De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0055/2006) van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie juridische zaken, over het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen (2005/2022(INI)).
Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, staat u me toe te beginnen met een wat ketterse opmerking. In dit halfrond bespreken we de belangrijke verslagen kort voor middernacht en behandelen we de esoterische onzin in de vorm van resoluties tijdens de beste zendtijd overdag. Als we moeten debatteren over de kwestie van parlementaire hervormingen - er ligt namelijk een voorstel van de Parlementsvoorzitter op tafel - dan stel ik voor het ook eens te hebben over een goed doordachte agenda voor de plenaire vergaderingen, opdat belangrijke thema’s op het juiste ogenblik behandeld kunnen worden. Daarna kunnen we ons ernstig bezighouden met het beknotten van de rechten van de Parlementsleden.
Het gaat hier om het Europees burgerlijk recht. Het gaat hier eenvoudigweg om inspanningen van de Commissie om op vele gebieden het Europese burgerlijke recht vorm te geven via een referentiekader met betrekking tot een zekere aanloop daartoe, en wel dusdanig dat zich de gevolgen daarvan op de wetgeving op civielrechtelijk gebied van zowel de lidstaten als de Europese Unie generatieslang doen gevoelen.
Gedeeltelijk gaat het debat zelfs over de vraag of onze werkzaamheden op dat vlak uiteindelijk misschien kunnen uitmonden in een gemeenschappelijk Europees burgerlijk recht. Ik druk me hierbij uiterst voorzichtig uit, maar het gaat hier dus om een echt belangrijk en beslissend voornemen.
Het Europees Parlement volgt al vele jaren de inspanningen van de Europese Commissie met het oog op een Europees burgerlijk recht. Door middel van verschillende resoluties heeft het Parlement zich daarover sinds 1989 positief geuit en zijn steun toegezegd. Dat doen we ook met dit resolutievoorstel.
We bevinden ons in een heel kritieke fase. Momenteel werken we aan het referentiekader en aan de herbewerking van het acquis op het vlak van consumentenbescherming. Het is een kritieke fase omdat er nu beslist wordt of onze werkzaamheden uiteindelijk succesvol zullen zijn of geen bevredigend resultaat zullen opleveren. Van doorslaggevend belang is daarbij ook de kwaliteit van de inhoud, die op dit moment vastgelegd wordt.
Daarom is het Europees Parlement van mening dat de initiatieven van de Commissie fundamenteel de juiste weg opgaan, maar dat er een hele reeks verbeteringen moet worden aangebracht. We hebben vooral de indruk dat de samenwerking tussen de onderzoeksgroepen, die een gemeenschappelijk referentiekader voor het burgerlijk recht uitwerken, en de netwerken uit de praktijk niet goed loopt. We zouden graag zien dat de onderzoeksgroepen op een gepaste manier rekening hielden met de ervaring van de mensen uit de netwerken, die in de praktijk staan. Als Commissie juridische zaken benadrukken we dat.
Een ander belangrijk punt is dat er een duidelijk verschil moet zijn tussen ”b to b” - dat wil zeggen „business to business“ - en „business to consumer“. We willen de consument beschermen, maar ook ondernemingen moeten in hoge mate de vrijheid hebben om verbintenissen aan te gaan. Bureaucratische voorschriften mogen hun mogelijkheden niet inperken.
Daarenboven moet gegarandeerd worden dat wat momenteel binnen de grenzen van dat referentiekader ontwikkeld wordt, en wat later tenminste op Europees niveau een belangrijk stuk soft law zal vormen en invloed op de hele burgerlijke wetgeving zal hebben, niet zomaar zonder deelneming van de wetgevers - Parlement en Raad - plaatsvindt. Het volstaat daarbij niet dat het Parlement en de Raad hun standpunt bepalen bij de uitwerkingsprocedures, maar ze moeten ook inhoudelijk deelnemen aan de ontwikkelingen betreffende het referentiekader. Op een later tijdstip zijn zij het namelijk die de delen van het referentiekader die vastgelegd moeten worden, als wet moeten aannemen en ze later bij de burgers moeten behartigen.
