Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0189/2006

Debatten :

PV 22/03/2006 - 12
CRE 22/03/2006 - 12

Stemmingen :

PV 23/03/2006 - 11.9
CRE 23/03/2006 - 11.9
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 22 maart 2006 - Brussel Uitgave PB

12. Veiligheid van de energievoorziening in de Europese Unie (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0007/2006) van Giles Chichester, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, aan de Raad, over de veiligheid van de energievoorziening in de Europese Unie (B6-0009/2006).

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester (PPE-DE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd namens de Commissie industrie, onderzoek en energie deze vraag te kunnen stellen. Deze vraag volgt op de vraag over de veiligheid van de energievoorziening, waar in januari over is gedebatteerd.

De wereld heeft niet stilgestaan sindsdien. We hebben nu het Groenboek van de Commissie en de conclusies van de Raad van vorige week. Beiden zijn van groot belang en gebleken is dat een groot aantal van de besproken punten ook is opgenomen. Ik zou de commissaris willen bedanken en de Raad willen gelukwensen met dat resultaat. Het is tevens verheugend dat de energiekwesties inmiddels zo hoog op de agenda zijn komen te staan.

Deze vraag draait om de afhankelijkheid van een reeks geïmporteerde brandstoffen, en daarom willen wij van de Commissie weten wat zij gaat ondernemen om adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen en veranderingen in de geopolitieke, strategische en diplomatieke situatie. Ik wil echter benadrukken dat deze aspecten eerder tot het werkveld van de Commissie buitenlandse zaken behoren. Ik ben verheugd dat een aantal van mijn collega's later in dit debat op deze punten zullen terugkomen.

De belangrijkste opmerking over de veiligheid van de energievoorziening is dat er sprake moet zijn van diversificatie: van de soorten brandstof, de energiebronnen en de technologie. Dat is absoluut van essentieel belang.

Ik zou graag willen opmerken dat ik enigszins teleurgesteld was over het Groenboek, dat we overigens later graag in zijn geheel en tot in detail willen bespreken, omdat daarin wellicht niet genoeg aandacht wordt besteed aan de belangrijke status van kernenergie als voornaamste energiebron in de Europese Unie. Het Parlement heeft onlangs een amendement aangenomen met de ambitieuze maar haalbare doelstelling dat zestig procent van de elektriciteitsvoorziening in de Europese Unie voor rekening moet komen van energiebronnen met een ultralage of geen koolstofemissie. Dit is alleen mogelijk bij een combinatie van hernieuwbare energiebronnen en kernenergie. Tot mij genoegen kan ik opmerken dat in de conclusies van de Raad wordt gesproken over “duurzame en efficiënte energiesystemen”. Ik denk in dat verband aan kernenergie.

Er zijn echter ook andere energiebronnen die we in gedachten moeten houden. Sinds de uitbreiding van de EU is de afhankelijkheid van de import van kolen gedaald van 50 procent naar 35 procent, omdat een van de nieuwe lidstaten een kolenproducent bij uitstek is. Nu we de beschikking hebben over deze omvangrijke natuurlijke energiebron moeten we de voordelen en technologische mogelijkheden van schone kolen niet uitvlakken.

In de ontwerpresolutie die is opgesteld naar aanleiding van deze mondelinge vraag, wordt onder andere de nadruk gelegd op meer efficiëntie in de transportsector en op het belang van onderzoek naar en ontwikkeling van toekomstige energietechnologieën. Tevens wordt aandacht besteed aan het verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen.

We hebben de commissaris vier vragen voorgelegd, en we zien uit naar zijn spoedig antwoord daarop. We willen weten wat we kunnen ondernemen om onze afhankelijkheid van olie-import te verminderen. Welke bronnen zullen we naar zijn verwachting binnenkort ontwikkelen? Wellicht heeft hij ideeën over gasbronnen, het beheer van gasvoorraden en de opslagmogelijkheden voor gas.

Ten slotte hopen we dat de Commissie de kwestie van de veiligheid van de energievoorziening kan verweven met de daarmee verbonden kwestie van klimaatverandering, en dat zij een antwoord weet op de vraag hoe wij ons energiebeleid moeten aanpassen in het post-Kyoto tijdperk om onze drie doelstellingen - duurzaamheid, concurrentievermogen en veiligheid van energievoorziening - te realiseren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de heer Chichester willen bedanken voor zijn vraag. Deze komt op het juiste moment. Het Oostenrijkse voorzitterschap was namelijk precies acht uur oud toen het ons duidelijk werd dat energie een Europese kwestie was, een probleem van ons allemaal. Op 1 januari 2006, om acht uur ’s ochtends, begon immers het gasconflict tussen Rusland, Oekraïne en Moldavië. Ondanks het feit dat dit probleem niet volledig nieuw was, was ons duidelijk dat we deze kwestie moesten aanpakken. Het belang ervan is evident geworden, met name in de loop van dit jaar.

Het is voor Europa vrij duidelijk dat de kwestie van de energievoorraad van zeer groot belang is. Daarom staat dit onderwerp morgen ook hoog op de agenda van de Raad.

Tevens hebben we een buitengewone bijeenkomst van de Energieraad belegd om - u noemde het al - de vergadering van de Europese Raad zo goed mogelijk voor te bereiden. Tijdens de vergadering van de ministers van Energie zijn uiterst bruikbare en nuttige suggesties naar voren gekomen, die morgen en dag daarna besproken zullen worden.

Door het gasconflict tussen Rusland, Oekraïne en Moldavië werd ook duidelijk dat energie niet alleen een kwestie is die we onderling moeten bespreken. Toen ik gisteren het genoegen had om verslag uit te brengen aan de Commissie buitenlandse zaken, heb ik er met klem op gewezen dat deze kwestie raakt aan het buitenlands beleid van de Europese Unie. We moeten met onze partners en buurlanden samenwerken bij de aanpak van hun problemen. Het is voor ons bijvoorbeeld van belang om de politieke en economische stabiliteit van het doorvoerland te benadrukken. Tevens moeten we in onze debatten ook de energieleverende en de energieconsumerende landen betrekken.

We onderhouden in dit verband daarom nauwe betrekkingen met de OPEC, Rusland en andere belangrijke landen, zoals China en India. We maken tevens actief gebruik van de internationale instrumenten. Ik noem kort het Internationaal Energieagentschap, het Internationaal Energieforum en Euromed, dat een belangrijke rol speelt. Er bestaan meer belangrijke internationale overeenkomsten, zoals bijvoorbeeld de energieovereenkomst met Zuidoost-Azië. Mijnheer Chichester, ik hoop dat we spoedig steun krijgen van dit Parlement, hopelijk nog vóór de Raad van juni.

Er zijn natuurlijk ook nog andere elementen die voor de veiligheid van de energievoorziening van belang zijn, zoals de kwestie van de diversificatie van onze energiebronnen, met name wat de eigen interne energiebronnen betreft. Daarnaast speelt ook de kwestie van de hernieuwbare energiebronnen een belangrijke rol. Bovendien is de controle op de vraagzijde, inclusief de verbetering van de efficiëntie van het energiegebruik, in dit verband van groot belang.

De Raad wijst zijn partners er regelmatig op dat het ook essentieel is dat er voldoende in infrastructuur wordt geïnvesteerd. Daarom is het ook voor de Raad van groot belang dat het besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake de trans-Europese energienetwerken snel wordt aangenomen. Zonder voldoende middelen voor de uitbreiding van het Europese energienet is een diversificatie van de energievoorziening, en dus ook meer veiligheid op dat gebied, geen haalbare kaart. Wat die veiligheid van de energievoorziening betreft, heeft de Raad in het verleden al concrete wetgeving aangenomen waar ik nu vanwege tijdgebrek niet uitgebreid op in kan gaan. Ik verwijs daarom alleen maar kort naar een richtlijn uit 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening.

Dan de vraag van de heer Chichester over alternatieve energiebronnen. Op dat punt is de Raad van mening dat er met name twee factoren in het energiebeleid een rol spelen, en ik heb daar al kort naar verwezen: ten eerste diversificatie van brandstofbronnen en ten tweede efficiëntie van energiegebruik. Energie was terecht een van de kernelementen van het zojuist afgeronde debat, en tijdens dat debat werd al opgemerkt dat de lidstaten zelf, op basis van de uitgangspunten van hun nationale beleid, een besluit over de energiemix moeten nemen. Los van het besluit dat de lidstaten zullen nemen, moge duidelijk zijn dat diversificatie van brandstofbronnen - waarbij hernieuwbare energiebronnen een belangrijke rol spelen - onlosmakelijk verbonden is met diversificatie van leverantielanden, als het gaat om geïmporteerde energie.

De Raad zou in dit verband op talloze instrumenten kunnen wijzen, maar ik zal dat slechts kort en vluchtig doen. Wat de diversificatie van brandstofbronnen betreft, met name via het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, hebben de Raad en het Europees Parlement al in 2001 een richtlijn aangenomen betreffende de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Ik wil in dit verband ook verwijzen naar het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in de vervoerssector. In december van vorig jaar zijn wij met het Europees Parlement ook tot overeenstemming gekomen over een ontwerprichtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten. Wij doen er alles aan om ervoor te zorgen dat de richtlijn in de komende maanden aangenomen kan worden. Tot zover dan de kwestie van de energiebezuiniging.

Ik wil er ook op wijzen dat met het zevende kaderprogramma voor onderzoek, via het programma “Intelligente energie voor Europa”, hieraan al een wezenlijke bijdrage wordt geleverd. Dat zevende kaderprogramma zal, net als het momenteel in behandeling zijnde programma “Intelligente energie voor Europa” in het kader van het CIP-programma, de benodigde prioriteit krijgen.

Er is ook sprake van niet-legislatieve maatregelen. Zo hebben in de lente van 2005 de ministers van Energie een bijdrage geleverd aan de Voorjaarstop van de Europese Raad. De Raad besteedt op dit moment nadrukkelijk veel aandacht aan het actieplan voor biomassa, dat voor ons een hoge prioriteit heeft.

Tot slot wil ik nog ingaan op de vraag van de heer Chichester over Kyoto in de periode na 2012, en dan met name over de veiligheid van de energievoorziening en het concurrentievermogen van de Europese Unie. Naar ons idee kan het effect daarvan in principe positief uitpakken. Daarbij wil ik er met klem op wijzen dat naar onze stellige overtuiging een goed milieubeleid een positief effect zal hebben op de groei en de werkgelegenheid.

Maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie leiden tot milieu-innovaties en milieutechnologieën, en de vraag naar dergelijke innovaties neemt wereldwijd gestaag toe. Dat brengt kansen voor onze economieën met zich mee. Door de diversificatie van de energiebronnen, en met name door het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, willen wij ook een bijdrage leveren aan de veiligheid van de energievoorziening. Tegelijkertijd willen wij op die manier de klimaatverandering terugdringen en het concurrentievermogen van de EU als geheel verbeteren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het vorige debat over het werkprogramma van de Commissie werd sterk de klemtoon gelegd op energie. Ik ben daar erg dankbaar voor, evenals voor uw vraag aan de Commissie waardoor dit debat mogelijk werd.

In zekere zin heeft het Groenboek over een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en veilige energie de antwoorden al gegeven op de vraag hoe we de uitdagingen die in uw vraag zijn verwoord, tegemoet moeten treden. We moeten ons bovendien realiseren dat dit een wereldwijde uitdaging is: de krapte bij vraag en aanbod, de klimaatveranderingen, de afhankelijkheid van import en de behoefte aan investeringen in de energiesector zijn allemaal wereldwijde uitdagingen. De reactie van de Europese Unie daarop is een gemeenschappelijk energiebeleid. We krijgen daarvoor aanzienlijke steun van de burgers. Uit een onlangs gehouden enquête bleek dat 47 procent van de Europese burgers maatregelen op Europees niveau steunt. We hebben na de publicatie van het Groenboek veel steun ontvangen van een groot aantal lidstaten en nationale parlementen. Het is duidelijk dat de belangrijkste meerwaarde van het Groenboek is gelegen in de gemeenschappelijke aanpak, waarmee we benadrukken dat veiligheid van energievoorziening, concurrentievermogen en duurzaamheid niet van elkaar kunnen worden gescheiden in ons energiebeleid. Die drie moeten elkaar beïnvloeden.

Tegelijkertijd is het ook duidelijk dat we geen konijn uit een hoge hoed kunnen toveren, en dat er ook geen konijn in een hoge hoed is. Dat betekent dat we onze aandacht op het terrein van het energiebeleid moeten richten op maatregelen op specifieke gebieden. In de eerste plaats is het belangrijk om voor veilige energievoorziening, duurzaamheid en concurrentie een waarlijk open, transparante interne markt in de EU te creëren. Dat is cruciaal voor de veiligheid van de energievoorziening. We bereiden een aantal maatregelen voor die niet alleen voor meer concurrentie kunnen zorgen, maar ook voor grensoverschrijdende handel, voor grensoverschrijdende energietransacties. Dat is een buitengewoon belangrijk terrein en ik verwacht bij deze kwesties in de toekomst steun vanuit het Parlement.

