Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De Europese Commissie heeft een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming gepresenteerd door twee vroegere programma’s op deze terreinen samen te voegen teneinde de krachten van beide initiatieven te bundelen. Daarbij wordt evenwel geen rekening gehouden met het feit dat de doelstellingen, de strategieën en de instrumenten van beide initiatieven elkaar overlappen.
Op 30 juni 2005 heeft de Conferentie van voorzitters van het Europees Parlement echter beslist om het programma opnieuw op te splitsen. Daarom heeft dit verslag slechts betrekking op het gezondheidsprogramma, dat overigens een beperkt toepassingsgebied en een laag financieringsniveau had.
Uiteraard is niets belangrijker dan gezondheid en het lijdt geen twijfel dat iedereen, zonder uitzondering, baat heeft bij een adequate gezondheidsbescherming. Het verslag dat wij hier vandaag in het Europees Parlement voor ons hebben liggen, voorziet dan ook in een verruiming van deze bevoegdheden en een verhoging van zowel de totale begroting als de bedragen die voor de verschillende acties worden uitgetrokken.
Ofschoon wij ons ervan bewust zijn dat de beoogde verhoging verre van ontoereikend is om te voldoen aan de verwachtingen en de belangstelling die dit programma oproept, hebben wij voor het verslag gestemd, aangezien het een aanzienlijke verbetering van het voorstel van de Europese Commissie inhoudt.
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) In dit verslag wordt bepleit dat de EU een apart communautair programma op het gebied van de gezondheid voor de periode 2007-2013 opzet. Het Europees Parlement bepleit om voor dit programma 1 200 miljoen euro te begroten (de Commissie bepleit 969 miljoen euro). De Zweedse partij Junilistan is principieel van mening dat gezondheidsvraagstukken een essentieel onderdeel vormen van de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten.
Voor verscheidene van de door de rapporteur genoemde doelen van het programma (bijvoorbeeld het tegengaan van ziekte ten gevolge van tabak, alcohol en gebrekkige voeding) kunnen de afzonderlijke lidstaten zelfstandig zorgen. Er is dus onvoldoende rekening gehouden met het subsidiariteitsbeginsel.
Uiteraard is internationale samenwerking nodig in verband met bijvoorbeeld virusepidemieën en in ingewikkelde medische vraagstukken. Internationale samenwerking moet echter hoofdzakelijk plaatsvinden via multilaterale overeenkomsten en in het kader van de werkzaamheden die reeds worden verricht door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Wij zijn tegen het toekennen van extra middelen voor dit doel en hebben om bovenstaande redenen besloten om tegen dit verslag te stemmen.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór deze tekst gestemd.
Ik ben buitengewoon verontrust over de toenemende resistentie van microben tegen antibiotica. Dit is een wezenlijk gevaar. Het is dan ook zaak meer onderzoek te doen op dit gebied en patiënten voor te lichten over de risico’s van oneigenlijk gebruik van deze medicijnen.
Een van de grootste voordelen van de Europese Unie is gelegen in de uitwisseling van gegevens, met name als het gaat om zeldzame ziekten. Op dit punt verwacht ik dat we meer gaan doen om synergievoordelen te behalen.
Dit actieprogramma is tevens de gelegenheid om ons te bezinnen op de mobiliteit van patiënten. Er is in Europa sprake van absurde situaties. Ik sprak onlangs met een patiënt die in Straatsburg woont en die naar Marseille moet om de vorm van kanker waaraan ze lijdt te laten behandelen, terwijl vijf kilometer van haar vandaan een zelfde soort therapie wordt toegepast. Maar deze zorginstelling bevindt zich in het Duitse Kehl.
Daarnaast is het essentieel dat financiering gelijke tred houdt met ontwikkelingen.
Tot slot is er één punt waar ik niet mee kan instemmen: aanvullende of alternatieve geneeswijzen. Deze praktijken zijn geen geneeskunde maar wel een alternatief voor de geneeskunde. De Europese Unie moet zich richten op de essentie, en moet dan ook niet bijdragen aan de financiering van dit soort praktijken.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik steun het communautaire actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid. Naar mijn idee gaat het hier om een voorziening die van primair belang is. Bovendien raakt de bescherming van de gezondheidszorg ons allemaal, zonder uitzondering.
Met de doelstellingen van het programma wordt beoogd de burgers te beschermen tegen gezondheidsrisico’s, een gezondere levensstijl te bevorderen en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een effectievere en efficiëntere gezondheidszorgstelsels.
Ik steun met name de oproep aan iedereen om een bijdrage te leveren aan het tot stand brengen van een effectievere preventie, betere gezondheidsdiensten en een betere kwaliteit van leven. Daarnaast moeten wij onderkennen dat het opheffen van de bestaande verschillen in de zorgverlening in de lidstaten gekoppeld aan het tot stand brengen van een synergie tussen de nationale gezondheidsdiensten, een belangrijk aspect van het programma is.
Evangelia Tzampazi (PSE), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor overweging 3 ter (nieuw) gestemd, waarin de definitie is opgenomen van het aantal gezonde levensjaren, ofschoon de Engelse versie van de tekst mijns inziens ten onrechte disability free life expectancy indicator luidt, hetgeen indruist tegen de Griekse vertaling waarin een dergelijk probleem zich niet voordoet.
Ik wil erop wijzen dat een handicap geen ziekte of ongeschiktheid is, maar een andere gezondheidstoestand, waarmee rekening gehouden moet worden bij de uitwerking en toepassing van alle communautaire beleidsvormen en programma’s.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Doel van dit Commissievoorstel is om Verordening (EEG) nr. 2082/92 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen te vervangen door een nieuwe tekst waarin een en ander vereenvoudigd en verduidelijkt wordt, in overeenstemming met de WTO-voorschriften.