Tegen die achtergrond is het van belang dat het Parlement ook inhoudelijk kan deelnemen. Volgens ons moet dat op twee manieren verlopen. Ten eerste doordat de Commissie het Parlement voortdurend uitvoerig op de hoogte houdt en informeert over de vooruitgang die bereikt wordt bij de uitwerking van het referentiekader en bij de verbetering van het consumer acquis. We moeten de mogelijkheid hebben permanent een standpunt in te nemen.
Een tweede manier - die we graag ingang zien vinden en waarvoor we hier al de eerste organisatorische stappen gezet hebben - omvat de oprichting van een projectgroep, een werkgroep, bestaande uit rapporteurs en schaduwrapporteurs van de twee commissies die hierbij betrokken zijn. Het doel van deze groep is de werkzaamheden van de Commissie, van de onderzoekers en de netten intensief te begeleiden en bij bepaalde juridische kwesties een political guidance te geven, bijvoorbeeld bij de vraag wat valt onder „business-to-business“- en onder „business-to-consumer“-wetgeving.
Dat zijn voor ons doorslaggevende punten, die naar onze overtuiging nog geregeld moeten worden. Het sterkere engagement van het Parlement wordt daarbij toegejuicht en is ook noodzakelijk. Dat zijn de belangrijkste elementen van de resolutie die we hier behandelen. Tot slot zou ik nog willen vermelden dat het volgens mij gaat over het gewichtigste plan waaraan de Europese Commissie en de Europese instellingen in deze legislatuur begonnen zijn. Het is veruit het belangrijkste voornemen, en met het oog daarop verwacht ik eigenlijk dat we proberen om dit met succes af te ronden. Het is immers ook van groot belang voor het samengroeien van de Europese interne markt en voor de mogelijkheid dat iedereen die daarbij betrokken is - consumenten en bedrijven - daaruit zijn voordeel haalt.
Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag de heer Lehne bedanken voor dit verslag. De Commissie is oprecht verheugd over het belang dat het Parlement hecht aan het gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis op consumentengebied. De Commissie is verheugd dat het Parlement in grote mate dezelfde ideeën heeft wat betreft de noodzaak bij de herziening van het consumentenacquis een hoog niveau van consumentenbescherming in te bouwen.
Het Parlement ziet de ontwikkeling van het gemeenschappelijk referentiekader als iets onvoorspelbaars en stelt dat het op de lange termijn zou kunnen uitmonden in een Europese gedragscode of zelfs een Europees burgerlijk wetboek. Ik wil hier benadrukken dat de Commissie, en commissaris Kyprianou in hoogsteigen persoon, duidelijk en herhaaldelijk heeft medegedeeld dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is een Europees burgerlijk wetboek op te stellen. De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk referentiekader een beter wetgevend instrumentarium is om te zorgen voor de nodige coherentie waar het gaat om de herziening van bestaande wetgeving en de goedkeuring van nieuwe instrumenten op het gebied van het verbintenissenrecht, en van consumentenovereenkomsten in het bijzonder, het onderwerp waarop onze werkzaamheden nu meer in het bijzonder zijn gericht.
Er is nog geen beslissing genomen over de juridische vorm van dit instrument, noch over de vraag of en in welke mate het bindend zou moeten zijn. Indien de Commissie van mening is dat dit instrumentarium niet slechts voor intern gebruik door de Commissie zal moeten dienen, dan is een beslissing hierover een regelrecht politiek besluit, dat om die reden dan dient te worden genomen door de Commissie, het Parlement en de Raad.
De Commissie heeft er het volste begrip voor dat het Parlement geïnformeerd wil blijven over en betrokken wil zijn bij de voortgaande werkzaamheden rond het gemeenschappelijk referentiekader. Wij zijn daarom ingenomen met de betrokkenheid van het Parlement bij dit proces en vooral met de oprichting van de werkgroep. De Commissie zal ook in de toekomst op de meest aangewezen manier het Parlement op de hoogte blijven houden van de ontwikkelingen. Commissaris Kyprianou zal regelmatig met de relevante commissies van het Parlement in overleg treden over de voortgang van de werkzaamheden rond het gemeenschappelijk referentiekader en met name over de tussenliggende politiek relevante stappen.
Tot slot wil ik het Parlement bedanken voor zijn bemoedigende woorden en de steun voor onze werkzaamheden op het gebied van dit belangrijke dossier.