De tweede buitengewoon belangrijke kwestie is - zoals de fungerend voorzitter al heeft aangegeven - solidariteit. De Unie is sterk als er solidariteit heerst. Solidariteit wil in de eerste plaats zeggen voorbereid zijn op extreme situaties. In de tweede plaats is het solidariteitsmechanisme erbij betrokken en in de derde plaats speelt heel veel informatie over wat er gaande is op de energiemarkten een rol. Ik ben het eens met de stelling dat diversificatie de belangrijkste kwestie is, maar om deze diversificatie optimaal te kunnen gebruiken, hebben we veel informatie nodig en veel transparantie. We bereiden maatregelen in die zin voor bij het herzien van de richtlijn inzake olievoorraden, waarmee we sterker de nadruk leggen op de veiligheid van de stroom- en gasvoorziening en zoeken naar nieuwe mechanismen, mechanismen die werkelijk tegemoet kunnen komen aan de behoeften van de burgers. Die willen immers graag de zekerheid dat we, mocht zich een extreme situatie voordoen, een mechanisme en voorraden achter de hand hebben.

Dan is er ook nog de kwestie van de energiemix. Dat zou de verantwoordelijkheid moeten zijn van elke lidstaat - het is een kwestie van subsidiariteit. We weten echter allemaal dat maatregelen die in een van de lidstaten worden genomen, van invloed zijn op alle andere lidstaten, in ieder geval op de aangrenzende lidstaten. Dat betekent dat we alleen maatregelen mogen treffen die rekening houden met het energiebeleid van onze buren, en dat we moeten proberen de best mogelijke praktijken te bevorderen.

Wij moeten de energievraagstukken in de EU aan een strategische herziening onderwerpen. Aldus kunnen wij voortdurend hierop terugkomen en erachter komen wat de beste aanpak is van het vraagstuk van de energiemix van elk land. Energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen zullen zonder meer een steeds grotere rol gaan spelen in de energiemix. Tegelijkertijd echter geloof ik dat veel lidstaten gebruik zullen maken van kernenergie, die nu deel uitmaakt van de energiemix. Het is daarom belangrijk een veilig en duurzaam gebruik van deze energie te garanderen.

Ik geloof ook in diversificatie, die wij met nieuwe technologieën tot stand kunnen brengen, en in schone steenkool, in koolstofsekwestratie, enzovoort. Wij hebben nu een goed voorbeeld met het project van Shell en Statoil waarbij het gaat om koolstofsekwestratie en post-verbranding. Dit is geen demonstratieproject: voor het eerst biedt een echt industrieel project, waarin het gaat om 860 megawatt, nieuwe mogelijkheden voor diversificatie van de energiemix, hetgeen strookt met de doelstellingen van ons energiebeleid.

Sommigen hebben gezegd dat er niet genoeg aandacht wordt besteed aan energie-efficiëntie. Daar ben ik het niet mee eens, omdat er juist veel nadruk op wordt gelegd. Het Parlement heeft het Groenboek over energie-efficiëntie besproken. Wij zullen een zeer ambitieus Europees actieplan voorstellen voor energie-efficiëntie en daarin sterk de nadruk leggen op vervoer. Daarop zullen dan alle lidstaten voortborduren met nationale actieplannen voor energie-efficiëntie, en dat is buitengewoon belangrijk.

Wat de technologie betreft, wil ik graag één voorbeeld noemen: Europa is in staat nieuwe technologie te ontwikkelen, maar we zouden alle mogelijkheden daartoe op een samenhangende manier moeten gebruiken. Ik ben van mening dat het Europese strategische plan voor energietechnologie werkelijk verschil kan maken.

Last, but not least, wil ik uw aandacht vragen voor een aantal internationale kwesties. Het beste antwoord op de vragen rond de veiligheid van energievoorziening is niet alleen diversificatie, maar houdt ook verband met wereldwijde, transparante en concurrerende markten voor olie en gas. Dat is de visie die de nodige diversificatie kan opleveren. Om dat mogelijk te maken, moeten we de landen met gas- en oliereserves stabiliseren. We moeten een infrastructuur opbouwen die het ons mogelijk maakt meer gas te halen uit de verschillende regio’s in de wereld, omdat we alleen op die manier de veiligheid van gas- en olieleveranties kunnen waarborgen. We moeten onze marktvisie in de onmiddellijke omgeving uitdragen. De energiegemeenschap moet worden uitgebreid.

Morgen zal de Europese Raad in de gelegenheid zijn om deze kwesties te bespreken. Ik geloof dat de dynamiek die met het Groenboek op gang is gekomen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europees energiebeleid, een vervolg zal krijgen. Ik ben erg dankbaar dat ik aan dit debat heb mogen deelnemen en kijk uit naar de samenwerking met het Parlement bij de opstelling van een Europees energiebeleid dat tegemoetkomt aan de belangrijkste behoeften van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris Piebalgs, dames en heren, wij zitten sinds enkele maanden midden in een nieuw strategisch debat. Wij zien het conflict met Iran, wij zien de oorlog in Irak, maar wij zien eveneens bepaalde ontwikkelingen in OPEC-landen waarvan wij nooit gedacht hadden dat die zich zouden kunnen voordoen. Wij zien de Chinezen die zich op strategische wijze op de energiemarkten inkopen, wij zien dat het beleid van Rusland gaandeweg steeds minder betrouwbaar wordt, en wij zien dat de mondiale markten een zeer dynamische ontwikkeling doormaken. Daarom moeten wij aan onze doelstellingen vasthouden, en wel aan de doelstellingen van Lissabon.

Wij streven naar werkgelegenheid en groei. Daarbij heeft het energiebeleid een absolute prioriteit. Ik wil commissaris Piebalgs dan ook bedanken voor het feit dat hij energie-efficiëntie centraal stelt en tot absolute prioriteit uitroept. Hierdoor ontstaan voor onze kleine en middelgrote ondernemingen volledig nieuwe mogelijkheden van zaken doen. Hierdoor ontstaan banen in ambachtelijke bedrijven en kleine bedrijfscycli, die onze energievoorziening kunnen veiligstellen.

Aan de andere kant mogen wij het concurrentievermogen van onze energiesector niet uit het oog verliezen. Ik zou de Commissie dan ook met name op willen roepen om grondig uit te zoeken wat de gevolgen van het Kyoto-protocol na 2012 zullen zijn, niet alleen voor onze energie-intensieve primaire industrieën, zoals de staal- en aluminiumsector, en vele andere sectoren, maar ook voor onze energievoorziening. Ik vind dat wij ook aandacht moeten besteden aan de milieuaspecten van duurzaamheid, met name in verband met ons concurrentievermogen.

Ik roep de Commissie en haar voorzitter, de heer Barroso, op om via de verschillende Commissiediensten - communicatiestrategie, fiscaal beleid, externe economische betrekkingen, buitenlands beleid, mededingingsbeleid, milieubeleid, enzovoort - deze belangrijke taak op zich te nemen. Deze is voor de toekomst van Europa van kolossaal belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, we leven in een wereld die steeds meer energie verslindt. De grote consumenten, de Amerikanen en Europanen, kunnen de Chinezen, Indiërs en anderen niet het recht ontzeggen onze levensstandaard na te streven en dus ook meer energie te consumeren.

Gezien de almaar stijgende vraag naar energie in de wereld moeten de energieverbruikende landen een blok vormen tegenover de kartels op de energiemarkt om invloed uit te oefenen op de prijsvorming. Tegen die achtergrond zijn energiebesparing en verbetering van de energie-efficiëntie absolute prioriteiten. Het Internationaal Energieagentschap heeft berekend dat als computerfabrikanten de verplichting zou worden opgelegd het energieverbruik van computers in wachtstand te verminderen van de huidige 10 watt tot 1 watt, een besparing gerealiseerd kan worden die gelijkstaat aan de productie van twintig elektriciteitscentrales van 1 000 megawatt.

We moeten meer gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen. Brazilië produceert 700 miljoen liter ethanol op basis van producten uit de suikerindustrie, het eiland Mauritius weet 20 000 ton olie te besparen door in elektriciteitscentrales vezelresten te verbranden, Zweden gaat alle tankstations verplichten biobrandstoffen aan te bieden en op de Fiji-eilanden zijn er al dieselmotoren die op kopraolie lopen.

Anderzijds is het zo dat traditionele energiebronnen nog niet volledig vervangen kunnen worden door hernieuwbare vormen van energie. Er is qua technologie echt een sprong voorwaarts nodig op het gebied van zonne-energie, de waterstof/brandstofcel, enzovoort. Zelfs voor de ontwikkeling van windenergie, waarvoor Europa toch een aanzienlijk offshore-potentieel heeft, zijn substantiële investeringen nodig met het oog op de veiligheid van de netwerken. Voorlopig kan de wereld nog niet zonder kolen en kernenergie. De lidstaten moeten zelf keuzen maken op dit vlak; ze bepalen zelf hoe hun energiemix eruit moet zien.

Europa zal meer moeten investeren in onderzoek op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, koolstofsekwestratie, schone kolen, nucleaire veiligheid en kernfusie. De Unie zal ook een energiebeleid moeten voeren waarin solidariteit een grotere plaats inneemt. Bij de totstandbrenging van de interne markt voor energie zal zij moeten zien te voorkomen dat de markten zodanig worden opgedeeld dat ze trekken van een oligopolie gaan vertonen. Tot slot zou ik nog willen zeggen dat de Voorjaarsraad een besluit zal moeten nemen, want een Europa zonder gemeenschappelijk energiebeleid zal altijd een soft power blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek, namens de ALDE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, vertegenwoordigers van Oostenrijk, dames en heren, het is nauwelijks voorstelbaar hoe sterk Europa afhankelijk is van import, en dat maakt onze situatie zeer zorgwekkend. Wij moeten de productie en distributie kritisch onder de loep nemen en de markt zodanig reguleren dat zij goed functioneert. Met andere woorden, de consumentenrechten en de transportcapaciteit moeten worden gereguleerd en de dominante positie van de grote energiebedrijven moet worden onderzocht.

Wij maken geen gebruik van de bestaande technologie, wij verlagen de uitgaven voor onderzoek in de lopende begrotingsonderhandelingen, en wij laten na de industrie de duidelijke signalen te geven die zij nodig heeft om investeringen te durven doen, met name langetermijninvesteringen. De lidstaten stellen zelf hun energiemix samen, en dat is maar goed ook. Wij zijn nu zover dat er een Groenboek is. Wij, als Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie, steunen dit Groenboek en vinden het buitengewoon constructief, net als het werk dat mevrouw Kroes doet op het gebied van de mededinging.

Mijnheer Winkler, u zei echter in uw inleiding dat Europa op 1 januari om acht uur een schok kreeg op het gebied van de energie, en dat we die schok kregen uit Rusland. Veel nationale regeringsleiders worden nu nerveus en willen herreguleren. Zij willen protectionisme in de energiesector, een ontwikkeling die haaks staat op de eerder geuite wens van de Raad en op de wens van de Commissie en het Parlement. Dat is een schande op een moment waarop wij de nieuwe lidstaten kunnen helpen bij het verkrijgen van een stabiele energievoorziening en dat wij grote milieuproblemen kunnen oplossen door solidair met hen te zijn. Het is een schande om deze argumenten aan te voeren als wij tegelijkertijd zoveel nieuwe banen kunnen scheppen in Europa. Het spijt mij te moeten zeggen dat onze eigen Zweedse regeringsleider, de heer Göran Persson, vandaag heeft aangekondigd de Zweedse energiemarkt te willen herreguleren.

Als je doet wat je altijd al gedaan hebt, zul je krijgen wat je altijd hebt gekregen, zo luidt een gezegde. Een dergelijke situatie kunnen wij ons in Europa echter niet meer veroorloven. Wij moeten buitengewoon moeilijke beslissingen nemen, en dat betekent een zware verantwoordelijkheid voor Oostenrijk, dat morgen de vergadering van de Raad zal leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes, namens de Verts/ALE -Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, morgen komen de staatshoofden en regeringsleiders bijeen voor een Energietop. Zal het daarbij ook daadwerkelijk om energie gaan? Ik ben bang van niet! Morgen zal de heer Berlusconi een grote show geven en morgen zal Enel bekend maken dat Suez overgenomen wordt. Dat betekent dat het één grote show in het kader van de Italiaanse verkiezingen zal worden. Daarnaast zullen de heer De Villepin en president Chirac de gelegenheid benutten om zichzelf als helden te profleren in een Franse regering die uit elkaar aan het vallen is.

Dat zijn allemaal rookbommen die de interne markt in nevelen hullen. Waar draait het eigenlijk om bij de communautaire interne markt? Op de manier waarop die markt nu functioneert, is het de grootste economische mislukking die Europa ooit heeft meegemaakt. Enel haalt de Italiaanse consumenten het vel over de oren, net zoals Endesa dat bij de Spaanse consumenten en Suez bij de Belgische consumenten doet. Tot slot haalt ook E.ON de Duitse consumenten het vel over de oren. En dan moet de discussie zich nu plotseling op de vraag richten of wij over nationale kampioenen beschikken of, zoals de heer Barroso dat noemt, over nog grotere Europese kampioenen, zodat deze vervolgens hun markten nog meer kunnen domineren waardoor de consumenten en het concurrentievermogen in Europa nog meer risico lopen. Dat is niet waar het om draait bij de interne markt! Het draait namelijk om de vraag of wij er op politiek niveau eindelijk in zullen slagen om die interne markt adequaat en op een onafhankelijke wijze te reguleren en om de netwerken van de rest af te scheiden. Het vervoersbeleid dient een centraal aspect van het energiebeleid te zijn. Zolang dat niet het geval is, zijn alle documenten slechts papieren tijgers.

