren - en moeten voeren -, het algemene beeld van de productie van grondstoffen in de Europese Unie, die ook bescherming nodig heeft, uit het oog verliezen.
Ik betreur het dat we in Ierland maar drie producten hebben die geregistreerd zijn als BGA, terwijl er honderden kleine voedselproducerende bedrijven zijn die van de bescherming van deze regelingen gebruik zouden kunnen maken. Ik zou hun willen aanraden dat te doen. We zullen steeds meer specialistische producten nodig hebben om het hoofd te bieden aan de hervorming van het GLB en de druk van de WTO. We zullen moeten beseffen dat het voortbestaan van de voedselproductie in Europa afhankelijk is van betrokkenheid bij de sector. We zullen moeten beseffen dat niet mag worden verwacht dat de voedselindustrie de aanval van goedkoop en aan de hand van lagere en andere normen, buiten de Unie geproduceerde grondstoffen op een ongelimiteerde markt kan overleven.
Laten we vooral degenen die speciaal voedsel willen produceren, beschermen en aanmoedigen, maar laten we daarbij niet vergeten dat de landbouw in de EU heel specifieke grondstoffen produceert, die ook bescherming behoeven.
Marc Tarabella (PSE). - (FR) Meneer de Voorzitter, allereerst wil ook ik de rapporteur, de heer Graefe zu Baringdorf, bedanken voor het opmerkelijke werk dat hij heeft verricht ten behoeve van een betere voorlichting en een betere bescherming, van zowel producenten en fabrikanten als consumenten. Zonder behoudend protectionisme te vertonen legt zijn verslag juist de nadruk op respect voor en erkenning van onze deskundigheid. Daar is niet iedereen blij mee, zoals wel blijkt uit de harde opstelling van de Verenigde Staten en Australië, die geografische aanduidingen alleen bij uitzondering willen toestaan en deze willen beperken tot bepaalde wijnen en sterkedranken.
De EU moet op krachtige en diplomatieke wijze opkomen voor de geografische aanduidingen, vooral in het kader van de komende onderhandelingen over toepassing van de besluiten van Hongkong. Geografische aanduidingen vormen het middel bij uitstek om te komen tot een kwalitatieve aanpak van de internationale handel. Helaas hebben wij geen enkel teken gezien van duurzame verankering van de geografische aanduidingen in het kader van de WTO. De Europese Commissie moet in dit opzicht een belangrijke rol kunnen spelen. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat kwaliteit en erkenning hoop bieden voor de toekomst van de Europese landbouw.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik dank mijn collega’s voor alle loftuitingen en geef die graag door aan mijn medewerkers. Mijnheer Mulder, ik was ook tevreden met uw bijdrage. We gaan voor één keer inhoudelijk akkoord, maar ik ben ook blij dat u mijn inzet lof toezwaait. We zijn ondertussen allebei vrij oude rotten in het vak en we draaien hier al lang mee, maar toch maakt het ons allemaal nog wat uit. We zijn het nog niet beu om te vechten voor onze overtuigingen. U hebt bezwaar tegen het feit dat er slechts twee kwaliteitsbenamingen zijn, welnu, ik betreur dat eveneens. We moeten dat nog uitbreiden. We moeten niet enkel zorgen voor veiligheid, zodat niemand neervalt na iets gegeten te hebben, maar we moeten ook het genot, de kwaliteit, de herkomst en de inspanningen van de generaties op prijs stellen.
We hebben nu net nood aan een band tussen vrije markteconomie en kwaliteitswaarborg. Een oriëntering van de markt is natuurlijk goed, maar graag ook met erkenning van wat we hier presteren. Daarjuist werd de vraag gesteld of dat niet enkel een administratieve kwestie is. Mijn antwoord daarop: nee, het is geen administratieve kwestie, het is een systeem dat gedurende generaties opgebouwd werd en nu wetgevend en administratief wordt gegarandeerd. Dat is iets heel anders dan wanneer we het van boven af opgelegd zouden krijgen.