Ik besef dat de communautaire wetgeving ter zake moet worden aangepast. Daarom kan ik mij vinden in de essentiële punten van het voorstel van de Commissie en zal ik voor het verslag-Graefe zu Baringdorf stemmen.
Ik wil de nadruk leggen op de amendementen 6 (waarmee lidstaten om onverschillig welke andere informatie kunnen verzoeken op voorwaarde dat hun verzoek naar behoren gerechtvaardigd wordt) en 13 (vaststelling van een termijn waarbinnen reeds bestaande particuliere controleorganen een vergunning kunnen aanvragen). Ik zal voor deze amendementen stemmen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het eigen karakter van landbouwproducten en levensmiddelen geniet sinds 1993 communautaire bescherming. Dat heeft ertoe geleid dat traditionele producten met eigen kenmerken op het gebied van de productie en de verwerking naar waarde worden geschat.
Het verslag dat hier vandaag in stemming wordt gebracht, houdt tal van vereenvoudigingen en verduidelijkingen in voor wat betreft de procedures en de verantwoordelijkheden van de verschillende autoriteiten die belast zijn met het verwerken van de aanvragen.
Het gaat hier om een belangrijk instrument, aangezien het ervoor zorgt dat de bedoelde producten naar waarde worden geschat en dat de consumenten beschermd worden tegen misbruikpraktijken, zodat garanties worden geboden voor eerlijke handelstransacties.
Door bij te dragen aan het creëren van een toegevoegde waarde voor Europese plattelandsgebieden speelt dit instrument een belangrijke rol bij het ontstaan van nieuwe toeristische trekpleisters. Dat zal bijzonder positieve sociaal-economische gevolgen hebben, niet alleen voor de toeristische sector maar ook voor de groei en de territoriale cohesie binnen de Unie.
Tot slot wil ik nog onderstrepen dat het van fundamenteel belang is dat wij onze traditionele producten naar waarde schatten, indien nodig in ere herstellen en op afdoende wijze beschermen, aangezien het aan ons is om onze erfenis door te geven aan de komende generaties.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Ik vind oorsprongsaanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen vaak een goede zaak, omdat die lokale productie en handel versterken en ontwikkelen, en daarmee een tegenwicht bieden tegen de dominantie van de handelsmerkgiganten van de WTO op de globale markt. Ik ben er echter tegen dat de EU besluiten neemt over een verplichte etikettering voor deze producten. Dat is iets wat ook in de toekomst vrijwillig moet blijven.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen gestemd, omdat het hoog tijd werd ons systeem van bescherming voor producenten van regionale specialiteiten aan te passen aan de restricties van de Wereldhandelsorganisatie, zoals bleek uit de onderhandelingsronde van december jongstleden in Hongkong (China). We moeten uiterst strijdbaar zijn op dit punt want sommige landen, met name de Verenigde Staten en Australië die de oorzaak van het probleem zijn, zullen niet zomaar overstag gaan. We zijn gedwongen ingezetenen van derde landen toe te laten tot het Europese systeem en dezelfde rechten te geven als burgers van de Europese Unie als het gaat om het indienen van verzoeken en bezwaren. Hoe het ook zij, de Europese Unie moet de geografische aanduidingen uit alle macht verdedigen tegen de aanvallen van de Wereldhandelsorganisatie, want ze zijn bepalend voor het creëren van toegevoegde waarde. Tot slot moeten de diensten van de Europese Commissie, gezien bijna 300 verzoeken die nog in behandeling zijn, voortvarender te werk gaan bij het erkennen van deze waarborgen.
Mario Borghezio (NI), schriftelijk. – (IT) We hebben voor het verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad gestemd, want met deze verordening stelt de Europese Unie een stelsel vast ter bescherming van de producenten van 'regionale specialiteiten' in het kader van de voedsel- en landbouwproductie. Het is zelfs uitermate belangrijk voor onze producenten in het Po-dal dat het toepassingsgebied van dit stelsel, wat betreft de bescherming van zowel de oorsprongsbenaming als de geografische aanduiding van landbouwproducten, adequaat in regelgeving wordt vastgelegd.
In dit verband willen we echter benadrukken dat het noodzakelijk is om een specifieke beschermingsmaatregel in te voeren met als doel de zeer belangrijke Europese bloementeeltsector te steunen, die in Padania, en in het bijzonder in de provincie Imperia, in volle glorie te aanschouwen is.
De maatregelen die bedoeld waren om de douanetarieven te liberaliseren, zijn uiteindelijk namelijk, en dit is een ernstige zaak, juist gunstig gebleken voor de bloementeelt in landen buiten de EU, zoals Israël, Kenia, Colombia, Ecuador, Zimbabwe en Zuid-Afrika. Deze landen hebben hun marktaandeel exponentieel zien stijgen ten nadele van de Europese productie.
Daarom moet er opnieuw onderhandeld worden over het beleid ten aanzien van internationale overeenkomsten betreffende invoer, en wel op een dusdanige manier dat
- er geen tarievenverlichtingen worden verleend voor de productie van derde landen die niet aan de Europese normen voldoen op het gebied van werk (inclusief kinderarbeid), milieu, belasting....
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen draagt aanzienlijk bij aan de verbetering van de levensomstandigheden van de plattelandsbevolking van de Europese Unie, met inbegrip van Portugal.