De belangrijkste bijdrage die wij met ons beleid kunnen leveren, is het definiëren van doelstellingen voor de lange termijn op het gebied van hernieuwbare energie, efficiëntie en CO2. Als dat niet gebeurt, is er geen investeringszekerheid. In dit debat ontbreekt een nieuwe methode. Wij zijn er tot nu toe niet in geslaagd om op alle niveaus een goede coördinatie tot stand te brengen. Wij hebben met andere woorden nieuwe partnerschappen nodig. En wat doet de heer Barroso vervolgens, terwijl hij op zijn gebruikelijke manier als een olifant door de porseleinkast gaat? Hij geeft de energiebron die juist de meeste verdeeldheid onder de burgers in Europa zaait, een centrale plaats in het debat! Is het mogelijk om met nog minder politiek gezond verstand te handelen dan de heer Barroso thans via de media doet?

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wij kennen de voorspellingen van de grote oliemaatschappijen. Volgens hen zal in 2030 ongeveer 80 procent van de energie in de wereld nog steeds afkomstig zijn van fossiele brandstoffen. Zulke voorspellingen zijn in het licht van de geschiedenis geloofwaardig, zelfs indien wij alles op alles zouden zetten om energie te sparen, om de energie-efficiëntie te verbeteren, het gebruik van alternatieve vormen van energie te bevorderen en biobrandstoffen te gebruiken, en zelfs indien wij meer kerncentrales zouden bouwen en oude reactoren zouden ontmantelen.

Het is bekend dat er in de EU-landen geen grote olievoorraden meer zijn. Ook het gas in onze regio wordt de komende tien jaar opgebruikt. Volgens het nieuwe Groenboek zal de afhankelijkheid van de import van energie in de hele Europese Unie stijgen tot 71 procent in 2030.

Als de voorspellingen van de oliemaatschappijen uitkomen en aan onze energiebehoeften zal worden voldaan met vooral fossiele brandstoffen, zal er harder worden gestreden om deze brandstoffen in handen te krijgen. De Europese Unie wil de toename van haar energiebehoefte volledig dekken met gas. De ontwikkeling van het vloeibaar maken van gas zal de situatie, die nu gunstig is voor de EU-landen verslechteren, aangezien de meeste gasreserves in de wereld zich op het continent van Eurazië, aan het eind van pijplijnverbindingen, bevinden.

De beschikbaarheid en de prijzen van olie en gas worden op cruciale wijze beïnvloed door de strijd die China en andere landen in het Verre Oosten leveren om dezelfde natuurlijke hulpbronnen die tot nu toe vrijwel alleen door de OESO-landen werden gebruikt.

Onze fractie steunt de Commissie bij het zoeken naar alternatieven. Er is geen simpele oplossing voorhanden. Als wij het op fossiele brandstoffen afgestemde beleid willen voortzetten, moet de Europese Unie goede handelsbetrekkingen met Rusland aangaan.

Tot slot wil ik iets zeggen over zogeheten Europese oplossingen. Een beleid waardoor de stroomprijs in sommige landen stijgt, zodat hij in andere landen kan dalen, is onaanvaardbaar. Voor sommige landen is deze vorm van solidariteit te duur.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Pirilli, namens de UEN-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, hetgeen de afgelopen weken is gebeurd met het geval Suez-Enel en hetgeen in deze dagen is gebeurd met het openbaar overnamebod van E.ON op Endesa - dat werd tegengehouden door het decreet van de Spaanse regering waarmee de bevoegdheden van de nationale energiecommissie werden verhoogd - bevestigen dat de regeringen de neiging hebben om terug te krabbelen van de aan de Unie ten grondslag liggende beginselen en regels.

Voorzitter Barroso verklaarde gisteren nog: “Ik hoop dat de regeringsleiders een antwoord zullen geven op de vraag of zij de politieke wil hebben om Europese oplossingen te vinden op Europese problemen”.

De Commissie heeft alle aspecten van het energievraagstuk onderzocht en een gedetailleerde en verdienstelijke analyse gemaakt, die iedereen bekend is en die ik hier dus niet hoeft te herhalen. In de gezamenlijke resolutie van de PPE-, PSE-, ALDE- en UEN-Fractie worden de zorgen tot uiting gebracht die alle Europese burgers koesteren, en worden eveneens de oplossingen voorgesteld die een groot deel van onze burgers en landen wenst.

Op één punt laat het voorstel echter te wensen over: op het punt van de besluitvormingscentra. Hoeveel besluitvormingscentra zijn er, en welke? In zijn verklaringen van gisteren heeft voorzitter Barroso ook gesproken over het bestaan van vijfentwintig energiemarkten en vijfentwintig verschillende beleidsvormen in deze sector. Dit is een nefaste toestand, gezien de nagestreefde beleidsconvergentie in de EU. Daar komt echter nog bij dat het noodzakelijk is de fysieke veiligheid van de Europese energie-infrastructuur te waarborgen en te beschermen tegen de risico’s van natuurrampen en terroristische aanslagen, evenals tegen politieke risico’s, met inbegrip van bevoorradingsonderbrekingen.

De vraag die ik iedereen wil stellen, luidt: “Kan Europa geregeerd worden door vijfentwintig verschillende regeringen, of is misschien het moment gekomen om de Europese strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid en voor energie te onderwerpen aan een enkel besluitvormingscentrum, dat de uitdagingen die de galopperende moderne wereld ons stelt, snel en coherent het hoofd kan bieden?”

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. - Mijnheer de Voorzitter, recente onderbrekingen van de energielevering hebben geleid tot een hernieuwd besef van kwetsbaarheid op het gebied van de energie-invoer. Energie is essentieel voor elk land. Welke lering kunnen we inzake de voorzieningszekerheid trekken?

De verweving van het energiebeleid met het buitenlands beleid is inmiddels een feit. De Europese Unie moet zich hoeden voor druk vanuit energieproducerende landen. Derhalve is een grotere diversificatie van de energieleveranciers een politieke noodzaak.

Daarnaast heeft de Russisch-Oekraïense crisis de optie van import van vloeibaar aardgas uit andere regio's weer actueel gemaakt. Ook het gebrekkige functioneren van de interne markt vergt onze aandacht. De recente discussie over het creëren van nationale kampioenen mag het zicht hierop niet benemen. Wat de voorzieningszekerheid betreft, hebben de lidstaten zelf echter sterke middelen in handen. Naast een meer verscheiden energiemix, kunnen ze vergroting beogen van hun noodreserves.

Deze maatregelen, evenals de intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten, zetten meer zoden aan de dijk dan een omstandig Europees energiebeleid. Voorzichtigheid is voorts geboden bij het energieverdrag met Rusland. Kritische distantie is te verkiezen boven een verdere integratie op energiegebied met landen waarmee we een instabiele relatie onderhouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het Groenboek van de Commissie toont aan dat de afhankelijkheid van Europa op energiegebied zorgwekkend is. De afhankelijkheid van Italië is zelfs nog groter, zoals uit de onbetwistbare gegevens van Enea en Istat blijkt. Het Italiaans energieproductievermogen is slechts 30 miljoen ton aardolie-equivalenten, en dus moet Italië energie invoeren uit het buitenland. De afhankelijkheid van Italië is in 2005 gestegen tot 85 procent. In 2001 was die 83 procent en in 1995 81 procent.

In de Unie zijn alleen Ierland, Luxemburg en Portugal nog sterker van ingevoerde energie afhankelijk dan Italië. De Italiaanse energiebehoeften worden voor 45 procent gedekt met aardolie en voor 32 procent met aardgas. De stijgende energieprijzen leiden tot hogere uitgaven voor benzine en tot hogere stroom- en gasrekeningen. Ook de milieuzorgen oefenen echter een invloed uit op de keuzes in deze sector. Het is dan ook geen toeval dat de kernoptie weer actueel is geworden.

Om de energieafhankelijkheid tegen te gaan is het noodzakelijk heel het bevoorradingssysteem flexibeler te maken, het energiegebruik te rationaliseren, te zorgen voor lokale energiedistributie, onder gebruikmaking van zowel kleine, traditionele installaties als installaties voor hernieuwbare energie, en meer te investeren in onderzoek. De ontwikkeling van thermodynamische zonne-energie, geothermische energie, het gebruik van biomassa, de invoering van nieuwe gascentrales met gecombineerde cycli in de systemen voor stroomopwekking en tot slot het opnieuw lanceren van kernenergie dulden geen uitstel meer.

Dit zijn de thema’s en uitdagingen van de toekomst. Men moet zich echter afvragen waarom Italië en Europa steeds meer terrein prijs geven aan Rusland en vooral China. Iran levert gas en aardolie aan China en Rusland, en dat zijn energiestromen en -bronnen waar de Europese bedrijven tientallen jaren lang enorme hoeveelheden geld in hebben geïnvesteerd. En dat alles gaat nu teloor wegens dienstbaarheid aan buiten Europa gelegen belangen.

Daardoor mist Europa weer eens een grote kans op ontwikkeling, veiligheid en sociaal welzijn. Europa wordt steeds afhankelijker, niet alleen op energiegebied maar ook op dat van de politiek. Europa moet de moed vinden om de met zijn belangen strokende geopolitieke besluiten te nemen, als het zijn volkeren inderdaad een perspectief wil bieden. Dat is, naast de op stapel staande richtlijnen, de revolutionaire maatregelen waarom de Europeanen de Commissie en de Raad vragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Emil Saryusz-Wolski (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, onlangs zijn we er getuige van geweest dat landen met een quasi-monopoliepositie energie soms ook gebruiken als wapen om politieke druk uit te oefenen. Ik denk bijvoorbeeld aan de kwestie Rusland-Oekraïne. Daardoor is ook deze plotselinge interesse in het energiebeleid gerezen. Het probleem dient dan ook te worden beschouwd als een zaak van buitenland- en veiligheidsbeleid, en dus wil ik mij behalve tot commissaris Piebalgs, ook graag richten tot de heer Solana en mevrouw Ferrero-Waldner.

Het is essentieel dat de EU een echt extern veiligheidsbeleid ontwikkelt met betrekking tot de gas- en olieleveranties. Dit beleid moet zich onderscheiden van het energiebeleid in engere zin. We moeten die twee niet door elkaar halen. De vraag is welke meerwaarde de EU kan bieden als de energiebevoorrading om politieke redenen wordt verminderd? Voorstellen, zoals die zijn gedaan in het Groenboek, gaan in de goede richting, ook al zijn ze nog te bescheiden. Solidariteit is een van de belangrijkste principes van de Europese integratie en brengt de verplichting met zich mee om bijstand te verlenen alle in moeilijkheden verkerende lidstaten. We moeten dit solidariteitsprincipe uitbreiden, zodat het ook van toepassing is op problemen die te maken hebben met door politiek optreden veroorzaakte energietekorten.

Wat we nodig hebben is samenwerking en solidariteit, in plaats van concurrentie tussen lidstaten, zoals nu het geval is. In de komende Voorjaarsraad dienen vooral drie uiterst belangrijke kwesties centraal te staan: ten eerste onderlinge bijstand tussen lidstaten in geval van stopzetting van de energieleveranties, ten tweede structuren voor onderling overleg tussen lidstaten over belangrijke gas- en leveringscontracten, en ten derde de opneming van een energieveiligheidsclausule in alle overeenkomsten tussen de EU en derde landen die energieleverancier of doorvoerland zijn. Een energieveiligheidsclausule moet de landen dwingen een bepaalde gedragscode te volgen en de energieleveranties niet te gebruiken als politiek drukmiddel. Het is tijd om meer te doen dan verklaringen af te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pasqualina Napoletano (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het energiebeleid heeft een evidente externe dimensie, die de afgelopen maand januari met het probleem tussen Rusland en Oekraïne op dramatische wijze op de voorgrond trad. De Unie van haar kant heeft de afgelopen jaren een aantal beleidsvormen ingevoerd, zoals de strategische samenwerking met Rusland, het Euro-mediterraan partnerschap, het nabuurschapsbeleid en de overeenkomst met de Samenwerkingsraad van de Golf. Deze betrekkingen omvatten de belangrijkste aardolie- en gasproductielanden.

De energiekwestie is tot nu toe op gefragmenteerde wijze aangepakt, van de liberalisering van de markten tot de bevoorradingszekerheid, van energie-efficiëntie tot een beter gebruik van de energiebronnen. Men heeft echter van dit alles nog steeds geen alomvattend beleid gemaakt. Morgen en overmorgen zal zich de Europese Raad over deze vraagstukken buigen, maar de Europese regeringen lijken verdeeld te zijn: enerzijds is het noodzakelijk een gemeenschappelijk beleid te voeren maar anderzijds wil men de door historische, geografische of politieke omstandigheden bepaalde, bilaterale betrekkingen voortzetten.

Als Europees Parlement steunen wij de inspanningen van de Commissie, maar tegelijkertijd vragen wij meer. Dat zal echter niet mogelijk zijn als geen antwoord wordt gegeven op een aantal belangrijke vragen. Zijn wij van plan om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in haar geheel te verminderen? Zijn wij in staat om met het oog daarop de toekomstige behoeften te ramen? Is het ons doel om onze vraag te coördineren met die van de andere invoerende landen, en met name de ontwikkelingslanden? Zullen wij op de volgende G8 van Sint Petersburg verschijnen met één voorstel en zullen wij met één stem spreken?