Diana Wallis (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ingenomen met het verslag van de heer Leinen, en wel zozeer dat mijn fractie tegen elk amendement hierop zal stemmen. Ondanks alle eensgezindheid en ondanks het late uur zijn wij allen van mening dat het van essentieel belang is een debat te voeren over dit belangwekkende verslag.
In het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming hebben wij met name stilgestaan bij het feit dat dit een oefening is in beter wetgeven. Het gemeenschappelijk referentiekader en de herziening van het acquis zouden een enorme bijdrage kunnen leveren aan een betere werking van de interne markt. Het samenstellen van het gemeenschappelijk referentiekader is echter - en dit was onze belangrijkste zorg - een politieke aangelegenheid, aangezien het politieke keuzes met zich meebrengt. Om die reden dient het Europees Parlement volledig als medewetgever bij het proces te worden betrokken.
Het juichen allen de instelling van de projectgroep toe, omdat dit voor de toekomst duidt op een goede samenwerking met de Commissie. Wat voor ons nog wel aanleiding is tot enige zorgen is dat de Commissie blijk moet geven van een coherente benadering. Dat houdt in dat niet alleen DG Sanco, maar ook DG Justitie en DG Interne markt volledig bij het proces dienen te worden betrokken.
Maar bovenal is dit project van praktisch belang voor de interne markt, voor zowel de consumenten als het bedrijfsleven. In mijn eigen land - dat nou niet bepaald bekend staat om zijn steun voor iets dat ook maar enigszins lijkt op een Europese verbintenissenwet - is er door een groot advocatenkantoor een onafhankelijke enquête uitgevoerd, waaruit blijkt dat de incoherente wetgeving op het vlak van verbintenissenrecht op de interne markt leidt tot hoge transactiekosten.
Dit is volgens mij een duidelijk voorbeeld van datgene dat velen van ons altijd al aanvoelden: dit soort praktische vooruitgang op het gebied van het Europees burgerlijk recht kan er mede toe leiden dat Europa populairder wordt, maar alleen indien we het goed overbrengen. Hiervoor moet er echter wel een discussie en debat plaatsvinden. Dit is niet slechts een juridisch-technische aangelegenheid, dit is een politieke kwestie. Mocht het ooit komen tot een Europese verbintenissenrecht, dan kunnen we het ons niet veroorloven dat deze hetzelfde lot zal zijn beschoren als de Grondwet vorig jaar. Er dient politieke steun voor te bestaan. Ik hoop dan ook dat wij hier samen het juiste mechanisme hebben gecreëerd om dat voor elkaar te krijgen.
Giuseppe Gargani, namens de PPE-DE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, zoals de commissaris zojuist al zei, heeft de Commissie in september 2005 een eerste jaarverslag ingediend over de stand van de zaken in het Europees verbintenissenrecht en over de herziening van het communautair acquis. Een van de geplande maatregelen is, zoals de rapporteur heeft gezegd, de instelling van een gemeenschappelijk referentiekader voor het communautair verbintenissenrecht.
De Commissie is van mening dat met het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk referentiekader ook de nationale wetgevers de mogelijkheid kan worden geboden om hiervan gebruik te maken in de niet met het communautair recht geregelde sectoren. Het vigerend corpus juris, dat voornamelijk betrekking heeft op de bescherming van de consumenten, moet worden verbeterd en daaraan moet een reeks gemeenschappelijke beginselen worden toegevoegd die een zeker maar soepel referentiekader bieden aan de burgers en de mensen in het juridische beroep.
De rapporteur, de heer Lehne, heeft kostbaar en belangrijk werk verricht in de commissie, en vanavond heeft hij zijn opmerkingen gepresenteerd over een maatregel die van historisch belang is. In zijn verslag geeft hij een omschrijving van het strategische vooruitzicht voor de toekomstige activiteiten van de Commissie en dringt hij krachtig aan op betrokkenheid van het Europees Parlement.
Als voorzitter van de Commissie juridische zaken heb ik een groot harmonisatieproces en zelfs codificatieproces van de onder het Europees verbintenissenrecht vallende sectoren op touw gezet. Ik zeg dit om met nadruk te wijzen op het werk van de rapporteur. Dit is een historisch moment, los van de resultaten die daarmee worden bereikt, want tot nu toe vond de communautaire harmonisatie plaats door middel van richtlijnen met een min of meer beperkt - of uitgebreid - toepassingsgebied. Aan het consumentencontract worden nu de richtlijnen betreffende de toepassing van elektronische en computertechnologie toegevoegd.