Als hier geen voordelen aan verbonden zouden zijn, zouden we in de Wereldhandelsorganisatie ook niet discussiëren. Natuurlijk kijken de multinationals met argusogen naar de aanzienlijke meerwaarde die we hier creëren. Over Ierland bijvoorbeeld heb ik al twee keer horen spreken - spijtig genoeg is dat bij ons nog niet gebeurd. Steunt u toch die gebieden in uw land, waar producten vervaardigd worden volgens een dergelijke procedure, zodat een registratieaanvraag kan worden ingediend. Hier mag geen sprake zijn van nalatigheid. Het gaat hier om een deel van de voorlichting die ook wij, vanuit het Europees Parlement, kunnen geven.
Ik wil het ook hebben over de samenwerking met mevrouw Lulling. Ze overtreft ons allemaal – weliswaar niet in leeftijd, maar wel in arbeidstijd. Wie met haar gewerkt heeft, weet dat het niet altijd even gemakkelijk is. Dat heeft niet alleen te maken met rood, zwart en groen, maar ook met de figuur Lulling. Toch zijn we erin geslaagd op bepaalde vlakken gemeenschappelijke amendementen in te dienen. Een heel belangrijk amendement wil ik hier vernoemen.
Om onverklaarbare redenen heeft de Raad opgenomen dat elke natuurlijke en rechtspersoon met gerechtvaardigde belangen kan overgaan tot de schrapping van de registratie van geografische aanduidingen en bijzondere oorsprongsbenamingen. Want als het gaat om een meerwaarde, krijgt men natuurlijk te maken met de hebzucht en dan wil men er een merknaam van maken. Om aan te tonen dat we hier geen handel voeren, hebben we een gemeenschappelijk voorstel ingediend. Ik vraag de Commissie uitdrukkelijk om er alles aan te doen opdat de Raad het voorstel overneemt.
Wanneer een beschermde benaming geschrapt wordt, mag ze gedurende vijf jaar niet in een merknaam omgezet worden. Dat geeft ons hier wat speelruimte en maakt het wat duurder voor degenen die van een beschermde benaming een merknaam willen maken en die daar de bevolking of de regio’s iets voor bieden. We moeten hier heel voorzichtig te werk gaan. Ik hoop, mevrouw de commissaris, dat u dat overbrengt. Bedankt voor het goede debat van vandaag.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur heeft van een groot aantal leden van het Parlement bloemen gekregen en namens de Commissie wil ik graag nog een paar bloemen aan dat boeket toevoegen. Ik dank u nogmaals voor de interessante gedachtewisseling. Ik wil graag mijn mening geven over een aantal van de zaken die aan de orde zijn geweest gedurende dit debat.
In het algemeen wil ik graag opnieuw benadrukken dat de Commissie met deze voorstellen de wetgeving wil aanpassen aan de bevindingen van de WTO-panels. De heren Graefe zu Baringdorf en Castiglione hebben dit punt ook al aangeroerd. Er komen talrijke procedurele aspecten en vereenvoudigingselementen kijken bij de pogingen om het systeem conform de WTO-bevindingen te implementeren. Dat punt is aan de orde gesteld door de heer Allister, en ik geloof dat op deze manier aan zijn zorgen tegemoet wordt gekomen.
In reactie op de opmerkingen van de heer Mulder herhaal ik dat de Commissie van plan is om de diverse beleidszaken die geen betrekking hebben op de WTO-bevindingen en de meer algemene kwestie van het kwaliteitsbeleid in de landbouw in de EG betreffen, in het komende jaar opnieuw te bekijken. Ik heb vanavond veel geleerd, onder andere wat de heer Mulder heeft verteld over Edammer kaas. Ik zou aan de heer Mulder graag willen uitleggen dat Edammer kaas een soort kaas is die overal kan worden geproduceerd. Het is een product volgens de Codexnorm. Edammer kaas uit Noord-Holland is echter beschermd, dat is een Nederlands kwaliteitsproduct. Dus: eet meer Edammer kaas uit Noord-Holand!