Door te verkondigen dat de bestaande verordeningen onverenigbaar zijn met de internationale handelsovereenkomsten, en in het bijzonder met de beruchte overeenkomst over de handelsgerelateerde aspecten van het intellectueel eigendom (TRIPS), oefenen de Verenigde Staten en Australië een onaanvaardbare druk uit. Het Orgaan voor geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie heeft verklaard dat de regelgeving over het geheel genomen niet in strijd is met de in de WTO aangegane verbintenissen.
Toch werd de Europese Unie ertoe verplicht de toegang van derde landen tot de interne markt te bevorderen. Daarom probeert de Commissie een en ander aan te passen. Het Parlement heeft besloten deze aanpassingen te verbeteren om bij te dragen aan de bescherming van de landbouwers en het platteland.
Over het geheel genomen dragen de voorgestelde verbeteringen onze goedkeuring weg, en dat is de reden dat wij voor dit verslag hebben gestemd. Wij achten het van fundamenteel belang dat geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten beschermd worden.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Doel van dit Commissievoorstel is om Verordening (EEG) nr. 2082/92 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen te vervangen door een nieuwe tekst waarin eenvoudigere en duidelijkere voorschriften worden vastgesteld, in overeenstemming met de beslissing van het Orgaan voor geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie als antwoord op de klachten die zijn ingediend door de Verenigde Staten en Australië. De beslissing moet worden nageleefd met ingang van 3 april 2006.
Ik besef dat de communautaire wetgeving ter zake moet worden aangepast. Daarom kan ik mij vinden in de essentiële punten van het voorstel van de Commissie en zal ik voor het verslag-Graefe zu Baringdorf stemmen.
Christa Klaß (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) In een tijd van globalisering, standaardisering en wereldwijde toegang tot levensmiddelen vormt bezinning op onze herkomst, traditie en uiteindelijk ook op onze cultuur een stevige en goede basis voor onze verdere ontwikkeling. Europese traditie en Europese oorsprong scheppen eenheid in veelzijdigheid. Die veelzijdigheid is een kenmerk van Europa, van zijn regio’s en vooral van zijn mensen. De mensen hebben zich aangepast aan de regionale omstandigheden, die vaak sterk verschillen. Daaruit zijn traditionele levenswijzen en traditionele streekproducten ontstaan. Traditionele en geografische aanduidingen op producten wekken in ons heel specifieke voorstellingen en verwachtingen.
Tegenwoordig worden onze producten overal ter wereld verhandeld. Dat maakt het echter wel noodzakelijk deze producten, die als het ware als ‘ambassadeurs’ van een bepaalde stad of streek de wereld in gaan, te reglementeren. We moeten kunnen garanderen dat datgene wat achter een goede naam schuilgaat ook goed blijft. En we moeten garanderen dat de herkomst van een product uit een bepaalde streek ook gerelateerd blijft aan de naam van die streek. Dat alles dient zo eenvoudig mogelijk en tegelijk afdoende geregeld te worden. Aan dat doel beantwoordt dit verslag volledig.
Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) Het landbouwconflict tussen Europa en de Angelsaksische wereld richt zich op het juridische instrument waarover Europa beschikt om, naar het voorbeeld van de Franse AOC’s, zijn landbouwproductie te beschermen met labels, zoals de BGA. Voor de Verenigde Staten moet de landbouw industrieel zijn met logo’s en merken, en wijn is daarop geen uitzondering. Voor Europa is de landbouw in de eerste plaats kwalitatief, met regionaal verankerde familiebedrijven waarvan de producten beschermd worden door hun geografische herkomstaanduiding. Het symbool hiervan is de wijn, geboren uit gisting en toonbeeld van beschaving, terwijl het in Australië industriële handelswaar is.
Binnen de WTO is het conflict tussen de Verenigde Staten en Europa, tussen het zuidelijk halfrond en Europa, en tussen de Angelsaksische wereld en Europa een echte botsing van beschavingen, namelijk de cultuur van de sikkel en de cultuur van McDonald’s. In Hongkong heeft de Commissie evenwel niet eens het multilaterale register van herkomstaanduidingen ter sprake gebracht om de wijnen van onze kleine boeren te beschermen tegen de grote wijnhandelaren.
Door in Genève eind april de landbouwheffingen verder te verlagen en de deur wagenwijd open te zetten voor 1,2 miljoen ton vlees uit het zuidelijk halfrond of voor het volgens een industrieel procédé gekleurde, gefruite, gezoete Australische vocht dat wijn genoemd wordt, vernietigen we onze landbouwidentiteit waarvan de BGA’s een instrument zijn.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen stelt de betrokken producenten in de gelegenheid de productie, verwerking en bereiding van een product van een bepaalde oorsprong te beschermen door het te registreren.
Gelet op het feit dat de verordeningen moeten worden aangepast en in het licht van het arbitraal vonnis van de WTO houdt dit verslag een duidelijke verbetering in van de bedoelde instrumenten, die een substantiële bijdrage hebben geleverd aan de toegang tot markten met hogere prijzen en het scheppen van werkgelegenheid in Europese plattelandsgebieden. Bovendien hebben zij uitermate positieve sociaal-economische gevolgen voor aan toerisme gerelateerde activiteiten.
Europa heeft eeuwenoude tradities die voor toeristen bijzonder aantrekkelijk zijn. Portwijn en roquefort zijn Europese producten die wereldwijd de toon zetten. Uiteraard is het belangrijk om duidelijk aan te geven welke informatie aan de consument moet worden verstrekt, niet alleen om de bedoelde producten te beschermen, maar ook om de consument de mogelijkheid te bieden eventuele klachten in te dienen.