Vanaf vandaag beperken de taken zich niet meer tot de coördinatie van het vigerend recht. Deze zullen nu op de toekomst gericht zijn, op uniforme definities van de in de richtlijnen opgenomen indicatieve termen, op de vaststelling van gemeenschappelijke beginselen op contractgebied, hetgeen de aanzienlijke verschillen kan verminderen. Dit is een regelgevend proces, een kennisproces dat ook verder kan gaan dan het huidig recht en kan uitgroeien tot een modern wetboek. Men had zelfs gedacht aan een uniform wetboek van verbintenissenrecht, opgesteld aan de hand van principes. Maar zover komen wij nog wel. Het uitgangspunt is het onderzoek van de richtlijnen, die tegen het licht van de in de lidstaten van toepassing zijnde bepalingen worden gehouden, en daarvan uitgaande probeert men een soort gemeenschappelijke grondslag te creëren voor het communautair verbintenissenrecht.
Ik sluit af met de opmerking dat het convergentieproces op het gebied van privaatrecht, en met name op het gebied van het Europees verbintenissenrecht, een vergevorderde realiteit is, vanuit het standpunt van het communautair recht bekeken en uitgaande van een diepgaand onderzoek van vergelijkende analysestudies. Ik beklemtoon de hoofdrol van het civiel recht. Het civiel recht en het verbintenissenrecht kunnen het Europees burgerschap en de economische en civiele uitwisselingen in Europa alleen maar bevorderen.
Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat dit debat op een goed moment komt, want dit is een onderwerp waarover we moeten nadenken; er ligt nog maar weinig op tafel. Dit is geen vurig debat over iets wat nu meteen gaat gebeuren: het is iets waarmee de Commissie net is begonnen, en waar wij in het Parlement achter staan.
Degenen die nu aanwezig zijn, zijn waarschijnlijk de paar mensen die in dit doel of in deze mogelijkheid geloven, maar ik geloof niet dat een eengemaakte markt, een interne markt van de Europese Unie, mogelijk is zonder verbintenissenrecht.
En als ik zeg verbintenissenrecht, bedoel ik precies dat: recht. Ik vind het zorgwekkend dat de Commissie heeft gezegd dat we niet weten wat voor een juridisch instrument er komt. In de Europese Unie kennen we geen “zachte wetgeving”, geen soft law; het grote voordeel van de Europese Unie is dat ze een solide wetgeving, een positieve wetgeving tot stand heeft gebracht die door de gerechtelijke instanties wordt toegepast, en we hebben nauwkeurigheid nodig.
In het recht staat juridische nauwkeurigheid voorop: nauwkeurigheid wat betreft de aard van de verplichtingen en nauwkeurigheid wat betreft de inhoud. En daarom denk ik dat het belangrijk is dat we in dit stadium al nadenken over duidelijke, bindende juridische instrumenten die niet louter aanbevelingen zijn. Noch zelfregulering, noch co-regulering, noch soft law zijn een oplossing voor de juridische problemen die zich hier voordoen.
In dit opzicht wijst de Commissie in haar verslag niet alleen op de mogelijkheden van een Europees verbintenissenrecht, maar ook op een herziening van het acquis op het gebied van consumentenbescherming.
Ik denk dat we voor ogen moeten houden dat het op dit moment ondenkbaar is dat de consument bij verbintenissen hetzelfde wordt behandeld als een bedrijf. Betrekkingen tussen consumenten en bedrijven zijn van een andere juridische aard en de huidige rechtsstelsels moeten dat onderkennen. Dat beogen mevrouw Berger en mevrouw Patrie met hun amendementen: dat een zekere bescherming van de consument gewaarborgd blijft.
In ieder geval wil ik de heer Lehne en mevrouw Wallis bedanken voor hun werk, en ik wil ook de Commissie ervoor bedanken dat zij de ingeslagen weg blijft volgen, want ik denk dat we de toekomst van de Europese Unie gestalte moeten geven door een communautair privaatrecht, zoals de heer Gargani al zei, en vooral, in de nabije toekomst, door een bindend verbintenissenrecht, en niet door louter aanbevelingen.