De antwoorden op deze vragen veronderstellen het bestaan van iets dat heel dicht in de buurt komt van een energieplan met een Europese dimensie. Het Groenboek is een eerste stap. Er moet echter veel meer worden gedaan, en natuurlijk wil het Europees Parlement volledig betrokken worden bij dit beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Šarūnas Birutis (ALDE). - (LT) Deze resolutie is een erg belangrijk document dat op een goed moment komt en het standpunt van het Europees Parlement met betrekking tot de veranderende situatie in de Europese energiesector goed weergeeft. De resolutie markeert het begin van het debat over het Groenboek voor een veilig, concurrerend en harmonieus energiebeleid. Naast efficiënter energiegebruik is het beschikken over diverse energiebronnen voor de landen van de Europese Unie een fundamentele factor bij het verminderen van de afhankelijkheid van derde landen. Er wordt veel aandacht besteed aan kernenergie, aangezien kernenergie niet weg te denken valt als onderdeel van de energiesector van de Europese Unie. Het is heel belangrijk voor Litouwen en andere staten, die niet over voldoende windenergie, zonne-energie en geothermische energie of andere alternatieven voor gas en aardolie beschikken. De beslissing om kernenergie te ontwikkelen moet het voorrecht van de lidstaten blijven. Er moet een wetgeving komen waarmee een deel van de middelen die nu naar het landbouwbeleid gaan, ter beschikking wordt gesteld voor de productie van biomassa. Het beginsel van energiesolidariteit tussen de lidstaten is uitermate belangrijk. Dit is ook belangrijk in de besprekingen met de rest van de wereld. Bij het plannen van energieprojecten moeten lidstaten de gevolgen van die projecten voor andere landen in hun projectbeoordeling meenemen. Daarom denk ik dat we onze aandacht moeten richten op de herziening van de bijlagen van de TEN-E-richtsnoeren. De projectenlijst weerspiegelt conflicterende visies op wat ik de politieke noordelijke pijpleiding zou willen noemen. Helaas wordt in deze lijst geen van de projecten genoemd die belangrijk zijn voor de Baltische landen en Polen, zoals de ‘Amber’-pijpleiding of de koppeling van elektriciteitsnetwerken, die het voor de geïsoleerde Baltische regio mogelijk maken om snel aansluiting te vinden bij Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik vrees ten zeerste dat het voorstel van de Commissie inzake aardgas, dat op tafel komt na de crisis tussen Rusland en Oekraïne, niet tegen de situatie en de behoeften is opgewassen. Het volstaat gewoon niet.

Als wij de door de Commissie vastgestelde doelstellingen willen bereiken, moeten wij meer en beter investeren. Dan moeten wij de hernieuwbare energiebronnen krachtig ondersteunen, energiebesparing bevorderen en de energienetwerken ontwikkelen. Die doelstellingen kunnen wij echter met de begrotingsmiddelen die u daarvoor wilt uittrekken, nooit bereiken. Met het geld dat via het zevende kaderprogramma daarvoor beschikbaar wordt gesteld, kunnen wij geen serieuze stappen zetten in de opbouw van een gemeenschappelijk energiebeleid, noch goedkopere en betere technologie ontwikkelen voor hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing Met de door u voorgestelde maatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk energiebeleid kunnen wij de strijd niet winnen tegen de praktijken van de kartels, die de scepter zwaaien en niet alleen de consumenten maar heel het eengemaakte Europa de wet voorschrijven als het om energie gaat.

Dan nog het volgende: hernieuwbare energie is, heren van de Commissie, één ding maar kernenergie is iets anders. Probeert u niet alles op een hoop te gooien en hernieuwbare energie te gebruiken als een groot gordijn om de waarheid achter te verstoppen. De waarheid is namelijk dat een groot deel van de Europese burgers terughoudend tot afwijzend staat tegenover het gebruik van kernenergie, en dat kunt u niet zo maar wegtoveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de betrouwbaarheid van de energievoorziening van de Europese Unie wordt met de maand minder, aangezien we steeds afhankelijker worden van de invoer van energie. Het enige dat we ons in dit verband kunnen permitteren, is het kwijtraken van onbetrouwbare en onvoorspelbare partners. Hun rol op de Europese energiemarkt zou binnen veilige grenzen gehouden moeten worden.

Tot verrassing van vele - maar zeker niet alle - Europese landen heeft Rusland onlangs laten zien dat het zo’n onbetrouwbare partner is. De Russische leveranties liepen onlangs terug als gevolg van de weersomstandigheden in Siberië, de onveilige pijpleidingen in het noorden van het land en de onbeheersbare drang om energie in te zetten als politiek drukmiddel tegen de pro-westerse buurlanden.

Daarom kan de samenwerking op energiegebied niet beperkt blijven tot de landen binnen de Europese Unie. De oorzaak van onze energieproblemen ligt nu eenmaal buiten de Europese Unie. Er liggen echter ook oplossingen buiten de Europese Unie, zoals de Noorse olievelden, en daarom moeten wij ervoor zorgen dat niet alleen het energiebeleid maar ook de trans-Europese netwerken de grenzen van de Europese Unie overschrijden. Daarom moet een versterkt nabuurschapsbeleid ook energie omvatten, en moet het Poolse voorstel voor een energiepact op basis van solidariteit, dat ver over de grenzen van de Europese Unie heen kijkt, serieus worden besproken tijdens de komende top.

Veiligheid van energievoorziening is bovenal een zaak van buitenlands en defensiebeleid. Het is naïef om te stellen dat nieuwe energiebronnen, of het opleggen van beperkingen aan de industrie, zoals klimaatovereenkomsten, de oplossing zijn. Hernieuwbare energiebronnen zullen nog geruime tijd een dure aanvulling blijven op onze energiebronnen. Het opleggen van uitzonderlijk strenge beperkingen aan de Europese industrie, vaak op basis van dubieuze wetenschappelijke veronderstellingen, is een factor die onze concurrentiekracht beperkt.

 
  
  

VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de wanordelijke liberalisering van de energiemarkt in de EU heeft al geleid tot grote verstoringen. Goede Europeanen, zoals Groot-Brittannië, hebben braaf hun markten opengesteld, terwijl slechte Europeanen, zoals Frankrijk en Duitsland, hebben geweigerd dat te doen.

De liberalisering heeft rechtstreeks geleid tot een enorme verhoging van de groothandelsprijzen voor gas in het Verenigd Koninkrijk. De EU heeft de gemiddelde Britse gasrekening met meer dan tweehonderd pond per jaar verhoogd. Nu streeft de EU naar een gemeenschappelijk energiebeleid, zodat het de hand kan leggen op wat er over is van de Britse gas- en oliereserves. De heer Chichester vraagt hoe de Raad en de Commissie denken te reageren op de ontwikkelingen op de wereldmarkt voor energie, en hoe de bevoorrading zal worden veiliggesteld. Hij stelt de juiste vraag, maar wel aan de verkeerde mensen. Hij zou die vraag aan de Britse regering moeten stellen.

De Conservative Party nodigt bij monde van de heer Chichester de Europese Unie opnieuw uit om zich nog sterker te bemoeien met de Britse aangelegenheden. Groot-Brittannië zou het voorbeeld moeten volgen van Frankrijk en Duitsland en zijn eigen nationale belangen en die van de energieverbruikers thuis moeten beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras Roca (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de komende dagen zullen de staatshoofden en regeringsleiders debatteren over een mogelijk communautair energiebeleid.

Zowel de regeringen als de burgers beseffen inmiddels hoe ernstig de situatie is, hoe kwetsbaar onze energievoorziening is, hoe afhankelijk we zijn van import en hoe dringend we adequate maatregelen moeten nemen.

Het Europees Parlement deelt de zorgen van de burgers ten volle, en daarom moeten we in dit Parlement een duidelijk, sterk signaal afgeven ten gunste van energieonafhankelijkheid van de Unie.

Daarom moeten we een volledige energiemix steunen, met een belangrijke rol voor uitstootvrije energiebronnen als kernenergie en hernieuwbare energie. Het is tijd dat we serieus gaan nadenken over de mogelijkheid om in alternatieve bevoorradingsroutes te investeren om de impact te verminderen van situaties als de recente crisis tussen Rusland en Oekraïne.

Aan de vraagzijde moeten we de nadruk leggen op het verbeteren van de energie-efficiëntie op alle verbruik- en productieniveaus. In dat verband zijn voorlichting en uitwisseling van goede praktijken van fundamenteel belang.

We moeten streven naar een echte, vrije, interne energiemarkt door infrastructuur en verbindingen tussen netwerken te verbeteren, en door eindelijk af te stappen van het achterhaalde idee van grote nationale kampioenen.

We leven in de eenentwintigste eeuw, in een steeds sterker geïntegreerde Unie, en dit is niet het moment om een stap terug te zetten. Het moge duidelijk zijn: protectionisme schaadt niet alleen onze economieën en onze concurrentiekracht, maar in de eerste plaats ook de consument. In de gemondialiseerde wereld zijn nationale reuzen op het wereldtoneel dwergen, en pro-Europese toespraken hebben weinig zin als blijkt dat, wanneer er beslissingen moeten worden genomen, men de daad niet bij het woord voegt.

Mijnheer de Voorzitter, ik rond af met een oproep aan de Raad deze kans niet voorbij te laten gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, wij zijn in een blijvende energiecrisis beland. De reden is duidelijk: de ruimte tussen consumptie en aanbod is zo klein dat de prijzen bij het minste of het geringste de pan uitrijzen. Dat kan gebeuren door bijvoorbeeld een storm aan de andere kant van de oceaan, en door vele andere zaken.

Wij hebben een goede oplossing voor dit probleem: samenwerking op het gebied van energie in de Europese Unie. Die wordt echter tegengehouden door een zogeheten antisolidariteitsbeweging in sommige lidstaten. Deze is ontstaan in landen die nota bene de Europese Unie hebben opgericht. Deze landen staan geen concurrentie op eigen grondgebied toe, maar kopen met dit luie geld wel energiebedrijven in andere landen op. Op die manier bereiken wij niets. Zij deden hetzelfde in de telecommunicatiesector toen de telecommarkten geopend moesten worden. Als gevolg daarvan kregen wij weer eens kopers uit het buitenland over de vloer.

Als wij in de Europese Unie geen solidariteit tonen, kunnen wij de energieoplossingen, waar wij hier over spreken, wel vergeten. Een voorwaarde voor een gemeenschappelijk energiebeleid is het streven naar gemeenschappelijke doelstellingen. Onze leiders moeten zich daaraan houden en mogen ze niet misbruiken, zoals nu gebeurt.

Hoe kunnen wij dit bereiken? Ik stel voor dat Finland een energietop organiseert waar de regeringsleiders afspraken over de werkmethoden kunnen maken. Op die manier kunnen wij uit de situatie geraken die ons voortdurend zo kwetsbaar maakt voor crises. Finland kan met het organiseren van een dergelijke bijeenkomst een goede dienst bewijzen, zeker als het gaat om de kwestie van de Russische energie, waar veel collega's hier op hebben gewezen. Wij hebben daarmee namelijk langdurige ervaring. Op de top kan tegelijkertijd worden gesproken over de energiedialoog met Rusland, die vrij weinig vooruitgang heeft geboekt en die nogal geheimzinnig is, omdat de Raad hier nauwelijks aan deelneemt. Zo slaan wij twee vliegen in een klap en vergroten wij de solidariteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiona Hall (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat de gezamenlijke resolutie zo evenwichtig is en geen routineuze reactie. Energie is omhoog geschoten op de politieke agenda, maar geopolitieke initiatieven vormen maar een deel van wat er moet gebeuren om de veiligheid van de energievoorziening te waarborgen. We moeten de weg vooruit nog steeds voor een groot deel zoeken in onze achtertuin. We moeten de vraagkant van het probleem aanpakken door ons waarachtig in te spannen voor de implementatie van energie-efficiëntiemaatregelen en voor het ontwikkelen van inheemse energiebronnen, met name hernieuwbare energiebronnen. Dat wordt nog eens onderstreept in de paragrafen over duurzame energiebronnen en versterkt door een aantal amendementen die wij als ALDE-Fractie zullen ondersteunen.

Zelfs met betrekking tot de kwestie van de gasvoorziening moeten we de antwoorden dicht bij huis zoeken. Zware industriële gebruikers in het noordoosten van Engeland hebben ondanks de opgeblazen prijzen moeten vechten om gas geleverd te krijgen, eenvoudigweg omdat de markt niet functioneert. De Voorjaarsraad zal morgen de situatie onder ogen moeten zien, en man en paard moeten noemen als het gaat om de lidstaten die hun gasmarkt niet hebben opengesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, energiebevoorrading en gebruikmaking van elke energiebron vergen politieke keuzes. Deze moeten tot doel hebben op geïntegreerde wijze te voldoen aan alle volksbehoeften, via bijvoorbeeld vermindering van de energieafhankelijkheid, energiebesparing, waarborging van de veiligheid van de bewoners, bescherming van het milieu en verankering van energieproducten als sociaal goed en niet als handelswaar.

De Europese Unie bevordert een liberalisatiebeleid en offert de volksbehoeften op aan de winst van de particuliere investeerder. Ook het Groenboek beweegt zich binnen het kader van het mededingingsvermogen en de volksvijandige Strategie van Lissabon. Men aarzelt zelfs niet om de hernieuwbare energiebronnen te gebruiken als een voertuig om het particulier kapitaal toegang te geven tot de energiesector. De verwijzing naar de noodzaak van milieubescherming is schijnheilig en verhult datgene wat de Europese Unie werkelijk in het schild voert, namelijk versnelde liberalisering, bevordering van de communautaire producten op dit gebied en beperking van de afhankelijkheid van ingevoerde brandstof.