Tot slot dring ik aan op een duidelijke scheiding van enerzijds de bevoegdheden van de lidstaten en anderzijds die van de Commissie, aangezien de activiteiten van de Unie steeds in overeenstemming moeten zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Dat zal er mede voor zorgen dat de beoogde maatregelen een optimaal resultaat opleveren.
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen verrijken Europa. Het is een verrijking als men culinaire tradities met elkaar deelt. Tegelijkertijd moet men echter letten op de nadelen van deze aanduidingen. Wij willen niet dat oorsprongsbenamingen met protectionistische bedoelingen worden gebruikt. Emigranten uit Europa hebben gedurende honderden jaren in hun nieuwe thuislanden etens- en drinkwaren geproduceerd op basis van de tradities die ze uit hun landen van herkomst hadden meegenomen. De Europese Unie moet zich in de Wereldhandelsorganisatie tolerant opstellen tegenover dergelijke tradities en tegenover het feit dat generieke namen en oorsprongsbenamingen soms met elkaar in botsing komen.
De onderhavige twee verslagen van het Europees Parlement zijn slechts aanvullende voorstellen conform de raadplegingsprocedure. Wij vinden dat ze niet zo veel toe te voegen hebben – al is het beter in elk geval enige voorstellen in te dienen dan helemaal geen – en dat dit onderwerp in de Raad moet worden afgehandeld. Ook distantiëren wij ons beslist van de gedachte dat een Europese autoriteit tot taak zou kunnen krijgen om geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen te controleren. Wij vinden dat wij in dezen moeten vertrouwen op de autoriteiten van de lidstaten.
Wij hebben daarom besloten tegen deze twee verslagen te stemmen.
Roger Knapman (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Wij zullen tegen dit verslag stemmen omdat wij onze soevereiniteit met betrekking tot de registratie van landbouwproducten willen behouden. De aanvraagprocedure is veel te bureaucratisch. Wij kunnen niet instemmen met een communautair agentschap dat verantwoordelijk is voor de registratieprocedure. Wij zijn van mening dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de lidstaten moet berusten. Wij willen ook geen communautair etiket. Wij willen dat “dikke room” eenzelfde bescherming geniet als de Griekse feta. Op voorwaarde dat de productaanduidingen ondubbelzinnig zijn, zien wij niet in waarom “Yorkshire feta” – wat heel duidelijk geen Griekse feta is – en Griekse feta niet allebei in de Britse winkels verkocht kunnen worden. Volgens ons is die harmonisatie geen goed idee.
Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik voer twee minuten het woord namens mijn fractie. Die heeft mij opgedragen een officiële stemverklaring aangaande het verslag-Brok af te leggen.
Door artikelen in de pers is in grote delen van Europa de mening ontstaan dat het Europees Parlement niet langer eist dat Kroatië snel het volledige lidmaatschap krijgt, een eis waarover het Parlement herhaaldelijk gestemd heeft. Zoals u weet heeft juist onze fractie zich er zeer voor ingespannen de toetredingsonderhandelingen met Kroatië te openen en die nog voor de Europese verkiezingen van 2009 tot een goed einde te brengen. Namens mijn fractie wil ik er hier geen misverstand over laten bestaan dat we onverkort aan dit doel vasthouden en dat ook in het verslag-Brok duidelijk gesteld wordt dat Kroatië een kandidaat-lid is dat bijzonder goed aan de criteria voldoet.
In het verslag wordt op een aantal onderdelen kritiek geuit, maar dat mag niet de indruk wekken dat Kroatië meer geschikt zou zijn voor de nieuwe vorm van multilaterale samenwerking die het verslag-Brok voorstelt. Dat is niet het geval. Kroatië is een Midden-Europees land, dat eigenlijk al in 2004 in de Europese Unie opgenomen had moeten worden en grotendeels aan de criteria voldoet. Onze kritiek geldt details, zaken waar je alleen een punt van maakt bij landen die de toetreding vrij dicht zijn genaderd, terwijl in het geval van Turkije nog niet eens de afschaffing van marteling gegarandeerd is.
Daarom wil ik namens mijn fractie nog eens benadrukken dat Kroatië kandidaat voor toetreding is. Het hoort naar zijn prestaties beoordeeld te worden. Laten we het eindelijk loskoppelen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije en onomwonden inzetten op toetreding en dat nog binnen dit decennium.
(Applaus van rechts)
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de geschiedenis leert dat veel wereldrijken ten onder gingen aan het feit dat ze te snel groeiden en de onderlinge wedijver tussen culturen en stromingen in dit groeiproces niet onder controle konden houden. Dat maakt een discussie over het opnamevermogen van de Europese Unie in mijn ogen dringend noodzakelijk. Daarbij mogen we niet vergeten dat de naam ‘Europese Unie’ alleen al door het woord ‘Europa’ een duidelijke scheidslijn impliceert. Verder dienen we ons er wel bewust van te blijven dat Europa op het christelijke waardenstelsel gebaseerd is. Dat alleen is voor mij al reden genoeg om collega Posselt met het oog op Kroatië van harte bij te vallen.