Ik wil graag gedetailleerder ingaan op de gedachtewisseling en reageren op een aantal kwesties die u naar voren gebracht. Als het gaat om de logo's, zij gezegd dat de drie logo's die zijn vastgelegd met regels van de Commissie, al van elkaar verschillen. Ik wil ook duidelijk maken dat elk voordeel dat wordt toegekend aan producenten binnen de EG - en ik geloof dat het gebruik van een logo van de Gemeenschap een voordeel is - ook beschikbaar is voor producenten uit derde landen. Dat is het antwoord aan de heer Castiglione en mevrouw Herranz García. De Commissie is echter ook van mening dat dit verder moet worden onderzocht. Dat zal gebeuren in het kader van de algemene beleidsherziening die de Commissie voornemens is uit te voeren zodra dit voorstel is geïmplementeerd.
Een aantal amendementen heeft betrekking op de verplichtingen van de lidstaten en de Commissie, waaraan de heer Podkański heeft gerefereerd. De Commissie is niet van zins de huidige taakverdeling over de lidstaten en de Commissie te wijzigen.
De amendementen 23 en 24 hebben betrekking op de periode waarbinnen de Commissie aanvragen moet onderzoeken en publiceren. Ik ben het ermee eens dat de Commissie haar werk binnen een redelijke termijn moet doen. Mevrouw Lulling en mevrouw Salinas García hebben daar de aandacht op gevestigd. Ik ben het ermee eens dat we ons rekenschap moeten geven van wat een redelijke periode is, wat niet eenvoudig is, gezien de complexiteit van de aanvragen. Het is zeker niet realistisch te verwachten dat alle aanvragen kunnen worden beoordeeld en gepubliceerd binnen zes maanden; twaalf maanden zou een meer acceptabele termijn zijn.
Uw amendementen betreffende de controles weerspiegelen de doelstelling van de voorstellen van de Commissie. Wij willen namelijk dat duidelijk is dat er in de hele EG autoriteiten zijn die de gemeenschapsregels voor geografische aanduidingen en traditionele specialiteiten handhaven. Er bestaat ook geen enkele twijfel over dat deze controles zullen worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EG) nr. 882/2004 betreffende officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.
Er waren ook opmerkingen die alleen betrekking hadden op het verslag over de geografische aanduidingen. Ik wil daarover iets zeggen. Wat betreft het gebruik van ingrediënten in verwerkte producten en de oorsprong van grondstoffen, bevestig ik dat uw voorstellen voor het gebruik van beschermde namen met betrekking tot ingrediënten in verwerkte producten tegemoetkomen aan een aantal van de aandachtspunten van de Commissie. De algemene voorschriften inzake etikettering dekken echter de kwesties van misleidende informatie al. Verdere beperking van het gebruik van geregistreerde namen voor verwerkte producten zou een belangrijk beleidswijziging inhouden, die adequaat en diepgaand zou moeten worden beoordeeld.
Ik heb nota genomen van de diverse amendementen met betrekking tot de etikettering van de oorsprong of van andere, op grondstoffen van toepassing zijnde voorwaarden. De Commissie deelt de zienswijze van de heer Graefe zu Baringdorf dat de mensen op dit punt niet mogen worden misleid. We moeten echter erg voorzichtig zijn. Elke beleidswijziging op dit terrein kan mogelijk van invloed zijn op de rechten die al zijn toegekend aan de gebruikers van bepaalde namen.
Tot slot wil ik graag nog een paar opmerkingen maken over het GTS-verslag. De huidige verordening betreffende gegarandeerde traditionele specialiteiten bevat geen definitie van de term ‘traditioneel’. Wij zijn voornemens de verplichting in te voeren om aan te tonen dat er sprake is van een gebruik van minstens 25 jaar. We zijn van mening dat dat een goed compromis is.
Concluderend kan de Commissie in principe de volgende amendementen in het verslag over geografische aanduidingen accepteren: de amendementen 1, 10, 11, 15, 25, 29 en 31. Van de op de valreep in de plenaire vergadering ingediende amendementen kan de Commissie in principe de amendementen 41, 43, 49 en 54 accepteren. Van de amendementen in het verslag over gegarandeerde traditionele specialiteiten kan de Commissie de amendementen 6, 10, 13 en 16 accepteren. De Commissie kan de andere op deze verslagen ingediende amendementen niet accepteren.
De Voorzitter. - Het gecombineerde debat is gesloten.