De instelling van een gemeenschappelijk energieorgaan zou een uitweg kunnen bieden, mits dat orgaan volksbezit is en functioneert in het kader van een economie waarin de fundamentele productiemiddelen gesocialiseerd zijn. Op die manier kan het hoofd worden geboden aan de cruciale vraagstukken en worden voorkomen dat energie handelswaar wordt, in plaats van een sociaal goed.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Polen is zeer kwetsbaar als een beleid wordt gevoerd waarmee de aardgas- en aardolieleveranties aan ons land worden gebruikt als politiek drukmiddel. Een dergelijk beleid wordt toegepast door de belangrijkste leverancier van deze energiebronnen, namelijk Rusland. Dat is de reden waarom de Poolse regering een initiatief heeft voorgelegd aan de Europese instellingen. Dat zou ons in staat moeten stellen een oplossing te vinden voor het probleem van de energiezekerheid op basis van het beginsel ‘een voor allen en allen voor een’, of anders gezegd, op basis van het solidariteitsbeginsel. Helaas werd dit initiatief tamelijk koel ontvangen door de grootste EU-lidstaten, aangezien de meeste daarvan oplossingen proberen erdoor te drukken die hun zelf het beste uitkomen, zelfs als dat ten koste gaat van andere lidstaten.

Een perfecte illustratie van dat beleid is de aanleg van de noordelijke gaspijpleiding door de Oostzee, die het resultaat is van een overeenkomst tussen Rusland en Duitsland. Hoewel de energiezekerheid van Duitsland daar in de toekomst inderdaad sterk door zal worden verbeterd, vormt dit project een bedreiging voor de economische belangen en de energiezekerheid van landen als Polen, Litouwen, Letland, Estland en andere landen buiten de Europese Unie, zoals Oekraïne.

Er is dan ook gezamenlijke actie door de lidstaten nodig, of anders gezegd, er is een gemeenschappelijk energiebeleid nodig. Daarom verdient het door mij genoemde Poolse initiatief serieuze aandacht in een serieus debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Elma Brok (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik wil niet zo zeer over het energiebeleid op zich spreken, maar over de maatregelen op buitenlands en veiligheidsgebied die daarmee samenhangen. Gezien het feit dat Rusland sinds de afgelopen winter energie blijkbaar als een politiek wapen beschouwt en ook gezien de situatie in het Midden-Oosten, moeten wij constateren dat het veiligstellen van de energievoorziening een buitengewoon problematische en omvangrijke kwestie is, zoals wij die al jaren lang niet meer hebben meegemaakt. Daarom moeten wij meer inspanningen ondernemen om maatregelen op te stellen en uit te voeren op basis van een nauwere samenwerking tussen de Commissie buitenlandse zaken en uw commissie, mijnheer Chichester. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de eis dat Rusland nu eindelijk een definitief standpunt inneemt ten aanzien van het Energiehandvest, zodat het geratificeerd kan worden en de energievoorziening veiliggesteld is.

Wij moeten duidelijk maken - eventueel door maatregelen op het gebied van het buitenlands beleid, maar zeker ook door het bevorderen van het concurrentievermogen - dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen energieproducenten en energieleveranciers, die de pijpleidingen bezitten. Dat is de enige manier om te voorkomen dat bijvoorbeeld Gazprom niet alleen tot de grootste producent uitgroeit, maar ook nog eens de controle krijgt over de pijpleidingen, waardoor dat bedrijf beide troeven in handen houdt.

Wat de modernisering en ontwikkeling van energienetwerken betreft, moeten wij intensiever met Oekraïne en de Zuid-Kaukasus samenwerken. Ik ben echter vooral van mening dat er binnen de Europese Unie meer genetwerkt dient te worden. Daarmee doel ik op een netwerk dat niet tegen deze of gene gericht is, dus geen “Energie-NAVO-netwerk”, maar een echt intern netwerk. Een dergelijk netwerk zou ervoor moeten zorgen dat, indien de energievoorziening van een bepaald land wordt afgesloten, dat land automatisch van alle andere landen via dat netwerk energie geleverd krijgt. Waarom zou de energievoorziening van die landen dan vervolgens ook niet afgesloten worden? Omdat dit voor het energieleverende land veel te duur zou zijn, maar vooral omdat de inkomstenbron dan helemaal op zou drogen.

Wij moeten streven naar een netwerk op basis van solidariteit, dat echter niet tegen anderen gericht mag zijn. Solidariteitsclausules die verglijkbaar zijn met die uit het NAVO-verdrag, lijken mij geen goed idee. Daarnaast moeten wij de interne solidariteit op basis van dergelijke netwerken op een praktische manier vormgeven.

Daarom wil ik hier ook uitdrukkelijk laten blijken dat het een verkeerd besluit van de voormalige Duitse regering is geweest om Polen en de Baltische landen niet aan te sluiten op de pijplijn die op de bodem van de Baltische Zee wordt aangelegd. Om duidelijk te maken dat wij dat netwerken serieus nemen, moeten wij ervoor zorgen dat er aftakkingen van die pijplijn komen, bijvoorbeeld naar Polen, om zo die energievoorziening te waarborgen. Ook de Baltische landen dienen een kans te krijgen om hun energievoorziening veilig te stellen voor het geval dat Rusland besluit de energietoevoer af te sluiten. Ook deze kwestie moeten wij intern bespreken en oplossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mechtild Rothe (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Winkler en commissaris Piebalgs voor hun bijdragen bedanken. Ik ben het met hen eens dat het absoluut noodzakelijk is dat er een echt gemeenschappelijk energiebeleid komt.

De vraag is niet of, maar op welke manier wij een Europees energiebeleid kunnen realiseren, een beleid dat berekend is op doelstellingen als het veiligstellen van de energievoorziening, een sterkere concurrentiepositie en meer duurzaamheid. Een van mijn collega’s heeft al opgemerkt dat een interne energiemarkt met een echte, eerlijke mededinging één van de noodzakelijke voorwaarden hiervoor is. Wij weten dat wij daarvoor nog een lange weg te gaan hebben. Ik had op dat vlak eigenlijk een aantal duidelijkere verklaringen van uw kant verwacht. (Zou ik mogen vragen waarom de klok niet loopt, want nu kan ik mijn spreektijd niet in de gaten houden).

U hebt allebei uw steun uitgesproken voor een verdere ontwikkeling van de hernieuwbare energiebronnen. Ook op dit punt had ik graag enkele concrete voorstellen gezien. U weet dat onze doelstellingen slechts de periode tot 2010 bestrijken, en ik heb het dan over de doelstellingen voor elektriciteit, voor biobrandstoffen en voor de energie in haar geheel. U weet ook dat het Europees Parlement voor 2020 een streefdoel van 20 procent heeft vastgesteld.

In het Groenboek van de Commissie wordt de vraag opgeworpen of er überhaupt nog nieuwe doelstellingen nodig zijn. Als ik goed geïnformeerd ben, wordt er op dit moment in de Raad over een nieuwe doelstelling gesproken, en wel 15 procent uiterlijk in 2015. Dat is duidelijk een achteruitgang. Het is veel belangrijker nu erop toe te zien dat onze doelstelling tot 2010, te weten 12 procent van het totale energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen, ook echt wordt gerealiseerd. Daarom is het zeer belangrijk en noodzakelijk dat inderdaad gebeurt wat u, mijnheer Piebalgs, in dit Parlement heeft aangekondigd, en er een richtlijn voor verwarming en koeling uit hernieuwbare energie wordt ingediend. Juist op dat gebied schieten wij namelijk tekort.

Dit alles is van buitengewoon belang als wij vooruitgang willen boeken bij het veiligstellen van de energievoorziening. Daarvoor hoeven wij alleen maar naar Duitsland te kijken. Doordat Duitsland het gebruik van kernenergie afbouwt, moet er tot 2010 voor 33 miljard kilowattuur aan vervangende energie worden gezorgd. Op basis van de huidige prognose zal er tot 2010 51 miljard kilowattuur aan hernieuwbare energie worden geproduceerd. Tot nu toe is het altijd zo geweest dat de realiteit de prognoses op het gebied van de hernieuwbare energiebronnen overtroffen heeft.

De boodschap voor degenen die menen dat kernenergie zeer belangrijk is, luidt dan ook als volgt: wij hebben de mogelijkheid om die kernenergiebron te vervangen. Dat is ook noodzakelijk aangezien deze energiebron beperkt is en wij voor uranium volledig van invoer afhankelijk zijn. Daarnaast is het uitermate belangrijk dat wij alle beschikbare energie efficiënt gebruiken. Dat heeft u ook allebei onderkend, en ik hoop dan ook dat u een ambitieus plan voor energie-efficiëntie zult overleggen, commissaris Piebalgs.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrizia Toia (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het is inderdaad hoog tijd dat Europa een gedetailleerde en allesomvattende energiestrategie krijgt. Wij vragen u, mijnheer de commissaris en mijnheer de vertegenwoordiger van de Raad, het Parlement daarbij een centrale rol te laten vervullen. Van essentieel belang is dat met deze strategie een Europese interne markt en een coherent communautair beleid tot stand worden gebracht.

De liberalisatie van de nationale markten is nu beklonken, maar ze volstaat niet. Op energiegebied is in bepaalde landen de logica van de monopolies over boord gegooid, maar in andere niet. Als wij enkel aandringen op de voltooiing van de nationale markten, zullen wij uiteindelijk een asymmetrische en dus zwakke Europese markt krijgen. Die markt zal naar binnen toe zwak zijn, omdat wij niet in staat zijn de ons wel bekende marktverstoringen en de in onze verslagen genoemde beperkingen bij te stellen, maar die markt zal ook naar buiten toe zwak zijn, omdat onze onderhandelingspositie in de relatie met de verbruikerslanden zwak zal zijn. Bovendien tekent zich het ernstige risico af dat - zoals in een amendement op onze resolutie staat - deze markt het slachtoffer wordt van nieuwe, oligopolistische formaties tussen productiegebieden in de wereld.

Tweede essentiële punt: in de energiemix die wij tot stand moeten brengen, moet afgezien van de nationale keuzes ook sprake zijn van consequente Europese doelstellingen en indicatoren, energiebesparing en energie-efficiëntie. Wij hadden van de Raad meer moed verwacht bij de doelstellingen en de infrastructuur, om van een onderzoeksbeleid maar niet te spreken. Dat zijn de Europese doelstellingen van een communautair energiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, na de politiek getinte opmerkingen die zijn gemaakt, wil ik ingaan op een aantal technische punten. Energiecrises in Europa zijn altijd het gevolg van een tekort aan leveranties van twee energiebronnen, namelijk gas en olie. We zijn hier niet zelfvoorzienend in, waardoor er twee opties overblijven. De eerste is meer uit onze eigen Europese energiebronnen halen, en de tweede is de diversificatie van de voorziening.

Meer uit onze eigen bronnen halen vereist bovenal onderzoek en ontwikkeling, hogere energie-efficiëntie en meer hernieuwbare energie. We vergeten dat Europa enorme voorraden bruinkool en steenkool heeft. Ik begrijp niet waarom er in onze resolutie van het Parlement volledig voorbij is gegaan aan schone kolentechnologieën. Anderen hebben jarenlang onderzoeks- en commerciële programma’s op dit terrein uitgevoerd. Kernenergie is een andere noodzaak, met name gezien de dreiging van het broeikaseffect. Het Europees Parlement zou op heldere wijze moeten eisen dat er meer middelen voor onderzoek en nieuwe technologieën komen.

Het tweede onderwerp dat ik wil aansnijden, betreft de diversificatie van de voorziening. We hebben nog geen gebruik gemaakt van de enorme voorraden van een van onze buren, Oekraïne. Gisteravond gaf de regering van Oekraïne niet ver hier vandaan, in Solvay, een presentatie van het potentieel van het land - de grootste aardgasreserves van Europa en pijpleidingen voor de doorvoer van gas en olie vanaf Turkmenistan en de Kaspische Zee, onafhankelijk van Gazprom. Op al deze punten zou samenwerking tot stand kunnen komen tussen de Europese Unie en Oekraïne. Dit betekent dat Oekraïense pijpleidingen in handen van de Oekraïeners blijven. Dit vergt investeringen in en aanleg en reparatie van pijpleidingen, en wij, de Europese Unie, moeten Oekraïne daarbij helpen. We hebben daarvoor de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, trans-Europese netwerken en een versterkt nabuurschapsbeleid tot onze beschikking. We zouden dan meer zekerheid krijgen en blijk geven van grotere solidariteit, en we zouden een solide basis scheppen voor een gemeenschappelijk energiebeleid voor de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het energiebeleid van de EU heeft twee dimensies: de externe of geopolitieke dimensie en een binnenlandse dimensie, omdat energiezekerheid ook rationeel gebruik van energie betekent.

Europa moet nu zijn eigen energiepotentieel organiseren en dit beter benutten door de thermodynamische efficiëntie te verbeteren. Voorbeelden van de wijze waarop dit gerealiseerd kan worden, zijn de moderne warmte-isolatie van gebouwen en andere constructies, modernisering en een bredere inzet van gediversifieerde warmte- en elektriciteitsbronnen - met name in de nieuwe EU-lidstaten, die beschikken over een enorm potentieel op het gebied van warmtekrachtkoppeling en energiebesparing - en het verstandige gebruik van hernieuwbare energiebronnen, met name biomassa. Tegelijkertijd denk ik echter dat het gebruik van biomassa om elektriciteit op te wekken een vergissing is.

Met de totstandbrenging van grensoverschrijdende netwerken kan de uitgebreide Europese Unie gebruik maken van het aanzienlijke tijdsverschil tussen de meest oostelijke en de meest westelijke grenzen en piekbelastingen op elektriciteitsnetwerken opvangen. Ook zou zij seizoensgebonden temperatuurverschillen langs haar noord-zuidas kunnen benutten.