Anderzijds dient gezegd dat met name de recente gebeurtenissen aantonen dat het tegenwoordig zo wijdverbreide geloof in een grenzenloze tolerantie simpelweg verkeerd is. Tolerantie zou namelijk van twee kanten moeten komen, maar tot nu komt die tolerantie er binnen onze steeds meer multiculturele maatschappij op neer dat islamitische immigranten aanpassing van de christelijke gastlanden verwachten en die steeds vaker met geweld af willen dwingen. Tijdens de toetredingsonderhandelingen heeft Turkije telkens even zijn ware gezicht getoond, door in het verdrag over Cyprus te dreigen met sancties tegen vermeende belediging van het openbaar gezag en nu weer bij het conflict over de cartoons. Zo langzamerhand moet het toch ook de laatste uitbreidingsfantasten dagen dat we Europa duidelijke grenzen moeten geven.
(Applaus van rechts)
Charles Tannock (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net zoals de meeste van mijn collega’s uit de Britse conservatieve delegatie heb ik het uitstekende verslag van de heer Brok gesteund en mijn felicitaties gaan in zijn richting. Desalniettemin is mijn partij tegen het Grondwettelijk Verdrag voor de Europese Unie en daarom stemmen wij voor het schrappen van paragraaf 6. Het is immers duidelijk dat de laatste uitbreiding van 15 naar 25 lidstaten, zonder een grondwet voor de EU uitstekend is verlopen op basis van de procedure van Nice.
De Britse conservatieven zijn van mening dat de vijf voorgaande uitbreidingen succesverhalen waren. Ook de toetreding van Roemenië en Bulgarije, die naar alle waarschijnlijkheid op 1 januari 2007 zal plaatsvinden, zal een succes worden. Een eventuele verdere uitbreiding kan dan via nieuwe intergouvernementele conferenties worden geregeld. Wij conservatieven geloven in een grotere, open Europese Unie van samenwerkende landen en daarom steunen wij het uitstekende verslag van de heer Brok.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil apart vermelden dat ik vóór amendement 13 in de resolutie van de heer Brok heb gestemd. In dit amendement wordt opgeroepen de racistische en antisemitische organisatie Grijze Wolven illegaal te verklaren. Deze organisatie is verantwoordelijk voor herhaaldelijke terroristische aanslagen op christelijke en joodse instellingen in Turkije. De formulering is natuurlijk stevig, maar ze weerspiegelt de realiteit helaas maar al te goed. Deze groepering terroriseert mensen net als de troepen van Hitler deden voordat hij aan de macht kwam, weliswaar niet op zo'n grote schaal, maar met dezelfde brutaliteit en deels met dezelfde methoden. Het probleem verdient naar mijn mening de aandacht van dit Parlement. Joodse gemeenschappen en christelijke kerken zijn doelen geworden van fysiek en geestelijk terrorisme door de Grijze Wolven en deze zaak vraagt om internationale aandacht.
(Applaus)
Jan Andersson, Anna Hedh, Ewa Hedkvist Petersen, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaal-democraten willen graag een open en solidaire EU zien, die nieuwe leden op basis van de criteria van Kopenhagen welkom heet. Wij betreuren het daarom dat dit verslag zich veel te veel toespitst op het eigen absorptievermogen van de EU, omdat dat de indruk kan wekken dat het Europees Parlement vraagtekens plaatst bij de mogelijkheid van de EU om meer lidstaten op te nemen. Het eigen absorptievermogen van de EU hangt uiteindelijk af van de wil van de Unie om meer lidstaten op te nemen. Wij kijken ook met ongerustheid naar alle tendensen om het lidmaatschap voor landen uit te sluiten, bijvoorbeeld op basis van hun economische situatie
Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE), schriftelijk. – (EL) De Europese afgevaardigden van de Nea Dimokratia verduidelijken dat het tweede gedeelte van paragraaf 43 van het verslag niet strookt met hun mening ten aanzien van het betrokken vraagstuk.
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) In dit initiatiefverslag wordt het belangrijke vraagstuk van de verdere uitbreiding van de EU behandeld.
De Zweedse partij Junilistan staat in beginsel positief tegenover een verdere uitbreiding van de EU, mits de beoogde lidstaten de fundamentele waarden onderschrijven die de waardegrondslag van de Unie vormen. Daartoe behoren vooral de eerbiediging van het rechtsstaatbeginsel, de mensenrechten en de democratie. Inzake wetgeving die geen betrekking heeft op de bovengenoemde zaken, zijn de naties soeverein.
De rapporteur stelt ook een zeer krachtige verhoging van de begroting voor, ten bedrage van 25 miljard Zweedse kroon. Daar zijn wij tegen.
Wij hebben daarom tegen het verslag gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ofschoon de Unie de toetreding van de laatste tien landen in 2007 nog niet ‘verteerd’ heeft en Bulgarije en Roemenië nog onderweg zijn, heeft zij, gedreven door een onverzadigbare begeerte, reeds stappen ondernomen om de toetreding van Turkije en de Balkanstaten voor te bereiden, na eerst actief te hebben deelgenomen aan de vernietiging van de Federale Republiek Joegoslavië.
Uit de zogeheten ‘politieke correctheid’ doemen uiteindelijk steeds de echte doelstellingen van een dergelijke wedren op, namelijk het creëren van een vrije handelszone en het ter beschikking stellen van natuurlijke hulpbronnen in ruil voor concrete voordelen; anders gezegd, economische overheersing en uitbuiting van de bevolking en hun landen door de grote economische en financiële groepen uit de invloedrijkste Europese mogendheden, met Duitsland op kop. Dat is geen toeval, aangezien Duitsland, samen met de Verenigde Staten, de dominante kracht in de regio is en deelneemt aan de militaire bezetting.
Ziehier een meesterlijk staaltje van inmenging in een soevereine staat door een meerderheid van het Parlement: “vestigt de aandacht ... op de resterende zwakke punten zoals overmatige staatsbemoeienis met de economie en de ingewikkelde regels ... van het openbaar bestuur die ontwikkelingen in de particuliere sector en op het gebied van rechtstreekse buitenlandse investeringen in de weg staan”.
Of ook de steun voor de splitsing van Servië, tegen het internationaal recht in, die blijkt uit het streven naar “een Kosovo waarvan de territoriale integriteit wordt gewaarborgd door de VN en de Europese Unie …
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. – (EN) De Labour Party in het Europees Parlement staat een positieve houding voor ten opzichte van een toekomstige uitbreiding van de EU, met name als het gaat om het nakomen van de toezeggingen die aan kandidaat-lidstaten en toekomstige kandidaat-lidstaten zijn gedaan. Wat dat betreft, is het ongepast om in paragraaf 10 van de ontwerpresolutie andere “operationele mogelijkheden” voor te stellen aangezien de betrekkingen met buurlanden heel duidelijk geregeld zijn in het toetredingsproces en in het Europese nabuurschapsbeleid.
Cecilia Malmström (ALDE), schriftelijk. – (SV) Op 1 mei 2004 werd de EU uitgebreid met tien nieuwe lidstaten uit Oost- en Midden-Europa. Landen die voorheen achter het IJzeren Gordijn lagen, hebben zich, met hulp van de EU als lokmiddel en stimulans, ontwikkeld tot democratieën met een markteconomie. Dat was een historische gebeurtenis. Nu moeten we ons houden aan onze beloften aan landen zoals Roemenië, Bulgarije en Kroatië. Wij moeten echter ook de deur openhouden voor nieuwe lidmaatschapsaanvragen. Landen die aan de eisen voldoen, moeten worden toegelaten als lid.
Vandaag stemmen we over een voorstel voor een strategie voor verdere uitbreiding. Daarin wordt voorgesteld om de EU zijn geografische grenzen te laten definiëren. Ik zal tegen dat voorstel stemmen. De grenzen kunnen niet worden gesloten. Het optrekken van grenzen zou er bijvoorbeeld toe leiden dat het Oekraïnse volk, dat balanceert tussen democratie en dictatuur, de indruk krijgt dat wij de deur voor hun neus dichtgooien. Dat zou een historische tegenslag zijn.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag, de besluiten van de Raad en de Commissie en het debat in het Europees Parlement vallen samen met de zevende verjaardag van de vuile oorlog van de VS-NAVO tegen Joegoslavië en met de georganiseerde moord op Milosevic. Op provocerende wijze wordt onthuld welke plannen de Europese en Amerikaanse imperialistische beulen hebben voor de Balkan: inlijving en totstandbrenging van aan de EU en het imperialisme onderworpen staten-protectoraten, evenals plundering van hun rijkdommen door het EU-kapitaal. De Balkanvolkeren bevinden zich in een dramatische situatie en deze zal met hun toetreding tot de EU alleen maar verergeren. De wedijver en de nieuwe ronde van grenswijzigingen zorgen voor nieuwe spanning.
De Communistische Partij van Griekenland herhaalt dat zij tegen de EU en haar uitbreiding is. Zij zal meehelpen aan de versterking van de volksstrijd tegen het Europees en Amerikaans imperialisme, dat het gebied heeft bezet.
Wij herhalen dat het FYROM-probleem verband houdt met de imperialistische interventies en de grenswijziging, waarbij het vuur van de minderheidsproblemen nog eens wordt opgestookt. Over dergelijke daden hebben de Griekse partijen ND, PASOK en SYN in het verleden gezwegen of ze hebben daar zelfs mee ingestemd. Hun aandacht was immers toegespitst op de naam van het buurland. De demagogische kreten en de politieke aanpassingen van de andere partijen hebben tot doel het volk om de tuin te leiden en de enorme politieke schuld die zij op zich hebben geladen door in het voetspoor te treden van het imperialisme weg te poetsen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het verslag-Brok over de uitbreiding geeft een uitstekend beeld van de kandidaten voor de volgende uitbreidingsronde van de Europese Unie. Belangrijker is echter dat de rapporteur waarschuwt voor de moeilijkheden die aan de toekomstige uitbreidingen verbonden zijn.
In dit verband, vraag ik uw aandacht voor twee punten die mijns inziens enige verduidelijking behoeven.
Het eerste punt betreft de ‘constitutionele impasse’. Gelet op het feit dat de institutionele structuur verduidelijkt of zelfs gereorganiseerd moet worden voordat een nieuwe uitbreiding plaatsvindt, ben ik van oordeel dat de uitbreiding naar de burgers en de politieke leiders toe niet afhankelijk mag worden gemaakt van één enkele institutionele/constitutionele oplossing.
Het criterium van de ‘opnamecapaciteit’ wordt steeds belangrijker. Het vooruitzicht op toetreding en het nabuurschapsbeleid hebben bijgedragen aan de democratisering en de ontwikkeling van de potentiële kandidaat-landen, maar dat is op zich niet toereikend. Ook de Europese Unie moet klaar zijn om nieuwe partners te verwelkomen. Dit betekent dat de toetredende landen op voet van gelijkheid behandeld moeten worden en niet geconfronteerd mogen worden met een egoïstische houding van de landen die reeds tot de Unie behoren. Dat lijkt mij een verantwoorde benadering om de Europese burgers te winnen voor het uitbreidingsproces.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Vandaag heeft het Parlement zich uitgesproken over de te volgen strategie om de toekomstige uitbreiding van de Europese Unie in goede banen te leiden.
Een weerzien met onder meer onze Bulgaarse, Roemeense, Kroatische en Macedonische broeders uit Europa, die lukraak van ons gescheiden zijn na Jalta. Het is net zozeer hun bestemming zich weer bij ons aan te sluiten als het de bestemming van Europa is hen op te nemen. Ik heb dan ook geen moeite met de essentie, maar wel met de vorm en het tijdschema, en daarom heb ik vóór de paragrafen 5 en 6 gestemd.
Het is tijd dat de Unie een echt debat aangaat over haar grenzen, hetgeen ze tot nu toe zorgvuldig heeft vermeden tijdens het werk van de Conventie. Een zwart gat in de Grondwet dat heel wat wantrouwen en onrust teweeg heeft gebracht. Gevoelige zaken uit de weg gaan is geen houding die ons en onze kiezers waardig is, en het feit dat we vragen om een debat betekent niet dat we vierkant tegen de uitbreiding zijn!
Niemand die een krachtig Europa wil, is gebaat bij een Europa zonder grenzen.
Onze grenzen kunnen weliswaar geografisch, historisch en moreel zijn, dat spreekt voor zich, maar ze zijn noodzakelijk om een model, een visie en gemeenschappelijke waarden in stand te houden.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik ben een groot voorstander van de uitbreiding van de EU. Hoewel het verslag veel dingen bevat waar ik het mee eens kan zijn, moet ik mij distantiëren van de negatieve houding ten opzichte van Turkije. Dat geldt met name voor de incorrecte opmerking in paragraaf 31 dat Turkije in een bepaald opzicht de NAVO tegenwerkt. Daarnaast ben ik, net als andere Britse conservatieven, een hartgrondig tegenstander van een Europese Grondwet en ik kan mij dan ook niet verenigen met de formulering in paragraaf 6.
62ste zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNCHR, Genève) (RC-B6-0150/2006)
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Gisteren is een resolutie aangenomen die tot doel heeft dat de huidige Mensenrechtencommissie wordt vervangen door de Raad voor de mensenrechten.
Dit proces staat helemaal in het teken van de pogingen van de Verenigde Staten om een instrument te creëren dat zij kunnen manipuleren en waarmee zij hun beleid kunnen rechtvaardigen, een beleid dat stoelt op inmenging in en agressie tegen soevereine volkeren en staten. Het is een proces waarin de Verenigde Staten zoveel mogelijk voorwaarden hebben proberen op te leggen door steeds meer eisen te stellen. Ze waren daarin graag nog verder gegaan en daarom alleen al hebben wij tegengestemd.
Naast vele andere wijzigingen en aspecten die onze aandacht verdienen, wil ik hier onderstrepen dat de nieuwe Raad het aantal landen heeft teruggebracht van 53 tot 47 (de VS wilden er 30). De leden worden bij absolute meerderheid gekozen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (de VS en de EU waren voorstander van een stemsysteem waarin zij en hun bondgenoten een vetorecht bezaten), ondanks de inspanningen om beperkingen op te leggen.
Voor sommigen vormt dit proces slechts een eerste stap op weg naar een verdere beheersing en manipulatie van de VN door de Verenigde Staten en hun bondgenoten.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) In de context van de stemming over de gezamenlijke resolutie betreffende de 62e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (UNHRC, Genève) wil ik hier nader ingaan op wat ik als een mogelijke, zij het niet ideale, oplossing beschouw voor een van de belangrijkste punten die in het debat aan de orde zijn geweest.
Een van de grootste tekortkomingen van de VN op het gebied van de mensenrechten had te maken met het gebrek aan legitimiteit van sommige leden van de VN-Mensenrechtencommissie, met name wanneer zij het voorzitterschap waarnamen. De lijst is bekend. Ik ga hem hier niet opnieuw noemen. De voorgestelde oplossing, met name de methode volgens welke de leden van de toekomstige Raad voor de mensenrechten gekozen zullen worden, biedt weliswaar geen garantie dat zulks niet opnieuw zal gebeuren, maar is toch ten minste een poging om de leden op effectieve wijze te legitimeren. Dat moet erkend worden.
Ik ben tevens van oordeel dat dit een gelegenheid is om het idee te versterken dat de lidstaten van de Europese Unie en hun bondgenoten op het gebied van de mensenrechten een voorbeeldfunctie moeten proberen te vervullen in zowel hun eigen land als in het kader van hun internationale betrekkingen.
Voorbereidingen voor de COP-MOP vergadering over biologische diversiteit en veiligheid (Curitiba, Brazilië) (B6-0170/2006)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben voor deze resolutie gestemd, ofschoon wij van oordeel zijn dat sommige punten onduidelijk en niet altijd coherent zijn. Wij vinden dat de biologische diversiteit beschermd moet worden en dat over deze bescherming een zo breed mogelijk akkoord moet worden bereikt. Het Verdrag inzake de biologische diversiteit geeft hieraan concrete vorm. Het is dan ook belangrijk dat de Europese Unie en haar lidstaten een correcte houding aannemen tijdens de vergadering van de partijen die eind deze maand in Curitiba, Brazilië, zal plaatsvinden.
Wij weten echter dat het minstens even belangrijk is om het verlies van biologische diversiteit een halt toe te roepen door de doelstellingen van het Verdrag op te nemen in het ontwikkelingsbeleid, met name in communautaire beleidsterreinen zoals landbouw en bosbouw, waar de verspreiding van GGO’s moet worden tegengegaan en steun moet worden verleend aan familiebedrijven en traditionele bosbouwpraktijken, aangezien dat de beste manier is om de biologische diversiteit te beschermen.