Het gebruik van energie voor het genereren van nationaal inkomen moet ook verder worden teruggedrongen, en dit moet tot uitdrukking komen in het douanebeleid. Het is dan ook onbegrijpelijk waarom een douanerecht van 6 procent zou moeten worden geheven op zeer energie-intensief primair aluminium. Het invoeren van dat aluminium staat gelijk aan het invoeren van energie, die de Europese Unie dan zou besparen.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Reul (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat door de nieuwe situatie waarin wij sinds het begin van dit jaar zitten, iedereen is gaan beseffen dat energie niet alleen voor de economische ontwikkeling in Europa van belang is. Het wordt immers steeds duidelijker dat er sprake is van een schaarste aan energie en dat er politieke afhankelijkheden ontstaan, waarvan de omvang blijkbaar door een groot deel van de samenleving tot nu toe niet onderkend is.

Deze crisis biedt echter ook een unieke mogelijkheid om eindelijk eens zakelijk en verstandig over energiekwesties te discussiëren. Het wordt tijd dat wij onze stellingen verlaten, dat wij de oude strijdbijlen begraven en dat wij niet langer met oogkleppen op blijven vasthouden aan bepaalde dogma’s. Dat betekent echter ook dat het nu tijd is om een zakelijke inventarisatie te maken. Wat dat betreft zijn er nog vele vragen onbeantwoord, ook met betrekking tot de voorstellen van de Commissie. Hoe is de situatie? Welke mogelijkheden zijn er, en waar? Om welke capaciteit gaat het? Waar bevindt zich welk soort energiecapaciteit? Wat zijn de risico’s? Ik ben er vrijwel zeker van dat wij geen oplossing zullen vinden die uitsluitend in één bepaalde richting gaat. Dat zal niet lukken en dat is overigens ook nooit het geval geweest. Wij moeten echter gezamenlijk trachten om open over alle onderwerpen te praten, opdat wij oplossingen vinden waarvoor een zo breed mogelijk draagvlak bestaat.

Zoals een collega uit Polen zojuist heeft opgemerkt, is het uitgesloten dat wij geen gebruik maken van ons kolenpotentieel. Wij moeten er echter wel over nadenken hoe wij dat potentieel zo schoon mogelijk kunnen gebruiken. Dat wij echter gebruik van dat kolenpotentieel moeten maken, staat als een paal boven water. Wij mogen namelijk geen enkele mogelijkheid onbenut laten, ook niet op het gebied van de hernieuwbare energie. Wij moeten daarbij wel zo eerlijk zijn om te erkennen dat die mogelijkheden beperkt zijn en dat zij onze capaciteitsproblemen niet zullen oplossen. Daarom kunnen wij er ook niet omheen om ook in de toekomst gebruik te maken van kernenergie. Wij kunnen ons niet vastklampen aan het motto: geen kolen, geen kernenergie, alleen maar energie zonder CO2 om het milieu te sparen.

Het moet afgelopen zijn met een debat dat alleen maar bepaald wordt door dromen en dogma’s. Wij hebben een realistisch en zakelijk debat nodig. Onze kinderen hebben er recht op dat wij ervoor zorgen dat ook zij in de toekomst over voldoende energie kunnen beschikken. Dat is namelijk een essentiële voorwaarde voor welvaart in de landen van Europa.

Overigens vind ik het ook moreel gezien onjuist om al het energiepotentieel dat er op de wereld beschikbaar is, op te kopen omdat wij de middelen daartoe hebben. Dat zou namelijk kunnen betekenen dat de landen die die middelen niet hebben - ik doel daarmee uiteraard op de ontwikkelingslanden - uiteindelijk aan hun lot worden overgelaten. Wij hebben de plicht om gebruik te maken van de moderne technologieën, en dat betekent ook dat wij de plicht hebben om kernenergie te gebruiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Katerina Batzeli (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het belang van communautaire steun aan nieuwe, door een hogere energie-efficiëntie gekenmerkte technologie voor hernieuwbare energiebronnen staat buiten kijf. Door te zorgen voor diversificatie van energiebronnen - waarbij wij ook de wind- en zonne-energie niet mogen vergeten - en van herkomst- en transitlanden kunnen wij nieuwe ontwikkelingsomstandigheden bevorderen, werkgelegenheid creëren en duurzame ontwikkeling bevorderen.

Ik wil in dit verband ook zeggen dat het noodzakelijk is steun te geven aan de productie van biomassa via de opstelling van nationale actieplannen. Daarmee moet financiële en bedrijfszekerheid worden geboden, opdat investeerders en producenten weten waar zij mee kunnen rekenen. Daarmee kunnen wij tegelijkertijd ook de landbouwproductie een uitweg bieden. Ik wil er tevens op wijzen dat de harmonisatie van de interne markt op energiegebied afgestemd moet zijn op de bescherming van de consumenten, die niet nog meer belast mogen worden. Dit beleid kan niet verzekerd worden met de werking van oligopolistische concentraties.

Tot slot wil ik, wat de ondersteuning van investeringen in nieuwe, milieuvriendelijkere energievormen betreft, nog duidelijk maken dat werk gemaakt moet worden van de zogenaamde groene belasting. In deze belasting komt kernenergie niet voor en kan daarin niet voorkomen.

Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, vroeger werden - net als tegenwoordig trouwens - grote oorlogen en conflicten uitgevochten om twee redenen: ten eerste om energie en ten tweede om water. Europa moet dit internationale probleem het hoofd bieden met een standvastig beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, veiligheid van de energievoorziening en spreiding van de bevoorrading over meerdere bronnen zijn vraagstukken die dit jaar op spectaculaire wijze omhoog zijn geschoten op de politieke agenda, na het gebruik van het ‘gaswapen’ door Gazprom tegen Oekraïne en Moldavië rond de jaarwisseling. Het is niet langer een technische kwestie die zich alleen stelt voor technocraten. Het is nu net zo goed een onderdeel van het GBVB als van de bevoegdheden van de energieministers.

Als rapporteur voor het Europese nabuurschapsbeleid was ik mij er terdege van bewust dat veel van de deelnemende landen - bijvoorbeeld Algerije en Azerbeidzjan - olieproducerende landen zijn, en dat andere landen, zoals Oekraïne, een centrale rol spelen bij het transport via pijpleidingen van brandstof naar West-Europa. Ik heb mij herhaaldelijk sterk gemaakt voor de toelating van een stabiel Kazakstan tot het Europese nabuurschapsbeleid, omdat het land erop gebrand is het risico van Russische of Chinese dominantie op economisch en politiek terrein te vermijden. Het land zou bovendien niet alleen olie en gas aan de Europese Unie kunnen leveren, maar ook uranium, want we zullen ongetwijfeld meer kernreactoren moeten bouwen om te kunnen voldoen aan de eisen van Kyoto en om tegelijkertijd bij fossiele brandstoffen niet al te veel afhankelijk te zijn van instabiele regio’s op de wereld: het Midden-Oosten, Venezuela of Nigeria, om er maar een paar te noemen.

Ik respecteer de landen die kernenergie afwijzen, zoals Oostenrijk en Ierland, maar nieuwe technologie, bijvoorbeeld transmutatie, zal naar mijn mening op den duur de algemene zorg over de problemen op lange termijn van hoogradioactief afval wegnemen.

Vanzelfsprekend zullen de lidstaten veel moeten doen - bij voorkeur via intergouvernementele samenwerking - om meer energie-efficiëntie te bewerkstelligen en om meer technologie te ontwikkelen voor hernieuwbare energie. Zij zullen echter ook de elektriciteitsnetten op elkaar moeten aansluiten in een pan-Europees systeem, waarmee de prijzen kunnen zakken en reservecapaciteit kan worden opgebouwd. Het is bovendien noodzakelijk om de bestaande olie- en gaspijpleidingen tussen de EU-lidstaten aan elkaar te koppelen. Spanje is in dit opzicht ogenschijnlijk vrijwel onafhankelijk van het buitenland, maar wel geïsoleerd, en de Baltische staten zijn te afhankelijk van verbindingen naar Rusland, maar hebben nu gelukkig besloten - en dat strekt hen tot eer - om samen een nieuwe kernreactor te bouwen.

Ik ben ook van mening dat Rusland moet worden aangemoedigd om toe te treden tot het Energiehandvest om te voorkomen dat het derde landen belet gebruik te maken van zijn pijpleidingen. Het feit dat het Internationale Energieagentschap alleen voorziet in strategische olievoorraden, en niet in gasvoorraden, moet ook worden beschouwd als een duidelijke tekortkoming. Een aantal lidstaten van de Europese Unie lijkt in het geheel geen voorraden te hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Hendrik Ilves (PSE). - (ET) Allereerst wil ik ons allemaal eraan herinneren waarom wij deze kwestie hier vandaag behandelen. Begin dit jaar ontstond er een gasconflict tussen Oekraïne en Rusland, en dat toonde aan hoe kwetsbaar het Europese energiesysteem is en - wat nog belangrijker is - hoe energie als een ijzersterk politiek instrument kan worden gebruikt.

Het gasconflict tussen Oekraïne en Rusland liet zien dat als een land een voor Rusland geschikte leider heeft, zoals Loekasjenko, het goedkope energie uit Rusland kan krijgen. Wanneer de koers van een land Rusland echter niet bevalt, zoals in het geval van Oekraïne, dan krijgt het land geen goedkope energie. Dit beleid heeft schokgolven veroorzaakt in het hele Europese energiesysteem.

Zolang de Europese Unie geen gemeenschappelijk energiebeleid heeft en zolang elke lidstaat of regeringsleider probeert voor zichzelf de beste overeenkomst te sluiten met een onderneming in een groot land buiten de Europese Unie, blijven wij afhankelijk en het slachtoffer van terloops gesloten overeenkomsten.

Europa heeft een gemeenschappelijk energiebeleid nodig, zoals wij ook ons gemeenschappelijk handelsbeleid nodig hebben, dat de Europese Unie in staat stelt uitermate doeltreffend te onderhandelen. Stelt u zich eens voor welke positie Duitsland of Frankrijk, om nog maar te zwijgen van mijn eigen kleine land, Estland, zou innemen als zij bijvoorbeeld in de WTO afzonderlijk zouden onderhandelen met de Verenigde Staten of China. De huidige situatie, waarin elk land verantwoordelijk is voor zijn eigen energievoorziening en bilaterale overeenkomsten sluit, verschilt niet van die situatie.

Hier komt nog bij dat de twee geplande gaspijpleidingen tussen Rusland en China de voorziening behoorlijk in gevaar kunnen brengen.

Wanneer je de bank 100 000 euro verschuldigd bent, ben jij bezit van de bank. Wanneer je de bank echter 100 miljoen euro verschuldigd bent, bezit jij de bank. Hetzelfde geldt voor energie. Met een gedifferentieerd energiebeleid zijn wij afhankelijk van de politieke willekeur van een staatsmonopolie van één land. Een gemeenschappelijk energiebeleid wordt echter door Europa zelf bepaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký (PPE-DE). - (SK) Met betrekking tot de geopolitieke strategie van de EU wil ik graag wijzen op het belangrijke (ofschoon algemeen bekende) feit dat de meeste nieuwe lidstaten volkomen afhankelijk zijn van olie- en gasleveranties uit Rusland. In dit opzicht verschillen zij dan ook van de meeste oude lidstaten die een meer gediversifieerde energietoevoer hebben. Ik weet zeker dat ik in deze context niet opnieuw hoef te wijzen op de negatieve gevolgen van afhankelijkheid, die Oekraïne onlangs nog aan den lijve heeft moeten ondervinden.

Bij de nieuwe lidstaten ligt de behandeling van zaken als de veiligheid van energievoorziening bijzonder gevoelig. Zij proberen in allerijl de economische prestaties van de oude lidstaten te evenaren en daarom is voor hen een zekere energietoevoer nog dringender. Met name op het gebied van de stroomvoorziening hebben verschillende nieuwe lidstaten een energiestructuur geërfd die gedomineerd wordt door kernenergie. Ik persoonlijk denk dat het subsidiariteitsbeginsel moet worden toegepast op de ontwikkeling van dit type energie. Ik kan echter niet voorbijgaan aan het solidariteitsbeginsel, dat de afzonderlijke lidstaten in staat moet stellen dit type energie te ontwikkelen zonder bloot te worden gesteld aan negatieve bemoeienis van buitenaf. Ik ben blij met het initiatief van de Commissie om het onderzoek op dit terrein te ondersteunen, teneinde de opwekking van kernenergie in de toekomst veiliger te maken, bijvoorbeeld door middel van onderzoek naar hergebruik of naar technologieën voor kernfusie. Ik moet echter beklemtonen dat in de nieuwe financiële vooruitzichten onvoldoende middelen worden uitgetrokken voor met name dit soort onderzoek.

Het Groenboek over het energiebeleid richt zich meer op hernieuwbare energiebronnen. Ik heb daar geen grote bezwaren tegen. De Commissie moet echter verantwoordelijk handelen en het feit accepteren dat sommige lidstaten ook in de toekomst kernenergie willen blijven ontwikkelen, hoofdzakelijk om twee redenen. Ten eerste is het potentieel voor hernieuwbare energiebronnen in die landen niet groot, en kunnen zij daarom niet rekenen op duurzaamheid van die bronnen op lange termijn, en ten tweede hebben deze landen zeer positieve ervaringen met kernenergie opgedaan. Kernenergie is veilig, milieuvriendelijk en duurzaam op de lange termijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met deze resolutie. Daarmee wordt erkend dat er inderdaad een energiecrisis bestaat in Europa. Ik zeg u dat als afgevaardigde van het Verenigd Koninkrijk, waar de gasprijzen drie keer zo hoog zijn als in Nederland en waar fabrieken gewaarschuwd zijn dat ze als gevolg van gastekorten misschien tijdelijk zullen moeten sluiten. De Europese interne markt voor energie werkt niet. Het antwoord is echter niet dat men zich opsluit in een eng nationalisme, maar dat men samenwerkt en ervoor zorgt dat het systeem beter functioneert. We moeten een gemeenschappelijk Europees energiebeleid ontwikkelen.

De orkaan Katrina en het recente optreden van Gazprom/Rusland zijn twee belangrijke incidenten die ons in deze kwestie tot handelen hebben gedwongen. Ik ben bang dat we na de bemoedigende geluiden van Hampton Court, een aantal teleurstellende acties hebben moeten aanschouwen van de kant van lidstaten: een voortdurend falen om de bestaande wetgeving op dit terrein te implementeren, prijsafspraken op de energiemarkt, nieuwe vormen van protectionisme en het optreden van nieuwe nationalistische kampioenen. Dat alles voorspelt weinig goeds voor de bijeenkomst van morgen, waar we eigenlijk een Raad aan het werk hopen te zien, een Raad die niet langer achteruit fietst.

Dit is de eerste keer dat we in het Parlement de gelegenheid krijgen om te reageren op het Groenboek. Onze eerste reactie moet er een zijn van teleurstelling: er zijn geen nieuwe doelen en geen concrete voorstellen voor het in het leven roepen van een gemeenschappelijk energiebeleid. Er is geen schijn van kans dat er investeringen komen voor een bedrag van een triljoen euro, als niet meer wordt gepland voor de lange termijn.

In dit Groenboek wordt de kwestie van het transport en het vliegverkeer, en hun bijdrage aan het energiedebat ten enen male ontweken. Het Parlement zal daar nog hard aan moeten werken. Ik hoop dat we in staat zullen zijn om op dit terrein samen te werken, en dat er geen derde ernstig incident nodig zal zijn om de lidstaten ervan te overtuigen dat we op dit terrein moeten handelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, veiligheid van energievoorziening dient, als formule voor de oplossing van een werkelijk probleem, ook concrete gevallen van onveiligheid te bevatten, die specifiek zouden moeten worden omschreven. We zouden zelfs moeten voorzien in maatregelen voor het omgaan met bombardementen van pijplijnen en elektriciteitsleidingen. Beide hebben zich onlangs voorgedaan in Georgië, waarbij niemand er ook maar in de geringste mate aan twijfelde wie het politieke brein achter deze daden was. Er zijn ook natuurrampen denkbaar die de energievoorziening kunnen onderbreken. Het document over de veiligheid van de energievoorziening in Europa vermeldt nergens dat Europa voorbereid is op dergelijke rampen, laat staan op de plannen die iemand zou kunnen koesteren voor aanslagen op de energievoorziening. De mogelijke pleger van een aanslag, die energie als wapen wil gebruiken, kan alleen worden tegengehouden door de wetenschap dat zijn actie hem geen politieke winst zal opleveren en slechts op hemzelf zal terugslaan, omdat de staat die doelwit is, onmiddellijk zal worden gesteund en gecompenseerd met acties van gemeenschappelijke solidariteit door de Unie.

Daar moeten we onverwijld aan werken. De resolutie gaat daaraan voorbij. Terwijl wij discussiëren over veiligheid tegenover onveiligheid, doet zich een werkelijk probleem van milieuonveiligheid voor, dat verband houdt met de aanleg van een pijpleiding voor de energievoorziening van het Westen over de bodem van de Oostzee, hetgeen een uiterst kwetsbare manier is. Er heerst een merkwaardig zwijgen over de chemische wapens uit de Tweede Wereldoorlog die daar in grote hoeveelheden liggen te roesten, in afwachting van een eigen dag des oordeels.

De klok tikt door terwijl dit mechanisch verder bouwen aan pijpleidingen ons in steeds hoger tempo op een enorme ramp afstuurt. Wie zou daaronder lijden? Niemand behalve een paar onbelangrijke kleine landen aan de oostkust van de Oostzee. Wie biedt ons, de Baltische landen, garanties voor zowel energie als biologische overlevingskansen? Duitsland? De commissarissen van een verdeelde Unie? Wij hebben recht op een juist beleid en concrete Europese garanties. Alleen dan mag Europa met recht spreken van solidariteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben een gemeenschappelijke, Europese taak met betrekking tot het energiebeleid en daarbij doen zich twee belangrijke vraagstukken voor, waar wij mijns inziens heel duidelijk over moeten zijn.

Ten eerste is het uiteraard een van onze gezamenlijke taken te garanderen dat de interne markt naar behoren functioneert. Daarbij doen zich nu al veel belemmeringen voor. Wij moeten alle noodzakelijke maatregelen treffen en er voor zorgen dat niet alleen bedrijven grensoverschrijdend kunnen fuseren maar ook de interne markt zowel juridisch als technisch goed kan functioneren.

Er moeten gemeenschappelijke energienetten komen, omdat daarmee veel van onze gemeenschappelijke doelen kunnen worden gerealiseerd. Met gemeenschappelijke netten krijgen wij meer concurrentie en lagere prijzen. Als wij meer ruimte willen scheppen voor de ontwikkeling van hernieuwbare brandstoffen, dan hebben wij een grotere markt nodig waarop die ook kunnen worden afgezet en op commerciële basis kunnen worden ontwikkeld. Met gemeenschappelijke energienetten kunnen wij onze kwetsbaarheid verminderen, en krijgen wij tegelijkertijd de mogelijkheid van toegang tot veilige en goedkope elektriciteit.

Onze tweede gemeenschappelijke taak met betrekking tot het energiebeleid heeft uiteraard te maken met vraagstukken die vallen onder het buitenlands en handelsbeleid. Ook hier geldt mijns inziens dat het voor de solidariteit tussen onze landen van cruciaal belang is dat er gemeenschappelijke netten zijn. Wij kunnen over solidariteit en solidariteitsclausules praten tot we een ons wegen, maar in de grond van de zaak kunnen landen als Estland, Letland en Litouwen, of welk ander land dan ook, dat het slachtoffer kan worden van politieke chantage, in de praktijk pas echte solidariteit ervaren als er gemeenschappelijk energienetten zijn. Pas dan wordt die solidariteit echt werkelijkheid, in plaats van slechts een serie beleidsdoelstellingen.

In het buitenlands en handelsbeleid moet iedere vorm van samenwerking met Rusland gebaseerd zijn op duidelijke en transparante voorwaarden voor handel en distributie. De EU moet een beleid voeren dat Rusland ertoe beweegt toe te zeggen onder veilige voorwaarden energie te zullen leveren aan iedere afzonderlijke lidstaat. Op die manier krijgen wij een goed energiebeleid, solidariteit en een beter Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Liese (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, Europa is te afhankelijk van fossiele brandstoffen. De afgelopen weken hebben duidelijker dan ooit aangetoond dat er in die situatie verandering moet komen. De prijzen voor producenten en consumenten rijzen de pan uit. Er is nog niet echt sprake van een zekere energievoorziening en de huidige energievoorziening is ook nog niet echt klimaatvriendelijk. Mevrouw Morgan had het over Katrina. Daarnaast zijn er nog vele andere orkanen geweest, en volgens de wetenschappers is dat hoogstwaarschijnlijk al een gevolg van de klimaatverandering.

Daarom moeten wij onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. Ik vind drie dingen daarbij van essentieel belang. In de eerste plaats kernenergie. Wij mogen veilige kerncentrales niet om politieke redenen sluiten. Daarom verzoek ik om steun voor het amendement van de PPE-DE-Fractie op dit punt. Ik vind het jammer dat de Duitse bondskanselier, mevrouw Merkel, dat vanochtend in haar betoog niet met zoveel woorden heeft kunnen zeggen vanwege de coalitie met de sociaal-democraten. Aan de andere kant doet het mij deugd dat de sociaal-democraten in dit Europees Parlement langzaamaan hun standpunt in heroverweging nemen. Wellicht dat dit ertoe leidt dat mevrouw Merkel over een jaar het gebruik van kernenergie namens de gehele Duitse regering kan verdedigen.

Daarnaast zijn er nog vele andere punten waaraan niet alleen mevrouw Merkel, maar wij allemaal onze steun kunnen geven. Dat zal zij morgen in haar betoog in het kader van haar grote toespraak ook zeker doen. Eén van die punten is dat wij niet langer zonder energie-efficiëntie kunnen. Er wordt in Europa energie verspild en dat mogen wij niet langer toestaan. Wij hebben ook een efficiënte uitbreiding van het gebruik van hernieuwbare energie nodig. Dat is onvermijdelijk, maar dat dient wel zonder langlopende subsidies te gebeuren. Daarom verwijs ik nog een keer naar de richtlijn waar het Europees Parlement om heeft verzocht betreffende verwarming en koeling. Op dit gebied is het potentieel zeer groot en zijn de kosten relatief laag. Daarom moeten wij op korte termijn ook concrete maatregelen nemen.

Ik steun de onderhavige ontwerpresolutie omdat de genoemde eisen hierin terug te vinden zijn en de Commissie en de Raad daarin worden aangespoord om op energiegebied meer haast te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Renato Brunetta (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, om een gemeenschappelijk energiebeleid op te zetten moet de Commissie allereerst de liberalisatie van de gas- en elektriciteitsmarkt voltooien. Het moet afgelopen zijn met de asymmetrie en de slimmeriken. De Commissie moet zich verzetten tegen elke maatregel die tot doel heeft het vrij verkeer van kapitaal te dwarsbomen en moet elke vorm van concurrentieverstoring, die veroorzaakt wordt door de protectionistische steun van de regeringen aan de nationale kampioenen, vermijden. De geloofwaardigheid van de Commissie staat hier op het spel, mijnheer de commissaris.

Zoals bekend is energie zowel een productiefactor als een verbruiksgoed. Beide zijn essentieel voor de ontwikkeling van onze economie en voor de handhaving van een hoge levensstandaard. Het gemeenschappelijk energiebeleid is samen met het gemeenschappelijk buitenlands beleid het instrument bij uitstek om deze doelstellingen van het uitgebreid Europa te bereiken. Dat is het politieke doel. Zijn wij in staat dat te bereiken?

Europa is verdeeld in twee fronten: er zijn er die vertrouwen hebben in Rusland, en er zijn er die alleen maar kritiek hebben op Rusland, ofschoon ze bijna uitsluitend van Rusland afhankelijk zijn voor hun energie. Op de Europese energiemarkt is Rusland een leverancier waar men niet om heen kan, maar waar men ook niet te zeer verknocht aan mag zijn. Diversificatie van de energiebevoorrading is daarom van essentieel belang. Wij moeten Europese oplossingen zien te vinden op energiegebied. Kortom, wij moeten met één stem zien te spreken. Zijn wij daartoe in staat?

Diversificatie van de energiebevoorrading lijkt onontkoombaar te zijn. Hetzelfde geldt voor de verbetering van de energievervoersnetwerken, de gaspijpleidingen en de havens. Het is belangrijk in de strategie een energiedimensie te ontwikkelen en te zorgen voor veiligheid in de Europese Unie. Ook moeten de openbare en particuliere investeringen in alternatieve en hernieuwbare energiebronnen worden verhoogd. Zijn wij daartoe in staat?

Kortom, een energiebeleid als materiële grondwet voor het nieuwe Europa: dat is de boodschap die wij onze burgers moeten geven. Zijn wij daartoe in staat?

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen het licht uitging in Californië, in Turijn en zelfs in mijn eigen woonplaats Wexford - om nog maar te zijgen van het recente Gazprom-incident - gingen veel gedachten ineens uit naar de veiligheid van de energievoorziening, die zowel strategisch als economisch voor ons van doorslaggevend belang is, met name omdat de afhankelijkheid van energie-import en de kosten exponentieel stijgen. Uit het Groenboek blijkt dat als we er niet in slagen onze binnenlandse energie concurrerender te maken in de komende decennia, 70 procent van de energiebehoefte van de Unie zal moeten worden gedekt met geïmporteerde producten, tegen 50 procent op dit moment. Het merendeel daarvan komt uit regio's die worden bedreigd door geopolitieke instabiliteit.

Dat cijfer maskeert echter de veel hogere afhankelijkheid die de perifere en geografisch geïsoleerde energiemarkten van geïmporteerde energie vertonen, zoals de Baltische landen en Ierland en andere eilandeconomieën. In Ierland is de afhankelijkheid van geïmporteerde energie gestegen van 65 procent in 1990 naar meer dan 90 procent nu, en die afhankelijkheid neemt nog steeds toe. Onze binnenlandse fossiele brandstoffen, turf en aardgas, raken sinds 1995 in hoog tempo uitgeput, terwijl het recordtempo waarmee de economie en de industrie zijn gegroeid, de vraag heeft opgedreven.

Hoewel de mix van energiebronnen een zaak moet blijven van de afzonderlijk lidstaten, is een aanval op één lidstaat op een gemeenschappelijke markt een aanval op allen. Solidariteit in de EU zal essentieel zijn bij het veiligstellen van een billijke verdeling van de voorraden die afkomstig zijn van gebieden buiten onze grenzen, via de voltooiing van een concurrerende, geïntegreerde interne energiemarkt. Dat is niet mogelijk zonder extra fysieke capaciteit in de vorm van trans-Europese netwerken, die ons allemaal aansluiten op een Europees netwerk.