De mariene biodiversiteit moet beschermd worden tegen destructieve praktijken. Wij moeten met name de traditionele kustvisserij steunen, aangezien zij de beste bescherming biedt voor de instandhouding van biologische diversiteit.
Ten slotte moeten wij ook rekening houden met de reeds bestaande resoluties ter zake, met name voor wat betreft de bestrijding van het illegaal omhakken en verhandelen van bomen.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen de resolutie betreffende de Curitiba-conferentie over biologische diversiteit gestemd. Het Parlement begaat een ernstige fout door biodiversiteit en genetica door elkaar te halen.
Alle biologische diversiteit ontstaat door veranderingen in de genetische structuur van alle levende organismen. Zij die in Europa een achterhoedegevecht blijven leveren tegen transgene landbouw willen niet weten dat deze de volksgezondheid in de rest van de wereld geenszins schade berokkent! In 2004 hebben negen miljoen kleine boeren wereldwijd bijna negentig miljoen hectare genetisch gemodificeerde gewassen verbouwd, terwijl in de Europese Unie van 25 11 miljoen kleine boeren 97 miljoen hectare hebben verbouwd, waarvan slechts enkele tienduizenden hectaren bestemd waren voor transgene gewassen.
Europa is bezig weer een slag te verliezen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij zijn het eens met de meeste vaststellingen, die bevestigen dat het milieu achteruitgaat, de bossen als ecosystemen worden vernietigd en er steeds meer biodiversiteit verloren gaat. Wij zijn het bovendien eens met talrijke voorstellen, met uitzonderingen van de voorstellen waarin wordt verwezen naar het kader van de bestaande wetgeving, aangezien in heel veel landen, en ook in de lidstaten van de EU, dit alles legaal geschiedt. Zo is bijvoorbeeld met communautaire verordeningen het gebruik van genetische gemodificeerde organismen (GGO’s) in de landbouw- en levensmiddelenproductie geliberaliseerd, ofschoon het milieu en de biodiversiteit daardoor worden bedreigd. Met communautaire verordeningen en richtlijnen worden de bossen gecommercialiseerd en nog sneller kapot gemaakt, enzovoort.
Wij zijn het totaal oneens met het voorstel in de resolutie waarmee een beroep wordt gedaan “op de Europese Commissie en de lidstaten om met overtuiging het voortouw te nemen bij het goedkeuren en vergemakkelijken van concrete maatregelen voor de bescherming van de biodiversiteit, zowel in Europa als daarbuiten”, omdat dat erop neerkomt dat men de wolf vraagt de schapen te hoeden. Men vraagt degenen die verantwoordelijk zijn voor de vernietiging om het voortouw te nemen in de strijd tegen hun eigen beleid.
Wij richten ons tot de volksbeweging en haar organisaties (vakbonden, milieuorganisaties, besturen, enzovoort) en vragen hun om met hun strijd maatregelen en beleidsvormen af te dwingen die de verdere achteruitgang van het milieu, de vernietiging van de bossen en het verlies van de biodiversiteit tegengaan.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het behoud van biologische diversiteit is een boeiend onderwerp. Mijn fractie, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, is zeer te spreken over de resolutie die met een enorme meerderheid is aangenomen door het Europees Parlement en over het feit dat het Parlement drie jaar na Kuala Lumpur een delegatie afvaardigt naar de achtste Vergadering over biologische diversiteit die zich sterk zal maken voor het behoud van de biodiversiteit. Met dit vooruitzicht, dames en heren, wil ik u herinneren aan enkele basisprincipes die we binnen dit Parlement te vaak uit het oog verliezen.
Voedselveiligheid hangt af van drie factoren: water, bodem en fytogenetische diversiteit, en slechts twaalf gewassen, waaronder graan, rijst, maïs en aardappelen, leveren nagenoeg tachtig procent van de energiebehoeften van de wereldbevolking. De verleiding is dan ook groot voor de industrie om het monopolie op zaaigoed te verwerven door technologieën toe te passen die voortkomen uit de biotechnologie.
Wij vragen de Raad van de Europese Unie, die aanwezig zal zijn bij de vergadering, derhalve om het huidige moratorium op experimenten met en handel in genetisch gemodificeerde soorten te steunen teneinde het gebruik ervan te beperken. In gewonemensentaal, geachte collega’s: Terminator mag niet terugkeren in de gedaante van een of andere biotechnologische innovatie.
Opdat soorten die voortkomen uit biotechnologie onze ecosystemen zo min in de war schoppen, dient biologische diversiteit daarnaast te worden beschermd door protocollen die onderzoekers verplichten hun experimenten in een gesloten omgeving uit te voeren.
Tot slot mogen we niet vergeten dat de strijd tegen het afkalven van de biodiversiteit uitgaat van behoud. Het gaat er uiteraard niet om biologische diversiteit weg te stoppen in reageerbuisjes, maar wel om inheemse gemeenschappen, die we daarmee ook nog steunen, in staat te stellen gebruik te maken van hun traditionele expertise en suprematie over genetische hulpbronnen.
We moeten tot slot erkennen dat geld ook hier de zenuw van de oorlog vormt. Ik vraag u dan ook om het Wereldmilieufonds te steunen. We weten namelijk maar al te goed dat de biodiversiteit niet kan worden behouden als de Europese Unie geen geld uittrekt voor Natura 2000. Als we geen geld vrijmaken voor het Wereldmilieufonds zal het behoud van de natuur eens te meer slechts een aaneenschakeling zijn van tijdens plenaire vergaderingen gesproken mooie woorden.