In elke lidstaat moet een effectieve splitsing tot stand worden gebracht tussen het netwerk en de gas- en elektriciteitsleverantie: in Ierland is deze alsnog niet voltrokken.

Zowel op het niveau van de EU als op dat van de lidstaten moeten we de ontwikkeling en de mainstreaming van de eenentwintig typen hernieuwbare energie stimuleren, niet in de laatste plaats vanwege de klimaatverandering. Ik krijg de indruk dat er, vooral wat betreft biobrandstoffen, geen gebrek is aan belangstelling: onderzoeks- en investeringskringen draaien erom heen, maar zijn nog te bang om in het diepe te duiken. Discussie, goede voornemens en interesse zijn niet voldoende. Er zijn daadwerkelijke katalysatoren nodig op financieel gebied en in de regelgeving om het onderzoek te doen groeien en de ontwikkeling van proefprojecten op gang te brengen waarbij baanbrekende hernieuwbare technologie wordt toegepast.

Het vraagstuk van de ontkoppeling van economische groei en energieconsumptie en het hele verhaal van beheersing van de vraagkant kunnen niet worden genegeerd. De wereldvraag naar energie en de uitstoot van kooldioxide zullen naar verwachting tegen 2030 met 60 procent zijn gestegen. Door alleen al de maatregelen voor energie-efficiëntie te intensiveren kan tegen 2020 de vraag met 20 procent worden teruggedrongen.

Commissaris, wacht niet tot het licht weer uitgaat! Laten we nu in actie komen en in vredestijd de veiligheid van de energievoorziening bovenaan op de agenda handhaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). - (SL) Energie is van fundamenteel belang voor onze activiteiten en voor het welslagen van het beleid dat wij hebben uitgestippeld. Hoe en of we überhaupt de doelstellingen van de Strategie van Lissabon zullen halen, is onlosmakelijk verbonden met de situatie op energiegebied.

Geachte commissaris, u bent zich bewust van deze stand van zaken. Daarom hebt u ook de werkzaamheden in een hogere versnelling gebracht en deze maand een Groenboek gepubliceerd over een gemeenschappelijk Europees energiebeleid. Het is inderdaad de hoogste tijd om een antwoord te geven op de volgende vragen: hoe kunnen we een voldoende en veilige energievoorziening tegen concurrerende prijzen verzekeren en tegelijkertijd zorgen voor het milieu? Hoe zal onze energiemix er in de toekomst uitzien? Hoe stabiel zijn de regio's van waaruit we onze energie kunnen invoeren? Hoe hoog is de huidige prijs ervan en hoe hoog zal die in de toekomst zijn? Wat is de invloed van ons energieverbruik op het milieu, enzovoort?

In onze antwoorden moeten we een realistische inschatting maken van de bijdrage die de individuele primaire energiebronnen aan de gehele Europese energiemix leveren, en moeten we de efficiëntie van bestaande en potentiële, nog in ontwikkeling zijnde nieuwe technologieën op een eerlijke manier evalueren, rekening houdend met de natuurlijke omstandigheden in de lidstaten. We moeten ophouden met politieke retoriek; het is tijd om de huidige stand van zaken onder ogen te zien.

Ik wil er vooral op wijzen dat kernenergie in de Europese politieke ruimte geen taboe meer kan en mag zijn. Kernenergie veroorzaakt ook vandaag geen uitstoot van broeikasgassen, maakt het mogelijk om uranium in te voeren uit verschillende, ook politiek stabiele landen, en biedt juist daarom een stabiele en concurrerende prijs. Het toekomstig wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkelingen op dat vlak laten vermoeden dat de efficiëntie nog zal toenemen, dat de hoeveelheid radioactief afval zal verminderen en de veiligheid zal toenemen. Op basis daarvan moet kernenergie een plaats krijgen in de Europese strategische documenten en bij het nemen van concrete maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans Winkler, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, dit debat van vandaag was van groot belang, gezien de Raad van morgen en gezien het feit dat de staatshoofden en regeringsleiders zich morgen zeer intensief zullen bezighouden met het vraagstuk van de energievoorziening. Ik wil dan ook allen hartelijk danken die hieraan hebben deelgenomen. Aangezien ik niet voldoende tijd heb om in te gaan op alles wat hier is gezegd - en er is veel belangrijks gezegd - zal ik enkel, bij wijze van afsluiting, een aantal punten aanstippen.

De heer Rübig heeft er terecht op gewezen dat er een uitgebreider debat dient te komen over dit probleem, en dat op alle terreinen waarop de Europese Unie actief is, men zich moet gaan bezighouden met energievoorziening. Het voorzitterschap is zich hiervan bewust en werkt op dit punt uiteraard ook samen met de Commissie, waarbij ik commissaris Piebalgs hartelijk wil danken voor de samenwerking die wij van meet af aan met hem hebben gehad. Ik denk dat hij de eerste commissaris is met wie we zo nauw hebben kunnen samenwerken, en daar ben ik hem bijzonder dankbaar voor.

Ook de lidstaten dienen zich hierbij echter aan te sluiten, omdat we alleen met gezamenlijke inspanningen in staat zullen zijn onze doelstellingen te bereiken, te weten: veiligheid van energievoorziening, concurrentievermogen en duurzaamheid. Die vraagstukken dienen de speerpunten te zijn van het Europese energiebeleid.

Europa moet met één stem tegen derde landen spreken als het om ons energiebeleid gaat. Dat is door een aantal sprekers onderstreept. De heer Brunetta heeft dit gezegd, evenals de heer Brok, de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken. Ook dat is buitengewoon belangrijk en een taak waar we ons met veel engagement van moeten kwijten.

De heer Goebbels en commissaris Piebalgs hebben het beide over solidariteit gehad. Solidariteit is inderdaad een heel wezenlijke factor, en morgen zullen de staatshoofden en regeringsleiders dit erkennen in hun verklaring en in de conclusies die zij zullen aannemen. De heer Goebbels verzocht om een politique énergique plus solidaire, en dat is goed uitgedrukt.

De heer Turmes liep al vooruit op hetgeen de staatshoofden en regeringsleiders morgen zullen zeggen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet weet wat ze zullen zeggen. Misschien zijn anderen beter geïnformeerd. Maar één ding kan ik wel zeggen: het debat van morgen over de energievoorziening is grondig voorbereid, ook door de ministers van Energie en door de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Uiteraard weten we niet hoe de tekst eruit zal zien die de staatshoofden en regeringsleiders uiteindelijk zullen aannemen, maar deze zal - zo neem ik aan - enkele zeer belangrijke zaken bevatten. Het zal geen belijdenis van nationale belangen zijn, maar er zal morgen besloten worden tot een Europees energiebeleid. Dat kunnen we vandaag al wel zeggen.

(EN) Mevrouw Ek heeft opgemerkt dat de concurrentie gehandhaafd moet worden. Ik wil graag in de eerste plaats verwijzen naar het debat van tien dagen geleden in Straatsburg, waar ik namens de Raad, samen met de commissaris die voor mededinging verantwoordelijk is, heel duidelijk heb gesteld dat wij heel erg voor concurrentie zijn, en dat we de regels daarvoor moeten handhaven, met name op energiegebied. Ik zou graag willen wijzen op een kleine passage uit het energiebeleid voor Europa. Die passage gaat precies over datgene waar u naar vroeg, en geeft aan dat, in het streven naar de belangrijkste doelstellingen van het energiebeleid voor Europa, een beleid moet worden opgesteld dat waarborgen biedt voor transparantie en een niet-discriminerende markt, de mededingingsvoorwaarden eerbiedigt, de verplichtingen inzake openbare dienstverlening nakomt en de soevereiniteit van de lidstaten ten aanzien van hun primaire energiebronnen en de keuze van de mix van energiebronnen volledig respecteert.

(DE) Veel daarvan is hier ook gezegd, en ik kan het alleen maar bevestigen en onderschrijven.

Mevrouw Rothe verzocht om specifieke doelstellingen voor een groter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, en ik ben het volledig met haar eens. Het Oostenrijks voorzitterschap is bijzonder ambitieus en zet zich daar volledig voor in. Uit dit debat is echter ook gebleken dat er op veel punten geen overeenstemming bestaat. Een samenhangend, consistent energiebeleid voor Europa kan niet van de ene dag op de andere worden opgebouwd.

Het is belangrijk dat de staatshoofden en regeringsleiders morgen een stevige impuls geven, en dat de lidstaten, de Raad en de Commissie voortbouwen op de beginselen die morgen worden uitgewerkt en aanvaard. Op die wijze kunnen we uiteindelijk bereiken wat we allemaal willen: veiligheid van energievoorziening, grotere efficiëntie en een constructieve dialoog met derde landen, zodat het gebruik van schone energie in de toekomst en voor toekomstige generaties gewaarborgd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Andris Piebalgs, Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, na zo’n stimulerend en boeiend debat, zou ik de vrijheid willen nemen om mijn afsluitende opmerkingen iets langer te maken dan gebruikelijk.

In een situatie als deze krijgen we al snel de neiging om in de geschiedenis te gaan zoeken naar moedige beslissingen inzake energiebeleid. Ik heb er tot nu toe een gevonden: zij stamt uit de tijd van voor de Eerste Wereldoorlog. Winston Churchill was op dat moment verantwoordelijk voor de marine en besloot de Britse marine op een andere brandstof te laten overschakelen: van kolen, die in het eigen Wales gedolven werden, op olie. Op de vraag of dat wel veilig was, zei hij dat diversificatie het antwoord was. We staan voor een even grote uitdaging als hij indertijd. Laten we dan ook moed vatten. Het is niet de OPEC of Rusland die de sterkste troeven in handen heeft. Die hebben wij.

Ik ben ervan overtuigd dat in de huidige uitdaging het grootste concurrentievoordeel is weggelegd voor het deel van de wereld dat niet alleen energie-efficiënt is, maar ook in staat is zijn vraag te beheersen. Dat is de sleutel tot succes. Lukt dat niet, dan worden we zelfs met de beste diversificatie niet duurzaam. Dat is een van de grootste uitdagingen waar we voor staan.

Een tweede belangrijk gegeven is dat we nu voor complexere keuzes staan dan alleen die tussen steenkool en aardolie. Willen we ook in deze situatie succesvol zijn en de doelen realiseren die we ons gezamenlijk gesteld hebben, dan dienen we er ook van doordrongen te zijn dat we die doelen kunnen halen, net zoals we eerdere doelen hebben kunnen halen. Dat is cruciaal.

Solidariteit is van het grootste belang, maar tegelijk dienen we te beseffen dat solidariteit ook het een en ander aan ‘huiswerk’ van ons vraagt en zijn prijs heeft. Zo zouden we, om een voorbeeld te noemen, de koppeling van de Litouwse en de Poolse stroomnetten niet alleen als een commerciële kwestie moeten beschouwen, maar ook als een teken van solidariteit. Die koppeling moet er komen, maar niet slechts uit commerciële overwegingen.

Ik heb nogal wat sceptische opmerkingen gehoord over de markt, ofschoon de markt juist de kracht van de Europese Unie uitmaakt. Er is veel commotie rond ‘nationale kampioenen’. Toch zal elk geval apart, op basis van het Europese mededingingsrecht beoordeeld worden. Mocht zich daarbij de noodzaak voordoen om die wet aan te scherpen, dan is dat een ander verhaal. In een debat laaien de emoties altijd op. De wet daarentegen wordt naar de letter toegepast, en eerlijke concurrentie zal uiteindelijk zegevieren.

Ongetwijfeld zijn er nieuwe technologieën nodig. De olieprijs is een regelrechte stimulans om zulke technologieën te ontwikkelen. Onlangs kwam mij nog een uiterst interessant voorstel ter ore voor het bouwen van supernetwerken, waarin vele buitengaatse windmolenparken gekoppeld worden. Als je vertegenwoordigers van kleine en middelgrote bedrijven op het gebied van hernieuwbare energie en verwarmingstechniek vraagt waar ze het meest bij gebaat zijn, zeggen ze dat de olieprijs vooral maar hoog moet blijven. Dat leidt tot grotere diversificatie en zet onze onderzoekers aan tot technologische innovaties. Daarmee zijn we echter wel weer terug bij het feit dat we niet sterker zijn dan onze wil. We kunnen wel zwak zijn en niet in onze mogelijkheden geloven, maar er is niemand die ons te hulp zal schieten, noch Rusland, noch Saoedi-Arabië. We moeten onszelf helpen.

Wat dat betreft geloof ik in de noodzaak van debatten als dit. De strategic EU energy review zal een solide basis voor een zakelijke discussie bieden en het nemen van de juiste beslissingen vergemakkelijken. Toch is het nog steeds mijn overtuiging dat de sleutel tot succes in onze kracht als Unie ligt: in onze democratie, in onze kijk op de internationale betrekkingen en markt. Die markt functioneert echter alleen als wij voor een stabiel investeringsklimaat zorgen. Dan zal de markt ons brengen waar wij behoefte aan hebben.

Ik dank u hartelijk voor uw discussiebijdragen. Ik ben ervan overtuigd dat we deze discussie zullen voortzetten en dat we het eens zullen worden over de inhoud van een Europees energiebeleid.

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Tot besluit van het debat zijn vijf ontwerpresoluties ingediend(1), overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 
  

(1)Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid